BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP VAN 15 september 1997 Vonnisnummer Datum : Rechters : Middel : Artikel : Belastingjaar : Plaats : Essentie :
: 1996-023 (volgens Jurdoc CD-rom 1977-023) 15 september 1997 mrs. H. Warnink, J. Moltmaker en Th. Groeneveld Inkomstenbelasting 11 1989 Aruba De kennis van de belastingadviseur wordt aan belanghebbende toegerekend. Ernstige en in verhouding omvangrijke verzwijging van inkomsten: boete 100%. Vervreemdingsprijs is contante waarde van de koopprijs. Met betalingsgedrag van de kopers in de volgende jaren wordt geen rekening houden.
Loop van het geding Voor de loop van het geding verwijst de Raad in de eerste plaats naar zijn tussenbeschikking van 7 november 1996, nr. 1995/81. Bij die beschikking heeft de Raad appellant ontvankelijk verklaard in zijn beroep en de Inspecteur in de gelegenheid gesteld alsnog schriftelijk op de hoofdzaak in te gaan. De Inspecteur heeft vervolgens een nader vertoogschrift met 28 bijlagen ingediend, bij de Raad ingekomen op 4 maart 1997. Van de zijde van X is hierop niet meer schriftelijk gereageerd. De zaak is opnieuw behandeld ter zitting van de Raad op 25 april 1997, waar zijn verschenen de gemachtigde van X, vergezeld van de heren M, N en O, alsmede de Inspecteur. De gemachtigde van X heeft zijn standpunt nader mondeling toegelicht. De Inspecteur heeft gepleit overeenkomstig de door haarovergelegde pleitnota. Vaststaande feiten De op 9 november 1993 opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting 1989 ten bedrage van Afl. 438,133,80 aan belasting, verhoogd met eenzelfde bedrag aan boete, is berekend over een winst uit aanmerkelijk belang van Afl.l. 2.246.840 (zie onder 1.1. van de tussenbeschikking van 7 november 1996). De navorderingsaanslag is voortgevloeid uit een door de Belastingaccountantsdienst (BAD) ingesteld onderzoek bij X. In zijn rapport van 27 oktober 1993 concludeert de controlerend ambtenaar dat X laatstvermeld bedrag als winst uit aanmerkelijk belang heeft genoten wegens de verkoop in 1989 van aandelen in de naamloze vennootschap X N.V. (hierna: de N.V.). De N.V. werd opgericht op 6 september 1988. Oprichters waren X en zijn echtgenote, die ieder in het kapitaal van de N.V. deelnamen voor 200 aandelen van elk nominaal Afl.. 1.000, volgens de oprichtingsakte vol te storten met minimaal 10%. In 1989 werd aan de N.V. een tax-holiday toegekend voor de duur van 11 jaren voor wat betreft .....
Bij het beroepschrift heeft de gemachtigde van X onder meer de volgende stukken overgelegd: a. Een "stock purchase agreement", gedateerd 15 december 1989 waarbij X en zijn echtgenote de aandelen in de N.V. aan P en Q verkopen voor een prijs van US$ 1.000.000. De koopprijs zal worden betaald in termijnen, t.w. $ 100.000 op het tijdstip van de transactie, $ 100.000 op 31 januari 1990 (de datum van de overdracht van de aandelen), $ 100.000 in november 1990, $ 100.000 in de eerste helft van 1991 en de resterende $ 600.000 in jaarlijkse termijnen van $ 200.000 vóór 31 december van elk jaar. Onderdeel van de koopprijs vormt voorts nog 7,5% van het aandelenkapitaal van Y N.V., volgens de akte een waarde vertegenwoordigend van US$ 187.500. b Een "purchase/sale agreement" gedateerd 3 april 1990, waarbij X en zijn echtgenote de voormelde 400 aandelen in de N.V. verkopen aan Z N.V. voor een prijs van Afl. 400.000 (d.w.z. de nominale waarde). c. Een "stock purchase agreement", gedateerd 2 april 1990, bevattende een overeenkomst van koop en verkoop van de voormelde 400 aandelen in de N.V., tussen Z N.V. als verkoopster en P en Q voornoemd als kopers. De koopprijs bedraagt opnieuw US$ 1.000.000, te betalen in termijnen. Onderdeel van de koopprijs vormt ook hier een pakket aandelen in Y N.V., maar nu slechts 5,6%, volgens de akte een waarde vertegenwoordigend van US$ 207.200. Bij Ministeriële beschikking van 1989 is aan X een optierecht verleend tot het verkrijgen van een recht van erfpacht op stukken domeingrond. Een gedeelte van die grond is in 1990 door het Land Aruba aan de N.V. in erfpacht uitgegeven. Op dit gedeelte is een gebouw gesticht. Geschil Ter zitting is gebleken, dat het geschil nog slechts betreft de vraag hoe de omvang van de in 1989 door X genoten winst uit aanmerkelijk belang moet worden berekend en of een boete had mogen worden opgelegd. Standpunten van partijen X heeft bezwaren tegen de door de Inspecteur op Afl. 2.286.725,-- berekende koopprijs van de aandelen. In de eerste plaats heeft de Inspecteur geen rekening gehouden met het feit, dat de koopprijs van US$ 1.000.000 in termijnen betaald moest worden en derhalve slechts de contante waarde van dat bedrag in aanmerking moet worden genomen. In de tweede plaats bleken de kopers al spoedig na de transactie niet in staat de koopprijs te voldoen, zodat in totaal - inclusief de 5,6 % aandelen in Y N.V. - slechts een bedrag werd ontvangen van Afl. 1.318.336,--. X stelt dat op grond daarvan aannemelijk is, dat de kopers reeds in december 1989 insolvent waren. Voorts is X van mening, dat de Inspecteur de verkrijgingsprijs van de aandelen veel te laag heeft berekend. Volgens X kan als storting op de aandelen worden beschouwd een bedrag van Afl. 73.150,-- aan ontwikkelingskosten en een bedrag van Afl. 623.890,-- aan liquide middelen. De verkrijgingsprijs zou derhalve op tenminste Afl. 697.040,-- moeten worden gesteld. Met betrekking tot deze bedragen heeft hij een aantal stukken overgelegd.
Hij betoogt, dat het toch moeilijk denkbaar is, dat gegeven het feit, dat iemand in december 1989 voor de aandelen in de N.V. US$ 1.000.000 wil betalen, de N.V. - in de visie van de Inspecteur werkend zonder, of vrijwel zonder eigen vermogen - op dat tijdstip reeds een zuivere winst van US$ 1.000.000 zou hebben gemaakt. X stelt, dat hij steeds geheel te goeder trouw is geweest en zijn zoon, die hem vertegenwoordigde, geen enkele poging heeft gedaan de toedracht van de aandelenoverdracht te verhullen. Naar aanleiding van een strAfl.rechtelijk onderzoek is door de officier van justitie verklaard, dat dit onderzoek geen aanwijzingen van strafbare feiten heeft opgeleverd die te vervolgen zijn op Aruba. X is een volstrekte leek op fiscaal gebied en heeft zich volledig laten leiden. Inspecteur De Inspecteur is met X van mening, dat moet worden uitgegaan van de contante waarde van de koopprijs. In de door haar gemaakte berekening gaat zij ervan uit, dat de betaling in aandelen een waarde vertegenwoordigt van US$ 187.500 (d.w.z. een lager bedrag dan US$ 207.200, dat volgens de stukken zou overeenkomen met 5,6% van het aandelenkapitaal). Haar berekening leidt tot een overdrachtsprijs van Afl. 1.746.600 in totaal, op grond waarvan de winst uit aanmerkelijk belang kan worden verminderd met een bedrag van Afl. 540.125 en de navorderingsaanslag met een bedrag van Afl. 105.324 aan belasting en eenzelfde bedrag aan boete of in totaal Afl. 210.648,--. Volgens de Inspecteur heeft X niet aannemelijk gemaakt, dat ten tijde van de transactie de vordering op de kopers onvolwaardig was. Zo blijkt bijv. niet dat bij de overeenkomst van 2 april 1990 op enigerlei wijze rekening is gehouden met een mogelijke insolvabiliteit van de kopers. Ook uit de door X overgelegde documentatie is dat niet af te leiden. Het op de aandelen gestorte bedrag is volgens de Inspecteur niet hoger dan Afl. 39.885,--, t.w. de door de Inspecteur berekende waarde van het aan X in privé toegekende optierecht. Kennelijk heeft X dat optierecht ingebracht, aangezien de grond aan de N.V. na haar oprichting in erfpacht is uitgegeven. De Inspecteur stelt, dat uit geen van de door X overgelegde stukken blijkt, dat er enig bedrag in contanten op de aandelen is gestort of dat er door X ontwikkelingskosten ten behoeve van het hotelproject zijn betaald, behoudens de betalingen aan Domeinbeheer in verband met het optierecht. Van die betalingen zou dan ten hoogste een gedeelte groot Afl. 13.758 als ontwikkelingskosten worden aangemerkt. Volgens de Inspecteur zijn van de N.V. geen jaarstukken bekend van vóór 1991. Op de door de Inspecteur overgelegde balans per 31 december 1991 worden ook de cijfers per 31 december 1990 vermeld. De enige debetpost luidt: "Construction in progress" US$ 40.945 en de enige creditpost: "sharecapital" US$ 224.719 verminderd met "sharecapital to be paid in" US$ 183.774 of per saldo US$ 40.945. De Inspecteur acht X voldoende deskundig om te weten dat de aandelentransactie fiscale gevolgen zou kunnen hebben. Er is opzettelijk geprobeerd via een aantal gefingeerde overeenkomsten de oorspronkelijke verkoop in december 1989 te verhullen. X werd in 1989 en 1990 geadviseerd door een deskundig belastingadviseur, wiens kennis aan X moet worden toegerekend. Nu de LIB een boete mogelijk maakt van 400% is, mede gelet op de ernst en de omvang van de verzwijging, een boete van 100% nog aan de lage kant.
Beoordeling van het geschil De Raad is met de Inspecteur van oordeel, dat X onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, dat de kopers van de aandelen P en Q reeds op 15 december 1989 insolvent waren, zodat met hun betalingsgedrag in de daarop volgende jaren voor de bepaling van de overdrachtsprijs op genoemde datum geen rekening kan worden gehouden. De door de Inspecteur gemaakte nieuwe berekening van de overdrachtsprijs, waarbij rekening is gehouden met de contante waarde van de termijnbetalingen, is door X niet bestreden, zodat de navorderingsaanslag overeenkomstig het voorstel van de Inspecteur in ieder geval kan worden verminderd met een bedrag aan enkelvoudige belasting van Afl. 105.324,--. De Raad deelt de mening van de Inspecteur, dat uit de door X overgelegde stukken niet valt af te leiden, dat door X of zijn echtgenote enig bedrag op de aandelen in de N.V. is gestort, ook niet in de vorm van door X aan de N.V. voorgeschoten ontwikkelingskosten. Blijkens de door de Inspecteur overgelegde balans zijn pas in 1991 aanzienlijke kapitaalstortingen verricht en is de debetpost "Construction in progress" dienovereenkomstig verhoogd. Bij gebreke aan verdere gegevens dient naar het oordeel van de Raad de verkrijgingsprijs overeenkomstig het standpunt van de Inspecteur op Afl. 39.885,-- te worden gesteld. De Raad is van oordeel dat de onder 2.4, letters b en c, omschreven overeenkomsten kunstgrepen zijn geweest die uitsluitend ten doel hebben gehad de belastingheffing over de winst uit aanmerkelijk belang in 1989 te verijdelen. De stelling van X, dat hij daarbij heeft gehandeld op aanraden van zijn toenmalige belastingadviseur, ontheft hem niet van zijn verantwoordelijkheid, aangezien - zoals de Inspecteur terecht stelt - de kennis van die adviseur aan hem moet worden toegerekend. Nu het hier een ernstige en in verhouding omvangrijke verzwijging van inkomsten betreft, ziet de Raad geen aanleiding de door de Inspecteur op 100% vastgestelde boete verder te verminderen dan met een bedrag van Afl. 105.324,-- zoals voortvloeit uit hetgeen onder 5.2 is overwogen. Beslissing De Raad vermindert de navorderingsaanslag met een bedrag aan belasting en boete van in totaal Afl. 210.648,--.