De uitbreiding van de Europese Gemeenschap, de globalisering van de economie, maar ook de economische crisis hebben heel wat bedrijfsherstructureringen veroorzaakt.
1.1. Sluiting van onderneming De sluiting van een onderneming wordt op sociaal vlak geregeld door de wet van 26 juni 2002.
Daar zijn heel wat oorzaken voor : de slechte financiële situatie van een onderneming of van één van haar afdelingen, onvoldoende rendabiliteit van een technische bedrijfseenheid, de technologische evolutie in een bedrijfstak of de evolutie van de markt bijvoorbeeld.
De wet is van toepassing op de ondernemingen die gemiddeld ten minste twintig werknemers tewerkstelden tijdens de vier kwartalen voorafgaand aan dat waarin de hoofdactiviteit van de onderneming definitief werd stopgezet.
Indien een onderneming beslist om een herstructureringsfase op te starten, moet zij zich plooien naar tal van regels om bepaalde beschermingsmaatregelen voor de betrokken werknemers te verzekeren.
Zo bepaalt artikel 3 dat er sprake is van sluiting van onderneming wanneer, bij definitieve stopzetting van de hoofdactiviteit van de onderneming of een afdeling ervan, het aantal werknemers is gedaald tot onder het vierde van het aantal werknemers dat er gemiddeld was tewerkgesteld tijdens het kalenderjaar dat het jaar van de stopzetting van de activiteit voorafgaat.
Op nationaal niveau hangt de toepassing van een reglementering af van de vorm van de herstructurering (collectief ontslag, sluiting van onderneming en volledige of gedeeltelijke overgang van onderneming).
1.2. Collectief ontslag
1. De drie vormen van herstructurering en hun reglementering
De collectieve arbeidsovereenkomst nr. 24 van 2 oktober 1975 van de Nationale Arbeidsraad betreffende de procedure van inlichting en raadpleging van de werknemersvertegenwoordigers met betrekking tot het collectief ontslag
De reglementering betreffende de sluiting van ondernemingen, de collectieve ontslagen en de overgang van onderneming krachtens overeenkomst brengt heel wat verplichtingen en procedures met zich mee voor de werkgever die hij moet naleven om de betrokken werknemers te beschermen.
I N H O U D • Beschermingsmaatregelen voor werknemers in geval van herstructurering • Btw-tarief van 12 % in de horecasector
Zij leggen vooral de klemtoon op de informatieplicht aan de werknemers en zorgen er voornamelijk voor dat de dialoog alsook het voortdurend overleg en de onderhandelingen tussen werknemers en werkgevers worden verzekerd. PA C I O L I
NR.
299
BIBF-IPCF
1
7
–
20
1 4
JUNI
2010
P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in juli
Beschermingsmaatregelen voor werknemers in geval van herstructurering
is van toepassing op de ondernemingen die gemiddeld meer dan 20 werknemers hebben tewerkgesteld tijdens het kalenderjaar dat het collectief ontslag voorafgaat.
2.1. Tijdelijke aanpassing van de arbeidsduur Titel 1 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis voorziet meer bepaald in een verlaging van de socialezekerheidsbijdragen indien de onderneming een tijdelijke en collectieve vermindering van de arbeidsduur invoert.
Onder collectief ontslag verstaat men ieder ontslag om één of meer redenen die geen betrekking hebben op de persoon van de werknemer, dat in de loop van een periode van zestig dagen een aantal werknemers treft dat : – ten minste tien bedraagt in ondernemingen waar tijdens het kalenderjaar dat het ontslag voorafgaat gemiddeld tussen 20 en 100 werknemers zijn tewerkgesteld; – ten minste 10 % van het aantal werknemers bedraagt in ondernemingen waar tijdens het kalenderjaar dat het ontslag voorafgaat gemiddeld tussen 100 en 300 werknemers zijn tewerkgesteld; – ten minste 30 bedraagt in ondernemingen waar tijdens het kalenderjaar dat het ontslag voorafgaat gemiddeld ten minste 300 werknemers zijn tewerkgesteld.
Die specifieke regeling geldt voor de volledige privésector en voor de autonome overheidsbedrijven. Deze maatregel wordt ingevoerd door een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsniveau te sluiten voor het voltallige personeel of een specifieke werknemerscategorie in de onderneming. Hij kent een vermindering van de RSZ-bijdragen toe ingeval de wekelijkse arbeidstijd van de voltijdse werknemers met één vierde of één vijfde wordt verkort. Ze stemt overeen met een forfaitair bedrag per kwartaal en per betrokken werknemer, met name : – 600 euro in geval van vermindering van de arbeidsduur met een vijfde; – 750 euro in geval van vermindering van de arbeidsduur met een vierde.
De wet van 13 februari 1998, ook de «wet-Renault» genoemd, heeft de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 24 aangevuld met een aantal praktische regels en verplichtingen die de werkgever moet naleven bij collectief ontslag.
Indien de vermindering van de arbeidsduur gepaard gaat met de tijdelijke invoering van de vierdagenweek worden de bedragen van de vermindering van 600 en 750 euro respectievelijk verhoogd tot 1000 en 1150 euro.
1.3. Overgang van ondernemingen krachtens overeenkomst In tegenstelling tot de bepalingen die van toepassing zijn op de sluitingen van ondernemingen of collectieve ontslagen, kent de collectieve overeenkomst van 7 juni 1985 van de NAR (nr. 32bis) betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij wijziging van werkgever ingevolge een overgang van onderneming krachtens overeenkomst geen beperking inzake het aantal werknemers tewerkgesteld in een technische bedrijfseenheid.
De vermindering van de arbeidsduur brengt een evenredige vermindering van het brutoloon teweeg. Daarom moet een collectieve arbeidsovereenkomst in een looncompensatie voorzien die ten minste neerkomt op ¾ van het bedrag van de forfaitaire vermindering van de socialezekerheidsbijdragen die de onderneming zal genieten.(1)
2. De tijdelijke crisismaatregelen
2.2. Crisistijdskrediet en crisisschorsing van de bedienden
Om de economische crisis op te vangen, heeft de federale regering, in overleg met de sociale partners, allerlei tijdelijke crisismaatregelen genomen om ontslagen te vermijden en het volume van de tewerkstelling aan te passen.
Deze maatregelen zijn ingevoerd door de wetten van 19 juni en 30 december 2009. Ze zijn van toepassing op de ondernemingen die binnen de werkingssfeer van de wet van 5 december 1968 op de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités vallen, dus vooral op de ondernemingen die tot de privésector behoren.
Deze maatregelen zouden aanvankelijk verstrijken op 31 december 2009. Intussen werden ze reeds verlengd tot 30 juni 2010. Net voor de ontbinding van het parlement, werden deze tijdelijke crisismaatregelen nogmaals verlengd tot 30 september 2010 (wet van 19 mei 2010, BS 28 mei 2010).
7
–
20
JUNI
2010
(1) De toekenning van deze looncompensatie mag er niet toe leiden dat het brutoloon van de betrokken werknemer meer bedraagt dan hetgeen hij voor de invoering van de maatregel verdiende.
2
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
299
Om van deze maatregelen te kunnen genieten, moeten de ondernemingen bewijzen dat zij in moeilijkheden verkeren. Dat bewijs is geleverd wanneer zij aantonen dat het omzetcijfer, de productie of de bestellingen substantieel gedaald zijn of dat zij heel wat tijdelijke werkloosheid voor de werklieden hebben moeten invoeren.
2.2.2. Crisistijdskrediet (individuele en tijdelijke vermindering van de prestaties) De onderneming in moeilijkheden kan elke voltijdse werknemer een overeenkomst voorstellen waarbij zijn prestaties met 1/5e of met de helft worden verminderd voor een periode van minimum één maand en maximum zes maanden.
De betrokken onderneming moet voor elk van deze maatregelen ook respectievelijk gebonden zijn door een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst, een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsniveau of een ondernemingsplan.
Indien de werknemer akkoord gaat met deze maatregel, krijgt hij een vergoeding van de RVA waarvan het bedrag en de bijzondere toekenningsregels vastgelegd zijn door de Koning.(3)
Wanneer de werkgever voldoet aan de voorwaarden om als een werkgever in moeilijkheden te worden beschouwd en gebonden is door een collectieve arbeidsovereenkomst of door een goedgekeurd ondernemingsplan, kan hij beslissen om : – de uitvoering van de arbeidsovereenkomst van zijn bedienden volledig of gedeeltelijk te schorsen; – een verkorte arbeidsregeling voor hen in te voeren (die ook crisistijdskrediet of tijdskrediet bedienden wordt genoemd).
2.3. Herstructureringskaart voor de werknemers van faillietverklaarde ondernemingen Het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen voorziet in de toekenning van een herstructureringskaart voor de werknemers die in het kader van een herstructurering worden ontslagen en ingeschreven worden in een tewerkstellingscel. De wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis wil ook de werknemers dekken die uiterlijk op 30 september 2010 worden ontslagen als gevolg van een faillissement, een sluiting of een vereffening van onderneming.
2.2.1. Crisisschorsing De werkgever heeft de keuze tussen twee systemen : – de volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst gedurende maximum 16 weken in de loop van het tweede semester van 2010, per volledige kalenderweken; – de gedeeltelijke schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst gedurende maximum 26 weken in de loop van het tweede semester van 2010, per volledige weken.
Deze herstructureringskaart blijft geldig gedurende zes maanden na de verbreking van de arbeidsovereenkomst. De werknemers die in het bezit zijn van deze kaart en het werk bij een andere werkgever hervatten, genieten een vermindering van de persoonlijke bijdragen in de sociale zekerheid van 133,33 euro voor de bedienden en 144 euro voor de werklieden.
De werknemer moet ten minste zeven dagen vooraf in kennis worden gesteld van de volledige schorsing van de uitvoering van zijn overeenkomst of van de invoering van de verkorte arbeidstijd.
Om deze vermindering van de persoonlijke bijdragen te verkrijgen, mag het maandelijkse referteloon van de werknemer niet meer bedragen dan 1 956,90 euro (voor de werknemer jonger dan 30 jaar) of 4 000 euro (voor de werknemer ouder dan 30 jaar).
In dat geval moet de werkgever per niet-gewerkte dag een toeslag op de crisisuitkeringen aan de bedienden betalen, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst of het ondernemingsplan.(2)
De nieuwe werkgever geniet op zijn beurt een forfaitaire vermindering van de werkgeversbijdragen in de sociale
(2) Deze toeslag moet minstens gelijk zijn aan die welke wordt toegekend aan de arbeiders van dezelfde werkgever die tijdelijk werkloos zijn wegens gebrek aan werk. Indien er geen arbeider in de onderneming tewerkgesteld wordt, moet deze toeslag minstens gelijk zijn aan die welke voorzien is door de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het paritair comité waarvan de werkgever zou afhangen indien hij wel arbeiders tewerkstelde. Indien er geen bedrag werd vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst, moet deze toeslag minstens vastgelegd zijn op 5 euro per dag waarop niet wordt gewerkt. PA C I O L I
NR.
299
BIBF-IPCF
(3) Bij ontstentenis van koninklijk besluit, worden de volgende vergoedingen toegekend : – in geval van vermindering met 1/5e : 188 euro of 248 euro naargelang de werknemer jonger of ouder is dan 50 jaar; – in geval van halftijdse vermindering : 442 euro.
3
7
–
20
JUNI
2010
zekerheid ten belope van 1 000 euro per kwartaal voor het kwartaal van de indienstneming en de vier daaropvolgende kwartalen. Voor de werknemers jonger dan 45 jaar wordt deze periode gevolgd door een periode van 16 kwartalen met een forfaitaire vermindering van 400 euro per kwartaal.
De RVA heeft al een intern verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid van de maatregelen inzake crisistijdskrediet en tijdelijke schorsing van de arbeidsovereenkomst. Daaruit blijkt dat er minder middelen aan de ondernemingen werden toegekend dan verwacht en dat er dus weinig ondernemingen gebruik maken van deze maatregelen.
Om de vermindering te verkrijgen, mag het driemaandelijkse referteloon van de werknemer niet meer bedragen dan 5 870,71 euro indien hij, op het tijdstip van de indienstneming, jonger is dan 30 jaar en 12 000 euro indien hij ouder is dan 30 jaar.
Deze terughoudendheid van de werkgevers is wellicht te wijten aan de talrijke voorwaarden en procedures die zij moeten naleven om deze verschillende maatregelen te kunnen invoeren. Niettemin hebben de RVA en andere indicatoren zoals EUROSTAT onlangs vastgesteld dat in 2009 de werkloosheidsgraad minder sterk gestegen is dan voorzien. Zo heeft ook de werkgelegenheidsgraad niet de door de overheid gevreesde daling gekend.
3. Besluit Gezien de talrijke herstructureringen heeft de regering vooral geprobeerd om de arbeidsovereenkomsten te behouden en de negatieve gevolgen van de ontslagen te beperken.
Michel STRONGYLOS en Clémentine DE BECO Advocaten Elegis-Hannequart & Rasir
Btw-tarief van 12 % in de horecasector Na jarenlang onderhandelen met de meeste horecaorganisaties, is de kogel dan toch uiteindelijk door de kerk : de verschuldigde btw bij restaurantbezoek daalt van 21 % naar 12 %.
Een van de belangrijkste nieuwigheden is de invoering van een geregistreerd elektronisch kassasysteem dat aan bepaalde technische vereisten voldoet. De details dienen echter nog te worden uitgevaardigd via een ministerieel besluit. In de praktijk is het gebruik van het nieuw elektronisch kassasysteem momenteel dus nog niet mogelijk.
De bedoeling was, en is dat op dit moment eigenlijk nog altijd, om het btw-tarief van 6 % zoveel mogelijk van toepassing te maken in de horecasector. Er zal immers een evaluatieprocedure worden uitgewerkt op basis van precieze parameters om de follow-up te verzekeren van de verschillende verbintenissen die door de sector werden aangegaan (tegengaan van zwartwerk, creëren van jobs, …). De resultaten hiervan zullen eind 2010, begin 2011 worden voorgelegd aan de Ministerraad, waarna een mogelijke daling van het btw-tarief naar 6 % zal worden bekeken.
Welke diensten komen in aanmerking voor het verlaagd btw-tarief van 12 % ? De volgende diensten komen in aanmerking(4) : Restaurantdiensten : Onder restaurantdiensten wordt verstaan : het verschaffen van spijs en drank in eetgelegenheden in omstandigheden voor verbruik ter plaatse waar de dienstverlener is gevestigd, met de nodige bijbehorende diensten (aangepaste infrastructuur, meubilair, materiaal, personeel, …) die het onmiddellijk verbruik ter plaatse mogelijk maken.
In dit artikel trachten we een antwoord te formuleren op de meest gestelde vragen over deze recente tariefwijziging sedert 1 januari 2010. Er zijn immers een aantal voorwaarden/verplichtingen aan de nieuwe regeling verbonden.
(4) Tabel B Btw-KB nr. 20. 7
–
20
JUNI
2010
4
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
299
Cateringdiensten :
– de gewone levering van bereide maaltijden (6 %); – de terbeschikkingstelling van een gemeubileerde kamer met ontbijt (bed & breakfast) (6 %).
Cateringdiensten houden het volgende in : verschaffen van spijs en drank buiten de lokalen van de dienstverlener en waar de klant van maaltijden of spijs wil worden bediend (werkelijke plaats van verbruik) met de eventuele terbeschikkingstelling van aanvullende diensten.
Wat betreft de dranken die geserveerd worden tijdens het verbruik van de maaltijd, heeft het geen enkel belang dat : – die dranken samen met de maaltijden worden verschaft tijdens het verbruik ter plaatse tegen één globale prijs; – het gaat om niet-alcoholhoudende dranken zoals fruit- en groentesappen, melk- en sojadranken, koffie of thee, mineraal water, …
In welke eetgelegenheden is de nieuwe btwregeling van toepassing ? In het bijzonder worden de volgende eetgelegenheden bedoeld(5) : – de traditionele restaurants, brasseries, tearooms, cafés; – fastfood- en zelfbedieningsrestaurants; – restaurants, cafés, … in schouwburgen, musea, handelscentra, … die over een ruimte beschikken die speciaal is ingericht voor het verbruik ter plaatse; – maaltijden verstrekt in hotels, gastenkamers, …; – bedrijfskantines en -restaurants; – snackbars en pizzeria’s; – maaltijden verstrekt in loges en business-seats; – verbruiksalons van banketbakkers, verbruiksalons voor ijs of gebak, …; – bepaalde frituren.
Ingeval van het verschaffen van gemeubeld logies (hotel, motel, …) met ontbijt, blijft het ontbijt integraal onderworpen aan het verlaagd tarief van 6 %.(7)
Wat dient er te gebeuren indien er een globale prijs wordt gevraagd voor restaurant- of cateringdiensten die onderworpen zijn aan verschillende btw-tarieven ? Indien er één globale prijs wordt gevraagd voor een restaurant- of cateringdienst waarbij zowel spijzen als dranken worden verschaft, dan dient die prijs te worden uitgesplitst.(8)
Er dient geen onderscheid te worden gemaakt of die maaltijden worden verstrekt door opdiening aan tafel, aan de toonbank of zelfs eenvoudigweg aan een aan de muur bevestigde plank of op een voor deze doeleinden door de exploitant ingerichte plaats in open lucht.
Wanneer een restaurateur of cateraar die uitsplitsing niet wenst te doen, zal de btw-heffing slechts als regelmatig kunnen worden aangemerkt indien het geheel wordt belast tegen het hoogste toepasselijke btw-tarief. In principe zal in dat geval dus 21 % btw verschuldigd zijn over het volledige totaal van de verstrekte maaltijden en dranken.
Op welke voedingswaren en/of dranken is het verlaagd btw-tarief van 12 % van toepassing en op welke niet ?
Speciaal geval 1 : menu met mogelijkheid tot aangepaste wijnen
Het verlaagd btw-tarief van 12 % is enkel van toepassing op restaurant- en cateringdiensten, met uitsluiting van het verschaffen van dranken.(6) Het verlaagd btw-tarief van 12 % is niet van toepassing op : – niet-bereide producten zoals chips, kauwgom, verpakte wafels, … (21 %); – dranken bij maaltijden voor verbruik ter plaatse (21 %); – niet-alcoholische dranken : vruchten- of groentesap, zuiveldrankjes, koffie, thee, mineraal water, … (21 %);
Het gedeelte van de globale prijs dat moet worden toegerekend aan de verschafte dranken moet in principe overeenstemmen met de normale waarde ervan, zijnde de prijs die de klant normaal zou moeten betalen bij afzonderlijke afname van de dranken. Indien op de kaart een afzonderlijke prijs (inclusief btw) wordt vermeld voor aangepaste wijnen (facultatief bij een bepaalde menu), dient de in die meerprijs begrepen btw te worden geheven tegen het tarief van 21 %. Hierbij moet de prijs van de menu zonder wijnen desalniettemin verder worden
(5) BTW-Commentaar nr. 18/903 en nr. 18/905. (6) Tabel B Btw-KB nr. 20.
(7) Beslissing E.T. 117.557 d.d. 23 december 2009. (8) Beslissing E.T. 117.557 d.d. 23 december 2009.
PA C I O L I
NR.
299
BIBF-IPCF
5
7
–
20
JUNI
2010
uitgesplitst wanneer in die menu nog andere dranken (bv. aperitief of koffie) begrepen zijn.
nuttigd. Ook voor het louter verschaffen van dranken buiten het kader van een maaltijd is dit het geval.(9)
Speciaal geval 2 : menu «all-in» met drie of meer gangen
Aan welke voorwaarden dient het geregistreerd kassasysteem in de horecasector te voldoen ?
Eenvoudigheidshalve aanvaardt de btw-administratie, bij wijze van proef, een coëfficiënt van 35 % voor standaard menutypes «all-in» met drie of meer gangen (d.w.z. menu’s waarin begrepen een aperitief, aangepaste wijnen, mineraal water en koffie of thee).
Samen met de btw-verlaging naar 12 %, wordt ook de verplichting ingevoerd voor de exploitanten van een eetgelegenheid om een elektronisch kassasysteem te installeren. Dat moet ervoor zorgen dat de gegevens die in de kassa worden ingetikt, nadien niet meer te veranderen zijn. Voor de controlerende ambtenaren wordt het op die manier makkelijker om de ingebrachte gegevens te controleren.
Betreffend prorata geldt dus niet voor andere all-in formules waarin bijvoorbeeld ook sterke dranken en champagne of alle dranken na middernacht begrepen zijn. Die coëfficiënt van 35 % is bovendien niet dwingend : de belastingplichtige kan ervan afwijken, onder controle van de administratie, indien hij een andere prijzenpolitiek voert of de administratie kan dat prorata betwisten wanneer het in een concreet geval afwijkt van de werkelijkheid.
Onder een geregistreerd kassasysteem wordt verstaan : – het elektronisch kasregister; – de terminal met kassasoftware; – de computer met kassasoftware of gelijk welk ander gelijkaardig apparaat. Het geregistreerd kassasysteem dient te voldoen aan de volgende minimale technische vereisten en dient minimaal de volgende waarborgen te bieden : – de onveranderlijkheid van de ingebrachte gegevens, vanaf het moment van invoer in het systeem tot op het einde van de wettelijke bewaartermijnen; – de bewaring van alle ingebrachte gegevens, gelijktijdig met de aanmaak van het kasticket, in een elektronisch journaal of journaalbestand; – de mogelijkheid tot controle door de fiscale administratie; – een verplichte aanmaak van een dagelijks financieel rapport dat de verkopen en het gebruik van de andere functionaliteiten van de kassa tijdens die dag samenvatten (de zogenaamde Z-rapporten); – een verplichte registratie van alle gesimuleerde dienstprestaties uitgevoerd in het kader van een vorming (door bv. nieuwe werknemers); – uitgerust zijn met een module, die op onveranderlijke en beveiligde wijze, relevante data van de kastickets opslaat en verwerkt tot een algoritme en eventuele andere controlegegevens die worden afgedrukt op het kasticket en die toegankelijk zijn voor de controleambtenaren.
Welke verplichte vermeldingen dienen voor te komen op de rekening, vereenvoudigde factuur of het ontvangstbewijs ? Het klassieke btw-bonnetje zal op termijn verdwijnen en worden vervangen door een uniek ticket dat wordt afgeprint uit een elektronische kassa. Het verplichte elektronisch kasticket geldt als een vereenvoudigde factuur en volgende vermeldingen dienen daarop voor te komen : – volledige benaming «btw-kasticket»; – datum en uur van uitreiking; – volgnummer (genomen uit ononderbroken reeks); – identificatie van de dienstverlenende belastingplichtige (naam, adres en btw-nummer); – identificatie van de gebruiker (personeelslid); – bedrag van de verschuldigde btw en gegevens aan de hand waarvan dat bedrag kan worden berekend; – aard en prijs van de verstrekte dienst; – identificatie van de kassa/terminal; – toegestane korting en teruggegeven bedragen; – het algoritme berekend op basis van bovenstaande vermeldingen (zie hieronder).
De kassa’s zullen dus gekoppeld zijn aan een soort «zwarte doos» die alle transacties registreert en waar de ingebrachte gegevens achteraf niet meer kunnen worden aangepast.
Het verplichte elektronisch kasticket zal niet alleen moeten worden uitgereikt wanneer er maaltijden worden ge-
(9) Beslissing E.T. 118.066 d.d. 9 maart 2010. 7
–
20
JUNI
2010
6
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
299
Weet ook dat het gebruik van het geregistreerd kassasysteem wordt gekoppeld aan een ondubbelzinnige identificatie van het personeel.(10)
Welke vermeldingen dienen ondertussen verplicht voor te komen op de zogenaamde btw-bonnetjes ? Exploitanten van bestaande eetgelegenheden, kunnen dus tot uiterlijk 31 december 2012 (tenzij ze vroeger overstappen naar het nieuwe kassasysteem) nog een «rekening» of «ontvangstbewijs» afleveren, zoals zij dat trouwens ook in het verleden al deden.
Een geregistreerd elektronisch kassasysteem is niet verplicht voor verstrekkers van cateringdiensten die niet over een inrichting beschikken waar regelmatig maaltijden worden verbruikt.
Vanaf wanneer en door wie is het gebruik verplicht van het geregistreerd elektronisch kassasysteem ?
De rekening of het ontvangstbewijs moet voortaan onder meer de volgende vermeldingen bevatten(12) : – volledige benaming «Rekening» of «Ontvangstbewijs»en vermelding «Belasting over de toegevoegde waarde»; – de naam of de maatschappelijke benaming van de drukker; – een waarmerk; – datum van uitreiking; – volgnummer (per reeksen van 00.001 tot 99.999); – identificatie van de dienstverlenende belastingplichtige (naam, adres en btw-nummer); – aantal verbruikte maaltijden; – totaal bedrag, verschuldigde btw inbegrepen; – onderscheid tussen het bedrag voor het verschaffen van maaltijden en voor dranken (dus aparte opsplitsing voor maaltijden aan 12 % en dranken aan 21 %).
Het geregistreerd elektronisch kassasysteem is verplicht vanaf : – uiterlijk 1 januari 2013 voor exploitanten van een reeds bestaande eetgelegenheid op 1 januari 2010; – 1 januari 2010 bij het opstarten of overnemen van een eetgelegenheid. Aangezien echter de detailkenmerken waaraan het nieuw elektronisch kassasysteem zal moeten voldoen nog verder zullen worden vastgelegd in een nog uit te vaardigen ministerieel besluit, kan het nieuwe kassasysteem in de praktijk nog niet worden gebruikt. Voorlopig dient men zich dus verder te behelpen met het bestaande kassasysteem.
De inschrijvingen op het originele exemplaar van de rekening of het ontvangstbewijs dat aan de klant wordt overhandigd, moeten tegelijkertijd worden overgebracht door middel van carbonpapier op een exemplaar dat als dubbel dient(13).
Het geregistreerd elektronisch kassasysteem is bovendien enkel verplicht voor horecazaken waarvan de omzet voor restaurant- en cateringdiensten, met uitsluiting van de daarbij horende dranken, meer dan 10 % van de totale omzet (exclusief btw) bedraagt en waar regelmatig maaltijden ter plaatse worden verbruikt. Horecazaken die vooral gespecialiseerd zijn in meeneemmaaltijden en drankgelegenheden die slechts occasioneel maaltijden verschaffen, dienen dus niet over een geregistreerd elektronisch kassasysteem te beschikken.
Op de «oude» ontvangstbewijzen zal er geen uitsplitsing bestaan voor maaltijden en dranken. In tussentijd (in afwachting van installatie of aanpassing van de geregistreerde elektronische kassa) zal men dus verder de «Leeuwtjes» moeten gebruiken. Op het dubbel zal men de uitsplitsing maaltijden (12 % btw) en dranken (21 % btw) moeten maken of zal men het kasticket moeten hechten waaruit duidelijk kan worden afgelezen hoeveel aan maaltijden en drank in het totaalbedrag van het btw-bonnetje begrepen zit. De Minister van Financiën heeft echter hieromtrent geen instructies gegeven.
De aanschaf van een gloednieuw kassasysteem is niet nodig. Er kan met de leverancier worden bekeken dat het bestaande kassasysteem kan worden aangepast aan de nieuwe vereisten. Vanaf het moment dat het geregistreerd elektronisch kassasysteem geïnstalleerd is, vervalt de verplichting tot het uitreiken van een «btw-bonnetje»(11).
Omdat er op de «oude» btw-bonnetjes geen uitsplitsing is voorzien voor maaltijden en dranken, raden wij aan dat er zo spoedig mogelijk nieuwe exemplaren worden
(10) Antwoord op Mondelinge Vraag n° 4-1235 van de heer Combrez d.d. 3 december 2009. (11) Artikel 22, § 1 Btw-KB nr. 1. PA C I O L I
NR.
299
BIBF-IPCF
(12) Artikel 22, § 2 Btw-KB nr. 1. (13) Artikel 22, § 3 Btw-KB nr. 1.
7
7
–
20
JUNI
2010
besteld waarop deze uitsplitsing wel is voorzien. Gooi echter die «oude» btw-bonnetjes niet zomaar weg. Bij een fiscale controle moet u immers kunnen bewijzen dat deze effectief niet werden gebruikt.
Indien de exploitant naast lichte maaltijden met brood ook andere gerechten bedient, moet hij voor alle maaltijden (dus ook voor de lichte) een btw-bonnetje uitreiken.
In plaats van een «btw-bonnetje» mogen bepaalde horecazaken ook nog tot uiterlijk 31 december 2012 een «ticket aanschrijving 1999» of «ticket E.T. 103.592» verder blijven uitreiken aan hun klanten, tenzij ze voordien het nieuwe kassasysteem in gebruik nemen.
De exploitant van een frituur dient geen btw-bonnetjes uit te reiken indien zijn exploitatie cumulatief aan de volgende drie voorwaarden voldoet : 1. hij beperkt zich tot het verstrekken van gerechten en voedingswaren die gebruikelijk worden verstrekt of verkocht in de frituursector;
Welke inrichtingen dienen voorlopig geen rekening of ontvangstbewijs uit te reiken ?
2. de bedoelde voedingswaren worden uitsluitend opgediend in een voor eenmalig gebruik bestemde houder of verpakking (eventueel vergezeld van bestek dat eveneens dient voor eenmalig gebruik);
Voor de volgende handelingen dient er voorlopig geen zogenaamd «btw-bonnetje» te worden uitgereikt : – verkoop van kleine voedingswaren (chips, droge worsten, koekjes, wafels, …) waarvoor de exploitant geen bereiding of verwerking heeft verricht en die in de regel als bijzaak worden verstrekt bij dranken; – wanneer de klant de maaltijd meeneemt voor verbruik buiten de inrichting van de exploitant; – wanneer de exploitant de maaltijden levert ten huize bij de klant; – voor de verstrekking van lichte maaltijden (o.a. soepen, croques, kroketten, pastei, belegde broodjes, hamburgers, pitta’s, hotdogs, koude salades, Engelse schotels, omeletten, roereieren, pannekoeken, nagerechten en ijs, …) door de exploitant van een drankgelegenheid, snackbar, tearoom, cafetaria, verbruiksalon voor ijs of banketgebak.
3. de inrichting (zowel binnen als buiten) die de exploitant ter beschikking stelt van zijn cliënteel is op een zodanige wijze uitgerust of ontworpen dat ze aan maximaal 16 personen de mogelijkheid biedt om tegelijkertijd (staand of zittend, aan een tafel of toonbank, binnen of buiten de frituur) de bedoelde spijzen die door de exploitant worden verstrekt, te verbruiken in de inrichting. Indien de klant een belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon is, dient geen btw-bonnetje te worden bezorgd wanneer een factuur wordt uitgereikt. Logischerwijs blijft dit ook van toepassing na 31 december 2012 en dat ongeacht of er al dan niet verplicht gebruik dient te worden gemaakt van het nieuwe kassasysteem.
Wat betreft de verstrekking van lichte maaltijden : deze mogen enkel worden opgediend met brood. Bij bediening met frieten dient er dus wel een btw-bonnetje te worden uitgereikt.
Peter VERSCHELDEN en Bart VERMOESEN Moore Stephens Verschelden
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Etienne VERBRAEKEN, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail :
[email protected], URL : http : //www.bibf.be. Redactie : Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Maria PLOUMEN, Etienne VERBRAEKEN. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. GEREALISEERD
7
–
20
JUNI
IN
2010
SAMENWERKING
MET
KLUWER
–
8
W W W. K L U W E R . B E
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
299