In geval van nood … Schoolveiligheidsplan 2011
De medezeggenschapsraad van de school stemde op 4 juli 2011 in met dit schoolveiligheidsplan..
2
Ter inleiding: In dit boekje, ons „schoolveiligheidsplan‟ zijn alle protocollen verzameld die de school heeft voor het geval de nood aan de man is, en alle maatregelen te voorkomen dat de nood aan de man komt. Het is nog niet volledig; in 2011 en 2012 zal eraan gewerkt worden, opdat in juni 2012 een nog completer overzicht beschikbaar zal zijn.
Namens de schoolleiding, Sietse Hoogeboom
Belangrijke telefoonnummers Alarmnummer hulpdiensten ................................................................ 112 Alarmboom personeel ...........www.gymnasiumbeekvliet.nl/medewerkers/downloads Conrector, Sietse Hoogeboom ......................................................... 013-4633427 Gemeente ....................................................................................... 073-5531111 GGZ ................................................................................................... 073-6586586 GHOR/PSHOR, (geneeskundige hulp/ psycho-sociale hulp bij ongevallen en rampen) ....... 073-6404093 Hoofdconciërge, Frank Heesakkers ......................................... 073-5211191 Meldkamer beveiliging schoolgebouw.......................................... 040-2443465 Meldkamer brandweer / ambulance /politie 0900-8844 Psychotraumateam Wilhelmina Kinderziekenhuis ............. 030-2504113 Rector, Nico van Rhijn ........................................................................ 0183-623704 Slachtofferhulp ............................................................................ 0900- 0101 3
Inhoud Ter inleiding: .............................................................................................................................. 2 Belangrijke telefoonnummers .................................................................................................... 3 Inhoud......................................................................................................................................... 4 0. Woord vooraf ..................................................................................................................... 5 1. Het overlijden van een leerling .............................................................................................. 6 2. Het overlijden van een medewerker ..................................................................................... 13 3. Het (dreigend) overlijden van een naast familielid van een leerling.................................... 19 4. Een (ernstig) ongeval op of dichtbij school ......................................................................... 22 5. Pestprotocol, conceptversie oktober 2010 ............................................................................ 24 6. Agressie, geweld, seksuele intimidatie ................................................................................ 41 7. Arbo-beleid: ongevallenregistatie ........................................................................................ 42 8. Ziekteverzuimprotocol ......................................................................................................... 44 9. Ontruimingsplan ................................................................................................................... 46
April 2011
4
0. Woord vooraf In de eerste vier hoofdstukken is een belangrijke rol weggelegd voor de docent van de school die de taak van rouwbegeleider op zich neemt. Die taak verdient enige toelichting. „Rouwbegeleider‟ is eigenlijk een term die onvoldoende uitlegt wat de taken inhouden. Je zou ook kunnen spreken over een rouw- en verdrietbegeleider, of over een „geestelijk verzorger‟. AL die termen hebben hun voors en tegens, vandaar dat we het maar samenvatten tot „rouwbegeleider‟. Aan die taak zijn veel uitvoerende werkzaamheden betrokken op het moment dat een leerling of personeelslid overlijdt, of wanneer een van de andere situaties van hoofdstuk 1 tot en met 4 zich voordoet. De opsommingen in die hoofdstukken van alle taken en bezigheden zijn natuurlijk niet limitatief. Als de nood aan de man is, moet gewoon alles gedaan worden wat nodig is. Dat vraagt ook van de rouwbegeleider een helicopter-blik op het gehele proces en veelvuldig eigen initiatief. Marianne Mertens, onze vroeger rouwbegeleider, schrijft daarover: “Ik was betrokken bij het overlijden van leerlingen, het overlijden van een zusje van een leerling, het overlijden van een ouder van verschillende leerlingen, onverwacht, na een ernstige ziekte, door suïcide, door moord. Ook was ik nauw betrokken bij leerlingen die levensbedreigend ziek waren of leerlingen die een ernstig zieke broer, zus, of ouder hadden. Ik was betrokken bij leerlingen die een ernstig verlies in het verleden meegemaakt hadden en dat nog niet verwerkt hadden. Ik was betrokken bij leerlingen van wie een dierbare betrokken was bij een ernstig ongeluk. Soms ook bij leerlingen van wie opa/ oma of ander familielid ernstig ziek was of overleed. Bij leerlingen waarvan de ouders gingen scheiden of al gescheiden waren. En ook was ik intensief betrokken bij het overlijden van (ex) collegae.” Het gaat hier dus om taken die door een echt „mensen-mens‟ uitgevoerd moeten worden.
5
1. Het overlijden van een leerling Stap 1: Het binnenkomen van het bericht a) De melding wordt telefonisch gedaan Deelneming betuigen en doorverbinden met de rector, of bij de conciërge. conrector, betrokken afdelingsleider, betrokken mentor. Is dit volstrekt onmogelijk, dan actie ondernemen opdat zo snel mogelijk teruggebeld wordt door één van hen. b) De melding wordt in persoon gedaan Melder ontvangen, bedanken voor de komst, deelneming bij de conciërge. betuigen en in contact brengen met de rector, of conrector, betrokken afdelingsleider, betrokken mentor, een andere schoolleider. c) De melding wordt via een docent / Melder treedt in contact met rector, of conrector, betrokken leerling gedaan. afdelingsleider, betrokken mentor. Stap 2: Verificatie van het bericht Indien de melding niet door een familielid is gedaan: Stap 3: Vorming sleuteltrio Er wordt een sleuteltrio geformeerd dat alle acties coördineert. De schoolleider heeft de eindverantwoordelijkheid.
Stap 4: Duidelijkheid en volledigheid
verifieert de rector/conrector/afdelingsleider het bericht (evt. bij vrienden, buren, huisarts).
De rector/conrector formeert een sleuteltrio dat bestaat uit hemzelf, de afdelingsleider, de mentor. Dit trio laat zich voortdurend bijstaan en informeren door de rouwbegeleider van de school, die het beraad bijwoont voorzover diens werkzaamheden als rouwbegeleider dat toestaan. Dit sleuteltrio is de komende week voor onderling beraad bereikbaar. Het trio is verantwoordelijk voor: informatie van de betrokkenen, organisatorische aanpassingen, opvang van leerlingen en collega's, contacten met de ouders/familie, regelingen in verband met rouwbezoek en uitvaart, administratieve afwikkeling, nazorg van de betrokkenen, evaluatie van het proces en evt. bijstelling van dit protocol. Het sleuteltrio zorgt voor een duidelijk en zo compleet mogelijk beeld: - wat is er precies gebeurd - waar is het gebeurd - hoe is het gebeurd - wanneer kan contact opgenomen worden met de familie, - wanneer is de begrafenis/crematie
Stap 5: Het informeren van de schoolgemeenschap Het sleuteltrio gaat na wie geïnformeerd - het voltallige personeel (ook de zieken of anderszins moeten worden over het overlijden: afwezigen), - de klas van de leerling,
6
-
broers en zussen, neven en nichten die op school zitten, vrienden en vriendinnen in andere klassen, ex-klasgenoten, overige leerlingen. klassen die op reis zijn, ouders, OMO, personen en instanties die mogelijk contacten opnemen met de familie zoals externe hulpverleners, leerplichtambtenaar, Jeugdzorg. Orthopedagoog, schoolmaatschappelijk werk, regisseuse toneel e.d. Het trio spreekt af hoe, door wie, in welke volgorde en op welk moment deze categorieën geïnformeerd worden en welke onmiddellijke nazorg nodig is. Stap 6: Organisatorische maatregelen Roostermaker en sleuteltrio overleggen over mogelijke en noodzakelijke maatregelen.
Administratieve maatregelen
Bereid snel een brief voor aan de ouders van leerlingen van de getroffen klas.
Website
Sleuteltrio - beziet welke aanpassingen in het rooster van de komende week nodig zijn, allereerst voor de getroffen klas, - neemt een beslissing terzake proefwerken, examens e.d. voor onderscheiden klassen, jaarlagen, personen, - denkt ook aan het lokaal voor de onmiddellijke nazorg (stap 9) - denkt aan het lokaal voor de rouwverwerking. (stap 11) - neemt een beslissing over schoolfeesten, reizen en excursies in de komende week, - stelt iedereen die dat wenst in de gelegenheid de begrafenis/crematie bij te wonen., als de familie dat op prijs stelt. - beslist of de klassen die op reis zijn, teruggeroepen worden. De schoolleiding geeft de administratie opdracht uitgaande post en rekeningen van de leerling onmiddellijk te blokkeren. Er moet een nieuwe telefoonketting gemaakt worden. De kans bestaat dat de ouders een kind thuis krijgen dat overstuur is. Informeer ze door een brief met - informatie over de gebeurtenissen, - de organisatorische aanpassingen, - de zorg voor de leerlingen op school, - contactpersonen op school, - regels over aanwezigheid, rouwbezoek en aanwezigheid bij de uitvaart, - eventuele afscheidsdienst op school en nazorg van de leerlingen. Voorkom dat de ouders van de overleden leerling deze brief krijgen. Zet een mededeling op de site van de school, zodra alle leden van de schoolgemeenschap geïnformeerd zijn. (stap 6)
7
Stap 7: Aandacht voor de brengers van het slechte nieuws Het brengen van slecht nieuws kan op Het sleuteltrio beziet bij welke medewerkers dit verwacht moeilijkheden stuiten door bijv. kan worden en neemt voorzorgsmaatregelen. persoonlijke omstandigheden, eerdere Denk aan de docent/coaches en de rouwbegeleider! traumatische ervaringen, betrekkelijke Zorg er ook voor dat enkele medewerkers ambulant zijn en onervarenheid als docent enz. - zo nodig – kunnen bijspringen. Zo iemand kan niet alleen een collega ondersteunen, maar ook zorg besteden aan leerlingen die extra aandacht nodig hebben. Noteer voordat het nieuws verteld wordt, de absenten. Licht hen later in. Stap 8: Aandacht voor de ontvangers van het slechte nieuws De getroffen klas moet zo spoedig Voor ontvangen van slecht nieuws door kinderen zijn van mogelijk geïnformeerd worden. belang de inzichten - dat de leerlingen niet overvallen moeten worden met nieuws waar ze niet op rekenen, - dat het ook geen zin heeft om met een lange inleiding de ernst van de situatie te verdoezelen, - dat na het korte bericht van overlijden en een beknopte schets van de omstandigheden een lang verhaal ongewenst is, - dat eerlijkheid en duidelijkheid gewenst zijn, - dat persoonlijke betrokkenheid van iedereen bij het verdriet getoond mag worden, ook van de docent, - dat zwijgen mag, - dat dit slechte bericht andere ervaringen kan reactiveren. De docent houdt de klas bij elkaar en voorkomt dat iemand „zomaar‟ wegloopt. De docent let speciaal op degenen die zich lijken terug te trekken. De docent legt ook uit dat contact met de familie wordt onderhouden en dat leerlingen niet zelf moeten gaan bellen. Stap 9: Onmiddellijke nazorg bieden Materieel en immaterieel moet er ruimte zijn voor leerlingen om aan hun gevoelens uiting te geven nadat ze het slechte nieuws gehoord hebben.
Met name de getroffen klas blijft in eerste aanleg zoveel mogelijk onder de hoede van de mentor en de rouwbegeleider. Er moet een ruimte ingericht worden (bijvoorbeeld ruimte 19 of lokaal 15/16) waar leerlingen terechtkunnen die alleen maar willen huilen of die erg overstuur zijn. Zorg voor de koffie, thee, limonade, koek of koekjes. Als leerlingen per se naar huis willen, moet nagegaan worden of de ouders thuis zijn en/of op de hoogte zijn. Ook moet een inschatting worden gemaakt of de leerling wel of niet alleen naar huis kan gaan. De mentor beslist.
Stap 10: Contact met de ouders/familie van de overledene Neem zo spoedig mogelijk contact op Het sleuteltrio neemt contact op met de familie, vraagt met de familie. telefonisch wanneer bezoek gelegen komt. In ieder geval is
8
een schoolleider uit het sleuteltrio aanwezig. Meestal is een eerste bezoek heel emotioneel. Meestal is luisteren belangrijker dan spreken. Het is dan vaak niet het juiste moment om allerlei zaken te regelen. - Maak daarom bij het vertrek een volgende afspraak. - Spreek af wie voor de ouders de vaste contactpersoon vanuit de school is. Bij een tweede contact kan gevraagd worden wat de school voor de ouders/familie kan betekenen. Op dat moment is het bovendien duidelijker wat de ideeën en wensen van de leerlingen, docenten en andere betrokkenen zijn. In overleg met de ouders/familie wordt helder wat kan of niet kan. Ook kunnen er afspraken worden gemaakt over - een mogelijke rouwadvertentie door de school, - condoléance- en rouwbezoek van docenten en leerlingen, - het afscheid nemen van de overleden leerling, - bijwonen van de uitvaart - bijdragen aan de uitvaart (teksten lezen, muziek, dragen van de kist, bloemenkransen, voorbede, toespraak) - logistiek ondersteunen van de uitvaart (het boekje op school laten drukken) - een eventuele afscheidsdienst op school. Stap 11: Ruimte bieden aan rouw In de in te richten rouwruimte kunnen leerlingen en medewerkers samenkomen om hun verdriet te delen.
Het sleuteltrio besluit waar de rouwruimte wordt ingericht, wanneer en door wie. Thee, koffie? Inrichting; foto‟s. Mogelijkheid voor bezoekers om te tekenen of te schrijven. (boek) Zorg er ook voor dat regelmatig medewerkers in het lokaal aanwezig zijn. Let op de leerlingen die zich mengen in de gang van zaken, hoewel zij slechts indirect met het overlijden te maken hebben. Dit kan een vraag om aandacht (slecht verwerkte eigen ervaringen) zijn.
Naast het inrichten van een rouwruimte, is het ook goed in een open ruimte, voor iedereen zichtbaar, een gedachtenishoek in te richten. Stap 12: Hervatting van de schoolgang Na een dag wordt, ook voor de getroffen klas, de schoolgang zo veel mogelijk hervat.
Het sleuteltrio dringt er bij docenten op aan in alle klassen attent te zijn op signalen van leerlingen die aandacht nodig hebben in verband met hun verwerkingsproces. De getroffen klas hervat zoveel mogelijk de schoolgang. Ook hier kan de rouwbegeleider een rol spelen. Niet elke docent is immers bekwaam in opvang van leerlingen in deze situatie. Vaak uit onmacht, eigen verlieservaringen, verlegenheid met de situatie.
9
Helder zicht op afstand
Het overlijden van een leerling heeft ook praktische consequenties. De mentor bezint zich daarop: - wat bijvoorbeeld te doen met de lege stoel in de klas, - het rapport dat net is geschreven, - de overhoringen die teruggegeven worden? De stelregel is: doe niet alsof de leerling nooit heeft bestaan. De mentor onderhoudt zorgvuldig contact met zijn klas. Wie even naar de rouwruimte wil, mag dat, maar komt ook weer terug. Ruim veel tijd in voor vragen, gesprekken en het uiten van emoties. Het sleuteltrio is alert op signalen van medewerkers en leerlingen die niet onmiddellijk betrokken zijn maar wellicht enige aandacht behoeven.
Stap 13: Voorbereiding van de herdenking. Een herdenking op school en de Herdenking op school: voorbereiding daarvan kunnen een De getroffen klas en de mentor zijn, liefst met nog een voorname rol spelen in de docent, op uitnodiging van het sleuteltrio, verantwoordelijk rouwverwerking. voor de organisatie en het laten plaatsvinden van de herdenkingsdienst. - Nodig de ouders en andere familieleden van de leerling uit. - Bedenk hoe en wanneer de foto een plaats krijgt in het herdenkingshoekje van ruimte 19. - Regel na de herdenking een samenzijn, met medewerkers, thee e.d. - Neem een duidelijke beslissing wie aanwezig worden geacht in de aula bij de herdenking, in principe: alle leerlingen en medewerkers van de school. - Neem maatregelen om de leerlingen daaraan te houden. Bijwonen van de uitvaart moet goed voorbereid worden.
Stap 14: Na de uitvaart Een dag na de uitvaart starten de lessen voor de getroffen klas.
De uitvaart: - wie gaan er (hoe) naartoe? - Welke medewerkers begeleiden de leerlingen? - Is voor de getroffen klas een mogelijkheid tot samenzijn na de uitvaart mogelijk? - Zijn de aan een uitvaart verbonden rituelen (staan, zitten, offer, tekenen condoléanceregister, plaats in de zaal/kerk, afscheid nemen van het stoffelijk overschot, mogelijkheid tot persoonlijk condoleren, e.d.) bekend?
Blijf daarbij steeds letten op signalen bij kinderen die het moeilijk hebben. Sommige kinderen stellen hun rouw uit en tonen pas na maanden verdriet. Met name leerlingen die al eerder een verlies hebben geleden, lopen dit risico. Sommige leerlingen zullen af en toe nog behoefte hebben aan een kort of lang gesprek.
10
Stap 15: Nazorg Administratief
Sleuteltrio - Besluit wanneer de rouwruimte weer in normaal gebruik genomen wordt, - Zorgt ervoor dat een foto van de leerling in de herdenkingshoek van de studiezaal een plaats krijgt.
Praktisch
Rouwbegeleider zorgt voor - Inrichten en onderhouden gedachtenishoekje in de studiezaal. - Bij belangrijke momenten, zoals verjaardag, sterfdag overledene of belangrijke gebeurtenis Beekvliet verse bloemen plaatsen. Af en toe (laten)schoonmaken!
Zorgtaken
- Nazorg klas: door middel van een groepsgesprek of andere activiteit o.l.v. rouwbegeleider en mentor.
-
-
Individuele leerlingen: hulp van rouwgeleider, indien nodig aanbieden van specialistische hulp op het gebied van rouwbegeleiding Nazorg ouder(s) overleden leerling: indien gewenst houdt de rouwbegeleider met de mentor gedurende de resterende schoolperiode van de overleden leerling contact met diens ouder (s)
Contact met ouders
De contactpersoon uit het sleuteltrio - gaat zorgvuldig na welke eigendommen van de leerling nog op school zijn. Kluisje! - spreekt een moment af met de ouders wanneer die eigendommen door ons gebracht of door hen gehaald worden. - Overlegt met de ouders over het teruggeven van de gehuurde en geleende schoolboeken en eventueel restitutie van betaalde gelden (w.o. kluis-borg), - overlegt met de ouders welk voortgezet contact gewenst wordt, of uitnodigingen (bijv. voor de diplomauitreiking van de jaarlaag) op prijs gesteld worden, - Noteert in het kalendarium een bijeenkomst op school of bezoek aan de ouders rond de eerste sterfdag - Is alert op de verjaardag van de overleden leerling.
De hele schoolgemeenschap bekommert zich om het welbevinden van individuen
Sommige leerlingen zijn extra kwetsbaar wanneer het gaat om verdriet en rouw. Signalen die kunnen wijzen op (mogelijk ernstige) problemen zijn: - leermoeilijkheden, spijbelgedrag, psychosomatische klachten als hoofd- en buikpijn, concentratiestoornissen, slapeloosheid, ander omgangsgedrag, stemmingswisselingen, angstdromen, toespelingen op suïcide, slecht eten, wilde verhalen, lusteloosheid, moeheid, zondebok-verschijnselen, prikkelbaarheid, onverschilligheid, veel of niet meer
11
kunnen huilen, agressiviteit, schuldvragen, vreemd lachen, zich terugtrekken, plotselinge gedragsveranderingen. Deze leerlingen hebben vaak individuele aandacht nodig. De mentor heeft een zware tijd achter de rug. Heel veel steun kan zo'n docent ondervinden van het team. Een luisterend oor en oprechte aandacht zijn veel waard. Stap 16: evaluatie Na enkele weken evalueert het sleuteltrio op initiatief van de schoolleider de gang van zaken en brengt aanpassingen in dit protocol aan.
12
2. Het overlijden van een medewerker Stap 1: Het binnenkomen van het bericht a) De melding wordt telefonisch gedaan Deelneming betuigen en doorverbinden met de rector, of bij de conciërge. conrector. Is dit volstrekt onmogelijk, dan actie ondernemen opdat zo snel mogelijk teruggebeld wordt door één van hen beiden. b) De melding wordt in persoon gedaan Melder ontvangen, bedanken voor de komst, deelneming bij de conciërge. betuigen en in contact brengen met de rector of conrector of een andere schoolleider. c) De melding wordt via een docent / Melder treedt in contact met rector of conrector of andere leerling gedaan. schoolleider. Stap 2: Verificatie van het bericht Indien de melding niet door een familielid is gedaan: Stap 3: Vorming sleuteltrio Er wordt een sleuteltrio geformeerd dat alle acties coördineert. De schoolleider heeft de eindverantwoordelijkheid.
Stap 4: Duidelijkheid en volledigheid
verifieert de rector of conrector (evt. bij vrienden, buren, huisarts).
De rector/conrector formeert een sleuteltrio dat bestaat uit hemzelf, de conrector en een naast betrokken personeelslid. . Dit trio laat zich voortdurend bijstaan en informeren door de rouwbegeleider van de school, die het beraad bijwoont voorzover diens werkzaamheden als rouwbegeleider dat toestaan. Dit sleuteltrio is de komende week voor onderling beraad bereikbaar. Het trio is verantwoordelijk voor: informatie van de betrokkenen, organisatorische aanpassingen, opvang van leerlingen en collega's, contacten met de familie, regelingen in verband met rouwbezoek en uitvaart, administratieve afwikkeling, nazorg van de betrokkenen, evaluatie van het proces en evt. bijstelling van dit protocol. Het sleuteltrio zorgt voor een duidelijk en zo compleet mogelijk beeld: - wat is er precies gebeurd - waar is het gebeurd - hoe is het gebeurd - wanneer kan contact opgenomen worden met de familie, - wanneer is de begrafenis/crematie
Stap 5: Het informeren van de schoolgemeenschap Het sleuteltrio gaat na wie geïnformeerd - het voltallige personeel (ook de zieken of anderszins moeten worden over het overlijden: afwezigen), (bijv. door zo spoedig mogelijke bijeenroeping)
13
- de mentorklas of de mentorleerlingen indien het een docent betreft, klassen die op reis zijn, de ouders van de leerlingen, de ouderraad, de Raad van Bestuur van OMO, personen en instanties die mogelijk contacten opnemen met de overledene, zoals collega‟s op andere scholen, collega‟s uit samenwerkingsverbanden e.d. Het trio spreekt af hoe, door wie, in welke volgorde en op welk moment deze categorieën geïnformeerd worden en welke onmiddellijke nazorg nodig is.
-
Stap 6: Organisatorische maatregelen Roostermaker en sleuteltrio overleggen over mogelijke en noodzakelijke maatregelen.
Sleuteltrio - beziet welke aanpassingen in het rooster van de komende week nodig zijn, allereerst voor de evt. mentorklas, - neemt een beslissing terzake proefwerken, examens e.d. voor onderscheiden klassen, jaarlagen, personen, - denkt ook aan het lokaal voor de onmiddellijke nazorg (stap 9) - denkt aan het lokaal voor de rouwverwerking. (stap 11) - neemt een beslissing over schoolfeesten, reizen en excursies in de komende week, - stelt iedereen die dat wenst in de gelegenheid worden gesteld de begrafenis/crematie bij te wonen., als de familie dat op prijs stelt. - beslist of de klassen die op reis zijn, teruggeroepen worden.
Administratieve maatregelen
De schoolleiding geeft de administratie opdracht uitgaande post onmiddellijk te blokkeren. Er moet een nieuwe alarmboom personeel gemaakt worden. De rector neemt de maatregelen die gezien de rol van werkgever aan hem gemandateerd zijn (overlijdensuitkering e.d.) De rector bereidt een rouwadvertentie voor.
Bereid snel een brief voor aan de ouders.
De kans bestaat dat de ouders een kind thuis krijgen dat overstuur is. Informeer ze door een brief met - informatie over de gebeurtenissen, - de organisatorische aanpassingen, - de zorg voor de leerlingen op school, - contactpersonen op school, - regels over aanwezigheid, rouwbezoek en aanwezigheid bij de uitvaart, - eventuele afscheidsdienst op school en nazorg van de leerlingen.
Website
Zet een mededeling op de site van de school, zodra alle
14
leden van de schoolgemeenschap geïnformeerd zijn. (stap 6) Stap 7: Aandacht voor de brengers van het slechte nieuws Het brengen van slecht nieuws kan op Het sleuteltrio beziet bij welke medewerkers dit verwacht moeilijkheden stuiten door bijv. kan worden en neemt voorzorgsmaatregelen. persoonlijke omstandigheden, eerdere Denk aan de docent/coaches en de rouwbegeleider! traumatische ervaringen, betrekkelijke Zorg er ook voor dat enkele medewerkers ambulant zijn en onervarenheid als docent enz. - zo nodig – kunnen bijspringen. Zo iemand kan niet alleen een collega ondersteunen, maar ook zorg besteden aan leerlingen die extra aandacht nodig hebben. Noteer voordat het nieuws verteld wordt, de absenten. Licht hen later in. Stap 8: Aandacht voor de ontvangers van het slechte nieuws De getroffen klas moet zo spoedig Voor ontvangen van slecht nieuws door kinderen zijn van mogelijk geïnformeerd worden. belang de inzichten - dat de leerlingen niet overvallen moeten worden met nieuws waar ze niet op rekenen, - dat het ook geen zin heeft om met een lange inleiding de ernst van de situatie te verdoezelen, - dat na het korte bericht van overlijden en een beknopte schets van de omstandigheden een lang verhaal ongewenst is, - dat eerlijkheid en duidelijkheid gewenst zijn, - dat persoonlijke betrokkenheid van iedereen bij het verdriet getoond mag worden, ook van de docent, - dat zwijgen mag, - dat dit slechte bericht andere ervaringen kan reactiveren. De docent houdt de klas bij elkaar en voorkomt dat iemand „zomaar‟ wegloopt. De rouwbegeleider is beschikbaar. De docent let speciaal op degenen die zich lijken terug te trekken. De docent legt ook uit dat contact met de familie wordt onderhouden en dat leerlingen niet zelf moeten gaan bellen. Stap 9: Onmiddellijke nazorg bieden Materieel en immaterieel moet er ruimte zijn voor leerlingen om aan hun gevoelens uiting te geven nadat ze het slechte nieuws gehoord hebben.
Met name de evt. mentorklas blijft in eerste aanleg zoveel mogelijk onder iemands hoede. Er moet een ruimte ingericht worden (bijvoorbeeld ruimte 19 of lokaal 15/16) waar leerlingen terechtkunnen die alleen maar willen huilen of die erg overstuur zijn. Zorg voor de koffie, thee, limonade, koek of koekjes. De rouwbegeleider dient beschikbaar te zijn. Als leerlingen per se naar huis willen, moet nagegaan worden of de ouders thuis zijn en/of op de hoogte zijn. Ook moet een inschatting worden gemaakt of de leerling wel of niet alleen naar huis kan gaan. De afdelingsleider beslist.
Stap 10: Contact met de ouders/familie van de overledene Neem zo spoedig mogelijk contact op Het sleuteltrio neemt contact op met de familie, vraagt
15
met de familie.
telefonisch wanneer bezoek gelegen komt. In ieder geval is een schoolleider uit het sleuteltrio aanwezig. Meestal is een eerste bezoek heel emotioneel. Meestal is luisteren belangrijker dan spreken. Het is dan vaak niet het juiste moment om allerlei zaken te regelen. - Maak daarom bij het vertrek een volgende afspraak. - Spreek af wie voor de familie de vaste contactpersoon vanuit de school is. Bij een tweede contact kan gevraagd worden wat de school voor de familie kan betekenen. Op dat moment is het bovendien duidelijker wat de ideeën en wensen van de leerlingen, docenten en andere betrokkenen zijn. In overleg met de familie wordt helder wat kan of niet kan. Ook kunnen er afspraken worden gemaakt over - een mogelijke rouwadvertentie door de school, - condoléance- en rouwbezoek van docenten en leerlingen, - het afscheid nemen van de overledene, - bijwonen van de uitvaart - bijdragen aan de uitvaart (teksten lezen, muziek, dragen van de kist, bloemenkransen, voorbede, toespraak) - logistiek ondersteunen van de uitvaart (het boekje op school laten drukken) - een eventuele afscheidsdienst op school.
Stap 11: Ruimte bieden aan rouw In de in te richten rouwruimte kunnen leerlingen en medewerkers samenkomen om hun verdriet te delen.
Stap 12: Hervatting van de schoolgang Na een dag wordt, ook voor de getroffen mentorklas, de schoolgang zo veel mogelijk hervat.
Helder zicht op afstand
Het sleuteltrio besluit waar de rouwruimte wordt ingericht, wanneer en door wie. Thee, koffie? Inrichting; foto‟s. Mogelijkheid voor bezoekers om te tekenen of te schrijven. (boek) Zorg er ook voor dat regelmatig de rouwbegeleider en andere medewerkers in het lokaal aanwezig zijn. Let op de leerlingen die zich mengen in de gang van zaken, hoewel zij slechts indirect met het overlijden te maken hebben. Dit kan een vraag om aandacht (slecht verwerkte eigen ervaringen) zijn.
Het sleuteltrio dringt er bij docenten op aan in alle klassen attent te zijn op signalen van leerlingen die aandacht nodig hebben in verband met hun verwerkingsproces. De mentorklas hervat zoveel mogelijk de schoolgang. Wie even naar de rouwruimte wil, mag dat, maar komt ook weer terug. Ruim veel tijd in voor vragen, gesprekken en het uiten van emoties. Het sleuteltrio en de rouwbegeleider zijn alert op signalen van medewerkers en leerlingen die niet onmiddellijk betrokken zijn maar wellicht enige aandacht behoeven.
16
Stap 13: Voorbereiding van de herdenking. Een herdenking op school en de Herdenking op school: voorbereiding daarvan kunnen een De mentorklas is, met de rouwbegeleider, op uitnodiging voorname rol spelen in de van het sleuteltrio, verantwoordelijk voor de organisatie en rouwverwerking. het laten plaatsvinden van de herdenkingsdienst. - Nodig de familie uit. - Bedenk hoe en wanneer de foto een plaats krijgt in het herdenkingshoekje van ruimte 19. - Regel na de herdenking een samenzijn, met medewerkers, thee e.d. - Neem een duidelijke beslissing wie aanwezig worden geacht in de aula bij de herdenking, in principe: alle leerlingen en medewerkers van de school. - Neem maatregelen om de leerlingen daaraan te houden. Bijwonen van de uitvaart moet goed voorbereid worden.
Stap 14: Na de uitvaart Een dag na de uitvaart starten de lessen voor de mentorklas.
Stap 15: Nazorg Administratief
Contact met familie
De uitvaart: - wie gaan er (hoe) naartoe? - Dient de school gesloten te worden i.v.m. de uitvaart? - Welke medewerkers begeleiden de leerlingen? - Is voor de mentorklas een mogelijkheid tot samenzijn na de uitvaart mogelijk? - Zijn de aan een uitvaart verbonden rituelen (staan, zitten, offer, tekenen condoléanceregister, plaats in de zaal/kerk, afscheid nemen van het stoffelijk overschot, mogelijkheid tot persoonlijk condoleren, e.d.) bekend?
Blijf daarbij steeds letten op signalen bij kinderen die het moeilijk hebben. De rouwbegeleider heeft hierin een voorname functie. Sommige kinderen stellen hun rouw uit en tonen pas na maanden verdriet. Met name leerlingen die al eerder een verlies hebben geleden, lopen dit risico. Sommige leerlingen zullen af en toe nog behoefte hebben aan een kort of lang gesprek.
Sleuteltrio - Besluit wanneer de rouwruimte weer in normaal gebruik genomen wordt, - Zorgt ervoor dat een foto van de overledene in de herdenkingshoek van de studiezaal een plaats krijgt. De contactpersoon uit het sleuteltrio - gaat zorgvuldig na welke eigendommen van medewerker nog op school zijn. Kluisje! - spreekt een moment af met de familie wanneer die eigendommen door ons gebracht of door hen gehaald worden. - Overlegt met de familie over het teruggeven van evt. schoolmateriaal, sleutels, e.d.
17
- overlegt met de familie welk voortgezet contact gewenst wordt, of uitnodigingen (bijv. voor de jubilea, receptie, afscheidsvieringen van school) op prijs gesteld worden, - Noteert in het kalendarium een bijeenkomst op school of bezoek aan de familie rond de eerste sterfdag - Is alert op de verjaardag van de overledene De hele schoolgemeenschap bekommert zich om het welbevinden van individuen
Sommige leerlingen zijn extra kwetsbaar wanneer het gaat om verdriet en rouw. Signalen die kunnen wijzen op (mogelijk ernstige) problemen zijn: - leermoeilijkheden, spijbelgedrag, psychosomatische klachten als hoofd- en buikpijn, concentratiestoornissen, slapeloosheid, ander omgangsgedrag, stemmingswisselingen, angstdromen, toespelingen op suïcide, slecht eten, wilde verhalen, lusteloosheid, moeheid, zondebok-verschijnselen, prikkelbaarheid, onverschilligheid, veel of niet meer kunnen huilen, agressiviteit, schuldvragen, vreemd lachen, zich terugtrekken, plotselinge gedragsveranderingen. Deze leerlingen hebben vaak individuele aandacht nodig.
Stap 16: evaluatie Na enkele weken evalueert het sleuteltrio op initiatief van de schoolleider de gang van zaken en brengt aanpassingen in dit protocol aan.
18
3. Het (dreigend) overlijden van een naast familielid van een leerling Stap 1: Het binnenkomen van het bericht a) De melding wordt telefonisch De afdelingsleider van de betrokken leerling(en) wordt gedaan bij de conciërge. (worden) onmiddellijk geïnformeerd. b) De melding wordt in persoon gedaan bij de conciërge.
Stap 2: Verificatie van het bericht Indien de melding telefonisch en niet door een familielid is gedaan:
De afdelingsleider van de betrokken leerling(en) wordt (worden) onmiddellijk geïnformeerd Afspreken of de melder of de afdelingsleider(s) het bericht vertellen aan de betrokken leerling(en). Melder condoleren.
Verifieert de afdelingsleider het bericht (evt. bij vrienden, buren, huisarts).
Stap 3: Leerling informeren De afdelingsleider(s) haalt (halen) de betrokken leerling(en) uit de les. Alle boeken en tas meenemen. De afdelingsleider (of de melder) stellen de leerling(en) op de hoogte van de gebeurtenissen. In de meeste gevallen: snel vertrek naar (zieken)huis. Stap 3: Vorming begeleidingsduo Er wordt een begeleidingsduo geformeerd dat alle acties coördineert. De afdelingsleider heeft de eindverantwoordelijkheid.
De afdelingsleider begeleidt samen met de mentor de leerling en de klas. Dit duo laat zich voortdurend bijstaan en informeren door de rouwbegeleider van de school, die het beraad bijwoont voorzover diens werkzaamheden als rouwbegeleider dat toestaan. Dit duo zorgt voor informatie aan de klas informatie aan vrienden/vriendinnen/buurtgenoten van de leerling, contacten met de familie, regelingen in verband met rouwbezoek en uitvaart, nazorg van de betrokkenen, evaluatie van het proces en evt. bijstelling van dit protocol.
Stap 4: Duidelijkheid en volledigheid Het duo zorgt voor een duidelijk en zo compleet mogelijk beeld: - wat is er precies gebeurd - waar is het gebeurd - hoe is het gebeurd - wanneer kan contact opgenomen worden met de familie, - wanneer is de begrafenis/crematie
19
Stap 5: Het informeren van de schoolgemeenschap over het overlijden Het duo gaat na wie geïnformeerd - het voltallige personeel (ook de zieken of anderszins moeten worden over het overlijden: afwezigen), - de klas of de mentorleerlingen indien het een docent betreft, - personen en instanties die mogelijk contacten opnemen met de familie zoals externe hulpverleners, leerplichtambtenaar, Jeugdzorg. Orthopedagoog, schoolmaatschappelijk werk, regisseuse toneel e.d. Het duo spreekt af hoe, door wie, in welke volgorde en op welk moment deze categorieën geïnformeerd worden en welke onmiddellijke nazorg nodig is. Het duo spreekt af
- wie wanneer namens de school contact onderhoudt met de familie - wie zo spoedig mogelijk de klas inlicht Voor ontvangen van slecht nieuws door kinderen zijn van belang de inzichten - dat de leerlingen niet overvallen moeten worden met nieuws waar ze niet op rekenen, - dat het ook geen zin heeft om met een lange inleiding de ernst van de situatie te verdoezelen, - dat na het korte bericht van overlijden en een beknopte schets van de omstandigheden een lang verhaal ongewenst is, - dat eerlijkheid en duidelijkheid gewenst zijn, - dat persoonlijke betrokkenheid van iedereen bij het verdriet getoond mag worden, ook van de docent, - dat zwijgen mag, - dat dit slechte bericht andere ervaringen kan reactiveren. De docent en/of de rouwbegeleider houdt de klas bij elkaar en voorkomt dat iemand „zomaar‟ wegloopt. Men let speciaal op degenen die zich lijken terug te trekken. Er wordt uitgelegd dat contact met de familie wordt onderhouden en dat leerlingen niet zelf moeten gaan bellen.
Stap 6: Praktische maatregelen De afdelingsleider
De afdelingsleider geeft de administratie opdracht uitgaande post aan de overledene onmiddellijk te blokkeren. De gegevens in Magister moeten aangepast worden.
Het duo
- Bespreekt de wijze waarop de klas betrokkenheid kan
De mentor / rouwbegeleider
tonen bij de familie / eventueel kan deelnemen aan de uitvaart. - Bepaalt de nodige intensiteit van de begeleiding Laat de leerlingen elkaar helpen en troosten, Spreekt met de klas af - hoe en door wie de leerling opgevangen wordt, - van huiswerk / lesstof voorzien.
20
Stap 7: Hervatting van de schoolgang Na een dag wordt voor de getroffen klas de schoolgang zo veel mogelijk hervat.
Het duo dringt er bij docenten in de betrokken klas op aan attent te zijn op signalen van leerlingen die aandacht nodig hebben in verband met hun verwerkingsproces. De rouwbegeleider is alert. De getroffen klas hervat de schoolgang. Stap 8: Voorbereiding van de herdenking. Bijwonen van de uitvaart moet goed De uitvaart: voorbereid worden. - wie gaan er (hoe) naartoe? - Welke medewerkers begeleiden de leerlingen? - Is voor de leerlingen een mogelijkheid tot samenzijn na de uitvaart mogelijk? - Zijn de aan een uitvaart verbonden rituelen (staan, zitten, offer, tekenen condoléanceregister, plaats in de zaal/kerk, afscheid nemen van het stoffelijk overschot, mogelijkheid tot persoonlijk condoleren, e.d.) bekend? Stap 9: Na de uitvaart Een dag na de uitvaart starten de lessen voor de getroffen klas.
Stap 10: Nazorg De mentor De afdelingsleider
Blijf daarbij steeds letten op signalen bij kinderen die het moeilijk hebben. Sommige kinderen stellen hun rouw uit en tonen pas na maanden verdriet. Met name leerlingen die al eerder een verlies hebben geleden, lopen dit risico. Sommige leerlingen zullen af en toe nog behoefte hebben aan een kort of lang gesprek. De rouwbegeleider is alert.
- Onderhoudt contact met familie en de leerling - Zorgt voor vastlegging in leerlingendossier / leerlingvolgsysteem.
Stap 11: evaluatie Na enkele weken evalueert het duo op initiatief van de afdelingsleider de gang van zaken en brengt aanpassingen in dit protocol aan.
21
4. Een (ernstig) ongeval op of dichtbij school Stap 1: Het binnenkomen van het bericht a) De melding wordt telefonisch Vaststellen of het nodig is dat hulpdiensten (112) gedaan bij de conciërge. gealarmeerd worden. Alarmeren indien nog nodig. Familie inlichten. b) De melding wordt in persoon gedaan bij de conciërge.
Stap 2: Hulp bieden indien nodig Conciërge zet eerste acties in gang.
De EHBO‟er … De Tweede Medewerker …
Vaststellen of het nodig is dat hulpdiensten (112) gealarmeerd worden. Alarmeren indien nog nodig. Familie inlichten. Melder bedanken en evt. nazorg regelen.
Zorg dat twee medewerkers ter plekke aanwezig zijn, in ieder geval ook een EHBO‟er. Betrokken afdelingsleider (leerling) of rector (medewerker) informeren. Biedt volgens geldende richtlijnen hulp en verlaat het slachtoffer niet. Tweede medewerker coördineert de omstandigheden ter plaatse: - vrijmaken weg voor hulpdiensten, - opstellen van personen die hulpdiensten de weg wijzen, - het wegsturen van kijkers, - het aanwezig blijven van getuigen, - het aanwezig blijven van een vriend(in) indien het een leerling betreft, - het wegsturen van kijkers, - het (laten) halen van verbandmiddelen, deken, afzettingsmateriaal e.d., - het onderhouden van contact met de school / de conciërge / de rector/afdelingsleider, - het opvangen van ouders - maken van afspraken hoe de leerling begeleid wordt naar huis / ziekenhuis - het met ouders afspreken hoe de school geïnformeerd wordt over het verdere verloop.
Stap 3: Communicatie en verslaglegging De rector / afdelingsleider Stellen met EHBO‟er en Tweede Medewerker de inhoud van de te verspreiden informatie vast. Stellen vast wie er (op welk moment, op welke wijze) geïnformeerd worden: - leerlingen - personeel - ouders - media - evaluatie van het proces en evt. bijstelling van dit protocol. - EHBO‟er en Tweede Medewerker vullen de reguliere ongevallenregistratie in.
22
Stap 4: Contact houden De school (afdelingsleider/rector)
- Onderhoudt contact met de familie, - bezoekt de familie en de getroffene, - verspreidt de ingewonnen informatie over het verdere verloop
- denkt aan een bloemetje of attentie, - neemt maatregelen om de problemen ten gevolge van schoolverzuim voor de getroffene te verminderen,
- regelt indien nodig bezoek van leerlingen. Stap 5: Evaluatie Betrokkenen
Evalueren dit protocol en doen wijzigingsvoorstellen indien noodzakelijk.
23
5. Pestprotocol Voorwoord “Ontwikkel je talenten, verleg je grenzen, voel je thuis.” Dat is het motto van onze school. Drie maal drie woorden, die uitdrukken wat wij als school belangrijk vinden. De woorden “voel je thuis” staan achteraan in ons motto. Zou dat iets betekenen? Is je thuis voelen misschien minder belangrijk dan talenten ontwikkelen en grenzen verleggen? Anders gesteld, zou “voel je thuis” als eerste genoemd kunnen worden in het motto van een school? Dat is een lastige vraag. Leraren en leerlingen zijn op school om dingen te leren, aan en van elkaar. Dat is dus het belangrijkste. Misschien staat „voel je thuis‟ ook wel op de laatste plaat omdat het onderwijzen van thuisgevoel niet tot de standaarduitrusting van een onderwijzer behoort. Voor talentontwikkeling en grensverlegging hebben we lessen, boeken, proefwerken, projecten, excursies en wat al niet meer. Voor je-thuis-voelen is het moeilijker om concrete, tastbare middelen te vinden. Wij willen dat leerlingen zich prettig voelen op onze school. Dat lukt sommige leerlingen beter dan andere. Er zijn leerlingen die zich in het geheel niet prettig voelen, ook op Beekvliet. Ook op onze kleine school (waar iedereen elkaar toch kent?) worden leerlingen gepest. Probeer je dan nog maar eens thuis te voelen. Wij willen dat er op onze school niet wordt gepest. Om daar uiting aan te geven, is het document dat je nu in handen hebt ontwikkeld: het pestprotocol van Gymnasium Beekvliet. Net als ons motto een verzameling woorden die pas betekenis krijgen als we ze in daden omzetten. Wij wensen onszelf – personeel, leerlingen én ouders – daarmee veel succes.
Getekend namens: Schoolleiding: ______________________
datum: __________________
______________________
datum: __________________
______________________
datum: __________________
______________________
datum: __________________
Leerlingenraad:
Ouderraad
Medezeggenschapsraad
24
Inleiding Het pestprotocol is geschreven voor de leerlingen, ouders en medewerkers en bestuur van de school. Het geeft het beleid van de school weer ten aanzien van pesten. Het is onderdeel van het Schoolveiligheidsbeleid en als zodanig verbonden met andere onderdelen zoals het beleid aangaande schorsing en verwijdering van leerlingen en het beleid betreffende ongewenst gedrag (agressie, seksuele intimidatie en geweld).
Doel van het pestprotocol Het hoofddoel van het pestprotocol is het voorkomen en bestrijden van pesten door alle betrokkenen duidelijkheid te geven over ieders rol. Daarnaast heeft het een informatieve en verwijzende functie. Het protocol dient als handvat voor personeel (mentoren, docenten en medewerkers), leerlingen en ouders. U kunt er in vinden wat we onder pesten verstaan, welke vormen van pesten er zijn, hoe we op Beekvliet pesten trachten te voorkomen en wat je kunt doen als er toch wordt gepest.
Vijfsporenaanpak De vijfsporenaanpak staat voor een brede aanpak van pestproblematiek. De vijf sporen komen overeen met de vijf personen/groepen die een rol spelen bij pesten: 1. De gepeste leerling. 2. De pestende leerling. 3. De groep leerlingen eromheen, de omstanders. 4. De schoolmedewerkers. 5. De ouders. Om succesvol iets tegen pesten te doen, moeten deze vijf groepen alle bij het proces worden betrokken. Dat is de reden waarom dit protocol is ondertekend door vertegenwoordigers van zowel de school als de leerlingen als de ouders. Ook in het hoofdstuk Pestbeleid zie je de vijf sporen terugkomen in de paragraafindeling.
25
Wat is pesten Er bestaat een onderscheid tussen plagen en pesten. Vaak voelen we intuïtief wel aan wanneer er sprake is van plagen en wanneer van pesten, maar wat zijn nu precies de verschillen? En als er sprake is van pesten, in welke vorm vindt dat pesten dan plaats? Er zijn velerlei mogelijkheden. In deze paragraaf worden de verschillende pestvormen benoemd en tevens belichten we de verschillende partijen in een pestconflict.
Pesten versus Plagen Wanneer er niet echt sprake is van een slachtoffer en een dader en beide partijen even sterk zijn, noemen we dat plagen. Plagen gebeurt over en weer en vergroot de sociale weerbaarheid van kinderen. Leerlingen die elkaar aardig vinden, plagen elkaar soms. Degene die plaagt heeft niet de intentie om de ander te beschadigen. Pesten is (psychisch, fysiek of seksueel) systematisch geweld van een leerling of een groep leerlingen ten opzichte van één of meer klasgenoten, die niet meer in staat is/zijn zichzelf te verdedigen. Het gaat daarbij om systematisch misbruik van macht. Kenmerkende aspecten van pesten zijn: Herhaalde actie. In interactie met anderen. Negatief ten opzichte van de ander. De actie is gericht op iemand die zich niet kan verweren. Er is sprake van machtsongelijkheid. Kinderen met een laag zelfbeeld, met weinig zelfvertrouwen of (ex)slachtoffers van pesten kunnen vaak niet tegen plagen; zij interpreteren plagerijen als pestgedrag. Op Beekvliet hanteren we de regel dat degene die plaag/pestgedrag ondergaat, bepaalt of het vertoonde gedrag gewenst is of niet (meer). Met andere woorden wanneer het slachtoffer de situatie als ernstiger ervaart dan onschuldige plagerij, komen we in actie.
Vormen van pesten De verschillende vormen van pesten vallen meestal in één van de volgende categorieën: Verbaal pesten Psychologisch pesten Fysiek pesten Materieel pesten Digitaal pesten Deze opdeling is niet geheel zwart-wit en sommige vormen van pesten zou je in meerdere categorieën kunnen plaatsen. Op de volgende pagina staat een overzicht met voorbeelden in elke categorie. De gegeven opsommingen zijn waarschijnlijk niet compleet.
26
Verbaal Bij verbaal pesten wordt het gesproken woord gebruikt om het slachtoffer te beschadigen. Het is een vorm die voor oplettende leraren en medeleerlingen goed te signaleren is.
Psychologisch Psychologisch pesten speelt zich in het geniep af en wordt niet door verbaal of fysiek gedrag onderstreept. Deze vorm van pesten maakt diepe wonden die maar moeizaam helen. Voorbeelden:
Voorbeelden: Uitschelden. Beledigende opmerkingen maken. Commanderen, bijvoorbeeld iemand wegsturen. Een bijnaam geven op basis van lichaamskenmerken, (etnische) afkomst, geloof, seksuele voorkeur, of naar aanleiding van een verkeerd antwoord in de klas. Voortdurend zogenaamd leuke opmerkingen over het slachtoffer maken. Het slachtoffer voortdurend van iets de schuld geven. Uitlachen, gniffelen wanneer iemand iets zegt.
Opzettelijk negeren. Overslaan bij het trakteren of uitdelen van uitnodigingen bij verjaardagen. Isoleren van de rest van de groep, buitensluiten (bijvoorbeeld bij excursies). Doodzwijgen. Iemand niet kiezen waardoor hij als laatste overblijft (bijvoorbeeld bij het maken van groepsopdrachten). Briefjes doorgeven. Té aardig doen, onoprecht aardig doen, of aardig doen met als doel geheimen te ontfutselen en dan door te vertellen. Achtervolgen, opjagen en achternalopen, bij iemand thuis langsgaan. Roddels verspreiden, iemand zwart maken. Bedreigen.
Fysiek Bij fysiek pesten is er sprake van direct lichamelijk contact. Voorbeelden: Trekken, duwen, schoppen, slaan. Laten struikelen, laten vallen, bijvoorbeeld door een stoel weg te trekken. Aan de haren trekken. Iemand optillen. Seksueel mishandelen. Bij herhaling lichaam of kleding aanraken (met een pen in de rug prikken). Iemand aan de kapstok hangen. Tegen de stoel tikken.
27
Materieel Wanneer bezittingen van leerlingen in het geding zijn, kun je spreken van materieel pesten.
Digitaal De nieuwste vorm van pesten, waarbij digitale media het middel zijn om iemand te beschadigen. Voorbeelden:
Voorbeelden:
Afpakken van spullen, spullen verstoppen (het slachtoffer geld vragen om de spullen weer terug te krijgen). Beschadigen, kapotmaken, spullen in de vijver gooien. Stelen. Cadeaus eisen, geld afpersen. Huiswerk „kopen‟ (misbruik maken van iemand).
Vervelende SMS-berichten, al dan niet met nummerherkenning. Iemand belachelijk maken in chatrooms. MSN-berichten of e-mails met dreigementen. Filmpjes van iemand op internet (YouTube) zetten. Pesten via Hyves of Facebook, bijvoorbeeld door neppagina‟s te maken op naam van het slachtoffer. Op school een kwetsende tekst op het beeldscherm laten staan en vervolgens weglopen.
Partijen bij pesten In een pestconflict spelen meerdere partijen een rol. De meest in het oog springende partijen zijn vanzelfsprekend de dader en het slachtoffer, maar vaak zijn er nog andere mensen op een of andere manier bij betrokken. Bij de zogenoemde vijfsporenaanpak onderscheidt men vijf partijen: 1. De gepeste leerling. 2. De pestende leerling. 3. De groep leerlingen eromheen, de omstanders. 4. De schoolmedewerkers. 5. De ouders. Hier onder geven we van elke partij een beschrijving. Let op, de kenmerken die bij de verschillende partijen worden genoemd, zijn niet altijd allemaal tegelijk van toepassing.
De gepeste leerling Elke leerling loopt het risico gepest te worden, maar sommige leerlingen hebben een grotere kans om gepest te worden dan anderen. Dat kan komen door uiterlijke kenmerken, maar vaker heeft het te maken met gedrag. Kenmerken van slachtoffers zijn: Ze zijn „anders‟: hebben een afwijkend uiterlijk, een accent, blozen snel, zijn heel slim of juist niet zo slim, zijn dik of dun, klein of groot enzovoort. Ze zijn gevoelig. Ze zijn vaak fysiek niet sterk. Ze hebben andere interesses dan de meeste leeftijdsgenoten, ze spelen een ander instrument, doen aan een andere sport of zitten op een ander clubje. Ze zijn sociaal onhandig (verlegen, faalangstig). Ze zijn goed in bepaalde vakgebieden of juist niet. Ze trekken zich terug. Ze hebben weinig vrienden. Ze kunnen soms beter met volwassenen opschieten dan met leeftijdsgenoten. Ze horen bijna nooit tot de motorisch beter ontwikkelde kinderen (met name jongens). Veel kinderen die worden gepest, hebben een beperkte weerbaarheid. Ze zijn niet in staat zelf actie te ondernemen tegen pestkoppen en stralen dat ook uit. Vaak zijn ze angstig en onzeker in een groep en durven weinig of niets te zeggen omdat ze bang zijn uitgelachen te worden. De angst en onzekerheid worden versterkt door pestgedrag. Op die manier belandt het slachtoffer in een vicieuze cirkel, waar het zonder hulp zeker niet uit komt.
De pestende leerling Pestende leerlingen zijn vaak fysiek en/of verbaal de sterksten uit de groep. Ze lijken in eerste indruk populair te zijn in een klas, maar ze dwingen hun populariteit af door te laten zien hoe sterk ze zijn en wat ze allemaal durven. Kenmerken van pesters zijn: Ze kunnen goed praten en weten zich dikwijls met smoesjes uit situaties te kletsen. Ze zijn zelfverzekerd en hebben een lage dunk van hun slachtoffer. Ze willen zich machtig voelen, controle uitoefenen. Ze doen graag stoer, maken graag indruk op anderen. Ze hebben charisma en charme. Ze weten het juiste moment te kiezen om ongezien te kunnen pesten. Ze zijn heetgebakerd en impulsief. Ze vertonen onaangepast gedrag: aanvallend, agressief naar medeleerlingen, ouders en leerkrachten.
28
Ze kunnen zich slecht verplaatsen in een ander en voelen weinig medeleven.
Ook pesters hebben (op termijn) last van hun pestgedrag. Door hun verkeerde en vooral beperkte sociale vaardigheden hebben ze vaak moeite om vriendschappen op te bouwen en te onderhouden op andere gronden dan die van macht. Pesters maken een abnormale sociale ontwikkeling door, met alle gevolgen van dien voor de pester zelf. Op Beekvliet vinden we het belangrijk dat er ook aandacht is voor de pester en we proberen hem/haar te helpen te stoppen met pesten.
De omstanders Pesten is vaak een groepsgebeuren. Meestal wordt het slachtoffer door een groepje gepest, waarin de leden verschillende rollen vervullen, zoals bedenker en uitvoerder van de pesterijen. De meeste kinderen zijn niet direct als pester of slachtoffer betrokken bij het pesten. Zij vormen de groep van omstanders, de (vaak) zwijgende meerderheid. In deze groep kun je de volgende rollen onderscheiden: Meelopers: pesten af en toe mee, meestal uit angst om zelf slachtoffer te worden of omdat ze stoer gedrag interessant vinden en denken in populariteit mee te liften met de pester. Toeschouwers: zien het gebeuren, maar durven niet in te grijpen. Onwetenden: merken niet (of willen niet weten) dat er wordt gepest. Dapperen: durven het voor het slachtoffer op te nemen. Het heeft absoluut zin om op te staan tegen pesten! Zodra andere kinderen het gepeste kind te hulp komen of tegen de pesters zeggen dat ze moeten ophouden, kan de situatie aanzienlijk veranderen. Voor de meelopers wordt duidelijk dat het geen groepsnorm is om mee te gaan in pestgedrag. Meelopers horen graag bij de norm van de grote groep. Kinderen die pestgedrag signaleren en bij de leerkracht aangeven, vervullen dus een belangrijke rol, en ook de ouders kunnen een belangrijke rol spelen. Ouders van slachtoffers zijn vanzelfsprekend emotioneel bij het onderwerp betrokken, terwijl ouders van omstanders meer afstand kunnen nemen. Daardoor zijn ze beter in staat om duidelijk te maken aan hun kind dat er iets aan het pesten gedaan moet worden. Dat is ook in het belang van de opvoeding en ontwikkeling van hun eigen kind. Als er in de omgeving van het kind wordt gepest, heeft het kind zelf ook last van een onveilige en onprettige sfeer in de klas.
De schoolmedewerkers Pesten is een goed bewaard groepsgeheim: (bijna) elke leerling weet dat in de groep wordt gepest, maar toch durft niemand het aan een docent te vertellen. De medewerkers weten dus vaak niet dat er in een groep wordt gepest. En zien ze ongewenst gedrag, dan wordt het lang niet altijd als pesten geïnterpreteerd.
De ouders Ook aan hun ouders durven kinderen vaak niet te vertellen dat ze worden gepest. Ze zijn bang dat hun ouders naar school gaan, het aan de mentor vertellen en dat deze het verkeerd aanpakt. Toch merken ouders vaak eerder dat er iets aan de hand is, dan de leraren op school. Signalen die erop kunnen wijzen dat uw kind wordt gepest zijn: Niet meer naar school willen. Niet meer over school vertellen. Nooit meer andere kinderen mee naar huis nemen of niet meer bij anderen gevraagd worden. Slechtere resultaten op school dan vroeger. Vaak dingen kwijt zijn of met kapotte spullen thuiskomen. Vaak hoofdpijn of buikpijn hebben. Blauwe plekken hebben op ongewone plaatsen. Niet willen gaan slapen; vaker wakker worden of nachtmerries hebben; bedplassen.
29
De verjaardag niet willen vieren. Niet buiten willen spelen. Niet alleen een boodschap durven doen. Niet meer naar een club willen gaan. Bepaalde kleren niet meer aan wllen. Thuis prikkelbaar, boos of verdrietig zijn. Zelf blessures creëren om niet naar school te hoeven.
Schoolbeleid tegen pesten Ook bij pesten geldt: voorkomen is beter dan genezen. Het is zelfs maar de vraag of je in dit geval van genezen mag spreken. Je kunt ervoor zorgen dat pesten ophoudt, maar de schade bij het slachtoffer is dan al aangericht. Kinderen die op school worden gepest hebben vaak een diepe emotionele wond opgelopen, waarvan de pijn nog lange tijd wordt gevoeld.
Preventief: pesten voorkomen Pesten komt minder voor in een klimaat waarin: duidelijkheid heerst over de omgang met elkaar, aanvaarding van verschillen wordt aangemoedigd, ruzies niet met geweld worden opgelost, maar uitgesproken, leerlingen gerespecteerd worden in hun eigenheid, agressief gedrag niet wordt geaccepteerd, leerkrachten én ouders/verzorgers duidelijk stelling nemen tegen dergelijke gedragingen. Zowel de school (docenten, mentoren, ondersteunend personeel) als de leerlingen als hun ouders hebben een taak in het bewerkstelligen van een dergelijk klimaat.
De school In de brugklas speelt de mentor een belangrijke rol bij het tot stand brengen van een veilig klassenklimaat. Dat begint direct bij aanvang van het schooljaar. Gedurende het jaar wordt op diverse momenten aandacht besteed aan pesten. Het anti-pestprogramma ziet er globaal als volgt uit: September
Oktober
November December
Januari
Maart
De mentor neemt met de klas de schoolregels door en bespreekt daarbij ook het pestbeleid. Tijdens het brugklaskamp worden kennismakingsspellen gespeeld, speciaal gericht op het creëren van een veilige sfeer in de groep. Vier mentorlessen speciaal gewijd aan pesten. De leerlingen stellen met elkaar een pestcontract op waarin de omgangsregels in de klas worden vastgelegd. Het contract wordt door iedereen ondertekend. De leerlingen lezen deze maand een boek rondom het thema pesten. In het mentoruur wordt de film Spijt gekeken. We hebben een kerstkaartenactie met voor iedereen positieve boodschappen. De leerlingen geven elkaar complimenten. De stand van zaken wordt met de klas besproken. Wellicht zijn er goede voornemens gemaakt, verbonden aan pestgedrag. Op school speelt een theatergroep een voorstelling rondom het thema pesten.
30
Dit programma wordt enigszins flexibel uitgevoerd. In klassen waarin pesten in het geheel niet aan de orde is, kan een teveel aan aandacht voor dit onderwerp al snel leiden tot irritatie, terwijl in andere klassen juist meer actie nodig is. In het pestcontract legt de mentor met de leerlingen de gedragsregels in de klas vast. Regels hebben echter weinig zin als er niet voor wordt gezorgd dat ze werken. Dit is een taak van alle docenten en medewerkers op school. Het voorbeeldgedrag van schoolpersoneel is belangrijk. Iedereen moet de gedragsregels onderschrijven, ze handhaven en alert zijn op overtredingen, niet alleen in de lessen, maar ook tijdens pauzes, leswisselingen, op het schoolplein, etcetera.
Leerlingen Wat kun je als leerling doen om te voorkomen dat er gepest wordt in de klas? Begin bij jezelf: pest niet! Als iedereen zich daaraan zou houden, dan konden we dit pestprotocol direct ergens in een kast opbergen. We weten echter allemaal dat het zo helaas niet werkt. Niet iedereen kan altijd even goed zijn impulsen onder controle houden. Je kunt elkaar daar echter wel bij helpen. Communicatie is hier het toverwoord. Praat met elkaar en sta open voor ieders eigenaardigheden. Wanneer iemand afwijkt van wat jij als normaal beschouwt, knoop juist dan eens een gesprek met hem of haar aan en ben blij dat niet iedereen hetzelfde is. Lang leve de veelkleurigheid! Let wel, je hoeft echt niet met iedereen dikke vrienden te worden. Maar onenigheid en ruzies lossen we op door met elkaar te praten; niet met (verbaal, psychisch, fysiek) geweld.
Ouders Ouders kunnen de kans verkleinen dat hun kind dader of slachtoffer wordt van pesten. De belangrijkste voorwaarde is dat ouders betrokken zijn en veel met hun kinderen praten. Een aantal tips (bron: http://www.sjn.nl/pesten/): Leer uw kinderen om hulp te vragen aan u, aan leerkrachten en aan anderen die ze vertrouwen. Laat thuis merken dat u zelf een vraag om hulp serieus neemt. Dat betekent niet dat u de problemen van uw kinderen moet oplossen, wel dat u ze daadwerkelijk steunt bij het vinden van eigen oplossingen. Geef uw kinderen de aandacht die ze nodig hebben. Laat merken dat u het belangrijk vindt om te weten wat ze doen en waar ze zijn, zonder ze voortdurend te controleren. Laat uw kinderen merken dat ze de moeite waard zijn. Natuurlijk krijgen kinderen ook wel eens kritiek, maar geef ze ook regelmatig een complimentje. Probeer conflicten binnen uw gezin op te lossen door er over te praten. Kinderen leren het meest van de voorbeelden die ze krijgen. Laat uw kinderen kennismaken met veel verschillende mensen, gewoonten, muziek, enz.. Als u zelf respect en waardering toont voor anderen, leren uw kinderen dat anderen niet 'eng' of 'raar' zijn. Grijp in als u merkt dat uw kinderen erg agressief zijn of als u merkt dat kinderen systematisch worden buitengesloten. Bemoei u zo min mogelijk met de keuze van vrienden en vriendinnen. Laat uw kinderen zelf beslissen met wie ze spelen en wie ze willen uitnodigen.
Curatief: pesten „genezen‟ Hoe zeer we ook ons best doen om pesten te voorkomen, er komt een moment dat je als schoolpersoneel, leerling of ouder wordt geconfronteerd met pestgedrag. In dat geval is het goed om te weten wat je moet doen.
31
De school Docenten en medewerkers krijgen op twee manieren te maken met pestgedrag onder leerlingen: ze zijn er ooggetuige van in een les of tijdens pauzes; ze krijgen een leerling bij zich met een melding omtrent pesten. In beide gevallen is de belangrijkste regel: neem de zaak serieus. Wanneer pesten wordt geconstateerd, treedt het volgende traject in werking: 1. De docent/medewerker brengt de mentor(en) op de hoogte. 2. De mentor spreekt apart met het pestslachtoffer en de dader en eventueel omstanders. 3. De mentor bespreekt in overleg met de afdelingsleider de te volgen strategie. Afhankelijk van de situatie kunnen nu twee dingen gebeuren: Wanneer sprake is van „passief pesten‟ d.w.z. uitsluiting, negeren van het slachtoffer, wordt de No Blame methode ingezet (zie bijlage). Wanneer sprake is van „actief pesten‟ d.w.z. fysiek of verbaal beschadigen van het slachtoffer, spreekt de afdelingsleider met de dader. Naar gelang de ernst van de zaak wordt afgesproken dat het bij een gesprek en excuses aan de gepeste blijft, of dat er ook gestraft wordt. Bij continuering van het pesten zal er altijd worden gestraft. De straf moet in verhouding zijn tot de ernst van het pesten en moet op zo kort mogelijke termijn worden uitgevoerd. De afdelingsleider bepaalt of er gestraft wordt en bepaalt vervolgens de strafmaat. De situatie wordt vastgelegd in het leerlingdossier en gecommuniceerd met de ouders in een gesprek of eventueel in een brief. De school kan besluiten tot het treffen van één of meer van de volgende maatregelen: Een klassengesprek om de veiligheid in de klas weer te herstellen door de zwijgende meerderheid te mobiliseren. Zo‟n gesprek heeft een algemeen karakter en gaat idealiter niet in op het individuele geval; dit om te voorkomen dat de gepeste erop wordt aangekeken. Een gesprek tussen de ouders van de gepeste en de pesters stimuleren. De gepeste en/of de pester sociale vaardigheidstraining laten volgen. Externe deskundigheid inroepen om de pester te helpen zijn/haar gedrag te veranderen. Schorsing van de pester, mogelijk met een melding aan de inspectie. Bureau Halt inschakelen,
Leerlingen Wanneer je als leerling wordt gepest of merkt dat er in je klas wordt gepest, is het belangrijk dat je actie onderneemt: praat met je mentor of, als je dat fijner vindt, met een andere docent. Een leerling die wordt gepest is vaak bang om daar met anderen over te praten. De angst is groot dat het pesten alleen maar erger wordt wanneer je er melding van maakt. Die angst is begrijpelijk, maar onterecht. De kans dat het probleem wordt opgelost is namelijk heel groot. De meeste kinderen in een klas willen niet dat er wordt gepest. Je staat dus niet alleen. Een leerling die merkt dat een andere leerling wordt gepest, is vaak bang om te „klikken‟. In het pestcontract (zie preventieve aanpak) staat standaard de regel dat het melden van pesten niet hetzelfde is als klikken en dat je een geval van pesten altijd MOET melden. Je hele klas wordt daar namelijk beter van. Wanneer de mentor op de hoogte is gesteld, treedt het plan uit de vorige paragraaf (De school) in werking.
Ouders Als ouder kunt u het volgende doen wanneer uw kind wordt gepest: Neem uw kind serieus en zeg dat u met anderen gaat proberen het pesten te stoppen. Pesten op school kunt u het beste direct met de mentor bespreken.
32
Praat erover met uw kind of vraag uw kind op te schrijven wat het heeft meegemaakt. Probeer uw kind uit te leggen waarom kinderen pesten. Samen praten over pesten kan ook via een boek of een videoband over het onderwerp. Vertel dat volwassenen vaak niets doen, omdat ze niet zien dat er gepest wordt of omdat ze niet weten hoe het probleem moet worden opgelost. Waarschuw uw kind dat het pesten niet meteen ophoudt als er beter op wordt gelet. Pesten is soms een gewoonte geworden, die moeilijk af te leren is. Houd het onderwerp bespreekbaar, informeer regelmatig hoe het gaat. Als u er van uw kind met niemand over mag praten, steun dan uw kind, geef achtergrondinformatie en maak duidelijk dat de school het zorgvuldig zal aanpakken. Voordat u dit belooft, is het raadzaam te vragen wat de school doet. Beloon uw kind en help het zijn / haar zelfrespect terug te krijgen. Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een (team) sport. Houd de communicatie open, blijf in gesprek met uw kind. Doe dat niet met een negatieve insteek, maar geef adviezen om aan het pesten een einde te maken. Een negatieve manier van vragen is bijvoorbeeld: ” Wat is er vandaag weer voor ergs gebeurd?” Houd regelmatig en intensief contact met de mentor van uw kind. Als uw kind echt lijdt onder het pesten en dat ten koste gaat van het zelfvertrouwen, kan hulp van een deskundige nodig zijn. Dit kan individueel of mogelijk in een sociale vaardigheidstraining. Houd het niet stil, maar onderneem actie!
Voor ouders van pestende kinderen:
Neem het probleem serieus. Raak niet in paniek: elk kind loopt de kans een pester te worden. Probeer achter de mogelijke oorzaak van pesten te komen. Maak uw kind gevoelig voor wat het anderen aandoet. Besteed aandacht aan uw kind. Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport. Bekijk samen met uw kind een video band over pesten Houd de communicatie open, blijf in gesprek met uw kind. Geef adviezen over andere manieren om met elkaar om te gaan. Houd regelmatig en intensief contact met de mentor van uw kind. Ook zijn er mogelijkheden om uw kind aan een sociale vaardigheidstraining te laten meedoen. Informatie hierover is op te vragen bij de mentor of de afdelingsleider.
Hulp bij pestproblemen Voor hulp bij pestproblemen op school is het eerste aanspreekpunt in principe de mentor of de afdelingsleider. Deze kunnen eventueel doorverwijzen naar andere instanties binnen of buiten de school. Hier onder staat een overzicht van de mogelijkheden.
Binnen school Vertrouwenspersonen Mevrouw C.M.J. Beckers Mijnheer A.W.A.M. Krebber Schoolmaatschappelijk werk (SMW)
33
Annet van Grunsven Is elke maandag van 13.30-15.30 uur en elke dinsdag van 13.30-16.30 uur op school aanwezig. Aanmeldingen via mw. M. van Dijk, of rechtstreeks op 06 – 57 54 61 42. GGD Sociaal verpleegkundige: Evi van Gerwen Jeugdarts: Lisette Brukx Website: http://www.ggdhartvoorbrabant.nl Contact via mw. M. van Dijk, of rechtstreeks op 0900 – 463 64 43 (lokaal tarief). Schoolpsycholoog drs. R. van de Wiel Website: http://www.gz-psycholoog.rvdwiel.nl Contact via mw. M. van Dijk. Buiten school Vereniging Openbaar Onderwijs (VOO) Landelijke vereniging, geeft informatie en advies aan alle betrokkenen in het onderwijs, ook op het gebied van pesten en veiligheid. Postbus 60182 1320 AE Almere Telefoon: (036) 533 15 00 Website: http://www.voo.nl Algemeen Pedagogisch Studiecentrum (APS) Verzorgt onder meer publicaties op het gebied van pesten. Postbus 85475 3508 AL Utrecht Telefoon: (030) 285 66 00 Website: http://www.aps.nl Bureau Halt Oost-Brabant Ruysdaelbaan 106 5613 DL Eindhoven Telefoon: (040) 246 46 04 Website: http://www.haltoostbrabant.nl Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant Oude Vlijmenseweg 112 5223 GS Den Bosch Telefoon: (073) 687 13 11 Website: http://www.jeugdzorg-nb.nl
34
Appendices
Nationaal onderwijsprotocol tegen pesten Het nationaal onderwijsprotocol tegen pesten is te downloaden van de website http://www.voo.nl. De tekst is uit informatieve overwegingen opgenomen in ons pestprotocol:
Nationaal Onderwijsprotocol tegen Pesten Het Nationaal onderwijsprotocol tegen Pesten beoogt via samenwerking het probleem van het pestgedrag bij kinderen aan te pakken en daarmee het geluk, het welzijn en de toekomstverwachting van kinderen te verbeteren. De ondertekenaars van dit protocol verklaren het volgende: 1. Pesten is een wezenlijk en groot probleem. Uit onderzoek blijkt dat één op de vier kinderen (+ 375.000) in het basisonderwijs en één op de zestien leerlingen (+ 56.000) in het voortgezet onderwijs slachtoffer zijn van pestgedrag. Pestgedrag is schadelijk tot zeer schadelijk voor kinderen, zowel voor de slachtoffers als voor de pesters. De omvang en zwaarte van het probleem leiden tot de noodzaak van een aanpak door alle opvoeders van kinderen en jongeren, in het bijzonder door de leraren en door de ouders. 2.
Het bevoegd gezag en directie gaan, om een passend en afdoend antwoord te vinden op het pestprobleem, uit van een zo goed mogelijke samenwerking tussen leraren, ouders en leerlingen, gebaseerd op afgesproken beleid dat gericht is op samenwerking.
3.
Onze school wenst een samenwerking, zoals bedoeld onder punt 2., ook daadwerkelijk aan te gaan, te stimuleren en te onderhouden.
4.
De ondertekenaars van dit protocol verbinden zich daarom het volgende te doen: het werken met de ‘vijfsporenaanpak’; het bewust maken en bewust houden van de leerlingen van het bestaan en de zwaarte van het pestprobleem; het bewust maken en bewust houden van de (levenslange) gevolgen van pesten; een gerichte voorlichting over de preventie en de aanpak van het pesten aan alle ouders van de school; het zorgen voor een voor iedere aan de school verbonden persoon toegankelijke, actuele informatie over het pestprobleem, met als speciaal aandachtspunt informatie voor de leerlingen; het beschikbaar stellen van geld waarmee de scholing van personeelsleden, lesmaterialen, lezingen, activiteiten voor ouders, de aanschaf van boeken en andere informatie wordt bekostigd; het invoeren van een sociaal-emotioneel leerlingvolgsysteem op school, zodat probleemgedrag bij leerlingen zo vroeg mogelijk kan worden onderkend en tegengegaan.
5.
De ondertekenaars verklaren zich in principe bereid tot deelname aan een periodieke zelfevaluatie (bijvoorbeeld de PestTest ®) binnen een door de medezeggenschapsraad vastgestelde termijn.
6.
Als het protocol is ondertekend, wordt een kopie op een duidelijk zichtbare plaats opgehangen in de school. De tekst van het protocol wordt verder bekend gemaakt via de schoolkrant en, indien aanwezig, de website van de school.
7.
Het bevoegd gezag en de directie zorgen er verder voor dat naar aanleiding van de ondertekening van dit protocol een beleid tegen het pesten wordt geformuleerd. Dit beleid wordt in het schoolplan en de schoolgids opgenomen.
Naam en plaats van de school: ………………. Getekend namens: Bevoegd gezag Directie/personeel ………………. ………………. Medezeggenschapsraad Ouderraad/oudervereniging Leerlingenraad ………………. ………………. ……………….
35
Digitaal pesten Op internet zijn de volgende cijfers over internetgebruik onder kinderen te vinden: 98% van de kinderen in Nederland surft op internet 90% van de kinderen msn-t 55% msn-t dagelijks en... 15% van de kinderen treitert op internet 12% van de kinderen wordt wel eens gepest via internet 33% pest terug 40% zegt dat klasgenoten soms digitaal gepest worden 15% zegt het vaak voor iemand op te nemen als die via internet gepest wordt. 45% vindt digitaal pesten net zo erg als „gewoon‟ pesten 77% weet wie het doet 56% vertelt dit aan vrienden 37% vertelt dit aan ouders 24% vertelt dit aan de leerkracht Meisjes worden vaker digitaal gepest dan jongens (Bron: www.qrius.nl. Onderzoek onder 500 kinderen van 11 tot 15 jaar in opdracht van Planet Internet, jan 2005. IVO/Instituut onderzoek naar leefwijzen & verslaving, nov 2004.) Deze cijfers stammen uit 2004/2005 en in de tussentijd is het internetgebruik alleen maar toegenomen. We kunnen er dus rustig van uitgaan dat ook digitaal pesten nog volop aan de hand is. Op www.nigz.nl vinden we de volgende tips:
Tips voor kinderen: om digitaal pesten te voorkomen De volgende tips om digitaal pesten te voorkomen kunnen zowel op school als thuis worden besproken en gebruikt. Kijk uit met het geven van je adres en (mobiele) telefoonnummer, maar ook foto's van jezelf of je familie. Je weet nooit wat anderen daar mee doen. Geef nooit zomaar je password, pincode of paspoortnummer aan instellingen of personen die je via internet kent. Vraag je ouders om toestemming als op internet gevraagd wordt een registratieformulier in te vullen. Laat geen onbekenden toe in je contactenlijst. Bedenk dat je op internet nooit zeker weet met wie je te maken hebt. Maak geen afspraakjes tenzij je weet wie het is. Wil je afspreken met iemand die je via internet kent? Spreek dan af op een plek waar veel mensen zijn. Neem iemand mee en laat thuis weten waar je bent. Je anders voordoen dan je bent kan geinig zijn, maar ook gevaarlijk. Ook degene met wie je chat kan anders zijn dan hoe hij of zij zich voordoet. Dat anders voordoen kan leuk zijn, maar jij bepaalt (of de ander met wie je aan het chatten bent) wanneer het genoeg is. Let op wat je doet voor een webcam. Laat je niks wijsmaken. Als jouw foto's of filmpje voor altijd over het internet zwerven krijg je spijt en kun je het niet meer terugdraaien. Wees voorzichtig met pop-up-berichten als 'wil je dit downloaden?' of 'wil je een gratis MP3speler?'. Klik altijd op 'nee' of klik de pop-up weg. Deze berichten zijn meestal nep en kunnen je computer stukmaken. Als je twijfelt, vraag je ouders om advies.
36
Wees voorzichtig met het openen van bestanden die aan een e-mail zijn gehecht. In deze attachments kunnen virussen zitten, die je computer kapot kunnen maken. Wees extra voorzichtig als je de afzender van de e-mail niet kent! Niet openen dus. Als je iets ziet dat je naar vindt, klik het dan weg. Je hoeft er toch verder niet naar te kijken? Meld vervelende sites bij meldpunt.nl (als je iets ziet op internet wat discrimineert) of meldpunt.org (als je kinderporno tegenkomt, bijvoorbeeld in spam). Ga zelf niet schelden via mail of chat. Woorden komen harder aan als je ze leest en je kunt niet zien hoe de ander reageert.
Tips voor kinderen: wat je kunt doen wanneer je digitaal gepest wordt
Log uit of blokkeer de persoon die naar tegen te doet. Negeer pest-mails. Antwoord niet. Ga niet terug pesten. Maak een printje van de conversatie, de mail of de „rare site' en vraag om hulp bij je ouders en docent. Praat erover met vrienden, ouders of je leerkracht. Voel je niet schuldig als er iets vervelends gebeurt. Het is niet jouw schuld en je hebt het niet zelf uitgelokt.
Tips voor ouders
Laat een kind nooit alleen met een computer, zorg dat je je kind kunt zien als hij achter de computer zit. Praat geregeld met uw kinderen over wat ze on line doen en met wie ze praten en toon interesse als je kind iets wil vertellen of laten zien. Surf regelmatig samen met uw kind. Neem de tijd om te zien wat uw kind op het internet doet, wat zijn ofhaarinteresses zijn en leer zelf ook werken met de programma's die uw kind gebruikt. Maak duidelijke afspraken met uw kind over het internetgebruik zoals de tijd die online wordt doorgebracht (hiervoor kunnen ook de tips voor kinderen gebruikt worden). Help uw kind een nickname of e-mailadres te kiezen waaruit geen persoonlijke informatie kan worden afgeleid. Voorkom vooral suggestieve namen zoals 'lovelygirl'. Instrueer kinderen om geen persoonlijke gegevens aan onbekenden te geven (adres, telefoonnummer, bankrekeningnummer, etc.). Maak uw kind duidelijk dat de virtuele wereld een schijnwereld is. Wat gepresenteerd wordt als echt kan een verzinsel zijn. Bij jonge kinderen is het nuttig om af en toe de 'history' van de browser te bekijken. Hier kunt u zien waar ze geweest zijn. Instrueer tieners dat de history niet gewist mag worden. Zorg dat er een goede virusscanner op uw pc staat en ververs regelmatig de bijbehorende database van bekende virussen. Vraag uw kinderen het u te melden wanneer de pc 'raar' doet.
De school In het leerlingenstatuut is met betrekking tot internetgedrag onlangs het volgende aan de huisregels van Beekvliet toegevoegd: (...) het verzenden van beledigende of kwetsende e-mail-, MSN-, of Hyvesberichten gericht aan onze leerlingen, kan als pestgedrag worden beschouwd. Het maken en op het internet plaatsen –zonder toestemming vooraf- van filmpjes van personeelsleden en leerlingen op onze school is niet toegestaan. Het zal als pestgedrag worden uitgelegd wanneer de inhoud kwetsend is voor de betrokkene. Dit geldt ook voor het plaatsen van schriftelijke opmerkingen bij filmpjes of foto‟s op Hyves, You Tube, e.d.
37
Pesten van leerlingen met autisme “Jongeren met autisme hebben problemen met het ontwikkelen van normale sociale interacties en met het begrijpen van het gedrag van anderen. Dit is een van de redenen waarom kinderen en jongvolwassenen met autisme risico lopen om gepest te worden. Om je binnen de „gevestigde orde‟ op school te kunnen handhaven is het vaak belangrijk dat je voldoet aan de verwachtingen van leerkrachten en medeleerlingen. Kinderen en jongvolwassenen met autisme reageren vaak anders in de sociale omgang en hebben ook moeite om de spreektaal en het gedrag van medescholieren te begrijpen, waardoor zij vaak „de plank mis slaan‟ en in de problemen komen. De interpretatie van non-verbale signalen (gezichtsuitdrukkingen, houding en attitude) is voor hen niet gemakkelijk, waardoor zij grote moeite hebben om de bedoeling van anderen te doorzien en een makkelijk slachtoffer worden van pestgedrag. Daarbij maakt hun sociale naïviteit hun ontzettend kwetsbaar voor pesterijen, waardoor ze een „makkelijk doelwit‟ vormen voor potientiële daders.” Bovenstaande tekst komt uit het boekje Niet pesten maar aanpakken, uitgegeven door het Landelijk Netwerk Autisme. Een paar regels verder staat: “De resultaten van die studie laten zien dat 75% van de kinderen met Asperger gepest werd, een prevalentie die minstens twee keer hoger is dan prevalenties in eerdere studies.” Op Beekvliet zitten leerlingen met vormen van autisme, zoals het syndroom van Asperger. Wanneer deze leerlingen worden gepest, speelt vaak onwetendheid van de omstanders een grote rol. Daarom vragen wij van elke leerling met autisme openheid van zaken: de klas moet op de hoogte gebracht worden van de bijzondere situatie. De ervaring heeft inmiddels geleerd dat dit zeer positief werkt.
No Blame methode Een goede werkmethode om bepaalde vormen van pestgedrag aan te pakken is de No Blame Methode. Deze methode komt uit Groot-Brittannië en is in 1991 ontwikkeld door George Robinson en Barbara Maines. De kern van de methode is dat niemand de schuld krijgt van de situatie. Veel belangrijker is: hoe kunnen we het samen aanpakken. Bij de No Blame methode (die bestaat uit een aantal concrete stappen) wordt een groepje van leerlingen geformeerd rondom het pestslachtoffer. De mentor of docent overlegt met dit groepje hoe ze de gepeste klasgenoot kunnen helpen. Dit zit vaak in kleine dingen als regelmatig vragen hoe het gaat, complimentjes maken, de leerling bij groepsopdrachten betrekken. Het is niet de bedoeling dat dit heel opvallend gebeurt (“kijk eens klasgenoten hoe wij dit pestslachtoffer helpen”) maar dat op een subtiele manier het positieve gedrag van het groepje zich als een inktvlek over de klas verspreid. De stappen van de No Blame methode (bron: http://www.opvoedingscoach.be) zijn: 1. Een gesprek met het slachtoffer In het eerste gesprek met het slachtoffer wordt er vooral geluisterd naar zijn verhaal. Daarna vertellen we hoe de No Blame methode werkt. Vaak merken we dat het slachtoffer al een beetje opgelucht is, omdat er eindelijk iets aan dat pesten zal gedaan worden. Daarna maken we samen een groepje met daarin een aantal personen die pesten en een aantal toeschouwers uit de middengroep. 2. Bijeenkomst met de groep Dat groepje roep je daarna samen, zonder dat het slachtoffer erbij is. 3. Het probleem uitleggen Je legt aan het groepje uit hoe die persoon die gepest wordt zich voelt. Dit heb je eerder samen met die persoon besproken. Je zegt er ook bij wat de mogelijke gevolgen zijn van het pestgedrag: dat
38
die persoon bang is om in de groep te komen, wil afhaken van school. Het groepje beseft meestal wel dat ze zoiets niet zelf zouden willen meemaken. In het groepsgesprek komen meestal veel zaken naar boven. Vaak zijn er in dat groepje mensen die vroeger ook al eens gepest werden. Dat vonden ze toen ook niet fijn. Wat we niet gaan doen is het groepje laten vertellen hoe zij de situatie ervaren. Soms zeggen ze: “ja, maar zij is ermee begonnen” of “hij begint altijd te vechten”, … . Het is erg belangrijk dat de persoon die dit gesprek voert, de technieken kent om een groep te hanteren. 4. Verantwoordelijkheid uitdelen In deze maken we duidelijk dat iedereen een verantwoordelijkheid heeft. We gaan niemand beschuldigen van het pesten, maar we benadrukken wel dat de groep iets aan het probleem kan doen. 5. Voorstellen formuleren Hier vragen we dat iedereen een voorstel doet om iets te doen. Het hoeven geen grootste dingen te zijn, meestal zijn het zaken zoals: “ik ga vanaf nu goeiendag zeggen” of “ik zal vragen of ze niet wil meespelen” of “ik laat ze vanaf nu gerust”. 6. Wachten! Nu is het aan de groep… We wachten een week en bekijken hoe de groep vooruitgang maakt. We geven de kinderen of personen de kans om te doen wat ze beloofd hebben. Het slachtoffer kan/mag in tussentijd contact opnemen maar zelf nemen we hiertoe geen initiatief. 7. De evaluatie In een laatste fase gaan we een gesprek voeren met alle betrokkenen. Soms is het aangewezen om dat met iedereen samen te doen, soms niet. We bevragen hoe het gaat, hoe iedereen zich voelt.
39
Achtergrondinformatie Publicaties drs. Sylvia Hasper-Sitton - Niet pesten maar aanpakken! Een handreiking om pesten van leerlingen met autisme aan te pakken in het regulier en speciaal (basis)onderwijs en in het voortgezet (speciaal) onderwijs. Uitgave van het Landelijk Netwerk Autisme.
Websites Deze websites bevatten nuttige informatie over pesten: http://www.pestweb.nl http://www.schoolenveiligheid.nl http://www.pesten.net http://www.sjn.nl/pesten/ http://www.ppsi.nl (Project Preventie Seksuele Intimidatie) http://leerlingzorgvo.kennisnet.nl/
Boeken In de volgende jeugdboeken is pesten een thema: Anja Vereijken – De koningin van het web (2009) Anja Vereijken – De koningin van 1b (2008) Pieter Feller – Chatgevaar (2003) Tom Bezemer – Ik heb jou toch (2003) Aidan Chambers – Tirannen (1998) Carry Slee – Spijt (1997) Theo Engelen – Schoolstrijd (1997) Gonneke Huizing – Mes op de keel (1996) Ellen Tijsinger – Morgenster (1995) Peter Pohl – We noemen hem Anna (1993) Jan de Zanger – Hadden we er maar wat van gezegd! (1990)
Films De volgende films hebben pesten als thema: Bluebird (2004) – regie Mijke de Jong De Tasjesdief (1995) – regie Maria Peters Pudding Tarzan (1982) – regie Soren Kragh-Jacobson
40
6. Agressie, geweld, seksuele intimidatie Hoe weinig wij daar ook mee geconfronteerd worden, Gymnasium Beekvliet ontkomt er niet aan een vorm van protocol te ontwikkelen voor situaties waarin leerlingen of medewerkers het slachtoffer zijn van agressie, geweld, seksuele intimidatie. Uitgangspunten zouden kunnen zijn: 1. centrale rol van de rector (ook wb mogelijke arbeidsrechtelijke gevolgen) 2. het OMO-protocol 3. De verantwoordelijkheid voor de eerste opvang en de eerste hulpverlening 4. De continuïteit van de school (klasopvang) 5. altijd aangifte doen van een misdrijf. 6. Informatie verstrekken over het doen van aangifte en daarbij behulpzaam zijn (bv meegaan)
Dit protocol zal in de loop van het schooljaar 2011-2012 ontwikkeld worden.
41
7. Arbo-beleid: ongevallenregistatie Als werkgever is Gymnasium Beekvliet verplicht om ongevallen te registreren en eventueel te melden bij de Arbeidsinspectie. Dit laatste betreft ongevallen die dodelijk zijn, leiden tot ziekenhuisopname of blijvend letsel tot gevolg hebben. De Arbeidsinspectie kan na de melding een onderzoek instellen. De inspecteur moet de situatie ter plaatse kunnen beoordelen. Het is daarom belangrijk dat de ongevalsituatie zo veel mogelijk ongewijzigd blijft. Registratie van ongevallen Alle ongevallen die leiden tot een ziekteverzuim van meer dan drie werkdagen moeten worden geregistreerd door middel van bijgaand formulier dat bij de conciërgerie verkrijgbaar is en aldaar bewaard wordt. Dit geldt zowel voor ongevallen van werknemers als van leerlingen. Ongevallen die niet tot meer dan drie dagen verzuim leiden, kunnen gemeld worden via de lijsten in keuken, personeelskamer of conciërgerie, onder opgave van naam betrokkene, datum, korte omschrijving klacht/letsel. De ongevallenregistratie wordt jaarlijks in het kader van de arbo-activiteiten geëvalueerd en aan de MR gerapporteerd.
42
Ongevallenregistratieformulier Als u meer dan drie dagen verzuimd hebt ten gevolge van een ongeval, dient u gebruik te maken van onderstaand formulier. Gegevens betrokkene: Naam: Adres: Postcode en plaats: Betrokkene is: Werknemer
Stagiair
Telefoon: Geboortedatum: Beroep:
Leerling
Ouder
Gegevens ongeval: Plaats van het incident: Datum en tijdstip incident: Beschrijving ongeval: Oorzaken van het ongeval: EHBO verleend: Ja, door: Nee Behandeling: Geen Behandeling huisarts Behandeling in ziekenhuis Opname ziekenhuis Anders, namelijk: Soort letsel: Bedwelming Brandwond Fractuur Schaafwond Snijwond Verdrinking Vergiftiging Verrekking Verstikking Anders, namelijk: Schade: Materiele schade Verzuim Blijvend letsel Dodelijk Anders, namelijk Acties ter voorkoming van ongeval:
43
Anders, namelijk
8. Ziekteverzuimprotocol Verzuimbeleid Ieder verzuim van een werknemer verstoort c.q. onderbreekt de geplande voortgang van de activiteiten en werkzaamheden in de schoolorganisatie. Het is derhalve voor een goede voortgang van de schoolorganisatie noodzakelijk en wenselijk te streven naar een zo minimaal mogelijk verzuim. Daartoe voert de schoolleiding een beleid dat gericht is op gezonde werkomstandigheden, op werkplezier en op goede personele voorzieningen. Dat vereist van de schoolleiders dat zij alert zijn op verbale en non-verbale signalen van werknemers, die mogelijk duiden op verminderd welbevinden, en derhalve mogelijk leiden tot verzuim. Ook in functioneringsgesprekken en/of werkgesprekken zal door de leidinggevende het welbevinden aan de orde gesteld worden. De schoolleiding wil en zal op een geloofwaardige en effectieve wijze reageren op feiten en signalen die de werkomstandigheden en/of het werkplezier van de werknemers negatief beïnvloeden. Alert reageren op kort verzuim kan vaak langdurig verzuim beperken. Ook om budgettaire redenen dient het langdurig verzuim, met de daarmee samenhangende vervangingskosten, zo laag mogelijk te zijn. Het voorkomen van verzuim is niet alleen een verantwoordelijkheid van de leidinggevende, maar evenzeer van de werknemer. Van beide wordt maximale inspanning gevraagd om verzuim te voorkomen, maar ook om bij verzuim een snelle reïntegratie te bevorderen. Ziekteverzuimprotocol De werknemer meldt zich, zo mogelijk, persoonlijk ziek bij de rector (op) of de conrector (oop). Indien de melding aan conciërge of andere functionaris gedaan wordt, meldt de werknemer zich later die dag nog persoonlijk bij de rector/conrector. In die gevallen waarin dat achterwege blijft, neemt de rector/conrector contact op met de ziekgemelde werknemer. Nadat de leidinggevende de ziekmelding van de arbeidsongeschikte werknemer ontvangen heeft, dient de leidinggevende dan wel de vervanger van de leidinggevende de volgende stappen te ondernemen: Doorgeven van de ziekmelding ter registratie bij de administratie in HRIS. Na twee dagen ziekte neemt de leidinggevende contact op met de zieke werknemer, tenzij de aard van de ziekte dat niet toelaat. De leidinggevende besluit in en na overleg met de ziekgemelde werknemer of contact met de bedrijfsarts nodig is, teneinde advies te verkrijgen omtrent de arbeidsongeschiktheid van de werknemer. Een terugkoppeling van dit gesprek van de bedrijfsarts aan de leidinggevende gebeurt zowel mondeling als schriftelijk. Wanneer betrokkene langdurig ziek blijft, dan signaleert de administratie dat feit na zes weken aan de leidinggevende. De Arbo-dienst stelt dan een probleemanalyse op en verstrekt die aan de leidinggevende. Als betrokkene 10 weken ziek is: - signaleert de administratie de 10e ziekteweek van betrokkene aan de leidinggevende - stelt de leidinggevende in de 11e week in overleg met de Arbo-dienst en betrokkene: een voorlopig reïntegratieplan op, indien verwacht wordt dat betrokkene binnen 35 weken na de eerste ziektedag volledig aan het werk zal zijn; een volledig reïntegratieplan op, indien verwacht wordt dat betrokkene langer dan 35 weken ziek blijft. - Stuurt de leidinggevende het reïntegratieplan dezelfde week naar de administratie; - De administratie stuurt het reïntegratieplan voor de 13e week naar het UWV.
44
Termijnbewaking De administratie voert de verzuimadministratie binnen HRIS en rapporteert wekelijks aan de schoolleiding. Indien na herstelverklaring binnen een half jaar een derde ziekmelding van betrokkene volgt, dan organiseert de leidinggevende binnen een week een (verzuim-) gesprek met betrokkene. In en na overleg met de betrokkene kan de bedrijfsarts door de leidinggevende ingeschakeld worden ter advisering van betrokkene en leidinggevende om te komen tot terugdringing van verzuim. Bij contact tussen bedrijfsarts en werknemer levert de administratie van de school aan de bedrijfsarts een overzicht van de verzuimgeschiedenis van de werknemer. Tijdens een functioneringsgesprek tussen de leidinggevende en betrokkene wordt als vast onderdeel van dat gesprek diens ziekteverzuim besproken. Nadere afspraken door de leidinggevende Indien betrokkene gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, kan op advies van de bedrijfsarts, in overleg met de leidinggevende, arbeidstherapie aan betrokkene worden opgedragen. Indien de leidinggevende van mening is dat er snel een oordeel over de oorzaak van het ziekteverzuim van de werknemer dient te komen, dan kan de leidinggevende dezelfde dag aan de Arbo-dienst een spoedoproep verzoeken en arrangeert de Arbo-dienst binnen een dag een afspraak met betrokkene. De leidinggevende stelt betrokkene op de hoogte van het feit dat er een spoedoproep is gevraagd. De leidinggevende kan de Arbo-dienst opdragen de eerste dag van verzuim een zieke werknemer thuis te bezoeken. Tijdens ziekte houdt de leidinggevende wekelijks contact met betrokkene met de bedoeling om inzicht te krijgen over het herstelproces van diens ziekte. Van deze gesprekken houdt de leidinggevende aantekeningen bij, welke in het ziektedossier van betrokkene worden gevoegd. Het is in het belang van een snelle reïntegratie na verzuim dat de werknemer tijdens het verzuim contact blijft houden met de school. Daartoe zal ook wekelijks door de administratie de inhoud van het postvak doorgestuurd worden. Indien het herstel onverhoopt langer duurt dan twee maanden, dan wordt deze ziekmelding in ieder geval besproken met de bedrijfsarts of in het Sociaal Medisch Team (SMT). Overige relevante bepalingen: - Dagen waarop een medewerkster de arbeid niet verricht wegens zwangerschaps-, bevallings- of adoptieverlof, kunnen niet worden aangemerkt als vakantie. - Leden van het o.o.p. die zich tijdens verlof ziek gemeld hebben bij de werkgever, moeten aan de werkgever toestemming vragen om op vakantie te gaan. - Leden van het o.o.p. houden bij ziekteverlof recht op het vakantieverlof over de laatste zes maanden van hun ziekte, niet meegerekend de algemeen erkende en christelijke feestdagen.
45
9. Ontruimingsplan Dit ontruimingsplan van een onderwijsgebouw volgens Nederlandse norm NTA 8112-2 is in 2003 opgesteld door de OnderwijsServiceGroep in Sint-Oedenrode en in 2006 en 2010 gewijzigd door de directie van Gymnasium Beekvliet en aangevuld in 2011. Het plan heeft betrekking op de gebouwen van Gymnasium Beekvliet, Beekvlietstraat 4, 5271 SM Sint-Michielsgestel, 073-5512213
Inhoud 1.
Inhoudsopgave
1
2.
Inleiding en toelichting
2
3.
Situatietekening
3
4.
Gebouw-, installatie- en organisatiegegevens
4
5.
Alarmprocedure intern en extern
5
6.
Stroomschema en alarmering
5
7.
Wijze van ontruiming en ontruimingsorganisatie
6
8.
Wat doen docenten en medewerkers bij brand of ontruimingsalarm?
7
9.
Taken conciërge (of degene die de melding binnenkrijgt)
8
10.
Taken coördinator BHV
9
11.
Taken bedrijfshulpverlener
10
12.
Taken rector / plaatsvervanger
11
13.
Logboek ontruimingsplan
12
14.
Tekeningen
12
Het ontruimingsplan ligt in de conciërgerie nabij het ontruimingspaneel.
46
2.
Inleiding en toelichting
In ieder gebouw, dus ook in een schoolgebouw, kunnen zich situaties voordoen die het noodzakelijk maken dat leerlingen, medewerkers en overige aanwezigen het gebouw zo snel mogelijk verlaten. Deze situatie kan zich voordoen bij:
Brand;
Wateroverlast;
Stormschade;
Bommelding;
Gaslekkage;
In opdracht van bevoegd gezag;
Of andere voorkomende gevallen.
Het is noodzakelijk om de genomen preventie- en preparatiemaatregelen te combineren met het ontruimingsplan. Voorwaarde voor een goede ontruiming is dat de opzet van dit plan bij alle medewerkers van de school bekend is. Door middel van instructie en minimaal één jaarlijkse oefening zal dit ontruimingsplan aan de praktijk worden getoetst en zo nodig worden bijgesteld. Toelichting 1. Alle medewerkers worden geacht het hoofdstuk “Wat te doen bij brand of ontruimingsalarm” te kennen. 2. Alle leden van het directieteam en het bedrijfshulpverleningsteam worden geacht het ontruimingsplan goed te kennen. 3. Alle overige medewerkers, stagiairs, leerlingen en ouders dienen opdrachten en aanwijzingen van de coördinator en het bedrijfshulpverleningsteam op te volgen. 4. In situaties waarin niet is voorzien, zal naar bevind van zaken moeten worden gehandeld. 5. De rector is verantwoordelijk voor de bedrijfshulpverlenersorganisatie in het gebouw, volgens de Arbo-wet artikel 15.
Drs. N. van Rhijn, rector April 2011
47
3.
Situatietekening
Naam bouwwerk
: Gymnasium Beekvliet
Adres
: Beekvlietstraat 4
Postcode / Gemeente
: 5271 SM Sint-Michielsgestel
48
4.
Gebouw-, installatie- en organisatiegegevens
4.1. Gegevens van de school Soort: Naam : Adres : Telefoonnummer:
voortgezet onderwijs Gymnasium Beekvliet Beekvlietstraat 4, 5271 SM Sint-Michielsgestel 073-5512213
4.2. Het hoofdgebouw bestaat uit: Begane grond: 28 lokalen, 19 werk-/ kantoorruimtes, 5 gemeenschapsruimtes 1e verdieping: 2 werkruimtes, 1 gemeenschapsruimte Binask-vleugel: 3 lokalen, twee praktijklokalen (laboratoria), 1 werkruimte, 1 opbergruimte 4.3. Gymzalen: De 2 gymzalen zijn in gebouw geïntegreerd en bevinden zich, met 2x douche / kleedruimte, op de begane grond. 4.4. Aantal personen Personeelsleden: Aantal leerlingen:
84, maximaal aanwezig van 08.00-17.00 uur 714, maximaal aanwezig van 08.00-17.00 uur.
4.5. Gebruik van het gebouw door derden op woensdagavond (Gemengd Gestels Koor) in aula Aantal aanwezigen 18:00-24:00 ca. 30 volwassenen op donderdagavond (Badmintonclub Kwadijk) in gymzaal Aantal aanwezigen 18:00-24:00 ca. 10 volwassenen op zaterdagochtend Peutergymclub in gymzaal. Aantal aanwezigen 10-13:00 ca 20 kinderen en2 volwassenen 4.6. Alarmering: Ontruimingsinstallatie: uitgevoerd met handbrandmelders, waaraan direct het ontruimingsalarm is gekoppeld. 4.7. Bedrijfshulpverleningsorganisatie: Coördinator BHV: M. Peters Rit Plaatsvervangend coördinator BHV: nog vast te stellen Bedrijfshulpverleners: F. Heesakkers, H. v.d. Steen, L. ter Beek, H. v. Vorstenbosch, R. Nass, J. Hanenberg, L. Hoozemans, M. Peters Rit, M. van Dijk, J. Duisters, J. van Poppel, P. Mellema, P. Bogaarts. Tijdens de schooltijd zijn voldoende gecertificeerde bedrijfshulpverleners aanwezig. De volgende medewerkers zijn in het bezit van een geldig EHBOdiploma: F. Heesakkers, H. v.d. Steen, M. v.Dijk, M. Peters Rit, J. v.d. Cammen, P. v.Asseldonk, J. v.Poppel 4.8. Communicatiemiddelen: De bedrijfshulpverleners communiceren vooral mondeling. De leider van de verzamelplaats communiceert per portofoon met de centrale bij de conciërgerie. De portofoons worden gebruikt door de leider verzamelplaats en de coördinator BHV. In de buitenberging l.o. staat een megafoon die gebruikt kan worden om groepen toe te spreken.
49
5. Alarmeringsprocedure intern en extern 5.1. Interne alarmering Interne alarmering is bedoeld om de aanwezigen in het schoolgebouw te waarschuwen en de bedrijfshulpverleningsorganisatie op te starten. Bij een calamiteit werkt de alarmering als volgt: 1. Alle aanwezigen in de school worden gewaarschuwd door het ontruimingsalarmsignaal. Er wordt gebruik gemaakt van het zogenaamde „slow-whoop‟ signaal. Dit is een oplopend signaal met verschillende toonhoogtes. 2. De bedrijfshulpverlenersorganisatie wordt eveneens gewaarschuwd door het ontruimingsalarmsignaal. 5.1 Externe alarmering Externe alarmering is bedoeld om de hulpdiensten ter plaatse te krijgen. Bij een calamiteit werkt de alarmering als volgt: 1. Bel het alarmnummer 112. Vraag aan de telefonist om politie, brandweer of ambulance. 2. Aan de betreffende centralist moet worden verteld: Naam van de melder; Naam en adres van het gebouw; Welke plaats, gemeente; Aard van het incident en eventuele bijzonderheden; Of er slachtoffers zijn, waar en hoeveel. 6.
Stroomschema alarmering Brandmelding
Melding naar hulpdiensten
Inkomende gesprekken blokkeren
conciërgerie
Ontruimingssignaal
Ontruiming door medewerkers
BHV taken door medewerkers
Begeleiding hulpdienst ter plaatse
Opvang hulpdiensten
BHV = Bedrijfshulpverlening
Coördinator BHV naar conciërgerie ………………
50
Resultaat melden aan coördinator BHV
7.
Wijze van ontruiming en ontruimingsorganisatie
Een ieder die een ontruimingshandmelding maakt, geeft in principe opdracht voor de ontruiming. Bij een ontruimingsalarmsignaal wordt altijd het gehele gebouw ontruimd. Anders dan bij brand wordt de opdracht gegeven door: a. De rector dhr. N. van Rhijn of diens plaatsvervanger dhr. S. Hoogeboom, in overleg met de coördinator BHV. b. Het bevoegd gezag. De ontruiming wordt begeleid door de bedrijfshulpverleningsorganisatie en de overige medewerkers. Verzamelplaats bij totale ontruiming: Bij totale ontruiming is de verzamelplaats het sportveld. Op de verzamelplaats wordt appèl gehouden. De betreffende docenten verifiëren de leerlinglijsten, en melden zich daarna af bij de leider van de verzamelplaats de heer Leijten. Vermissing van personen wordt direct doorgegeven aan de coördinator BHV.
51
8. Wat doen docenten en medewerkers bij brand of ontruimingsalarm? 8.1
Bij het ontdekken van brand Blijf kalm. Meld de brand door: Bij de dichtstbijzijnde ontruimingshandmelder het glaasje in te slaan; De brand aan de conciërgerie (toestel 20) te melden. Voorkom uitbreiding: - Sluit ramen en deuren; - Schakel alle apparatuur uit, zoals computers, radio‟s, repro-apparatuur enz. - Indien mogelijk zelf blussen; - Indien zelf blussen bij beginnende brand niet mogelijk is, verlaat dan de school direct volgens de ontruimingsinstructie.
8.2
Hoe te handelen bij ontruimingsalarm U wordt gewaarschuwd door het ontruimingsalarmsignaal (slow-whoop). Sluit ramen en deuren indien mogelijk (deuren niet op slot). Neem de leerlingen mee naar de verzamelplaats, u bent verantwoordelijk voor hen. (vergeet het klassenboek c.q. klassenlijst niet) en meld u daar bij de leider van de verzamelplaats. Laat tassen e.d. achter. Blijf bij rookontwikkeling laag bij de grond. Maak gebruik van de in het ontruimingsplan aangegeven vluchtroute. Verlaat nooit zonder toestemming de verzamelplaats.
8.3.
Hoe te handelen bij een bommelding U wordt gewaarschuwd. Sluit ramen en deuren indien mogelijk (deuren niet op slot). Laat de leerlingen tassen inpakken en meenemen. Neem de leerlingen mee naar de verzamelplaats, u bent verantwoordelijk voor hen. (vergeet het klassenboek c.q. klassenlijst niet) en meld u daar bij de leider van de verzamelplaats. Maak gebruik van de in het ontruimingsplan aangegeven vluchtroute. Verlaat nooit zonder toestemming de verzamelplaats. De verzamelplaats is het sportveld of een door de coördinator bedrijfshulpverlening aangegeven locatie.
Let op: Bij een ontruiming tijdens een pauze geldt dezelfde instructie. De leerlingen melden zich bij hun mentor. Indien deze niet aanwezig is dan melden bij de afdelingsleider.
52
9.
Taken conciërge (of degene die de melding binnen krijgt)
9.1
Taak bij een telefonische c.q. mondelinge brandmelding
9.2
Neem de melding aan en noteer de gegevens van de melder. Geef aan de melder opdracht om de ontruimingshandmelder in te slaan of sla zelf de dichtstbijzijnde melder in. (Dit moet ALTIJD gebeuren i.v.m. nevenfuncties van de ontruimingsalarmcentrale.) Meld het incident aan de betreffende hulpdiensten via het alarmnummer 112 (Zie hoofdstuk externe alarmering.) Blokkeer alle telefoonverkeer van buiten. Zorg voor vrije toegang brandweer. Volg instructies van de coördinator BHV of brandweer op. Laat geen ouders / bezoekers meer toe in het gebouw. Vang externe hulpdiensten op.
Taak bij een brandmelding middels een ontruimingshandmelder
Lees melding. Schakel akoestisch signaal op ontruimingsalarmcentrale uit. Let op: INSTALLATIE NIET RESETTEN (Alleen na toestemming van de brandweer)
Meld het incident aan de betreffende hulpdiensten via het alarmnummer 112 (Zie hoofdstuk externe alarmering.) Blokkeer alle telefoonverkeer van buiten. Zorg voor vrije toegang brandweer. Volg instructies van de coördinator bedrijfshulpverlening (coördinator BHV) of brandweer op. Laat geen ouders / bezoekers meer toe in het gebouw. Vang externe hulpdiensten op.
9.3 Taak bij een bommelding
Neem de melding aan en registreer volgens het formulier “bommelding” . Meld het incident direct aan de schoolleiding. Meld het incident aan de betreffende hulpdienst via 112 (zie hoofdstuk externe alarmering). Blokkeer alle telefoonverkeer van buiten. Volg instructies van de schoolleiding, coördinator BHV of de hulpdienst op. Zorg voor vrije toegang van de hulpdiensten. Laat geen ouders/bezoekers meer toe in het gebouw. Vang externe hulpdiensten op.
53
10.
Taken coördinator BHV
10.1. Taak bij een ontruimingshandmelding De coördinator bedrijfshulpverlening:
Begeeft zich bij alarmering middels het ontruimingsalarmsignaal naar de conciërgerie en stelt zich op de hoogte van de aard en de plaats van de melding;
Laat nadere informatie betreffende het incident doorgeven aan de hulpdiensten;
Coördineert de ontruiming;
Houdt contact met de bedrijfshulpverleningsploeg en coördineert de nacontrole;
Zorgt voor opvang en begeleiding hulpdiensten (stel sleutels en plattegronden ter beschikking);
Hanteert de checklist en geef de verstrekte informatie door aan de hulpdiensten.
10.2. Checklist coördinator BHV
Zijn brandweer of andere hulpdiensten al gewaarschuwd?
Loopt de ontruiming goed (krijg ik terugkoppeling)?
Is de bedrijfshulpverleningsploeg ingezet?
Wordt de brandweer c.q. hulpdienst opgevangen?
Krijgt de brandweerploeg informatie, sleutels en plattegronden?
Is begeleiding brandweer c.q. hulpdienst geregeld?
54
11.
Taken bedrijfshulpverlener
11.1 Taak bedrijfshulpverlener bij een brandmelding c.q. ontruimingssignaal De bedrijfshulpverlener: Ontruimt na het ontruimingssignaal zijn of haar klas via de voor dit gedeelte beschikbare uitgangen (zie plattegronden);
Draagt, na beëindigen ontruimingstaak, de klas over aan een collega op de verzamelplaats;
Begeeft zich naar de conciërgerie en meldt zich bij de coördinator BHV voor nacontrole;
Sluit ramen en deuren van het toegewezen gedeelte en controleert dit gedeelte op achterblijvers (denk aan toiletten, kasten, nissen en dergelijke);
Onderhoudt contact met de coördinator BHV.
Geeft de leiding van de werkzaamheden over aan de brandweer of andere hulpdienst wanneer deze ter plaatse is.
Alle leden van de ontruimingsploeg verzamelen zich vervolgens bij de conciërgerie en rapporteren aan de coördinator BHV het resultaat van de nacontrole. Hierna begeven alle leden van de bedrijfshulpverleningsploeg zich naar de verzamelplaats. Coördinator
M. Peters Rit
H. van der Steen (res)
Ruimte ontruimen en controleren
Door BHV-er
Reserve BHV-er
bemannen conciërgerie 61 (= centrale) + 62,63 Garderobe + 64 + aula (65,66,67) + toiletgroepen 1 t.m. 11 + toiletgroepen 12 t.m. 17 (rond studiezaal) 21 t.m. 29 (rond studiehuis) 31 t.m. 39 + toiletgroepen 41 t.m. 47 + toiletgroepen 50 t.m. 57 Gymunit 71 t.m 76 (=Binasvleugel) + buitenwerkplaats Algemeen reserve
F. Heesakkers + M. Peters Rit L. ter Beek
H. v.d. Steen
H. van der Steen L. Hoozemans H. v. Vorstenbosch J. Hanenberg R. Nass M. van Dijk P. Bogaarts J. v. Poppel + P. Mellema J. Duisters
J. v. Poppel J. Hanenberg R. Nass H. van Vorstenbosch L. ter Beek P. Bogaarts M. van Dijk J. Duisters
55
L. Hoozemans
12.
Taken rector / plaatsvervanger
12.1 Bij een calamiteit De rector / plaatsvervanger:
Begeeft zich na een oproep door telefoon of semafoon naar de conciërgerie;
Heeft de eindverantwoordelijkheid voor de totale ontruiming;
Draagt de verantwoordelijkheid voor het optreden van de eigen organisatie;
Informeert zo nodig het schoolbestuur;
Draagt zorg voor het inlichten van de familie bij eventuele slachtoffers;
Informeert de nieuwsmedia (in overleg met de hulpdiensten).
12.2 Algemeen De rector of diens plaatsvervanger draagt zorg voor de naleving van de instructies en voorschriften met betrekking tot de veiligheid, voorgeschreven door onder meer de brandweer en de Arbo-wet. Hij / zij is verantwoordelijk voor de geoefendheid van het gehele personeel bij:
Brand;
Hulpverlening;
Ontruiming enz.
De rector of diens plaatsvervanger is verantwoordelijk voor regelmatige controle van:
Blusmiddelen;
Installaties;
Bereikbaarheid van het bouwwerk (ook bij sneeuw en ijzel).
56
Bijlage: Formulier bommelding (Schakel de bandopname in) 1. 2.
Het bericht: Tijd van ontvangst:………………..uur (24 uurs)
datum: ………../…………/…………..
Letterlijke tekst bericht: …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………..……………………………………………………(vervolg achterzijde blad) 1. Wanneer springt de bom?............(24 uur) datum:…………/…………./…………….. 2. Waarom doet u dit? …………………………………………………………………………………………………………… 3. Waar ligt de bom? (binnen/buiten/verdieping)…………………………………………………………………………….... Hoe ziet de bom eruit? (verpakking, etc.) …………………………………………………………………………………………………………… 4.
Wie bent u?...................................................................................................................................
3.
De melder indentificeren
De melder is Taal
O man O vrouw O kind (j/m) O Nederlands O Nederlands met dialect, n.l……… O Engels O Duits O Frans O een andere taal , vermoedelijk……………………………………… Spraak O langzaam O snel O serieus/ernstig O lachend O hakkelend O hees/schor O ……………………………… Stem eerder gehoord? Ja/nee Geschatte leeftijd? …………….jaar 4. Achtergrondgeluiden O lachen O praten O muziek O verkeer O kinderen O machines/werkplaats O andere geluiden, namelijk:……………………………………………………. 5.
Melding doorgegeven aan:……………………………………..tijdstip: …………(24 uurs)
6.
Bijzonderheden:………………………………………………………………………………
7.
Melding ontvangen door:……………………………………………… ..…………………..
8.
paraaf:………………………………..
57
13. Logboek ontruimingsplan Ontruimingsoefeningen Datum 18-10-2004
zie verslag
Bijzonderheden
04-10-2005
zie verslag
Mutaties ontruimingsplan Datum oktober 2005
Reden lokalenwijzigingen
Omschrijving
September 2006
Wijziging organisatiestructuur en huisstijl
Andere benamingen functionarissen, wijziging vormgeving.
Mutaties organisatiegegevens Datum 01-09-2004
815
Aantal leerlingen 77
Aantal personeel
01-09-2006
777
74
14. Tekeningen Op de navolgende bladzijden zijn ingevoegd: Gebouwdeel A, datum 06-01-2006 Gebouwdeel B, datum 06-01-2006 Gebouwdeel C, datum 06-01-2006 Verdieping, datum 15-05-2003 Binask-vleugel, 2011
58