TBV 1-2013-17dec
17-12-2012
20:37
Pagina 25
ONDERZOEK
Beroepsziekten in de vangnetpopulatie: een kans voor UWV Arjen Gille, Paul Kuijer, Paul Smits
Het vaststellen van beroepsziekten in Nederland heeft een preventief oogmerk. Door inzicht te krijgen in het vóórkomen van beroepsziekten kunnen zowel op individueel, branche als nationaal niveau gerichte acties ter diagnosestelling, behandeling en preventie van beroepsziekten worden ondernomen. De beroepsziektemelding moet worden gedaan aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) dat de registratie van beroepsziekten uitvoert in Nederland. Het melden van een beroepsziekte is volgens de Arbeidsomstandighedenwet verplicht voor een ieder die belast is met de begeleiding van werknemers die door ziekte niet in staat zijn hun arbeid te verrichten. Er is sprake van een forse onderrapportage1 en daarom is op 1 januari 2009 het Peilstation Intensief Melden (PIM) opgericht. Het doel van dit peilstation is het maken van een valide schatting van de incidentie van beroepsziekten in Nederland. Het gaat om meldingen van gemotiveerde bedrijfsartsen waarvan de omvang en aard van de werknemerspopulatie bekend is en die alle voorkomende beroepsziekten betrouwbaar vaststellen en melden. PIM-artsen melden meer beroepsziekten dan niet-PIM-
Drs. A.B. Gille is werkzaam als verzekeringsarts Bezwaar & Beroep UWV district Noord. Dr. P.P.F.M. Kuijer is werkzaam als consulent arbeidsgebonden aandoeningen bewegingsapparaat bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid, Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam. Dr. P.B.A. Smits is werkzaam als bedrijfsarts en universitair docent bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid, Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam. CORRESPONDENTIEADRES Contactpersoon:
[email protected].
TBV 21 / nr 1 / januari 2013
S A M E N VAT T I N G
Vangnetters zijn, in vergelijking met werknemers met een vast dienstverband, een kwetsbare groep voor het risico op ziekteverzuim. Dit komt mogelijk mede door een groter risico op beroepsziekten. In dit onderzoek is bepaald hoe vaak beroepsziekten vóórkomen in de vangnetpopulatie en hoe lang vangnetters met een beroepsziekte verzuimen. Met behulp van het vijfstappenplan (diagnose → relatie met werk → blootstelling → factoren buiten werk → beoordeling), en in samenwerking met het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) werd, binnen de praktijk van een verzekeringsarts, een half jaar lang beoordeeld of er bij de verzuimende vangnetter (n=197) sprake was van een beroepsziekte. Vijftien beroepsziekten werden gediagnosticeerd gedurende een periode van 6 maanden (n=15 per 0,5 jaar, 8% van de vangnetters). Vergeleken met bedrijfsartsen die een extra scholingsprogramma hebben gehad in het beoordelen van beroepsziekten, komen beroepsziekten 2,5 maal vaker voor in de onderzochte vangnetpopulatie. Ten opzichte van de vangnetter zonder beroepsziekte verzuimde de vangnetter met een beroepsziekte 1,5 maal langer, werd 2,6 keer vaker de wachttijd voor de WIA vol gemaakt en werd bijna tweemaal zo vaak een WIA-uitkering toegekend. Op basis van deze cijfers blijkt dat het hebben van een beroepsziekte in de vangnetpopulatie participatiebelemmerend is.
artsen: twaalf versus vijf beroepsziektemeldingen per jaar.2-4 Er is ook een groep werknemers die bij ziekte niet valt onder de reguliere bedrijfsgeneeskundige begeleiding. Dit is de zogenoemde vangnetpopulatie waarbij UWV in de plaats van de werkgever optreedt waar het diens verplichting voor loondoorbetaling, verzuimbegeleiding en re-integratie betreft (de Ziektewet-arborol). De verzekeringsarts voert hierbij de claimbeoordeling uit en stuurt, in samenwerking met een re-integratiebegeleider en een arbeidsdeskundige, de verzuimbegeleiding aan. Het gaat hier vooral om uitzendkrachten, WW’ers, herintredende arbeidsongeschikten, vrijwillig verzekerden en de eindedienstverbanders. In omvang maken de eerste drie groepen ongeveer 11% van de Nederlandse beroepsbevolking uit, maar omdat vrijwel elke zieke werknemer bij wie het dienstverband stopt, aanspraak kan maken op de vangnetregeling, maakt bijna de gehele Nederlandse beroepsbevolking deel uit van de risicopopulatie.5
UWV, VANGNETTERS, BEROEPSZIEKTEN, VERZUIMDUUR, PARTICIPATIE
25
TBV 1-2013-17dec
17-12-2012
20:37
Pagina 26
S U M M A RY Occupational diseases in the safety net population: an oppor tunity for the UWV, the Institute for Employee Benefits
Employers have specific legal obligations towards their sick-listed employees. The UWV assumes these employer responsibilities for the so-called safety net population, which includes mainly flexworkers, unemployed, reintegrating disabled workers and voluntarily insured workers. The safety net population is a group vulnerable to the risk of sick leave in comparison with workers with permanent employment. This is probably partly due to an increased risk of contracting an occupational disease. The object of this study was to assess the incidence of occupational diseases among the safety net population, and the duration of their sick leave. Using the 5-step assessment procedure as advocated by the Netherlands Centre for Occupational Diseases (NCOD): diagnosis → relation with work → exposure → factors outside work → assessment, and in cooperation with the NCOD, an insurance physician scanned sick-listed workers (n=197) for occupational diseases during a period of 6 months. Fifteen cases of occupational disease were diagnosed (n=15 per 0.5 year, 8% of the workers). Occupational diseases were 2.5 times more prevalent in the safety net population than in a general sick-listed population assessed by dedicated occupational physicians who follow additional training courses on occupational diseases. The sickness absence lasted 1.5 times longer when the sick-listing was due to an occupational disease and 2.6 times more often the sick-listed worker reached, after two years of sick leave, the work disability assessment required for the entitlement to disability benefits. They were then granted disability benefits twice as often. These results show that an occupational disease obstructs the labour participation of the safety net population.
Zieke vangnetters vormen, in vergelijking met werknemers met een vast dienstverband, een kwetsbare groep: ze hebben een zwakkere sociaaleconomische positie met veelal meer belemmeringen om aan het werk te komen zoals een ongunstige privésituatie, een korter arbeidsverleden, een lagere gezondheidsbeleving, een moei-
Beroepsziekten bij vangnetters: | zijn vooral aandoeningen van het houdings- en bewegingsapparaat (47%) en psychische aandoeningen (40%); | lijken per jaar 2,5 maal vaker voor te komen bij een verzekeringsarts in de arborol dan bij bedrijfsartsen met werknemers die een werkgever hebben; | verlengen het verzuim met ongeveer 50% ten opzichte van vangnetters zonder beroepsziekte en leiden tweemaal vaker tot toekenning van een WIA-uitkering; | verdienen daarom structureel meer aandacht van verzekeringsartsen en UWV.
26
zamere verzuimbegeleiding en een aanzienlijk verhoogd WIA-risico.6 Werknemers met een flexibel contract scoren op de meeste aspecten van werk en arbeidsvoorwaarden ook minder gunstig dan werknemers met een vast dienstverband, in het bijzonder op het punt van uitdagend werk, fysieke zwaarte van het werk, werkzekerheid, mate van autonomie en variatie, salaristevredenheid en opleidingsmogelijkheden.7 Gezien deze kenmerken zou verwacht kunnen worden dat werkgerelateerd verzuim bij deze groep veel voorkomt. Het onderwerp beroepsziekten is bij UWV geen aandachtspunt en ook in de literatuur is over beroepsziekten bij vangnetters niets gevonden. Daarom is dit onderzoek uitgevoerd met de volgende twee vragen: 1. Hoe vaak komen beroepsziekten voor in de vangnetpopulatie? 2. Hoelang verzuimen vangnetters met een beroepsziekte? METHODE Onderzoeksopzet
Het betreft een onderzoek vanuit de praktijk van de onderzoeker, toen als verzekeringsarts werkzaam in de Ziektewet-arborol bij UWV Groningen. Alle vangnetters die destijds vanuit het rayon van de verzekeringsarts voor het eerst na hun ziekmelding werden uitgenodigd voor een arbeidsmedisch spreekuurcontact, zijn geïncludeerd. Dit gebeurde volgens het oproepprotocol na zes weken verzuim, ofwel het moment van de Wet verbetering poortwachter-probleemanalyse. De onderzoeksperiode was een half jaar, van oktober 2007 tot april 2008. Als tijdens het spreekuurcontact een relatie tussen de ziekte en het werk werd vermoed door de verzekeringsarts, is aan de hand van het vijfstappenplan beoordeeld of er sprake was van een beroepsziekte. Alle stappen werden door de verzekeringsarts doorlopen en verwerkt in een rapportage. Als voorbereiding op dit onderzoek volgde de verzekeringsarts de workshop ‘Beroepsziekten’ van het NCvB en deed een drietal arbeidsdeskundigen van UWV de nascholing ‘Bedrijfs- en werkplekanalyse voor arbeidsdeskundigen’. Populatie
De onderzoekspopulatie omvat alle vangnetters. Dit zijn werknemers met en zonder een werkgever. Tot de werknemers met een werkgever behoren vrouwen die zijn uitgevallen als gevolg van zwangerschap (artikel 29a Ziektewet), arbeidsgehandicapten die binnen 5 jaar na werkhervatting weer uitvallen (no risk polis; artikel 29b Ziektewet) en orgaandonoren. De tweede groep zonder
TBV 21 / nr 1 / januari 2013
TBV 1-2013-17dec
17-12-2012
20:37
Pagina 27
een formele werkgever zijn de werklozen (WW), werknemers bij wie het dienstverband tijdens ziekte afloopt, fase A uitzendkrachten (bij wie het dienstverband automatisch eindigt op de dag van ziekmelding) en vrijwillig verzekerden. Werkgerelateerde diagnostiek
Het vaststellen van een beroepsziekte is de professionele afweging van de beoordelende arts. Het NCvB beveelt aan dat in dit proces het zogenoemde vijfstappenplan wordt gehanteerd en dat gebruik gemaakt wordt van de beroepsziekteregistratierichtlijnen (www.beroepsziekten.nl/ content/registratierichtlijnen).8 Daarom is deze methode ook toegepast in dit onderzoek. De vijf stappen zijn: 1. Wat is de medische diagnose? 2. Is er een relatie met het beroep of de arbeidsomstandigheden bekend? 3. Wat is de blootstelling aan risicofactoren in het werk? 4. Zijn er niet-werkgebonden risicofactoren? 5. Is er sprake van een beroepsziekte? Wanneer door de verzekeringsarts een beroepsziekte werd vermoed, is, om een eerste indruk te krijgen van de risicofactoren in een functie, gebruik gemaakt van deze website. Wanneer er sprake was van een fysieke aandoening met het vermoeden van een beroepsziekte is de werkgever/inlener door de verzekeringsarts benaderd voor een werkplekonderzoek (WPO). Dit werd vervolgens uitgevoerd door een arbeidsdeskundige van UWV. Ook is bij de werkgever/inlener de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) opgevraagd. De RI&E is een document waarin wordt beschreven welke gevaren het werk kan opleveren en welke schade het werk kan veroorzaken aan de gezondheid van werknemers. Elk bedrijf met personeel in Nederland moet hierover beschikken. Indien het ging om een uitzendkracht werd het uitzendbureau benaderd omdat het, ten aanzien van arbeidsrisico’s, een doorgeleidingsplicht heeft. Dat wil zeggen dat de inlener die informatie aan de intermediair verstrekt en dat die het weer doorgeeft aan de uitzendkracht (artikel 11 Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi)). Bij psychische aandoeningen is de relatie met het werk aannemelijk gemaakt door gebruik te maken van de meldingscriteria van de registratierichtlijnen in combinatie met informatie van de behandelende sector. Toets door het NCvB
Van elke casus waarbij er een relatie werd vermoed tussen het werk en de ziekte, is door de ver-
TBV 21 / nr 1 / januari 2013
zekeringsarts het vijfstappenplan doorlopen en uitgewerkt in een rapportage. Dit was een standaard verzekeringsgeneeskundig rapportagemodel waaraan het vijfstappenplan is toegevoegd. In de beschouwing werden de eerste vier stappen gewogen en is in de conclusie geoordeeld of er sprake was van een beroepsziekte. Om de mate van zekerheid van dit oordeel te vergroten is de uitgewerkte casuïstiek, ziektegevallen incluis waarbij door de verzekeringsarts niet kon worden geconcludeerd dat er sprake was van een beroepsziekte, voorgelegd aan het NCvB met de volgende vraagstelling: kan het NCvB zich verenigen met de conclusie: wel of geen sprake van een beroepsziekte? Vijf beroepsziektespecialisten van het NCvB hebben elk minimaal twee en maximaal vijf verschillende casussen beoordeeld. De terugkoppeling bestond uit het antwoord op de vraag met een korte beschouwing. Het uiteindelijke oordeel van het NCvB werd als antwoord op de casus genomen. Beroepsziekte als uitkomstmaat
Het NCvB hanteert de wettelijke definitie (Arbowet 1999) van beroepsziekte: ‘Een ziekte of aandoening als gevolg van een belasting die in overwegende mate in arbeid of arbeidsomstandigheden heeft plaatsgevonden.’8 Arbeidsongevallen vallen hier niet onder. Een ongeval is volgens de Arbowet als volgt te omschrijven en wordt ook door het NCvB als zodanig gehanteerd: ‘Een ongewilde, plotselinge gebeurtenis, die schade aan de gezondheid tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad en heeft geleid tot ziekteverzuim, of die de dood tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad.’8 Deze definities zijn ook in dit onderzoek gehanteerd waardoor alleen ziekten die met een hoge mate van zekerheid zijn veroorzaakt door het werk, zijn gediagnosticeerd als beroepsziekte. R E S U LTAT E N Populatiekenmerken
Gedurende een halfjaar tijd zijn de gegevens van 197 vangnetters verzameld: 109 mannen (55%) en 88 vrouwen (45%) met een gemiddelde leeftijd van 40 jaar (range 19-62) (tabel 1). Uitzendkrachten komen het meest voor (50%) gevolgd door WW’ers (23%) en eindedienstverbanders (22%) (tabel 1). De twee meest voorkomende ziektediagnoses behoren tot de orgaansystemen houdings- en bewegingsapparaat (34%) en psyche (26%). De maatgevende functies zijn divers, in meerderheid uit de dienstverlenende sector en productiewerk.
27
TBV 1-2013-17dec
17-12-2012
20:37
Pagina 28
Tabel 1 Kenmerken van de vangnetters Aantal (%) Gemiddelde leeftijd (jaren) Spreiding leeftijd (jaren) Vangnetter WW Uitzendkracht Eindedienstverband Arbeidsgehandicapte Ziek door zwangerschap Zelfstandige Ziekte diagnose Hartvaat Huid Zenuwstelsel Botspier Psychisch Longen Zwangerschap Overig Maatgevende functie Dienstverlening Bouw Detailhandel Productie/industrie Agrarisch Gezondheid/welzijn Vervoer Schoonmaak Overig
mannen 109 (55) 40 20-62
vrouwen 88 (45) 39 19-62
totaal 197 40 19-62
20 73 16 0 – 0
23 24 28 1 11 1
43 97 44 1 11 1
5 7 4 47 23 8 – 15
4 4 6 20 28 4 11 11
9 11 10 67 51 12 11 26
16 27 3 18 9 5 11 4 12
30 – 17 14 3 13 – 5 10
46 27 20 32 12 18 11 9 22
Werkgerelateerde diagnostiek
Tabel 2 geeft een overzicht van de wijze waarop de diagnose beroepsziekte tot stand is gekomen. Het in bezit krijgen van de RI&E en het toestemming krijgen voor een werkplekonderzoek verliep moeizaam: grote bedrijven wilden vooral niet meewerken omdat ze het, door de net ontstane financiële crisis, te druk hadden en kleine bedrijven beweerden vaak dat de zieke werknemer al bij aanvang van zijn werkzaamheden dezelfde gezondheidklachten had. Van de negen verzoeken om een werkplekonderzoek konden er drie daadwerkelijk worden uitgevoerd. Deze onderzoeken bevestigden het vermoeden dat er sprake was van een beroepsziekte. Van de zes benaderde uitzendbureaus voldeed er maar één aan de doorgeleidingsplicht en waren er vier onwetend over deze verantwoordelijkheid. Eén uitzendbureau vertelde de uitzendkracht als vogelvrij te zien, omdat er geen arbodienst is die achter ze staat, en zei zich bewust te onttrekken aan de doorgeleidingsplicht om geen klanten te verliezen. De helpdesk van het NCvB werd tweemaal benaderd over de ontstaansrelatie tussen ziekte en werk met beide keren een ontkennende reactie (longsarcoïdose bij een schilder en een cervicale hernia bij een metaalbewerker). Er werden negentien rapportages aan het NCvB voorgelegd waarvan de onderzoeker er zestien had
28
beoordeeld als beroepsziekte. Hiervan waren er vier bij eindedienstverbanders. De door de verzekeringsarts benaderde bedrijfsartsen bleken de beroepsziekte niet te hebben gemeld bij het NCvB. Toets NCvB
Van de zestien door de verzekeringsarts gediagnosticeerde beroepsziekten werden er veertien door het NCvB bevestigd (tabel 2, casus 1 t/m 13 en 15). Bij een casus die de verzekeringsarts afwees als beroepsziekte, vond het NCvB dat, ondanks het feit dat er geen WPO was verricht, de anamnese en de Nederlandse literatuur over de werkinhoud voldoende aanknopingspunten bood om wel van een beroepsziekte te kunnen spreken (tabel 2, casus 14). Twee door de verzekeringsarts beoordeelde beroepsziekten werden door het NCvB afgewezen: bij de ene casus werd gesteld dat het vijfstappenplan niet goed was toegepast (huidaandoening) en bij de andere zou er wel sprake zijn geweest van een gevaar voor de gezondheid (kwikintoxicatie), maar was er te weinig informatie om van een beroepsziekte te kunnen spreken. Tabel 3 geeft een overzicht van de verzuimduur, het aantal zieke vangnetters dat de wachttijd voor de WIA volmaakt en de uitkeringssituatie daarna. Met de aanname dat de vangnetters pas werden opgeroepen voor het spreekuur bij 6 weken ver-
TBV 21 / nr 1 / januari 2013
TBV 1-2013-17dec
17-12-2012
20:37
Pagina 29
Tabel 2 Gediagnosticeerde beroepsziekten Beroep
Vijfstappenplan
1 2 3 4
WPO 1) 2) 3) 6) 1) 2) 3) 6) 5) 6)
Datatypist Stukadoor Stratenmaker Pijpfitter
Beroepsziekte
RSI tenniselleboog M. Quervain aspec. aandoening onderste extremiteit 5 Productiemedewerker 1) 2) 4) 6) CTS 6 Heftruck- en horecamedewerker 6) WPO tenniselleboog 7 Militair 5) depressie 8 Bedrijfsleider 5) depressie 9 Advertentieverkoopster 5) depressie 10 Taxichauffeur 5) PTSS 11 Uitvoerder bouw 5) overspanning 12 Vrachtwagenchauffeur 5) depressie 13 Aluminiumsmelter 1) 2) 5) astma 14 Medewerker vleesindustrie, 1) 2) 3) 6) aspec. rugklachten 15 Medewerker glastuinbouw 6) WPO neuropathie n. peroneus 1) Geen medewerking van de inlener voor een WPO (werkplekonderzoek). 2) Geen medewerking van de inlener voor het verstrekken van de RI&E. 3) Geen arbodocument aanwezig bij de uitlener. 4) Wel een arbodocument aanwezig maar de uitlener wilde het niet verstrekken. 5) Informatie van de behandelende sector. 6) Lichamelijk onderzoek uitgevoerd door de verzekeringsarts.
Vangnetter uitzendkracht uitzendkracht uitzendkracht uitzendkracht
Verzuimduur (kalenderweken) 38 36 104 24
WIA – – <35% –
uitzendkracht uitzendkracht einde dienstverband vrijwillig verzekerd einde dienstverband uitzendkracht uitzendkracht einde dienstverband einde dienstverband uitzendkracht uitzendkracht
104 104 104 104 34 36 26 104 104 75 104
<35% <35% WGA WGA – – – WGA <35% – <35%
Tabel 3 Verzuimduur (kalenderweken) en uitkeringssituatie na 104 weken verzuim Verzuim EWT** WIA<35% WGA Totaal (n=183*) 51 47 (26%) 20 (11%) 18 (10%) Beroepsziekten (n=15) 74 9 (60%) 5 (30%) 4 (26%) Niet-beroepsziekten (n=168) 49 38 (23%) 15 (9%) 14 (8%) *197 - (2 overleden + 2 controle niet mogelijk + 10 ziek ten gevolge van de zwangerschap). ** Einde wachttijd.
zuim, was de verzuimduur gemiddeld 51 kalenderweken. Wanneer er sprake was van een beroepsziekte, was dit 74 weken tegen 49 weken bij de niet-beroepsziekten. Hieruit kan worden afgeleid dat het hebben van een beroepsziekte samenhangt met een 1,5 keer langer verzuim. De vangnetters met een beroepsziekte verzuimden niet alleen langer, maar maakten ook vaker de wachttijd voor de WIA vol (60% tegenover 23%) en kregen vaker een WIA-uitkering dan vangnetters zonder beroepsziekten (26% versus 14%). DISCUSSIE
Binnen de onderzochte vangnetpopulatie (n=197) zijn in een periode van een half jaar tijd 15 beroepsziekten gediagnosticeerd. Dat is bij 8% (15/197) van alle onderzochte vangnetters, 10% (10/97) van de uitzendkrachten en 9% (4/44) van de eindedienstverbanders. Wanneer er sprake was van een beroepsziekte, viel de duur van het verzuim gemiddeld 1,5 keer langer uit, werd de wachttijd voor de WIA 2,6 keer zo vaak vol gemaakt en werd bijna tweemaal zo vaak een WIAuitkering toegewezen. Deze resultaten suggereren dat een beroepsziekte bij vangnetters participatiebelemmerend is. Een sterk punt van dit onderzoek is dat de be-
TBV 21 / nr 1 / januari 2013
IVA 6 (3%) – 6 (4%)
WAO 3 (2%) – 3 (2%)
Uitkering 15% 26% 14%
roepsziekten door de verzekeringsarts zijn beoordeeld op een wijze die door het NCvB wordt aanbevolen, en dat de resultaten mede zijn beoordeeld door het NCvB. Hierdoor is er een hoge mate van zekerheid dat er sprake is van een terechte beroepsziektemelding. Er is ook een viertal zwakke punten aan te wijzen in dit onderzoek. In de eerste plaats kan niet worden gesteld dat de Groningse onderzoekspopulatie representatief is voor de Nederlandse vangnetpopulatie. Ten tweede kunnen beroepsziekten ook zijn gemist door de leercurve van de onderzoeker en het oproepbeleid dat er sprake moet zijn van minimaal zes weken verzuim. Ten derde, het oproepbeleid kan ook hebben geleid tot een selectiebias. Het is voorstelbaar dat zieken zonder een werkgerelateerde aandoening eerder weer aan het werk zijn gegaan dan zieken met een werkgerelateerde aandoening, waardoor relatief meer zieken met een beroepsziekte zijn opgeroepen. Dit zou tot een overschatting van het percentage beroepsziekten en een overschatting van het verschil in verzuimduur kunnen hebben geleid. Tot slot kan de verzuimduur van de beroepsziekten zijn overschat door de uitwerking van het arbeidsongeschiktheidscriterium.9 Een herstelmelding mag namelijk niet plaatsvinden wanneer het waarschijnlijk
29
TBV 1-2013-17dec
17-12-2012
20:37
Pagina 30
is dat werkhervatting op korte termijn zal leiden tot schade aan de gezondheid. Dit is vaak het geval bij een beroepsziekte. Om de onderzoeksgegevens in perspectief te zien kunnen ze worden vergeleken met de resultaten van de PIM-bedrijfsartsen die gemiddeld twaalf beroepsziekten per jaar melden. In vergelijking met dit onderzoek, is het aantal geconstateerde beroepsziekten per jaar bij de vangnetpopulatie 2,5 keer hoger. Het nadeel van deze vergelijking is dat de populatieomvang van de PIM-arts bekend is en die van de UWV-arts niet. Hierdoor kunnen incidentiecijfers niet goed vergeleken worden en kan niet met stelligheid geconcludeerd worden dat beroepsziekten bij vangnetters vaker vóórkomen dan bij werknemers met een werkgever. Wat betekenen deze cijfers nu voor de praktijk? Dit onderzoek heeft vooral een signalerende functie namelijk dat bij vangnetters beroepsziekten vaak vóórkomen en dat, net als op bedrijfsartsen, ook op de UWV-arts in de Ziektewet-arborol een wettelijke verplichting rust om deze beroepsziekten te melden bij het NCvB. Het betrekken van de diagnose beroepsziekten bij de claimbeoordeling dient ook een ander doel, namelijk de zorg voor de zieke werknemer. Ten eerste kan het van therapeutisch belang zijn dat blootstelling aan risicofactoren inzichtelijk wordt gemaakt. Als de relatie tussen het werk en de aandoening aannemelijk is gemaakt, kan bij reversibele aandoeningen herstel optreden, wanneer de onderhoudende factoren weggenomen worden. Wanneer dit niet mogelijk is, kan op goede gronden re-integratie plaatsvinden naar passend werk. Ook zal deze werkwijze leiden tot het verhogen van de rechtmatigheid van de herstelmelding. Het vastleggen van de plaats en omstandigheden waar de beroepsziekte zich heeft ontwikkeld, is voor de werknemer die vaak wisselt van werk bij blijvende functionele beperkingen van waarde, wanneer in een juridische procedure financiële compensatie wordt geëist. De uitzendkracht die schade lijdt als gevolg van een beroepsziekte, kan voor deze schade zowel de uitzendonderneming (formele werkgever) als de inlener (degene bij wie hij daadwerkelijk arbeid verricht) civielrechtelijk aansprakelijk stellen. Ook UWV zou uitkeringsschade en re-integratiekosten bij een beroepsziekte kunnen verhalen op derden. In zowel de ZW, WIA, WAO en de Wajong is namelijk een zogenoemd regresrecht opgenomen. In dat kader zou het ook een overweging kunnen zijn om beroepsziekten te betrekken bij de RIV-beoordeling bij werknemers die ziek uit dienst gaan. Er zijn namelijk aanwijzingen dat bij werknemers met een tijdelijke aanstelling bij ziekte minder verzuimcontrole plaatsvindt en dat zij minder vaak
30
contact hebben met medewerkers van de arbodienst in vergelijking met werknemers met een vaste aanstelling.10 Hierdoor is het aannemelijk dat de relatie tussen de ziekte en het werk ook minder vaak wordt onderkend. Als dit daadwerkelijk heeft geleid tot het missen van re-integratiekansen, is dat een goede reden voor het opleggen van een verhaalsanctie: dan ‘verhaalt’ UWV de ZW-uitkering op de werkgever over de periode dat de werkgever is tekortgeschoten in zijn re-integratieverplichtingen over een periode van maximaal één jaar. Idealiter stimuleert het verhalen van kosten bij beroepsziekten bedrijven en bedrijfs- en verzekeringsartsen om systematisch aandacht te besteden aan werkgerelateerde oorzaken van ziekten en verzuim. Hierdoor wordt hopelijk meer aandacht besteed aan interventies ter preventie van beroepsziekten. CONCLUSIE
Dit onderzoek signaleert dat beroepsziekten bij vangnetters vaker lijken voor te komen dan bij werknemers met een werkgever en dat vangnetters met een beroepsziekte langer ziek zijn dan vangnetters zonder beroepsziekte. Dit bevestigt het beeld dat vangnetters een kwetsbare groep zijn en dat zij vaak risicovol werk doen. Meer aandacht voor arbeidsgerelateerde risicofactoren voor ziekte en verzuim in de UWV-arborol zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan betere zorg en begeleiding voor de (zieke) vangnetters. D A N K WO O R D
Mijn dank gaat uit naar de medewerkers van de afdeling Ziektewet UWV Groningen voor hun medewerking. LITERATUUR 1. Smits PBA. Elke beroepsziekte is te voorkomen. Tijdschr Bedrijfs Verzekeringsgeneeskd 2011; 5: 234-235. 2. Lenderink A, Bakker J, Braam I, et al. Het melden van beroepsziekten: weten willen kunnen en mogen. Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, www.beroepsziekten.nl publicaties 2012. 3. Molen HF van der, Kuijer PPFM, Smits PBA, et al. Annual incidence of occupational diseases in economic sectors in The Netherlands. Occup Environ Med 2012; 69: 519-521. 4. PIM nieuwsbrief, januari 2012, www.beroepsziek ten.nl/content/pim-nieuwsbrieven. 5. UWV Strategie Beleid en Kenniscentrum, augustus 2012. 6. Jong P de, Schrijvershof C, Veerman T et al. Vangnetters en profil: Vergelijking tussen negen maanden zieke vangnetters en werknemers. Ape en Astri, september 2008. 7. Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) 2010. 8. www.beroepsziekten.nl/content/meldingscriteria. 9. Medisch arbeidsongeschiktheidscriterium, richtlijn september 1996. 10. Klein Hesselink J, Kooij-de Bode H, Koppenrade V. Wie zijn de overige flexwerkers en hoe gaan zij om met het risico van ziekte. TNO-rapport 031.10357, oktober 2008.
TBV 21 / nr 1 / januari 2013