Beoordelen van afstudeerprojecten bij de opleiding ‘Technische Informatica’ Objectieve- en subjectieve criteria Beoordelingen van afstudeerprojecten zijn deels objectief, deels subjectief. Objectieve criteria zijn betrouwbaar en effici¨ent te verifi¨eren. Voorwaarden voor het boeken van een assessment van een afstudeerproject zijn voornamelijk objectieve criteria: het voldoen aan de toelatingseisen van het afstudeeronderwijs, de toekenning van twee begeleidende docenten aan het afstudeerproject, een door de begeleidende docent goedgekeurd en geregistreerd mandaat, het vervullen van de projecttijd (minimaal 16 en maximaal 26 werkweken), het aan de vormeisen voldoen van het afstudeerverslag, het voldoen van het afstudeerproject aan vastgelegde en controleerbare voorwaarden in het mandaat. Subjectieve beoordelingscriteria geven minder betrouwbare en valide resultaten dan objectieve beoordelingscriteria en kunnen leiden tot willekeur in de beoordelingen. Subjectieve beoordelingscriteria worden betrouwbaarder en krijgen meer validiteit door ze te beschrijven, door meer beoordelaars te betrekken bij de beoordeling en door verslaggeving, beoordeling en criteria te publiceren zodat zij blootgesteld kunnen worden aan kritiek. Het publiceren heeft meer voordelen. Studenten worden door de publicatie-eis gemotiveerd om leesbare verslagen te schrijven. Studenten en docenten kunnen van elkaar leren door de gepubliceerde verslaggeving en beoordelingen te analyseren en te vergelijken. Studenten kunnen de gepubliceerde verslagen gebruiken als inspiratiebronnen, kennisbronnen en ijkpunten. Docenten kunnen hun referentiekader afstemmen op het gemiddelde niveau en de spreiding daarvan. Docenten,
1
accreditatie, inspectie en bedrijfsleven kunnen door de transparantie het gepubliceerde beoordelingssysteem beter evalueren en te waarderen. Om de betrouwbaarheid en de validiteit van de afstudeerbeoordeling te verhogen, is gekozen voor de beschrijving van de beoordelingscriteria voor de: kwalificaties van de Bachelor-opleidingen, de Dublindescriptoren: De vijf deelkwalificaties (‘kennis en inzicht’, ‘toepassen’, ‘oordeelvorming’, ‘communicatie’ en ‘leervaardigheid’) worden getoetst aan de hand van het basisschema ‘Beoordelen aan de hand van Dublindescriptoren’ overgenomen uit het boek “Projectonderwijs in het HBO” van Maria ten Holten en Rietje van Vliet (Bohn Stafleu van Lochum, ISBN 978-90-313-6206-6). Deze vragen sluiten goed aan op het gebruikelijke bewijsmateriaal van een afstudeerproject bij de opleiding ‘Technische Informatica’; beroepscompetenties: De beroepscompetenties volgens de HBO-I beschrijving “Bachelor of ICT” (ISBN 978-90-814684-1-1, Amsterdam) worden getoetst aan de hand van het bewijsmateriaal dat tijdens het afstudeerproject verkregen is. Dit betekent dat in afstudeerprojecten binnen de opleiding passende competenties verkregen en toegepast zijn. De controle op “binnen de opleiding passende competenties” vindt in eerste instantie plaats aan het begin van het afstudeerproject bij het opstellen van het ‘mandaat’ en de afspraken over het ict-domein met het afstudeerbedrijf. Afstudeerprojecten kunnen tot competenties leiden waarin het mandaat niet voorzien heeft. Tijdens de beoordeling van het afstudeerproject wordt daarom de evaluatie van de student van de benodigde en behaalde beroepscompetenties (‘analyseren’, ‘adviseren’, ‘ontwerpen’, ‘realiseren’ en ‘beheren’) meegewogen. De beoordeling van de beroepscompetenties geschiedt vanuit het perspectief van de kenmerkende ICT-architectuurlagen (‘gebruikersinteractie’, ‘bedrijfsprocessen’, ‘software’, ‘infrastructuur’ en ‘hardware interfacing’). Een voldoende niveau van beheersing van de beroepscompetenties ( ’zelfstandigheid’, ‘gedrag’ en ‘context’) wordt gewaardeerd met het cijfer zes of hoger. Afstudeerprojecten vinden zo veel mogelijk plaats binnen ICT-domeinen en (technische) bedrijfsprocessen met voor de opleiding ‘Technische Informatica’ kenmerkende ICT-architectuurlagen (‘infrastructuur’ en ‘hardware interfacing’): ‘embedded systemen’ (‘systeemsoftware’, ‘software for electronic devices’, ‘single board computing’, ‘automatisering’), ‘kunstmatige intelligentie’ (‘robotica’, ‘neurale netwerken’, ‘expertsystemen’), ‘human computer interfacing’ (‘usability’, ‘scripting’, ‘parsing’, ‘educatieve systemen’, ‘augmented reality’), ‘telematica’ (‘beveiliging’, ‘certificering’, ‘cryptografie’, ‘gridcomputing’, ‘beheer infrastructuur’) en ’graphics programming’ (‘openGL’, ‘visualisatie’, ‘simulatie’). 2
Het geven van een cijfer aan een afstudeerproject De toetsing van een afstudeerproject bestaat uit een gewogen beoordeling door een tijdelijk samengestelde afstudeercommissie. In principe bestaat zo’n afstudeercommissie uit meerdere deskundigen om de subjectiviteit van de beoordeling te verlagen. Interne deskundigen zijn minstens twee docenten. Externe deskundigen zijn meestal medewerkers van het afstudeerbedrijf. Bij de afstudeerzittingen is vaak een onafhankelijke gecommitteerde aanwezig. Deskundigen in de afstudeercommissie kunnen onderscheiden worden in drie categorie¨en, ‘opdrachtgevers’, ‘begeleiders’ en ‘niet-betrokkenen’. De ‘opdrachtgevers’ of ‘klanten’ zijn de aangewezen personen om de geleverde producten of diensten te beoordelen. Daarentegen hebben begeleiders en medewerkers een beter inzicht in de processen die tijdens het project hebben plaats gevonden. ‘Nietbetrokken’ deskundigen moeten in staat zijn om de geleverde prestaties aan de hand van relevante referentieniveau’s in een kader te plaatsen. Meestal valt een docent en een gecommitteerde in de categorie ‘niet-betrokken’ deskundige. Leden van de afstudeercommissie die over een relevant referentiekader beschikken, mogen gemeenschappelijk het cijfer bepalen. Uiteindelijk ligt de verantwoording voor het beoordelingsresultaat bij de examencommissie. Een afstudeerproject wordt integraal beoordeeld met behulp van Europese standaardkwalificaties voor bachelor-opleidingen, de ‘Dublindescriptoren’. Zo’n beoordeling leidt tot e´ e´ n van de volgende drie uitspraken: onvoldoende (geweigerd), zwak (reparatie is nodig) of voldoende (geaccepteerd). Bij een onvoldoende resultaat van de beoordeling aan de hand van Dublindescriptoren, wordt het dwingende advies gegeven een nieuwe afstudeeropdracht van 20 werkweken uit te voeren. Bij een zwak resultaat wordt dwingend een reparatieopdracht geadviseerd van maximaal 6 werkweken. Bij een reparatieopdracht met een zwak of voldoende resultaat, wordt de student geadviseerd een nieuwe afstudeeropdracht uit te voeren. Alleen als een afstudeerproject een voldoende resultaat heeft, zal een cijfer gegeven worden. De keuze voor een 6 of hoger hangt af van het gedemonstreerde beheersingsniveau van de competenties (‘zelfstandigheid’, ‘gedrag’ en ‘context’). Er worden geen cijfers lager dan een 6 gegeven. De subjectiviteit van een beoordeling aan de hand van de Dublindescriptoren hangt af van de mate waarin men een aantal impliciete criteria mee laat wegen: de omvang, de complexiteit en de kwaliteit van het product en het proces, de valiteit, de betrouwbaarheid en verifieerbaarheid van de bronnen, de authenciteit, de recentelijkheid van het bewijsmateriaal en de volledigheid en consistentie van de onderbouwing. Om de subjectiviteit te verlagen is het beoordelingsschema met aanbevolen bewijsmateriaal aangevuld.
3
Beoordelingsschema ‘Dublindescriptoren’ met distributief opgesomd aanbevolen bewijsmateriaal KENNIS EN INZICHT De student: • heeft gebruikgemaakt van relevante concepten en werkwijzen van het vakgebied zoals aangeboden in de opleiding. Bewijsmateriaal: bijlagen van het verslag met de toegepaste analyse-, ontwerp-, programmeer-, test- en documenteermethoden; • heeft zich verdiept in nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied relevant voor de afstudeeropdracht. Bewijsmateriaal: lijst met bronnen inclusief relevante en recente vakliteratuur (theorie¨en, methoden en oplossingen); • heeft bij de verdediging van de afstudeeropdracht de examencommissie1 overtuigd dat hij2 het onderwerp beheerst, zowel de relevante theoretische concepten als de gang van zaken in het bedrijf. Bewijsmateriaal: hoofdverslag met functionele en architectonische3 keuzen en de onderbouwing daarvan vanuit de theoretische concepten met verwijzingen naar relevante en recente vakliteratuur, onderzoeksresultaten en de context (de bedrijfsprocessen, de toepassing van het product of dienst, het pakket van eisen), het correct gebruik van vaktermen uit de informatica, toepassingsdomein en relevante bedrijfsprocessen. TOEPASSING VAN KENNIS EN INZICHT De student: • heeft in de afstudeerorganisatie een professionele benadering van het werk en een goede beroepshouding laten zien. Bewijsmateriaal: ‘getuigenverklaring begeleider’ met een oordeel over het professioneel en collegiaal gedrag en de integriteit; • heeft tijdens de uitvoering van de afstudeeropdracht (dit wordt ingebracht door de projectbegeleider) en tijdens de afstudeerzitting een professionele benadering van het werk en een goede beroepshouding laten zien. Bewijsmateriaal: ‘getuigenverklaring begeleider’ met een beschrijving van het vertoonde gedrag zoals het zich houden aan de organisatorische regels en afspraken, het tijdig aanleveren van een afstudeerverslag, een voorbereide presentatie en/of goedlopende demonstratie, het 1 De ‘examencommissie’ is formeel verantwoordelijk, maar zij wordt vertegenwoordigd door de afstudeercommissie. 2 Waar ‘hij’ staat mag ook ‘zij’ gelezen worden. 3 Bij embedded- en telematicasystemen kan een omvangrijke interfacing (z.g. ‘harige systemen’) en een complexe infrastructuur een aanzienlijke verschuiving van de ontwerpinspanning van de functionaliteit naar de architectuur veroorzaken.
4
bereidwillig beantwoorden van gestelde vragen, aangeven wat eigen werk is en wat niet (voorkomen van plagiaat door bronvermelding); • heeft oplossingen ontwikkeld die met theoretische en praktische argumenten zijn onderbouwd en recht doen aan de belangen van alle betrokkenen of heeft de oplossingen op haalbaarheid getoetst en de implementatie ervan uitgewerkt Bewijsmateriaal: haalbaarheidsonderzoek, experimenten, prototyping, demonstraties, functionele- en structurele testen, formele- en informele verificatiemethoden, ‘getuigenverklaring opdrachtgever’; • heeft van de opdrachtgever in de afstudeerorganisatie te horen gekregen dat het eindresultaat waardevol is4 . Bewijsmateriaal: ‘getuigenverklaring opdrachtgever’5 . OORDEELSVORMING De student: • heeft een heldere probleem- en doelstelling geformuleerd op basis van een ori¨entatie op relevante aspecten, betrokken partijen en concepten uit het vakgebied. Bewijsmateriaal: in het afstudeerverslag is een correcte opdracht of onderzoeksvraag geformuleerd waarbij uit de context of randvoorwaarden duidelijk is wat de relevante aspecten zijn, heeft de grenzen van de opdracht, onderzoek en context bepaald; • heeft een heldere en passende onderzoeksaanpak geformuleerd. Bewijsmateriaal: indien het afstudeerproject een onderzoek betreft of deelonderzoeken bevat t.b.v. het ontwikkelen van een product of dienst, moeten duidelijke en relevante onderszoeksvragen geformuleerd zijn; • heeft relevante gegevens verzameld uit schriftelijke bronnen en deze correct ge¨ınterpreteerd. Bewijsmateriaal: heeft valide-, betrouwbare- en verifieerbare gegevensbronnen gebruikt (een internetbron is meestal geen goede bron), literatuuronderzoek, correcte en relevante citaten, bronverwijzingen; • heeft relevante gegevens verzameld door middel van veldonderzoek in bedrijf en/of markt en deze correct ge¨ınterpreteerd. Bewijsmateriaal: aanwezigheid van (deel)onderzoeken zoals vergelijkend onderzoek, SWOT, haalbaarheidsonderzoek, usability-onderzoek, functionele testen, onderzoeksgegevens en de onderbouwing van de gekozen onderzoeksmethode; 4 De
originele formulering was: “. . . dat hij tevreden is met het eindresultaat en dit ook gaat gebruiken.”. Een onbruikbaar product of een onderzoek met een negatieve uitkomst, kan toch een waardevol resultaat zijn. 5 Deze getuigenverklaring is niet van een begeleider die medeverantwoordelijk is geweest voor de ontwikkeling van het product of de dienst, maar van een opdrachtgever of een klant
5
• heeft heldere conclusies en aanbevelingen geformuleerd en deze met valide argumenten onderbouwd. Bewijsmateriaal: analyse van het afstuderen resulterend in objectief controleerbare conclusies en adviezen conform de opdracht of onderzoeksvraag gepresenteerd, aanbevelingen van speculatieve aard moeten als zodanig herkenbaar zijn; • heeft in de oordeelsvorming alle relevante aspecten meegenomen en meegewogen, zoals effectiviteit en efficiency, maar ook implementatieaspecten en relevante sociaal-maatschappelijke en ethische aspecten. Bewijsmateriaal: onderzoeksresultaten uit externe bronnen, evaluaties, reflecties, discussies of aanbevelingen, onderbouwing van de gekozen onderzoeksvraag en methode, planning van tijd en werkverdeling, heeft grenzen gesteld aan de omvang van de opdracht of het onderzoek; • heeft bij de verdediging van de afstudeeropdracht de examencommissie ervan overtuigd dat alle relevante aspecten bij de oordeelsvorming aan de orde zijn gekomen en met elkaar in verband zijn gebracht. Bewijsmateriaal: functionele en/of architectonische keuzen waarbij de onderbouwing gebaseerd is op de context of onderzoeksresultaten. Voor de onderbouwing van de keuzes moet het hoofdverslag een – voldoende maar niet uitputtende – beschrijving bevatten van: de opdracht of de onderzoeksvraag, de context vanuit financieel-, commercieel, technisch- of maatschappelijk perspectief en de gegeven randvoorwaarden (het pakket van functionele eisen, de kwaliteit- en de veiligheidscriteria), de mondelinge verdediging. COMMUNICATIE De student: • heeft in de afstudeerorganisatie aandacht weten te verkrijgen en weten te behouden voor het afstudeeronderwerp bij alle direct en indirect betrokkenen. Bewijsmateriaal: ‘getuigenverklaring begeleider’, ‘getuigenverklaring opdrachtgever’, mijlpalenoverleg, periodieke voortgangsgesprekken, overleg met actoren (opdrachtgevers, klanten, ontwerpers, gebruikers, beheerders . . . ); • heeft de direct en indirect betrokkenen in de afstudeerorganisatie overtuigd van de kwaliteit van het afstudeeronderzoek/opdracht en de haalbaarheid van de ontwikkelde oplossingen. Bewijsmateriaal: haalbaarheidonderzoek, vergelijkend onderzoek, experimenten, demonstraties, prototyping, testen, terugkoppeling van resultaten, ‘reviews’, ‘audits’, ‘inspecties’, ‘peer-reviews’, ‘evaluaties’, het geven van voorlichting of cursussen;
6
• heeft een afstudeerrapport geschreven waarvan schrijfstijl en structuur effectief zijn om de inhoud over te brengen, overeenkomstig de gebruiken in het beroep en de eisen van de opleiding. Bewijsmateriaal: overzichtelijke structuur van het verslag, het voldoen aan de vorm- en leesbaarheidseisen (http://med.hro/nl/ bropj/afstuderen); • heeft een boeiende presentatie van 25 minuten gehouden over de inhoud, de aanpak en de resultaten en het procesverloop van de afstudeeropdracht afgestemd op een publiek van professionals. Bewijsmateriaal: presentatie eventueel gecombineerd met demonstratie; • heeft de examencommissie overtuigd van zijn/haar kennis en inzicht, professionele aanpak, oordeelsvorming, oplossings-, implementatieen presentatievaardigheden. Bewijsmateriaal: de mate van zelfstandigheid waarmee de opdracht uitgevoerd is, de moeilijkheidsgraad van de opdracht, de beantwoording van de vragen, de demonstratie, de presentatie en het verslag. LEERVAARDIGHEDEN De student: • is snel wegwijs geworden in de relevante aspecten en onderdelen van de afstudeerorganisatie. Bewijsmateriaal: ‘getuigenverklaring begeleider’, beschrijving afstudeerorganisatie, toepassingsdomein of bedrijfsprocessen (in bijlagen of in de contextbeschrijving); • heeft zich binnen de afstudeerorganisatie ontwikkeld tot een deskundige op het afstudeeronderwerp. Bewijsmateriaal: ‘getuigenverklaring begeleider’, het geven van cursussen of voorlichting, onwikkeld cursus- of instructiemateriaal; • heeft gedurende het afstudeertraject nieuwe kennis en vaardigheden verworven en de leerdoelen bereikt Bewijsmateriaal: evaluatie van het leerproces, gevolgde cursussen, nieuw verworven competenties, andere publicaties die in het kader van het afstuderen door de student gemaakt zijn.
7
Bijlagen Dublindescriptoren - ‘Kwalificaties Bachelor’ Kennis en inzicht: Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is; Toepassen kennis en inzicht: Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied; Oordeelsvorming: Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten; Communicatie: Is in staat om informatie, idee¨en en oplossingen over te brengen op publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten; Leervaardigheden: Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
8
Getuigenverklaringen De ‘getuigenverklaring begeleider’ kan de volgende aspecten bevatten: • de student heeft blijk gegeven van voldoende beheersing van kennis, vaardigheden om de opdracht uit te voeren; • de student heeft professioneel- en integer gedrag vertoond: heeft zich gehouden aan organisatorische regels en planningen, heeft regelmatig en/of voldoende werkoverleg gehouden en heeft problemen bijtijds teruggekoppeld, heeft zich collegiaal gedragen t.o.v. medewerkers; • de student heeft relevante actoren (klanten, ontwerpers, gebruikers en beheerders) betrokken bij het opstellen van de functionaliteit; • de student heeft een analyse gemaakt van relevante organisatorische- en bedrijfsprocessen, heeft (vergelijkend) onderzoek gedaan naar andere alternatieven, haalbaarheid of usability, heeft adviezen gegeven waarbij rekening gehouden is met de context en het perspectief; • de student heeft gestudeerd of cursussen en voorlichting gevolgd om het kennisniveau te verbeteren. De ‘getuigenverklaring van opdrachtgever of klant’ kan de volgende aspecten betreffen: • de student heeft rekening gehouden met functionele eisen, kwaliteitcriteria en de context van het product; • de student heeft reviews/audits/functionele testen laten uitvoeren of uitgevoerd; • de student heeft demonstraties, voorlichtingen, instructies, cursussen gegeven over het product of het onderzoek; • het eindresultaat is wel/niet waardevol. De beoordeling tijdens de afstudeersessie kan de volgende aspecten betreffen: • de student heeft binnen de gestelde tijd een duidelijke presentatie gehouden; • de student heeft een demonstratie van de werking van het product gegeven; • de student heeft vragen over het afstuderen correct beantwoord;
9
Beoordelingsformulier - ‘Afstuderen’ 1 2 3
4 5 6
7
8 9 10 11 12 13
14
15 16 17 18
19
20 21 22
Kennis en inzicht Heeft gebruikgemaakt van relevante concepten en werkwijzen van het vakgebied zoals aangeboden in de opleiding. Heeft zich verdiept in nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied relevant voor de afstudeeropdracht. Heeft bij de verdediging van de afstudeeropdracht de examencommissie overtuigd dat hij het onderwerp beheerst, zowel de relevante theoretische concepten als de gang van zaken in het bedrijf. Toepassen van kennis en inzicht Heeft in de afstudeerorganisatie een professionele benadering van het werk en een goede beroepshouding laten zien. Heeft tijdens de uitvoering van de afstudeeropdracht en tijdens de afstudeerzitting een professionele benadering van het werk en een goede beroepshouding laten zien. Heeft oplossingen ontwikkeld die met theoretische en praktische argumenten zijn onderbouwd en recht doen aan de belangen van alle betrokkenen of heeft de oplossingen op haalbaarheid getoetst en de implementatie ervan uitgewerkt. Heeft van de opdrachtgever in de afstudeerorganisatie te horen gekregen dat het eindresultaat waardevol is. Oordeelsvorming Heeft een heldere probleem- en doelstelling geformuleerd op basis van een ori¨entatie op relevante aspecten, betrokken partijen en concepten uit het vakgebied. Heeft een heldere en passende onderzoeksaanpak geformuleerd. Heeft relevante gegevens verzameld uit schriftelijke bronnen en deze correct ge¨ınterpreteerd. Heeft relevante gegevens verzameld door middel van veldonderzoek in bedrijf en/of markt en deze correct ge¨ınterpreteerd. Heeft heldere conclusies en aanbevelingen geformuleerd en deze met valide argumenten onderbouwd. Heeft in de oordeelsvorming alle relevante aspecten meegenomen en meegewogen, zoals effectiviteit en efficiency, maar ook implementatieaspecten en relevante sociaal-maatschappelijke en ethische aspecten. Heeft bij de verdediging van de afstudeeropdracht de afstudeercommissie ervan overtuigd dat alle relevante aspecten bij de oordeelsvorming aan de orde zijn gekomen en met elkaar in verband zijn gebracht. Communicatie Heeft in de afstudeerorganisatie aandacht weten te verkrijgen en weten te behouden voor het afstudeeronderwerp bij alle direct en indirect betrokkenen. Heeft de direct en indirect betrokkenen in de afstudeerorganisatie overtuigd van de kwaliteit van het afstudeeronderzoek en de haalbaarheid van de ontwikkelde oplossingen. Heeft een afstudeerrapport geschreven waarvan schrijfstijl en structuur effectief zijn om de inhoud over te brengen, overeenkomstig de gebruiken in het beroep en de eisen van de opleiding. Heeft een boeiende presentatie van 25 minuten gehouden over de inhoud, de aanpak en de resultaten en het procesverloop van de afstudeeropdracht afgestemd op een publiek van professionals. Heeft de examencommissie overtuigd van zijn/haar kennis en inzicht, professionele aanpak, oordeelsvorming, oplossings-, implementatie- en presentatievaardigheden. Leervaardigheden Is snel wegwijs geworden in de relevante aspecten en onderdelen van de afstudeerorganisatie. Heeft zich binnen de afstudeerorganisatie ontwikkeld tot een deskundige op het afstudeeronderwerp. Heeft gedurende het afstudeertraject nieuwe kennis en vaardigheden verworven en de leerdoelen bereikt.
10
ozv ozv ozv
ozv ozv ozv
ozv
ozv ozv ozv ozv ozv ozv
ozv
ozv ozv ozv ozv
ozv
ozv ozv ozv
Bepaling van het afstudeeradvies 1. Een reparatieopdracht moet zich beperken tot 6 weken inspanning. Om onnodig herkansen en repareren te voorkomen, worden geen reparaties van herstelopdrachten geaccepteerd; 2. In principe moeten alle deelkwalificaties ‘kennis en inzicht’, ‘toepassen’, ‘oordeelsvorming’, ‘communicatie’ en ‘leervaardigheden’ voldoende zijn voor een geslaagd afstudeerproject. Dit betekent dat per deelkwalificatie een positief saldo van bewijsmaterialen aanwezig moet zijn. Dit wordt gewaarborgd in de volgende cesuur: voldoende zwak onvoldoende geslaagd reparatie onvoldoende
per deelkwalificatie: v > (z + o) v ≤ (z + o) ∧ z ≥ o v ≤ (z + o) ∧ z < o totale beoordeling: ∀ deelkwalificaties voldoende ∃ deelkwalificatie zwak ∧ ∑ inspanning ≤ 6 weken alle andere gevallen
3. Een schriftelijke verantwoording van de onvoldoende en zwak beoordeelde deelkwalificaties en een schriftelijke verantwoording van de cijferwaardering moet op het beoordelingsformulier aanwezig zijn.
11
Bepaling van het afstudeercijfer Alleen voor een geslaagd afstudeerproject wordt een cijfer gegeven. De keuze voor een 6, 7, 8, 9 of 10 hangt af van de positieve antwoorden op de volgende vragen: 6 Beheerst de student de verplichte competenties en heeft hij met enige begeleiding en sturing het afstudeerproject afgerond? 7 Beheerst de student de verplichte competenties, heeft hij zelfstandig doch niet solitair het afstudeerproject correct afgerond en heeft hij blijk gegeven nieuwe competenties te kunnen verwerven? 8 Beheerst de student de verplichte competenties en heeft hij zelfstandig doch niet solitair het afstudeerproject correct afgerond en heeft hij blijk gegeven nieuwe competenties te kunnen verwerven en heeft hij blijk gegeven van strategisch inzicht vanuit een relevant perspectief? ≥9 Beheerst de student de verplichte competenties en heeft hij zelfstandig doch niet solitair het afstudeerproject afgerond en heeft hij blijk gegeven nieuwe competenties te verwerven en heeft hij blijk gegeven van strategisch inzicht vanuit een relevant perspectief en heeft hij een correct innoverend product of dienst gemaakt of een bijdrage geleverd aan een opmerkelijke uitbreiding van de kennis binnen het domein? Opmerkingen: 1. Bij het stellen van bovenstaande vragen, is het practisch te beginnen bij hoogste cijfer. 2. Bij de beoordeling van het hoogste niveau qua innovatie van een product of dienst of van een opmerkelijke uitbreiding van de kennis binnen het domein, zal de mening van het lectoraat beslissend moeten zijn. Studenten die voor een afstudeerproject op dit niveau opteren, wordt daarom geadviseerd zich vroegtijdig te laten adviseren door het lectoraat. Goedgekeurd door de examencommissie 29 maart 2011. Opsteller Peter den Brok (docent Technische Informatica) 29 maart 2011. Met dank aan Mariska Wit en Marijke Hagen-Sallevelt.
12