RAADSVOORSTEL Onderwerp
: Financiële bijdrage archeologisch onderzoek Arkelstein, Bathmen.
Raadsvergadering : 24 maart 2010 Agendapunt : 6 Voorstelnummer : 318529 Eenheid : Ruimte en Samenleving
Politieke markt d.d.: Portef.houder : wethouders Berkelder / Hiemstra BenW-besluit d.d. : 2 maart 2010
Voorstel 1. Een financiële bijdrage te leveren aan de kosten van het Inventariserend Archeologisch onderzoek op de locatie Arkelstein (Arkelsteinsweg 2, Bathmen) voor een maximum bedrag van € 12.500,- ex. btw.; 2. Indien uit het Inventariserend Veldonderzoek blijkt dat Definitief Archeologisch onderzoek noodzakelijk is een bijdrage te verlenen aan dit Definitief Archeologisch onderzoek tot maximaal € 46.500,- ex. btw; 3. De bijdragen te dekken uit de reserve eenmalige problematiek; 4. De begroting te wijzigen. Inleiding Het melkveebedrijf van de familie Roeterdink ligt bovenop de archeologische resten van het kasteel de Arkelstein. De familie Roeterdink wil de capaciteit van de stallen uitbreiden om tot een groter en efficiënter bedrijf te komen. Het voormalig kasteel was een van de steunpunten van de Bisschop van Utrecht in Overijssel. Het grootste deel van de Arkelstein is door de Rijksdienst Cultureel Erfgoed benoemd als terrein van hoge archeologische waarde. De bescherming van terreinen van hoge archeologische waarde dient te worden geregeld in het bestemmingsplan. In het oude bestemmingsplan is slechts een gedeelte van het terrein opgenomen. De voorburcht niet is beschermd. In het conceptbestemmingsplan buitengebied, recent vastgesteld door de raden van Deventer, Olst-Wijhe en Raalte is ook de voorburcht in het beschermde gebied opgenomen. Naar alle waarschijnlijkheid zal de heer Roeterdink hiertegen bezwaar aantekenen. Onder het huidige bestemmingsplan mag er dus worden bebouwd, maar de archeologische resten moeten voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden worden onderzocht. Doordat een kasteel een complexe vindplaats is, kunnen de kosten van dit archeologisch onderzoek hoog uitvallen. De archeologie wetgeving gaat uit van het zogenaamde verstoordersprincipe. Dit betekent dat de verstoorder van het bodemarchief, hier het melkveebedrijf van de familie Roeterdink, betaalt voor het archeologisch onderzoek. Indien de verstoorder deze kosten in alle redelijkheid niet kan dragen, kan deze bij de eisenstellende overheid een verzoek om een bijdrage in de kosten indienen. De familie Roeterdink heeft een verzoek om een bijdrage ingediend. Beoogd resultaat Door een gemeentelijke bijdrage aan de archeologische kosten kan het melkveebedrijf zijn uitbreidingsplannen realiseren. Kader In de wetgeving is opgenomen dat het op de weg van de eisenstellende overheid ligt om een bijdrage in de kosten te leveren indien de ontwikkelende partij deze kosten in alle redelijkheid niet kan dragen. De ontwikkelaar vraagt deze bijdrage aan en moet de noodzaak aantonen. De eisenstellende overheid, hier de gemeente Deventer, mag zelf bepalen of en welke bijdrage wordt toegekend. De verdere uitwerking van deze regelgeving zal door jurisprudentie tot stand komen. Argumenten Uitgangspunt in de archeologische monumentenzorg is behoud in situ. Dit betekent het behoud van de archeologische sporen ondergronds. Alleen als behoud niet mogelijk is, kan voor behoud ex situ (opgraven) worden gekozen. Voor de Arkelstein zijn verschillende opties voor behoud onderzocht. Het is bedrijfsmatig niet wenselijk de stallen elders op het bouwkavel te realiseren en ook een archeologievriendelijke bouwwijze is niet mogelijk. Een volledige bedrijfsverplaatsing naar een nieuw bouwkavel op eigen grond is de enige manier om de resten van het kasteel te behouden. Deze optie heeft ook de voorkeur van de eigenaar omdat het de enige oplossing is die voor de langere tijd soelaas biedt.
2
Indien de schaalvergroting in de landbouw zich doorzet, is over tien of twintig jaar waarschijnlijk opnieuw uitbreiding noodzakelijk. Daarbij zal onvermijdelijk opnieuw een deel van het kasteel verloren gaan en zullen opnieuw kosten worden gemaakt. Met elke nieuwe verstoring van het kasteel worden de mogelijkheden om het kasteel in de toekomst toeristisch/recreatief te ontsluiten kleiner. De geschatte kosten van de bedrijfsverplaatsing bedragen meer dan 2,5 miljoen euro. Een deel van deze kosten kan mogelijk worden terugverdiend. Bijvoorbeeld door op de voormalige bedrijfslocatie, maar buiten het kasteel, een aantal bouwkavels beschikbaar te stellen en de bestaande boerderij en bungalow als woning te verkopen. Hierbij bestaan wel allerlei praktische bezwaren zoals de aanwezigheid van een hoge drukgasleiding en de ligging binnen de stankcirkel van een varkenshouderij. Door het bouwkavel elders op landbouwgrond te realiseren, kan dit mogelijk worden opgelost. Hiermee kan waarschijnlijk niet meer dan 1 miljoen euro aan inkomsten worden gegenereerd, zodat een kostenpost blijft bestaan van minimaal 1,5 miljoen euro. Er is gezocht binnen de bestaande gemeentelijke en provinciale regelingen voor het oplossen van ruimtelijke knelpunten. Hierbinnen zijn geen mogelijkheden voor handen om een dergelijke bedrijfsverplaatsing te financieren. Hoewel rijk en provincie behoud in situ als uitgangspunt hanteren, ontbreken generieke regelingen op basis waarvan zou kunnen worden bijgedragen aan eventuele daaruit voortvloeiende excessieve kosten. Het zoeken naar de nodige financiële middelen wordt daarmee een onzeker en tijdrovend proces. Om het melkveebedrijf niet langer in onzekerheid te houden en op korte termijn de mogelijkheid te geven deze economisch belangrijke uitbreiding te realiseren, is ondanks de grote archeologische, recreatieve en educatieve bezwaren, voorgesteld voor het opgraven van de locatie te kiezen. Uit de door de familie Roeterdink aangeleverde financiële stukken blijkt dat de kosten van het archeologisch onderzoek als excessief zijn te bestempelen. De kosten van het onderzoek bedragen bijna 25 % van de bouwkosten. Het is dus niet wenselijk de kosten van het archeologisch onderzoek volledig voor rekening van het melkveebedrijf te laten komen. Het is echter ook niet wenselijk alle kosten te vergoeden omdat hiermee een precedent wordt geschapen. Voorgesteld wordt om de familie Roeterdink 25% van het Inventariserend Veldonderzoek (IVO) te laten betalen en de kosten van een eventueel Definitief onderzoek volledig voor rekening van de gemeente te laten komen. Nadeel is dat een gedeelte van het kasteel verloren gaat. Hiermee wordt de mogelijkheid om in de toekomst één van de meest tot de verbeelding sprekende archeologische vindplaatsen van de gemeente toeristisch of recreatief te ontsluiten sterk beperkt. Daarnaast is het een oplossing voor de korte termijn. Bij een eventuele verdere uitbreiding van het bedrijf in de (nabije) toekomst zal het melkveebedrijf voor het zelfde probleem komen te staan en opnieuw een beroep doen op de gemeente voor een bijdrage in de kosten. Draagvlak Er bestaat een zeer klein risico op precedentwerking. Andere partijen kunnen aanspraak maken op een vergelijkbare bijdrage. Er zijn echter maar zelden bouwingrepen op het platteland die een dergelijke hoge onderzoeksprijs per m2 hebben en die ook nog eens niet te behouden zijn. Als ze wel een vergelijkbare m2 prijs archeologisch onderzoek hebben, komen ze op basis van de wetgeving ook voor een bijdrage in aanmerking. In het verleden zijn in de binnenstad al vergelijkbare subsidieconstructies toegepast om de relatief hoge archeologie kosten bij kleinschalige ontwikkeling op te vangen. Voorwaarde is dat de ontwikkelaar moet kunnen aantonen dat de kosten niet door het project kunnen worden gedragen. Financiële consequenties Op basis van een inventariserend archeologisch onderzoek (IVO) wordt vastgesteld of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De voorgestelde gemeentelijke bijdrage aan dit IVO bedraagt € 12.500,-.
3
De provincie Overijssel draagt tot een maximum van 25% bij aan de kosten van Inventariserend Archeologisch onderzoek. Wanneer het melkvee bedrijf ook 25% bijdraagt komt de bijdrage van de gemeente op 50% van de geraamde € 25.000,- dus € 12.500,-. Voor het eventuele definitief onderzoek is geen provinciale bijdrage mogelijk en er wordt geen bijdrage van het melkveebedrijf gevraagd. Wanneer de volledige oppervlakte van de stal definitief moet worden onderzocht, worden de kosten geraamd op € 46.500,-. Op basis van de resultaten van het IVO wordt bepaald of een Definitief Onderzoek (DO) noodzakelijk is. Indien dit DO moet worden uitgevoerd bedragen de maximale kosten voor de gemeente € 46.500,-. In de begroting van programma Cultuur is geen bedrag beschikbaar voor bijdragen aan archeologisch onderzoek door derden. Al bij de Voorjaarsnota 2007 is in de risicoparagraaf opgenomen dat de drempelbijdrage voor de hoogte van excessieve kosten € 250.000,- bedraagt. Bedragen tot € 250.000,- moeten door de gemeente worden betaald. Destijds heeft het college zich op het standpunt gesteld dat er geen afzonderlijke reserve voor excessieve kosten archeologie ingesteld wordt. Derhalve wordt voorgesteld de bijdragen te dekken uit de reserve eenmalige problematiek. Indien de kosten van het Definitief Onderzoek lager uitvallen dan de geraamde € 46.500,- is het budget niet volledig nodig. Hierover zal in een bestuursrapportage worden gerapporteerd. Aanpak/uitvoering Het opstellen van beoordelingscriteria doet een beroep op de beschikbare ambtelijke capaciteit. Deze beoordelingcriteria moeten worden voorgelegd aan de adviesraad momenten en archeologie.
Burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer, de secretaris, de burgemeester,
drs. A.L.C.S. Lantain
ir. A.P. Heidema
4
RAADSBESLUIT Onderwerp
: Financiële bijdrage archeologisch onderzoek Arkelstein, Bathmen.
Raadsvergadering : 24 maart 2010 Agendapunt : 6 Voorstelnummer : 318529 Eenheid : Ruimte en Samenleving
Politieke markt d.d.: Portef.houder : wethouders Berkelder / Hiemstra BenW-besluit d.d. : 2 maart 2010
De raad van de gemeente Deventer, Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 maart 2010, nummer 318529, eenheid Ruimte en Samenleving.
BESLUIT
1.
Een financiële bijdrage te leveren aan de kosten van het Inventariserend Archeologisch onderzoek op de locatie Arkelstein (Arkelsteinsweg 2, Bathmen) voor een maximum bedrag van € 12.500,- ex. btw.;
2.
Indien uit het Inventariserend Veldonderzoek blijkt dat Definitief Archeologisch onderzoek noodzakelijk is een bijdrage te verlenen aan dit Definitief Archeologisch onderzoek tot maximaal € 46.500,- ex. btw;
3.
De bijdragen te dekken uit de reserve eenmalige problematiek;
4.
De begroting te wijzigen.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 maart 2010 De raad voornoemd, de griffier,
drs. A.G.M. Dashorst
de voorzitter,
ir. A.P. Heidema