Brussel, december 2008
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider Sector Land- en tuinbouw Subsector Tuinbouw
In samenwerking met EDUplus
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
De infobank over beroepenstructuren en beroepsprofielen kan worden geraadpleegd op de SERV-website: www.serv.be, via de link beroepsprofielen. © Het copyright over de SERV-beroepsprofielen hoort toe aan de SERV. Gebruik van gegevens en tekst is toegestaan mits een correcte bronvermelding. WD/2008/4665/28 SERV l Wetstraat 34-36 l 1040 Brussel l Tel: 02.20.90.111 l Fax: 02.21.77.008 l
[email protected] l www.serv.be
4
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
Inhoud Inhoud .................................................................................................................................... 5 Inleiding ................................................................................................................................. 6 Leeswijzer .............................................................................................................................. 7 1. Afbakening en omschrijving van het beroep ............................................................. 9 1.1. Beroepssituering ........................................................................................................... 9 1.1.1 Werkveld tuinbouwarbeider ...................................................................................... 9 1.1.2 Drie subsectoren.................................................................................................... 10 1.2. Beroepenschets .......................................................................................................... 11 1.2.1 Definitie en omschrijving van het beroep ................................................................ 11 1.2.2 Afbakening............................................................................................................. 13 1.2.3 Vereiste attesten of certificaten .............................................................................. 15 1.2.4 Arbeidsomstandigheden ........................................................................................ 15 2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6. 2.7. 2.8. 2.9. 2.10.
Beroepscompetenties ............................................................................................... 16 Teeltvoorbereidingen treffen ....................................................................................... 16 Planten, zaaien of vermeerderen ................................................................................ 18 Instaan voor gewasbescherming ................................................................................. 20 Instaan voor gewasverzorging ..................................................................................... 22 Oogsttechnieken toepassen ........................................................................................ 24 De producten marktklaar maken.................................................................................. 25 Naoogsthandelingen toepassen .................................................................................. 27 Rapporteren ................................................................................................................ 28 Begeleiden .................................................................................................................. 29 Veilig, hygiënisch en milieubewust werken .................................................................. 30
3.
Beginnende beroepsbeoefenaar .............................................................................. 32
Bijlage I – Gemiddeld takenpakket ..................................................................................... 34 Bijlage II – Welzijn op het werk ........................................................................................... 36 Bijlage III – Woordenlijst ..................................................................................................... 37 Lijst van organisaties en bedrijven die werden uitgenodigd op de conferentie ‘tuinbouwarbeider’ .................................................................................................... 39 Bronnen – Literatuurlijst ..................................................................................................... 40 “In verband met de leesbaarheid van de tekst is er voor gekozen om de mannelijke vorm te gebruiken. Waar hij of hem staat wordt uiteraard ook zij of haar bedoeld.”
5
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
Inleiding In dit document wordt het beroep tuinbouwarbeider beschreven. In het eerste deel bakenen we het onderzoeksveld af. We situeren het beroep in de sector en geven aan wat precies het werkdomein is van de beroepsbeoefenaar. De beroepenschets definieert het beroep en bakent het af ten opzichte van andere beroepen. Ook eventuele vereiste attesten of certificaten voor het beroep en bijzondere arbeidsomstandigheden komen hier aan bod. Het tweede deel is de eigenlijke kern van het beroepscompetentieprofiel. We schetsen de expertise die een beroepsbeoefenaar nodig heeft aan de hand van competenties die in de beroepscontext worden toegepast. Deze competenties beschrijven wat iemand nodig heeft om goede resultaten te boeken op het werk. Per competentie worden een omschrijving, indicatoren, onderliggende kennis, onderliggende attitudes en eventuele keuzes en dilemma’s weergegeven. In het derde deel wordt een definitie gegeven van de beginnende beroepsbeoefenaar voor dit specifieke beroep. Er wordt omschreven wat er precies van een beginner verwacht wordt en waarin zijn competenties nog verschillen van de ervaren beroepsbeoefenaar.
6
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
Leeswijzer Zowel internationaal als in Vlaanderen wordt steeds meer uitgegaan van competenties bij het beschrijven van beroepen. De SERV heeft daarom een nieuw, competentiegericht format ontwikkeld voor de beroepscompetentieprofielen. Verschillende types gebruikers De beroepscompetentieprofielen zijn geschreven voor een zeer divers publiek en voor verschillende gebruiksdoeleinden (zoals onder meer afstemming onderwijs-arbeidsmarkt, HRMbeleid binnen bedrijven/organisaties en sectoren, loopbaan- en studiekeuzebegeleiding). BCP’s trachten bijgevolg een antwoord te geven op verschillende soorten vragen. Daardoor is het BCP een technisch document waarvan niet alle onderdelen voor iedereen even belangrijk en begrijpelijk zijn. Afhankelijk van het type gebruiker dat u bent, kan u het document ‘anders’ lezen. Wij onderscheiden drie grote types gebruikers.
Type 1: gebruik van het BCP voor de oriëntatie van werkzoekenden, voor loopbaanbegeleiding, of door de leek die zich wenst te informeren over een beroep.
Type 2: professioneel gebruik in bedrijven/organisaties of sectoren: bijvoorbeeld voor sollicitaties in bedrijven, voor het opmaken van functiebeschrijvingen, voor interne opleidingen en coaching
Type 3: onderwijs- en opleidingsverstrekkers voor het bepalen van eindtermen of voor het opstarten of aanpassen van een opleiding
Indien u gebruiker type 1 bent, zijn de volgende onderdelen voor u het meest interessant: • Deel 1 waarin het beroep wordt gedefinieerd en afgebakend. • Achteraan in het document: bijlage 1 waarin een gemiddeld takenpakket van deze beroepsbeoefenaar beschreven staat. • In deel 2 enkel de eerste rubriek: de titels en de omschrijvingen van de competenties.
Voor gebruiker type 2, mensen uit het bedrijfs- of organisatieleven, uit het werkveld zelf dus, kan, bijkomend, volgende informatie bijzonder nuttig zijn: • Deel 2 de rubriek indicatoren. De indicatoren beschrijven het gedrag dat iemand moet vertonen op de werkvloer om de beoogde resultaten te kunnen behalen. Dit gedrag toont aan of iemand al dan niet over de competentie beschikt. • Deel 2 de rubriek keuzes en dilemma’s. Keuzes en dilemma’s beschrijven de complexiteit van de competentie.
7
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
Voor gebruiker type 3, onderwijs- of opleidingsverantwoordelijken, is bijkomend ook de volgende informatie relevant : • Deel 2 rubriek onderliggende kennis. • Deel 2 rubriek onderliggende attitudes. • Deel 3 informatie over de beginnende beroepsbeoefenaar.
Hoe u de competenties in Deel 2 moet lezen… In deel 2 beschrijven we de competenties voor het beroep waarvan sprake is. Deze competenties werden afgeleid aan de hand van de omschrijving van het beroep en de analyse van een gemiddeld takenpakket. (Een overzicht van een gemiddeld takenpakket vindt u in bijlage I). Elke competentie wordt beschreven aan de hand van onderstaande rubrieken.
In de omschrijving van de competentie geven we weer wat we precies onder de competentie verstaan en waarom ze van belang is voor het bereiken van de verwachte resultaten op het werk.
Aan de hand van indicatoren beschrijven we het gedrag dat een beroepsbeoefenaar moet stellen wanneer hij over de competentie beschikt. Een indicator moet niet in absolute termen gelezen worden; hij is richtinggevend. Dat wil zeggen dat de beroepsbeoefenaar niet aan alle indicatoren in dezelfde mate moet beantwoorden.
Daarna beschrijven we de onderliggende kennis… Hier wordt de kennis genoemd die onderliggend of ondersteunend is voor de betreffende competentie. Het gaat om kennis zonder dewelke de beroepsbeoefenaar het bovenbeschreven gedrag niet kan stellen.
…en de onderliggende attitudes en sleutelvaardigheden. Hier worden de belangrijkste attitudes en/of sleutelvaardigheden weergegeven die onderliggend zijn aan de betreffende competentie. Het gaat om attitudes zonder dewelke de beroepsbeoefenaar het bovenbeschreven gedrag niet kan stellen. We bespreken alleen de attitudes en/of sleutelvaardigheden die een sterke relatie hebben met de betreffende competentie.
Keuzes en dilemma’s geven aan welke de problemen zijn waar een beroepsbeoefenaar voor kan staan bij het aanwenden van deze competentie. De keuzes en dilemma’s waarvoor de beroepsbeoefenaar komt te staan, bepalen mee de complexiteit van het beroep. Complexiteit kan betrekking hebben op standaardroutines, het koppelen van meerdere routines of juist op het zelf ontwikkelen van nieuwe routines en op de rol die de beroepsbeoefenaar daarbij vervult (ondersteunen, uitvoerend, leidinggevend). Maar het kan ook gaan om spanningsvelden, risico’s en kansen (COLO, september 2003, p.10-18).
8
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
1. Afbakening en omschrijving van het beroep 1.1. Beroepssituering De tuinbouwarbeider is werkzaam in de sector land- en tuinbouw, visvangst en zee- en binnenvaart, meerbepaald in de subsector land– en tuinbouw. De sector land- en tuinbouw is gespreid over 3 paritaire comités, namelijk PC 132 (paritair comité voor de ondernemingen van technische land- en tuinbouwwerken), PC 144 (paritair comité voor de landbouw) en PC 145 (paritair comité voor het tuinbouwbedrijf). Het paritair comité voor het tuinbouwbedrijf (PC 145) bestaat uit volgende subcomités:
ondernemingen in de bloementeelt (PC 145.01) ondernemingen in de druiventeelt (PC 145.02) ondernemingen in de boomkwekerij (PC 145.03) ondernemingen voor het inplanten en onderhouden van parken en tuinen (PC 145.04) ondernemingen in de fruitteelt (PC 145.05) ondernemingen in de groenteteelt en teelt van tuinbouwzaden (PC 145.06) ondernemingen in paddenstoelen- en truffelteelt (PC 145.07) ondernemingen voor besproeiingen in het tuinbouwbedrijf (PC 145.08)
Deze subcomités werden in het kader van het BCP tuinbouwarbeider gereduceerd tot 3 deelsectoren zijnde:
de groenteteelt, inclusief de champignonteelt de fruitteelt, inclusief de fruitboomteelt de sierteelt, inclusief de boomkwekerijen en bosboomkwekerijen
De tuinbouwarbeider is in de drie teelten actief doorheen het hele teeltproces, beginnend bij de bodemvoorbereiding tot en met de naoogstbehandelingen waarin de grond gezuiverd wordt na het oogsten van de teelt. 1.1.1
Werkveld tuinbouwarbeider
Naargelang de klimaateisen van de teelt is de tuinbouwarbeider werkzaam op een veld, in een serre, in tunnels, in cellen of in een loods. Daarnaast wordt er losstaand van de omgevingsomstandigheden naargelang de soort fruit-, groente-, of sierteelt geplant in een bepaalde bodem. We onderscheiden vollegrondsteelt en substraatteelt.
9
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
Bij vollegrondsteelt worden gewassen geteeld in volle grond. Dit kan op een veld of in een serre, afhankelijk van de klimaatomstandigheden die vereist zijn voor een goed groeiproces. In overdekte werkruimtes zoals serres, tunnels en cellen maakt men ook gebruik van substraatteelt waarbij gewassen opgekweekt worden in substraat waaraan de noodzakelijke voedingsstoffen zijn toegevoegd. Het is een teeltwijze die steeds vaker wordt toegepast, niet alleen voor kamerplanten, maar ook voor groenteteelt in glastuinbouw zoals tomaat en witloof. Het substraat kan bestaan uit teelaarde, potgrond, inert materiaal of water. Bij teelt in water spreekt men van hydrocultuur. Een voordeel van substraat is dat voedingsstoffen gemakkelijk en nauwkeurig gedoseerd kunnen worden. Het takenpakket van de tuinbouwarbeider wordt veelal beïnvloed door het soort gewas, dan wel door de soort teelt (fruit(bomen), groenten, sierplanten en -bomen). 1.1.2
Drie subsectoren
1.1.2.1
Fruitteelt
In de fruitteelt maken we een eerste onderscheid tussen kleinfruit en grootfruit. Kleinfruit wordt verder onderverdeeld in aardbeien enerzijds en houtig kleinfruit anderzijds. Houtig kleinfruit wordt zowel in volle grond als in container geteeld en dit in zowel tunnels als serres en omvat zes teelten van bessen, zijnde de framboos, de rode en witte bes, de braambes, de kruis- of stekelbes, de bos- of blauwbes en de zwarte bes. Grootfruit wordt verder onderverdeeld in pitfruit, bestaande uit appel en peer, en steenfruit waartoe de kers, de pruim en de perzik behoren. De pruim- en perzikteelt komen echter nog zelden voor in België. Naargelang de fruitteelt waarin de tuinbouwarbeider werkzaam is, zal hij andere taken uitvoeren. Taken die bij alle teelten voorkomen zoals plukken en snoeien, zullen op andere technieken gebaseerd zijn naargelang deze worden uitgevoerd op klein- versus grootfruit. 1.1.2.2
Groenteteelt
In de groenteteelt zal een gewas naargelang het soort groente en de vereiste groei- en klimaatomstandigheden meer voorkomen op een veld (bv. witloof, bloemkool, …) dan wel in een serre (bv. paprika, tomaat, komkommer, …). Daarnaast worden bepaalde soorten groenten, zoals bv. champignons gekweekt in cellen waarin de optimale groeiomstandigheden gesimuleerd worden. De taken van de tuinbouwarbeiders in de groenteteelt worden dan ook bepaald door het soort groente dat er geteeld wordt. Zo zal een tuinbouwarbeider werkzaam in de glastuinbouw, in-
10
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
dien dit tot zijn takenpakket in het bedrijf behoort, meer handelingen moeten uitoefenen met het oog op klimaatregeling in de serre. 1.1.2.3
Sierteelt
De sierteelt wordt opgedeeld in bloemisterijen, rozenkwekerijen (snijrozen en vollegrondsrozen), boomkwekerijen, bosboomkwekerijen en teelt van zaad, stek- en jongplanten. Binnen de bloemisterijen maken we een onderscheid tussen warme containerteelt, koude containerteelt, volle grond en snijbloemen. Ook binnen de boomkwekerijen vinden we het onderscheid tussen containerteelt en vollegrondsteelt terug. In de Vlaamse tuinbouw vertrekt het teeltproces veelal van opkweek: kleine plantjes worden aangekocht en in potten, volle grond, substraatmatten of water geplant, waarna ze opgekweekt worden en vervolgens marktklaar worden gemaakt voor de klant. Toch zijn er een beperkt aantal tuinbouwbedrijven, zoals de bosboomkwekerijen, een aantal kleinere sierteeltbedrijven en opkweekbedrijven, waarbij het groeiproces van hun gewas uitsluitend vertrekt vanuit zaad.
1.2. Beroepenschets 1.2.1
Definitie en omschrijving van het beroep
De tuinbouwarbeider werkt mee aan de duurzame productie van groenten, fruit, bloemen, planten en bomen. Hij vermeerdert, zaait of plant, verzorgt, oogst en sorteert deze en maakt ze marktklaar opdat de producten tegemoet komen aan de normen inzake veiligheid en hygiëne en de markteisen voor verkoop. Daarnaast kan hij tijdens drukke oogstmomenten de seizoensarbeiders begeleiden. Hij doet dit onder toezicht van een (zelfstandig) groentekweker, fruitteler, boomkweker en/of sierteler. De tuinbouwarbeider is actief doorheen het hele teeltproces van groenten, fruit, bloemen, bomen en planten. Hij heeft een uitgebreid en variërend takenpakket dat hij steeds uitvoert op instructie van zijn leidinggevende. Afhankelijk van de bedrijfsgrootte en/of –cultuur neemt de tuinbouwarbeider meer beslissingen en initiatieven in het productieproces. Ervaring en competenties spelen hierbij een grote rol. De bodem voorbereiden op het zaaien, planten of stekken is een eerste opdracht. De tuinbouwarbeider bewerkt de bodem opdat deze aan de juiste voorwaarden voldoet om het succesvol groeien van een teelt te bevorderen. Bij containerteelt vult hij de potten met potgrond of
11
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
teelaarde. Wanneer er in substraat geteeld wordt, legt de tuinbouwarbeider de matten en zorgt hij voor irrigatie en toevoer van essentiële voedingsstoffen. Eens de bodem plantklaar is, wordt er gezaaid, geplant of gestekt en dit volgens de instructies van de werkgever en de vereisten van de teelt. Het planten kan zowel manueel of machinaal gebeuren. Bij het manueel planten zet de tuinbouwarbeider zelf het gewas in de grond, en dit op welbepaalde afstand en diepte. Indien er machinaal geplant wordt heeft de tuinbouwarbeider een belangrijke rol bij het bedienen en afstellen van de machine. Ook het aanhechten van planten aan steunmateriaal en/of uitzetten van containers nadat hij deze gevuld heeft met aarde, behoort tot het takenpakket van de tuinbouwarbeider. Wanneer bedrijven aan vermeerdering doen, krijgt de tuinbouwarbeider de opdracht planten te stekken, te enten of te oculeren. Bij stekken herplant hij scheuten in een bodem waaruit vervolgens een nieuwe plant groeit. Enten houdt in dat de tuinbouwarbeider de onderstam en de hoofdtak van een boom laat samengroeien. Bij oculeren tenslotte, snijdt de tuinbouwarbeider de ogen van het tamme hout af en plaatst deze op wilde planten. In de wilde planten wordt een T-sneetje gemaakt waar vervolgens het oogje in wordt geplaatst. Eens een teelt geplant is, moet deze beschermd en verzorgd worden. Enerzijds beschermt de tuinbouwarbeider het gewas tegen insecten, ziektes, plagen, dieren e.d. met behulp van beschermingsmateriaal, geïntegreerde bestrijdingstechnieken of erkende gewasbeschermingsmiddelen, al dan niet biologisch. Anderzijds voorziet de tuinbouwarbeider bescherming tegen klimaatomstandigheden door het opbouwen van tunnels en serres en regelt hij het klimaat in de serres zodat teelten die extra warmte en/of overdekking nodig hebben de optimale omstandigheden krijgen om in te groeien. Tenslotte vrijwaart hij ook de openluchtteelt van vorstschade, waarbij hij verschillende technieken en/of materialen kan toepassen. De verzorging van een teelt bestaat uit het zorgen voor irrigatie en bemesting en het snoeien van bladeren en takken zodat het juiste onderdeel van het gewas een maximale toevoer van licht, vocht en voedingsstoffen krijgt. Het snoeien gebeurt bij verschillende gewassen volgens een andere snoeitechniek en vraagt inzicht in het snoeiproces. Daarnaast wiedt de tuinbouwarbeider onkruid, verpot hij planten, verwijdert hij scheuten en maait hij gras daar waar nodig. Eens het gewas volgroeid is/de vruchten rijp zijn wordt het door de tuinbouwarbeider geoogst. Belangrijk hierbij is dat enkel de marktklare producten geoogst worden en de vrucht, bloem of plant zeker niet beschadigd wordt. Ook hier dient de tuinbouwarbeider oog te hebben voor de oogsttechnieken eigen aan de teelt waarin hij werkzaam is. Naargelang het gewas dopt, plukt, knipt, snijdt, raapt of rooit hij. Na het oogsten voert de tuinbouwarbeider naoogstbehandelingen uit. Hij maakt, bij vollegrondsteelt, de grond zuiver en ontsmet deze eventueel met de daartoe voorziene producten.
12
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
In serres verwijdert hij de substraatmatten en folies waarna deze, in geval van teeltwissel, gekuist en ontsmet wordt. De geoogste producten worden door de tuinbouwarbeider proper gemaakt, geteld en/of gewogen, gesorteerd en/of (manueel of machinaal) gebonden. Hij pakt de producten in volgens de voorschriften van de leidinggevende en de hygiënische en fytosanitaire voorschriften en plaatst de producten op transportkarren en/of paletten. Afhankelijk van het soort gewas worden de verpakkingen voorzien van labels en /of verzorgingsetiketten. Bij het vaststellen van ziekten, plagen, schade aan materiaal en dergelijke, rapporteert de tuinbouwarbeider dit aan de leidinggevende. Ook afwijkingen van de planning en productievorderingen worden doorgegeven aan de leidinggevende, zowel om het eigen werk te organiseren als om de leidinggevende de kans te geven in te spelen op het teeltproces. De tuinbouwarbeider begeleidt nieuwe medewerkers en seizoensarbeiders. Hij leert hen de taken aan en is altijd bereid te antwoorden op vragen. Hij doet dit alles op een veilige, milieubewuste en hygiënische manier. 1.2.2
Afbakening
1.2.2.1
Algemeen
Bij het inhoudelijk afbakenen van de tuinbouwarbeider zijn er drie factoren die een rol spelen: 1.
Onderscheid naargelang deelsector
2.
Onderscheid naargelang teeltsoort
3.
Onderscheid naargelang soort gewas
In de verschillende deelsectoren binnen de tuinbouw, stootten we vrijwel meteen op een onderscheid in taken en hieruit volgende competenties tussen de verschillende bedrijven. In een fruitteeltbedrijf kunnen we andere activiteiten terugvinden dan bv. in een groenteteeltbedrijf. Daarnaast is de tuinbouwarbeider losstaand van de deelsector waarin hij tewerkgesteld is, actief in verschillende soorten van teelt, met name containerteelt, hydrocultuurteelt, volle grondteelt en/of glastuinbouw. Elke soort teelt vraagt andere aandachtspunten.
13
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
Het eigenlijke verschil in taken en competenties situeert zich echter minder op het niveau van de teeltwijze of deelsectoren als wel in het verschil in gewassen binnen één deelsector bv. aardbei versus appel, witloof versus paprika, sierbomen versus sierstruiken, etcetera. Naar aanleiding van dit gegeven opteren we voor de ontwikkeling van één beroepscompetentieprofiel voor alle tuinbouwarbeiders. Hiertoe formuleren we de competenties op een algemeen niveau, waarbij we in dit document streven naar een zo hoog mogelijke herkenbaarheid van alle tuinbouwbedrijven. 1.2.2.2
Ten opzichte van andere beroepen
In eerste instantie maken we een onderscheid met de seizoensarbeider. Deze is slechts bepaalde periodes van het jaar werkzaam in de tuinbouwsector, afhankelijk van de teelt waarin hij ingeschakeld wordt. De tuinbouwarbeider die wij beschrijven, is vast in dienst in een tuinbouwbedrijf in één van de deelsectoren (groenteteelt, fruitteelt, sierteelt). Daarnaast maken we het onderscheid met de eigenlijke groenteteler, fruitteler en/of sierteler die vaak eigenaar en/of leidinggevende van de tuinbouwarbeider is. De tuinbouwarbeider voert zijn taken uit aangestuurd door werkgever, bedrijfsleider en/of leidinggevende. Afhankelijk van de grootte van het bedrijf en de competenties van de tuinbouwarbeider kan deze een grotere verantwoordelijkheid in het teeltproces krijgen. Ten slotte maken we een onderscheid tussen de tuinbouwarbeider en de hovenier. Deze laatste onderscheidt zich duidelijk van de tuinbouwarbeider in de groente-, fruit- en sierteelt en wordt in een ander SERV-document beschreven (SERV, 2007). 1.2.2.3
Niet weerhouden teelten
In de tuinbouw vinden we teelten terug die zeer specifiek zijn in hun soort of die weinig of niet voorkomen in België. We denken hierbij bv. aan de druiventeelt, de teelt van tuinbouwzaden, de truffelteelt, e.d. . Daar de activiteiten naargelang de teelt sowieso vrij specifiek zijn en dus moeilijk te veralgemenen naar één beroepscompetentieprofiel, worden deze nichemarkten en/of weinig in België voorkomende bedrijven niet weerhouden bij de ontwikkeling van dit beroepscompetentieprofiel. Daarnaast maken we ook een onderscheid tussen de tuinbouwarbeider en de arbeider of snijder werkzaam in in vitro teelt. Deze laatste heeft als hoofdtaak het snijden van scheutjes en werkt in een steriele omgeving waar andere regels gelden dan in een doorsnee tuinbouwbedrijf.
14
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
1.2.3
Vereiste attesten of certificaten
De vereiste attesten of certificaten waarover een tuinbouwarbeider moet beschikken verschillen volgens de handelingen in de subsectoren. Ook de verantwoordelijkheid die een tuinbouwarbeider toegewezen krijgt heeft een invloed op de handelingen die hij moet uitvoeren. Afhankelijk van de taken die een tuinbouwarbeider opgedragen krijgt door zijn werkgever moet de arbeider beschikken over een attest volgens de geldende wetgeving. Voorbeelden hiervan zijn een heftruckattest, een spuitlicentie, rijbewijs G. We benadrukken hier echter nogmaals dat deze attesten niet vereist zijn voor alle tuinbouwarbeiders. 1.2.4
Arbeidsomstandigheden
De volgende arbeidsomstandigheden zijn mogelijk voor het beroep van tuinbouwarbeider.
In open lucht of overdekte plaatsen zoals serres, schuren, loodsen of koelruimtes werken
Koude of warme temperaturen en variërende weersomstandigheden naargelang activiteit
Werken met machines en bewegende onderdelen Langdurig volhouden van fysieke arbeid Maken van herhaalde bewegingen Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen Het werkritme is seizoensgebonden, met in het oogstseizoen mogelijks ook avond- en weekendwerk
Werken op afgelegen plaatsen waardoor de faciliteiten en bedrijfsgebouw verwijderd zijn van de feitelijke werkplek
Indien u meer informatie wil over de risico’s en preventiemaatregelen die specifieke arbeidsomstandigheden met zich meebrengen, verwijzen wij u naar een nota van de SERV over arbeidsomstandigheden (SERV, 2007) die u op de website kan raadplegen.
15
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
2. Beroepscompetenties 2.1. Teeltvoorbereidingen treffen Omschrijving: De tuinbouwarbeider voert een aantal handelingen uit zodat de standplaats optimaal is om de gewassen te planten, te zaaien of te stekken. Indicatoren: De tuinbouwarbeider
Spit, ploegt of freest de grond opdat deze een goede water-lucht verhouding heeft.
Voert in opdracht handelingen opdat de bodem een goed vochthoudend vermogen krijgt.
Brengt op instructie de juiste verdeling van meststoffen of bodemverbeteraar aan. Legt de grond fijn naargelang het gewas. Behandelt de bodem tegen onkruid, al dan niet mechanisch. Voert in opdracht handelingen uit zodat de grond een optimale zuurtegraad krijgt. Voert in opdracht handelingen uit zodat de grond ziekte- en schimmelvrij is. Voert in opdracht handelingen uit zodat een goede kruimelstructuur van de bodem bekomen wordt.
Maakt gaten om steunmateriaal te plaatsen. Zet op instructie de rijen planten uit en zorgt dat deze rijen overal even breed zijn. Maakt ruggen aan en stelt de hoogte van de machine in naargelang het gewas. Voorziet irrigatie voor de planten (vloeidarm of druppelaar). Legt plastieken ter bescherming van de plant. Egaliseert de bodem. Ontsmet, indien van toepassing, de bodem. Vult verschillende substraathouders af bv. pluggen, trays, potten, containers. Maakt substraatmatten homogeen vochtig. Maakt het containerveld of de antiworteldoek gebruiksklaar.
16
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
Onderliggende kennis:
Basiskennis van planten
Handvaardigheid
De tuinbouwarbeider moet kunnen afwegen of de weeromstandigheden goed (genoeg) zijn om zijn opdrachten uit te voeren.
Basiskennis van een irrigatie- en drainagestysteem Het verschil tussen een kruimel- en een korrelstructuur Het afstellen en bedienen van machines
Kennis van grondbewerking Onderliggende attitudes en sleutelvaardigheden:
Nauwkeurigheid Verantwoordelijkheid Initiatief
Efficiëntie Keuzes en dilemma’s:
17
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
2.2. Planten, zaaien of vermeerderen Omschrijving: De tuinbouwarbeider zet de plantjes of zaait de zaadjes in de aarde en/of het substraat en doet dit volgens de instructies van de werkgever en/of de vereiste zaai- of planttechnieken eigen aan de teelt, opdat het gewas in de best mogelijke omstandigheden kan groeien. Indicatoren: De tuinbouwarbeider
Bereidt de zaden voor door middel van stratificatie.
Houdt bij het planten rekening met de in de instructies aangegeven afstand tussen de planten/bomen.
Past de aangepaste planttechniek toe naargelang het gewas met aandacht voor de wortels.
Zaait specifieke nevengewassen ter bevordering van de geïntegreerde gewasbescherming of als waardplant.
Zaait gras of klaver op de looppaden tussen de rijen gewassen en vruchten.
Houdt rekening met de klimatologische en bodemomstandigheden en geeft zo nodig de planten water, nutriënten en fytoproducten.
Bereidt het automatisch uitzetten van de planten voor.
Plant of zaait het gewas, manueel of machinaal op de aangegeven diepte naargelang de instructies.
Vult bij machinaal planten de plantmachine aan. Snijdt stekken en stekt de plantjes. Oculeert of ent de planten in de juiste periode naargelang de teelttechniek. Verpot planten die meer groeiruimte nodig hebben. Zorgt dat de oculatiepunten van de verschillende planten op een gelijke afstand boven de grond komen.
Bevestigt struiken en bomen vakkundig aan steunmateriaal opdat deze niet ombuigen of omvallen.
Zet containers uit volgens de aangegeven structuur.
18
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
Onderliggende kennis:
Zaai-, plant- en andere vermeerderingstechnieken naargelang de teelt
Handvaardigheid
De tuinbouwarbeider moet kunnen afwegen of de bodem- en weeromstandigheden goed (genoeg) zijn om zijn opdrachten uit te voeren.
Basiskennis van planten
Het afstellen en bedienen van machines Onderliggende attitudes en sleutelvaardigheden:
Nauwkeurigheid Keuzes en dilemma’s:
19
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
2.3. Instaan voor gewasbescherming Omschrijving: De tuinbouwarbeider staat in voor de bescherming van gewassen en dit zowel op het vlak van onkruid-, ziekte- en plaagbestrijding als bescherming tegen het klimaat. Indicatoren: De tuinbouwarbeider
Spuit op instructie herbiciden, fungiciden, insecticiden, nematociden, accariciden en bodemherbiciden.
Kan de bijsluiters bij de verschillende bestrijdingsmiddelen lezen en bepalen wanneer terugkoppeling naar de leidinggevende nodig is.
Past geïntegreerde gewasbescherming toe volgens de instructies van de leidinggevende.
Het verschil tussen herbiciden, fungiciden, insecticiden, nematociden, accariciden en bodemherbiciden.
Basiskennis van planten
Handvaardigheid
Voorziet bescherming tegen bedreigende klimatologische omstandigheden. Hangt vangplaten en feromoonvallen voor schadelijke insecten. Plaatst wildnetjes of past wildafweermiddelen toe. Wit de serre in om de gewassen te beschermen tegen warmte en licht.
Brengt folie over de planten aan om de jongplanten in het juiste klimaat (luchtbevochtiging) te brengen. Onderliggende kennis:
Verschijnselen van ziektes en plagen
De diverse beschermingsmiddelen en de situaties waarin ze gebruikt moeten worden Onderliggende attitudes en sleutelvaardigheden:
Nauwkeurigheid Veiligheidsbewustzijn Milieubewustzijn Oplettendheid Verantwoordelijkheid
20
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
Keuzes en dilemma’s:
De tuinbouwarbeider moet kunnen inschatten waar en hoe hij moet ingrijpen om het gewas te beschermen. Naargelang ervaring en competenties kan hij ook schadedrempels beoordelen.
21
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
2.4. Instaan voor gewasverzorging Omschrijving: De tuinbouwarbeider zorgt dat het gewas alle zorg krijgt die nodig is opdat het in optimale omstandigheden kan ontwikkelen. Indicatoren: De tuinbouwarbeider
Bindt bomen en struiken aan steunmateriaal opdat deze niet ombuigen of omvallen.
Bindt takken van struiken en bomen op om het afscheuren ervan tegen te gaan.
Verwijdert rottende of een teveel aan bladeren, bloemen, vruchten en groenten.
Snoeit de kop van het gewas weg opdat deze de groei van andere takken niet in de weg staat.
Plaatste afwijkers zodat een nieuwe plant afkomstig van een scheut van een oude plant kan aangebonden worden.
Dunt de vruchten en verwijdert bloemen opdat de takken niet zouden doorwegen en de kwaliteit en groei van de goede vruchten zou tegengaan.
Legt het stro tussen de rijen dik genoeg en gooit het goed los in functie van de teeltvereisten.
Voorziet op instructie voeding, water en bemesting voor de gewassen.
Verwijdert onkruid en dit op manuele of machinale wijze.
Bindt takken af zodat de plant een optimale vorm krijgt in functie van groei en/of marktvereisten.
Trekt scheuten en verwijdert opslag opdat het gewas een betere lichtinval en minder ziektedruk krijgt.
Pluist of scheurt de concurrerende koppen weg. Snoeit oude en dikke takken weg opdat er geen dikke takken boven dunnen takken groeien en de plant als zodanig jonger en vruchtbaarder wordt en/of een mooie siervorm en/of hogere productie bekomen wordt.
Maait het gras van de graszodenproductie en/of pluk- en rijpaden. Verwijdert bloemen opdat de ondergrondse knol of bol betert ontwikkelt. Aardt gewassen en rijen bomen aan om onkruid tegen te gaan. De tuinbouwarbeider moet kunnen afwegen of de bodem- en weeromstandigheden goed (genoeg) zijn om zijn opdrachten uit te voeren.
22
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
Schoffelt en freest de bodem in het kader van bodemverluchting.
Verplant bomen en struiken om ze meer groeiruimte te geven.
Basiskennis van planten
Handvaardigheid
Snoeien en andere handelingen gebeuren bij elk gewas volgens een specifieke techniek. Het is belangrijk dat de tuinbouwarbeider de juiste techniek toepast naargelang het gewas.
De tuinbouwarbeider moet kunnen afwegen of de weeromstandigheden goed (genoeg) zijn om zijn opdrachten uit te voeren.
Pent de wortels af in functie van de teeltvereisten. Hardt gewassen af volgens de instructies van de leidinggevende. Zet planten binnen, buiten, in koelruimtes en open naargelang het vereiste klimaat en teeltvereiste.
Verplaatst potten om ze meer groeiruimte te geven. Zakt de planten zodat de vruchten op plukhoogte komen te hangen.
Wast de serre af om de gewassen te voorzien van optimale klimaatsomstandigheden. Onderliggende kennis:
Snoeitechnieken en -terminologie
Groei- en snoeiregels Onderliggende attitudes en sleutelvaardigheden:
Nauwkeurigheid Veiligheidsbewustzijn Milieubewustzijn
Oplettendheid Keuzes en dilemma’s:
23
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
2.5. Oogsttechnieken toepassen Omschrijving: Wanneer het product oogstklaar is, wordt het door de tuinbouwarbeider geplukt, gesneden, geknipt, geraapt, gerooid of gedopt. De oogst gebeurt rekening houdend met de marktdoelstelling van het betreffende product. Indicatoren: De tuinbouwarbeider
Houdt bij het oogsten rekening met de gewenste grootte, kwaliteit, rijpheid en marktdoelstelling van het product.
Oogst het gewas volgens de juiste techniek en zonder het te beschadigen.
Basiskennis van planten
Handvaardigheid
De tuinbouwarbeider moet kunnen inschatten wanneer de marktdoelstelling van een product bereikt is.
Vangt bij het machinaal of handmatig rooien het gewas op en stapelt het vakkundig. Kuilt bomen in om uitdroging ervan te voorkomen. Maakt kluiten naargelang de vraag en/of boomsoort en bindt eventueel de wortelkluit in. Merkt planten op basis van markt- en/ofkwaliteitsnormen. Maakt bestellingen klaar.
Maakt producten klaar en plaatst ze in de koelruimte. Onderliggende kennis:
Kennis van oogsttechnieken
Het afstellen en bedienen van machines Onderliggende attitudes en sleutelvaardigheden:
Nauwkeurigheid Veiligheidsbewustzijn
Oplettendheid Keuzes en dilemma’s:
24
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
2.6. De producten marktklaar maken Omschrijving: De tuinbouwarbeider sorteert de producten volgens de eisen van de klant of de afzetmarkt en maakt deze klaar voor transport opdat ze voldoen aan de markteisen en onbeschadigd getransporteerd kunnen worden. Indicatoren: De tuinbouwarbeider
Spoelt de producten indien nodig met water alvorens deze in te pakken.
Verwijdert bladeren van het product om het visueel aantrekkelijk te maken.
Stelt de weegschaal in en leest het gewicht af.
Kennis van de voor de tuinbouwarbeider relevante kwaliteitsnormen
Nauwkeurigheid
Sorteert de producten volgens instructies betreffende kwaliteit, grootte, dikte, lengte, kleur en specifieke gewaskenmerken.
Sorteert de producten volgens de vraag van de klant of de afzetmarkt. Pakt de marktwaar, al dan niet machinaal, in volgens de vraag van de klant met aandacht voor het visuele aspect.
Weegt, telt en/of bindt de producten en doet dit handmatig of machinaal. Voorziet de gepaste verpakking naargelang product. Maakt de producten klaar voor transport. Wikkelt karren en paletten in. Stelt karren boxen, containers en paletten samen en laadt deze voor transport. Verhelpt kleine storingen op de verpakkings- of sorteerlijn. Plaatst het gewas in voorbehandeld water.
Labelt de producten volgens de voorgeschreven instructies en normen. Onderliggende kennis:
Kennis van geldend keurmerk en bijhorende normen Onderliggende attitudes en sleutelvaardigheden:
Handvaardigheid Oplettendheid
25
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
Keuzes en dilemma’s: De tuinbouwarbeider moet kunnen inschatten of de producten aan de voor hem relevante voorgeschreven kwaliteitsnormen voldoen.
26
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
2.7. Naoogsthandelingen toepassen Omschrijving: Eenmaal de teelt geoogst is, ruimt de tuinbouwarbeider de standplaats op, opdat deze kan uitrusten in afwachting van de voorbereiding op de volgende teelt. Indicatoren: De tuinbouwarbeider
Zorgt dat alle overschotten, gewasresten en substraatmatten opgeruimd en/of verhakseld worden.
Ontsmet de standplaats naargelang de soort van de geoogste teelt.
Basiskennis van planten
Handvaardigheid
Verwijdert alle bescherm- en fertigatiemateriaal.
Zaait groenbemester in om de grond vruchtbaar te maken tegen de volgende teelt. Onderliggende kennis:
Kennis van sorteren van overschotten, gewasresten en substraatmatten
Kennis van ontsmettingstechnieken Onderliggende attitudes en sleutelvaardigheden:
Nauwkeurigheid Veiligheidsbewustzijn Oplettendheid
27
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
2.8. Rapporteren Omschrijving: De tuinbouwarbeider rapporteert over alle problemen en werkzaamheden op de werkvloer. Enerzijds om zelf over de nodige informatie te beschikken die toelaat een planning bij te sturen, en anderzijds om de leidinggevende op de hoogte te houden van de werkzaamheden en eventuele problemen zodat deze hier op kan inspelen. Indicatoren: De tuinbouwarbeider
Houdt gegevens bij over de vordering van de werkzaamheden en rapporteert deze.
Noteert en rapporteert de voorraad.
Rapporteert gevaarlijke situaties en (bijna-)ongevallen aan de verantwoordelijke.
Mondelinge en schriftelijke communicatie
De tuinbouwarbeider moet de schadedrempels kunnen inschatten.
Houdt gegevens bij over het gebruikte materiaal/de gebruikte producten en rapporteert deze.
Rapporteert aan de werkgever over problemen en zaken die afwijken van de planning. Rapporteert ziekteverschijnselen of schade aan de teelt aan de werkgever. Rapporteert problemen op het veld of op de percelen aan de werkgever. Volgt op en meldt aan de werkgever wanneer machines schade vertonen of onderhouden moeten worden.
Rapporteert incidenten met betrekking tot het milieu.
Rapporteert problemen met seizoensarbeiders, beginnende tuinbouwarbeiders en studenten. Onderliggende attitudes en sleutelvaardigheden:
Nauwkeurigheid
Verantwoordelijkheidszin Keuzes en dilemma’s:
De tuinbouwarbeider moet kunnen inschatten wanneer iets gerapporteerd moet worden.
28
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
2.9. Begeleiden Omschrijving: De tuinbouwarbeider begeleidt seizoensarbeiders, nieuwe collega’s of studenten in hun takenpakket. Hij toont hoe de beginnend tuinbouwarbeider zijn handelingen en houding kan verbeteren en zodoende meewerkt aan een succesvolle teelt. Indicatoren: De tuinbouwarbeider
Geeft zijn kennis met betrekking tot telen van gewassen door aan nieuwe medewerkers.
Wijst seizoensarbeiders, nieuwe collega’s en studenten op de veiligheidsvoorschriften wanneer de situatie dit vereist.
Wijst seizoensarbeiders, nieuwe collega’s en studenten op een ergonomisch correcte houding bij de activiteiten.
Wijst seizoensarbeiders, nieuwe collega’s en studenten op aandachtspunten in het teeltproces.
Werkt constructief samen en grijpt gepast in waar nodig. Onderliggende kennis:
Grondige kennis van de aan te leren teelt Onderliggende attitudes en sleutelvaardigheden:
Verantwoordelijkheidszin
De tuinbouwarbeider moet weten wanneer en hoe in te grijpen bij een conflict.
Mondelinge en schriftelijke communicatie Luisterbereidheid Samenwerking Probleemoplossingsgerichtheid
Diversiteit Keuzes en dilemma’s:
De tuinbouwarbeider kan problemen ervaren in de communicatie met seizoensarbeiders daar deze van zeer gevarieerde origine zijn en de taal niet altijd goed beheersen. De tuinbouwarbeider moet zich verstaanbaar kunnen maken naar de seizoensarbeiders toe.
29
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
2.10.
Veilig, hygiënisch en milieubewust werken
Omschrijving: Een werknemer werkt veiligheidsbewust wanneer een veilige manier van werken een evident onderdeel van zijn handelen wordt. Het betekent ook dat de werknemer in staat is kritisch naar het eigen handelen te kijken voor wat betreft de veiligheid om het, indien nodig, bij te sturen. Veilig werken betekent dat de werknemer tijdig kan herkennen van wat fout kan gaan (= gevaren kennen en risico’s herkennen), de risico’s juist kan beoordelen (= risico juist evalueren) en er gepast op kan reageren (= risico beheersen). Indicatoren: De tuinbouwarbeider
Handelt preventief en volgens de inhoud van de werkpostfiche.
Draagt persoonlijke beschermingsmiddelen in overeenstemming met de geldende afspraken.
Beveiligt en komt niet in zuurstofarme ruimtes.
Grijpt bij gevaarlijke situaties en ongevallen in volgens de voorgeschreven instructies.
Handelt volgens de veiligheidssignalisatie op de werkplek. Kent de pictogrammen die voorkomen op de bestrijdings-, fytofarmaceutische en onderhoudsmiddelen.
Legt een algemene zin voor orde en netheid aan de dag om gevaarlijke situaties (vallen, struikelen en uitglijden) te vermijden.
Neemt een ergonomisch correcte houding aan. Vermijdt het lopen door ziektegevoelige en behandelde teelten en ruimtes. Draagt werkkledij volgens de hygiënische richtlijnen. Wast en ontsmet de handen volgens de hygiënische richtlijnen. Recycleert mest- en sproeistoffen volgens de voorgeschreven milieurichtlijnen. Zorgt steeds dat de koelruimte afgesloten wordt.
30
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
Onderliggende kennis:
Veiligheidssignalisatie – en voorschriften m.b.t. de werkplek
Veiligheidsbewustzijn
Referentiedocument: SERV (2004) Welzijn op het werk. Een beschrijving van de taken en competenties van elke beroepsbeoefenaar ongeacht beroep of sector.
Zie ook bijlage II in dit document
Producten met gevaarlijke eigenschappen en de bijhorende pictogrammen Persoonlijke beschermingsmiddelen en hun toepassingsmogelijkheden Mogelijke bronnen van gevaar op het werk Veilige en hygiënische arbeidsorganisatie Interne procedures voor het melden van incidenten, ongevallen of gevaarlijke situaties Interne procedures voor het recycleren van mest- en sproeistoffen
Noodnummers Onderliggende attitudes en sleutelvaardigheden:
Verantwoordelijkheidszin Oplettendheid
Initiatief Opmerkingen:
Andere referentiedocumenten: Keurmerk van de veiling, HACCP-normen, BRC-normen, IFS-normen
31
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
3. Beginnende beroepsbeoefenaar Tijdens een initiële basisopleiding wordt een beginnend tuinbouwarbeider in aanraking gebracht met alle aspecten van de teelttechniek waarin hij werkzaam zal zijn. Belangrijk hierbij is dat bedrijven in de tuinbouw onderling erg kunnen verschillen wat betreft teelt en hieruit volgend uit te voeren handelingen. De tuinbouwarbeider moet zich snel kunnen inwerken in het bedrijf waar hij tewerkgesteld wordt. Leerbereidheid is dan ook een vereiste, interesse en affiniteit voor het tuinbouwgebeuren een must. Het takenpakket van een beginnend tuinbouwarbeider bestaat uit meer eenvoudige handelingen zoals bv. aanbrengen van steunmateriaal, onkruid wieden, etc. Pas wanneer een tuinbouwarbeider een volledige productie doorlopen heeft, krijgt hij de opdracht meer delicate handelingen uit te voeren zoals zaaien, planten, sorteren, enten, oculeren, snoeien, .. . . De mate waarin iemand als een ervaren tuinbouwarbeider aanzien wordt, verschilt naargelang de teelt waarin hij werkzaam is. Deze bepaalt immers hoe vaak hij alle handelingen uitgevoerd heeft. Wel wordt gesteld dat een beginnend tuinbouwarbeider kan meedraaien na het doorlopen van een teeltproces in zijn geheel. Eens ervaren kan een tuinbouwarbeider de verantwoordelijkheid krijgen de seizoensarbeiders te begeleiden. Naarmate hij meer ervaring en deskundigheid opdoet kan hij doorgroeien naar een leidinggevende functie en in een beperkt aantal bedrijven zelfs doorgroeien tot bedrijfsleider. De doorgroeimogelijkheden van de tuinbouwarbeider worden geïllustreerd in onderstaand schema.
Bedrijfsleider
Ploegbaas
Tuinbouwarbeider
Seizoensarbeider
32
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
We willen hierbij echter bemerken dat niet in elk tuinbouwbedrijf deze organisatie terug te vinden is. Naargelang de grootte van het bedrijf kan de bedrijfsleider de rechtstreeks leidinggevende van de tuinbouwarbeider(s) zijn en valt het tussenniveau van ploegbaas weg.
33
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
Bijlage I – Gemiddeld takenpakket De beroepscompetenties die beschreven staan in deel 2 werden afgeleid uit de definitie van het beroep en uit het gemiddeld takenpakket. Hieronder wordt een gemiddeld takenpakket van een tuinbouwarbeider weergegeven. Naargelang de teelt en het gewas waarin de tuinbouwarbeider werkzaam is zal hij bepaalde taken opnemen.
Teelt voorbereiden • Grond plantklaar maken: spitten, frezen, ploegen, fijn leggen, aanaarden, schoffelen,… • Substraathouders vullen met aarde (mechanisch/manueel)
Planten, zaaien en stekken • Stratificatie van zaden • Plantmachine aanvullen • Manueel planten/zaaien • Gewas aan steunmateriaal bevestigen • Oculeren • Enten • Stekken
Serres en tunnels oprichten en vullen • Serres en tunnels opbouwen • Regenkappen en hagelnetten plaatsen • Wildnetten voorzien • Folie leggen • Substraatmatten leggen (bij teeltwissel) • Dekaarde op matten verspreiden • (Jong)planten uitzetten • Irrigatie voorzien
Gewas beschermen • Insecticiden, herbiciden, fungiciden, nematociden, accariciden en bodemherbiciden spuiten • Mechanisch verwijderen van onkruid • Geïntegreerde teelt toepassen (al dan niet biologisch) • Hangplaten hangen • Feromoonvallen plaatsen • Insecten tellingen uitvoeren • Klimaat regelen
34
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
Gewas verzorgen • Irrigatie verzorgen • Bemesting verzorgen • (weg/bij) Snoeien: zowel winter- als zomersnoei • Dunnen • Dieven • Toppen • Bladeren snijden • Scheuten verwijderen • Gras maaien • Verpotten van planten • Technieken van groeibeheersing toepassen • Onkruid wieden
Oogsten en naoogstbehandelingen uitvoeren • Doppen, plukken, knippen, snijden, rooien en rapen • Oogst opladen, tellen, aantal noteren en stapelen in koelcellen • Grond na de oogst zuiver maken • Matten verwijderen • Serre opkuisen en ontsmetten • Inkuilen van bomen
Gewassen marktklaar maken • Gewassen proper maken • Gewassen sorteren volgens markteisen en kwaliteitsnormen • Gewassen wegen • Gewassen inpakken (hoesen, inwikkelen met folie …) • Gewassen op kar, paletten plaatsen voor transport • Gewassen labelen en voorzien van verzorgingsetiketten
Rapporteren • Rapporteren van ziekten en plagen • Rapporteren van schade aan materiaal • Rapporteren van afwijkingen van de planning • Rapporteren van productievorderingen
Coachen • Taken aanleren aan seizoensarbeiders • Begeleiden van nieuwe medewerkers en studenten
Veilig, hygiënisch en milieubewust werken • Handelen volgens veiligheidsvoorschriften • Persoonlijke Beschermingsmiddelen en werkkledij dragen • Gevaarlijke situaties melden • Opruimen van de werkruimte • Hygiënische richtlijnen volgen • Milieurichtlijnen volgen
35
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
Bijlage II – Welzijn op het werk Een beroepscompetentieprofiel beschrijft de competenties van een beroepsbeoefenaar. Ook competenties met betrekking tot ‘welzijn op het werk’ kunnen erin aan bod komen. Wat is de rol van een beroepsbeoefenaar in het realiseren van ‘Welzijn op het werk’, meer bepaald, over welke competenties dient hij te beschikken met het oog op het bekomen van een veilige en gezonde werkplek? Tot 2004 baseerden de onderzoekers van de SERV zich bij het beschrijven van competenties omtrent welzijn op het werk hoofdzakelijk op informatie van de sector en op informatie uit de interviews met beroepsbeoefenaars. De competenties met betrekking tot veiligheid en gezondheid zijn echter vaak beroeps- en sectoroverschrijdend. Bovendien bestaat er op Europees niveau reeds een lange traditie van wetgevend en normatief werk met betrekking tot welzijn op het werk. Ook is door de sectoren zelf reeds heel wat werk verricht met betrekking tot het vergroten van de veiligheid en gezondheid van de arbeidsomgeving en meer in het bijzonder met betrekking tot het vergroten van het veiligheidsbewustzijn van werknemers. De informatie uit deze verschillende bronnen hebben we, samen met de beroepsgerelateerde informatie over veiligheid en gezondheid op het werk waarover we uit eigen onderzoek reeds beschikken, verwerkt om de algemene competenties met betrekking tot welzijn op het werk, waarover elke beroepsbeoefenaar zou moeten beschikken ongeacht beroep of sector, te beschrijven. Het streven naar meer systematiek en uniformiteit in de beroepscompetentieprofielen op het terrein van welzijn op het werk, heeft tot doel een betrouwbaar instrument aan te reiken waarop opleidingsverstrekkers zich kunnen baseren bij het ontwikkelen van programma’s met betrekking tot veiligheid en gezondheid. Voor de algemene taken en competenties inzake welzijn op het werk waarover elke beroepsbeoefenaar - ongeacht het uitgeoefende beroep en ongeacht de sector - moet beschikken, verwijzen wij u naar de nota ‘Welzijn op het werk’ (SERV, 2004) die intersectoraal werd besproken en goedgekeurd. U vindt deze nota op de website van de SERV. [Online] http://www.serv.be/uitgaven/651.pdf Indien bepaalde veiligheidscompetenties beroeps- of sectorspecifiek zijn en behoren tot de kerncompetenties van het beroep, zullen wij deze nog steeds opnemen in het beroepscompetentieprofiel zelf.
36
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
Bijlage III – Woordenlijst
Accariciden: bestrijdingsmiddelen om mijten en spinten te bestrijden.
Afpennen: afsnijden van wortels, zowel de hoofd- als de zijwortels.
Container: een pot met een inhoud van meer dan 1l.
Feromoon: door dieren geproduceerde stof, afgegeven in de omgeving, met als doel het gedrag van de andere individuen van dezelfde soort te beïnvloeden.
Feromoonval: een verwarringstechniek waarbij een val geplaatst wordt waarin feromoon van vrouwelijke/mannelijke insecten geplaatst wordt. Hierdoor worden mannelijke/vrouwelijke insecten gelokt op basis waarvan de schadedrempel bepaald kan worden.
Fertigatie: een mengsel van water met voedingsstoffen toedienen.
Geïntegreerde teelt (Integrated Pest Management): een duurzame gewasbescherming waarbij biologische, teelttechnische en chemische bestrijdingstechnieken rationeel worden gecombineerd. Het gebruik van chemische middelen komst slechts op de laatste plaats in de hele ketting en moet daarbij zo gericht en selectief mogelijk gebeuren.
HACCP: Hazard Analysis Critical Control Points is een gestructureerde benadering die de veiligheid van de producten voor de consument/gebruiker beheerst.
Herbiciden: bestrijdingsmiddelen om onkruid te bestrijden.
Insecticiden: bestrijdingsmiddelen om insecten te bestrijden.
Afharden: temperatuur en vochtigheid langzaam aanpassen opdat de plant op termijn tegen de externe klimaatsomstandigheden kan.
Bodemherbiciden: bestrijdingsmiddelen kiemende onkruiden te bestrijden. BRC: Britisch Retail Consortium is een norm die de nadruk legt op elementen van kwaliteitsmanagement binnen productie en procesbeheersing.
Doppen: een oogstwijze waarbij specifiek kleinfruit zoals frambozen en braambessen van de bloembodem ontdaan worden.
Fungiciden: bestrijdingsmiddelen om schimmels te bestrijden. Fytosanitaire producten: bestrijdingsmiddelen voor de land- en tuinbouwtoepassingen die gebruikt worden om planten of plantaardige producten te beschermen tegen ziekten, insecten, onkruidconcurrentie, slakken, knaagdieren en andere schadelijke organismen.
IFS: International Food Standard is een standaard die zowel op productveiligheid als op productkwaliteit focust.
Irrigatie: van water voorzien.
37
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
Nematociden: bestrijdingsmiddelen om kleine aaltjes die zich in de wortels nestelen en de plant als zodanig verzwakken te bestrijden.
Stratificatie: een mengsel van zaad met zand en potgrond om de kiemrust op te heffen.
38
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
Lijst van organisaties en bedrijven die werden uitgenodigd op de conferentie ‘tuinbouwarbeider’
AVBS
De heer BOERAEVE Bart De Heer TIERENS Koen
ACLVB ABVV Boerenbond
De Heer DE WINTER Koen De Heer DE TEMMERMAN Alain De Heer KINT Stefaan De Heer MEULEMEESTER Patrick
ACV ACV Voeding & Diensten EDUplus
Mevrouw SCHREURS Chantal De heer VAN BEVER Christiaan De heer WULLAERT Stephan
39
Beroepscompetentieprofiel Tuinbouwarbeider
Bronnen – Literatuurlijst Interviews
Dhr. Boeraeve Bart - AVBS Dhr. Boeren Dirk – Tomatenteelt Lauwerysen Koen Dhr. Callens Danny – Provinciaal Centrum voor Land- en Tuinbouw Dhr. Claes Jos – HEJO fruit, Telersvereniging New Green Dhr. Dewaele Lode – Dewaele Mevr. Deroose Angele – De Roose Plants Dhr. Goossens Frans – Departement Landbouw en Visserij Dhr. Meesters Patrick – Proefcentrum fruitteelt (kleinfruit) Dhr. Neyens Koen – Verenigde Groentetuinders (V.G.T.) Dhr. Philippo Jan – Gerbera Power Dhr. Rottiers Jeroen - Boerenbond Dhr. Schoukens Bart – Agrobedrijfshulp Mevr. Sierens Ann – Lesage Champignons Mevr. Stofferis Petra – Floreac Dhr. Tierens Koen – AVBS Dhr. Van Hulle Marc – Sylva Mevr. Vanderostyne Inge - EDUplus Dhr. Velle Rudy – Lens Rozen Dhr. Vercammen Jef – Proefcentrum fruitteelt (grootfruit) Dhr. Vrancken Pierre – Veiling Borgloon Dhr. Van Biesen Filip – Filip Van Biesen
Focusgroepleden
Dhr. Boeraeve Bart - AVBS Dhr. Claes Jos – HEJO fruit, Telersvereniging New Green Mevr. Jolling Leen – Boerenbond Dhr. Tierens Koen – AVBS Dhr. Van Hulle Marc – Sylva Dhr. Van Weyenberg Bart – Agro Services Dhr. Wullaert Stephan – Eduplus
Documenten COLO (september 2003) Format beroepscompetentieprofiel. Handleiding voor het opstellen van beroepscompetentieprofielen. Zoetermeer.
40