Beroepsopleiding tot Coach Practitioner LESKADERS Leergang 19
Zit je in de DAGopleiding, hou er dan rekening mee dat je per praktijkdag twee lessen moet bestuderen!
LESKADER BC1 Kennismaken. Wat is Coaching; definities & posities Huiswerk vooraf. H betekent hoofdstuk. Bestuderen (examenstof): -
Dit Leskader.
-
Van der Pol, Coachen als professie:
Inleiding; H1. Coaching, definities en context; H12. Feedback geven en ontvangen.
-
Van Kouwenhoven, Strategisch Coachen: H 1.1 t/m 1.5.
Aanbevolen om ook te lezen (voor wie meer wil weten; géén examenstof): -
Van der Pol Coachen als professie: H2. Korte geschiedenis van Coaching.
-
Van der Pol Coachen als professie: H3. Leren & Reflecteren.
-
John Whitmore Succesvol Coachen : Inleiding + H1.
Denk na over relevante oefensituaties die je in kunt brengen tijdens de les: wat speelt er / heeft er gespeeld bij jou als het gaat om het geven en ontvangen van kritiek/feedback? Wat ervoer je erbij? Wat voelde je? Wat dacht je? Wat deed je? Wat was het effect? En: Wat heb jij nodig om in deze groep optimaal te kunnen leren? Wat kun jij bijdragen aan de veiligheid die hiervoor nodig is? Zie ook de aanwijzingen over effectief oefenen in de studentenhandleiding.
Leerdoelen voor deze les: -
Studenten leren elkaar, de docenten en de programmastructuur kennen;
-
Voorwaarden voor goede teamsamenwerking en veiligheid zijn besproken en worden ‘gedragen’;
-
Definities van coaching, coach, cliënt en context kennen.
-
Effectief feedback kunnen geven & ontvangen.
-
Een Persoonlijk Ontwikkelings- & ActiePlan (POAP) kunnen maken;
-
Data supervisiegroepen en intervisie afspreken.
________________________________________________________________________ Denk aan het invullen van het reflectieverslag over deze les! _______________________________________ Bijlagen bij deze les BC1 1-1
De Coach en de Engel
1-2
Het maken van een POAP
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC1
pagina 1/3
LESKADER BC1 SCHEMA COACHOPLEIDING Hoe zit deze opleiding tot Coach Practitioner in elkaar? Dit schema wordt tijdens de eerste
les toegelicht.
VAKINHOUD
Huiswerk
Oefenen in de praktijkles
OefenCliënten (OC’s)
Reflectieverslagen:
POAP
- les (RVL) - van OC’s (RVvanOC) - na gesprek met oefencliënt (..RV..metOC..)
Persoonlijk ontwikkelverslag
Praktijkexamen: Casus
PROFESSIONELE ONTWIKKELING
PRAKTIJK SUPERVISIE / INTERVISIE
PERSOONLIJKE ONTWIKKELING
theorie examen
PORTFOLIO Coach - Cliënt
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC1
pagina 2/3
Veiligheid – en hoe gaan we in deze opleiding met elkaar om? Voorwaarden voor de onderlinge omgang met elkaar Er is een aantal voorwaarden die moeten worden uitgesproken en waar je zelf echt goed je eigen gevoel in weer moet geven, wil de opleiding een succes worden voor jezelf. Dezelfde voorwaarden zijn ook van toepassing in je coachingsgesprekken. Immers: in deze opleiding oefen je ook veel met elkaar, je gaat dus een aantal van je eigen thema’s bespreken met de ander. Een coachingsvraag moet ergens over gaan! Logisch dat dat veilig moet voelen, anders breng je zo’n vraag niet in – en leer je minder over jezelf. In de eerste les moet dus uitgesproken worden hoe je dat zelf wilt en ziet. Hieronder noemen we graag wat voorbeelden; in de eerste les worden die besproken, en word je uitgenodigd om je eigen gevoel weer te geven over wat jij nodig hebt; eventueel maak je je eigen varianten daarop. 1.
Zorg voor jezelf: je bent zelf verantwoordelijk voor je eigen leerproces. Jij brengt jouw eigen vragen in, als je een oefening doet met een medecursist. Jij stelt wat je nodig hebt om je veilig te voelen, en wat je nodig hebt om toe te kunnen laten dat de begeleider bij jou kwetsbare punten aanroert. Jij geeft aan wanneer je iets niet weet en hulp nodig hebt. Wij reiken het proces aan, maar je bent zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de thema’s die je inbrengt.
2.
Vertrouwelijkheid: buiten de lessen en de supervisie- en intervisiebijeenkomsten praat je niet over anderen en over wat hun thema’s zijn. Alles wat je meemaakt en ziet of hoort aan/van anderen blijft vertrouwelijk.
3.
Alle feedback die je geeft voldoet aan de feedbackregels.
4.
Als er irritaties zijn, dan is het je eigen verantwoordelijkheid om die te bespreken, te uiten, tegenover diegene(n) bij wie het voor jou speelt. Praat daarbij over je eigen gevoel, niet over het gedrag van de ander, en check jouw interpretatie bij de ander.
5.
Elk gevoel is legitiem en mag er zijn – jij mag er zijn.
6.
Bewuste aandacht aan elkaar. De Alba-academie beschouwt het als een belangrijke waarde om goede en warme verbindingen te maken en te onderhouden met iedereen. Daar hoort bij dat je aandacht besteedt aan je medestudenten die iets inbrengen en bij het uit elkaar gaan aan het einde van de les (bewust afscheid nemen).
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC1
pagina 3/3
BIJLAGE BC1-1 De coach en de engel Jarenlang was ik consulent bij het arbeidsbureau. Achter dat woord kwam bij elke reorganisatie wel een andere toevoeging, maar ik was altijd consulent gebleven. Nu heette ik ineens Coach. Ik had geen adviserende rol meer, maar moest het proces van de klant gaan coachen en er van uit gaan dat iedereen het vermogen heeft zichzelf te helpen. Waar was ik dan nog voor nodig, dacht ik? Mijn beroep was toch mensen verder helpen? Om mijn vragen te beantwoorden kreeg ik cursussen en een handboek Ik kreeg ook nieuwe klanten. Fase IV noemen ze dat nu, lastige klanten noemden we dat vroeger. Ik wist nooit wat ik ermee aan moest. De mensen op zich vond ik niet zo lastig, maar ik kon er gewoon niets mee. Vroeger hoefde ik alleen maar een beetje moeite te doen om zo goed mogelijk op te schrijven waarom ik er niets mee kon en dat was dan het eind. Nu is dat nog maar het begin. Dus zit ik met iemand in een kamertje waar ik toch wat mee moet. Het is een zwerver met gescheurde kleren en hij stinkt. Het kamertje is te klein. Wat moet ik met die man? Aansluiten, heb ik geleerd op cursus, meegaan met de klant, dus ik laat hem zijn verhaal doen. "Eigenlijk ben ik een Engel", zegt de man. 0 jee!, het is nog erger dan ik dacht, moet ik echt mee met die onzin? Maar ik blijf in mijn nieuwe rol. “0 ja?" zeg ik,"vertel eens." ''Ik ben een Engel met een speciale opdracht van God. Ik ben alleen onderweg mijn vleugels kwijtgeraakt en toen ben ik gevallen, heb mijn kleren gescheurd, ben een groot deel van mijn geheugen kwijt en ik weet mijn opdracht niet meer. Maar het ergste van alles is dat ik nu zichtbaar ben." Help, dacht ik, maar ik besloot nog even aan te sluiten. "Waarom is het zo erg dat je zichtbaar bent?" "Nou, als ik onzichtbaar ben zien ze niet wat ik niet ben." Die kon ik niet volgen. Ik besloot het maar even te laten voor wat het was. Gelukkig kon ik het gesprek sturen naar een paar algemeenheden; dat we in een aantal gesprekken verder zouden kijken wat er allemaal mogelijk was, enzovoort. Toen we eindelijk het kamertje uit waren kon ik weer even ademhalen. Ik dook mijn handboek in om te zien wat ik nog meer kon doen, zodat ik de volgende keer beter voorbereid was op het gesprek. Maar ook in het volgende gesprek bleef ik me afvragen: “Wat moet ik met die man?” Gelukkig was het een dik handboek zodat ik in de daaropvolgende gesprekken iets om handen had, maar het leverde allemaal geen vooruitgang op. Hij bleef vasthouden aan zijn verhaal van de Engel. En verder kwam eruit dat hij graag mensen wou helpen, daarvoor was hij op aarde. Mensen helpen.... hij kon zichzelf niet eens helpen! Was het wel echt waar dat iedereen het vermogen heeft zichzelf te helpen? “Wat heb je nodig?" vroeg ik. "Ik heb iemand nodig die in me gelooft", zei hij. "Ik wil wel in je geloven, maar dan moeten we er achter zien te komen wat je wilt en wat je kunt. En dan moeten we samen eens naar reële mogelijkheden op de arbeidsmarkt gaan kijken." De man keek me niet begrijpend aan.
Beroepsopleiding tot Coach
Bijlage BC1-1
pagina 1/2
Wat moest ik nou met die man? Fase IV betekende wel dat ik meer tijd mocht uittrekken voor deze man, maar ook die tijd was niet oneindig. Bovendien moest ik mijn manager ook iets kunnen vertellen over de voortgang met mijn klant. Ondanks het feit dat de man best aardig was begon ik op te zien tegen de gesprekken in dat te kleine kamertje. Op een dag besloot ik aan de slag te gaan met kernkwaliteiten. Een mooi model om te kijken naar sterke en zwakke kanten van jezelf. Het gaat onder andere uit van kwaliteiten, valkuilen en uitdagingen. "Noem eens een kwaliteit van jezelf", moedigde ik hem aan. "Nou", zei hij, "ik kan goed vliegen." "Help", dacht ik, maar ik besloot door te gaan, aansluiten bij zijn beleving. Ik stelde de volgende vraag: "Als vliegen jouw kwaliteit is, wat is dan je valkuil?” "Nou”, zei hij, "als je onderweg je vleugels verliest.” Hoe lang hield ik dat nog vol? Goed, nog een poging. "Wat is jouw uitdaging dan?” Hij bleef even stil. Toen vroeg hij: "Wil je dat echt weten?” Ik knikte, misschien ging ik nu iets bereiken. "Mijn uitdaging is om mezelf te blijven bij mensen zoals jij.” Daar schrok ik van. Nu was ik zelf even stil......... Hij had gelijk...... Ondanks al mijn goede bedoelingen was ik aan het duwen en trekken geweest. Ik was bezig geweest vooruitgang te boeken, ergens naar toe te gaan, zonder me echt af te vragen waar deze man naar toe wou. Was het te laat? Kon ik het hem nog vragen? Ik besloot het te doen. "Als jij jezelf wilt blijven, wie ben je dan?” Op het moment dat ik het vroeg besefte ik dat hij het altijd al gezegd had, ik hoefde het alleen nog maar te geloven. Zou hij dan echt?? Langzamerhand begon de man tegenover mij onzichtbaar te worden. "Dank je", zei hij, "dat had ik nodig, iemand die in mij gelooft." Toen werd hij helemaal onzichtbaar. Net als bij de Chesire Cat bleef als laatste zijn tevreden glimlach over. De engel kreeg met zijn onzichtbaarheid ook zijn vleugels terug, maar niet zijn hele geheugen. Daarom ging hij, toen hij weer in de hemel was, meteen bij God langs. "God, ik wil toch eens vragen...... wat was nu mijn opdracht op aarde?”
God antwoordde: "Jouw opdracht was om van een consulent een goede coach te maken."
Beroepsopleiding tot Coach
Bijlage BC1-1
pagina 2/2
Bijlage BC1-2
Het Persoonlijk Ontwikkelings- & ActiePlan, POAP Het Persoonlijk Ontwikkelings- & ActiePlan (POAP) is een instrument dat je helpt om een gericht actieplan op te stellen voor je professionele en persoonlijke ontwikkeling als coach. Dit actieplan is een contract met jezelf, waarin je toezeggingen doet over je eigen inzet. Het POAP is een wezenlijk onderdeel van je Portfolio. Let wel: het POAP is een hulpmiddel. Je persoonlijke groei zit niet in het invullen van dit document, maar in wat je de komende maanden gaat DOEN. Veel succes toegewenst!
1. Eerste stap: het bepalen van ontwikkelpunten. De eerste stap bij het opmaken van het POAP is het bepalen van één, maximaal drie ontwikkelpunten waaraan je in je persoonlijke ontwikkeling als coach aandacht wilt geven. Je kunt hierbij gebruik maken van meerdere bronnen die waardevolle informatie bieden over je ontwikkelpunten: wat nieuw voor je is, feedback tijdens de lessen van je medecursisten, je docenten, de reflectieverslagen, de Supervisie- & Intervisiebijeenkomsten, OefenCliënten, je omgeving, enz. De keuze van de ontwikkelpunten die aandacht verdienen, maak je zelf. Het is belangrijk hierbij met enkele punten rekening te houden:
Maak je POAP haalbaar. Het POAP mag zeker een uitdaging vormen, maar het is goed je af te vragen of het ook kans van slagen heeft. Selecteer dus heel bewust die ontwikkelpunten waarvan de ontwikkeling op dit moment essentieel én haalbaar is. Deel één grote stap desnoods op in meerdere kleine stapjes.
Is het ontwikkelpunt de juiste keuze? Wees ervan overtuigd dat je de goede keuze hebt gemaakt. Het gaat om jouw actieplan en jij bent degene die hiervoor de komende periode heel wat inspanningen zal leveren. Als je nog niet zeker bent van een bepaalde keuze, las dan een ‘observatieperiode’ in. Dit is een periode waarin je heel gericht je eigen aanpak op bepaalde punten observeert en feedback aan anderen vraagt. Op grond van die informatie kun je dan beslissen of het ontwikkelpunt inderdaad aandacht vraagt of niet.
Beroepsopleiding tot Coach
Bijlage BC1-2
pagina 1/3
2. Tweede stap: het bepalen van het te ontwikkelen gedrag. Beschrijf je ontwikkelpunt zo duidelijk mogelijk (1 per A4 - zie bijlagen). Doe dit het liefst in termen van concreet waarneembaar gedrag. Stel je daarbij voor waaraan je straks kunt merken dat je de dingen anders doet. Beschrijf het gedrag in een positieve formulering: denk eerder aan wat je wel wilt, dan aan wat je niet wilt! Dus bijvoorbeeld niet: “niet meer roken”, maar: “gezonder leven”. Je kunt het te ontwikkelen gedrag ook visualiseren; dat kan helpen in het concreet maken van wat je wilt ontwikkelen!
3. Derde stap: waarom wil ik dit ontwikkelen? Werken aan je persoonlijke ontwikkeling is een proces dat de nodige aandacht, tijd en inspanning vraagt. Daarom is het belangrijk om stil te staan bij de reden waarom je dit specifieke gedrag wilt ontwikkelen, wat voor jou het voordeel is en hoe het je in je rol als coach verder zal helpen. Door de waarom-vraag te beantwoorden, beschrijf je in feite ook wat je in je ontwikkeling zult bereiken als je het ontwikkelingsplan realiseert. Je kunt ook een ‘persoonlijke’ motivator toevoegen, ofwel het persoonlijk voordeel dat je uit het ontwikkelen van dit gedrag kunt halen.
4. Vierde stap: het opmaken van een concreet actieplan. Bij het opmaken van een actieplan komt het erop neer dat je concreet weergeeft:
wat je gaat doen om dit gedrag of die vaardigheid te ontwikkelen (bv. een bepaalde luistertechniek extra oefenen, een observatie verrichten….);
in welke situaties je dit zult gaan toepassen (tijdens een gesprek met je oefencliënt, tijdens een rollenspel, thuis, op je werk….);
welke hulp of ondersteuning je daarbij nodig hebt (bv. feedback van anderen, de aanpak van iemand anders observeren….. );
tot slot de planning: (vanaf) wanneer je dit gaat doen.
Het actieplan dat je opstelt is echt ‘persoonlijk’. Dat betekent dat het helemaal is aangepast aan je eigen situatie en jouw ontwikkeling als coach, en dat je rekening houdt met eventuele mogelijkheden en beperkingen. Houd bij het opmaken van het concrete actieplan daarin dus steeds je eigen doelen voor ogen! Ga na wat de mogelijkheden zijn om nieuwe vaardigheden dagelijks te oefenen.
Beroepsopleiding tot Coach
Bijlage BC1-2
pagina 2/3
POAP van
_________________________
Datum:___________________
Ontwikkelpunt nr: _______ Omschrijving: ________________________________________________________________ ______________________________________________________
Te ontwikkelen gedrag:
Waarom wil ik dat ontwikkelen: Wat is het voordeel voor mij? Hoe helpt het in mijn rol als coach? Waaraan merk ik straks dat ik dit beter kan/doe? Wanneer heb ik het bereikt?
Welke acties ga ik ondernemen:
In welke situaties ga ik dat doen en welke hulp heb ik daarbij nodig:
Planning:
Beroepsopleiding tot Coach
Bijlage BC1-2
pagina 3/3
Leskader BC2 Grondbeginselen: Een coachende houding Theorie bestuderen: -
Dit Leskader.
-
Van der Pol, Coachen als professie:
H3 H7 alleen § 7.3 Doelen stellen H10
-
Ethische & Gedragscode NOBCO
te vinden op www.coachenalsprofessie.nl en www.nobco.nl
Aanbevolen om ook te lezen (geen examenstof): -
Van der Pol, Coachen als professie:
H4
-
Brouwer, Onorthodoxe Interventies:
H1.
-
Tros, Dynamisch Coachen
H2 en 3.
-
Whitmore, Succesvol Coachen
H4.
Denk na over relevante oefensituaties die je in kunt brengen tijdens de les: wat speelt er / heeft er gespeeld bij jou als het gaat om AAAA, SMART doelen, reflecteren, hebben en zijn? Wat ervoer je erbij? Wat voelde je? Wat dacht je? Wat deed je? Wat was het effect? Vul het Mission Statement op Bijlage 2.2. zover mogelijk in.
Leerdoelen: 1.
De belangrijkste houdingsaspecten: Aandacht, Acceptatie-zonder-oordeel, Aansluiten, Authenticiteit, (4 A’s) kennen, ervaren en kunnen toepassen;
2.
Overige houdingsaspecten Integriteit, Empathie, Liefde, Respect kennen en beleven;
3.
Afstand kunnen nemen van de behoefte om te adviseren en oplossingen aan te dragen;
4.
Doel- & resultaatgerichtheid; zelf eigen doelen stellen;
5.
Containerbegrippen vertalen: doelen zo specifiek mogelijk maken;
6.
Kennis van volwassen leren, leertheorieën;
7.
(Zelf)reflectie via de K-A-R-M-A- en andere methoden, o.a. intervisie;
8.
Kennis nemen van de Ethische & Gedragscodes voor coaching (NOBCO) en de werking hiervan.
Denk aan het invullen van het reflectieverslag over deze les!
________________________________________________________________________ Na de les eerste oefening met oefencliënten (OC): - Vertel je oefencliënt dat je je houding wil oefenen in Aandacht / Aansluiting / Acceptatie / Authenticiteit en leg kort uit wat daarmee wordt bedoeld; - Vraag je oefencliënt iets in te brengen wat hem/haar bezig houdt en voer het gesprek; - Vraag je OC om goed te letten op je houding (4 A’s) en vraag direct na afloop van het gesprek mondelinge feedback op de 4 A’s.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC2
pagina 1/3
Coach Zijn Om mensen effectief te kunnen coachen begin je met het besluit om een coach te ZIJN voor hen. (Hebben komt na Zijn: wie aardig gevonden wil worden moet aardig ZIJN). ZIJN verwijst naar je identiteit (zie ook de Bijlage 2-I, Hebben & Zijn). Dit is een gevoel diep van binnen, wat overigens nog niet wil zeggen dat je alle technieken en vaardigheden van een coach beheerst, dat komt later. Maar het begint met Zijn. Waarom wil jij coach zijn?
Identiteit: ik wil coach zijn / ik ben coach omdat: …
Je portfolio, bewijs van je ontwikkeling Het gebruik van portfolio’s ondersteunt je professionele ontwikkeling. Portfolio's worden o.a. door kunstenaars gebruikt om hun werk te presenteren: het is een map met een bundeling van het meest kenmerkende eigen werk. Je kunt op een zelfde wijze een portfolio aanleggen van je werk, waarmee je je ontwikkeling vastlegt. Een portfolio kan bijv. bestaan uit reflectieverslagen, procesverslagen over de ontwikkeling in het eerste jaar in het beroep, waarin telkens verwezen wordt naar bijlagen. Het kunnen gespreksvoorbereidingen zijn of zelf ontwikkeld coachmateriaal, coachverslagen, observatieverslagen door collega's gemaakt, video-opnamen van eigen sessies, cliëntevaluaties, zelf geschreven discussienota's of artikelen, e.d. Het samenstellen van een portfolio leidt automatisch tot reflectie op je eigen ontwikkeling en op de eventuele lacunes die zichtbaar worden. Dat wordt nog versterkt als de coach zichzelf regelmatig toetst aan een vooraf afgesproken beroepsprofiel. Het verschil tussen het logboek en een portfolio is, dat het logboek meestal bestaat uit reflecties op afzonderlijke ervaringen, terwijl een portfolio bedoeld is om je ontwikkelingslijn te documenteren of een bereikt niveau te illustreren. De twee instrumenten kunnen elkaar uitstekend aanvullen: juist door het analyseren van logboekverslagen over een langere periode ontstaat inzicht in de ontwikkelingslijn. Hoe dan ook, logboeken en portfolio's zijn prima instrumenten om te blijven groeien in coaching.
Persoonlijke ontwikkeling = leren van jezelf Hopelijk is duidelijk geworden dat 'leren van je eigen werk als coach' niet aan het toeval overgelaten behoeft te worden, maar dat daar structuur in aan te brengen is. Train jezelf hierin, samen met je medestudenten, zodat achtergrondkennis en basisvaardigheden het fundament kunnen gaan vormen van je professionaliteit. De ervaring leert dat juist door het (samen) systematisch leren van je ervaringen als coach het beroep meer inhoud krijgt en dat het dagelijkse werk er veel interessanter en leuker door wordt!
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC2
pagina 2/3
Doelen (concept) Veel mensen formuleren hun doelen in vage omschrijvingen of containerbegrippen, zoals: ik wil beter communiceren. Om het werkelijke doel helder te krijgen moet de coach hierop doorvragen. Wat is ‘beter’? Wat bedoel je met ‘communiceren’? Oefen je in het helder krijgen van doelen: wat bedoel je met … Wat versta je onder …? Formuleer doelen naar wat – heel specifiek - het gewenste resultaat moet zijn. “Ik wil rijlessen nemen” is eigenlijk geen doel. Want zodra je het wil, heb je het al bereikt. Het antwoord komt na de vraag waarom: waarom wil je dat? Het werkelijke doel is waarschijnlijk: “ik rij auto” of: “ik heb mijn rijbewijs.” Dit is heel specifiek; om het ook meetbaarder te maken zou je eraan moeten toevoegen: “op 1 september rij ik auto / heb ik mijn rijbewijs.” Nu kun je op 2 september weten of je dit doel hebt bereikt of niet. Dit betekent dat ik in actie moet komen: ik ga rijlessen boeken, ik ga de verkeersborden leren, de theorie bestuderen, enz. Doelen en activiteiten Het is van belang om de SM en RT van ‘SMART’ in je achterhoofd te houden als het om doelen gaat (zie pag. 113 van Coachen als Professie). Dan volgt de A van actie vanzelf. Houd het onderscheid tussen doel en activiteit (gericht op het bereiken van het doel) goed in de gaten. “Volgend jaar leef ik gezonder dan nu” is een doel. De activiteiten zijn dan: ik stop met roken, ik fiets elke dag 1 uur, ik eet elke dag twee stuks fruit, enz. Maar het allerbelangrijkste is wees specifiek en verbind een tijd aan het doel en formuleer het in positieve bewoordingen.
Het belang van heldere doelen Een coach moet kunnen werken met heldere doelen. Als in het begin van een traject het doel vaag blijft, dan loop je het risico om verderop ook vast te lopen omdat jij en je cliënt eigenlijk niet goed weten waar je naartoe werkt. Als jij en je cliënt het doel helder voor ogen houden, dan kun je tijdens een gesprek of een coachtraject regelmatig erop teruggrijpen: zitten we nog op het goede spoor, hoe dient dit jouw doel, etc. Dit onderwerp komt terug in lessen 6 en 7.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC2
pagina 3/3
Hebben en Zijn
Bijlage BC2-1
Even een klein A4-tje over Hebben en Zijn. Eigenlijk gaat het over gelukkig zijn. De meeste mensen denken voorwaardelijk, dat wil zeggen dat ze hun geluk laten afhangen van een voorwaarde die eerst vervuld moet worden. Denkwijze
Voorbeelden
1. als ik dit-of-dat heb (bereikt)
- als ik die functie heb
- geld heb
2. dan kan ik zus-of-zo doen
- gedraag ik mij anders
- zal ik delen
3. en pas dan kan ik … zijn
- ben ik een goede coach
- ben ik royaal - ben ik gelukkig
Wat is het probleem, wat is de belemmering hierin? Dat je je ZIJN, en dus je geluk laat afhangen van externe factoren, buiten jezelf: dingen hebben, krijgen. Dit levert onherroepelijk problemen op, want iets of iemand ZIJN kan alleen als het authentiek is. Dan is Zijn echt en onafhankelijk van wie of wat dan ook. ● aardig doen is iets heel anders dan aardig zijn.
Wij nodigen je uit tot een ‘paradigmaverschuiving’: draai het eens om!
ZIJN
- Ben wie je bent, wees authentiek, wie of wat wil je ZIJN; een bewuste keuze.
DOEN
- je identiteit stuurt je overtuigingen en daarmee je GEDRAG (= een uiting van ‘zijn’).
KRIJGEN, HEBBEN
- feedback van je omgeving, bijv. men vindt je aardig.
Naar het eerdere voorbeeld: ZIJN
- ik ben royaal;
DOEN
- ik deel met anderen;
KRIJGEN, HEBBEN
- dankbaarheid, geluk. wie of wat BEN jij?
Beroepsopleiding tot Coach
Bijlage BC2-1
pagina 1/1
Mijn Mission Statement datum:_________
Bijlage BC2-2
Mijn persoonlijke missie als mens / als coach is Levensdoel, missie, zingeving, betekenis
Ik ben Identiteit, zelfbeeld, type Ik geloof / ben ervan overtuigd dat Overtuigingen, waarden, normen
Ik kan Kwaliteiten, capaciteiten, hulpbronnen (intern / extern) Ik ga, ik zal Gedrag, acties, wat doe ik, wat zeg ik, wat laat ik zien Ik wil Betekenis voor de omgeving, wat wil ik bereiken, welke reacties wil ik
Je kunt je persoonlijke Mission Statement natuurlijk ook op een andere wijze uitwerken. Het gaat erom dat je hier in zijn algemeenheid opschrijft wat jouw missie, jouw kracht, jouw waarde, jouw betekenis is en voor wie. Welke waarde heeft dit document voor jou, jouw toekomst: ______________________ _______________________________________________________________________
Beroepsopleiding tot Coach
Bijlage BC2-2
pagina 1/2
Doel nr. ______ SMART: _______________________________________________________ ________________________________________________________________ ____________________________________________________________
Ik denk de volgende obstakels tegen te komen: ________________________ ________________________________________________________________ ________________________________________________________________ __________________________________________________________
Om die te overwinnen heb ik het volgende nodig: _______________________ ________________________________________________________________ ________________________________________________________________ __________________________________________________________
Ik ga de volgende stappen zetten om dichter bij mijn doel te komen: ________________________________________ per __________________ ________________________________________ per __________________ ________________________________________ per __________________ ________________________________________ per __________________
Ik heb mijn doel bereikt als ik: _____________________________________ ________________________________________________________________ ____________________________________________________________ en als ik uit mijn omgeving de volgende feedback, reacties krijg: ________________________________________________________________ ____________________________________________________________
Mijn succes ga ik als volgt vieren: ___________________________________ ______________________________________________________________ met _________________________________________________________
Beroepsopleiding tot Coach
Bijlage BC2-2
pagina 2/2
Les BC2 t.b.v. praktijkoefening
Bijlage BC2-3
Extra oefening voor jezelf
Rusten in Zijn Oefenen met de wijk-, grijp-, en contactpositie. (Waarnemen vanuit een hoger paradigma) Om te ontdekken hoe je innerlijke houding is ten aanzien van je cliënt kun je de volgende oefening doen: Kies een object van waarneming, bijvoorbeeld een steen. Leg de steen voor je op een stoel. 1. Fysiek ga je op het puntje van je stoel zitten, buigt voorover en reikt naar de steen. Met je hele aandacht ben je bij de steen. Wat doet deze houding met je lichaam? Met je ademhaling? Hoe denk je? Hoe kijk je? Hoe voel je je? Wat vind je van de steen? Hoe beleef je je relatie met de steen? Vertel hardop wat je waarneemt. 2. Verander van houding door je rug fysiek in te laten zakken. Laat je lichaam achterover leunen en kijk opnieuw naar de steen. Neem waar wat deze houding doet met je lichaam, gevoelens, stemming, ademhaling, gedachtenpatroon, waarneming, de relatie tussen jou en de steen. Vertel opnieuw wat je waarneemt. 3. Recht nu je rug zonder deze te overstrekken of in te laten zakken. Je lichaam is ontspannen en aanwezig. Jij rust in jezelf en de steen rust in zichzelf. Neem opnieuw waar wat deze houding doet met je zelfbeleving en je relatie tot de steen. Wat merk je als vanuit deze contactpositie naar de steen kijkt?
Beroepsopleiding tot Coach
Bijlage BC2-3
pagina 1/1
Leskader BC3 Basisvaardigheden (1) LSD: Luisteren, Samenvatten, Doorvragen Onzorgvuldig taalgebruik waarnemen
Theorie bestuderen: Van der Pol, Coachen als professie: Van der Pol, Coachen als professie:
§5.1 en van H11: §11.1 t/m 11.4. van H17 alléén §17.3
Aanbevolen om ook te lezen: -
Kouwenhoven, Strategisch coachen: Whitmore, Succesvol coachen: Brouwer, Onorthodoxe interventies bij Van der Pol, Coachen als professie:
van H2: §2.1 t/m §2.3.4 H5; coachen: H3. §11.6 en §11.7.
Denk na over relevante oefensituaties die je als “cliënt” in kunt brengen tijdens de les: - iets wat belangrijk voor je was of indruk op je gemaakt heeft en - iets wat lastig voor je is, waar je mee zit of waar misverstand door miscommunicatie speelt. Leerdoelen: - Het verschil kennen tussen actief en passief luisteren; - De regels voor actief luisteren kunnen toepassen in oefensituaties; - Kunnen ‘LSD-en’ met een leeg hoofd, in acceptatie, zonder oordeel; - De kracht van Luisteren met Aandacht, Aansluiting & Acceptatie zonder oordeel kennen; - De regels voor LSD kunnen toepassen in oefensituaties; - de voor- en nadelen van LSD-en kennen en begrijpen; - oefenen en kunnen omgaan met acceptatie, doorvragen, woordgebruik en gebruik van stiltes; - tijdens het luisteren Vervormingen (onzorgvuldigheden in taalgebruik, weglating (deletie), vervormingen, generalisaties) en mistige woorden kunnen herkennen en er op ingaan; - (zelf)reflecteren op kennis, ervaring, kunde en toepassing. Denk aan het invullen van het reflectieverslag over deze les! __________________________________________________________________________ Na de les coachopdrachten met oefencliënten: - Voer 2 á 3 korte gesprekken met je OC waarin je oefent met AAAA en LSD. - Oefen met het waarnemen van vervormingen. Werk daarbij aan je leerpunt zoals omschreven in je RVL (wat ga je concreet oefenen); - Vraag de OC na afloop het reflectieverslag in te vullen. In de "Handleiding voor Studenten" staat hoe je een RV-met-OC moet indienen bij je supervisie-docent en in het "planningsoverzicht" (website) vind je de inlevermomenten terug (1x per 2 weken).
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC3
pagina 1/1
BIJLAGE BC3-1
Luisteren Luisteren is een van de meest werkzame en heilzame technieken om effectief te communiceren. Toch doen we vaak hele andere dingen dan onze gesprekspartner van ons vraagt. Hierover gaat dit gedicht van Leo Buscaglia.
Als ik je vraag naar mij te luisteren en jij begint mij adviezen te geven, dan doe je niet wat ik vraag. Als ik je vraag naar mij te luisteren en jij begint mij te vertellen waarom ik iets niet zo moet voelen als ik het voel, dan neem jij mijn gevoelens niet serieus. Als ik je vraag naar mij te luisteren en jij denkt dat je iets moet doen om mijn probleem op te lossen, dan laat je mij in de steek, hoe vreemd dat ook mag lijken. Misschien is dat de reden waarom voor sommige mensen bidden werkt, omdat een God niets terug zegt en Hij geen adviezen geeft of probeert om dingen voor je te regelen. Hij luistert alleen maar en vertrouwt erop dat je er zelf wel uit komt. Dus, alsjeblieft, luister alleen maar naar me en probeer me te begrijpen. En als je wilt praten, wacht dan even, en ik beloof je dat ik op mijn beurt naar jou zal luisteren. Leo Buscaglia
Beroepsopleiding tot Coach
Bijlage BC3-1
pagina 1/1
BIJLAGE BC3-2
Observatieformulier Basisvaardigheden 1 t/m 4. Actief luisteren
ja
nee
Effect hiervan op de cliënt
Luistert aandachtig Oppert geen eigen ideeën, opvattingen, gedachten, gevoelens, kritiek, oplossingen of adviezen Toont begrip door de manier waarop de coach zich nonverbaal gedraagt Geeft korte stimulerende responsen (knikken, Hmm, o ja, en toen e.d.) Stelt open vragen om de ander meer over zichzelf te laten vertellen, of dieper op de zaak in te laten gaan Geeft het achterliggende gevoel weer door te zeggen wat je ziet en hoort.
Beroepsopleiding tot Coach
Bijlage BC3-2
pagina 1/5
Waarnemingen van de taal
Ja
Nee
Wat is hierop de reactie/vraag van de coach?
Is er sprake van weglatingen? (zinnen worden niet afgemaakt)
(Doorvragen naar onderliggende denkpatronen en de daarbij horende emotie)
Is er sprake van interpretaties? (het verhaal is door de cliënt verder ingevuld, tot realiteit gemaakt)
(Controleren met vragen zoals: hoe weet je dat? Weet de ander dat? Hoe kom je aan die informatie?)
Is er sprake van verdraaiing? (de cliënt vergroot sommige stukken en verkleint andere stukken in zijn verhaal)
(Doorvragen naar feiten)
Is er sprake van generalisatie? (cliënt gebruikt algemene ipv specifieke woorden)
(Doorvragen naar feiten en gevoelens)
Beroepsopleiding tot Coach
Bijlage BC3-2
pagina 2/5
LSD- en
Ja
Nee
Effect hiervan op de cliënt
De coach vat samen op inhoud De coach vat samen wat hij hoort De coach stelt open vragen De vragen van de coach nodigen uit tot reflectie De vragen van de coach zijn spiegelend De vragen van de coach zijn onderzoekend De vragen van de coach zijn doelgericht De coach maakt effectief gebruik van stiltes De coach stelt suggestieve vragen
Beroepsopleiding tot Coach
Bijlage BC3-2
pagina 3/5
Waarneming lichaamstaal
Wat doet de coach ermee?
Wat valt op aan het uiterlijk van de cliënt? Wat valt op aan de bewegingen en gebaren van de cliënt? Welke lichaamshouding heeft de cliënt? (kaarsrecht, opgeheven hoofd, armen over elkaar, handen op de heupen etc)? Welke gezichtsuitdrukkingen neem je waar bij de cliënt? Wat valt je op aan de stemtaal? (toonhoogte, duidelijkheid, stemsterkte, spreeksnelheid, bijgeluiden zoals zuchten, kuchen, lachen, gebruik van tussenvoegsels als eh, och, hmmm) Wat valt je op aan de nabijheid / grenzen van de cliënt? Is er sprake van incongruentie in communicatie bij de cliënt? Is er sprake van congruentie in communicatie bij de cliënt?
Beroepsopleiding tot Coach
Bijlage BC3-2
pagina 4/5
Feedback geven
Ja
Nee
Wat is hierop de reactie van de cliënt?
Spreekt de coach in de ik-vorm? Bespreekt de coach de feiten? Is de coach specifiek in het beschrijven van de feiten? Geeft de coach zijn gevoel weer? Geeft de coach de gevolgen of effecten aan op zijn gedrag? Geeft de coach de feedback op het juiste moment? Let de coach op de non-verbale reactie van de cliënt en bespreekt hij wat hij ziet? Is de coach respectvol, open en eerlijk in zijn feedback? Checkt de coach of de cliënt de feedback herkent? Geeft de coach ruimte tot reactie van de ander? Is de feedback van de coach constructief (houdt rekening met wat goed gaat en wat beter kan)? Geeft de coach complimenten? Maakt de coach het compliment expliciet?
Beroepsopleiding tot Coach
Bijlage BC3-2
pagina 5/5
BIJLAGE BC3-3 GESPREK. Ben je lesbisch*? Dochter
Ma, Pa Ik wil jullie iets vertellen
Moeder
ben je lesbisch?
Dochter
Lesbisch?
Moeder
Dat kan je gewoon vertellen, hè pa?
Vader
ja Je moeder en ik hebben erover gepraat Wij vinden het niet erg
Dochter
Oh. Fijn
Moeder
Je moet haar maar eens mee naar huis nemen
Dochter
Wie?
Moeder
Je vriendin. Hè pa?
Vader
Ja Wij vinden het niet erg
Moeder
het maakt ons niets uit, hè pa?
Vader
Ons maakt het niets uit
Moeder
Waarom heb je het niet eerder gezegd? Je kan ons toch alles vertellen? Dacht je werkelijk dat wij dat erg zouden vinden? Dat geeft toch niets? Hè pa?
Vader
wij vinden het niet erg
Dochter
Maar ik ben niet lesbisch!
Vader
Godzijdank
Moeder
Dek jij de tafel?
Vraag: wat gebeurt hier?
*Uit: Is dat een kapstok? Scènes uit een gezin Esther Gerritsen
Beroepsopleiding tot Coach
Bijlage BC3-3
pagina 1/1
Leskader BC4 Basisvaardigheden (2) Non-verbale signalen waarnemen en interpreteren. Het Inclusive model van aandacht. Theorie bestuderen: -
Dit Leskader; Van der Pol, Coachen als professie: H6 H2, 2.1 t/m 2.4. Kouwenhoven, Strategisch Coachen: Brouwer, Onorthodoxe interventies bij coachen: H4 t/m § 4.1.
Denk na over relevante oefensituaties die je in kunt brengen tijdens de les: 1. wat speelt er / heeft er gespeeld bij jou als het gaat om (je eigen) signalen en interpretaties in de communicatie? Wat ervoer je erbij? Wat voelde je? Wat dacht je? Wat deed je? Wat was het effect? 2. formuleer een coachvraag over iets wat jou bezig houdt of wat je lastig vindt.
Leerdoelen: 1.
Non-verbale communicatie herkennen en benutten in een coachinggesprek;
2.
Kunnen luisteren naar eigen lichaamstaal;
3.
Incongruentie in communicatie in een coachgesprek signaleren en benoemen;
4.
Het model van aandacht, Inclusive Coaching op persoonlijk niveau, kennen;
5.
Contact vóór contract.
Denk aan het invullen van je reflectieverslag over deze les! ___________________________________________________________________________
Na de les coachopdrachten met oefencliënten:
De OC brengt een probleem in. Bespreek dit a.h.v. de aandachtsgebieden van het Inclusive model. Maak tijdens het gesprek met je oefencliënt bewust gebruik van non-verbale communicatie en lichaamstaal om tot de kern van het probleem te komen waar de cliënt mee zit. Evalueer het gesprek met de cliënt met aandacht voor de rol van non-verbale communicatie in het gesprek. Vraag na afloop het reflectieverslag in te vullen. Vul ook je eigen RV-met-OC in.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC4
pagina 1/7
Leskader BC4 Basisvaardigheden (2) Non-verbale signalen waarnemen en interpreteren We hebben in de vorige les ruimschoots aandacht besteed aan de rol van verbale communicatie, taal, in coaching. In Basisvaardigheden 1 is al even aan de orde gekomen dat lichaamstaal een belangrijke rol speelt in communicatie. In dit deel gaan we in op de rol van non-verbale communicatie in coaching. Lichaamstaal Lichaamstaal heeft te maken met de manier waarop mensen communiceren zonder daarbij woorden te gebruiken. Als je goed luistert, hoor je niet alleen woorden - de gesproken taal - maar luister je ook naar de taal van het lichaam. Lichaamstaal is het oudste middel dat we kennen om andere mensen iets duidelijk te maken. In de tijd dat er nog geen sprake was van een duidelijk herkenbare gesproken taal, was lichaamstaal een belangrijk middel om contact te leggen en te onderhouden met mensen. Naarmate de gesproken taal zich verder ontwikkelde, nam deze meer de overhand, wat ertoe geleid heeft dat we ons nauwelijks meer bewust zijn van onze lichaamstaal. Onze aandacht is zo gevestigd op de gesproken taal, dat we lichaamstaal steeds meer zijn gaan verwaarlozen. In coaching speelt lichaamstaal een belangrijke rol, omdat ook deze taal een verhaal vertelt. Soms is het tegenstrijdig aan wat de woorden zeggen, bijvoorbeeld wanneer iemand terug deinst terwijl hij zegt “ik hou van jou”. Om de lichaamstaal van de cliënt beter te verstaan, is het van belang te letten op de non-verbale signalen die de ander uitzendt. Ook is het van belang je bewust te zijn van de nonverbale signalen die je zelf uitzendt! Je kunt er veel informatie uit afleiden. In het bijzonder over de stemming of gevoelens van de cliënt. Door de lichaamstaal van de ander goed waar te nemen, kun je jezelf veel beter verplaatsen in de ander. Ook helpt het je om te komen tot de kern van de vraag waar de gecoachte, vaak onbewust, mee zit en een antwoord op zoekt. Onder verbale communicatie wordt verstaan: alle informatie die overgedragen wordt door middel van gesproken taal. Onder non-verbale communicatie wordt verstaan: het overdragen van informatie door middel van lichaamstaal. Bij non-verbale communicatie gebruik je dus je lichaam om iets uit te drukken door bewegingen of gebaren te maken. Ook het maken van geluiden, zoals gillen, wordt non-verbale communicatie genoemd (denk ook aan de intonatie). Congruentie De communicatie is het meest doeltreffend wanneer de verbale communicatie wordt ondersteund door de non-verbale. Je ziet dit aan het volgende voorbeeld: je haalt je schouders op, kijkt vragend en zegt: “Ik weet het niet.” Hier bevestigt en versterkt de non-verbale de verbale communicatie. We spreken in dit geval van congruente communicatie: de non-verbale en verbale communicatie zijn met elkaar in overeenstemming en ondersteunen, bevestigen en versterken elkaar. Wanneer dit niet het geval is, spreken we van niet-congruente communicatie. Je lichaamstaal seint dan een andere boodschap uit dan de woorden die je gebruikt. Meestal gebeurt dit onbewust. Bijvoorbeeld het fronsen van het voorhoofd, een wenkbrauw optrekken, afwenden van de blik, rode vlekken krijgen in de hals…
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC4
pagina 2/7
Niet-congruente communicatie kan ons in verwarring brengen, bijvoorbeeld bij iemand die “ja” zegt maar tegelijk met zijn hoofd nee schudt. Ieder mens gaat anders om met zijn of haar lichaamstaal. Er zijn expressieve mensen die veel en uitbundig gebruik maken van lichaamstaal. Je hebt ook mensen die amper een lichaamsdeel bewegen als zij aan het woord zijn. Zo laten we door lichaamstaal zien hoe we ons voelen. Het maakt ook zichtbaar hoe we tegen een situatie aankijken. Het hele lichaam is betrokken bij de lichaamstaal, die gedragen wordt door verschillende elementen. Deze dragende elementen zijn: uiterlijk; bewegen en gebaren; houdingen; gezichtsuitdrukkingen; stemtaal (intonatie); aanraking en nabijheidgedrag. Om iemands lichaamstaal goed te kunnen interpreteren moet je jezelf goed kunnen inleven in de ander, ofwel empatisch proberen te begrijpen wat hij bedoelt. Uiterlijk Het uiterlijk is het eerste wat opvalt aan iemand. Vaak ga je op het uiterlijk af bij de eerste ontmoeting. Soms kom je dan bedrogen uit. Door middel van ons uiterlijk dragen we dus informatie over op anderen. Kleding, haardracht, sieraden geven weer hoe je jezelf ziet en hoe je graag gezien wilt worden, welke indruk je wilt achterlaten. De keuze is persoonlijk en wordt beïnvloed door zaken als: De groep waartoe je behoort; De gelegenheid waarvoor je je kleedt; De cultuur waartoe je behoort; De tijd waarin je leeft; Het milieu waaruit je afkomstig bent; Het beroep dat je uitoefent; Je ervaringen met mensen die er zo uitzien. Ben je bewust van het feit dat ook de interpretatie van je uiterlijk heel persoonlijk is en beïnvloed wordt door dezelfde factoren. Met andere woorden: de indruk die jij hebt van de ander is jouw eigen ‘vertaling’ van wat je ziet. Bewegingen en gebaren We maken allemaal wel gebruik van gebaren. Soms is één gebaar voldoende om onze bedoelingen duidelijk te maken. Deze drager van de lichaamstaal is het duidelijkst herkenbaar, vooral binnen eenzelfde cultuur zijn gebaren voor iedereen goed te begrijpen. Er zijn echter ook gebaren die in verschillende culturen een andere en soms zelfs een tegengestelde betekenis hebben. Houdingen Met onze lichaamshouding kunnen we uitdrukken hoe we ons op een bepaald moment voelen. De Amerikaans psycholoog Albert Mehrabian deed onderzoek naar intermenselijke gevoelens die geuit worden door lichaamstaal. Hij maakte een onderscheid tussen drie soorten gevoelens: Gevoelens als reactie op anderen. Deze gevoelens geven aan in hoeverre men zich bewust is van de aanwezigheid van de ander. Dit kun je opmaken uit de sterkte van de reactie van de ander;
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC4
pagina 3/7
Gevoelens om de invloed op elkaar te verduidelijken. Hierbij gaat het om gevoelens die ofwel een dominante, overheersende en zelfverzekerde houding laten zien, ofwel een afhankelijke, onderworpen en angstige houding; Gevoelens die blijk geven van de mate van genegenheid. Deze gevoelens uiten zich in het zoeken van toenadering of juist het laten merken van afkeer en afschuw.
Volgens Mehrabian kunnen alle menselijke gevoelens worden ondergebracht in deze indeling. Aan de lichaamshouding kun je dus zien of iemand verlegen, onderdanig, gespannen, onzeker, vastbesloten, vol zelfvertrouwen, dominant, zelfverzekerd of geïnteresseerd is. Een dominante houding kenmerkt zich bijvoorbeeld door een kaarsrecht lichaam, een omhoog geheven hoofd, de handen worden daarbij op de heupen gehouden of de armen over elkaar geslagen op de borst. Bij een onderdanige houding echter wordt het lichaam klein en smal gemaakt, het hoofd wordt (vaak schuin) voorovergebogen, de ogen zijn neergeslagen en de handen zijn in elkaar verstrengeld. Gelaatsuitdrukkingen Het gezicht speelt een belangrijke rol bij de communicatie. Het is de voornaamste drager van lichaamstaal. Door het grote aantal spieren in hun gezicht zijn mensen in staat om er vele verschillende uitdrukkingen aan te geven. Alleen al met onze voorhoofdsrimpels en wenkbrauwen kunnen we informatie overbrengen aan de ander. Sommige emoties zijn duidelijk herkenbaar door alleen naar het gezicht te kijken. De mimiek van ons gezicht is veelzijdig. We kunnen er geluk, blijdschap, vastberadenheid, boosheid, verdriet, angst, pijn, afkeer, minachting en verbazing mee uitdrukken. Ook de ogen zijn heel belangrijk. Er wordt niet voor niets gezegd: de ogen spreken boekdelen. Als je liegt, durf je de ander haast niet aan te kijken, want ogen verraden bij uitstek onze gevoelens. Verlegen mensen wenden vaak hun blik af, ze vinden het moeilijk om iemand recht in de ogen te kijken. Degene naar wie het meest gekeken wordt in een gesprek is vaak de persoon met de meeste invloed. Mensen zijn zeer visueel ingesteld. Tachtig procent van de informatie over onze omgeving bereikt ons via onze ogen. We
kijken iemand aan wanneer we: Feedback willen krijgen op onze boodschap; Met de ander willen praten of zijn aandacht willen hebben; Onder de indruk van hem zijn; Contact willen maken; Woedend op iemand zijn: ´als blikken kunnen doden´.
We
hebben de neiging om oogcontact te vermijden wanneer we: Verlegen zijn; Een leugen vertellen; Tijd nodig hebben om na te denken; Geen contact met de ander willen maken; Voor ons gevoel te dicht bij de ander staan (denk aan veel mensen in een lift!).
Stemtaal, intonatie Bij stemtaal of intonatie gaat het er niet om wat er gezegd wordt, maar hoe het gezegd wordt. Dat geeft ons veel informatie over hoe wij de boodschap moeten opnemen. Intonatie wordt gekenmerkt door: De toonhoogte waarop we iets uitspreken; Waar we de klemtonen leggen;
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC4
pagina 4/7
De duidelijkheid ofwel articulatie, waarmee we iets uitspreken; De stemsterkte en stemkwaliteit; Het tempo ofwel de spreeksnelheid; De bijgeluiden die gemaakt worden, zoals zuchten, kuchen, snuiven, lachen, huilen, tussenvoegsels (eh, och, hmmm-mm). Ieder mens heeft een unieke stem. Je kunt iemand dus aan zijn of haar stem herkennen. Luisteren naar iemand wordt gemakkelijker als die persoon zijn eigen stemtaal effectief weet te hanteren. Aanraking, nabijheid en grenzen Aanraken is de meest primitieve vorm van communicatie. Het is de allereerste manier om contact te leggen. Denk maar aan een baby, die aanraking en genegenheid nodig heeft om zich sociaal-emotioneel goed te kunnen ontwikkelen. Iedereen heeft zo zijn eigen grenzen in aanraking. De verschillen in grenzen ontstaan als gevolg van verschillen in opvoeding, cultuur en verschillen in temperament of karakter. Wanneer iemand je grens overschrijdt, zul je dit op jouw manier kenbaar maken. Iedereen heeft een persoonlijke ruimte nodig, meestal een denkbeeldige cirkel om je heen. Wanneer iemand te dicht bij1 komt staan, zul je dat duidelijk maken door bijvoorbeeld de afstand te vergroten. Behalve deze persoonlijke ruimte heb je ook je eigen territorium. Dit is een groter gebied of ruimte die je voor jezelf en dierbaren reserveert. Anderen mogen alleen jouw territorium betreden als jij daarvoor toestemming hebt gegeven. Hierbij kun je denken aan je eigen huis, werkplek, kamer, auto, etc. Totaalbeeld Al deze zes dragers van lichaamstaal geven hun eigen soort informatie weer. Het betreft geen apart stukje informatie, maar ze presenteren zich als een geheel. Het is de kunst om uit het totaalbeeld de specifieke informatie die de verschillende dragers geven te ontrafelen. Als coach probeer je je aandacht te verdelen over alle dragers van lichaamstaal. Pas dan wordt het beeld dat je krijgt compleet. Door een goede waarneming van de lichaamstaal ben je als coach in staat om je te verplaatsen in de ander. Wel blijft het zaak om je interpretatie, de betekenis van je waarneming te toetsen bij de ander. Dan pas weet je zeker of het klopt. Dus wanneer je incongruenties ziet in de verbale en non-verbale communicatie, of een gebaar of uitdrukking die verwarring schept (niet klopt met wat er wordt gezegd), benoem dat en vraag er op door, bijvoorbeeld: ik zie dat je tranen in je ogen krijgt, terwijl je
vertelt dat je zo opgelucht bent. Hoe moet ik dit begrijpen? Fysieke ruimte voor coaching Tot slot nog een aantal aandachtspunten voor de volgende onderwerpen: de gespreksruimte en zitpositie in coaching. Meestal zit je dicht bij elkaar. Dat kan op 2 manieren: Schuin tegenover of naast elkaar in een hoek van ± 90 graden. De cliënt voelt zich hierdoor niet zo gefixeerd. Deze opstelling maakt mogelijk dat de blikken elkaar kruisen; de blik van de cliënt kan ook afgewend worden van de coach en op de grond of op voorwerpen in de kamer gericht worden;
1
‘te dicht bij’ betekent meestal: ongewenst in mijn persoonlijke ruimte (de Amerikanen spreken over my space).
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC4
pagina 5/7
Recht tegenover elkaar. De client (en jij) zijn daardoor meer op elkaar gericht, het
gesprek kan daardooor qua aandacht dieper gaan, maar ook confronterender worden. Dat kan ook nodig zijn, maar het kan ook bedreigend over komen.
Let er dus op dat je varieert in houding, al naar gelang je positie ten opzichte van elkaar beter past bij jou en bij de aard van het gesprek. Gebruik meubilair dat een ontspannen houding mogelijk maakt; maar ook weer niet een te ontspannen houding (een ‘psychologen-ligbank’ is niet nodig). Ideaal is een stoel die als het ware in staat stelt het evenwicht te bewaren. We willen cliënten in hun autonomie versterken, dus dat ze meer overzicht krijgen en meer zelfcontrole mobiliseren. Een stoel die een dergelijke houding bevordert heeft de voorkeur. Gebruik van een tafel, wel of niet? Een nadeel is dat tafels een psychologische en fysieke barrière kunnen oproepen. Een voordeel is dat tafels doen denken aan een bedrijf, dus aan werk en bijscholing en dit kan bij de coaching als positief worden ervaren. Omdat de cliënt soms iets wil noteren is een (bijzet)tafel handig, die kan snel en gemakkelijk tussen de gesprekspartners geplaatst worden. Bovendien kan de cliënt er zijn kopje koffie of thee op kwijt. Sommige oefeningen vereisen een tafel.
Samenvattend is de hele sfeer in de ruimte van centrale betekenis. Ze kan meer of minder compatibel zijn met de doelen van coaching. Iedere coach en iedere cliënt heeft zo zijn eigen voorkeuren. Over ruimtelijke vormgeving en inrichting kunnen dus geen algemeen bindende uitspraken worden gedaan. Wel is het van belang je ervan bewust te zijn welke effecten dit kan hebben in coaching.
Vragen: - waaraan moet jouw gespreksruimte voldoen?
- vraag eens na bij je oefencliënten wat zij belangrijk en/of prettig vinden.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC4
pagina 6/7
Inclusive model van aandacht – op individueel niveau Zie H6 Coachen als professie
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC4
pagina 7/7
Bijlage BC4-1
Lichaamstaal en gedrag Deze bijlage is bedoeld als achtergrond informatie; het is geen examenstof. Wij zijn ons niet altijd bewust van ons eigen gedrag en het effect dat ons gedrag op anderen heeft. Ook anderen weten lang niet altijd hoe wij hun gedrag ervaren. In het eerste schema lees je allereerst wat je lichaamstaal kan uitdrukken. Vervolgens zie je in schema hoe gedrag en lichaamstaal zich tot elkaar verhouden. De coach zal altijd bij de cliënt verifiëren of zijn interpretatie klopt!
Betekenis van lichaamstaal Lichaamstaal
Mogelijke betekenis
hoofd licht naar voren gebogen hoofd schuin opzij hoofd naar achteren hoofd opwaarts hoofd omlaag hangend bovenlichaam naar voren gebogen bovenlichaam naar achteren leunend schouders opgetrokken benen over elkaar geslagen benen uit elkaar benen tijdens zitten tegen elkaar benen aan stoel vast of om elkaar gedraaid op puntje van stoel zitten open handen naar beneden gekeerd open handen naar boven gekeerd gesloten (gevouwen) handen handen in de zak handen voor de buik hand voor de mond armen over elkaar gevouwen aaien over kin aaien over voorwerpen
vastberaden, actief, gedreven, geïnteresseerd open, sympathiserend, bereid tot samenwerken onbenaderbaar, dwingeland, verwaand open, kwiek, energiek, zelfverzekerd verlegen, zich schikkend, lusteloos oplettend, geïnteresseerd afwijzend, uit de weg gaan, ongeïnteresseerd onzeker, angstig, schuw losjes, beslistheid, zelfverzekerd soepel, onbekommerd, meegaand afstandelijk, correct, bang steun zoeken, onzeker, wisselvallig, angstig oplettend, geïnteresseerd, wantrouwend, bang beheersing, hulpeloos, capitulatie hoop, afwachting, verzoek rust, luisterend verlegen, nonchalant overweldigd, zelfbescherming, verdediging verlegen, verrast, aarzelend onbehaaglijk, verdediging, zelfbescherming dubbend, nadenkend emotioneel, fijngevoelig
Beroepsopleiding tot Coach
Bijlage BC4-1
pagina 1/2
Herkenbaarheid van gedrag & gevoel Gedrag & gevoel
Lichaamstaal
achterdocht, twijfel
ogen toegeknepen, een of twee wenkbrauwen opgetrokken, schudden van hoofd, borst naar voren, schouders naar achteren achterover leunen, afwenden, trekken van de neus, wijsvinger over bovenlip aaien lippen samengeperst, vernauwde en onbestemde blik, wenkbrauwen omlaag hoofd achterover, armen achter het hoofd over elkaar, luid en lang spreken, anderen onderbreken, handen in de zij armen veel en harmonieus bewegen, warme stem met veel intonatie en volume veranderingen, veel wisselende mimiek tanden op elkaar geklemd, onderkaak naar voren, gebalde vuisten, gefixeerde blik open blik, hoofd schuin naar voren, lichaam rechtop, toenemende beweeglijkheid opgewonden, opvallende plooi in bovenlip, samengeperste lippen vage blik, achterover leunen, met vingers spelen of met voeten wiebelen dwalende blik, hoofd afgewend, lichaam in elkaar gezakt, langzame en eentonige stem trommelen met vingers, spelen met een voorwerp, heen en weer schuiven op de stoel ogen opengesperd, wenkbrauwen opgetrokken, mond open
afkeuring, ontevredenheid conflict dominantie emotionaliteit kwaadheid en vijandigheid interesse irritatie ongeïnteresseerdheid onverschilligheid ongeduld Onbegrip openheid paniek Tevredenheid
Beroepsopleiding tot Coach
gezicht naar de ander gericht, open en directe blik, hoofd opgeheven of scheef schouders opgetrokken en naar voren gedrukt, verkrampte handen, klaar om op te springen gesloten mond, in handen wrijvend, (bijna) glimlachend
Bijlage BC4-1
pagina 2/2
Leskader BC5 Basisvaardigheden (3) Integratie Lessen 1 t/m 4 - De kunst van het vragen stellen. De levenshouding - Ben ik slachtoffer of schepper?
Theorie bestuderen: -
Herhaling eerste 4 lessen.
-
Van der Pol, Coachen als professie:
§11.4 en 11.6; én: H16.1 t/m §16.3
-
Tekst in dit Leskader BC5
De vraag achter de vraag.
Denk na over relevante oefensituaties die je in kunt brengen tijdens de les: wat speelt er/ heeft er gespeeld bij jou als het gaat om jouw eigen positie: wanneer was je schepper, wanneer slachtoffer? Wat ervoer je erbij? Wat voelde je? Wat dacht je? Wat deed je? Wat was het effect? Concreet voorbereiden: 1. Bedenk een coachvraag over iets wat héél belangrijk voor je was / is. 2. Bedenk een concreet voorbeeld van een gebeurtenis of een situatie waarbij je je slachtoffer voelde (waarbij je “trap af” ging). 3. Print het ‘Slachtoffer-Schepper formulier uit en neem het mee naar de les (zie Werkdocumenten op de website). Leerdoelen: -
Integratie eerste 4 lessen, AAAA en LSD en feedback geven & ontvangen; verbale en nonverbale communicatie; Inclusive model van aandacht.
-
De positie van de cliënt ontdekken: zet hij zich neer als slachtoffer van zijn situatie of als schepper?
-
Bewustwording van de eigen positie in een lastige situatie of conflict: in welke situaties ben ik slachtoffer / schepper?
-
Werken met slachtoffer / schepper posities.
________________________________________________________________________ Na de les coachopdrachten met oefencliënten (OC’s): -
Vraag je oefencliënt(en) iets in te brengen dat betrekking heeft op een moeilijke situatie waarin hij zich machteloos voelde (slachtoffer);
-
Vertel je OC dat het niet gaat om de oplossing maar dat je zijn standpunt, zijn rol en positie in het verhaal goed wilt begrijpen;
-
Voer het gesprek met je OC waarin je alles wat je tot nu toe hebt geleerd toepast (basishouding, basisvaardigheden, Inclusive aandacht) om tot begrip te komen;
-
Loods hem door Trap-af en Trap-op zoals dat in de les is geoefend. Neem de tijd.
-
Schrijf je RV-met-OC-.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC5
pagina 1/2
Denk aan het invullen van je reflectieverslag over deze les!
Integratie van de Basishouding en Basisvaardigheden De vraag achter de vraag: via betekenis naar de kern De basishouding en de basisvaardigheden zetten we in om heel goed te luisteren naar de cliënt, naar wat hij belangrijk vindt en om achter de betekenis te komen die de cliënt geeft aan situaties, gebeurtenissen, woorden en gedachten. Je stelt in eerste instantie, bijvoorbeeld tijdens de intake of in het eerste gesprek, vragen die leiden tot een helder beeld en goed begrip van wat de ander waarneemt, voelt, denkt, doet, is en in welke context dit zich afspeelt (denk aan het Inclusive model van aandacht). Het doorvragen heeft o.a. tot doel: tot de kern komen van het probleem, van de situatie; de werkelijke vraag. om er achter te komen hoe de cliënt tegenover zichzelf staat, hoe hij in de wereld staat, en wat zijn achterliggende denkpatroon zou kunnen zijn, waar de eventuele weerstand zit en hoe de mogelijke oplossingen zich kunnen aandienen. Levenshouding Vooral door effectief dóór te vragen op betekenissen en goed te luisteren naar wat de cliënt zegt kom je veel te weten over hoe de cliënt in de wereld staat, hoe hij in de situatie of het probleem staat: als ‘slachtoffer’ (ik ben niet zelf verantwoordelijk) of als ‘schepper’ (ik heb invloed). Dit is het onderwerp van deze les.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC5
pagina 2/2
Leskader BC6 Doelgericht coachen Het eerste gesprek & vertrouwensband – GROW (1) De Wondervraag. Theorie bestuderen: Dit Leskader Van der Pol, Coachen als professie, -
H 7.1 t/m 7.3; §11.5 en H 14.1 t/m 14.4.
Aanbevolen: John Witmore, Succesvol coachen, Van der Pol, Coachen als professie, -
H 6, 7 en 8. H 14.5 t/m 14.8.
Oefenopdracht voor tijdens de praktijklessen 6 en 7 1. Je gaat werken met iemand uit de groep met wie je tot nu toe weinig of niet gewerkt of geoefend hebt. In dit tweetal werk je in zowel les 6 als les 7. 2. Zorg dat je een knelpunt / coachvraag bij de hand hebt, die je zou kunnen inbrengen. Gebruik eventueel de input vanuit je POAP. Na deze praktijkles: maak een RV van het gesprek en stuur die naar je gesprekspartner, want dat is input voor les 7. Leerdoelen: Een vertrouwensband opbouwen; Van klacht of probleem naar coachvraag; Kennismaken met diverse gespreksmodellen; Kunnen werken met het eerste deel van het GROW model (expliciet de G en R); Basisvaardigheid vragen stellen en doelen stellen verdiepen; de Wondervraag in de juiste formulering kunnen stellen in een coachgesprek. ______________________________________________________________________________ Na de les: coachopdracht met zoveel mogelijk oefencliënten: - Oefen met G en R van het GROW-model. Ga tijdens je oefengesprekken niet verder dan het formuleren van eind- en/of streefdoelen en het beschrijven van de realiteit. Gebruik de ‘wondervraag’; - Vraag na afloop aan je OC om het reflectieverslag in te vullen; - Maak zelf ook je RV-met-OC. Denk aan het invullen van je reflectieverslag over deze les! Let op het planningsoverzicht voor het insturen van RV’s naar je supervisiedocent, voor feedback! Hou je aan dit schema, anders wordt je ontwikkeling niet zichtbaar.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
BC6
pag. 1/4
Gespreksmodellen (1) Waar zijn we nu in de opleiding? In de eerste vijf lessen hebben we ons de belangrijke aspecten van de basishouding eigengemaakt; we passen de basisvaardigheden toe, we hebben geleerd te luisteren naar hoe de ander in zijn situatie staat (slachtoffer/schepper), en we zijn druk bezig dit alles te integreren in een gesprek, waarin we op een Inclusive manier aandacht besteden aan de ander. We hebben al heel wat geleerd! Nu wordt het tijd om wat structuur aan te brengen in die gesprekken en echt te gaan coachen. Een effectieve coach werkt doel- en oplossingsgericht. Een structuur kan daarbij behulpzaam zijn, maar is niet bedoeld als ‘spoorboekje’. Er zijn vele gespreksmodellen die je kunnen helpen om structuur aan te brengen.
Het GROW-gespreksmodel Een veel gebruikt en goed te hanteren model is het GROW-model, ontwikkeld door Graham in 1979 en bekend gemaakt door met name John Whitmore. G Goal wat wil je bereiken? R Reality wat is de huidige realiteit? O Options welke keuzes heb je, welke opties zie je? W Wrap-up, Will wat ga je nu doen, welke actie? Deze volgorde kun je binnen één gesprek inzetten maar kan ook over een heel traject worden gespreid. Sommige coaches beginnen met de huidige realiteit (R) en bespreken daarna de doelen (G). Oefen hiermee en ervaar hoe dit uitpakt. Er zijn vele verschijningsvormen van het GROW-model:
fig. 1. de berg-voorstelling van GROW
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
BC6
pag. 2/4
fig. 2. GROW-model in kolommen. Het is interessant om de verschillende gespreksmodellen en werkwijzen (Van der Pol, Kouwenhoven, GROW) met elkaar te vergelijken. Zie je een rode draad? Welk model / welke werkwijze spreekt jou het meeste aan en waarom?
De kracht van ‘uitzonderingen’ in het coachgesprek Een probleem is bijna nooit continu aanwezig en ook niet steeds in dezelfde hevigheid. Er zijn bijna altijd uitzonderingen, situaties waarin het minder of zelfs afwezig is. Die zijn belangrijk om te onderzoeken, omdat de cliënt hier laat zien dat hij (elementen van) de oplossing in zich draagt. Het gaat hier om momenten waarop stukjes van het Wonder al een beetje aanwezig zijn, momenten waarop de klacht iets minder erg is. Let op de volgorde: - zoek de uitzondering - wat is hierop een uitzondering, wat ging wel goed, etc? - zoek de verschillen - wat is er dan anders, wat doe je dan anders? - geef complimenten & bevestiging - wat goed dat je dat dan voor elkaar krijgt,
- doe daar meer van! - vraag door op details - hoe deed je dat ... wat nog meer... en verder... wat maakte dat je...? - projecteren naar de toekomst - kun je dat vaker doen, bedenken, zo’n situatie creëren?
- wat kun je de komende week doen om dat te bereiken? - doe morgen eens alsof het wonder al gebeurd is ... ervaar eens hoe dat werkt... Het doel van ‘uitzonderingen’ is: een cliënt uit zijn probleem halen, in een iets positievere sfeer brengen en bewust laten worden van zijn eigen oplossingsmogelijkheden.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
BC6
pag. 3/4
Schaalaanduiding Het gebruik van schalen van 1-10 in het eerste gesprek is ook een goed hulpmiddel om: 1.
de cliënt iets positiefs te laten zien in een slechte situatie - wat maakt dat het voor jou toch nog
2. 3. 4.
de ernst, de mate van het probleem in te schatten; doelen te stellen - bij welk cijfer heb je het gevoel dat het beter gaat? regelmatig (elke sessie) de voortgang te ‘meten’ - waar sta je nu op de schaal van 1-10?
een 4 is en geen 3 of een 2?
Gespreksmodellen zijn ‘tools’ die goed kunnen werken om het probleem, de coachvraag, en het doel helder te krijgen en wat de schaalaanduiding betreft ook om de voortgang te ‘meten’.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
BC6
pag. 4/4
Leskader BC7 Doelen en acties - GROW (2) Het vervolggesprek Theorie bestuderen: -
Van der Pol, Coachen als professie:
H 9 geheel; H 14.2 en 14.8.
Aanbevolen: -
John Whitmore, Succesvol coachen
H 9, 10 en 14.
Om vast over na te denken: oefenopdracht voor tijdens de praktijkles Met je gesprekspartner uit les 6 vervolg je in deze praktijkles het gesprek: - Hoe is het nu, sinds de vorige keer? - Is het doel helder? D.w.z: specifiek, in tijd en meetbaar geformuleerd? Stel eventueel de ‘wondervraag’ en ervaar wat er gebeurt, welke nieuwe inzichten dat oplevert; - Verken en onderzoek de O van GROW, de mogelijke opties / alternatieven die er zijn; - Vraag dóór, pas alles wat je tot nu toe hebt geleerd toe; - Maak het gesprek af (W) door de ander concreet te laten benoemen wat hij/zij gaat doen om het doel te bereiken; wanneer, met wie en hoe groot deze de kans acht het ook daadwerkelijk te doen.
Het ReflectieVerslag van dit gesprek stuur je weer naar je gesprekspartner. Leerdoelen: -
Werkzame cliënt- en relatiefactoren kennen;
-
Beperkingen van modellen, methoden en technieken kennen;
-
Weten wat ‘priming’ is en dit kunnen toepassen;
-
Vervolg kennismaken met het GROW model (expliciet de O en de W);
-
Buiten de kaders leren denken;
-
Mogelijkheden, opties onderzoeken (O);
-
Wil en eigen verantwoordelijkheid benoemen en inzetten (W);
________________________________________________________________________ Na de les: coachopdrachten met OC’s: - Test verschillende openingsvragen als: wat is er beter / hoe is het gegaan / hoe gaat het - Werk verder aan de laatste twee fasen van het GROW model: - opties / alternatieven - de Wil om te veranderen en concrete acties (wat gaat de OC wanneer doen); - schrijf je RV-met-OC Hou het planningsschema in de gaten m.b.t. inleveren RV's bij je supervisiedocent voor feedback Denk aan het invullen van je reflectieverslag over deze les!
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC7
pagina 1/2
Gespreksmodellen (2) Les 7 is een direct vervolg op les 6. De coachvraag en de realiteit van de cliënt zijn in beeld gebracht, de doelen zijn geformuleerd, eventueel met behulp van de Wondervraag, en de situatie is helder beschreven. De volgende stap is: onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor de cliënt om zelf verandering in de situatie aan te brengen. Met andere woorden, welke opties heeft de cliënt allemaal om de gestelde doelen te bereiken? De laatste stap van het GROW model is: benoemen op welke manier de cliënt verantwoordelijkheid neemt om de gekozen opties daadwerkelijk ter hand te nemen en tot actie over te gaan. ______________________________________________ Overige aanbevolen literatuur: Ratering & Hafkamp (2000): Zelfsturend leren, Academic Service
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC7
pagina 2/2
Leskader BC8 Kernkwadranten & zelfinzicht Kwaliteiten en uitdagingen verbinden Theorie bestuderen: -
Van der Pol, Coachen als professie:
-
Aanvulling in dit Leskader.
-
Invuloefening maken op pagina 247 (Coachen als professie).
H15 geheel.
Aanbeloven om te lezen / te gebruiken -
Ofman, Bezieling en Kwaliteit in organisaties.
-
Gerrickens, Kwaliteitenspel.
Denk na over relevante oefensituaties die je in kunt brengen tijdens de les: hoe zit het met jouw kernkwaliteiten – valkuilen – uitdagingen - allergieën? Zie ook de aanwijzingen over effectief oefenen in de studentenhandleiding.
Leerdoelen: -
Kennis hebben van Kernkwadranten: Kernkwaliteiten - Valkuilen - Uitdagingen - Allergieën;
-
Eigen Kernkwadranten kunnen maken vanuit elk van de vier invalshoeken;
-
Kernkwaliteiten & Kernkwadranten kunnen toepassen t.b.v. cliënten;
-
Kunnen reflecteren op kennis, ervaring, kunde en toepassing;
-
Van dualiteit naar heelheid, methode Lemniscaat Lopen kunnen toepassen en begeleiden bij cliënten.
________________________________________________________________________
Na de les coachopdrachten met oefencliënten: Voer gesprekken met je OC’s en oefen zo veel mogelijk met de Kernkwaliteiten en Kernkwadranten en met het Lemniscaat. Beschrijf in je reflectieverslag wat goed ging, en wat je wilt verbeteren.
Hou de planning voor het indienen van RV’s (voor feedback) in de gaten! Je zou nu ongeveer 2 RV’s ingediend moeten hebben.
Denk aan het invullen van het reflectieverslag over deze les!
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC8
pagina 1/2
Aanvulling Tijdens coachgesprekken zoals we die in de vorige twee lessen hebben gevoerd komt de cliënt er soms achter dat hij bepaalde dingen wil veranderen in zijn gedrag, maar niet weet of hij dat kan, of hoe hij dat moet aanpakken. In veel gevallen zijn cliënten zich niet bewust van wat ze allemaal kunnen; veel mensen zijn zich wel bewust van wat ze allemaal niet kunnen of waar ze slecht in zijn. Het werken met Kernkwaliteiten en Kernkwadranten kan meer inzicht geven en de cliënt bewust maken van zijn mogelijkheden. In deze les oefen je er zelf mee. Om anderen goed te kunnen coachen moet je bij jezelf beginnen en jezelf leren kennen en accepteren. Hierdoor kun je anderen beter motiveren en inspireren. Hoe meer je over jezelf weet, des te beter je in staat bent om anderen te begrijpen en te coachen. Je kunt pas iets geven als je het zelf hebt.
De ontwikkelingsweg in een kernkwadrant Een mens heeft verschillende kernkwadranten in zich, in de onbedorven kern zelfs allemaal. Je bent echter niet te reduceren tot een kernkwadrant. Kernkwaliteiten zijn ook niet statisch. Per levensfase kunnen andere kernkwaliteiten naar voren komen, kortom een gezond mens groeit en ontwikkelt zich. Het gaat er vooral om kwaliteiten en uitdagingen te verbinden. Als deze niet verbonden zijn, is de kans groot dat de valkuil en allergie groter worden. Hoe moet je hier nu mee omgaan? Er zijn drie manieren om dit te realiseren: vechten, groeien of niets doen. Als je voor vechten kiest ga je de valkuil bestrijden. De kans is zeer groot dat dit mislukt, want wat je aandacht geeft (je valkuil) dat groeit. Vechten is dus een zeer ineffectieve manier om hier mee om te gaan. Het enige dat je daarmee doet is jezelf vertellen wat je niet moet zijn, daar schiet je weinig mee op. Daarmee verander je niet, want je probeert alleen maar anders te zijn dan je bent, omdat je iets wilt vermijden. De energie is dan tegen jezelf gericht en hierdoor zul je nooit veranderen. Als verandering je doel is, bereik je met vechten het tegenovergestelde, n.l. stagnatie. Dan probeer je reactief met je wil iets te forceren en dat is het tegenovergestelde van creëren. Verandering is het gevolg van bewust oefenen, door jezelf te accepteren zoals je bent, inclusief de minder mooie kanten. Kies je voor de weg van groeien / ontwikkelen, dan werk je aan de vergroting van de positieve kanten door aandacht te geven aan je kernkwaliteit én aan je uitdaging en die met elkaar te verbinden. Bijvoorbeeld: als je naast daadkracht veel oefent met geduld zullen deze eigenschappen meer naast elkaar komen te staan; de valkuil en de allergie slinken en uiteindelijk zullen deze oplossen. En bij niets doen blijft alles zoals het is.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC8
pagina 2/2
Bijlage BC8-1 Wat ik in anderen bereid ben door de vingers te zien
Wat ik in anderen Aanmoedig / eis
Wat anderen mij verwijten
Wat anderen in mij waarderen
valkuil
kernkwaliteit Wat ik in mezelf gewoon vind
Wat ik in mezelf geneigd ben te rechtvaardigen
Teveel van Het goede
+ Positief tegenovergestelde
Positief tegenovergestelde
+
Teveel van Het goede
allergie
Wat ik in mezelf mis
uitdaging
Wat ik in mezelf zou verafschuwen
Wat anderen mij aanraden te relativeren
Wat ik in anderen minacht
Wat ik in anderen bewonder
Wat anderen mij toewensen
Schema’s Kernkwaliteiten
Naam: ____________________ valkuil
kernkwaliteit
valkuil
kernkwaliteit
Te veel v/h goede
Positief tegenovergestelde
Te veel v/h goede
+
-
Positief tegenovergestelde
Positief tegenovergestelde
+
+
-
-
Te veel v/h goede
uitdaging
uitdaging
valkuil
kernkwaliteit
Te veel v/h goede
Te veel v/h goede
+
-
Positief tegenovergestelde
+ Positief tegenovergestelde
-
Positief tegenovergestelde
+
Positief tegenovergestelde
-
+ Te veel v/h goede
Te veel v/h goede
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
+
allergie
valkuil
kernkwaliteit
-
Positief tegenovergestelde
Te veel v/h goede
allergie
allergie
Bijlage BC8-2
Datum: _________
uitdaging
allergie
Bijlage BC8-2
uitdaging
pagina 1/1
Leskader BC9 NLP (1) Overtuigingen en patronen, hoe ontstaan ze. Metamodel & metaprogramma. Zes logische niveaus. Theorie bestuderen: Dit Leskader. §16.4 en 16.5. Van der Pol, Coachen als professie Van der Pol, Coachen als professie H17 t/m §17.4 Bijlage 9-1 Metaprogramma’s (ter voorbereiding op oefening) Aanbevolen: Herhalen: -
Coachen als professie; §16.1 t/m 16.3; Cobi Brouwer, Onorthodoxe interventies bij coachen H5. Ans Tros, Dynamisch coachen H2 en H4 t/m "De schaduw". O’Connor et al, NLP-gids voor optimaal functioneren H4.
Denk na over relevante oefensituaties die je in kunt brengen tijdens de les: wat speelt er / heeft er gespeeld bij jou als het gaat om ineffectief gedrag? Kijk eens naar de schema’s in deze les. Formuleer een concreet actueel probleem of moeilijke situatie waar je mee zit (een lastige situatie op het werk, een conflict, een samenwerkingsprobleem…). Zie ook de aanwijzingen over effectief oefenen in de studentenhandleiding. Leerdoelen: Het ontstaan en de werking van overtuigingen kennen; Cognitieve GedragsTraining, CGT; Verbinding kunnen leggen tussen gedrag, gevoel en gedachten. Waarnemingssystemen herkennen (VAKOG). Kennis maken met cognitieve uitdaagtechnieken. Het verschil kennen tussen metamodel en metaprogramma. Belangrijke waarden, patronen en de daaraan verbonden emoties bespreekbaar maken (Dilts/Bateson). Bewust worden van eigen patronen & belemmeringen, herkennen middels het stellen van vragen ‘onder de waterlijn’. __________________________________________________________________________
Na de les: coachopdracht met OC’s: Voer gesprekken met je OC’s waarin je goed luistert en doorvraagt en probeert patronen/overtuigingen bij de cliënt op te sporen; niet verder gaan dan dat. Is er herkenning bij de cliënt? Zijn ze belemmerend of stimulerend? Het is belangrijk dat de oefencliënt iets inbrengt waarmee hij/zij zit (een echt actueel probleem of knelpunt). Het kan om een lastige situatie op het werk gaan, een conflict, een samenwerkingsprobleem, enz. Maak ook een afspraak met deze OC om na les 13 Van SO naar BO (2) - VBT, op dit punt door te gaan. Denk aan het invullen van het reflectieverslag over deze les! Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC9
pagina 1/6
NLP (1) overtuigingen en patronen, hoe ontstaan ze Metamodel & metaprogramma Zelfkennis - mijn metamodel en metaprogramma als coach Elk mens heeft een eigen mentale ‘programmering’, ook wel metaprogramma genoemd. Een goede coach heeft besef van hoe hij zelf mentaal wordt aangestuurd tijdens het werk. Deze oefening kan je helpen om een aantal aspecten van je ‘innerlijke besturing’ tijdens het coachen te kennen en eventueel bij te sturen. Metaprogramma’s zijn eigenlijk kwaliteiten of competenties die een ieder zich in de loop der jaren eigen heeft gemaakt. Ze zetten specifiek gedrag in gang. Met behulp van metaprogramma-analyse kun je met enige precisie je eigen besturing in een bepaalde context vaststellen. De context waarin we e.e.a. hier plaatsen, is de situatie waarin je coacht. Het is een aardige manier om een aantal competenties bij jezelf vast te stellen. De oefening bestaat uit het volgende (neem hierbij de Bijlage BC9-1 als toelichting): Neem een coachgesprek met een oefencliënt en ga voor jezelf na waarop je gericht geweest bent of wat je deed.
Kernwaarde:
Vraag: wat is jouw kernwaarde van waaruit je de ander coacht?
Actief versus Passief:
Vraag: neem je initiatief of ben je passief?
Tempo: hoog, gemiddeld, laag
Vraag: wat is jouw ‘tempo’?
Tijd: denk je vanuit verleden, heden, toekomst:
Vraag: in welke tijd werk je?
Gericht op jezelf of gericht op de ander
Vraag: op wie ben je vooral gericht?
Interne of externe referentie
Mensen, activiteiten, informatie
Gelijkheid: je bent gericht op wat de ander gemeenschappelijk heeft met jou (zo van: o ja dat
Vraag: baseer je je op je eigen inzicht of op inzicht van anderen? Vraag: ben je vooral geïnteresseerd in mensen, in informatie of in activiteiten? heb ik ook; meer gericht op samen). Verschilgericht: je bent vooral gericht op de verschillen die je met de ander hebt, je ziet vooral dat je anders bent.
Vraag: ben je gelijkgericht op wie de ander is en nodig heeft, of ben je vooral verschil gericht?
Modale werkwoorden: moeten, willen, zullen, kunnen, zijn
Vraag: welk modaal werkwoord gebruik je het meest?
Eropaf of ervan weg
Vraag: ben je doelgericht of -mijdend?
Procedures of opties
Vraag: ontwikkel je stappenplannen of vooral mogelijkheden?
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC9
pagina 2/6
Hierover kun je met elkaar in gesprek gaan. Vraag goed door bij de ander op de gegeven antwoorden. Vraag om voorbeelden waaruit bovenstaande blijkt. Hoe typeer jij jezelf naar aanleiding van deze oefening als coach? Emoties
(Het werken met weerstand en emoties komt in een latere les aan bod; hier wat algemene informatie). Emoties zijn complex en fascinerend. Ze brengen meer informatie over dan woorden ooit kunnen doen. Emoties zijn in feite codes. Ze geven aanwijzingen naar ervaringen, herinneringen, associaties en veronderstellingen uit het verleden. Subtiele expressies en gebaren, pauzes en aarzelingen tijdens een gesprek, een bepaalde oogopslag zijn hiervan voorbeelden. Duizenden stukjes informatie worden via de ogen en de oren doorgegeven naar het zenuwstelsel. Deze informatie wordt zowel door het denkcentrum als door het emotionele centrum geëvalueerd. Deze beide centra geven vervolgens hormonale informatie door naar de intuïtie, de spieren en de zenuwen. Dit gebeurt allemaal in een paar milliseconden en het zorgt voor een emotioneel signaal dat we vervolgens moeten interpreteren. Een emotionele reactie kan worden gezien als een onbewuste samenvatting van alle dingen die we ooit hebben geleerd over een bepaald onderwerp! Een emotie brengt herinneringen, overtuigingen, gevoelens, gedachten en ideeën bijeen in een reactie. Het woord emotie is afkomstig van het oorspronkelijke Latijnse stamwoord voor ‘bewegen’ (movere). Emoties brengen ons inderdaad weg van mensen of situaties of juist ernaar toe. Ons gevoel van afgrijzen beweegt ons weg van verrot voedsel, omdat we hebben geleerd dit te associëren met ziekte. Ons gevoel van vreugde beweegt ons daarentegen in de richting van een baby, omdat we een baby associëren met onschuld en nieuw leven. Deze interne bewegingen zijn eigenlijk signalen waar we rekening mee houden en die ons aanzetten om actie te ondernemen. Ze bevatten ook wijsheid. Als we emoties als codes beschouwen verkrijgen we inzicht in het gezegde van Pascal, dat ‘het hart zijn redenen heeft, waar de rede geen weet van heeft’. Elke emotie is een logische organisatie van gedachten, neurologische reacties en opgeslagen stukjes informatie, die samen een respons vormen. En ze worden op zeer efficiënte wijze kenbaar gemaakt. Er zijn patronen in te ontdekken. Emoties en Waarden Emoties zijn nauw verwant aan waarden. We hebben gezien hoe emoties ons in de richting van bepaalde situaties trekken of ons er juist van wegdrijven. Dat komt omdat we geneigd zijn dingen in polariteit, op een positieve of negatieve manier beoordelen.
Positieve beoordeling
Negatieve beoordeling
Gelukkig Ondersteunend Aantrekkelijk Wijs Aardig Behulpzaam
Ongelukkig Gemeen Onaantrekkelijk Dom Hatelijk Belemmerend
Welke emoties bemerk je bij jezelf als je iemand tegenkomt die je een beoordeling uit de eerste lijst geeft? En welke emoties komen bij je op wanneer je iemand ontmoet die je beoordeelt vanuit de tweede lijst? Belangrijke waarden zijn o.a. (deze lijst is lang niet uitputtend!):
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC9
pagina 3/6
Succes Zekerheid Gemeenschap Originaliteit Vrede Tevredenheid Aandacht Delen Vergevingsgezindheid
Integriteit Zelfverbetering Verbazing Kennis Gerechtigheid Open staan Kwaliteit Vernieuwing Vrijheid
Liefde Creativiteit Prestige Plezier Professionalisme Autoriteit Spiritualiteit Schoonheid Beroemdheid
Dienstbaarheid Rijkdom Medeleven Erkenning Kunnen kiezen Waarheid Gezondheid Behulpzaamheid Wijsheid
Door opvoeding en ervaringen gedurende ons leven hechten we sterk aan bepaalde waarden en wijzen we andere waarden af. Dit is verbonden met hoe we ons voelen. Waarden waar we belang aan hechten, brengen positieve emoties teweeg; het maakt dat we dingen doen, het trekt ons naar bepaalde situaties toe. Waarden die we niet ‘aanhangen’ of zelfs verafschuwen, brengen negatieve emoties bij ons teweeg. We zullen dat juist niet doen; we voelen ons er niet goed bij. Omdat waarden sterk verankerd zijn met onze persoonlijke opvattingen, zullen ze ook bepalend zijn voor onze motieven om iets wel of niet te doen. Waarden leiden tot ‘normen’ = ‘hoe dien je je te gedragen’. Dit kan heel bewust plaatsvinden, maar vaker is het een onbewust proces. In coaching werken we aan bewustwording van ons handelen, onze motieven om iets al dan niet te doen, waardoor we wel of niet in beweging komen – waarom doen we wat we doen? Bewustwording van persoonlijke waarden, overtuigingen en motieven maakt dat je persoonsgericht gaat coachen. Je coacht dan niet op gedrag, je coacht de persoon. De eerste stap om persoonsgericht te werken is dus dat je op systematische wijze nagaat welke opvattingen belemmerend werken en welke de vooruitgang in een leertraject kunnen bevorderen. Er zijn vele modellen die dit proces zichtbaar maken. De opbouw van die modellen is bij elk model anders en niet direct vergelijkbaar; de volgorde van de 6 logische niveaus van Dilts/Bateson is bijvoorbeeld anders dan het model van McClelland.
1. De ijsberg van Carol Mc.Clelland In het ijsbergmodel van Mc.Clelland zitten het zichtbare gedrag, de kennis en vaardigheden, boven de waterlijn. Onder de waterlijn zit het vaak onuitgesprokene (dat vaak ook niet bewust, en ook niet zichtbaar is). Hierna volgt een overzicht met enkele voorbeelden erbij.
zichtbaar
Gedrag Vaardigheden
‘waterlijn’
onzichtbaar
Kennis Opvattingen/Zelfbeeld Normen en waarden Eigenschappen Motieven
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC9
pagina 4/6
Het niet meenemen van het gedeelte onder de waterlijn maakt coachen niet-persoonsgericht. Werken onder de waterlijn 1. Opvattingen Opvattingen kun je over jezelf hebben. Deze vormen je zelfbeeld. Dit komt bijvoorbeeld in uitdrukkingen naar voren als: “Dat lukt mij toch niet”, “Ja, het is heel belangrijk dat ik hier iets aan doe, het lijkt me wel erg lastig.” Vragen die je als coach op dit niveau kunt stellen zijn: Past het bij je, zie je jezelf dit doen? Vind je het belangrijk? Hoe zie jij jezelf in de groep, hoe zie jij je rol? Hoe denk je dat anderen jou zien? Waar zie jij jezelf over twee jaar? Wat belemmert je? 2. Normen en waarden Voorbeelden: “Ja, ik vraag een ander niet zo snel om hulp.” Achterliggende normen kunnen zijn: je mag iemand anders niet lastig vallen; hulp vragen is voor watjes. “Hoezo moet ik dat doen?” Achterliggende opvatting of waarde: op het werk hoort de leidinggevende dat te doen. Vragen die je als coach op dit niveau kunt stellen zijn: Vind jij dat het hoort, vind jij dit gepast? Past dit bij jouw rol? Wat vind jij erg belangrijk in de samenwerking met elkaar? Waarover kun je je heel erg kwaad maken? Wat blokkeert je? Stel dat…hoe reageer je dan? 3. Persoonlijke eigenschappen Introvert versus extrovert Sociaal versus egocentrisch Verlegen versus driftig Vragen die je als coach op dit niveau kunt stellen zijn: Is dit een patroon van jou? Is dit een automatische reactie? Waar sta jij voor? Hoe denk jij hierover… hoe zie jij…. hoe kijk jij naar….? Wat is jouw mening hierover? 4. Motieven Motieven vormen de basisdrijfveren waarom iemand iets wil doen. Vragen die je als coach op dit niveau kunt stellen zijn: Wat wil je nu eigenlijk? Waar geniet je van? Wat wil je het liefst doen? Wat drijft jou? Waar ga je voor?
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC9
pagina 5/6
Wat vind je belangrijk in je leven, in je werk? Waar zie je jezelf over vijf of tien jaar? Wat geeft je plezier en voldoening?
Deze vier onzichtbare lagen kunnen versterkend maar ook blokkerend werken op het zichtbare gedrag van iemand. Door te coachen onder de waterlijn krijg je beweging in het gedrag van de cliënt. Vergelijk deze ijsberg eens met het volgende model van Robert Dilts in H 17 van Coachen als
professie. Overtuigingen (hoe je de wereld, gebeurtenissen, jezelf en anderen beschouwt) zijn de bron van je gedachten. Als je overtuigingen irreëel zijn (d.w.z. niet in overeenstemming met de werkelijkheid zijn), dan zullen ook je gedachten irreëel/ineffectief zijn en een beperkende of zelfs destructieve werking hebben. Je gedrag, je daden en de communicatie die hieruit voortvloeien, zullen overeenkomstig zijn: weinig effectief. Als je overtuigingen reëel zijn, zullen je gedachten ook reëler, effectiever en constructiever zijn. Dit leidt tot een positieve stemming, constructieve gevoelens en daden.
Kortom: je bent Baas in eigen Brein. Je hebt gedachten maar je bent niet je gedachten; je creëert ze slechts.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC9
pagina 6/6
Leskader BC9
Bijlage BC9-1
Onderdeel metaprogramma’s (Bron: Metaprofielanalyse) Metaprogramma’s zijn onderscheidingen uit NLP. Het zijn kenmerkende patronen in iemands denken, voelen en handelen in een bepaalde context. Zij dienen als onze meest fundamentele ‘filters’ om naar de wereld te kijken.
Overtuigingen
Overtuigingen refereren aan de waarden en standaarden die iemand gebruikt om besluiten te nemen of beoordelingen te maken. Wat hou je voor waar? Wat is belangrijk voor jou? Waar gaat het jou om? Overtuigingen Sturen je waarneming; Zijn de grondslag van elke actie/gedrag (motiveren); Geven richting aan elk gedrag/actie (opereren); Zijn de bewijsgrond voor het slagen van het gedrag/actie (beslissen).
Vraag: wat is de kernwaarde van waaruit je de ander coacht? Waar ligt jouw voorkeur? Probeer jouw positie eens te bepalen in de volgende uitersten, gewoon om je bewust te worden van jouw uitgangspunten, jouw overtuigingen die samen jouw ‘filters’ vormen.
Actief versus passief
Vraag: neem je initiatief of ben je passief? Beschrijving pro-actief Iemand die pro-actief reageert, neemt snel zelf initiatief. Zij lost problemen op door in actie te komen. Zij duikt er in. Zij wordt gemotiveerd door taken die vragen om direct handelen. Het goede hieraan is, dat zij er voor zorgt, dat er dingen gedaan worden. Zij is ondernemend: als zij de kans ziet, gaat zij tot actie over. Wachten op anderen, de zaken eerst rustig overdenken, verschillende kanten tegen elkaar afwegen; dat zijn geen sterke kanten van iemand die pro-actief denkt. Haar valkuil is dat zij soms overhaast te werk gaat en belangrijke mensen, feiten of mogelijkheden over het hoofd ziet. Als zij niet de kans krijgt om haar energie in actie om te zetten kan zij snel gefrustreerd raken. In extremo handelt zij als een kip zonder kop, om later tot ontdekking te komen dat zij het beter anders had kunnen doen. Samengevat: Neemt snel zelf initiatief, ondernemend, handelt zonder veel af te wegen of te analyseren. Beschrijving reactief Iemand die reactief reageert, zal vaak lang afwachten en zaken uitgebreid analyseren alvorens eventueel tot actie over te gaan. Zij stelt vragen, zij wil begrijpen en reflecteren. Weloverwogen voorbereiding is een van haar kwaliteiten. Het inschatten en volledig begrijpen van de situatie is voor haar een voorwaarde om iets te ondernemen. Dikwijls zal zij de feitelijke actie uitstellen. Zij heeft er moeite mee om zelf initiatief te nemen. Het gevaar is, dat zij afhankelijk wordt van de initiatieven van anderen. Als zij niet gestimuleerd wordt, doet zij vaak niets. Haar valkuil is, dat zij vragen blijft stellen, blijft overwegen en analyseren en dat zij er niet aan toekomt om besluiten te nemen en tot handelen over te gaan. In extremo is zij passief en besluiteloos. Samengevat: Denkt na, weegt af, reflecteert en analyseert, wacht op initiatieven van anderen.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Bijlage BC9
pag 1/6
Tijd: verleden, heden, toekomst Vraag: in welke tijd werk je? - Wat is er gebeurd? - Wat gebeurt er? - Wat zal er gebeuren?
Beschrijving Verleden Dit metaprogramma houdt in, dat iemand zijn aandacht op het verleden richt. Zij is gericht op wat was. Zij kan goed 'nagenieten' en zij zal dezelfde fout niet gauw een tweede keer maken. Zij gebruikt het verleden om vroegere successen of mislukkingen terug te halen. Zij evalueert het heden aan de hand van het verleden en meet ook de mogelijkheden van de toekomst af aan vroegere ervaringen. Zij leert van de lessen uit de geschiedenis. De keerzijde is dat zij moeite heeft om van het heden te genieten en dat zij niet zo'n duidelijk toekomstbeeld heeft. In extremo zit zij gevangen in het verleden en is zij continu patronen uit haar verleden aan het benoemen en herhalen. Samengevat: Aandacht voor het verleden, ziet heden door de bril van het verleden, moeite met zicht op heden en toekomst. Beschrijving Heden Dit metaprogramma houdt in dat iemand zijn aandacht op het heden richt. Zij is gericht op wat nu is. Zij kan goed 'genieten van het moment'. Zij gaat om met wat zich hier en nu aandient, zonder zich al te zeer om gisteren of morgen te bekommeren: het verleden is voorbij, morgen moet nog komen. De keerzijde is, dat zij moeite heeft om van het verleden te leren en om een toekomstbeeld te vormen. In extremo zie je dit metaprogramma terug bij culturen in ontwikkelingslanden waar het bestaan zo op het hier en nu geconcentreerd is, dat er geen verleden en toekomst bestaan. Daardoor is het moeilijk om nieuwe dingen te ontwikkelen (toekomst) of te leren van de geschiedenis. Samengevat: Aandacht voor het heden, bezig met hier en nu, moeite met zicht op verleden en toekomst. Beschrijving Toekomst Dit metaprogramma houdt in dat iemand zijn aandacht op de toekomst richt. Zij is gericht op wat zal zijn. Zij heeft een goed vermogen om zich te 'verheugen op'. Het heden wordt geëvalueerd op basis van wat het bijdraagt aan de toekomst. De kracht van dit metaprogramma ligt in het maken van plannen. Als zij moeilijkheden in het heden ervaart, zal zij ze gebruiken om haar toekomstplannen bij te stellen. Haar valkuil is, dat zij te weinig leert van gemaakt fouten. Zij wordt snel ongeduldig bij mensen die meer op verleden en heden georiënteerd zijn. Zij heeft er moeite mee om van het heden te genieten. In extremo zit zij gevangen in utopieën, zonder een helder beeld van hoe het heden zich vanuit het verleden ontwikkeld heeft. Samengevat: Aandacht voor de toekomst, ziet heden door de bril van de toekomst, wat zal zijn, moeite met zicht op heden en verleden.
Gericht op jezelf of op de ander Vraag: op wie ben je vooral gericht?
Beschrijving Samen Iemand die reageert vanuit 'samen', is gericht op het met anderen samenwerken en ook samen beslissen. Zij wil graag onderdeel zijn van een groep en de verantwoordelijkheden delen. Het is voor haar voldoende om een bijdrage aan het grotere geheel te leveren. Zij heeft geen eigen territorium nodig, waar zij de baas is. Zij maakt gemakkelijk contact. Als zij de leiding heeft, zal zij alles samen met haar medewerkers willen doen en beslissen. De keerzijde is, dat zij moeite heeft om zelfstandig te werken en beslissingen te nemen. Zij heeft er moeite mee om zelf de baas te zijn, maar ook als iemand anders de beslissingen voor haar neemt. Als zij de verantwoordelijkheden alleen moet dragen, ervaart zij dat als een last. In extremo is zij
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Bijlage BC9
pag 2/6
onzelfstandig en komt zij tot niets als zij alleen moet werken. Samengevat: Wil samenwerken, wil verantwoordelijkheden delen, teamplayer, heeft moeite zelfstandig te werken en te beslissen. Beschrijving Nabijheid Iemand die reageert vanuit 'nabijheid', heeft behoefte aan een duidelijk afgebakend terrein voor zichzelf. Zij wil zelf verantwoordelijk zijn voor haar eigen onderdelen. Zij kan samenwerken, maar wil wel dat ieders bijdrage te onderscheiden is en dat ieder zijn eigen verantwoordelijkheden heeft. Zij werkt graag zelfstandig met anderen om zich heen met wie zij desgewenst iets samen kan doen. Zij maakt redelijk gemakkelijk contact. Dit is het meest gewaardeerde metaprogramma in onze huidige werkcultuur. De keerzijde is, dat zij moeite heeft om verantwoordelijkheid en autoriteit te delen of zich sterk verbonden te voelen met een groep. Zij heeft er ook moeite mee om volledig alleen te werken. Samengevat: Wil een afgebakend territorium, wil eigen verantwoordelijkheden, heeft graag anderen om zich heen, heeft moeite met delen van verantwoordelijkheid en autoriteit. Beschrijving Alleen jezelf Iemand die reageert vanuit 'alleen', heeft ruimte en tijd voor zichzelf nodig. Zij wil geheel alléén de verantwoordelijkheid dragen. Zij functioneert het beste als zij niets met anderen te maken heeft. Zij doet het liefst alles zelf. Zij kan zich lange tijd concentreren door haar omgeving buiten te sluiten. De keerzijde is dat zij er moeite mee heeft om met anderen samen te werken. Communicatie met anderen is allerminst vanzelfsprekend. In situaties waar zij vaak onderbroken wordt of anderen nodig heeft, raakt zij gedemotiveerd. Zij heeft moeite om goed contact met anderen op te bouwen. In extremo is zij een kamergeleerde, een einzelgänger. Samengevat: Werkt graag helemaal alleen, wil zelf de volledige verantwoordelijkheid, kan zich lang concentreren, moeite om met anderen samen te werken, neiging om niet te communiceren.
Interne of externe referentie
Vraag: baseer je je op je eigen inzicht of op inzicht van anderen? Beschrijving Interne referentie Iemand met een interne referentie baseert haar oordeel op wat zij zelf belangrijk vindt. Haar motivatiebron ligt in zichzelf. Zij heeft een eigen innerlijke maatstaf die richting geeft aan haar handelen en waar zij de buitenwereld aan toetst. Zij beslist zelf. Als zij feedback of instructies krijgt, vat zij die op als min of meer vrijblijvende informatie. Ook de mening van anderen ervaart zij als informatie om zelf mee te doen wat haar goed lijkt. Zij functioneert het best in situaties waar zij de vrijheid heeft om zelf te beslissen. Bevestiging van buitenaf is welkom, maar is geen voorwaarde om een richting vast te houden. Zij heeft er moeite mee om sturing van anderen te accepteren. Als er voor haar besloten wordt, heeft zij de neiging om tegendraads te reageren. Zij accepteert bevelen van anderen niet. In extremo laat zij zich weinig aan de mening van anderen gelegen liggen en gaat zij eigengereid haar eigen gang. Samengevat: Beslist zelf over wat en hoe te doen, baseert haar oordeel op eigen maatstaven, heeft moeite sturing van anderen te accepteren. Beschrijving Externe referentie Iemand met een externe referentie baseert haar oordeel op wat anderen belangrijk vinden. Zij vindt haar motivatie extern, buiten zichzelf. De criteria van anderen zijn haar leidraad. Zij heeft de feedback en de mening van anderen nodig om gemotiveerd te blijven. Zij kan gemakkelijk beslissingen van anderen accepteren. Zij is goed in situaties die vragen om zaken als dienstbaarheid, ondersteuning en klantgerichtheid. De keerzijde is dat zij moeite heeft met zelfstandig beslissen, wanneer er geen duidelijke richtlijnen voorhanden zijn. Bij het ontbreken van permanente feedback raakt zij snel de richting en haar motivatie kwijt. Zij heeft de neiging om informatie op te vatten als bevelen. In extremo heeft zij permanente leiding nodig en is zij besluiteloos.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Bijlage BC9
pag 3/6
Samengevat: Vindt motivatie buiten zichzelf, baseert haar oordeel op wat anderen belangrijk vinden, interpreteert informatie als sturing, moeite met zelfstandig beslissen.
Mensen, activiteiten, informatie
Vraag: ben je vooral geïnteresseerd in mensen, in informatie of in activiteiten? Beschrijving mensen Iemand die in een bepaalde situatie 'sorteert op mensen', richt haar aandacht op de personen. Zij houdt zich bezig met de gevoelens en gedachten van zichzelf en anderen. Mensen zijn zo belangrijk, dat ze als het ware de taak zelf worden. Zij beschrijft situaties in termen van mensen. Zij luistert als het over mensen gaat. Zij komt tot haar recht in situaties waar relaties de kern van de taak vormen. De keerzijde is, dat zij weinig oog heeft voor activiteiten en informatie. Daardoor heeft zij moeite om doelen vast te houden. Zij heeft moeite om relaties af te breken, ook als die niet productief meer zijn. In extremo komt zij in langdurige relaties terecht waarin weinig gebeurt en die nergens naar toe leiden. Samengevat: Gericht op mensen en relaties, ziet mensen als de taak, weinig oog voor activiteiten en informatie. Beschrijving Informatie Iemand die in een bepaalde situatie 'sorteert op informatie', richt haar aandacht op de gegevens en wat daaruit te leren valt. Zij haalt uit situaties direct de informatie die voor haar interessant is. Zij praat over feiten, getallen en wetenswaardigheden. Zij is steeds op zoek naar kennis. Zij vergaart haar kennis zowel uit gesproken als uit geschreven informatie. Zij is goed in situaties waar het verzamelen en verwerken van informatie en het maken van analyses de taak is. De keerzijde is dat zij weinig oog voor relaties heeft. Zij heeft moeite met taken waar activiteiten of mensen de kern vormen. In extremo is zij een wandelende computer of een boekenwurm. Samengevat: Gericht op informatie, ziet informatie als de taak, weinig oog voor relaties en activiteiten. Beschrijving Activiteiten Iemand die in een bepaalde situatie 'sorteert op activiteiten', richt haar aandacht op wat er gedaan wordt, de concrete handelingen. Zij ziet wat er gebeurt in een situatie, wat anderen doen. Gevraagd naar een specifieke situatie zal zij die beschrijven in termen van de activiteiten die er plaatsvinden. Zij plant taken in termen van activiteiten. Zij wordt gemotiveerd door in beweging te zijn. Zij is goed in situaties waar de klus geklaard moet worden. De keerzijde is dat zij weinig oog heeft voor de menselijke verhoudingen en dat zij belangrijke informatie over het hoofd kan zien. In extremo is zij altijd druk doende, zonder contact met anderen. Samengevat: Gericht op activiteiten, ziet activiteiten als de taak, beschrijft situaties in termen activiteiten, weinig oog voor relaties en informatie.
Gelijkheid versus verschilgericht
Vraag: ben je gelijkgericht op wie de ander is en nodig heeft, of ben je vooral op verschil gericht? Beschrijving Gelijkheid Iemand die vanuit het metaprogramma 'matching' denkt, richt haar aandacht op wat er goed is, wat er klopt en wat er wel deugt. Haar glas is half vol. Zij is gericht op overeenstemming, op het gemeenschappelijke. Iemand die 'matcht' heeft de neiging om aan te sluiten bij het wereldbeeld van de ander. Zij heeft weinig oog voor wat er niet goed is of wat er niet klopt. Dit metaprogramma is een hulpbron bij het opbouwen van rapport en als basis voor een plezierige samenwerking. De keerzijde is, dat iemand die 'matcht' weinig oog heeft voor de criteria waar niet aan voldaan wordt. Iemand die 'matcht', blijft meestal binnen de grenzen van het wereldmodel. Zij
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Bijlage BC9
pag 4/6
is weinig kritisch. Daardoor hebben baanbrekende nieuwe inzichten minder kans. De gerichtheid op harmonie en overeenstemming kan ook ten koste gaan van de duidelijkheid. In extremo waait zij met alle winden mee. Samengevat: Gericht op wat er wel goed is, zoekt naar overeenstemming, plezierige samenwerking, niet erg kritisch, heeft in extremo weinig ruggengraat. Beschrijving Verschilgericht Iemand die vanuit het metaprogramma 'mismatching' denkt, gaat na hoe er niet aan haar criteria wordt voldaan. Zij richt haar aandacht op wat er verkeerd is, wat er niet klopt, wat er niet deugt en wat er ontbreekt. Haar glas is half leeg. Zij is gericht op het eigen wereldmodel en zoekt weinig aansluiting bij anderen. Het goede is dat zij, kritisch als zij is, een belangrijke bijdrage kan leveren aan een kwalitatief goed resultaat ('quality control'). Zij voorkomt dat men achteraf ontdekt dat het toch anders had gemoeten. Zij kan een ondersteunende rol spelen bij het verruimen en verrijken van het wereldmodel van de ander. De keerzijde is, dat het niet gemakkelijk is om samen te werken met iemand die bijna nooit tevreden is. Zij heeft weinig waardering voor wat er goed gaat. In extremo deugt het voor haar nooit. Samengevat: Gericht op wat er niet goed gaat, wat er mist, wat er niet klopt, vaak niet zo'n prettige samenwerking, kritische geest, in extremo deugt er niets.
Erop af of ervan af
Vraag: ben je resultaatgericht of resultaatvermijdend? Beschrijving Erop af Iemand die denkt vanuit het metaprogramma 'naar toe', is gericht op doelen. Zij wordt gemotiveerd door wat zij wil bereiken, krijgen of tot stand brengen. Zij kan goed prioriteiten stellen. Zij 'omvat', en haar beweging is 'er naar toe'. Zij wordt geleid door wat zij wel wil. Zij kan gericht blijven op haar doelen, ook als er van alles misgaat. Zij is goed in het in kaart brengen van doelen en strategieën. Haar valkuil is, dat zij mogelijke hindernissen gemakkelijk over het hoofd ziet. Zij is vaak verrast als er dingen fout gaan. Het gevaar is, dat zij problemen te lang laat voortbestaan, zonder ze op te lossen. Zij heeft weinig geduld met mensen die bezwaren opperen of vragen stellen. In extremo is zij blind voor de obstakels op weg naar het doel. Samengevat: Gericht op het bereiken van doelen, stelt prioriteiten, heeft moeite met het onderkennen van problemen. Beschrijving Ervan af Iemand die denkt vanuit het metaprogramma 'weg van', is gericht op het oplossen van problemen. Zij wordt gemotiveerd door vermijden: het voorkomen dat er dingen misgaan, vastlopen of ontsporen. Zij weet vaak direct wat er mis zou kunnen gaan. Zij 'sluit uit' en haar beweging is 'weg van', zij wordt geleid door wat zij niet wil. Zij is goed in het in kaart brengen van problemen en het voorzien van hindernissen. Haar valkuil is dat zij vaak geen duidelijk doel heeft. Door haar focus op problemen heeft zij moeite met het stellen van prioriteiten. Zij heeft weinig zicht op wat er wel goed gaat. In extremo ziet zij steeds nieuwe 'beren op de weg', ook waar ze niet zijn. Samengevat: Gericht op het oplossen van problemen, ziet wat er mis kan gaan, moeite met het stellen van prioriteiten.
Procedures of opties
Vraag: ontwikkel je stappenplannen of vooral mogelijkheden? Beschrijving Procedures Iemand die in procedures denkt, is bezig met hoe de dingen gedaan dienen te worden. Zij richt zich op volgordelijk handelen. Zij heeft het vermogen om van het begin tot het eind in een vaste volgorde, stap voor stap te werken. Zij maakt af waar zij aan begint. Zij is ervan overtuigd dat er een 'vanzelfsprekende manier' is om de dingen te doen. Zij geeft gebeurtenissen weer in chronologische volgorde. Zij functioneert het best in situaties waarin klip en klare richtlijnen
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Bijlage BC9
pag 5/6
voorhanden zijn. Zij volgt graag de regels. Zij is niet goed in het zelf ontwikkelen van procedures. Als er geen richtlijnen voorhanden zijn, of als de procedures falen, kan zij gemakkelijk vastlopen. Zij heeft moeite met veranderingen waarbij improvisatie vereist is. In extremo houdt zij star vast aan de routines. Samengevat: Goed in het volgen van procedures, maakt af waar zij mee begint, ziet regels als gegeven, heeft moeite met improviseren. Beschrijving Opties Iemand die in opties denkt, is bezig met de vele kansen en mogelijkheden. Zij zoekt steeds naar alternatieven. Zij onderzoekt graag nieuwe ideeën en start graag nieuwe projecten. Zij is goed in het ontwikkelen van procedures en heeft de neiging om de bestaande procedures voortdurend bij te stellen. Het ontduiken van strakke regels is onweerstaanbaar voor haar. Zelfs als er van alles fout gaat, ziet zij nog nieuwe uitdagingen en mogelijkheden. Zij is op haar best wanneer er creatieve nieuwe oplossingen ontwikkeld moeten worden. Haar valkuil is dat zij zelf grote moeite heeft met het volgen van procedures. Zij kan zich volledig in een project storten, totdat het volgende idee zich aandient. Het afmaken van zaken is niet haar sterkste kant. In extremo is zij bang om zich te binden, omdat zij gelooft dat haar opties dan ingeperkt worden. Samengevat: Ziet kansen en mogelijkheden, goed in het ontwerpen van procedures, ontduikt strakke regels, moeite dingen af te maken.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Bijlage BC9
pag 6/6
BIJLAGE BC9-2 vloerankers
1. Gebeurtenis / omgeving
- Waar gaat het over? - Hoe reageerde mijn omgeving? - Was ik effectief?
BIJLAGE BC9-2 vloerankers
2. Gedrag / normen - Wat deed ik? - Wat liet ik zien/horen? - Wat liet ik NIET zien/horen? 2a. Wat voor gevoel had ik erbij?
BIJLAGE BC9-2 vloerankers
3. Capaciteiten, vaardigheden
- Wat kan ik? - Welke kwaliteit zet ik in? - Welke vaardigheid mis ik?
BIJLAGE BC9-2 vloerankers
4. Overtuiging, waarden - Wat geloof ik? Betekenis? - Wat houd ik voor waar ? - Wat zeg ik tegen mezelf maar spreek ik niet uit?
BIJLAGE BC9-2 vloerankers
5. Identiteit - Wie ben ik hierin? - Ben ik wat ik doe/deed? - Hoe zie ik mezelf?
BIJLAGE BC9-2 vloerankers
6. Missie, zingeving -
Wat was mijn missie? Wat wilde ik bereiken? Waar doe ik het voor? Welke (levens)les haal ik eruit?
BIJLAGE BC9-2 vloerankers
Vanuit welke overtuiging heb ik gehandeld? - Stimuleert deze ? - Of belemmert deze overtuiging mij?
Leskader BC10 NLP (2) Belemmerende overtuigingen opsporen; associëren, dissociëren, waarnemingsposities. Theorie bestuderen dit Leskader; Van der Pol, Coachen als professie H17: alleen §17.5 en 17.6 Cobi Brouwer, Onorthodoxe interventies bij coachen, §4.2. Zorg dat je relevante oefensituaties kunt inbrengen tijdens de les: welke belemmerende overtuiging(en) heb je bij jezelf ontdekt? Op welke wijze belemmeren ze je? Formuleer voor jezelf een moeilijke situatie waar je in zit, een irritatie of conflict wat speelt of pas gespeeld heeft, op het werk of privé. Zie ook de aanwijzingen over effectief oefenen in de studentenhandleiding. Leerdoelen: Kennis hebben van de 3 waarnemingsposities en hiermee kunnen werken om BO’s op te sporen; Weten wat associatie en dissociatie betekent; Bewust worden en opsporen van eigen belemmerende overtuigingen; Hier zelf mee vertrouwd raken om dit in coaching te kunnen toepassen. Denk aan het invullen van het reflectieverslag over deze les! ___________________________________________________________________________
Na de les coachopdrachten met oefencliënten: 1. Oefen zelf zoveel mogelijk met het opsporen eigen ‘belemmerende overtuigingen’: dat kan via de in deze les geboden oefening (stappen) en in de praktijkles, samen met een medestudent; 2. Probeer bij je OC’s, naar aanleiding van een knelpunt / aandachtspunt, een belemmerende overtuiging op te sporen via de 6 logische niveaus, en via de 3 Waarnemingsposities. 3. Maak hiervan een RV-met-OC.
Zit je op schema voor het indienen van je RV’s voor feedback van je supervisiedocent?
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC10
pagina 1/1
Bijlage BC10-1 Vragen en antwoorden vanuit de Waarnemingsposities Vragen aan >>
Zelf
Ander
Vragen aan >>
Onderwerp Waar gaat ’t over?
Waar gaat ’t volgens jou over? Wat is de kern?
Omgeving Waar, wie erbij?
Wat zie je gebeuren tussen …?
Gedrag Wat doe je, reactie, wat zeg je?
Wat doen ze? Wat zeggen ze? Wat probeert elk te bereiken?
Gevoel Welk gevoel heb je erbij, emotie?
Wat voel je daarbij? Wat geeft je dat gevoel?
Gedachten Wat zeg je tegen jezelf en spreek je niet uit?
Welke gedachten zouden ze kunnen uitspreken? Wat zou er dan gebeuren?
Waarnemer
Welke overtuigingen hebben deze mensen
Overtuiging Welke overtuiging zit hier achter?
BO of SO? Belemmert of stimuleert die overtuiging jou? En HOE dan?
Welke belemmert, welke stimuleert? Hoe?
Welke positieve waarde heeft die overtuiging ooit gehad voor jou?
Vanuit welke positieve waarden opereren ze?
Dit schema ga je gebruiken in de praktijkles. Het is ook te vinden op de website www.coachenalsprofessie.nl.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Bijlage BC10-1
pagina 1/1
Leskader BC11 Van BO naar SO (1), coachen met het ABC van RET
Theorie bestuderen: -
Van der Pol, Coachen als professie:
H18 geheel.
-
Oefen zelf met het Gedachtenrapport
(zie Bijlage 11-1 van dit Leskader).
Aanbevolen om te lezen: -
Veraart, Socratisch Coachen:
Deel I Hoofdstuk 2 De RET in vogelvlucht.
Zorg voor relevante oefensituaties die je kunt gebruiken tijdens de les: Neem een moeilijke situatie in gedachten, waarmee je te maken had in je rol als coach bij een oefencliënt.
Leerdoelen: Kennis van en inzicht in en kunnen werken met RET in coaching, namelijk: -
Kennismaking met het werken met RET en het ABC van de irrationele redeneringen
-
Oefenen met het 8-stappen model, van BO naar SO;
-
Kunnen werken met het Gedachtenrapport (zie Bijlage 11-1). Het werken met RET en het ABC van de irrationele redeneringen als reflectie op je eigen werk als coach.
-
De 5 G’s kennen en kunnen toepassen in coaching.
__________________________________________________________________________
Na de les coachopdrachten met oefencliënten: Voer gesprekken met je OC’s. Pas het ABC van de RET toe en doorloop de 8 stappen en werk met het Gedachtenrapport. Oefen ook met de 5 G’s. Vraag de cliënt het reflectieverslag in te vullen. Beschrijf in je eigen reflectieverslag wat goed ging, wat je wilt verbeteren.
Denk aan je reflectieverslag over deze les!
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC11
pag. 1/1
Bijlage BC11-1 Het gedachtenrapport Je kunt bijvoorbeeld een liggend A4 aan je cliënt geven met de onderstaande indeling en je cliënt de huiswerkopdracht geven om dit gedurende 14 dagen in te vullen bij diverse gebeurtenissen, waarbij de cliënt last heeft van zijn eigen gedachten/gedrag en oefent met het formuleren van nieuwe gedachten. De gevoelsscores geven aan in hoeverre de nieuwe gedachte ‘werkt’. Gedachtenrapport 1
2
3
4
5
6
7
Gebeurtenis of situatie
Wat voelde ik
Automatische
Bewijzen vóór deze
Bewijzen tegen deze
Alternatieve, werk-
Wat voel ik
(stemming, fysiek).
gedachte/beeld
gedachte.
gedachte.
baarder gedachte.
(stemming, fysiek)
Benoem de stemming of (fysieke) gevoel in één woord en geef een score aan de intensiteit (0-100%)
Wat ging er door mijn hoofd; wat zegt dit; wat betekent dit voor mij; welke beelden komen in mij op?
Schrijf hier de bewijzen die deze gedachten ondersteunen.
Welke bewijzen pleiten tegen deze gedachte. Zie vragenlijst.
Welke alternatieve gedachten kun je nu genereren? Zie Tips.
Scoor hier opnieuw de gevoelens uit de 2e kolom.
Wie, wat wanneer, hoe, waar
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
BIJLAGE BC11-1
pag. 1/2
Vragenlijst Gedachtenrapport Vragen die de cliënt zichzelf kan stellen bij het vinden van bewijzen tegen de automatische gedachten (kolom 5 van het gedachtenrapport). -
heb ik ooit een ervaring gehad die aantoont dat deze gedachte niet altijd klopt? Als mijn beste vriend(in) deze gedachte zou hebben, wat zou ik dan tegen hem/haar zeggen? Als mijn beste vriend(in) zou weten dat ik deze gedachte heb, wat zou die dan tegen mij zeggen? Welke bewijzen zouden ze aanvoeren om aan te tonen dat mijn gedachten niet 100% waar zijn? Als ik mij niet zo voel als nu, hoe kijk ik dan anders tegen deze situatie/gebeurtenis aan? Hoe dan? Is mijn perspectief nu veranderd en hoe dan? Ben ik ooit eerder in deze situatie geweest? Wat dacht, voelde ik toen? Wat was toen anders? Wat heb ik daar toen van geleerd? Welke dingen spreken mijn gedachten tegen, hoe klein ook? Als ik vijf jaar verder ben, hoe zal ik dan tegen deze situatie/gebeurtenis aankijken? Welke positieve elementen zie ik op dit moment over het hoofd? Welke zijn de harde feiten en kloppen de conclusies die ik daaruit trek?
TIPS om te helpen tot alternatieve, meer stimulerende gedachten te komen (kolom 6 van het gedachtenrapport) -
Op welke andere manier kan ik op basis van kolom 4 en 5 nu deze situatie beschouwen? Schrijf één zin die alle bewijzen-tegen samenvat en één zin die de bewijzen-vóór samenvat; als je nu het woordje “en” ertussen zet, kun je dan tot een evenwichtiger samenvatting komen? Als ik iemand van wie ik hou hierover zou moeten adviseren, wat zou dan mijn advies zijn? Waarom? Stel dat mijn automatische gedachte klopt, wat zou dan feitelijk het ergste zijn dat er zou kunnen gebeuren? Hoe realistisch is dat? Wat kan ik daarmee in positieve zin? Welke andere manieren zijn er om deze situatie/gebeurtenis te beschouwen en te begrijpen?
Geloofwaardigheid is een voorwaarde voor de werkbaarheid Het gaat er om, een alternatieve, meer evenwichtige gedachte te formuleren, rekening houdend met zowel de bewijzen vóór als de bewijzen tegen; dus rekening houdend met alle informatie. Pas ervoor op dat de cliënt niet alleen maar ‘positief gaat denken’, of de zaak gaat wegrationaliseren. Beiden kunnen tot problemen leiden, omdat de geloofwaardigheid in het geding komt.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
BIJLAGE BC11-1
pag. 2/2
Bijlage 11-2
8 stappen van RET Stap 1: beschrijf de A: de gebeurtenis of de situatie die bij jou een ongewenst gevoel en/of gedrag oproept. Let op: doorvragen is hierbij erg belangrijk. De gebeurtenis moet zo helder en feitelijk mogelijk beschreven worden! Pas wat je geleerd hebt in de lessen basisvaardigheden toe! Stap 2: Beschrijf de C: wat is het ongewenste, niet productieve gevoel en het daarmee samenhangende gedrag (Consequence)? Let op: vraag goed door naar gevoelens: angst, boosheid, verdriet, machteloosheid etc. Het zijn negatieve gevoelens. Laat daarna het gedrag uitgebreid aan de orde komen – wat deed je toen, met welk effect? Stap 3: Wat is de B, Belief: wat zijn de gedachten/overtuigingen waarmee je C veroorzaakt? Beschrijf de interpretaties, maar vooral ook de evaluaties. Let op: vraag goed door en let op generalisaties en verdraaiingen. Stap 4: Formuleer de gewenste C: Hoe wil je je gedragen in dergelijke situaties?
Let op: laat de ander een reële gewenste C kiezen, dus niet te positief. Het moet haalbaar zijn. Stap 5: Daag de irrationele gedachten uit en stel ze ter discussie (disputing). Let op: dit doe je door naar de feiten te vragen en doelmatigheidsvragen te stellen. Ook filosofische vragen dagen de irrationele gedachten uit. Stap 6: Formuleer meer rationele, effectievere gedachten. Let op: maak hierbij gebruik van de nieuwe gedachtengangen of inzichten die vrij gekomen zijn in voorgaande stappen, en de gecoachte in staat stellen om de gebeurtenis in juiste proporties te zien en hem helpen adequater te reageren. Welke gedachten helpen jou om je gewenste gedrag te bereiken? Stap 7: Beproef het resultaat in fantasie. Hoe voelt het om dit zo te denken? Let op: deze mentale training is een test: laat de cliënt de situatie opnieuw voor de geest halen en wel in zijn ergste vorm. Zodanig dat de cliënt het gevoel bij zich oproept. Laat hem vervolgens de nieuwe rationele gedachte diverse malen tegen zichzelf zeggen, en laat hem ervaren of het gevoel daarmee minder wordt. Deze stap is een test om na te gaan of de rationele denkwijze beter werkt. Wordt het gevoel niet minder, dan zit de cliënt op het verkeerde spoor. Dan zijn nog niet alle irrationele gedachten boven tafel gekregen of zijn de rationele gedachten nog niet overtuigend genoeg. Een belangrijke vraag is dit stadium is: gelóóf je het ook? Stap 8: Maak een oefenprogramma en voer dat nauwgezet uit. Let op: hier is sprake van afleren en aanleren; dit vraagt veel oefening! Laat de cliënt nauwkeurig bepalen wat, wanneer, hoe vaak, en hoe hij gaan oefenen. Waarschuw hem dat e.e.a. tijd vergt en soms niet direct zal lukken, maar oefening baart kunst! In de praktijkles kan aan dit laatste stadium weinig tijd worden besteed.
Het is goed om hiermee te oefenen, in het examen zal niet naar deze 8 stappen worden gevraagd, wel kan naar kennis en begrip van de werking worden gevraagd.
Leskader BC12 Het Intakegesprek - Contact en contract
Theorie bestuderen: -
Van der Pol, Coachen als professie
H5 geheel en H 7.1 t/m 7.5. H 14 t/m 14.1.
-
De extra informatie in dit Leskader.
-
Kouwenhoven, Strategisch coachen
H 5.4 t/m 5.5.2.
Opdrachten: -
Zorg dat je relevante oefensituaties kunt inbrengen tijdens de les: formuleer een probleem of knelpunt wat je kunt inbrengen tijdens het oefenen in de les.
-
Bestudeer: 2. Voorbeeldcontract, Werkafspraken op www.coachenalsprofessie.nl .
Aanbevolen: -
Van Kouwenhoven, Strategisch Coachen, H 2 t/m 2.4.3.
Leerdoelen: -
In het intakegesprek met de cliënt en eventueel de opdrachtgever het probleem verhelderen;
-
Van probleem naar coachvraag komen;
-
Doelen zodanig formuleren dat ze Specifiek – Tijdgebonden en Meetbaar zijn;
-
Coachvraag formuleren m.b.t. acties die gericht zijn op het doel;
-
Contact en contract ervaren en kunnen toepassen;
-
Weten wat er in een coachcontract/werkafspraken vastgelegd moet worden;
-
De gegevens uit het intakegesprek verwerken tot een coachplan.
__________________________________________________________________________ Coachopdracht met oefencliënten: -
Voer ‘intakegesprekken’ met je OC’s;
-
Maak hiervan een Reflectieverslag en een Coachcontract en een Coachplan;
Vanaf nu kun je gaan oefenen met korte ‘trajecten’ van 3 á 4 sessies, met een helder doel en een coachvraag m.b.t. actie of verandering die gericht zijn op het doel.
Denk aan het reflectieverslag over deze les! Check het planningsoverzicht regelmatig om te zien hoeveel RV’s je moet hebben ingediend bij je supervisor voor feedback.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC12
pagina 1/3
Het coachcontract -
Extra informatie, aanvullend op hoofdstuk 5.
Een coachcontract is een overeenkomst waarin coach en cliënt (en soms ook de opdrachtgever) hun bijdrage en verantwoordelijkheden regelen teneinde een vastgesteld doel te bereiken. Het kan een mondelinge afspraak zijn, maar meestal gaat het om een schriftelijke overeenkomst. De kenmerken zijn: -
een wederzijdse afspraak uit vrije wil;
-
er worden heldere doelen geformuleerd;
-
de stappen worden aangegeven, hoe gaan we het doel bereiken, en welke hulpbronnen denken we daarvoor nodig te hebben;
-
ieders bijdrage wordt vastgesteld, wie doet wat wanneer, en wat gebeurt er wanneer één der partijen zich niet aan de afspraak houdt.
Functie & voordelen van een coachcontract / werkafspraken Het werken met een contract heeft voor coach en cliënt de volgende voordelen: -
er worden heldere afspraken gemaakt met betrekking tot het veranderings- of leerproces, zijnde de manier waarop het doel bereikt gaat worden;
-
het bevestigt de autonomie en gelijkwaardigheid van de cliënt, en bevordert deze daarmee;
-
het bevordert de zelfwerkzaamheid en eigen verantwoordelijkheid van de cliënt; deze bepaalt zelf zijn doel en werkt daar gericht naartoe;
-
het scheidt de verantwoordelijkheden: wat ligt bij de cliënt en wat bij de coach (en wat bij de opdrachtgever);
-
het bevordert de loyaliteit en verbondenheid tussen cliënt en coach;
-
een contract biedt ook de mogelijkheid om de eerder gemaakte afspraken te herijken, en eventueel te wijzigen of aan te passen;
-
een contract is evalueerbaar, zijn de doelen bereikt, en op welke manier;
Onderschat niet de kracht van een contract. De kans dat mensen ook daadwerkelijk hun doelen bereiken, of in ieder geval zich daarvoor actief inzetten, is heel groot door het vastgelegde commitment. Wat overigens niet wegneemt dat belemmeringen zo diep kunnen zitten, dat de gestelde doelen soms toch niet of slechts gedeeltelijk gehaald worden. Het inhoudelijk contract Het inhoudelijk contract gaat over de afspraken die zijn gemaakt tussen coach en cliënt, met betrekking tot de aanpak om de doelen te bereiken. Het is van belang om in het intakegesprek heldere afspraken te maken en duidelijke doelstellingen te formuleren. Bovendien is het zinvol om concreet te maken wanneer de coaching succesvol is. Met andere woorden: hoe weten we dat de coaching geslaagd is? Probeer het gewenste resultaat duidelijk mogelijk te omschrijven in termen van concreet waarneembaar en dus meetbaar gedrag of acties. Bijvoorbeeld: Doelstelling: ‘meer rust krijgen’. Concreet waarneembaar gedrag: ‘ik ga vóór 17.30 uur van mijn werk naar huis; ik plan mijn activiteiten per uur; ik spreek duidelijk en er is rust in mijn spraak. Ik plan pauzes in mijn werk…’.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC12
pagina 2/3
Het relationeel contract De relatie tussen coach en cliënt bepaalt in hoge mate de mogelijkheden van het inhoudelijke contract. De al dan niet uitgesproken ‘afspraken’ behelzen o.a.: -
het karakter van de relatie; de gelijkwaardige verhouding, het rapport en duidelijk onderscheid in rollen;
-
afstand / nabijheid; de (psychologische) afstand of nabijheid die tussen de gesprekspartners wordt gehanteerd; hoe dichtbij mag de coach komen? En hoe zitten coach en cliënt fysiek ten opzichte van elkaar?
-
grenzen; hoe intiem zijn coach en cliënt, waar liggen de grenzen en mogen die worden overschreden; hoe gaan we om met aanrakingen (fysiek en psychisch);
-
onderwerpen; zijn er bepaalde thema’s die vaak of juist niet aan bod komen; is er sprake van schuld- en schaamtegevoelens, en wat doen we daarmee;
-
wie bepaalt; wie bepaalt het verloop van het gesprek; is een sprake van scheefgroei, of een (onbewuste) ‘machtsstrijd’; worden oude, ineffectieve patronen herhaald?
Ben je ervan bewust dat een eenmaal gevestigd relationeel contract, dus een die al een aantal malen in coachingsessies is bevestigd, moeilijk te veranderen is. Verandering in het relationeel contract brengt vaak heftige reacties teweeg.
De reden dat we het intakegesprek nu pas invoegen in het lesprogramma is gelegen in het feit dat je – om een goede intake te kunnen doen – moet beschikken over een arsenaal aan waarnemings- en coachtechnieken.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC12
pagina 3/3
Leskader BC13 Value Based Transformation - VBT Van belemmerende overtuiging (BO) naar stimulerende overtuiging (SO) op basis van positieve waarde
Theorie bestuderen Van der Pol, Coachen als professie:
H 19 geheel.
Zorg dat je een of meer eigen BO’s in de praktijkles kunt inbrengen als oefening.
Leerdoelen Kennis & inzicht omtrent dieper liggende positieve waarden. Belemmerende overtuigingen ombuigen naar stimulerende via Value Based Transformation (VBT). De dieper liggende positieve waarde(n) kunnen opsporen, het essentiële schakelpunt. De cliënt kunnen helpen om vanuit de dieper liggende positieve waarde een nieuwe stimulerende overtuiging (SO) te formuleren die ook daadwerkelijk wordt geloofd. Hier zelf mee vertrouwd raken en doorleven om dit in coaching effectief te kunnen toepassen. Kennis van en inzicht in belangrijke factoren die een rol spelen bij VBT. ___________________________________________________________________________
Na de les coachopdrachten met oefencliënten: Blijf zelf oefenen & ervaren m.b.t. eigen ‘belemmerende overtuigingen ombuigen naar stimulerende’: dat kan via de methode VBT; Begeleid zoveel mogelijk OC’s om een eerder gevonden belemmerende overtuiging om te buigen via de stappen van VBT. Maak hiervan weer een RV-met-OC.
Denk aan het invullen van het reflectieverslag over de les!
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC13
pagina 1/1
Bijlage BC13 De vijf stappen van VBT Stap 1. Voorbereiding De coach vraagt de cliënt: “Welke zijn de belangrijkste belemmerende patronen, programmeringen
of overtuigingen (BO’s) die je bij jezelf hebt herkend en erkend?” Laat hem deze overtuigingen opschrijven, evenals het gewenste gevoel/gedrag. Neem nu één BO, waar de cliënt het meeste last van heeft en die de cliënt wil veranderen, bij de kop en laat de cliënt de BO begroeten en nog eens hardop uitspreken.
Stap 2. Verdiep het bewustzijn over de Belemmerende Overtuiging (BO) Laat de cliënt nu in de Metapositie gaan staan en de volgende vragen beantwoorden:
a) Helpt deze overtuiging mij om mijn doel(en) te bereiken? b) Is het logisch, houdbaar, rationeel? (de RET-vragen, zie hoofdstuk 18) c) Hoe belemmert deze overtuiging mij momenteel?(Vraag door). En de laatste vraag is belangrijk:
d) Wat heeft deze BO mij ooit in positieve zin opgeleverd? Doorvragen op deze ‘overlevingsstrategie’. En wat nog meer? Hoe dan? Etc.
Stap 3. Het schakelpunt: de achterliggende positieve waarde. Help de cliënt vanuit de positieve werking (datgene wat gevonden is bij 2d) te zoeken naar de positieve waarde die daar achter ligt. Het is essentieel dat de cliënt dit zelf formuleert! Als het niet meteen lukt om de positieve waarde(n) te vinden, blijf zoeken via LSD. Stel hulpvragen als: Wat vind je essentieel in deze overtuiging? Wat is het kernwoord er in? Welke positieve waarde zit er achter deze BO? Of als deze vraag te lastig is: Wat heeft het jou gebracht in positieve zin? Wat heeft het jou opgeleverd? Wat had je er aan -
om zo te denken? Wat is voor jou in jouw leven de belangrijkste positieve waarde?
De achterliggende positieve waarde is een heel belangrijk schakelpunt want het vormt een vaste basis, waarop de verandering is gestoeld. Als we zoeken naar wat deze BO ooit in positieve zin heeft opgeleverd, kan het iets zijn als: waardering van mijn vader. Het kernwoord zou dan ‘waardering’ kunnen zijn. Vanuit de achterliggende positieve waarde kunnen we verder werken, het is de basis voor stap 4.
Stap 4. De cliënt formuleert vanuit de dieper liggende positieve waarde een nieuwe stimulerende gedachte – in positieve woorden. Neem de in stap 3 gevonden positieve waarde(n) als uitgangspunt en stel de vraag:
“Als je deze positieve waarde als basis neemt, welke nieuwe stimulerende gedachte(n) kan je nu naast de oude zetten?”
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Bijlage BC13
pagina 1/2
Een nieuwe gedachte zetten naast de oude BO, betekent dat de cliënt de oude vertrouwde BO niet direct overboord hoeft te gooien, maar de twee met elkaar kan vergelijken en misschien zelfs met elkaar kan verbinden. Geef de cliënt de tijd om hierover na te denken en goed te voelen hoe het voelt; hier kunnen lange stiltes optreden waarin veel gebeurt. Positieve bewoordingen zijn belangrijk, dus als de cliënt bijvoorbeeld zegt: ik wil niet meer bang zijn, laat hem dit herformuleren in positieve woorden: ik toon moed. Andere belangrijke vragen zijn: wat betekent deze nieuwe gedachte voor jou? Voor je eigenwaarde? zou die gedachte kunnen helpen je doelen te bereiken? Hoe? Doelgerichtheid is ook hier van belang! kun je er diep van binnen in geloven? Het is van groot belang dat de cliënt de ‘nieuwe’ positieve gedachte zelf formuleert en zichzelf er in herkent. Stel dus vragen als: “Hoe voelt het? Kun je je er in vinden? Hoe onwennig ook, kun je erachter staan? Geloof je het diep van binnen? Past het bij jouw waarde die je zo belangrijk vindt?” Zo niet, zoek samen dan nog even verder naar de juiste formulering.
Stap 5. Beproef de nieuwe stimulerende overtuiging (SO) Laat de cliënt deze nieuwe stimulerende gedachte zo vaak mogelijk hardop uitspreken, in volle aandacht voor wat hij zegt. Help bij het ‘proeven’ door vragen als: Hoe voelt dat als je dat zo zegt? Wat betekent dat voor jou? In welk opzicht voelt het anders, beter? Als de nieuwe SO de cliënt geen prettiger gevoel geeft, op z’n minst een heel klein beetje prettiger, of als er niet een beetje meer ‘ruimte’, ‘rust’ of ‘opluchting’ gevoeld wordt, zoek dan samen verder naar een stimulans die wel werkt: ga terug naar stap 3 en ga door tot er wel een SO is gevonden die wat meer ruimte geeft of beter voelt.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Bijlage BC13
pagina 2/2
Leskader BC14 Coachen in het Hier-en-nu, wat zegt dat over het Daar-en-dan
Theorie bestuderen: -
De tekst in dit Leskader.
Aanbevolen om ook te lezen: -
Tros, Dynamisch coachen
H 3 "In het hier-en-nu zijn",
Opdracht: Zorg voor relevante oefensituaties die je in kunt brengen tijdens de les: Formuleer voor jezelf een moeilijkheid, knelpunt wat je bezig houdt of een (onderdeel uit) een gesprek met een OC wat je erg lastig vond. Leerdoelen: - Verband leggen tussen de interactie in de ‘Hier-en-nu’ situatie van het coachgesprek en de vraagstelling (Daar-en-dan) van de cliënt; - Dit verband spiegelen en bespreekbaar maken middels het geven van feedback; - In dit proces je als coach bewust zijn van je eigen allergieën en valkuilen. Denk aan je reflectieverslag over deze les! _____________________________________________________________________________ Coachopdracht met oefencliënten: - Voer coachgesprekken met je OC’s waarin je werkt in het Hier-en-nu en je verband legt met Daar-en-dan. Beschrijf in je RV wat goed ging, wat je wilt verbeteren. Heb je bij jezelf valkuilen ontdekt? Hoe ga je ermee om?
Check het planningsschema m.b.t. inleveren RV's bij je supervisiedocent voor feedback.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC14
pagina 1/3
Coachen in het Hier-en-nu …, wat zegt dat over het Daar-en-dan? Een belangrijk uitgangspunt bij het coachen is: ongeacht waar mensen het over hebben en wat hun probleem ook is, de essentie speelt zich altijd af in de ’hier-en-nu situatie’. Hiermee wordt bedoeld dat de vraagstelling van de cliënt doorspeelt in de coaching zelf. Praten over je werk is een ‘daar-en-dan situatie’. Wat er echter in de interactie met de coach gebeurt tijdens de coaching is een ‘hier-en-nu situatie’. De cliënt laat - ook in de coaching - bijna altijd het niet-effectieve gedrag zien waar hij ook in andere situaties last van heeft. Zoals we in vorige lessen gezien hebben, neem je als coach op verschillende niveaus waar. Zo kijk je naar jezelf in de interactie met de ander, waarbij je je bewust bent van je eigen valkuilen en allergieën. Bijvoorbeeld door het appèl ‘help mij’ dat de cliënt op je doet, waarbij je je niet laat verleiden om te gaan ‘redden’. Compleet waarnemen levert informatie op Je gebruikt in coaching al je zintuigen voor waarneming (zie hoofdstuk 6 van Coachen als
professie), dus luister je ook naar je gevoel, registreer je de energie van de ander, het stemgebruik, de ademhaling, ontwaar je de fenomenen en ook het ‘ontbrekende’ … Wanneer je gebruik maakt van de ‘hier-en-nu situatie’, dan koppel je datgene wat je registreert, wat je opvalt in het gesprek met de cliënt aan de vraagstelling, aan de coachvraag van de cliënt. Je maakt dit met hem op respectvolle wijze bepreekbaar. Dit doe je door je waarneming te benoemen en zonodig feedback te geven op het gedrag van de cliënt op dat moment, en daarna te vragen hoe dit ook in de betreffende ‘daar-en-dan-situatie’ speelt. Voorbeeld:
“Ik zie dat je nu boos wordt en heftige, afwerende gebaren maakt steeds. Herken je dat in andere situaties waarin iemand jou feedback geeft?” Het waarnemen van en het resoneren op de interactie in de ‘hier-en-nu situatie’ levert dus meteen informatie op over de situatie van de cliënt. Je vraagt jezelf af wat je opvalt aan het gedrag of wat er ontbreekt. Je vraagt jezelf af: ‘Wat er nu gebeurt, wat zegt dat over de cliënt en zijn vraag?’ Zo zal iemand die zich volgzaam opstelt in zijn werk, dat ook doen bij een coach. Niet sturen Het is dus belangrijk om dat wat er in het hier-en-nu gebeurt er gewoon te laten zijn, om er ruimte voor te geven en ermee te kunnen werken. Als je als coach het proces in de coaching onder controle wilt houden, dan stuur je teveel. In dat geval krijg je geen zicht op belangrijke interactiepatronen. Erger nog: de cliënt ook niet. Daardoor belemmer je als sturende coach het leerproces van de cliënt en zijn beweging. Door niet sturend maar ruimte gevend bezig te zijn, lijkt een coach lui. Door trager te reageren en je observaties/resonantie bespreekbaar te maken, geef je ruimte aan de cliënt om zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen interactieproces. Dat biedt een basis om het eigen denk- en gedragspatroon aan te pakken.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC14
pagina 2/3
Samenvattend werkt het dus als volgt: 1.
Let op het gedrag dat de cliënt vertoont in de ‘hier-en-nu situatie’ van het coachgesprek. Je let daarbij op het interactieproces en jouw eigen waarnemingen/reactie als coach;
2.
Ervaar je reactie & gedachten/hoe jij resoneert op wat er ‘hier-en-nu’ gebeurt. De huidige interactie laat het probleem of de belemmering zien, niet de oplossing;
3.
De probleemstelling heeft te maken met de ‘daar-en-dan situatie’ (werk, thuis), buiten het coachgesprek. Hoe verhoudt wat Hier-en-nu gebeurt zich met Daar-en-dan?
Schematisch: 2. Wat vind ik ervan? wat merk ik? Hoe resoneer ik hier op?
1. hier-en-nu situatie
3. daar-en-dan situatie
wat zie ik - niet - ?
waar de probleemstelling zich
wat beluister ik - niet - ?
afspeelt; herken je dit?
Dit wordt ook wel de ‘gouden driehoek’ genoemd. (uit: Aan de slag met teamcoaching, Marijke Lingsma).
De mix van 1, 2 en 3 maakt het belevingseffect heel groot. Hoe meer een interventie gericht is op alleen het ‘daar-en-dan’ (afstand), hoe groter de kans op een rationele (afstandelijke) discussie. Emoties blijven op de achtergrond, omdat ze niet geraakt worden! Haal de interventies dus naar de ‘hier-en-nu situatie’ (dichtbij) en verbindt ze dan met ‘daar-en-dan’.
Het idee achter de gouden driehoek is dat: -
het gedrag (patroon) dat het probleem van ‘daar-en-dan’ in stand houdt, in het ‘hier-en-nu’ ook zichtbaar wordt;
-
de coach, in echte aandacht en aansluiting, zijn eigen reacties, gevoel en gedachten ervaart en deze benoemt en bespreekt met de cliënt, in relatie tot zijn coachvraag.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC14
pagina 3/3
Leskader BC15 Omgaan met weerstand en emoties Theorie bestuderen: -
Van der Pol, Coachen als professie
H 13 geheel.
-
Dit Leskader:
tekst en (invul)oefeningen maken;
-
Kouwenhoven, Strategisch Coachen
H4 alleen §4.4 t/m §4.4.9.
Opdrachten: -
Beschrijf een situatie die je moeite kost en denk goed na over wat jij voelt als je zelf weerstand ervaart en wanneer je dat ervaart (voor inbreng in een van de oefeningen tijdens de praktijkles).
-
Welk gedrag van een oefencliënt heeft voor jou een negatieve lading of heb je moeite mee?
Leerdoelen: -
Signalen van weerstand kunnen herkennen, bij jezelf, bij de cliënt;
-
Kunnen omgaan met weerstand en emoties in het coachproces;
-
Anders leren kijken naar weerstand;
-
De lichamelijke effecten van emoties kennen;
-
Effectief omgaan met heftige emoties;
-
Fasen van het veranderingsproces (leer- & ontwikkelingsproces) kennen en ermee werken.
-
Fasen in de verandercyclus en de pijn die daarbij hoort.
______________________________________________________________ Coachopdracht met OC’s na de les Let in de gesprekken op weerstand en pijn als het over persoonlijke verandering gaat. Hoe gaat de OC hiermee om, mogen emoties er zijn? Loop het Inclusive model nog eens langs. Probeer te werken met de metafoor van de dieren, zoals behandeld in de les.
Denk aan het invullen van het reflectieverslag over deze les!
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC15
pagina 1/7
Invuloefening emoties Basisemoties
Woede
Angst
Blijdschap
Verdriet
Liefde
Andere woorden (benoem zoveel mogelijk gradaties)
In doorgeschoten vorm (desastreus, verlammend, pathologisch)
welke lichamelijke reacties ervaar je dan?
Wees je bewust van het feit dat je gevoel, je emotie, een goede vriend is, een bondgenoot, die je wil waarschuwen voor iets, of, zoals bij weerstand, je iets wil laten begrijpen. Emoties zijn het waard om te (her)kennen en ernaar te luisteren. Het gaat namelijk over je diepste zelf.
Emoties beheersen of beheren? In veel organisaties, maar ook in ons privé-leven, is het praten over gevoel, het tonen van emoties een zwakte, ‘niet professioneel’. Als kind hadden we geen moeite met emoties; een kind kan het uitkrijsen en het volgende moment is alles weer rustig. Wij hebben geleerd om onze emoties en vaak ook ons gevoel te beheersen en zelfs te onderdrukken. De ratio regeert. Maar we realiseren ons niet dat juist die eenzijdigheid betekent dat we uit balans raken. Wie altijd zijn emoties beheerst laat weinig van zichzelf zien en maakt het daarmee moeilijker voor anderen om hem/haar te begrijpen of te leren kennen. ’Ik laat me niet kennen’ heeft een heel letterlijke betekenis.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC15
pagina 2/7
Wie zijn emoties niet toelaat en alleen maar beheerst, biedt geen ruimte aan de energie ervan; deze energie wordt opgeslagen in het lichaam en dat doet pijn. Denk aan strakke spieren, stijve nek, pijnlijke ‘knopen’ in je schouders, hoofdpijn, buikpijn, knoop in je maag, e.d. We kunnen beter leren om onze emoties te beheren, als emotioneel intelligente mensen. Dit betekent dat we ons gehele scala dat we aan emoties kennen, accepteren en ook kunnen gebruiken. We kunnen wel degelijk verlammende emoties neutraliseren door oude, non-productieve verbindingen vanuit onze programmering te verbreken en er andere, meer constructieve voor in de plaats te zetten. Emoties beheren betekent ook dat we ondersteunende, positieve emoties kunnen oproepen wanneer we die nodig hebben, dat we destructieve stemmingen kunnen omzetten in een gepaste gemoedstoestand die ons toelaat effectief te zijn in bepaalde situaties. Je emoties leren beheren betekent meester zijn van je emoties in plaats van slaaf. Dat hoort bij emotionele intelligentie.
Er zijn geen goede of slechte emoties! Jij (of: de cliënt) bepaalt zelf, in de gegeven omstandigheden, de waarde en het nut van je (zijn) emoties.
Wie niet meer bang is van zijn eigen emoties, is ook niet bang van die van anderen.
Omgaan met persoonlijke verandering (= ontwikkeling = leren) Veranderen als een bewust proces Iedereen die een ontwikkelingsproces of een verandering doormaakt, passeert een aantal stadia. Vaak ben je je daar niet zo van bewust. Je bent meer bezig met het doel dat je jezelf gesteld hebt. Of met erachter komen wat je eigenlijk wilt, met je staande houden terwijl alles om je heen zich wijzigt, of met proberen te voldoen aan de nieuwe eisen die aan je worden gesteld. Met andere woorden: je energie richt zich op datgene wat je enorm bezig houdt. En intussen gebeurt er van binnen van alles met je. Je kunt daar op een bewuste manier naar kijken, met als invalshoek: wat gebeurt er met mijn energie; wat voel ik? Op die manier reflecterend kun je de verschillende fasen van een veranderingscyclus onderscheiden. De energie gaat alle kanten uit, maar vooral naar binnen In het begin is de energie naar binnen gericht. Je bent erg met je eigen problemen bezig, maar het blijkt ook - paradoxaal genoeg - uit de soms felle ongerichtheid van uitbarstingen naar buiten. Het proces vraagt al je energie, ook van mensen uit je omgeving. Je voelt je eerst onrustig, uit evenwicht, bent naar binnen gericht; je begint aan alles en vooral aan jezelf te twijfelen. Hier ontstaat vaak ook de weerstand, let dan vooral op het bijbehorende gevoel. Een oefening die je met cliënten kunt doen kan bijvoorbeeld zijn: werken met metaforen. Metafoor: welk dier ben jij als je pijn, weerstand of emoties ervaart ? (voorbeelden eventueel aanvullen en zelf betekenis geven)
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC15
pagina 3/7
- Struisvogel
verbergen, terugtrekken
- Kameleon
aanpassen
- Oester
onaanraakbaar (parel beschermen)
- Stekelvarken
kwaad, agressief
- Haas
vluchten
- Kievit
anderen helpen
- Brulaap
aandacht afleiden door lawaai maken
- ander dier
............
TIP: Als oefening voor bij de intervisie: Omgaan met pijn & emoties bij persoonlijke verandering Hoe ga je om met pijn en emotie bij (persoonlijke) verandering; bij jezelf, bij je cliënt?
Metafoor: welk dier ben jij als je pijn of weerstand ervaart bij verandering? Kort in tweetallen uitwisselen 2 x 15 minuten (aan de hand van de volgende vragen: - Wat levert het gedrag van dit dier je op? Stimulerend? Belemmerend? - Hoe zou je het willen veranderen? - Wat heb je nodig om emotioneel intelligent te zijn? - Wat voor dier ben je dan? Wat doe je dan anders? Het schakelpunt: het besluit tot veranderen Dit begrip staat voor de omslag in de houding van iemand die eerst ervaren heeft dat hem/haar iets overkomen is, naar iemand die zelf verantwoordelijkheid neemt voor het eigen aandeel in het veranderingsproces. Deze ommekeer is essentieel. Ze is nodig om werkelijk nieuw inzicht over jezelf, een wezenlijk andere houding of fundamenteel ander gedrag te kunnen ontwikkelen. Daarvoor zijn de stappen nodig van ‘accepteren’, ‘loslaten’, ‘nieuwe visie ontwikkelen’ en ‘nieuwe stappen zetten’. Ook als je bewust gekozen hebt voor een verandering blijkt toch dat je ook iets achterlaat. Je moet daar afscheid van nemen voor je echt iets nieuws kunt realiseren. Groeipijn Het begin is vaak heel pijnlijk, dat hoort bij een groeiproces. Als je daarvoor wegloopt, dreig je in een negatieve spiraal te komen van ontkenning, verdringing, nieuwe vragen, enz. Als je je energie naar binnen richt, de pijn onder ogen ziet en ermee ‘samenwerkt’, kan de energie zich ook weer naar buiten gaan richten. Als je tevens accepteert dat het nooit meer zo zal zijn zoals vroeger, ontstaat er weer ruimte voor creativiteit. De visie over de toekomst die je vervolgens ontwikkelt kun je je voorstellen als het perspectief waarop je je richt. De eerste drie fasen van (persoonlijke) verandering: onrust a. Uit evenwicht Kenmerkend gevoel en gedrag voor deze fase: - dingen gaan niet meer zo goed als voorheen;
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC15
pagina 4/7
- je zit niet lekker meer in je vel; - je vergeet afspraken, iets dat je je voorheen niet kon voorstellen; - je krijgt negatieve feed-back van je omgeving; - vaak: uitbarstingen van agressie en woede, ongericht of naar ‘onschuldigen’, slecht slapen; - soms: ziekte, uitval, te veel drinken, te veel eten. b. Terugdringen Kenmerkend gevoel en gedrag voor deze fase: - je keert je naar binnen en ‘verkleint’ je omgeving; - je doet minder aan sport en andere vrijetijdsbestedingen; - geen tijd, niet voor jezelf, niet voor je vrienden; - prestaties gaan achteruit; weinig initiatieven; - foeteren op anderen, veel kritiek spuien; - afhouden van ‘hulp’, hoe goed bedoeld ook; - vaak: ingraven in eigen positie, vasthouden wat zekerheid biedt; - soms: vlucht in mateloos uitgeleefde hobby. c. Twijfels Kenmerkend gevoel en gedrag voor deze fase: - je voelt je erg onzeker en hebt veel ‘grote vragen’; - je twijfelt aan alles, vooral aan jezelf; - je vraagt je af of je het allemaal wel aankunt; - je begrijpt niet wat er met je gebeurt; - je vraagt je af hoe het verder moet; - je pakt wel nieuwe dingen aan, maar vraagt je daarbij steeds af of dit het nu wel is; - vaak: verwarring, onafgemaakte initiatieven en ‘zeuren’; - soms: een noodsprong, maar iets beetpakken zonder veel vertrouwen. De middelste drie fasen: de ommekeer d. Afstand nemen en los laten Kenmerkend: - je neemt afscheid van je oude situatie; - je kijkt ook als het ware van een afstand naar jezelf; - je voelt het verdriet over wat er is misgegaan of over wat je moet achter laten; je ervaart het gemis; - je hebt een sterke behoefte je verhaal te vertellen, uit te leggen, te verklaren; - je wilt weten wat anderen ervan vinden en bent daarbij geneigd om medestanders te zoeken; je wilt je gelijk bevestigd zien; - vaak: heel veel pijn en boosheid; - soms: acute gevoelens van angst over het onbekende van de toekomst. e. Acceptatie
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC15
pagina 5/7
Kenmerkend: - je aanvaardt de situatie en jezelf daarin, het is zoals het is; - je hebt nog wel onvoldoende zicht op alle consequenties, maar je bent bereid die te aanvaarden, je kunt niet anders; - je weet: het zal nooit meer zo worden als vroeger; - je voelt je niet langer ‘slachtoffer’ van de situatie; - je krijgt weer nieuwe hoop, zoekt nieuwe situaties op; - je schakelt over op ‘leren’, onderzoekt wat je verder nog wilt; - vaak ontstaat een nieuwe beweeglijkheid bij je; - soms: een sterke behoefte om iets ‘geks’, iets onverwachts te doen. f. Visie ontwikkelen, perspectief Kenmerkend: - je probeert je een idee te vormen van de toekomst; - je begint te zien waarop je uit zou willen komen; - je ontdekt lijnen, ontwaart patronen, ziet mogelijkheden; - je krijgt weer idealen en de behoefte daar vorm aan te geven; - je hebt veel behoefte aan bevestiging daarvan; - je bedenkt stappen en zet dingen in beweging; - vaak: oppakken van oude, vergeten of verwaarloosde behoeften; - soms: gespannen, ongeduldig tot aan drammerig toe. De laatste drie fasen: ontwikkeling g. Testen Kenmerkend gevoel en gedrag in deze fase: - je brengt de nieuwe ideeën over jezelf in praktijk; - je probeert nieuw gedrag uit, neemt andere rollen op je; - je onderzoekt wat het effect is (op anderen), hebt behoefte aan reële feedback; - je bent nieuwsgierig hoe anderen dat in vergelijkbare posities doen; - je bent geïnteresseerd in voorbeeldgedrag; - je staat open voor de buitenwereld en bent ontvankelijk voor raad; - je bent hier en daar nog wat onhandig bezig, maakt vergissingen, maar leert daarvan; - vaak: nog regelmatige terugval naar ‘oud’ gedrag, vooral als het spannend wordt; - soms: wat overmoedig en daardoor niet to-the-point. h. Herkaderen Kenmerkend: - je trekt nieuwe conclusies over jezelf: wie je bent, wat je wil, wat waardevol voor je is; - je nieuwe gedrag, rol, identiteit, situatie krijgen meer vorm; - het ziet er al wat steviger uit en begint te kloppen; - je doet nieuwe inzichten op en begrijpt beter hoe je zelf en de wereld in elkaar zitten; - je laat je inspireren; - de zaken beginnen op hun plek te vallen;
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC15
pagina 6/7
- er vindt een reorganisatie van je ideeënwereld plaats; - vaak: herontdekking van 'oude' waarden; - soms: afstand nemen van je oude netwerk van contacten. i. Integratie en stappen zetten Kenmerkend: - je integreert de verworven inzichten in je dagelijks gedrag; - je brengt de plannen die je hebt gemaakt ook tot uitvoering; - je stelt zonodig bij, zonder dat je terugvalt in het gedrag van de vorige fasen; - je wordt door je omgeving als een ander mens ervaren, terwijl je zelf je nieuwe gedrag alweer als vanzelfsprekend vindt; - je hervindt het evenwicht tussen het gericht zijn op de toekomst en bezig zijn in het nu; - vaak: een gezonde spanning op energetisch vlak; - soms: een nieuwe cyclus kan zich aandienen. Voor een coach is het essentieel om te begrijpen en in te voelen hoe een veranderingsproces bij de cliënt werkt en dat een persoonlijke ontwikkeling pijn kan doen, ook al kiest de cliënt er zelf voor.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC15
pagina 7/7
De Disney Strategie
BIJLAGE BC15
Laten we eens kijken naar de ‘ikken’, de subpersoonlijkheden die het meest voorkomen bij vrijwel iedereen: de Dromer (of Schepper), de Realist en de Criticus. Om dromen en visies om te zetten naar realiteit kunnen deze drie niet zonder elkaar. De Dromer of Schepper De Dromer is innovatief, creatief en kan doelen en visies (her)formuleren. Wie kent niet het gevoel van opwinding als er een nieuw idee, een andere visie of een nieuw plan in je hoofd ontstaat. Je geest werkt op volle toeren, je bent helemaal gefocust op het nieuwe plan of idee voor de toekomst en de beelden schieten door je hoofd. Hier is de Dromer aan het werk, die alle ruimte neemt voor zijn creativiteit. De Dromer kan zich echter ook helemaal verliezen in zijn dromen en alle realiteitsbesef verliezen. Dan wordt de Dromer een fantast die meestal niet verder komt dan (wazige, onbereikbare) luchtkastelen. De Realist Een Dromer zonder Realist blijft hangen in de luchtkastelen. De Realist houdt zich bezig met de implementatie, de weg erheen vanuit de realiteit, het hier-en-nu. De Realist zegt niet dat je droom niet kan, integendeel: de Realist gaat ervan uit dat het kan. Hij beziet de werkelijkheid als startpunt en geeft aan wat er moet gebeuren om bij je doel te komen. Hij creëert de randvoorwaarden en zoekt ook het nut van de zaak. De Realist haalt de Dromer en zijn droom terug naar het startpunt, de realiteit van het nu. Als de Realist doorschiet, dan komt de Dromer niet meer aan dromen toe en heeft de Realist geen doel, geen richting, geen visie om naar de realiteit te projecteren. De (Constructieve) Criticus De Criticus ontdekt waar het om gaat, verfijnt en toetst. Aan welke criteria moet het plan voldoen. Hij zoekt naar hobbels en obstakels; hij oordeelt wel maar veroordeelt niet. De Criticus staat er wat verder vanaf en maakt je attent op de obstakels. Als de Criticus doorschiet wordt hij vaak een meedogenloze scherprechter, zodat noch de Dromer noch de Realist effectief kunnen functioneren. Bij veel mensen vervult de Criticus een glansrol als Destructieve Criticus of Scherprechter! Wie kent niet de innerlijke stem van zijn destructieve Criticus: ‘Zie je wel, je deugt niet; slappeling; je wordt oud; je bent te dik; begin er maar niet aan, het lukt je toch niet!’, enzovoort. Zo’n Criticus verlamt ons en maakt dat we ons ongelukkig en incompetent voelen. Veel mensen hebben last van hun destructieve Criticus. Maar in wezen wil hij ons beschermen tegen falen, angst, pijn, vernedering of schaamte. Als je je daarvan bewust bent, dan kun je via de achterliggende positieve waarde (zie het schema op pag. 4 van dit hoofdstuk) je destructieve Criticus ‘promoveren’ tot een constructieve, liefdevolle Criticus. Die hebben we wel nodig om onze dromen van alle kanten te kunnen bekijken, zonder in de put gepraat te worden. De destructieve Criticus spreekt in termen van moeten, niet mogen, e.d. De constructieve, liefdevolle Criticus nodigt je uit. Visualiseer ze alle drie Denk eens aan een voorbeeld waarin je goede ideeën (dromen, idealen) had en waarin je succesvol bent geweest in de uitvoering. - wat zei de Dromer? - wat zei de Realist? - wat zei de Criticus? Denk aan positieve voorbeelden van jou als: - de Dromer; - de Realist; - de Criticus. Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Bijlage BC15
pagina 1/4
De ‘Disney Strategie’ De Disney Strategie is een methode die je helpt om nieuwe mogelijkheden te zien en je dromen te verwezenlijken. We maken gebruik van de subpersonen Dromer-Realist-Criticus. Leg de drie tekeningen op de grond als ankers voor de posities van de Dromer, de Realist en de Criticus; leg de Criticus iets verder weg van de twee eerste, er moet meer afstand en overzicht zijn.
Zie onderstaand voorbeeld: 2. Realist
3. Criticus 1. Dromer
Eerst even oefenen met de posities: je loopt met een begeleider alle drie posities langs, te beginnen bij 1. 1. de Dromer-positie: droom je droom en alles is mogelijk Houd je hoofd en je ogen omhoog gericht, je bent nu de Dromer. Vorm beelden van jezelf als dromer, visionair, breng jezelf in een toestand van ongeremd dromen. Of denk aan een moment waarop je een sterke Dromer bent geweest. Veranker dit Dromer-zijn op dit punt. Loop naar positie 2. 2. de Realist-positie: je gaat ervan uit dat de droom haalbaar is Je bent nu een Realist. Houd je hoofd recht naar voren. Breng jezelf in een toestand van de Realist, denk aan een moment, een ervaring waarin je een sterke realist was. Denk aan feiten en concrete stappen. Veranker op dit punt het vertalen van ideeën in heldere plannen, logische stappen, concrete actie. Loop naar positie 3. 3. de Criticus-positie: je zoekt eventuele ‘beren op de weg’ Houd je hoofd schuin naar beneden. Je bent hier een liefdevolle, constructieve Criticus, die zoekt naar obstakels en bezwaren. De Criticus heeft een oordeel. Denk aan een moment waarop je een goede Criticus bent geweest. Je hebt afstand en overzicht. Veranker hier je Criticus-zijn. Houd deze drie posities goed gescheiden! Nu ga je ze doorlopen in dezelfde volgorde als daarnet, maar met het oog op de toekomst, kijkend naar je concrete doelen. De begeleider helpt je door vragen te stellen. BEGELEIDER: zie erop toe dat de persoon goed in de juiste positie blijft, dus bijvoorbeeld niet als Realist gaat dromen. Stel open vragen, ga geen discussie aan!
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Bijlage BC15
pagina 2/4
Stel jezelf de vraag: wat wil ik bereiken, wat wil ik veranderen, welk gedrag wil ik meer tot mijn beschikking hebben, waar wil ik heen? Stap nu naar de Dromer-positie. 1. de Dromer Houd je hoofd weer schuin omhoog. Wees de Dromer, droom ongehinderd en vrij. Maak een beeld zoals in een film, hoe ziet het er uit als je doet wat je wil doen, als bent wie je wilt zijn? Zie jezelf het uitvoeren, hoor jezelf. Droom vrijuit en hardop, laat niets je tegen houden. In de Dromer-positie:
Hulpvragen (die de begeleider kan stellen) t.b.v. de Dromer - hoe ziet je droom / droomgedrag er uit? - wat wil je, wat doe je? - wat zie je? - hoe voel je je? - wie of wat wil je zijn? - zijn er anderen bij betrokken? - waar brengt die droom jou? Als het niet lukt:
- zie iemand anders je droom of het gedrag doen, vervang dan die persoon door jezelf en ga door met dromen. Als er niets meer komt, ga dan door naar: 2. de Realist Breng het beeld van je droom naar beneden en kijk recht vooruit. Stap in de droom en vereenzelvig je met die context. Luister en kijk door je eigen ogen. Denk aan de implementatie van die droom of het idee. Zet een stappenplan uit, wat moet je doen? In de Realist-positie:
Hulpvragen (die de begeleider kan stellen) t.b.v. de Realist - hoe ziet de werkelijkheid van nu eruit? - wat is je startpunt? - hoe ga je dat doen? - welke stappen ga je ondernemen, in welke fasen? - hoe ziet elke fase eruit? - wie, waar, wat, wanneer, hoe ziet het tijdpad eruit? - hoe weet je wanneer je doel is bereikt, je droom werkelijkheid is? - wie doet wat, wanneer, wie is medeverantwoordelijk? - waarom zijn die stappen nodig, wat is het nut? - wie heb je erbij nodig, etc. Als er niets meer komt, ga dan door naar: 3. de Criticus Je staat in de Criticus-positie en je gaat jezelf positief-kritisch onder de loep nemen. Je bent een liefdevolle, constructieve Criticus. Begin met vragen naar wat prettig / tevredenstellend is. Daarna kunnen hoe-vragen komen die weer opnieuw aan de Dromer gesteld kunnen worden. Luister goed naar je eigen antwoorden. In de Criticus-positie:
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Bijlage BC15
pagina 3/4
Hulpvragen (die de begeleider kan stellen) t.b.v. de Criticus wat is positief/ tevredenstellend aan het plan? wat is het voordeel ervan, voor wie? - wat mis je nog, wat heb je nog nodig? wie betrek je erbij? is het ethisch, zijn er negatieve bijproducten? - wie zou bezwaar kunnen hebben tegen dit plan en waarom? wie wordt erdoor beïnvloed en is dat erg? - wie of wat kan jouw droom ‘maken’ of ‘breken’? onder welke omstandigheden / wanneer wil je het niet uitvoeren? - wat moet je ervoor opgeven? welke obstakels, valkuilen, etc. kun je verwachten en uit welke hoek? Dan, vragen die de Criticus aan de Dromer stelt: hoe ziet je droom er nu, na deze ronde, uit? hoe ga je hem bijstellen? Als de Criticus niets meer te vragen / zeggen heeft, ga dan weer naar de Dromer-positie. De cyclus herhaalt zich Opnieuw staande in de Dromerpositie kan het zijn dat je je droom bijstelt of verandert vanwege alles wat je hebt gehoord. Als de vragen van de Criticus te moeilijk waren, ga dan eerst even terug naar het heden en herformuleer de vragen. Doorloop de drie posities dan opnieuw. Hier kun je mee doorgaan tot je droom past in alle posities en niet alleen de Dromer maar ook de Realist en de Criticus tevreden zijn. OPDRACHT 1. Schrijf op de achterkant van je Dromer in heldere bewoordingen je droom, idee, nieuw gedrag. Kort en krachtig. 2. Schrijf op de achterkant van je Realist de belangrijkste aandachtspunten/ stappen op die je Realist tegen je heeft gezegd. 3. Schrijf op de achterkant van je (constructieve) Criticus de belangrijkste punten die hij/zij je heeft meegegeven. Bewaar deze documenten, ze vertegenwoordigen jouw toekomst (neem ze mee naar de les om ermee te oefenen).
___________________________________________________ Voor wie meer wil weten over subpersonen: Ferrucci, P. 1981, Heelje leven, oriëntatie op Psychosynthese. Haarlem, De Toorts Ferruci, P. 1991, Zeven wegen naar het Zelf, Haarlem, De Toorts Het werk van Assaggioli (Psychosynthese). Ford, D. 2001, Licht op je Schaduw, Servire.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Bijlage BC15
pagina 4/4
Leskader BC16 Werken met het onbewuste (1) Subpersonen, de Disney Strategie Theorie bestuderen: Van der Pol, Coachen als professie tekst in dit Leskader, incl opdrachten. Aanbevolen om ook te lezen: Tros, Dynamisch Coachen
H 24 t/m §24.7 (§24.3 alleen lezen)
H 6.
Opdrachten: Oefening “Mijn subpersonen” maken (volgende pagina) Opdrachten Dromer – Realist - Criticus uitvoeren (zie volgende pagina). Denk na over relevante oefensituaties die je kunt gebruiken tijdens de les: wat is jouw droom / ideaal voor de toekomst? Wat wil je bereiken, wat wil je veranderen, welk gedrag wil je meer tot je beschikking hebben, waar wil je heen?
Leerdoelen: Kennismaken met eigen subpersonen; Werken met het onbewuste middels “Voice Dialogue”; Werken met subpersonen en ‘delen’; De Disney Strategie kunnen toepassen; Ervaren wat een geleide meditatie kan betekenen en kunnen toepassen. Denk aan je reflectieverslag over de les!
Coachopdracht met Oefencliënten Bespreek met je OC’s hun droom of idealen voor de toekomst. Doorloop daarna de Disney Strategie; als coach ben je in de rol van de helper die de vragen stelt. Beschrijf in je RV hoe dit ging.
Hou het schema voor het indienen van je RV’s voor feedback in de gaten!
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC16
pag 1/3
Oefening - Mijn Subpersonen Via de achterliggende positieve waarde, net als bij het 6-Stappenplan, kom je bij een nieuwe ‘ik’ met een nieuwe rol. Je kunt zelf andere ‘ikken’ invullen waar je last van hebt.
Doorgeschoten ‘Ik’ Wat zegt deze?
Achterliggende positieve waarde
Nieuwe mildere ‘Ik’, naam & tekst
Veroordelende, negatieve Neersabelaar: “Niet doen, dat kun jij toch niet.”
Bescherming tegen fouten, alert zijn, niet zomaar overal induiken.
Constructieve Criticus: “Denk aan de gevolgen, je hebt nog iets te leren.”
De Zorgzame Altruïst: “Je mag niet egoïstisch zijn.”
Aandacht en zorg voor mensen
De Zorgzame: “Zorg voor anderen èn jezelf.”
Vul er zelf minstens nog twee in
(vergelijk deze stappen ook eens met de VBT, van BO naar SO, hoofdstuk 19 in Coachen als professie)
OPDRACHT – Dromer, Realist, Criticus 1. 2.
Teken je Dromer, je Realist en je Criticus op een A4. Schrijf op de achterkant van je Dromer in heldere bewoordingen je droom, idee, nieuw gedrag. Kort en krachtig. 3. Schrijf op de achterkant van je Realist de belangrijkste aandachtspunten/ stappen op die je Realist tegen je heeft gezegd. 4. Schrijf op de achterkant van je (constructieve) Criticus de belangrijkste punten die hij/zij je heeft meegegeven. 5. Neem ze mee naar de praktijkles om ermee te oefenen Bewaar deze documenten, ze vertegenwoordigen jouw toekomst en.
Werken met delen Het werken met delen is vergelijkbaar met subpersonen. Het is gebaseerd op het compensatieprincipe. De werkwijze staat uitstekend beschreven in ‘Dynamisch coachen’ van Ans Tros, p. 100-104. Het doel van het werken met delen is de cliënt bewust te maken van een thema dat een belangrijke rol speelt in zijn vraagstuk. Daarmee maak je blinde vlekken bespreekbaar. Een tweede doel is hem bewust te maken van de momenten waarop hij een keuze heeft. Op deze wijze werk je als coach aan het vrijmaken van ladingen en het integreren van gedragsalternatieven.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC16
pag 2/3
Veel voorkomende situaties waarin goed met delen gewerkt kan worden, zijn: alle vormen van optredende weerstand, (on)macht, kiezen voor jezelf of voor anderen, het stellen van grenzen (nee kunnen zeggen zonder schuldgevoel), het omgaan met (eigen) autoriteit.
De werkwijze in het werken met delen 1.
2. 3.
4. 5. 6. 7.
benoem het deel: een term die het deel goed weergeeft (woorden van de cliënt!). Schrijf het op een stuk papier en laat de cliënt het neerleggen ergens in de ruimte (of ergens op tafel voor hem), waar het gevoelsmatig goed ligt ten opzichte van zijn eigen positie in de ruimte/aan tafel; begroet het deel: laat de cliënt het deel welkom heten, als een werkelijk deel van zichzelf (acceptatie fase); communiceer met het deel: stel de positieve en negatieve kanten vast, benoem ze, ‘neem ze in’ (schrijf ze op op hetzelfde stuk papier, twee kolommen, positieve rechts, negatieve links); vat de kernpunten samen; bedank het deel voor zijn aanwezigheid en/of reactie; neem afscheid van het deel; doe nabespreking: hoe voelde dat? Wat doet het met je?
Meerdere delen Vaak spelen er meerdere delen tegelijk; het kan dan heel zinvol zijn om de cliënt bijvoorbeeld de 2 of 3 belangrijkste delen te laten benoemen en te laten neerleggen. De oefening blijft dan dezelfde, alleen worden beide delen na elkaar behandeld en leert de cliënt wat de verbanden daartussen zijn: waar laat ik het ene deel teveel ‘aan het woord’ en het andere te weinig? op welke manier ‘bestuur’ ik beide delen, mat andere woorden, laat je cliënt zien en voelen dat hij zelf steeds de regie voert over hoe hij met zijn beide eigen delen omgaat.
Uit de psychotherapie stamt de werkwijze met de ‘tafel’: Laat de cliënt aan het hoofd van een tafel plaatsnemen en benoem de tafel met alle stoelen als het geheel van delen wat hij in zich heeft: elke plaats aan de tafel is een deel, de cliënt is tafelvoorzitter van zijn eigen delen. Aan het andere hoofdeinde zit denkbeeldig de buitenwereld en elke ander met wie hij communiceert. Als de cliënt zelf als voorzitter zijn delen goed in de hand heeft, dan ziet de buitenwereld hem voor wie hij is: rechtstreekse communicatie over de tafel heen van het ene hoofdeinde naar het andere. Als de cliënt teveel één van zijn delen ‘aan het woord laat’ (bijvoorbeeld: in zijn weerstand schiet), dan ziet de buitenwereld dus alleen dàt deel van hem en niet zoals hijzelf is. Dat versterkt het besef van eigen verantwoordelijkheid enorm: ik kan als voorzitter zelf besluiten of en welk deel ik aan het woord laat. Benoem de delen, en laat die links en rechts neerleggen. Doe de oefening zoals hierboven in de werkwijze omschreven, zodat de cliënt meer nadrukkelijk een ‘voorzitter van de tafel-gevoel' krijgt: ik ben zelf steeds verantwoordelijk voor het deel wat ik aan het woord laat.
__________________________________________
Voor wie meer wil weten over subpersonen: Ferrucci, P. 1981, Heel je leven, oriëntatie op Psychosynthese. Haarlem, De Toorts Brugman, K. et al. 2010, Ik en mijn Ikken. Uitg. Thema. Het werk van Assagioli (Psychosynthese). Ford, D. 2001, Licht op je Schaduw, Servire.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC16
pag 3/3
Leskader BC17 Werken met het onbewuste (2) Coachen met metaforen, verbeelding en creatieve middelen
Theorie bestuderen -
Toelichting in dit Leskader;
-
Van der Pol, Coachen als professie
H 24, alleen §24.8 t/m 24.10.
Aanbevolen om ook te lezen: Tros, Dynamisch Coachen:
H 6.
Opdrachten: 1.
Zorg voor relevante oefensituaties die je kunt gebruiken tijdens de les:
2.
Formuleer een coachingprobleem / knelpunt waar je tegenaan loopt, in vast zit en niet weet hoe verder. Mag ook een persoonlijke vraag zijn.
3. Neem kleurpotloden, (wasco)krijt, stiften en (tarot-, InnerChild-, e.d.) kaarten mee naar de les, juist als je denkt: ‘Dit is niets voor mij, dit is mij te zweverig!’
Leerdoelen: -
Bij het onbewuste kunnen komen (bijv. aan de hand van metaforen of een tekening);
-
Vertrouwd raken met creatieve werkvormen om met het onbewuste te werken;
-
Oefenen met diverse werkvormen; ervaren wat het met jou doet, zodat je dit kunt toepassen;
-
Weten wanneer werken met het onbewuste effectief is en wanneer het af te raden is;
-
In staat zijn de ander betekenis te laten geven;
-
Minstens 2 creatieve technieken/spellen kunnen hanteren.
Bereid je voor op een creatieve les.
________________________________________________________________________ Coachopdracht voor na de les met oefencliënten. Pas enkele creatieve technieken toe bij een oefencliënt die moeite heeft om moeilijkheden of knelpunten te verwoorden. Is er niet zo iemand tot je beschikking, vraag dan je oefencliënt om een lastige situatie in gedachten te nemen. Laat hem/haar de oefeningen doen zoals die in de les zijn gedaan, of zoals ze in de syllabus van deze les staan onder ‘enkele methoden’. Denk aan het invullen van het reflectieverslag over deze les!
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC17
pagina 1/8
Werken met het onbewuste (2) Coachen met metaforen, verbeelding en creatieve middelen Toelichting Het uitgangspunt bij coachen met metaforen, verbeelding e.d. is dat niet jij de antwoorden geeft, maar dat je de cliënt helpt zijn eigen antwoorden te vinden. Als de coach gaat ‘duiden’ (= betekenis geven) wat de cliënt vertelt geeft hij slechts zíjn interpretatie en dat hoeft helemaal niet de betekenis te zijn die de cliënt ervaart. Dit kan tot verwarring of verzet leiden bij de cliënt. Als coach is het dus belangrijk om te focussen op het achterhalen van de oorzaak waarom iemand zijn eigen antwoorden niet kan vinden. De ingang daarvoor is de subjectieve beleving van de cliënt (zijn waarheid), want daarin schuilt de oorzaak. Het gaat dus om de beleving, de betekenissen die de cliënt geeft aan zijn situatie, zijn reacties, zijn ervaringen, zijn ‘waarheid’. Een coach bereikt de meeste beweging en groei door te proberen het denk- en belevingssysteem van de cliënt te begrijpen en de ander te helpen zich van zijn ‘dominante aannames’ bewust te worden. Zo kan de cliënt zijn belemmerende factoren vinden. Het denk- en belevingssysteem komt tot uitdrukking in de communicatie en het gedrag van de cliënt. In (de mondelinge beschrijving van) het gedrag kunnen belemmerende patronen zichtbaar worden, automatische reacties op gelijksoortige situaties. Zoals we hebben gezien in eerdere lessen ligt aan zo’n patroon vaak een complex (een onbewust emotioneel beladen thema) ten grondslag. We zitten onszelf vaak in de weg door gedragingen die we ons meestal niet bewust zijn, maar die gestuurd worden door onze overtuigingen en gedachtenpatronen. Daardoor blijven we steeds in dezelfde patronen vervallen. Een coach tast samen met de cliënt de betekenis van verschijnselen en problemen af, waardoor er zicht kan komen op het thema achter de patronen. Daarna kan gewerkt worden aan verandering van de patronen. Vaak is het hardop verwoorden van de eigen situatie door de cliënt al een krachtige manier om contact te maken met bijbehorende gevoelens en beelden.
Bewustwording en groei gaan gepaard met pijn We zijn geneigd pijn en onzekerheid te vermijden en slaan daarom pijnervaringen en emoties die we nog niet hebben verwerkt op in ons lichaam en proberen deze ‘eronder te houden’. Ons onbewuste streeft echter naar heelwording en daarvoor is doorleving en oplossing van de pijn(punten = belemmerende thema’s) nodig. Dit zorgt dus voor een innerlijk spanningsveld. Dit merk je als coach vaak als je met methodieken werkt die gericht zijn op het opsporen van de pijnpunten. Wanneer het voor mensen moeilijk is om hun innerlijke beleving, hun ‘innerlijke programmering’, hun pijn te benoemen of te vertellen, brengen we op een andere manier de communicatie met het onbewuste op gang: via metaforen, verbeelding en creatieve technieken. Als je contact wilt maken met het onbewuste van de cliënt is het belangrijk om te weten dat het onbewuste totaal gespeend is van enige logica en alleen communiceert in symbolen en beelden. Door gebruik te maken van beeldend materiaal communiceer je als het ware direct met het onbewuste (voorbij de censuur van je verstand).
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC17
pagina 2/8
Bijlage BC17-1
Boekenlijst, spellen en informatie voor wie verder wil lezen (niet verplicht):
Literatuur: - Jung: Symboliek van de Mandala ISBN 90-6069-515-1 - Symbolen, historisch, culturele symbolen van A-Z ISBN 90-274-6663-7 - Meditaties, werken met innerlijke beelden, Karen Hamaker-Zondag ISBN 90-74899-11-0 - De kracht van beelddenken, Ghislaine Bromberger, ISBN 90 244 16647 - De verbeelding van het denken, Jan Bor & Errit Petersma ISBN 90-254-1398-6 - Tekeningen, beeldtaal van het onbewuste, ISBN 90-6069-789-8 Spellen: Het transformatiespel Het tarotspel, Tarotkaarten InnerChild kaarten Het familiespel Er zijn heel veel inspiratiekaarten en spellen. Tip: eigen verzameling aanleggen van kaarten en/of foto’s in een mooi doosje.
De Alba-academie organiseert regelmatig een 2-daagse training “Coachen met Creatieve Werkvormen”. Deze inspirerende training wordt gegeven door onze expert op dit gebied, Hans Koerts Meijer. Kijk op www.alba-academie.nl voor meer informatie.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC17
pagina 3/8
Bijlage BC17-2 Voor wie meer wil weten over en wil werken met
Dromen (geen examenstof)
Wat kom je zoal tegen in dromen? Een droom is een spel tussen het ik en de zielenwereld. Het ik is een onderdeel van de zielenwereld. En het ik is de materie waarin de zielenwereld tot uiting komt. In de dromen zie je dat er een licht schijnt op het leven van de mens zoals dat op dat moment geleefd wordt. Daarin ontstaat er een beeld dat later bij het wakker worden als een droom wordt herkend. Daarin krijgt de mens het parket waar hij zich in bevindt op verschillende wijze voor zich te zien. De droom draagt dan ook altijd zowel gevangenschap als bevrijding in zich. Is in wezen zowel bevrijding als gevangenschap. Hoe moeten we dat zien? Heel vaak in het leven is het zo dat je ergens in gevangen zit en er in blijft ronddraaien gewoonweg omdat je het je niet realiseert. Dan weet je niet eens dat je gevangen zit, omdat je het overzicht dat je vanuit je ziel kunt hebben, mist. De boeddhisten zeggen dan ook dat onbewustheid de wortel van alle kwaad is. De droom maakt bewust en bewustwording is de eerste stap bij verandering. Allereerst is een droom dus een mogelijkheid tot bewuster (en wakkerder) leven. In je dromen kun je de meest wonderlijke gebeurtenissen beleven. De stelregel bij dromen is dat alles wat je beleeft over jou gaat. Dat alles wat je droomt jijzelf bent. Jij bent alles wat je droomt. Jij bent de droom, er is geen wezenlijk onderscheid tussen jou en de droom. Alles wat je droomt is een afspiegeling van je innerlijk. Dat geldt dus zowel voor het prachtige berglandschap, als de modderpoel, als het laaiende vuur. Zo ook de mensen. Wanneer je droomt over je vrienden zegt dat in de eerste plaats niet iets over hoe je vrienden in werkelijkheid zijn, als wel hoe jij hen ziet. Stel dat je droomt over een goede vriend die in je droom een belangrijke rol speelt, laten we maar zeggen dat hij je de weg uit de gevangenis wijst. Dan is het datgene wat jij van je vriend als kwaliteiten herkent, wat je uit jouw (persoonlijke) gevangenis kan helpen. Dus dan kun je je afvragen hoe je hem eigenlijk ziet, wat hij voor jou betekent. Dus wanneer je je vriend een zeer tactvol mens vindt, dan is tact datgene wat je droom je aangeeft als ‘bevrijdende’ kwaliteit. En dan de gevangenis in dit voorbeeld. In het algemeen zou je kunnen zeggen dat dat heel goed kan duiden op de gevangenis die ieder mens voor zichzelf kan scheppen. Maar het principe van ‘ik ben wat ik droom’ geeft aan dat een gevangenis betekent datgene wat de dromer zegt dat het voor hem betekent. Dus voor de ene mens is een gevangenis het ergste dat er bestaat, liever dood. Voor een ander is het misschien een veilige plek, ver weg van de boze buitenwereld, en voor weer een ander is het een plek van bederf. Wat belangrijk is bij droomduiding is dat je uitzoekt wat voor jou de precieze betekenis van de gebruikte symbolen en beelden is. En dan is ‘voor jou’ in bovenstaande zin heel belangrijk. Een aantal symbolen kun je zeggen dat universeel is. Zo kan de zee verwijzen naar je onderbewuste en water in het algemeen naar je gevoel. Maar een hond, als twee mensen daarvan dromen, kan de een het uitleggen als volgzaamheid en een ander als vals. Het gaat in eerste instantie om de associaties die je zelf hebt bij de symbolen uit je dromen. Als je met een ander dromen bespreekt, vraag dan ook altijd naar wat iets voor hem betekent. Volgorde van de droom De droombeelden moeten vertaald worden, want het is in beeldentaal, in symbolentaal dat de droom tot je spreekt. Het gaat erom je eigen associaties aan te geven bij de beelden die je droomt. Wel zijn er algemene blikrichtingen aan te geven, manieren van kijken naar een droom.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC17
pagina 4/8
Er zit vaak een volgorde in. a)
Het begint met de introductie van tijd en plaats ‘ik ben in een winkel, het is een oud warenhuis en het is sluitingstijd);
b)
Dan worden de (hoofdrol)spelers op het toneel voorgesteld (ik ben daar met mijn beste vriend en een vage zwerver);
c)
De handeling die vaak een bekend en een onbekend aspect in zich draagt (de zwerver begint te roepen dat iedereen koopziek is en hij spuugt naar mijn vriend);
d)
De ontknoping. Daarin komt als het ware een einde aan de droom en dat punt geeft aan waar je staat in je ontwikkeling ten aanzien van hetgeen in de droom gebeurt (ik durf nauwelijks naar de zwerver te kijken en loop weg).
Archetypen Bergen, zeeën, bossen, rivieren; het zijn allemaal zeer krachtige beelden. Als die voorkomen in een droom kun je spreken over een archetypische droom. Het woord archetype is afkomstig van Jung en betekent eigenlijk zoveel als oerbeeld. Jung ontdekte dat mensen in hun dromen beelden hadden waar ze geen weet van hadden in hun dagelijks leven. Dat er beelden bij waren die ze nog nooit hadden gezien, maar die wel bestonden. Hij verbond hier de conclusie aan dat alle mensen toegang hebben en aangesloten zijn op een collectief onbewuste. In dat collectief onbewuste zitten de oerbeelden van de mensheid. Deze oerbeelden hebben voor alle mensen een min of meer zelfde betekenis. Ieder maakt zijn eigen droomwoordenboek en er zitten eigen vertalingen aan vast, maar toch zijn er algemene kenmerken te vinden: Zee
- onbewuste, de gevoelswereld;
Bergen
- het overzicht, helderheid, denken;
Rivieren
- de levensstroom;
Bossen
- het ingaan in het leven.
Bij deze archetypen is bekendheid met legendes, sagen mythen en sprookjes een grote hulp. Hierin liggen zoveel elementen opgeborgen die symbool staan voor bepaalde menselijke ontwikkelingen. Het in de put zitten, een opgedroogde bron, een grote zee oversteken, verdwalen in het bos, enzovoorts. Het dier in de droom In dromen komen ook vaak dieren voor. Ze vertegenwoordigen over het algemeen de vitale, animale krachten in de mens. En maar al te vaak komen ze eerst als nachtmerrie. Bijtende, grommende honden of wolven, verraderlijk sissende slangen, verwoestende beren, wilde paarden. Het zijn de krachten in de mens die tot zijn beschikking staan, maar die vaak in het volwassen worden verdrongen zijn geraakt. Daar hebben we geleerd dat het verstandig en goed is om onze impulsen te onderdrukken en eventjes te vragen voordat je een koekje pakt. Dat het beter is om een ander voor te laten gaan en meer van dat soort zaken. Die allemaal inderdaad echt waar zijn en een menselijke omgang makkelijker maken. Maar als kind neem je ze zo serieus omdat het zo beloond wordt, dat je het andere instinctmatige, primaire gedrag maar helemaal vergeet en wegstopt. Dan sluiten we het dierlijke op in de kelder van het bestaan. Vroeg of laat echter komt het daar uit en belandt het in onze dromen. Maar dan vaak als een woest en verwilderd beest omdat er geen contact mee gehouden is. In sprookjes weet je dat wanneer de hoofdfiguur een dier ontmoet waar hij contact mee krijgt, dat dan de redding nabij is. In dromen is dat ook zo. Dieren in dromen zijn een zeer hoopvol teken. Want ieder mens heeft een dier dat hem na aan het hart ligt, waar hij een diepe verbinding mee heeft. De Indianen noemen dit een totemdier. Het is het beschermdier van de dromer. De krachten en kwaliteiten van het dier liggen als het ware in het innerlijk van de dromer. Die krachten zijn aan te wenden in het dagelijks leven. Zo is het soms echt nodig in het dagelijks leven om als een beest te keer te gaan, als een wolf ergens je tanden in te zetten of als een vogel van grote hoogte de zaken te bekijken.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC17
pagina 5/8
Seks in dromen Seksualiteit is een krachtig en levenslustig principe in ons bestaan. Het vertegenwoordigt de drift tot voortplanting, de ultieme intimiteitvorm tussen mensen en het is een toch enigszins geheimzinnige en oncontroleerbare kracht. Vandaar dat seks veelvuldig in dromen voor kan komen. De ervaring leert dat het vaak niet letterlijk over seks gaat, maar over intimiteit, contact, aandacht en vooral over wensen en verlangens. Seks is dan een krachtig en aansprekend beeld om verlangens in uit te drukken. In dromen met seks kun je ook goed zien hoe dichtbij een droom kan komen. Heb je gedroomd over seks met iemand en zie je die persoon dan de volgende dag weer terug, dan kijk je toch echt even anders naar hem of haar. En daar is het in de dromen vaak om te doen, dat je ziet welke mensen belangrijk voor je zijn en welk contact je eigenlijk met ze zou willen hebben. Op wat voor een wijze wil je met mensen omgaan en hoe wil je je opstellen in je dagelijkse contacten. Categorieën van dromen Er is een onderverdeling te maken: 1.
Restdromen: dit is de verwerking van de dag. Meestal zijn dat dromen die niet zoveel betekenis hebben. Ze zijn onsamenhangend, je hebt er niet veel gevoel bij en ze maken ook geen echte indruk op je;
2.
Persoonlijke dromen: in deze dromen liggen vaak de aanwijzingen besloten voor je dagelijks leven. Er wordt verteld hoe je een bepaalde situatie op je werk moet gaan aanpakken, hoe je om moet gaan met je relatie, met je eigen lichaam en gezondheid. Daarin zit vaak een aspect wat je in het dagelijks leven over het hoofd ziet en wat in de droom naar voren komt. Veel van de voorbeelden in de bovenstaande tekst zijn persoonlijke dromen’
3.
Archetypische dromen: deze dromen vertellen je over je essentie. Over het wezenlijk menselijke waar je in je leven mee bezig bent en voor waar het in jouw leven nou echt om draait. Hier spelen thema’s als trouw en verraad, veiligheid, zorg en vrijheid, omgaan met de dood en verval. Deze dromen kunnen ook meermaals terugkerende dromen zijn in je leven. Je weet dan niet precies wat je ermee aan moet, maar ze blijven je toch bij; het zijn de dromen die je niet meer vergeet;
4.
Voorspellende dromen: hoogst zelden gebeurt het dat je iets droomt dat ook daadwerkelijk precies zo gaat gebeuren. Toch zijn er voldoende verhalen bekend van mensen die dit overkwam;
5.
Stamdromen: dit zijn dromen die gaan over de ‘de stam’ waar je deel van uit maakt. Vele uitvinders en onderzoekers spreken in hun biografieën van contact met deze wereld van dromen. Wanneer je in een groep of team zit dan kun je soms dromen over een bepaald gedrag dat je met zijn allen hebt en waarvan het zinnig is om ermee te stoppen. Dan droom jij dat, maar dat heeft dan ook betrekking op de mensen om je heen.
Onthouden van een droom Het blijkt dat ieder van ons zo’n vijf keer per nacht droomt, dus dromen doen we allemaal. Alleen het onthouden van dromen, dat blijkt lastig te zijn. In de ochtend glippen de dromen als het ware van je weg. Manieren om dromen te onthouden: 1.
Je instellen op een droom voordat je gaat slapen. Dan vraag je als het ware om een droom. Je kunt dat zeker ook letterlijk doen. Dan spreek je tot de dromenwereld en vraag je of je vannacht een droom kan krijgen die je gaat onthouden. De concentratie en de instelling dat je de droom wenst te onthouden kan al een enorm verschil uitmaken;
2.
Leg een pen en een schriftje naast je bed;
3.
Sta niet meteen op, maar concentreer je op wat je gedroomd hebt;
4.
Schrijf op wat je je herinnert. Al is het maar een flard, een gedacht of een gevoel. Het gaat er in eerste instantie om dat je de stroom van dromenherinnering op gang brengt.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC17
pagina 6/8
Een dromenschrift Dromen staan niet op zichzelf maar zijn een weerspiegeling van je innerlijk. En daar zit een voortgaande lijn en een ontwikkeling in. Het is zeer zinvol om dit bij te houden. Zo kan dan een bepaalde plaats waar je in je dromen in het begin naar kijkt (bijvoorbeeld een grensovergang die je ergens vaag in de verte ziet liggen) later in je dromen terugkomen (en dan ga je het nieuwe land in, zo langs de douane). 5.
Schrijf het op in de tegenwoordige tijd. Dus ….. ik loop op een strand, er komt een vreemdeling op me af, enz. Door het in de tegenwoordige tijd te doen wordt het heel actueel en werkelijk;
6.
Vertel het aan iemand die het leuk vindt om dromen te horen. Op zich heeft alleen al het vertellen van een droom een uitwerking op je. Opgeschreven woorden hebben, wanneer je ze uitspreekt, een andere, diepere betekenis. Wat er in feite gebeurt, is dat door het vertellen je je meer bewust wordt van de droom en dat in het contact met de ander je gevoel er ook bij kan komen. Je kunt dan voelen wat de droom je doet (en dus ook wat hij je te zeggen heeft).
Je kunt nog meer lezen over dromen. Bijvoorbeeld het boek van Ann Faraday: Het spel van onze dromen. Maar het is veruit het beste om ze te vertellen aan anderen, ervan na te genieten en ze op te schrijven. Zodat je dromen als een belangrijk deel van je leven bewust beleeft en je toegang krijgt tot je eigen innerlijke leven. Werken met dromen Allereerst: er is niet één manier van werken. Iedere coach zal zijn eigen ingang kiezen en alle ingangen zijn goed. Als het gaat over de inhoud is er eigenlijk geen goed of slecht. Wel is je eigen instelling belangrijk: volg je intuïtie, volg geen vooropgezet plan, blijf spelen en neem je eigen gevoel serieus. Probeer de droom niet meteen helemaal te analyseren of te bevatten. Dromen zijn van een grootsheid die toch niet helemaal te bevatten is. Het scheelt je een hoop energie als je dat ook niet probeert. Die energie kun je beter gebruiken om waar te nemen wat de droom met jou doet. Dan is er een werkvolgorde, die je globaal aan kunt houden, maar mocht je een impuls krijgen om ervan af te wijken, doe dat dan vooral. In het slechtste geval zit je er helemaal naast en dan kun je altijd de draad weer oppakken waar je hem verlaten hebt. 1. Tegenwoordige tijd Laat iemand altijd in de tegenwoordige tijd vertellen, daardoor wordt het voelbaarder en werkelijker. Het gebeurt dan namelijk nu, op dit moment en het kan de innerlijke wereld zichtbaar maken. De verbinding is groter; praten in de verleden tijd geeft de mogelijkheid om afstand te nemen. Moedig je cliënt dus aan om in de tegenwoordige tijd en in de ik-vorm te spreken. Verder is het wel interessant om in de gaten te houden op welk moment iemand overschakelt naar de verleden tijd, want dat kan wijzen op het feit dat de ander meer afstand wil nemen van de droom en er moeite mee heeft om zich te verbinden met datgene wat op dat moment gebeurt in een droom. 2. Wijze van vertellen Let erop hoe iemand zijn droom vertelt. Soms vertelt de cliënt (onbewust) zijn droom op zo’n manier dat hij camoufleert waar het om draait. Let ook op je eigen reacties. Jij bent het instrument, ook hier. Voel wat het je doet, welk gevoel het geeft. 3. Ervaring van de dromer Als iemand klaar is met vertellen, vraag dan wat hij ervan denkt. Waar gaat het over, wat denk je ervan, wat betekent de droom voor jou? Het kan ook zeer nuttig zijn om direct te vragen waar de dromer op dit moment in zijn leven veel over nadenkt en (eventueel) een antwoord op wil hebben van de droom. 4. Aandacht voor elementen Daarna kan je meer inzoomen op elementen. Waar ging je aandacht het meest naar toe, wat vond je het spannendste, fijnste, engste, meest genante, enzovoorts? Als je bij elementen komt als dieren, mensen, gebouwen, auto’s, enzovoorts, vraag dan weer wat het voor de dromer betekent. Wat is een auto voor jou, wat voor een beest is een beer, enzovoorts? Op die manier kan je
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC17
pagina 7/8
inzicht krijgen in het innerlijk en de elementen die zich naar voren dringen. Op die interpretatie mag jij gerust feedback geven, zeker wanneer je merkt dat iemand een droomelement ophemelt of naar beneden haalt (bijvoorbeeld een hond alleen maar kan zien als een slaafs beest). 5. Woordkeuze Let goed op het taalgebruik. Iemand verspreekt zich vaak niet voor niets. En verder kan het uitspreken van een zin, een woord of een associatie een inzichtstroom bij iemand teweeg brengen. Je kunt hem dan het woord ook een aantal keer laten zeggen, zodat hij echt hoort wat hij zelf zegt. Bijv: Ik zie een koffer, ik besluit er niet in te gaan kijken (de koffer niet induiken). Nu heb je allemaal bewustzijnszaken gedaan en heb je al pratend en vragend meer aandacht gebracht naar de droom. Soms kan dit al genoeg zijn. Alleen al het vertellen van de droom heeft soms al een grote werking op mensen. Als je hier stopt vergeet dan niet om de droom te verbinden met het dagelijks leven van de dromer (zie 8). 6. Diepere beleving Je kunt verder gaan door mensen de droom te laten beleven. Dat kun je doen door droomstukjes uit te spelen (energetisch werken). Het laten lopen op een eenzame weg bijvoorbeeld. Dan kan de dromer zich realiseren wat dat beeld hem doet, welke innerlijke toestand er weerspiegeld wordt. 7. Element verkennen Verder kun je een element uit de droom halen en dat laten spelen. Spelen is eigenlijk geen goed woord, het is meer het laten worden, de energie opnemen van het droomelement. Zoals, bijvoorbeeld van een tijger of een spin. Hoe voelt dat, hoe is die? Dan kan de dromer voelen wat er voor een boodschap in dat element zit. Je kunt ook het element laten tekenen wanneer de dromer of de groep te ver weg staat van energetisch werk of als huiswerk tussen een sessie door. Dat werkt vaak goed. Welk element je eruit kiest is volstrekt afhankelijk van je eigen interesse. Neem datgene wat jou opvalt. Uiteraard hou je ook rekening met de dromer, maar jij bent uitgangspunt. Het kan inderdaad zijn dat iemand anders een ander beginpunt zou uitzoeken, maar jij bent niet iemand anders. 8. Terug naar dromer en dagelijks leven Nadat je energetisch gewerkt heb, kom je weer terug en voeg je weer bewustzijn toe. Je praat over wat de dromer ervaren heeft en welke betekenis hij daaraan geeft. Dus, hoe was het om die energie te voelen van die beer, wat deed het je? Of met het voorbeeld van het lopen op een verlaten weg, in welke situatie in je dagelijks leven herken je dat je, als het ware, op een verlaten weg loopt? Het kan zijn dat je dan nog een element uit de droom moet nemen, nu je meer van de droom begrijpt. Want zo is het natuurlijk ook, jijzelf gaat steeds meer begrijpen van de droom en waar het over gaat. Soms zie je pas op het einde enig verband tussen de verschillende onderdelen van de droom. Begin gewoon maar ergens in het vertrouwen dat je er wel uitkomt. En dat de dromer meer inzicht krijgt in wat de droom hem duidelijk wil maken. Bron: ITIP
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC17
pagina 8/8
Leskader BC18 Projectie, overdracht en tegenoverdracht. De rol van thema’s en oude relaties in relaties in het hier-en-nu. Dramadriehoek en Winnaarsdriehoek.
Theorie bestuderen: -
Van der Pol, Coachen als professie
§ 8.3
-
Van der Pol, Coachen als professie
H 21 t/m 21.3 (overslaan: §21.4; is voor Dieper Coachen)
-
Van Delft, Overdracht en Tegenoverdracht
en §21.5. H 1 en H 2.
Aanbevolen om ook te lezen: -
Kouwenhoven, Strategisch Coachen
§2.5.
Opdracht: Zorg voor relevante overdrachtssituaties (waarbij je uit je kracht ging en/of heftig reageerde) die je kunt inbrengen tijdens de les. Leerdoelen: -
Kennis van de begrippen projectie, overdracht en tegenoverdracht;
-
kennis van factoren die overdrachtsfenomenen oproepen;
-
eigen overdrachtsthema’s kennen en begrijpen;
-
verschijnselen van overdracht en tegenoverdracht kunnen herkennen in coachrelaties;
-
effectief kunnen omgaan met overdracht en tegenoverdracht;
-
kennis en begrip van Dramadriehoek & Winnaarsdriehoek;
Denk aan het invullen van het reflectieverslag over deze les! ________________________________________________________________________________
Na de les coachopdrachten met oefencliënten: Voer gesprekken met je oefencliënten. Let op projectie, overdracht, tegen-overdracht in de gesprekken. Vraag de cliënt het reflectieverslag in te vullen. Beschrijf in je eigen reflectieverslag wat goed ging, wat je wilt verbeteren. Check het planningsschema m.b.t. inleveren RV's bij je supervisiedocent voor feedback Zorg dat je bij blijft met het indienen van jeRV’s
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC18
pagina 1/2
Bijlage 18-1 Voorbeeld van een overdrachtsanalyse Voor intervisie of supervisie NB In deze analyse maken we geen onderscheid tussen overdracht of tegenoverdracht. Dat is in dit kader niet relevant. Het gaat om het 'proeven' aan wat het fenomeen overdracht is. 1.
Maak contact met jezelf. Maak je hoofd leeg.
2.
Kies een situatie uit waarin je uit je kracht ging, een situatie die je lastig vond met een coachcliënt of een collega. Neem niet een TE beladen situatie!
3.
Verken de situatie door ernaar te kijken en erover te associëren. Je kunt bijvoorbeeld werken met beelden. Die zijn namelijk zeer informatief. Laat eens een beeld opkomen van de ander zoals jij hem/haar ervaart in het contact met jou. Wat is de sfeer die voor jou van het beeld uitgaat? Hoe raakt jou dat beeld? Wat merk je op aan lichamelijke reacties? Welke overtuiging (aanname) heb je over dit beeld in relatie tot jezelf?
4.
Stel dat het waar is hoe jij de ander (in dit beeld) ziet, dus dat hij/zij echt zo is als jij denkt. Hoe raakt jou dat emotioneel? Word je boos, bang, blij, verlangend, verdrietig, opstandig?
5.
Is er sprake van positieve of negatieve overdracht? (toelichting geven)
6.
Je brengt de overdracht preciezer in beeld met behulp van de volgende vragen: Hoop je dat de ander je iets geeft, dat je iets krijgt? Zo ja, waar verlang je naar? Wat hoop je hier te krijgen? Neem de tijd om dit verlangen in beeld te krijgen. Het kan ook zijn dat je eerder het gevoel hebt dat iets niet welkom is van jou, of dat je iets niet kunt vertrouwen. Ook hieraan is een verlangen gekoppeld! Benoem dit verlangen en probeer te erkennen dat dit verlangen in jou leeft.
7.
Waar doet het contact met de ander jou aan denken als je deze gevoelens plaatst in jouw persoonlijke geschiedenis, in jouw ’ouderlijk huis’? Lijkt deze relatie in een bepaald opzicht op de relatie met je vader of met je moeder? Hoe ervaar je jezelf in deze relatie? Hoe oud voel je je? Welke situatie associeer je bij deze leeftijd? Beschrijf die situatie en de gevoelens die deze oproept.
8.
Neem de tijd om alles wat opkomt met diep respect, openheid en nieuwsgierigheid tegemoet te treden. Laat het er zijn, in contact met jezelf. Merk je op als je toch attached of detached raakt, stem je dan weer af op jezelf. En laat wat je ontdekt waar zijn in het contact met jezelf en de coach. Dan kan het stromen en ontstaat er ruimte. NB. Op zo'n manier kan er een gouden moment ontstaan, waarin de cliënt diepe inzichten kan krijgen. De kunst is dan om als coach op je handen te gaan zitten, stil te zijn en de ruimte te geven om het bewustwordingsproces zich te laten ontvouwen ipv hard te gaan werken om de intimiteit en de ruimte die ontstaat op te gaan vullen.
9.
Vraag tot slot aan de cliënt om de ander weer voor zich te zien, ontdaan van de geprojecteerde beelden van vader of moeder. Hoe zie je de ander nu? Wat valt je dan op? Wat zou je nu -vanuit deze gezuiverde blik- zeggen of doen richting de ander? Kan je het verschil proeven tov het begin van de sessie?
Je herkent positieve overdracht aan je verwachting of de 'beleefde' ervaring dat je iets krijgt van de ander, zoals aandacht, liefde, respect of dat iets helemaal welkom is, bijvoorbeeld je vurigheid of je kritisch zijn. Negatieve overdracht herken je aan je veronderstelling of 'beleefde' ervaring, dat in het contact met de ander iets niet welkom is, ergens geen aandacht voor is, iets niet gerespecteerd of expliciet uitgenodigd wordt.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC18
pagina 2/2
Leskader BC19 Introductie TA – Egotoestanden, Transacties & Overdracht
Theorie bestuderen: Van der Pol, Coachen als professie
H 22 t/m §22.4.
-
Van Delft, Overdracht en tegenoverdracht
§3.2.1 t/m 3.5.
-
Dit Leskader
Egotoestanden en gedrag
-
Opdracht Schrijf minstens een lastige situatie op (om in te brengen in de praktijkles) waarin je met een gesprekspartner in een O-K relatie terecht kwam (ruzie, frictie, ergernis e.d.). Was het VO of KO? Was het AK, RK of VK? Leerdoelen: Kennismaken met de basisprincipes en doelen van Transactionele Analyse; de visie van Berne begrijpen; egotoestanden begrijpen; transacties tussen mensen vanuit egotoestanden begrijpen; kennis maken met verschillende soorten transacties; -
egotoestanden, transacties en overdracht met elkaar in verband kunnen brengen.
Deze TA les biedt de essentie. In het tweede jaar, na deze opleiding (Dieper Coachen, Senior Practitioner) komt TA veel uitgebreider en dieper aan de orde.
________________________________________________________________________ Coachopdracht met OC’s Voer je gesprekken en oefen met het herkennen van egotoestanden en transacties. Denk aan het invullen van je reflectieverslag over deze les!
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC19
pagina 1/2
Egotoestanden en gedrag – hoe herken je dit? (Schema van Woollams & Brown uit: Transactionele Analyse in Nederland deel 1.)
Activiteiten Kritische Ouder (biedt structuur)
Anderen confronteren Zichzelf confronteren Kritiek leveren Iemand iets leren Orde houden Regels tot systeem maken Discussie aangaan Feedback geven De grens aangeven Rationaliseren
Doorgeschoten: overmatig kritisch en dominant, overgedetailleerd.
Activiteiten Voedende Ouder
(zorgzaam en complimenten en aandacht gevend)
Belangstelling tonen “Er zijn” voor de ander; tijd vrijmaken Iets doen voor een ander wat belangrijk voor hem is Luisteren; troosten Gastheer/gastvrouw zijn Iemand begeleiden Knuffelen Positief stroken Werk overnemen Begrip hebben voor een ander Het goede in anderen blijven zien
Doorgeschoten: overbezorgd en pamperend, niet los kunnen laten.
Activiteiten Volwassenen
(logisch en probleemoplossend, in het hier-en-nu)
Vragen stellen en doorvragen Luisteren Een contract sluiten Uitleggen, redenen vertellen Conclusies trekken en overleggen Conflicten aangaan en oplossen Evalueren, zelfreflectie Observeren, registreren en navertellen Opschrijven van informatie Rapporteren Constructieve feedback geven
Activiteiten Aangepast Kind (aanpassen)
Meedoen met anderen Meedenken Samenwerken Gedrag van de ander kopiëren Gehoorzamen Om positieve strooks vragen Adequaat reageren op confrontaties Eten wat de pot schaft Iemand roepen die men nodig heeft Teamwork Geduldig in de file staan Iets weer goed maken De harmonie willen bewaren, vrede stichten.
Doorgeschoten: openlijk rebelleren, steeds in opstand.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Activiteiten Vrije Kind (creatief en spontaan)
Muziek maken, zingen, neuriën, dansen Zich laten verwennen Basisgevoelens uiten Knipogen Over de toekomst fantaseren Beeldende expressie Smakken etc Basisbehoeften bevredigen Hard schreeuwen Praten zonder woorden Sporten, spelen Humor Slapen Leuke kleren dragen
Doorgeschoten: gaat eigen gang zonder met anderen rekening te houden.
Leskader BC19
pagina 2/2
Leskader BC20 Introductie in Systemisch coachen - dynamieken in sociale en professionele systemen Theorie bestuderen: -
Van der Pol, Coachen als professie
H23 t/m §23.4.
Opdracht: Denk na over de ordening van jouw gezin van herkomst, jouw plek in het gezin, om in de praktijkles mee te kunnen werken. Aanbevolen (geen examenstof): -
Kouwenhoven, Strategisch Coachen
§7.3 t/m 7.5.8.
-
Tros, Dynamisch coachen
H 1, de § "Systeemdenken".
Leerdoelen: -
Weten wat de systemische benadering inhoudt.
-
Kennis hebben van de visie van Hellinger en de betekenis en plaats hiervan in de coachrelatie
-
De systeemwetten kennen: plek & ordening, geven & ontvangen, plek & afbakening.
-
De belangrijkste verstrikkingen kennen (wat is binding, parentificatie, e.d.).
-
Weten wat een opstelling is en eerste kennismaken met kleine stappen in systemisch coachen.
(Context in het Inclusive model).
LET OP! Deze les is een introductie, een eerste kennismaking. Om met opstellingen te kunnen en mogen werken heb je een vervolgopleiding en meer training nodig. De Alba-academie biedt Opstellingsavonden aan, evenals een tweedaagse workshop Systemisch Coachen en een vervolgopleiding Systemisch Coachen (op senior practitioner niveau). ________________________________________________________________________________ Na de les coachopdrachten met oefencliënten: Voer gesprekken met oefencliënten. Let op systeemwerking in de gesprekken: welke rol spelen mensen in verschillende systemen van de cliënt? Welke is zijn eigen rol in deze systemen; is er bij de cliënt een patroon te onderkennen in de systemen? Speelt dit patroon in alle systemen? Houden ze het probleem in stand en zo ja, hoe dan? Etc. Vraag de cliënt het reflectieverslag in te vullen. Beschrijf in je eigen reflectie verslag wat goed ging, wat je wilt verbeteren.
Let op: ga niet zelf opstellingen doen; daarvoor heb je te weinig bagage. Het gaat alleen om het herkennen van de werking in en de invloed van het systeem. Denk aan het invullen van het reflectieverslag over deze les!
Nu zou je alle RV’s moeten hebben ingediend bij je supervisor, voor feedback.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC20
pagina 1/1
Leskader BC21 Persoonlijk Leiderschap – macht/onmacht, identiteit, autoriteit, polariteit
Theorie bestuderen -
tekst in dit Leskader
-
Van der Pol, Coachen als professie
H 15: alleen §15.6 herhalen. H 25: alleen §25.4.
Opdracht Reflecteer over de gestelde vragen in dit Leskader. Leerdoelen: -
Persoonlijk leiderschap leren ervaren: wie ben ik, hoe zet ik mezelf in?
-
kunnen werken met macht en onmacht;
-
omgaan met polariteiten en polariteiten verbinden;
-
zelfreflectie – kan ik leiden, kan ik volgen? Polariteit Leiderschap/Lidmaatschap.
_____________________________________________________________________
Denk aan het invullen van het reflectieverslag over deze les!
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC21
pagina 1/3
Persoonlijk Leiderschap: macht en onmacht, identiteit, autoriteit, polariteit De 11 criteria voor persoonlijk leiderschap. 1.
Je bent in staat tot een hoge mate van introspectie en zelfreflectie.
2.
Je kent en accepteert jouw eigen schaduwkanten en kan ze constructief inzetten.
3.
Je bent in staat je eigen handelen steeds weer vanuit een ander gezichtspunt te doorzien.
4.
Je weet hoe de wisselwerking is tussen externe gebeurtenis en interne ervaring.
5.
Je ervaart jezelf als richtinggever, vanuit een hoger bewustzijn.
6.
Je bent in staat geleid te worden, je kunt ook volgen.
7.
Je kunt alle emoties in de relaties met jou en om jou heen aan.
8.
Je respecteert de integriteit en de autonomie van de mensen om je heen.
9.
Je bewaakt de regels van de groep.
10. Je dient de groep. 11. Je weet welke vragen je moet stellen en op welke manier om de juiste beweging te houden in de groep.
Vraag om over na te denken: welke van deze criteria zijn voor jou heel belangrijk en in welke relaties?
Polariteiten In de fase waarin we onze identiteit opbouwen, vaak in de puberleeftijd, zoeken we uitersten op, om de grenzen te ervaren en om te zien ‘waar het midden ligt’. Maar vooral ook om te zien, waar we zelf staan. Voorbeeld: kinderen op puberleeftijd proberen van alles uit, om hun eigen plek en identiteit te vinden, daaraan ontlenen ze dat. We doen dat allemaal en we leren het in het contact met anderen steeds tussen uitersten: -
man / vrouw,
-
toenaderen / afstand nemen,
-
insluiten / uitsluiten,
-
binnen / buiten,
-
kracht / kwetsbaarheid,
-
komen / gaan,
-
samen / apart,
-
licht / duister,
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC21
pagina 2/3
-
autonomie / afhankelijkheid,
-
initiatief / passiviteit,
-
intimiteit / isolement,
-
vertrouwen / wantrouwen,…..
Het ‘spel’ tussen deze uitersten leert ons dus ook hoe we macht en onmacht kunnen inzetten, om te krijgen wat we nodig hebben. En we leren de uitersten te verbinden.
Overige vragen om over na te denken: -
bestaat er macht zonder onmacht?
-
hoe definieer jij het verschil tussen macht en onmacht?
-
en tussen macht en kracht?
-
hoe zet jij macht / kracht in?
-
wanneer zit jij in onmacht, en welk effect heeft dat dan op jou, en op de ander(en)?
-
waar hoort “kwetsbaarheid” bij? Bij macht, onmacht, kracht, zwakte? Iets anders?
-
wanneer durf jij kwetsbaar te zijn en wanneer niet?
-
hoe ga jij om met de kwetsbaarheid van anderen?
-
wanneer ben je leider, wanneer ben je volger en hoe zet je beide in?
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC21
pagina 3/3
Leskader BC22 Integratie & Afscheid Oefenen met wat nog lastig is. Afronden & afsluiten van de coachrelatie. Theorie bestuderen: -
Van der Pol, Coachen als professie
H 7: alleen §7.5 en 7.6. H 25.
-
Dit Leskader.
Opdrachten: 1.
Je brengt zelf een vraag of een idee in om deze les aandacht aan te geven. Er is tijd om nog één keer te oefenen. Is er zo’n onderwerp, formuleer dat dan als een coachvraag; begin bijvoorbeeld met: ‘Hoe kan ik...?’, en breng het in tijdens de les.
2.
Denk na over de volgende punten. -
Kijk nog eens naar je Mission Statement en je POAP waar sta je nu in je ontwikkelingsproces? Hoe neem jij in het algemeen afscheid?
3. Neem iets mee naar de les wat jouw ontwikkeling in het afgelopen jaar
symboliseert, of wat de betekenis van dit leerjaar voor jou symboliseert. Aanbevolen om ook te lezen: -
Kouwenhoven , Strategisch Coachen
H15.1 t/m 15.4.
Leerdoelen voor deze les -
Integratie, laatste vragen beantwoorden – oefenen met wat nog lastig is;
-
kennis & begrip rondom doorverwijzen;
-
een coachrelatie kunnen afronden en afsluiten; afscheid nemen van de cliënt;
-
kennis maken met de Contactcirkel;
-
inzicht hebben in de eigen ontwikkeling en betekenis van de opleiding;
-
succes kunnen nemen en durven schitteren als coach.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC22
pagina 1/4
En nu…? Je staat op het punt afscheid te nemen van (het eerste jaar van) de beroepsopleiding. Van je medestudenten waar je een jaar lang mee hebt gewerkt, van de docenten die veel hebben aangedragen, van een wekelijks ritme van studeren en leren door te oefenen, te reflecteren en er nieuwe betekenis aan te geven. En of je nu wel of niet examen doet, of gaat doorstuderen*, je hebt heel veel geleerd het afgelopen jaar (en vast ook het nodige afgeleerd): Je hebt de basisprincipes, -houding & -vaardigheden van coaching geleerd; Je kunt je cliënt helpen om van een probleem naar een coachvraag te komen; Je kunt met gespreksmodellen werken, en een aanpak afspreken en volgen met je cliënt; Je hebt heel veel geoefend met behulpzame medemensen, je oefencliënten en medestudenten; Je hebt methodisch leren reflecteren op jezelf, je denken, je acties en hier feedback op gehad; Je hebt vele modellen, methodes en technieken aangereikt gekregen en hiermee intensief gewerkt; Je hebt van alles wat is aangereikt uiteindelijk de waarde kunnen bepalen voor jouw coaching in jouw praktijk of jouw werk als manager en/of begeleider van mensen; Je hebt jezelf ontwikkeld als coach en vast en zeker ook als mens. Kortom, je hebt een prachtig instrument gebouwd om andere mensen te helpen zichzelf te helpen en zichzelf te ontwikkelen. Het allerbelangrijkste instrument dat ben jij dus zelf. Onderhoud dat instrument, zorg er goed voor en zorg dat het ‘gestemd’ blijft. De Alba-academie biedt je daartoe vele mogelijkheden tot verbreding en verdieping*. Wees niet bang om te schitteren Wees niet bang om te schitteren in wat je doet. We sluiten af met de woorden van Marianne Williamson; woorden die Nelson Mandela gebruikte in zijn inaugurale reden toen hij president werd van Zuid-Afrika:
Onze diepste angst is niet dat we niet goed genoeg zijn, onze diepste angst is juist onze enorme kracht. We zeggen tegen onszelf: wie ben ik om geniaal, getalenteerd en geweldig te zijn? Waarom zou je dat niet zijn? Je dient de wereld niet door jezelf kleiner te maken dan je bent. We zijn allemaal voorbestemd om te schitteren. Als wij ons licht laten schijnen, geven we onbewust het signaal aan anderen dat zij dat ook kunnen doen. … Alle docenten, directie en medewerkers van de Alba-academie wensen je veel succes met de examens ! We zien je graag terug bij de diploma-uitreiking en in een vervolgopleiding of in één van onze workshops. Je bent van harte welkom!
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC22
pagina 2/4
* Permanente educatie bij de Alba-academie Je kunt je na deze opleiding verder ontwikkelen als professional via de Alba-academie: -
in de erkende vervolgopleiding ‘Dieper Coachen’ (2e jaar, tot Senior Practitioner);
-
in de vervolgopleiding ‘Systemisch Coachen’ met o.a. familieopstellingen;
-
in de opleiding ‘Organisatie Coaching II’, systemische verdieping voor coaches die
-
op het gebied van effectiviteit en Inclusive Leadership in organisaties;
-
of via diverse specialisatieworkshops of ‘schitteravonden’ gericht op één thema.
organisaties begeleiden bij veranderingen;
Op onze website www.alba-academie.nl vind je alle informatie. Als student van de Alba betaal je uiteraard geen inschrijfgeld meer.
Je bent van harte welkom!
Alba in de sociale media:
Volg de Alba-academie op Facebook, LinkedIn en Twitter (@AlbaAcademie).
Volg ook onze directeur Ien GM van der Pol op LinkedIn, Facebook en Twitter (@ienvanderpol).
Ook enkele docenten zijn aanwezig op Twitter, LinkedIn en Facebook.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC22
pagina 3/4
Bijlage 22-1 De Contactcirkel Eenvoudige versie (de uitgebreide versie wordt behandeld in het 2e jaar ‘Dieper Coachen’)
Naar: Kohlrieser.
Beroepsopleiding tot Coach Practitioner
Leskader BC22
pagina 4/4