Bermbeheerplan voor een ecologisch waardevolle berm langs te Elingen
1. Inleiding In het dichtbebouwde Vlaanderen zijn bermen overal te vinden. Meestal vervullen ze een vrij belangrijke ecologische rol, als verbinding tussen natuurgebieden, als standplaats voor zeldzame plantensoorten, als stapsteen voor diersoorten die er kunnen leven en zich eventueel voortplanten. Meestal worden bermen echter beheerd op een weinig ecologische manier. Soms worden ze gemaaid en blijft dat maaisel ter plaatse liggen, waardoor op korte termijn veel voedingsstoffen in de bodem komen, wat dan weer leidt tot opportunistische plantensoorten zoals bramen en brandnetels. We steven echter naar een schrale berm, met weinig voedingsstoffen en zo veel mogelijk (zeldzame) plantensoorten. Om dat te bereiken moet het maaisel na het maaien zo zorgvuldig mogelijk worden verwijderd. Door rekening te houden met bepaalde vlindersoorten kunnen we een plan opstellen van de meest geschikte maaitijdstippen.
2. De berm De berm langs de Lennikse steenweg te Elingen ligt tussen de bebouwingskernen van het dorp Elingen en het gehucht ‘Schoenbeek’ (begin van de Felix Wijnsstraat) in Oudenaken. Meer gedetailleerd begint het interessante bermgedeelte aan de kruising van de Lennikse steenweg en de Doornstraat en loopt die door tot aan een kapelletje op de Lennikse steenweg over ongeveer 800 meter. We vinden in de berm verschillende interessante vegetaties (zie fig.1). Het meest interessante gedeelte vinden we in A. Dit deel is ongeveer 200 meter lang. Verder op de berm is enkele jaren geleden een aanplanting gebeurt met inheems plantmateriaal aan de zelfde zijde. In B bevindt de berm zich aan de overzijde van de Lennikse steenweg. Het gaat hier om een tallud die begint aan de uitrit van een akker en doorloopt tot aan een kapelletje ongeveer 240 meter verderop. Dit gedeelte is op floristisch vlak veel minder waardevol, doch heeft het vrij hoge potenties indien het op gepaste wijze zou worden beheerd. Beide bermdelen A en B hebben een helling die naar het zuiden is gericht. Zo warmt de bodem er snel open ontstaat er een microklimaat, dat door koudbloedige soorten zoals dagvlinders veel wordt gebruikt.
Fig. 1: situering van de percelen die in aanmerking komen voor een aangepast beheer
3. Dagvlinders Soorten Veel dagvlinders gebruiken de berm nu al om voedsel te zoeken, op te warmen en zelfs om zich voort te planten. Het gaat hier dan vooral om deel A dat heden veel schraler is. Deze schrale vegetaties bezitten zeer veel waardplanten (waar dagvlinders hun eitjes op afzetten) en nectarplanten (waar ze hun voedsel zoeken). Het bermgedeelte B bezit tot nu toe alleen nog maar algemene en meestal ruderale soorten zoals grote brandnetel en hoogproductieve grassen. (zie bijlage 1) Enkele dagvlinders die op de berm reeds zijn waargenomen zijn het icarusblauwtje, het bruin blauwtje, de kleine vuurvlinder, de oranje luzernevlinder, de koninginnepage, … Hieronder worden de doelsoorten kort besproken.
Bruin blauwtje Het bruin blauwtje is voor het eerst aangetroffen op de berm in deel A in 2007. Het ging toen om enkele exemplaren die er waarschijnlijk een kleine (tijdelijke) populatie hadden gevormd. Het blijft natuurlijk de vraag of ze er ook dit jaar nog zullen rondfladderen. Het bruin blauwtje vliegt in 2 generaties per jaar, de eerste van midden mei tot midden juni en een 2de van begin juli tot eind september. Waardplanten: in de berm worden de eitjes mogelijk afgezet op zachte of kleine ooievaarsbek. Behoud: om bij het maaien niet alle rupsen te verwijderen is het voor het bruin blauwtje belangrijk dat er gefaseerd tewerk wordt gegaan. Hier een daar wat ruigere vegetatie met nectarplanten is gunstig. Wanneer het onmogelijk is om gefaseerd te werk te gaan kan me ook maaien na het vliegseizoen, eind september. Biotoopvereiste: waardplanten moeten in een open en lage vegetatie staan. De rupsen verpoppen op de grond.
Icarusblauwtje Het icarusblauwtje komt momenteel voor op deel A van de berm. Het icarusblauwtje is vooral te vinden op vrij voedselarme graslanden met een lage vegetatie. Het icarusblauwtje vliegt in 2 generaties, de eerste vanaf begin mei tot begin juli en een 2de vanaf juli tot midden september. Waardplanten: klaversoorten zoals gewone rolklaver, witte klaver, … Behoud: zorgen voor een lage vegetatie met waardplanten (vooral gewone rolklaver) en gefaseerd maaien. Biotoopvereiste: ongeveer dezelfde als bij het bruin blauwtje maar het icarusblauwtje leeft op iets minder schrale gronden.
Kleine vuurvlinder De kleine vuurvlinder komt momenteel vrij veel voor in deel A, dit komt waarschijnlijk door het grote aanbod aan waardplanten. Hij vliegt meestal in 2 generaties, de eerste van eind april tot midden juni, de 2de vanaf begin juli tot begin oktober. (In zeer warme jaren kan er een 3de generatie vliegen. Waardplanten: zuringsoorten zoals veldzuring en schapenzuring. Behoud en Biotoopvereiste: zelfde al bij vorige, zorgen voor voldoende waardplanten.
Sleedoornpage De sleedoornpage is tot op heden nooit waargenomen op of langs de berm. Er staan wel enkele mooie struiken sleedoorn in de houtkant. Eventueel kunnen er enkele struiken sleedoorn extra worden aangeplant. Mogelijk komt de sleedoorn wel voor, onderzoek (door eitjes te zoeken) of een waarneming zal dit moeten uitwijzen.
De sleedoornpage vliegt in één generatie van eind juli tot midden september. Waardplanten: prunus-soorten zoals kers, pruim en sleedoorn Behoud en Biotoopvereiste: het is belangrijk dat de voornaamste waardplant (sleedoorn) voldoende aanwezig is en niet te drastisch wordt afgezet. Wanneer er moet gesnoeid worden gebeurt dit ook best gefaseerd om niet in één kaar alle eitjes te verwijderen. Sleedoornpages zijn ook gebaat bij het aanwezig zijn van opvallende zogenaamde ‘bruidsbomen’. Dit zijn bomen waar de sleedoornpages bij elkaar komen en paren.
4. Aangepast bermbeheer Een gepast bermbeheer moet ervoor zorgen dat de doelsoorten die hierboven zijn weergegeven, optimaal kunnen leven op de berm. Het zou optimaal zijn indien bepaalde soorten zich tenminste tijdelijk zouden kunnen voortplant op de berm. Momenteel heeft een deel van de berm al een vrij grote ecologische betekenis (deel A). Indien het aangepaste beheer wordt volgehouden zal ook het deel B een grote ecologische betekenis verwerven. Zo zullen die delen een belangrijke stapsteen (zie Fig. 2) vormen, die onder andere door vlinders gebruikt worden om zo ook andere terreinen te bereiken. Het beste beheer per bermdeel wordt hieronder kort geschetst. Deel A – het meest schrale perceel: Hier is vooral een gefaseerd maaibeheer (met afvoer van het maaisel) heel belangrijk. Het kan geen kwaad om de meest schrale percelen sommige jaren over te slaan. De meest verruigde percelen worden minimum een keer per jaar gemaaid. Wanneer de meest schrale percelen wel worden gemaaid gebeurt dit best gefaseerd om niet alle rupsen af te voeren met het maaisel. Het aangeplante deel: Hier dient het huidige beheer worden voortgezet. Af en toe worden delen van de houtkant worden afgezet. Vooral bij de sleedoornstruiken dient dit gefaseerd te gebeuren. Mogelijk worden hier enkele jonge sleedoornstruikjes bij aangeplant. Deel B – de relatief ruige berm met kleine stukjes schralere vegetatie: Dit deel van de berm is momenteel vrij ruig. Zeker de eerste jaren bestaat het beste beheer uit het maaien en afvoeren van de vegetatie. Best wordt er 2 keer per jaar gemaaid om de verschraling te versnellen. Wanneer de vegetatie schraler wordt kan overgegaan worden op een gefaseerd maaibeheer waarbij een maal per jaar wordt gemaaid.
Fig. 2: de berm te Elingen als stapsteen naar andere gebieden
5. Bijlagen Bijlage 1: Korte vegetatiebepaling van de berm Deel B: Berm vanaf het kapelletje (plan: zie bijlage 2) 1 (8m) smalle weegbree (Plantago lanceolata) rode klaver (Trifolium pratense) duizendblad (Achillea millefolium) 2 (9m) grote brandnetel (Urtica dioica) grassen (Poaceae) 3 (8m, tot verlichtingspaal) paarse dovenetel (Lamium purpureum) witte dovenetel (Lamium album) fluitenkruid (Anthriscus sylvestris) 4 (38m, tot rioolrooster) grote brandnetel (Urtica dioica) witte dovenetel (Lamium album) fluitenkruid (Anthriscus sylvestris) vossenhol? 5 (140m, na kasseibaantje via Lenniksestw.) smalle weegbree (Plantago lanceolata) enkel kort bij fietspad grote brandnetel (Urtica dioica) witte dovenetel (Lamium album) fluitenkruid (Anthriscus sylvestris) grassen (Poaceae) 6 (40m, tot uitrit veld) grassen (Poaceae) iets minder productief dan bij 5 smalle weegbree (Plantago lanceolata) rode klaver (Trifolium pratense) wikke sp. (Vicia sp.)
Deel A: Berm hoek Elingen (plan: zie bijlage 3) A (7m, van p1-2, tussen sleedoornstruweeltjes) sleedoornscheuten (Prunus spinosa) gewone margriet (Leucanthemum vulgare) wikke sp. (Vicia sp.) slipbladige ooievaarsbek (Geranium dissectum) zachte ooievaarsbek (Geranium molle) veldzuring (Rumex acetosa) schapezuring (Rumex acetosella) smalle weegbree (Plantago lanceolata) gewone veldbies (Luzula campestris) zandraket (Arabidopsis thaliana) gewoon biggenkruid (Hypochaeris radicata) duizendblad (Achillea millefolium) B (17m, van p2-5) smalle weegbree (Plantago lanceolata) knoopkruid (Centaurea jacea) zachte ooievaarsbek (Geranium molle) klaver sp. Een kleine soort gewone margriet (Leucanthemum vulgare) gewone veldbies (Luzula campestris) veldzuring (Rumex acetosa)
schapezuring (Rumex acetosella) rode klaver (Trifolium pratense) gewoon biggenkruid (Hypochaeris radicata) duizendblad (Achillea millefolium) schermbloemige sp. C (van p5-7) herik sp. braam sp. veldzuring (Rumex acetosa) schapezuring (Rumex acetosella) gewone margriet (Leucanthemum vulgare) vergrassing witte dovenetel (Lamium album) slipbladige ooievaarsbek (Geranium dissectum) d (6m, van p7-8) smalle weegbree (Plantago lanceolata) herik sp. gewone margriet (Leucanthemum vulgare) slipbladige ooievaarsbek (Geranium dissectum) veldzuring (Rumex acetosa) gewoon biggenkruid (Hypochaeris radicata) wikke sp. lichte vergrassing e (5m, van p8-9) zandraket (Arabidopsis thaliana) smalle weegbree (Plantago lanceolata) knoopkruid (Centaurea jacea) muizenoor (Hieracium pilosella) gewone margriet (Leucanthemum vulgare) slipbladige ooievaarsbek (Geranium dissectum) veldzuring (Rumex acetosa) schapezuring (Rumex acetosella) voederwikke (Vicia sativa) f (20m, van p9-12) veldzuring (Rumex acetosa) schapezuring (Rumex acetosella) herik sp. gewone margriet (Leucanthemum vulgare) knoopkruid (Centaurea jacea) slipbladige ooievaarsbek (Geranium dissectum) zachte ooievaarsbek (Geranium molle) smalle weegbree (Plantago lanceolata) gewoon biggenkruid (Hypochaeris radicata) duizendblad (Achillea millefolium) bekermos (Cladonia sp.) haarmos (Polytrichum sp.) g (60m, van p12-eik aan huis) veldzuring (Rumex acetosa) schapezuring (Rumex acetosella) herik sp. gewone margriet (Leucanthemum vulgare) knoopkruid (Centaurea jacea) slipbladige ooievaarsbek (Geranium dissectum) smalle weegbree (Plantago lanceolata) gewoon biggenkruid (Hypochaeris radicata) duizendblad (Achillea millefolium) rode klaver (Trifolium pratense) vroegeling (Erophila verna)
Bijlage 2: enkele vlindersoorten
Icarusblauwtje
Kleine vuurvlinder
Bruin blauwtje (bovenzijde)
Bruin blauwtje (onderzijde)
Bijlage 3
Zicht op de berm (deel A) met de kerk van Elingen op de achtergrond