BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG 18 DECEMBER 2015
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Arcadis Nederland B.V. Postbus 264 6800 AG Arnhem Nederland +31 (0)88 4261 261
www.arcadis.com
Projectnummer: C03051.000094.600/LB Onze referentie: 078746201:0.3
2
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Contactpersonen IR. P.W. VISSER
Arcadis Nederland B.V. Postbus 264 6800 AG Arnhem Nederland
3
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Inhoudsopgave 1 INLEIDING
6
Probleemstoffen en specifieke verontreinigingen
6
Kaderrichtlijn Water en Grondwaterrichtlijn
7
Doel
7
2 AANPAK EN METHODEN
8
Normen
8
Stofconcentraties in rivierwater
8
Opgeloste concentraties
10
Zouttong
11
Trends in concentraties
12
Eerste afweging stoffen
12
Modelberekeningen
13
Retardatie
16
Geochemische processen en natuurlijke afbraak
17
Beoordeling risico verspreiding naar het grondwater
18
3 RESULTATEN
20
Polybroomdifenylethers
20
PAK’s
30
Tributyltin-kation (TBT-kation)
35
PCBs
37
Zware metalen
39
Bestrijdingsmiddelen
45
Doorkijk naar KRW-normen 2017
49
4 SAMENVATTING EN CONCLUSIES
51
REFERENTIES
52
BIJLAGEN
53
Milieukwaliteitsnormen en stofeigenschappen
53
Stofafhankelijke constanten voor metalen
59
Resultaten stoftransportmodellering
60
Gevoeligheidsanalyse doorlaatfactoren
96 4
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
5
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
1 INLEIDING Het Havenbedrijf Rotterdam N.V. heeft het voornemen de bodemligging in de Nieuwe Waterweg, het Scheur en de Nieuwe Maas tussen Hoek van Holland en de Beneluxtunnel te verlagen: van de huidige NAP -15,0 meter (tussen Hoek van Holland en de toegang van het Botlekgebied) en NAP -14,5 meter (tussen het Botlekgebied en de Beneluxtunnel) naar gemiddeld NAP -16,3 meter. Het betreft alleen een verdieping van de vaargeul (maximaal 250-300 m) tussen rivierkilometer 1035.4 (einde van de Noorderdam bij Hoek van Holland) tot 1009.5 (Beneluxtunnel), in totaal 25.9 kilometer. Ook een deel van de havens wordt verdiept. Het grootste deel van de havens wordt verdiept naar een NGD van NAP -15.9 m, een tweetal ligplaatsen naar NAP -17.3 m. Twee slibputten worden initieel naar NAP -18.4 m verdiept, maar zullen in de praktijk snel tot ca. NAP -16 m gevuld raken met slib (Deltares, 2015a). Deze putten hebben daarom geen extra effect op de inzijging van rivierwater naar het grondwater. De aanwezige verontreinigde specie wordt afgevoerd naar de Slufter. De voorgenomen verdieping van de Nieuwe Waterweg veroorzaakt een verlaging van de hydraulische weerstand van de slecht doorlatende lagen tussen het oppervlaktewater en het watervoerend pakket. Hierdoor zal de inzijging van rivierwater door de bodem van de Nieuwe Waterweg naar het grondwater toenemen. Dit heeft effecten op de stijghoogte en kwel in bepaalde delen van de omgeving van de Nieuwe Waterweg en veroorzaakt een extra zoutflux naar het grondwater (Deltares, 2015).
Probleemstoffen en specifieke verontreinigingen Het water van de Nieuwe Waterweg (inclusief het Scheur en een deel van de Nieuwe Maas) bevat niet alleen zout, maar ook diverse andere ongewenste stoffen. De kwaliteit van het water voldoet dan ook niet aan de “goede toestand” volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW). Normoverschrijdingen vinden plaats van zowel prioritaire stoffen (stoffen op de Europese lijst die een groot risico vormen in en via het watermilieu) als voor de voor Nederland “specifieke verontreinigende stoffen” (van belang voor het beoordelen van de goede ecologische toestand van oppervlaktewaterlichamen). De probleemstoffen zijn de volgende (Factsheet KRW, Versie: ontwerp, behorend bij ontwerp-waterplan, aangemaakt: 03-12-2014): Normoverschrijding (toestand 2014) door de volgende prioritaire stoffen: • • • • • • • • •
2,4,4'-tribroomdifenylether (PBDE28) 2,2',4,4'-tetrabroomdifenylether (PBDE47) 2,2',4,4',5-pentabroomdifenylether (PBDE99) 2,2',4,4',6-pentabroomdifenylether (PBDE100) 2,2',4,4',5,5'-hexabroomdifenylether (PBDE153) 2,2',4,4',5,6'-hexabroomdifenylether (PBDE154) som benzo(ghi)peryleen en indeno(1,2,3-cd)pyreen (sBghiPInP) tributyltin (kation) (TC4ySn) PCB’s in zwevend stof overschrijden de norm
6
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Specifiek verontreinigende stoffen zijn: • • • •
boor (B) (voor de Nieuwe Waterweg) kobalt (Co) koper (Cu) zink (Zn)
•
triazofos (Tazfs) is onterecht in de tabel als norm-overschrijdend opgenomen (Factsheet KRW, 2014).
Bestrijdingsmiddelen: De Factsheet KRW meldt verder dat van de specifiek verontreinigende stoffen er nog steeds een aantal gewasbeschermingsmiddelen onder de aandacht zijn, waarvan nog niet zeker is of ze een knelpunt vormen vanwege een onvoldoende lage rapportagegrens. Om deze reden is ook naar een aantal bestrijdingsmiddelen gekeken. De Factsheets melden voor een aantal andere oppervlaktewateren dan de Nieuwe Waterweg dat de drinkwaternorm wordt overschreden door onkruidbestrijdingsmiddelen diuron, glyfosaat en het metaboliet AMPA van glyfosaat. Daarnaast is in het overleg betreffende deze studie met onder andere Rijkswaterstaat en de provincie Zuid-Holland (15 december 2015) specifiek het middel bentazon genoemd. Naast deze stoffen is gekeken naar de lijst van 18 bestrijdingsmiddelen en hun isomeren die genoemd zijn in Min. Van VROM (2000). Doorkijk naar KRW normen 2017 De KRW normen voor oppervlaktewater worden voortdurend aangepast. De verwachting is dat de aanpassing van de normen in 2017 zal leiden dat DCB, een aantal extra PAK’s en kwik dan rood zullen zijn gevlagd (mondelinge mededeling F. Wagemaker, RWS). Om deze reden zijn ook deze stoffen bij deze evaluatie betrokken.
Kaderrichtlijn Water en Grondwaterrichtlijn Extra inzijging van het rivierwater dat deze stoffen bevat, veroorzaakt mogelijk een achteruitgang van de chemische toestand van het grondwater. Dit is, mede gezien het recente Weser arrest, niet toegestaan volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Grondwaterrichtlijn (GWR) (‘stand still’ beginsel). Inbrengen van verontreinigende stoffen in het grondwater is verboden, met uitzondering op inputs conform de GWR art. 6.3. Op grond van dit artikel mag het bevoegd gezag beslissen dat de bepalingen omtrent de inbreng van verontreinigende stoffen o.a. niet gelden als de hoeveelheid of concentratie zo klein is dat enig onmiddellijk of toekomstig gevaar van achteruitgang van de kwaliteit van het ontvangende grondwater uitgesloten is.
Doel Het doel van het hier gerapporteerde onderzoek is te toetsen of de concentraties probleemstoffen en specifieke verontreinigingen in het water van de Nieuwe Waterweg enig onmiddellijk of toekomstig gevaar van achteruitgang van de kwaliteit van het grondwater kunnen veroorzaken.
7
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
2 AANPAK EN METHODEN Normen Om te toetsen of er een onmiddellijk of toekomstig gevaar van achteruitgang van de kwaliteit van het grondwater is, zijn normen voor de verschillende stoffen nodig. Er zijn verschillende normen voor oppervlaktewater, die al of niet ook voor de betreffende stoffen in het grondwater beschikbaar zijn. Het maximaal toelaatbaar risiconiveau (MTR) is de concentratie van een stof in water, sediment, bodem of lucht waar beneden geen negatief effect is te verwachten. De Kaderrichtlijn Water kent voor oppervlaktewater de termen 'jaargemiddelde milieukwaliteitsnorm' (JG-MKN) voor langdurige blootstelling en 'maximaal aanvaardbare concentratie' (MAC-MKN) voor kortdurende blootstelling. Het MTR en JG-MKN hebben betrekking op chronische blootstelling. Het verwaarloosbaar risiconiveau (VR) geeft het niveau aan waarbij sprake is van duurzame milieukwaliteit op lange termijn. Deze norm houdt rekening met gelijktijdige blootstelling aan meerdere stoffen. Het VR ligt meestal op een honderdste van het MTR. Uitzonderingen zijn bijvoorbeeld stoffen die van nature voorkomen in gehalten die hoger zijn dan het MTR/100. Voor verontreinigingen in grondwater zijn er voorts streef- en interventiewaarden. De streef- en interventiewaarden zijn gebaseerd op potentiële risico's voor de mens en voor ecosystemen. Streefwaarden geven het niveau aan waarbij we spreken van een duurzame grondwaterkwaliteit. De beschikbare normen per stof zijn verkregen uit RIVM (2015). Niet voor alle stoffen zijn gedegen risicogrenzen voor grondwater beschikbaar. De Poorter et al. (2015) geven de vigerende handleiding voor de afleiding van indicatieve milieurisicogrenzen. Voor stoffen waarvoor geen risicogrenzen in grondwater beschikbaar zijn, is de hierin beschreven systematiek gevolgd om tot een indicatieve grenswaarde te komen. De uiteindelijke toetsing is gedaan aan de meest strenge beschikbare, of afgeleide, norm voor grondwater. In de meeste gevallen betreft dit de streefwaarde grondwater. In een enkel geval is, bij ontbreken van een streefwaarde grondwater, een indicatieve MTR grondwater gebruikt. Het bevoegd gezag (de provincie Zuid-Holland) heeft aangegeven dat concentraties in het grondwater tot vijfmaal de streefwaarde als gevolg van inzijging van het rivierwater acceptabel is (mondelinge communicatie J. Meijles, provincie Zuid-Holand).
Stofconcentraties in rivierwater In het te verdiepen deel van de Nieuwe Waterweg ligt één meetpunt (Maassluis, X(RD):77700, Y(RD): 435720) waar alle benodigde parameters systematisch en meestal gedurende langere tijdreeksen regelmatig zijn gemeten. Dit meetpunt ligt vrijwel exact halverwege de geplande verdieping en is daarom representatief voor de rivierwaterkwaliteit. De monsters worden op 1 meter onder de waterspiegel genomen en zijn daarom niet per se representatief voor de watersamenstelling direct boven de rivierbodem. Verder zijn er verschillende meetpunten bij Hoek van Holland (b.v. X(RD): 67250, Y(RD): 444050) en is er meetpunt ten oosten van de geplande verdieping (Brienenoord, X(RD):95700, Y(RD):434950). Voor deze meetpunten zijn niet alle benodigde (combinaties van) parameters beschikbaar en niet voor langjarige tijdreeksen. Om deze reden zijn deze meetpunten niet gebruikt, behalve in sommige gevallen ter vergelijking met de concentraties bij Maassluis.
8
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Omdat menging met zeewater zal plaatsvinden, is tevens gekeken naar concentraties van sommige stoffen ter plaatse van meetpunten 2 km uit de kust. Afhankelijk van de beschikbaarheid van analyses van bepaalde parameters zijn hiervoor de meetpunten Goeree (N:51.8468889o, E:3.9168o) en Noordwijk (N:52.2613889o, E:4.4061111o) gebruikt. De beschikbare tijdreeksen van concentraties en eventueel andere eigenschappen zijn gedownload van http://live.waterbase.nl/waterbase_wns.cfm?taal=nl.
Figuur 1. Meetpunten
9
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Opgeloste concentraties De betreffende stoffen in het rivierwater kunnen in opgeloste vorm in het rivierwater voorkomen, gehecht aan zwevende stof, of als gesuspendeerde deeltjes, bijvoorbeeld in de vorm van (hydr)oxiden. Veel van deze stoffen hechten zich sterk aan de zwevende stof. De totale vracht van de probleemstoffen in het rivierwater kan daarom hoog zijn, maar de opgeloste fractie is veelal laag. De hoeveelheid zwevende stof ter plaatse van meetpunt Maassluis varieert sterk in de tijd. Vanaf 1966 was de gemiddelde concentratie zwevende stof 27.3 mg/l. De laatste vijf gerapporteerde jaren (december 2009-december 2014) laten een gemiddelde concentratie van 19.7 mg/l zien en een mediaan van 13 mg/l, met pieken tot 130 mg/l (Figuur 2).
Figuur 2. Zwevende stof in de Nieuwe Waterweg.
De aan zwevende stof geadsorbeerde stoffen en de als gesuspendeerde deeltjes (bijvoorbeeld hydroxiden e.d.) in het oppervlaktewater voorkomende stoffen zullen niet naar het grondwater kunnen verspreiden. De opgeloste fractie van deze stoffen zal, in principe, wel naar het grondwater kunnen verspreiden. De concentraties die als totaal concentraties van een stof in het oppervlaktewater zijn gerapporteerd, zijn daarom eerst gecorrigeerd voor de concentraties in zwevend stof en de hoeveelheid zwevend stof. Op deze manier is een inschatting van de concentratie van de opgeloste fractie van de stof verkregen. In sommige gevallen blijkt de vracht in de zwevende stof groter te zijn dan de totaal gerapporteerde vracht. Deltares (2015b) geeft aan dat bijvoorbeeld voor PAK’s het moeilijk is betrouwbare gemeten concentraties in de waterfase te verkrijgen. Dit is alleen goed mogelijk met passive sampling. Ook tributyltin kan vanwege analytisch chemische beperkingen (een onvoldoende lage rapportagegrens) nog steeds niet op normniveau in water gemeten worden. Dat geldt ook voor de polybroomdifenylethers in het mariene milieu (Min. van IenM, 2014).
10
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Daarom is in voorkomende gevallen tevens, met behulp van de bij de stof behorende partitie-coëfficiënt water/zwevend stof (Kp) de (evenwichts)concentratie opgeloste stof berekend die bij de geadsorbeerde concentratie behoort. De Kp voor zwevende stof is voor de meeste stoffen gegeven in RIVM (2015). Deze tweede benadering voor de opgeloste fractie geeft een maximale opgeloste concentratie. Samengevat zijn de twee methoden om tot de opgeloste concentratie te komen: a. totaal in oplossing minus zwevend slib gebonden = opgelost; b. 1/Kp x zwevend slib = opgelost. Voor zware metalen is zowel de totale concentratie van het metaal in oppervlaktewater, als de concentratie in gefiltreerd water gerapporteerd. Hier is aangenomen dat de gefiltreerde fractie representatief voor de opgeloste fractie is. Met name voor de zware metalen hangt de oplosbaarheid en mobiliteit in het watervoerend pakket sterk af van de geochemische omstandigheden (zie ook de sectie over geochemische processen). De opgeloste concentratie zware metalen kan daarom in het grondwater afwijken.
Zouttong In de Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas is sprake van een zouttong: zwaar zout water kruipt over de bodem naar binnen terwijl licht zoet water eroverheen naar zee stroomt. Dit betekent dat vervuiling in het rivierwater in beginsel niet in aanraking komt met de rivierbodem. In werkelijkheid is de situatie complexer en bestaat het zoute water in de zouttong ook al deels uit rivierwater, bovendien zijn er momenten dat de zouttong zich (met het getij) terugtrekt (Svašek, 2015). Door de verdieping wordt de zouttong sterker. Dit betekent dat het (zoutere) water bij de bodem voor een groter deel uit zeewater bestaat. De invloed van vervuild rivierwater is zodoende kleiner (Svašek, 2015). Op basis van de gemodelleerde zoutconcentratie in het water net boven de bodem van de rivier, heeft Svašek een inschatting gemaakt van de bijdrage van het rivierwater aan de samenstelling van het water net boven de rivierbodem. Deze verdeling is weergegeven in Figuur 3.
Figuur 3. Bijdrage rivierwater aan de samenstelling van het water net boven de rivierbodem. 11
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG De gemeten en gerapporteerde concentraties stoffen in het oppervlaktewater zijn bepaald in monsters die op 1 m diepte onder het wateroppervlak zijn genomen. Voor stoffen die mogelijk hogere concentraties van de opgeloste fractie vertonen, is ingeschat wat de concentratie van deze stof zal zijn boven de rivierbodem. Hiervoor is een volledige menging verondersteld tussen het percentage rivierwater (zoals weergegeven in Figuur 3) en zeewater. Omdat de meeste van de probleemstoffen en specifieke verontreinigingen ook in meetbare concentraties in zeewater voorkomen, is de concentratie voor zeewater bepaald aan de hand van de meetgegevens van de meetpunten 2 km uit de kust.
Trends in concentraties De KRW schrijft voor hoe trends in concentraties van stoffen moeten worden geëvalueerd. Trendanalyses zijn echter in het kader van dit onderzoek niet uitgevoerd. Min. van IenM (2014) schrijft dat na het van kracht worden van het verbod op het gebruik van TBT op schepen in 2003, trendmetingen in zwevend stof in het algemeen een afname laten zien. De productie en het gebruik van polybroomdifenylethers zijn sinds 2010 verboden, maar door de persistente eigenschappen van deze stoffen kunnen ze nog in het milieu voorkomen. Visuele inspectie van de tijdreeksen met concentraties van kobalt, koper en zink laten ook een trendmatige afname van de concentraties zien. Aangenomen kan worden dat in de toekomst de concentraties van de genoemde stoffen zullen dalen. Deze dalende trends zijn echter in verdere berekeningen niet verwerkt. Wat betreft dit aspect geven de inschattingen van de invloed op de kwaliteit van het grondwater over de langere termijn een te negatief beeld. Voor de beoordeling is, tenzij anders vermeld, de gemiddelde concentratie over de laatste vijf gerapporteerde jaren gebruikt. Deze periode is recent genoeg om recht te doen aan eventuele langjarige trends en lang genoeg om de (soms sterke) variaties in concentraties te omvatten.
Eerste afweging stoffen Wanneer na het volgen van de hiervoor beschreven stappen blijkt dat de concentratie van de opgeloste fractie van een stof in oppervlaktewater niet boven de meest strenge grenswaarde voor het grondwater (bijvoorbeeld de streefwaarde) voorkomt, dan wordt geconcludeerd dat deze stof geen onmiddellijk of toekomstig gevaar van achteruitgang van de kwaliteit van het grondwater kan veroorzaken. Dus de oppervlaktewater concentratie wordt vergeleken met de normen voor het grondwater. De afweging dat er geen toekomstig gevaar is te verwachten is gebaseerd op het feit dat de meeste stoffen een afname in concentratie laten zien, of in ieder geval geen trendmatige toename van de concentraties. Voor de stoffen waarvoor niet op voorhand kan worden uitgesloten dat zij geen onmiddellijk of toekomstig gevaar van achteruitgang van de kwaliteit van het grondwater kunnen veroorzaken, is door middel van grondwater- en transportmodellering berekend welke concentraties in het grondwater onder de deklaag verwacht kunnen worden. De aanpak van de modellering is in de volgende sectie beschreven.
12
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Modelberekeningen Er zijn drie tweedimensionale MODFLOW-modellen opgesteld, die een dwarsdoorsneden door de bodem loodrecht op de Nieuwe Waterweg omvatten. Met MODFLOW zijn grondwaterstromingsberekeningen uitgevoerd en met de module MT3D zijn stoftransportberekeningen uitgevoerd. In de stoftransportberekeningen is alleen gerekend met advectief stoftransport. Mechanische dispersie en diffusie (‘chemische dispersie’) zijn hierbij buiten beschouwing gebleven. Mechanische dispersie is afhankelijk van de transportafstand. Deze blijkt in de gemodelleerde situaties zo klein te zijn, dat deze verwaarloosbaar is, of kleiner is dan de numerieke dispersie die altijd bij de berekeningen optreedt. Diffusie kan een rol spelen waar een vrijwel direct contact tussen rivier en watervoerend pakket is. Over de hele lengte van het te verdiepen deel van de Nieuwe Waterweg blijven altijd enkele meters slecht doorlatend materiaal het rivierwater en watervoerend pakket scheiden, waardoor ook dit proces verwaarloosbaar is. De ligging van de 2D-modellen is weergegeven in Figuur 4. De drie modellijnen zijn geselecteerd analoog aan de modellen in Deltares (2015a). De locaties zijn zodanig gekozen dat deze recht doen aan de variabiliteit van de opbouw van de deklaag in dit gebied, en met name het voorkomen van klei- en veenlagen in de deklaag die van groot belang zijn voor de retardatie van de beschouwde stoffen.
Figuur 4. Ligging 2D-modellen
De modellen hebben de volgende dimensies: • • • • •
6.300 m lang; 10 m breed; 200 m diep (NAP 0 tot NAP -200 m); gridcellen van 10 m lang; laagdikte: van 0.5 tot 1 m in de bovenste 50 m van het model, met toenemende dikte voor de diepere lagen (zie tabel 3.1 in Deltares, 2015a).
13
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG De grids en de randvoorwaarden zijn overgenomen uit door Deltares aangeleverde modellen zoals beschreven in Deltares (2015a). De randvoorwaarden bestaan uit: • • • • • • •
vaste stijghoogte van 0 m NAP op de rivierbodem op diepte NAP –14 tot -17.5 m in de huidige situatie en in de verdiepte situatie NAP -17 tot -17.5 m (rekening houdend met een grotere roerdiepte dan de uiteindelijke NGD); rivierbodem is 300 m breed; vaste stijghoogte op de bovenrand van het model van NAP 0 m aan zuidkant van rivier; vaste stijghoogte van NAP -0.4 m op de bovenrand van het model aan noordkant van rivier in model West; vaste stijghoogte op de bovenrand van het model van NAP -3 m aan noordkant van rivier in model Oost en model Petroleumhaven op diepte NAP -3 tot -3,5 m; een general head boundary (GHB) op de noordrand van model West van NAP -2 m op een afstand van 1 km van de noordrand van het model; een general head boundary (GHB) op de noordrand van modellen Oost en Petroleumhaven van NAP -4.5 m op een afstand van 1 km van de noordrand van de modellen.
De Nieuwe Waterweg is niet gemodelleerd als de MODFLOW randvoorwaarde “river”. De modelcellen ter plaatse van het oppervlaktewater hebben een grote doorlatendheid gekregen en een vaste stijghoogte en vaste concentratie die overeenkomt met de concentratie van de betreffende stof. Er is aldus geen ‘intree-weerstand’ voor het rivierwater en de enige weerstand tussen rivier en watervoerend pakket wordt gevormd door de deklaag. In de modelscenario’s voor verdieping van de Nieuwe Waterweg is de insnijding van de rivier dieper gemodelleerd. Hierdoor is er minder weerstand aanwezig tussen rivier en watervoerend pakket. De modellen zijn echter niet specifiek opgezet om de toename van de infiltratie in beeld te brengen, of om vrachtberekeningen uit te voeren. Het doel is te controleren of de streefwaarden in het watervoerend pakket worden overschreden. De deklaag onder de Nieuwe Waterweg is gemodelleerd op basis van het GeoTOP model. Er is hier voor gekozen, in plaats van een schematische weerstandbiedende laag op de bodem van een MODFLOW ‘river’ randvoorwaarde, omdat vooral de retardatie een grote invloed heeft op de stoftransportprocessen. Deze retardatie wordt voornamelijk bepaald door de kleigehalten en gehalten aan organisch materiaal in de verschillende bodemlagen. Deze kunnen worden geschematiseerd aan de hand van GeoTOP (Figuur 5). Dat de concentratie in het rivierwater gedurende de gehele periode van de berekeningen constant wordt gehouden is een ‘worst case’ benadering (zie paragraaf over trends). Er is alleen de belasting met verontreinigende stoffen uit het rivierwater beschouwd. Eventuele verspreiding van historische verontreinigingen in de deklaag naar het grondwater is buiten beschouwing gelaten. Er zijn geen damwanden, kademuren, beschoeiingen en dergelijke langs het oppervlaktewater gemodelleerd. Rivierwater en de daarin opgeloste stoffen kunnen daarom in het model ook via de zandige delen in de oevers van de rivier lateraal verspreiden.
14
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Figuur 5. Meest waarschijnlijke lithoklassen op basis van GeoTOP voor model West (boven), model Oost (midden) en model Petroleumhaven (onder). Gele en oranje kleuren zijn zand, geel-groen is kleiig zand, groen is klei en bruin is veen.
De doorlaatfactoren (k-waarden) tot op een diepte van NAP -50 m zijn gebaseerd op de GeoTOP indeling in lithoklassen. De deklaag onder de rivier, zoals geschematiseerd in GeoTOP, bepaalt de weerstand tussen de rivier en het watervoerend pakket. Hierbij zijn onderstaande k-waarden toegekend:
Tabel 1. Lithoklassen k-waarden
Klassenummer
Lithoklasse
k-waarde (m/d)
Bron
1
Organisch materiaal
0,01
Grondwaterzakboekje (1e editie, 2011)
2
Klei
0,01
Grondwaterzakboekje (1e editie, 2011)
3
Kleiig zand en zandige klei
0,5
A.B. Pomper, Stromingen 1996-4
5
Zand, fijne categorie
1,0
A.B. Pomper, Stromingen 1996-4
6
Zand, midden categorie
10
A.B. Pomper, Stromingen 1996-4
7
Zand, grove categorie
34
model Deltares
8
Zand
25
model Deltares 15
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
9
Zand
12.5
model Deltares
10
Kleiig zand
0.5
model Deltares
11
Zandige klei
0.02
model Deltares
0
Water
1000
De bovenste zes klassen omvatten de lithoklassen uit het GeoTOP model. Klasse 4 ontbreekt hierin. De daaronder staande vier klassen zijn gebaseerd op REGIS II en overgenomen uit de modellen van Deltares (Deltares, 2015a). De laatste klasse (0) is open water. De gevoeligheid van de verspreiding van de verontreinigende stoffen naar het grondwater voor de k-waarden is getoetst en beschreven in de bijlage Gevoeligheidsanalyse doorlaatfactoren. De verspreiding blijkt niet gevoelig te zijn voor de k-waarden vanwege de hoge retardatiefactoren (volgende paragraaf). Naast de k-waarde is per lithoklasse de elastische bergingscoëfficiënt, de totale en effectieve porositeit, bulkdichtheid (Bd) en fracties organische stof (o.m.) en organisch koolstof (foc) voor de verschillende lithoklassen ingebracht.
Retardatie Het lutumgehalte en het organische stof gehalte, in combinatie met de bulkdichtheid en de porositeit zijn bepalend voor de retardatiefactoren van de verschillende stoffen. De retardatiefactor bepaalt hoeveel langzamer de betreffende stof zich verplaatst ten opzichte van het grondwater, ten gevolge van sortieprocessen aan klei en organische stof. Deze parameterwaarden zijn in Tabel 2 opgenomen. Naast deze bodemeigenschappen hangt de retardatie af van de uitwisselingsconstante (Kd) die stof-specifiek is. Voor anorganische stoffen (hier alleen zware metalen) is deze waarde onder andere gegeven in oude Circulaire Streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering (Staatscourant 24 februari 2000). Alhoewel deze circulaire niet meer geldig is, zijn de Kd-waarden niet veranderd. Deze waarden zijn vastgesteld voor een ‘standaardbodem’ met 10% organische stof en 25% lutum. Om een realistischer inschatting van de retardatie voor zware metalen te krijgen, is de gegevens Kd waarde gecorrigeerd voor de lutum- en organische stofgehalten die aan de verschillende bodemeenheden zijn toegekend in de modellen volgens de volgende formule:
𝐾𝑑 = 𝐾𝑑, 𝑠𝑡𝑎𝑛𝑑𝑎𝑎𝑟𝑑 𝑏𝑜𝑑𝑒𝑚 ×
𝐴 + 𝐵 × 25 + 𝐶 × 10 𝐴 + 𝐵 × %𝑙𝑢𝑡𝑢𝑚 + 𝐶 × %𝑜𝑟𝑔𝑎𝑛𝑖𝑠𝑐ℎ𝑒 𝑠𝑡𝑜𝑓
De parameters A, B en C zijn gegeven in de bijlage Stofafhankelijke constanten. Opgemerkt moet worden dat dat metalen zich in anaeroob grondwater anders gedragen. Een retardatieberekening op basis van partitie voor metalen is dan ook vaak ‘worst case’, en eigenlijk weinig representatief voor grondwater. Voor de organische verontreinigingen speelt adsorptie aan het organische stof voornamelijk een rol. De Koc waarden voor de verschillende stoffen zijn uit diverse bronnen afgeleid.
16
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Tabel 2. Parameters lithoklassen
Klassenummer
Lithoklasse
Tot. Eff. Bd porositeit porositeit (droog, kg/l)
Lutum gehalte (%)
Fractie o.m.
Foc *
1
Organisch materiaal (Vk1)
0.75
0,40
0.3
40
0.30
0.17
2
Klei (Ks2)
0.50
0,05
1.3
40
0.07
0.04
3, 10, 11
Kleiig zand en zandige klei
0.25
0,20
1.9
8
0.05
0.03
5 t/m 9
Zand
0.39
0,38
1.6
2
0.02
0.01
*: de Foc is afgeleid van de fractie organisch materiaal door deze door 1.72 te delen. Deze verhouding wordt in de literatuur veelvuldig gebruikt b.v. in SKB-cahier VOCl - Vluchtige chloorkoolwaterstoffen in bodem (SKB, 2007).
Geochemische processen en natuurlijke afbraak Naast retardatie kunnen geochemische omstandigheden en processen en natuurlijke afbraak een rol spelen bij de verspreiding van de stoffen naar de ondergrond. 1. Immobilisatie De redoxomstandigheden in de bodem zijn sterk bepalend voor de verspreiding van zware metalen. Afhankelijk van de pH en de redoxpotentiaal kunnen deze metalen meer of minder mobiel zijn. Bijvoorbeeld koper, dat onder anaerobe omstandigheden en in aanwezigheid van zwavel (ruim voorhanden in zeewater) wordt vastgelegd in onoplosbare sulfiden. Onder anaerobe omstandigheden is verspreiding van koper met het grondwater dan ook vrijwel uitgesloten. RIVM (2015) gaat vaak uit van de lab-waarden voor partitie (en grijpt soms nog terug op het Beleidsstandpunt Verwijdering Baggerspecie uit 1993 / Commissie Integraal Waterbeheer 2000 normen). Lokaal onderzoek naar de partitie coëfficiënten laat vaak een gunstiger beeld (minder mobiel) zien dan RIVM (2015) (mededeling A. Wijdeveld). 2. Natuurlijke afbraak Sommige organische verbindingen breken vrij snel af onder aerobe omstandigheden en niet of veel langzamer onder anaerobe omstandigheden. Bij zeer lange reistijden kunnen langzame afbraakprocessen toch een invloed hebben op de concentraties in het grondwater. 3. Stoffen waarvan het systeemgedrag nog onvoldoende bekend is Van andere stoffen, zoals tibutyltin (TBT), hangt de oplosbaarheid sterk af van de pH en het zoutgehalte van het water.
Al deze drie processen zijn echter vrij complex en vaak slecht bekend, en de omstandigheden in de rivierbodem, de deklaag en het watervoerend pakket die deze processen beïnvloeden zijn evenmin goed bekend. Om deze redenen zijn deze processen hier buiten beschouwing gelaten. De berekende verspreiding van stoffen en bijbehorende concentraties zullen daarom een ‘worst case’ inschatting geven, omdat in werkelijkheid afbraak- en vastlegging tot een verminderde verspreiding zullen leiden.
17
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Beoordeling risico verspreiding naar het grondwater De verspreidingsberekeningen zijn uitgevoerd voor zowel de referentiesituatie (geen verdieping) als met een verdiepte Nieuwe Waterweg. De verdeling van de concentraties is geëvalueerd voor de jaren 2025 en 2050. Als toetsingsdiepte is de onderkant van de deklaag aangehouden, daar waar het watervoerend pakket begint en dus verspreiding via het grondwater een rol gaat spelen. Deze diepte ligt op ca. NAP -20 m, aan de onderzijde van het Holocene Complex. Omdat de beoordeling van het risico voor het grondwater naar verwachting voor een groot afhangt van (a) de opbouw van de deklaag en (b) de mate waarin de zouttong voor verdunning van het rivierwater zorgt, is de Nieuwe Waterweg opgedeeld in negen secties. In Figuur 6 is de langsdoorsnede uit Deltares (2015) opgenomen, met een classificatie van de relatieve en absolute invloed van de verdieping op de weerstand van de deklaag. Deze drie klassen (A, B en C) zijn vervolgens gekoppeld aan het percentage dat rivierwater bijdraagt aan de samenstelling van het water net boven de rivierbodem. De hieruit resulterende negen secties zijn weergegeven in Tabel 3. Per situatie (A, B of C) is de hoogst berekende concentratie maatgevend voor de berekening. Vaak is dit de fractie met de hoogste bijdrage rivierwater.
Figuur 6. West-Oost profiel rivieras Nieuwe Waterweg (Wiersma, 2015) met drie situaties van de deklaag onder de Nieuwe Waterweg op basis van kartering (Wiersma, 2015) en nieuwe bodemmonsters Tauw, 2015). Overgenomen uit Deltares (2015).
De locaties van de drie modellen is zodanig dat deze representatief zijn voor de Asecties (model Oost), B-secties (model Petroleumhaven) en de C-secties (model West).
18
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Tabel 3. Secties van de Nieuwe Waterweg zoals gebruikt voor de evaluatie van het risico op verspreiding van verontreinigingen vanuit de Nieuwe Waterweg naar het grondwater
Sectie
Situatie hydraulische weerstand en deklaag
Fractie bijdrage rivierwater
1
Situatie A tussen rkm 1032 en 1029
0.03
2
Situatie A tussen rkm 1023 en 1022
0.12
3
Situatie A rond rkm 1018
0.19
4
Situatie A tussen rkm 1017 en 1016
0.25 tot 0.32
5
Situatie B tussen rkm 1015 en 1010
0.40 tot 0.53
6
Situatie C tussen rkm 1028 en 1024
0.04 tot 0.09
7
Situatie C tussen rkm 1021 en 1019
0.14
8
Situatie C tussen rkm 1018 en 1017
0.19 tot 0.25
9
Situatie C tussen rkm 1016 en 1015
0.32 tot 0.39
Modelberekeningen zijn uitgevoerd voor de verspreiding tot 2050 in de referentiesituatie en voor het scenario met verdieping. De verschillen in verspreiding (afstand en concentraties) zijn vergeleken voor beide situaties. Het verschil geeft het effect van de verdieping op de verspreiding van stoffen vanuit het rivierwater naar het grondwater weer.
19
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
3 RESULTATEN Polybroomdifenylethers Alleen voor pentabroomdifenylether zijn milieukwaliteitsnormen bekend (Tabel 16). Er zijn geen gedegen risicogrenzen voor polybroomdifenylethers in grondwater beschikbaar. Een indicatieve afleiding is daarom uitgevoerd volgens het systeem beschreven in L.R.M. de Poorter et al. (2015). Aangenomen wordt dat de JG-MKN normen voor pentabroomdifenylether (RIVM, 2015) ook gelden voor tri-, hexa- en tetrabroomdifenylether. 4. 5. 6. 7.
Afleiding i-MTRgrw, eco = JG-MKNzoet,eco = 0.0005 µg/l (Tabel 16). Er is geen WHO-drinkwaternorm en geen EU-drinkwaternorm voor PBDE’s. Er is geen i-LHoraal voor deze stof beschikbaar. De US-EPA (2014) heeft chronische orale referentie dosis (RfD’s) voor PBDE’s ontwikkeld: 2 x 10-3 mg.kg-1.dag-1 voor de pentaBDE homoloog; 1 x 10-4 mg.kg-1.dag-1 voor 2,2’,4,4’ - tetrabroomdifenylether (PBDE-47); 2 x 10-4 mg.kg-1.dag-1 voor 2,2’,4,4’,5,5’ -hexabroomdifenylether (PBDE-153), en 1 x 10-4 mg.kg-1.dag-1 voor 2,2’,4,4’,5 –pentabroomdifenylether (PBDE-99) Deze waarden leiden tot i-LHhumaan,oraal waarden van 7.0, 0.35, 0.7 en 0.35 µg/l.
8. Het i-MTRgrw is de laagste waarde van de i-MTRgrw, humaan en i-MTRgrw, eco. Deze is in dit geval 0.0005 µg/l (0.5 ng/l). Deze waarde komt overeen met de bepalingsgrens voor de PBDE’s. PBDE’s kunnen in marien milieu, vanwege analytisch chemische beperkingen (een onvoldoende lage rapportagegrens) nog steeds niet op normniveau in water gemeten worden (Min.van IenM, 2014). Alhoewel het hier om zoet rivierwater gaat, is twijfel over de gerapporteerde totaal concentratie in oppervlaktewater op zijn plaats. Daarom is de concentratie opgelost PBDE tevens ingeschat aan de hand partitie-coëfficiënt water/zwevend stof en de concentratie in zwevend stof. Deze coëfficiënt bedraagt 10^4.82 l.kg-1 (Tabel 16).
20
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG PBDE28 De totale concentratie PDBE28 in het rivierwater overschrijdt op geen enkel moment de i-MTRgrw bij meetpunt Maassluis (Figuur 7). Ook bij meetpunt Brienenoord wordt deze concentratie in de beschikbare meetperiode (2006) nooit overschreden. Rechtstreekse infiltratie van het rivierwater naar het grondwater veroorzaakt daarom, op basis van de totaal concentratie in oppervlaktewater, geen ontoelaatbare concentratie PBDE28 in het grondwater. Er is geen Kp- of Koc-waarde voor deze stof bekend. Daarom kan geen rechtstreekse inschatting van de opgeloste concentratie aan de hand van de concentratie in zwevende stof worden gemaakt. Wanneer echter de Kp-waarde voor penta-BDE wordt toegepast, wordt een gemiddelde concentratie opgelost PBDE28 van 0.005 ng/l berekend. De Kp-waarde voor het lager gebromeerd PBDE28 is waarschijnlijk kleiner dan die voor de penta-BDEs. Echter, zelfs bij een Log Kp van 2.8 wordt nog geen overschrijding van de i-MTRgrw berekend. Een log Kp van 2.8 is kleiner dan de Log Koc voor de relatief snel verspreidende PAK naftaleen. Deze waarde moet daarom ook als onrealistisch laag worden beschouwd. Het is daarom zeer onwaarschijnlijk dat PBDE28 in opgeloste concentraties in het rivierwater voorkomt die een overschrijding van de i-MTRgrw in grondwater kunnen veroorzaken.
Figuur 7. Concentraties 2,4,4’ Tribroomdifenylether
21
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG PBDE47 De totale concentratie PDBE47 in het rivierwater overschrijdt, met uitzondering van één meting in november 2008 (0.0007 µg/l), niet de i-MTRgrw bij meetpunt Maassluis. Ook bij meetpunt Brienenoord wordt deze concentratie in de beschikbare meetperiode (2006) nooit overschreden. Rechtstreekse infiltratie van het rivierwater naar het grondwater veroorzaakt daarom, op basis van de totaal concentratie in oppervlaktewater, geen ontoelaatbare concentratie PBDE47. Er is geen Kp- of Koc-waarde voor deze stof bekend. Daarom kan geen inschatting van de opgeloste concentratie aan de hand van de concentratie in zwevende stof worden gemaakt. De Kp-waarde voor deze lager gebromeerde PBDE is kleiner dan die van penta-BDE, die wel bekend is. Omdat de Kp-waarde rechtsreeks samenhangt met de Kocwaarde, die zowel voor penta-BDE als tetra-BDE bekend is, is een inschatting van de Kp-waarde voor PBDE47 gemaakt door de Kp-waarde van penta-BDE te verlagen met dezelfde verhouding als die tussen de Koc-waarden van penta-BDE en tetraBDE. Wanneer deze geschatte Kp-waarde (log Kp = 4.76) wordt toegepast, dan wordt een gemiddelde concentratie opgelost PBDE47 van 0.63 ng/l berekend. Deze waarde ligt boven de i-MTRgrw. Op dezelfde wijze is de opgeloste concentratie PBDE47 in zeewater berekend uit de concentratie in zwevende stof voor meetpunt Noordwijk (2 km uit de kust). Er is voor dit meetpunt een beperkte reeks meetdata beschikbaar uit de periode 2003-2013. De gemiddelde berekende concentratie blijkt 0.27 ng/l te zijn. Uitgaande van de gemiddelde concentraties zoals gemeten bij Maassluis in het rivierwater en in zeewater, en de fractie van het rivierwater die bijdraagt aan de samenstelling van het water net boven de bodem van de rivier, volgen de concentraties in het water net boven de bodem van de rivier. Deze concentraties zijn weergegeven in Tabel 4.
Tabel 4. Verwachte concentraties PBDE47 boven de rivierbodem
Sectie
Situatie hydraulische weerstand en deklaag
Fractie bijdrage rivierwater
PBDE47 (ng/l)
1
Situatie A tussen rkm 1032 en 1029
0.03
0.28
2
Situatie A tussen rkm 1023 en 1022
0.12
0.31
3
Situatie A rond rkm 1018
0.19
0.34
4
Situatie A tussen rkm 1017 en 1016
0.25 tot 0.32
0.37
5
Situatie B tussen rkm 1015 en 1010
0.40 tot 0.53
0.44
6
Situatie C tussen rkm 1028 en 1024
0.04 tot 0.09
0.29
7
Situatie C tussen rkm 1021 en 1019
0.14
0.32
8
Situatie C tussen rkm 1018 en 1017
0.19 tot 0.25
0.35
9
Situatie C tussen rkm 1016 en 1015
0.32 tot 0.39
0.40
De berekende concentraties opgelost PBDE47 in het water net boven de rivierbodem blijken onder de i-MTRgrw.te liggen. Het is daarom zeer onwaarschijnlijk dat PBDE47 in opgeloste concentraties voorkomt die een overschrijding van de i-MTRgrw kunnen veroorzaken.
22
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Figuur 8. Concentraties 2,2’,4,4’ tetrabroomdifenylether
23
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG PBDE99 De totale concentratie PDBE99 in het rivierwater overschrijdt niet de i-MTRgrw bij meetpunt Maassluis. In januari 2007 is eenmalig een concentratie <0.0007 µg/l gerapporteerd, blijkbaar als gevolg van een tijdelijk verhoogde bepalingsgrens (Figuur 9). Ook bij meetpunt Brienenoord wordt deze concentratie in de beschikbare meetperiode (2006) nooit overschreden. Rechtstreekse infiltratie van het rivierwater naar het grondwater veroorzaakt daarom, gebaseerd op de gerapporteerde totale concentratie PBDE99 in oppervlaktewater, geen ontoelaatbare concentratie PBDE99. De PBDE99 verdeelt zich volgens de Kp (10^4.82 l.kg-1, Tabel 16) voor zwevende stof over de zwevende stof en het water. Hiermee is uit de concentratie in zwevend stof de concentratie opgelost PBDE99 in te schatten. Dit resulteert in een concentratie van 0.0009 µg/l = 0.96 ng/l in het rivierwater. Deze waarde ligt boven de i-MTRgrw. Op dezelfde wijze is de opgeloste concentratie PBDE99 in zeewater berekend uit de concentratie in zwevende stof voor meetpunt Noordwijk (2 km uit de kust). Er is voor dit meetpunt een beperkte reeks meetdata beschikbaar uit de periode 2003-2013. De gemiddelde berekende concentratie blijkt 0.4 ng/l te zijn.
Figuur 9. Concentraties 2,2’,4,4’,5 pentabroomdifenylether
Uitgaande van de gemiddelde concentraties zoals gemeten bij Maassluis in het rivierwater en in het zeewater, en de fractie van het rivierwater die bijdraagt aan de samenstelling van het water net boven de bodem van de rivier, kunnen de concentraties zoals weergegeven in Tabel 5 in het water net boven de bodem van de rivier worden aangenomen.
24
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Tabel 5. Verwachte concentraties PBDE99 boven de rivierbodem
Sectie
Situatie hydraulische weerstand en deklaag
Fractie bijdrage rivierwater
PBDE99 (ng/l)
1
Situatie A tussen rkm 1032 en 1029
0.03
0.45
2
Situatie A tussen rkm 1023 en 1022
0.12
0.58
3
Situatie A rond rkm 1018
0.19
0.69
4
Situatie A tussen rkm 1017 en 1016
0.25 tot 0.32
0.84*
5
Situatie B tussen rkm 1015 en 1010
0.40 tot 0.53
1.12*
6
Situatie C tussen rkm 1028 en 1024
0.04 tot 0.09
0.50
7
Situatie C tussen rkm 1021 en 1019
0.14
0.62
8
Situatie C tussen rkm 1018 en 1017
0.19 tot 0.25
0.74
9
Situatie C tussen rkm 1016 en 1015
0.32 tot 0.39
0.95*
*: deze concentraties zijn gebruikt in de stoftransportmodellering als input concentraties voor de respectievelijke secties.
De berekende concentraties opgelost PBDE99 in het water net boven de rivierbodem blijken voor het merendeel boven de i-MTRgrw (0.0005 µg/l of 0.5 ng/l) te liggen (Tabel 5). Daarom is door middel van grondwater- en transportmodellering onderzocht of concentraties boven de i-MTRgrw tot in het watervoerend pakket kunnen voorkomen. De Koc voor PBDE99 en de daaruit afgeleide Kd en retardatiefactor voor de verschillende lithoklassen zijn gegeven in Tabel 6. De gebruikte fracties organische stof en organisch koolstof staan in Tabel 2.
Tabel 6. Koc, Kd en retardatiefactoren voor PBDE99 (boven) en aangenomen rivierwaterconcentraties voor de drie modellen (onder)
Klassenummer
Lithoklasse
Log Koc
1
Organisch materiaal
2 3, 10, 11 5 t/m 9
Log Kd standaard bodem
Kd (l/kg)
Retardatiefactor
5.96
155000
62000
Klei
5.96
36500
95000
Kleiig zand en zandige klei
5.96
27000
205000
Zand
5.96
9000
37000
Stof
Oost (situatie A)
Petroleumhaven (situatie B)
West (situatie C)
PBDE99
0.84 ng/l
1.12 ng/l
0.95 ng/l
De gebruikte concentraties voor het rivierwater zijn de hoogste die voor de desbetreffende sectie zijn berekend (Tabel 5 en Tabel 6). De modelresultaten (zie Bijlage: Resultaten stoftransportmodellering) laten zien dat in de referentiesituatie, noch na verdieping, meetbare concentraties PBDE99 in het watervoerend pakket kunnen worden verwacht.
25
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG PBDE100 De totale concentratie PDBE100 in rivierwater overschrijdt niet de i-MTRgrw bij meetpunt Maassluis (Figuur 10). Ook bij meetpunt Brienenoord wordt deze concentratie in de beschikbare meetperiode (2006) nooit overschreden. Rechtstreekse infiltratie van het rivierwater naar het grondwater veroorzaakt, gebaseerd op deze informatie, geen ontoelaatbare concentratie PBDE100. De gemiddelde concentratie in zwevende stof over de laatste vijf gerapporteerde jaren (december 2009-december 2014) bedraagt 11.5 µg/kg. De PBDE100 verdeelt zich volgens de Kp voor zwevende stof over de zwevende stof en het water. Dit resulteert in een concentratie van 0.00017 µg/l = 0.17 ng/l in het rivierwater. De berekende concentraties opgelost PBDE100 ligt eveneens onder de i-MTRgrw. Het is daarom zeer onwaarschijnlijk dat PBDE100 in opgeloste concentraties voorkomt die een overschrijding van de i-MTRgrw kunnen veroorzaken.
Figuur 10. Concentraties 2,2’,4,4’,6 pentabroomdifenylether
26
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG PBDE153 De totale concentratie PDBE153 in rivierwater overschrijdt niet de i-MTRgrw bij meetpunt Maassluis (Figuur 11). Ook bij meetpunt Brienenoord wordt deze concentratie in de beschikbare meetperiode (2006) nooit overschreden. Rechtstreekse infiltratie van het rivierwater naar het grondwater veroorzaakt daarom geen ontoelaatbare concentratie PBDE153. Er is geen Kp- of Koc-waarde voor deze stof bekend. Daarom kan geen inschatting van de opgeloste concentratie aan de hand van de concentratie in zwevende stof worden gemaakt. De Kp / Koc neemt toe met het aantal broom atomen in de PBDEmoleculen. Als daarom een dergelijke inschatting wordt gemaakt aan de hand van de Kp-waarde voor penta BDE, dan geeft dit een overschatting van de opgeloste concentratie PBDE153. Deze concentratie is 0.095 ng/l en ligt ruim beneden de iMTRgrw. Het is daarom zeer onwaarschijnlijk dat PBDE153 in opgeloste concentraties voorkomt die een overschrijding van de i-MTRgrw kunnen veroorzaken.
Figuur 11. Concentraties 2,2’,4,4’,5,5’ hexabroomdifenylether
27
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG PBDE154 De totale concentratie PDBE154 in rivierwater overschrijdt niet de i-MTRgrw bij meetpunt Maassluis (Figuur 12). Ook bij meetpunt Brienenoord wordt deze concentratie in de beschikbare meetperiode (2006) nooit overschreden. Rechtstreekse infiltratie van het rivierwater naar het grondwater veroorzaakt daarom geen ontoelaatbare concentratie PBDE154. Er is geen Kp- of Koc-waarde voor deze stof bekend. Daarom kan geen inschatting van de opgeloste concentratie aan de hand van de concentratie in zwevende stof worden gemaakt. De Kp / Koc neemt toe met het aantal broom atomen in de PBDEmoleculen. Als daarom een dergelijke inschatting wordt gemaakt aan de hand van de Kp-waarde voor penta-BDE, zal dit een overschatting geven van de opgeloste concentratie PBDE154. Deze concentratie is 0.085 ng/l en ligt onder de i-MTRgrw. Het is daarom zeer onwaarschijnlijk dat PBDE153 in opgeloste concentraties voorkomt die een overschrijding van de i-MTRgrw kunnen veroorzaken.
Figuur 12. Concentraties 2,2’,4,4’,5,6’ hexabroomdifenylether
28
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Conclusie PBDE’s Geen van de PBDE’s die in het oppervlaktewater als probleemstof zijn aangewezen, komt voor in concentraties boven de i-MTRgrw (=bepalingsgrens en =JG-MKNzoet). Omdat de totale concentraties PBDE al onder de bepalingsgrens liggen, zijn de concentraties opgeloste PBDE nog lager dan de bepalingsgrens. Wanneer voor de pentabroomdifenylethers de concentratie aan zwevend stof wordt omgerekend naar de concentratie opgeloste PBDE, dan ligt deze concentratie eveneens onder de i-MTRgrw voor de beschouwde PBDE’s, behalve voor PBDE99. Voor PBDE99 kan een opgeloste concentratie worden berekend die boven deze waarde ligt. Modelberekeningen laten echter zien dat eventuele verspreiding van rivierwater met deze concentraties, niet tot een verhoging van de concentratie in het watervoerend pakket leidt. De conclusie is dat er geen verspreiding van PBDE28, 47, 99, 100, 153 en 154 naar het grondwater verwacht kan worden in concentraties die leiden tot overschrijding van de i-MTRgrw.
29
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
PAK’s Er zijn twee polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) als probleemstof gerapporteerd, te weten benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3-cd)pyreen (Min.van IenM, 2014).
Normen In dit geval is er een duidelijke norm voor het grondwater beschikbaar, namelijk de streefwaarde grondwater (Tabel 17 en Tabel 18). De streefwaarde voor de twee stoffen zijn respectievelijk 0.0003 en 0.0004 µg/l. Omdat er streefwaarden grondwater voor de twee individuele PAK’s beschikbaar zijn, wordt daaraan getoetst.
Benzo(g,h,i)peryleen De concentratie opgelost benzo(g,h,i)peryleen is eerst berekend uit de totale concentratie, de concentratie van de PAK in zwevende stof en de hoeveelheid zwevende stof in het water voor de data waarop deze drie parameters beschikbaar zijn. De op deze manier berekende gemiddelde concentratie van opgeloste benzo(g,h,i)peryleen over de laatste vijf gerapporteerde jaren (december 2009december 2014) is nul.
Figuur 13. Concentraties benzo(g,h,i)peryleen in zwevende stof en oppervlaktewater
Deltares (2015b) geeft aan dat het voor PAK’s moeilijk is een betrouwbare gemeten concentraties in de waterfase te verkrijgen. Dit is alleen goed mogelijk met passive sampling. Daarom is hier tevens, met behulp van de in de Tabel 17 genoemde Kpwaarde (10^4.82 l.kg-1), uit de zwevend stof concentratie berekend wat de opgeloste concentratie maximaal kan zijn. Deze bedraagt voor benzo(g,h,i)peryleen over de laatste vijf gerapporteerde jaren 0.6 ng/l. Deze berekende concentratie opgelost benzo(g,h,i)peryleen ligt boven de streefwaarde grondwater van (0.3 ng/l). 30
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Op dezelfde wijze is de opgeloste concentratie benzo(g,h,i)peryleen in zeewater berekend uit de concentratie in zwevende stof voor meetpunt Noordwijk (2 km uit de kust). Deze concentratie blijkt 0.2 ng/l te zijn. Uitgaande van de gemiddelde berekende concentraties opgeloste benzo(g,h,i)peryleen voor Maassluis in het rivierwater en Noordwijk in zeewater, en de fractie van het rivierwater die bijdraagt aan de samenstelling van het water net boven de bodem van de rivier, kunnen de concentraties in het water net boven de bodem van de rivier worden aangenomen.
Tabel 7. Verwachte concentraties benzo(g,h,i)peryleen boven de rivierbodem
Sectie
Situatie hydraulische weerstand en deklaag
Fractie bijdrage rivierwater
benzo(g,h,i)peryleen (ng/l)
1
Situatie A tussen rkm 1032 en 1029
0.03
0.21
2
Situatie A tussen rkm 1023 en 1022
0.12
0.25
3
Situatie A rond rkm 1018
0.19
0.28
4
Situatie A tussen rkm 1017 en 1016
0.25 tot 0.32
0.31
5
Situatie B tussen rkm 1015 en 1010
0.40 tot 0.53
0.39
6
Situatie C tussen rkm 1028 en 1024
0.04 tot 0.09
0.23
7
Situatie C tussen rkm 1021 en 1019
0.14
0.26
8
Situatie C tussen rkm 1018 en 1017
0.19 tot 0.25
0.29
9
Situatie C tussen rkm 1016 en 1015
0.32 tot 0.39
0.34
De berekende concentraties opgelost benzo(g,h,i)peryleen in het water net boven de rivierbodem blijken, afhankelijk van de afstand tot Hoek van Holland, net boven of net onder de streefwaarde grondwater te liggen. Daarom is door middel van grondwater- en transportmodellering onderzocht of concentraties boven de streefwaarde tot in het watervoerend pakket kunnen voorkomen. De Koc voor benzo(g,h,i)peryleen en de daaruit afgeleide Kd en retardatiefactor voor de verschillende lithoklassen zijn gegeven in Tabel 8.
Tabel 8. Koc, Kd en retardatiefactoren voor benzo(g,h,i)peryleen (boven) en aangenomen rivierwaterconcentraties voor de drie modellen (onder)
Klassenummer
Lithoklasse
Log Koc
1
Organisch materiaal
2 3, 10, 11 5 t/m 9
Log Kd standaard bodem
Kd (l/kg)
Retardatiefactor
6.2
270000
108000
Klei
6.2
63000
164000
Kleiig zand en zandige klei
6.2
48000
365000
Zand
6.2
16000
66000
Stof
Oost (situatie A)
Petroleumhaven (situatie B)
West (situatie C)
benzo(g,h,i) peryleen
0.31
0.39
0.34
31
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG De gebruikte concentraties voor het rivierwater zijn de hoogste die voor de desbetreffende sectie zijn berekend (Tabel 7 en Tabel 8). De modelresultaten (zie Bijlage) laten zien dat in de referentiesituatie, noch na verdieping, meetbare concentraties benzo(g,h,i)peryleen in het watervoerend pakket kunnen worden verwacht.
Indeno(1,2,3,-cd)pyreen: De concentratie opgelost indeno(1,2,3-c,d)pyreen is berekend uit de totale concentratie, de concentratie van de PAK in zwevende stof en de hoeveelheid zwevende stof in het water voor de data waarop deze drie parameters beschikbaar zijn. De gemiddelde concentratie van opgeloste indeno(1,2,3-c,d)pyreen, gebaseerd op de totaal concentratie in oppervlaktewater over de laatste vijf gerapporteerde jaren (december 2009-december 2014), is nihil.
Figuur 14. Concentraties indeno(1,2,3-c,d)pyreen in zwevende stof en oppervlaktewater
Deltares (2015b) geeft aan dat het voor PAK’s moeilijk is een betrouwbare gemeten concentraties in de waterfase te verkrijgen. Dit is alleen goed mogelijk met passive sampling. Daarom is hier tevens, met behulp van de in de tabel genoemde Kpwaarde, uit de zwevend stof concentratie berekend wat de opgeloste concentratie maximaal kan zijn. Deze bedraagt voor benzo(g,h,i)peryleen over de laatste vijf gerapporteerde jaren 1.02 ng/l. Deze berekende concentratie opgelost indeno(1,2,3-c,d)pyreen ligt boven de streefwaarde grondwater van (0.4 ng/l). Op dezelfde wijze is de opgeloste concentratie indeno(1,2,3-c,d)pyreen in zeewater berekend uit de concentratie in zwevende stof voor meetpunt Noordwijk (2 km uit de kust). Deze concentratie blijkt niet verwaarloosbaar klein te zijn (0.35 ng/l), maar zelfs maar net onder de streefwaarde grondwater te liggen.
32
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Uitgaande van de gemiddelde concentraties zoals gemeten bij Maassluis in het rivierwater en in het zeewater, en de fractie van het rivierwater die bijdraagt aan de samenstelling van het water net boven de bodem van de rivier, kunnen de volgende concentraties in het water net boven de bodem van de rivier worden aangenomen.
Tabel 9. Verwachte concentraties indeno(1,2,3-c,d)pyreen boven de rivierbodem
Sectie
Situatie hydraulische weerstand en deklaag
Fractie bijdrage rivierwater
indeno(1,2,3c,d)pyreen (ng/l)
1
Situatie A tussen rkm 1032 en 1029
0.03
0.37
2
Situatie A tussen rkm 1023 en 1022
0.12
0.43
3
Situatie A rond rkm 1018
0.19
0.48
4
Situatie A tussen rkm 1017 en 1016
0.25 tot 0.32
0.54
5
Situatie B tussen rkm 1015 en 1010
0.40 tot 0.53
0.66
6
Situatie C tussen rkm 1028 en 1024
0.04 tot 0.09
0.39
7
Situatie C tussen rkm 1021 en 1019
0.14
0.44
8
Situatie C tussen rkm 1018 en 1017
0.19 tot 0.25
0.50
9
Situatie C tussen rkm 1016 en 1015
0.32 tot 0.39
0.59
De berekende concentraties opgelost indeno(1,2,3-c,d)pyreen in het water net boven de rivierbodem blijken over het algemeen boven de streefwaarde grondwater te liggen. Daarom is door middel van grondwater- en transportmodellering onderzocht of concentraties boven de streefwaarde tot in het watervoerend pakket kunnen voorkomen. De Koc voor indeno(1,2,3-c,d)pyreen en de daaruit afgeleide Kd en retardatiefactor voor de verschillende lithoklassen zijn gegeven in Tabel 10.
Tabel 10. Koc, Kd en retardatiefactoren voor benzo(g,h,i)peryleen (boven) en aangenomen rivierwaterconcentraties voor de drie modellen (onder)
Klassenummer
Lithoklasse
Log Koc
1
Organisch materiaal
2 3, 10, 11 5 t/m 9
Log Kd standaard bodem
Kd (l/kg)
Retardatiefactor
4.6
7000
2800
Klei
4.6
1600
4200
Kleiig zand en zandige klei
4.6
1200
9100
Zand
4.6
400
1600
Stof
Oost (situatie A)
Petroleumhaven (situatie B)
West (situatie C)
indeno(1,2,3c,d)pyreen
0.54
0.66
0.59
De gebruikte concentraties voor het rivierwater zijn de hoogste die voor de desbetreffende sectie zijn berekend (Tabel 9 en Tabel 10). De modelresultaten (zie Bijlage) laten zien dat in de referentiesituatie, noch na verdieping, meetbare concentraties indeno(1,2,3-c,d)pyreen in het watervoerend pakket kunnen worden verwacht. 33
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Conclusie PAK’s Benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3-c,d)pyreen komen in opgeloste vorm in het rivierwater niet voor in concentraties groter dan de streefwaarde grondwater, wanneer de concentratie opgeloste PAK’s wordt berekend uit de totale gerapporteerde concentratie en de concentratie in zwevend stof. Wanneer de concentratie van opgeloste PAK’s wordt benaderd door berekening uit de concentratie in zwevend stof en de partitie-coëfficiënt water/zwevend stof, dan blijkt dat voor beide PAK’s opgeloste concentraties groter dan de streefwaarde kunnen voorkomen. Modelberekeningen met rivierwaterconcentraties die gebaseerd zijn op de hoogste berekende opgeloste concentraties van de PAK’s laten zien dat de in de referentiesituatie, noch na verdieping, meetbare concentraties benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3-c,d)pyreen in het watervoerend pakket kunnen worden verwacht.
34
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Tributyltin-kation (TBT-kation) Tabel 19 geeft de milieukwaliteitsnormen voor TBT-kation. De streefwaarde grondwater voor TBT-kation is 0.0001 µg/l (0.1 ng/l). Tot en met 2013 lag de bepalingsgrens van totaal TBT-kation in oppervlaktewater op 5 ng/l. Aangezien deze waarde hoger is dan de streefwaarde grondwater, kunnen geen uitspraken worden gedaan over de opgeloste TBT-kation concentratie ten opzichte van de streefwaarde grondwater. De concentratie opgelost TBT-kation kan alleen worden berekend voor 12 monitoringsmomenten in 2014, waarop zowel de totale concentratie, als de concentratie in zwevend stof als de hoeveelheid zwevend stof in het rivierwater gemeten is. In al deze gevallen overschreed de vracht TBT-kation in zwevend stof de vracht totaal TBT-kation. Waarschijnlijk is, net zoals voor PAK’s, de bepalingsmethode voor totaal TBT-kation in oppervlaktewater niet gevoelig genoeg. Om deze reden is ook voor TBT-kation de opgeloste concentratie van deze stof bepaald aan de hand van de concentratie in het zwevend stof en de Kp-waarde (10^3.17 l.kg-1, Tabel 19). De gemiddelde berekende concentratie opgelost TBTkation in oppervlaktewater over de beschikbare januari 2012 tot en met december 2014 bedraagt 0.06 ng/l. Deze waarde ligt onder de streefwaarde grondwater van 0.1 ng/l en de JG-MKNzoet van 0.2 ng/l.
Figuur 15. Concentraties TBT-kation in zwevende stof en in oppervlaktewater
Conclusie TBT-kation De concentratie opgelost TBT-kation is niet betrouwbaar te bepalen uit de totale concentratie TBT-kation in rivierwater, de concentratie in zwevend stof en de hoeveelheid zwevend stof. De analyseresultaten duiden wel op een zeer sterke binding van TBT aan zwevend stof, of het voorkomen van veel niet-opgeloste TBT verbindingen.
35
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Wanneer de opgeloste TBT-kation concentratie wordt benaderd door berekening uit de concentratie in zwevend stof en de Kp-waarde (10^3.17 l.kg-1, Tabel 19), dan wordt een gemiddelde concentratie voor de beschikbare monitoringsperiode gevonden die onder de streefwaarde grondwater ligt. De conclusie is dat er geen verspreiding van TBT-kation naar het grondwater verwacht kan worden in concentraties die leiden tot overschrijding van de streefwaarde grondwater. De resultaten en conclusies omtrent TBT-kation zijn gebaseerd op de minst gunstige benadering en de best beschikbare gegevens. Echter, vanwege het ontbreken van goede meetgegevens en het ontbreken van inzicht in het systeemgedrag van TBT bij wisselende condities (pH, zoutgehalte) maken de resultaten onzeker. Het is aan te bevelen om het TBT gedrag na de ingreep beter uit te zoeken.
36
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
PCBs De factsheets voor de Nieuwe Waterweg geven aan dat ook de PCB’s in zwevend stof de norm overschrijden (Min.van IenM, 2014). Normen Er zijn voor de zeven beschouwde PCBs alleen milieukwaliteitsnormen beschikbaar voor zwevend stof en sediment. Voor zwevend stof is deze norm voor iedere individuele PCB 8 µg/kg. Er is geen streefwaarde voor grondwater. De WHO en EU drinkwaternormen stellen geen eisen aan PCB concentraties. De Nederlandse Drinkwaternorm is 0.1 µg/l per individuele PCB en 0.5 µg/l voor de som van de PCBs. Een indicatieve afleiding van de milieukwaliteitsnorm voor PCBs in grondwater is uitgevoerd volgens het systeem beschreven in L.R.M. de Poorter et al. (2015). 1. Afleiding i-MTRgrw, eco : er is geen JG-MKNzoet,eco beschikbaar en de i-MTRgrw, eco kan niet worden afgeleid. 2. Er is geen WHO-drinkwaternorm en geen EU-drinkwaternorm voor PCBs. Er is echter wel een Nederlandse drinkwaternorm beschikbaar. Daarom wordt hier aangenomen dat de i-MTRgrw, humaan gelijk mag worden gesteld aan deze Nederlandse norm. 3. Het i-MTRgrw is de laagste waarde van de i-MTRgrw, humaan en i-MTRgrw, eco. Omdat deze laatste ontbreekt, is de i-MTRgrw dit geval 0.1 µg/l voor individuele PCBs en 0.5 µg/l voor de som van PCBs. PCB 28, 52, 101, 118, 138, 180 De concentraties van deze PCBs in zwevend stof liggen op of onder de norm (resp. 8, 6, 8, 7, 8 en 6 µg/kg). PCB153 (2,2',4,4',5,5' Hexachloorbifenyl) De gemiddelde concentratie van deze PCB in zwevend stof is de laatste 5 gerapporteerde jaren (december 2009-december 2014) 12.4 µg/kg en ligt boven de norm (Figuur 16).
Figuur 16 Concentraties PCB153 in zwevende stof en oppervlaktewater 37
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
De concentratie PCB153 in oppervlaktewater is de laatste 5 gerapporteerde jaren 0.0002 µg/l. Deze concentratie, die de som van opgelost PCB153 en de PCB in zwevend stof omvat, ligt ruim onder de i-MTRgrw. De opgeloste concentratie zal daarom ook onder deze norm liggen. Deltares (2010) geeft een (verbeterde) log Koc waarde voor PCB153. Deze waarde bedraagt 6.11. De afgelopen 5 gerapporteerde jaren bedraagt het percentage organisch koolstof in de zwevend stof bij Maassluis 4.3%. De Kd-waarde voor zwevend stof kan hiermee worden ingeschat op 55.400 l.kg-1. Met deze Kd waarde is de gemiddelde opgeloste concentratie PCB153 over de laatste 5 gerapporteerde jaren berekend uit de concentratie in zwevende stof. Deze concentratie blijkt 0.0002 µg/l te zijn. Deze waarde ligt ver onder de i-MTRgrw. Wanneer vergelijkbare concentraties voor de andere 6 PCBs (die de norm in zwevend stof niet overschrijden) worden aangenomen, dan ligt de som concentratie ook ruim onder de i-MTRgrw voor de som van PCBs. Conclusie PCBs Zes van de zeven PCBs komen in zwevend stof voor in concentraties die kleiner of gelijk zijn aan de norm. Alleen PCB153 overschrijdt deze norm ruimschoots.
De concentratie opgelost PCB153, zowel ingeschat uit de totaal concentratie in oppervlaktewater en berekend uit de concentratie in zwevend stof, ligt ruim onder de i-MTRgrw. Deze PCB in het oppervlaktewater zal daarom niet tot concentraties in het grondwater kunnen leiden die een overschrijding van de i-MTRgrw veroorzaken.
38
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Zware metalen Boor De milieukwaliteitsnormen voor boor staan in Tabel 20. De achtergrondconcentratie van boor in het grondwaterlichaam NLGW0011 (Zout Rijn-West) is 627 µg/l (Verweij et al., 2006). De streefwaarde komt hiermee op 633.5 µg/l. Verweij et al. (2006) geven een berekende drempelwaarde voor NLGW0011 Zout Rijn-West van 630 µg/l. De concentratie boor toont een gemiddelde van 413 µg/l (gefiltreerd) tot 440 µg/l (ongefiltreerd) over de afgelopen vijf jaar (Figuur 17). De mediaan waarden zijn respectievelijk 346 en 365 µg/l. Deze waarden liggen beneden de streefwaarde grondwater en de drinkwaternorm.
Figuur 17. Concentraties boor
Conclusie boor Boor komt in het rivierwater niet voor in concentraties boven de streefwaarde grondwater. De conclusie is dat verspreiding van boor met rivierwater naar het grondwater niet zal leiden tot overschrijding van streefwaarde grondwater.
39
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Kobalt De milieukwaliteitsnormen voor kobalt staan in Tabel 21. Gemiddelde concentraties over de laatste vijf jaar zijn 0.48 µg/l (ongefiltreerd) en 0.18 µg/l (gefiltreerd) (Figuur 18). De mediaan waarden zijn respectievelijk 0.38 en 0.18 µg/l. Deze waarden liggen onder de streefwaarde grondwater (diep) van 0.7 µg/l en achtergrondconcentratie van 0.6 µg/l.
Figuur 18. Concentraties kobalt
Conclusie kobalt Kobalt komt in het rivierwater niet voor in concentraties boven de streefwaarde grondwater (diep). De conclusie is dat verspreiding van kobalt met rivierwater naar het grondwater niet zal leiden tot overschrijding van streefwaarde grondwater.
40
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Koper De milieukwaliteitsnormen voor koper staan in Tabel 22. Gemiddelde concentratie over de laatste vijf jaar is 1.94 µg/l (gefiltreerd). Deze waarde ligt boven de streefwaarde grondwater (diep) van 1.3 µg/l (opgelost) (Figuur 19). Voor zeewater ter plaatse van meetpunt Goeree (2 km uit de kust) is deze waarde 1.11 µg/l (gefiltreerd).
Figuur 19. Concentraties koper
Uitgaande van de gemiddelde concentraties zoals gemeten bij Maassluis in het rivierwater en zeewater bij Goeree (2 km uit de kust), en de fractie van het rivierwater die bijdraagt aan de samenstelling van het water net boven de bodem van de rivier, worden de concentraties in het water net boven de bodem van de rivier berekend zoals weergegeven in Tabel 11.
41
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Tabel 11. Verwachte concentraties koper boven de rivierbodem
Sectie
Situatie hydraulische weerstand en deklaag
Fractie bijdrage rivierwater
Koper (µg/l)
1
Situatie A tussen rkm 1032 en 1029
0.03
1.13
2
Situatie A tussen rkm 1023 en 1022
0.12
1.21
3
Situatie A rond rkm 1018
0.19
1.27
4
Situatie A tussen rkm 1017 en 1016
0.25 tot 0.32
1.35*
5
Situatie B tussen rkm 1015 en 1010
0.40 tot 0.53
1.50*
6
Situatie C tussen rkm 1028 en 1024
0.04 tot 0.09
1.16
7
Situatie C tussen rkm 1021 en 1019
0.14
1.23
8
Situatie C tussen rkm 1018 en 1017
0.19 tot 0.25
1.29
9
Situatie C tussen rkm 1016 en 1015
0.32 tot 0.39
1.40*
*: deze concentraties zijn gebruikt in de stoftransportmodellering als input concentraties voor de respectievelijke secties.
De berekende concentraties opgelost koper in het water net boven de rivierbodem blijken, afhankelijk van de afstand tot Hoek van Holland, net boven of net onder de streefwaarde grondwater te liggen. Daarom is door middel van grondwater- en transportmodellering onderzocht of concentraties boven de streefwaarde tot in het watervoerend pakket kunnen voorkomen. De Kd en retardatiefactor voor de verschillende lithoklassen zijn gegeven in Tabel 12.
Tabel 12. Koc, Kd en retardatiefactoren voor koper (boven) en aangenomen rivierwaterconcentraties voor de drie modellen (onder)
Klassenummer
Lithoklasse
Log Kd Log Koc standaard bodem
1
Organisch materiaal
2.7
2
Klei
2.7
Kleiig zand en zandige klei
2.7
Zand
2.7
3, 10, 11 5 t/m 9
Kd (l/kg)
Retardatiefactor
794
318
601
1565
317
2413
242
995
Stof
Oost (situatie A)
Petroleumhaven (situatie B)
West (situatie C)
koper
1.35
1.50
1.40
De gebruikte concentraties voor het rivierwater zijn de hoogste die voor de desbetreffende sectie zijn berekend (Tabel 11 en Tabel 12). De modelresultaten (zie Bijlage) laten zien dat in de referentiesituatie, noch na verdieping, meetbare concentraties koper in het watervoerend pakket kunnen worden verwacht.
42
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Conclusie koper Koper komt in opgeloste vorm in het rivierwater voor in concentraties groter dan de streefwaarde grondwater. Modelberekeningen, met rivierwaterconcentraties die gebaseerd zijn op de hoogste berekende opgeloste concentraties koper, laten zien dat de in de referentiesituatie, noch na verdieping, meetbare concentraties koper in het watervoerend pakket kunnen worden verwacht.
43
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Zink De milieukwaliteitsnormen voor zink staan in Tabel 23. Gemiddelde concentraties over de laatste vijf jaar zijn 13.3 µg/l (ongefiltreerd) en 4.1 µg/l (gefiltreerd) (Figuur 20). Deze waarden liggen onder de streefwaarde grondwater (diep) van 24 µg/l en achtergrondconcentratie van 24 µg/l.
Figuur 20. Concentraties zink
Conclusie zink Zink komt in het rivierwater niet voor in concentraties boven de streefwaarde en achtergrondwaarde grondwater (diep). De conclusie is dat verspreiding van zink met rivierwater naar het grondwater niet zal leiden tot overschrijding van streefwaarde grondwater.
44
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Bestrijdingsmiddelen Diuron, glyfosaat, AMPA en bentazon Van diuron en bentazon zijn alleen de totaal concentraties in oppervlaktewater gemeten. De concentratie opgeloste stof kan daarom niet via de partitiecoëfficiënt zwevend stof / water worden berekend. In de meest recent gerapporteerde jaren (december 2009-december 2014) overschrijdt voor beide stoffen de totaal concentratie oppervlaktewater zelden de rapportagegrens van 0.01 µg/l. De gemiddelde totale concentraties over deze periode in het oppervlaktewater overschrijden niet de streefwaarden grondwater (respectievelijk 0.04 µg/l en 0.6 µg/l, RIVM, 2015). Glyfosfaat en de metaboliet AMPA zijn niet gerapporteerd voor meetpunt Maassluis en kunnen daarom niet worden geëvalueerd.
DDT/DDE/DDD Voor deze stoffen zijn wel concentraties in zwevend stof bekend en kan een evenwichtsconcentratie met de opgeloste fractie in het oppervlaktewater worden berekend. De 2,4’ isomeren van alle drie de stoffen worden zelden boven de rapportagegrens in zwevend stof aangetoond. De 4,4’ isomeren komen in hogere concentraties voor. Daarom worden hier alleen de 4,4’ isomeren besproken. De concentratie opgelost DDT, berekend uit de concentratie DDT in zwevend stof in oppervlaktewater via de partitiecoëfficiënt zwevend stof / water (Log Kp=4.63), bedraagt gemiddeld 0.026 ng/l voor de laatste 5 gerapporteerde jaren. Voor DDE (Log Kp=3.82) is dit 0.26 ng/l en voor DDD (Log Kp=3.91) 0.14 ng/l. De Kp-waarden zijn gegeven in RIVM (2015). De streefwaarde grondwater voor de som van DDT, DDE en DDD bedraagt 0.004 ng/l (RIVM, 2015). Deze waarde wordt ruimschoots (>100 maal) overschreden, wanneer water met de berekende concentraties opgeloste DDT, DDE en DDD in het grondwater zou komen. VROM (2000) geeft een Koc-waarde (Log Koc = 5.2) voor de som van DDD, DDE en DDD. Hier beschouwen we daarom deze stofgroep als één product met een opgeloste stof concentratie in oppervlaktewater van 0.43 ng/l. Verdunning met zout water is hier niet in rekening gebracht, omdat de concentraties in het rivierwater potentieel zoveel hoger zijn dan de streefwaarde grondwater, dat verdunning relatief weinig effect heeft. Er is door middel van grondwater- en transportmodellering onderzocht of concentraties boven de streefwaarde grondwater tot in het watervoerend pakket kunnen voorkomen. De Kd en retardatiefactor voor deze stofgroep is weergegeven in Tabel 13. De gebruikte fracties organische stof en organisch koolstof staan in Tabel 2.
45
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Tabel 13. Koc, Kd en retardatiefactoren voor de som DDT, DDE, DDD (boven) en aangenomen rivierwaterconcentraties voor de drie modellen (onder)
Log Kd standaard bodem
Klassenummer
Lithoklasse
1
Organisch materiaal
5.2
26943
10778
2
Klei
5.2
6340
16484
Kleiig zand en zandige klei
5.2
4755
36137
Zand
5.2
1585
6503
3, 10, 11 5 t/m 9
Log Koc
Kd (l/kg)
Retardatiefactor
Stof
Oost (situatie A)
Petroleumhaven (situatie B)
West (situatie C)
DDT, DDE, DDD
0.43 ng/l
0.43 ng/l
0.43 ng/l
De modelresultaten (zie Bijlage: Resultaten stoftransportmodellering) laten zien dat in de referentiesituatie, noch na verdieping, meetbare concentraties DDT, DDE, DDD in het watervoerend pakket kunnen worden verwacht.
Drins Voor Aldrin, Endrin en Dieldrin zijn zowel de totaal concentraties in oppervlaktewater als de concentraties in zwevend stof gerapporteerd. De concentratie opgelost aldrin, berekend uit de concentratie aldrin in zwevend stof in oppervlaktewater via de partitiecoëfficiënt zwevend stof / water (Log Kp=4.11), bedraagt gemiddeld 0.11 ng/l voor de laatste 5 gerapporteerde jaren. Deze waarde ligt ruimschoots (12 maal) boven de streefwaarde grondwater van 0.009 ng/l. Voor dieldrin (Log Kp=4.87) is dit 0.014 ng/l. De concentratie endrin in zwevend stof komt de laatste vijf gerapporteerde jaren vrijwel nooit boven de bepalingsgrens uit. Voor deze twee stoffen is er geen risico dat infiltratie met rivierwater tot een overschrijding van de streefwaarde grondwater (respectievelijk 0.1 en 0.04 ng/l voor dieldrin en endrin) zal leiden. Voor aldrin is dat wel het geval. Verdunning van de aldrin concentratie met zout water is hier niet in rekening gebracht, omdat de concentraties in het rivierwater potentieel zoveel hoger zijn dan de streefwaarde grondwater, dat verdunning relatief weinig effect heeft. Er is door middel van grondwater- en transportmodellering onderzocht of concentraties aldrin boven de streefwaarde grondwater tot in het watervoerend pakket kunnen voorkomen. De Kd en retardatiefactor voor aldrin is weergegeven in Tabel 14. De gebruikte fracties organische stof en organisch koolstof staan in Tabel 2.
46
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Tabel 14. Koc, Kd en retardatiefactoren voor aldrin (boven) en aangenomen rivierwaterconcentraties voor de drie modellen (onder)
Klassenummer
Lithoklasse
Log Koc
Log Kd standaard bodem
Kd (l/kg)
Retardatiefactor
1
Organisch materiaal
4.6
6768
2708
2
Klei
4.6
1592
4141
Kleiig zand en zandige klei
4.6
1194
9078
Zand
4.6
398
1634
3, 10, 11 5 t/m 9
Stof
Oost (situatie A)
Petroleumhaven (situatie B)
West (situatie C)
Aldrin
0.11 ng/l
0.11 ng/l
0.11 ng/l
De modelresultaten (zie Bijlage: Resultaten stoftransportmodellering) laten zien dat in de referentiesituatie, noch na verdieping, meetbare concentraties aldrin in het watervoerend pakket kunnen worden verwacht.
HCH Alfa, beta en gamma-HCH zijn laatste 5 gerapporteerde jaren zelden in concentraties voorgekomen die de bepalingsgrens overschrijden. De hoge bepalingsgrens in oppervlaktewater maakt goede vergelijking met de streefwaarde grondwater niet mogelijk. Wanneer wordt aangenomen dat de bepalingsgrens ook de werkelijke concentratie in zwevend stof in oppervlaktewater is, dan worden concentraties opgelost alfa- en beta-HCH berekend die ruim onder de streefwaarde grondwater liggen. Voor gamma-HCH is geen Kp-waarde bekend en kan deze benadering niet worden gedaan.
Atrazine Van Atrazine is alleen de totaal concentratie in oppervlaktewater beschikbaar. Deze stof is de laatste 5 gerapporteerde jaren niet in concentraties boven de bepalingsgrens voorgekomen. De bepalingsgrens ligt onder de streefwaarde grondwater (29 ng/l).
Endosulfan Van alfa-endosulfan zijn de totaal concentratie in oppervlaktewater en de concentratie in zwevend stof beschikbaar. Deze stof is de laatste 5 gerapporteerde jaren niet in concentraties boven de bepalingsgrens voorgekomen. De hoge bepalingsgrens in oppervlaktewater maakt goede vergelijking met de streefwaarde grondwater niet mogelijk. Wanneer wordt aangenomen dat de bepalingsgrens ook de werkelijke concentratie in zwevend stof in oppervlaktewater is, dan worden concentraties opgelost alfa-endosulfan berekend die ruim onder de streefwaarde grondwater liggen. Voor beta-endosulfan zijn geen milieukwaliteitsnormen bekend, maar ook deze stof komt zelden boven de bepalingsgrenzen in het oppervlaktewater voor.
47
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Heptachloor Van heptachloor zijn de totaal concentratie in oppervlaktewater en de concentratie in zwevend stof beschikbaar. Deze stof is de laatste 5 gerapporteerde jaren niet in concentraties boven de bepalingsgrens voorgekomen. De hoge bepalingsgrens in oppervlaktewater maakt goede vergelijking met de streefwaarde grondwater niet mogelijk. Wanneer wordt aangenomen dat de bepalingsgrens ook de werkelijke concentratie in zwevend stof in oppervlaktewater is, dan worden concentraties opgelost heptachloor berekend die ruim onder de streefwaarde grondwater liggen.
Heptachloor-epoxide Van cis-heptachloor-epoxide zijn de totaal concentratie in oppervlaktewater en de concentratie in zwevend stof beschikbaar. Deze stof is de laatste 5 gerapporteerde jaren niet in concentraties boven de bepalingsgrens voorgekomen. De hoge bepalingsgrens in oppervlaktewater maakt goede vergelijking met de streefwaarde grondwater niet mogelijk. Wanneer wordt aangenomen dat de bepalingsgrens ook de werkelijke concentratie in zwevend stof in oppervlaktewater is, dan worden concentraties opgelost cis-heptachloor-epoxide berekend die ruim onder de streefwaarde grondwater liggen.
MCPA Van MCPA is alleen de totaal concentratie in oppervlaktewater beschikbaar. Deze stof is de laatste 5 gerapporteerde jaren niet in concentraties boven de bepalingsgrens voorgekomen. De hoge bepalingsgrens in oppervlaktewater maakt vergelijking met de streefwaarde grondwater niet mogelijk.
Carbaryl, carbofuran, chloordaan, maneb Deze stoffen zijn voor meetpunt Maassluis niet gerapporteerd.
48
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Doorkijk naar KRW-normen 2017 De verwachting is dat na aanpassing van de KRW-normen in 2017 ook DCB, een aantal extra PAK’s en kwik tot de probleemstoffen gerekend moeten worden. Daarom worden deze stoffen hier ook kort beschouwd.
Kwik Van kwik zijn de concentraties in oppervlaktewater na filtratie bekend. De gemiddelde concentratie over de laatste 5 gerapporteerde jaren (december 2009-december 2014) is 0.0007 µg/l. De streefwaarde grondwater (diep) voor kwik is 0.01 µg/l (RIVM, 2015). De concentraties opgelost kwik in het oppervlaktewater kunnen daarom niet leiden tot overschrijding van de streefwaarde in het grondwater.
DCB De evenwichtsconcentraties van opgelost DCB met DCB in zwevend stof in het oppervlaktewater zijn berekend via de Kp-waarden. Volgens RIVM (2015) bedraagt de Log Kp-waarde voor DCB 1.71. Hieruit volgen concentraties opgelost 1,2-, 1,3- en 1,4-DCB van respectievelijk 0.9, 0.6 en 1.2 µg/l. RIVM (2015) geeft geen streefwaarde grondwater voor deze isomeren of de som van DCB. VROM (2000) hanteert een streefwaarde van 3 µg/l voor individuele dichloorbenzenen. De concentraties opgelost DCB in het oppervlaktewater kunnen daarom niet leiden tot overschrijding van de streefwaarde in het grondwater.
Extra PAKs Benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3-c,d)pyreen zijn behandeld onder de prioritaire stoffen die de normen overschrijden. De overige 8 PAKs waarvoor streefwaarden voor grondwater vastgesteld zijn worden hier kort besproken. Berekening van de evenwichtsconcentratie tussen opgeloste PAKs in het oppervlaktewater en in zwevend stof laat zien dat al deze PAKs in potentie in opgeloste concentraties kunnen voorkomen die de streefwaarden overschrijden (Tabel 15). De overschrijdingen variëren van enkele malen de streefwaarde tot 90 maal de streefwaarde voor naftaleen. Hierbij moet worden opgemerkt dat de evenwichtsconcentratie van naftaleen is berekend op basis van een Log Kp-waarde van 2.37. RIVM (2015) geeft deze waarde, maar de wetenschappelijke bron achter deze waarde (RIVM, 1995) laat zien dat de gemiddelde Log Kp-waarde voor naftaleen in sediment (met zeer vergelijkbare samenstelling als het zwevend stof qua organische stof en lutumgehaltes) 3.73 bedraagt. Wanneer deze waarde wordt toegepast, wordt een evenwichtsconcentratie van 0.04 µg/l berekend (4 maal de streefwaarde). De overschrijdingen van de streefwaarden grondwater door de evenwichtsconcentraties in oppervlaktewater van benzo(g,h,i)peryleen, indeno(1,2,3-c,d)pyreen, DDT,DDE,DDD en aldrin zijn in dezelfde ordes van grootte als de overschrijdingen door de in deze sectie beschouwde extra PAKs. De Log Koc-waarden voor de stoffen zijn eveneens vergelijkbaar. De gemodelleerde potentiele verspreiding van deze stoffen is in de voorgaande secties besproken. Er kan daarom worden geconcludeerd dat de verspreiding van de extra PAKs even langzaam zal gaan (vrijwel geen verspreiding) als voor gemodelleerde stoffen. De Koc-waarde voor naftaleen is wat lager, wat suggereert dat deze stof zich in principe sneller en verder zou kunnen verplaatsen. Naftaleen is echter een van de weinige PAKs waarvoor is aangetoond dat deze ook onder anaerobe omstandigheden (in aanwezigheid van nitraat, driewaardig ijzer of sulfaat) wordt afgebroken. Een elektronenacceptor zoals sulfaat is voldoende aanwezig in brak en zout water. 49
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Op basis van de mogelijke concentraties opgeloste PAKs, hun stofeigenschappen en vergelijking met de berekende potentiele verspreiding van andere organische verontreinigingen, wordt geconcludeerd dat het zeer onwaarschijnlijk is dat verspreiding van deze PAKs vanuit het rivierwater naar het grondwater overschrijdingen van de streefwaarden grondwater zullen veroorzaken.
Tabel 15 Berekende evenwichtsconcentraties in oppervlaktewater, streefwaarden grondwater en Koc-waarden voor diverse PAKs
PAK
Streefwaarde Evenwichtsconcentratie grondwater in opp.water (µg/l) (µg/l)
Log Koc (Min. Van VROM, 2000)
Naftaleen
0.9
0.01
3
Antraceen
0.04
0.0007
4.4
Fenantreen
0.1
0.003
4.4
Fluorantheen
0.03
0.003
4.9
Benzo(a)antraceen
0.005
0.0001
5.9
Chryseen
0.005
0.003
5.2
Benzo(a)pyreen
0.003
0.0005
5.3
Benzo(k)fluorantheen
0.002
0.0004
6.5
50
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
4 SAMENVATTING EN CONCLUSIES Van de probleemstoffen en specifieke verontreinigingen in het oppervlaktewater van de Nieuwe Waterweg komen de meeste stoffen niet in opgeloste vorm voor in concentraties boven de streefwaarden of andere toepasselijke grenswaarden voor grondwater. Inzijging van rivierwater met deze concentraties van stoffen veroorzaakt per definitie geen achteruitgang van de chemische grondwaterkwaliteit. Vijf stoffen/stofgroepen komen mogelijk in opgeloste vorm voor in concentraties die boven de bijbehorende streefwaarde grondwater uitkomen (benzo(g,h,i)peryleen, indeno(1,2,3-c,d)pyreen, koper, DDT/DDE/DDD en aldrin). Voor PBDE99 is geen streefwaarde beschikbaar. Afleiding van een i-MTRgrw voor PBDE’s laat zien dat PBDE99 mogelijk in opgeloste vorm boven deze indicatieve norm in rivierwater voorkomt. Met de rivierwaterconcentraties van deze zes stoffen zijn stoftransportberekeningen gemaakt voor drie representatieve doorsneden over de Nieuwe Waterweg. Alle grondwaterstromings- en stoftransportparameters zijn ‘worst case’ aangenomen (geen afbraak, omzetting, enz.). De modelberekeningen zijn uitgevoerd voor de verspreiding tot 2050 in de referentiesituatie en voor het scenario met verdieping. De verschillen in verspreiding (afstand en concentraties) zijn vergeleken voor beide situaties. Het verschil geeft het effect van de verdieping op de verspreiding van stoffen vanuit het rivierwater naar het grondwater weer. De stoftransportberekeningen laten zien dat in de referentiesituatie en in de situatie waarin de Nieuwe Waterweg is verdiept deze stoffen zich nauwelijks in de ondergrond verspreiden. De verticale verspreiding in beide situaties blijft beperkt tot enkele meters van de deklaag onder de Nieuwe Waterweg. Er worden geen verhogingen van de concentraties van deze stoffen in het watervoerend pakket berekend. Verschillen tussen verspreiding in de referentiesituatie en na verdieping zijn zo klein, dat deze niet in de modelresultaten tot uiting komen. In verband met de mogelijke aanpassing van de KRW-normen in 2017, is ook gekeken naar de mogelijke verspreiding van kwik, DCB en een aantal extra PAKs die na 2017 waarschijnlijk de oppervlaktewaternormen zullen overschrijden. De concentraties van deze stoffen in het oppervlaktewater zijn zodanig dat deze geen risico op overschrijding van de streefwaarde grondwater opleveren (voor kwik en DCB), of de retardatie is zodanig groot (in het geval van de extra PAKs), dat dit risico ook verwaarloosbaar wordt geacht. De conclusie is dat verdieping van de Nieuwe Waterweg geen effect heeft op de verspreiding van verontreinigende stoffen vanuit de rivier naar het grondwater. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde voor de uitzonderingsbepaling in art. 6.3 GWR dat de hoeveelheid of concentratie van de ingebrachte stoffen zo klein is dat enig onmiddellijk of toekomstig gevaar van achteruitgang van de kwaliteit van het ontvangende grondwater uitgesloten is.
51
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
REFERENTIES Deltares, 2010. Verbeterde schatting van log K0c, BCF en log Kow waarden voor SEDISOIL stoffen. 1202337-004-BGS-0021, 12 oktober 2010, definitief. Deltares, 2015a. Veranderingen in stroming en grondwaterkwaliteit als gevolg van verdieping Nieuwe Waterweg. Concept 8 december 2015. Utrecht. Deltares, 2015b. E-mail van 17 november 2015 van Arjan Wijdeveld, Deltares. De Poorter LRM, van Herwijnen R, Janssen PJCM, Smit CE (2015). Handleiding voor de afleiding van indicatieve milieurisicogrenzen. RIVM Rapport 2015-0057. Bilthoven. Min. van IenM, 2014. Factsheet: NL94_8: Nieuwe Maas, Oude Maas (benedenstrooms Hartelkanaal) en Factsheet: NL94_9: Nieuwe Waterweg, Hartel-, Caland-, Beerkanaal. Versie: ontwerp, behorend bij ontwerp-waterplan, aangemaakt: 03-12-2014. Min, van VROM, 2000. Circulaire streef- en interventiewaarden bodemsanering. Staatscourant 24 februari 2000. RIVM, 1995. Integrated Environmental Quality Objectives for Polyclyclic Aromatic Hydrocarbons (PAHs). Report no. 679101018. Bilthoven. RIVM, 2015. Risico’s van stoffen. Zoeksysteem: https://rvs.rivm.nl/zoeksysteem/ geraadpleegd op 20 november 2015. Svašek Hydraulics, 2015. Memo: randvoorwaarden indringing riviergedragen vervuiling in grondwater. Ref. 1724/U15442/A/BvL.17 november 2015. US-EPA, 2014.Technical Fact Sheet – Polybrominated Diphenyl Ethers (PBDE’s) and Polybrominated Biphenyls (PBBs). Verweij et al., 2006. Advies voor Drempelwaarden. RIVM Rapport 607300005/2008.
52
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
BIJLAGEN Milieukwaliteitsnormen en stofeigenschappen Tabel 16. Eigenschappen en normen pentabroomdifenylethers (Bron normen: RIVM, 2015, Bron Koc-waarden: US-EPA, 2014)
Compartiment
Norm
Waarde
Eenheid
Oppervlaktewater zoet
log Kp l/kg (zwevend stof)
4.82
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren wettelijk JGMKN (totaal)
0,5
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren wettelijk MAC-MKN (totaal)
Oppervlaktewater zout
Andere oppervlaktewateren wettelijk JG-MKN (totaal)
0,2
Oppervlaktewater zout
Andere oppervlaktewateren wettelijk MAC-MKN (totaal)
n.v.t.
Grondwater
Grondwater streefwaarde (opgelost)
Grondwater
Grondwater interventiewaarde (opgelost)
Bodem
Log Koc HexaBDE
6.02
l/kg
Log Koc PentaBDE
5.96
l/kg
log Koc TetraBDE
5.90
l/kg
1) ng/l 1) n.v.t. 1) ng/l 1)
1): Voor de groep prioritaire stoffen die vallen onder gebromeerde difenylethers, vermeld in Beschikking 2455/2001/EG, wordt alleen voor de congeneren nr. 28, 47, 99, 100, 153 en 154 een richtwaarde vastgesteld.
Tabel 17. Eigenschappen en normen benzo(g,h,i)peryleen (Bron normen: RIVM, 2015)
Compartiment
Norm
Waarde Eenheid
Oppervlaktewater zoet
log Kp l/kg (zwevend stof)
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren wettelijk JGMKN (totaal)
0,002
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren wettelijk MAC-MKN (totaal)
n.v.t.
Oppervlaktewater zout
Andere oppervlaktewateren wettelijk JG-MKN (totaal)
0,002
Oppervlaktewater zout
Andere oppervlaktewateren wettelijk MAC-MKN (totaal)
n.v.t.
Grondwater
Grondwater streefwaarde (opgelost)
0,0003
µg/l
2), 3)
Grondwater
Grondwater interventiewaarde (opgelost)
0,05
µg/l
2), 3)
Bodem
Log Koc
6.20 tot 6.26
l/kg
5,7 1) µg/l 1) 1) µg/l 1)
53
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Tabel 18. Eigenschappen en normen indeno(1,2,3-c,d)pyreen (Bron normen: RIVM, 2015)
Compartiment
Norm
Waarde
Oppervlaktewater zoet
log Kp l/kg (zwevend stof)
5,47
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren wettelijk JG-MKN (totaal)
0,002
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren wettelijk MAC-MKN (totaal)
Oppervlaktewater zout
Andere oppervlaktewateren wettelijk JG-MKN (totaal)
Oppervlaktewater zout
Andere oppervlaktewateren wettelijk MAC-MKN (totaal)
Grondwater
Grondwater streefwaarde (opgelost)
Grondwater
Grondwater interventiewaarde (opgelost)
Bodem
Log Koc
Eenheid
1) µg/l 1)
1) 0,002
µg/l 1)
2), 3) 0,0004
µg/l
0,05
µg/l
4.6 tot 6.93
l/kg
2), 3)
1): Op de groep prioritaire stoffen die onder polyaromatische koolwaterstoffen (PAK) vallen is elke afzonderlijk MKN van toepassing, hetgeen betekent dat de MKN voor benzo(a)pyreen en de MKN voor de som van benzo(b)fluorantheen en benzo(k)fluorantheen en de MKN voor de som van benzo(g,h,i)perlyleen en indeno(1,2,3-cd)pyreen moeten worden nageleefd. 2): De Streefwaarden grondwater voor een aantal stoffen zijn lager dan de vereiste rapportagegrens in AS3000. Dit betekent dat deze Streefwaarden strenger zijn dan het niveau waarop betrouwbaar (routinematig) kan worden gemeten. De laboratoria moeten minimaal voldoen aan de vereiste rapportagegrens in AS3000. Het hanteren van een strengere rapportagegrens mag ook, mits de gehanteerde analysemethode voldoet aan AS3000. Bij het beoordelen van het meetresultaat < rapportagegrens AS3000 mag de beoordelaar ervan uitgaan dat de kwaliteit van het grondwater voldoet aan de Streefwaarde. Indien het laboratorium een gemeten gehalte rapporteert (zonder< teken), moet dit gehalte aan de Streefwaarde worden getoetst, ook als dit gehalte lager is dan de vereiste rapportagegrens AS3000. 3): Voor grondwater zijn effecten van PAK’s, chloorbenzenen en chloorfenolen indirect, als fractie van de individuele interventiewaarde, optelbaar (dat wil zeggen 0,5 x interventiewaarde stof A heeft evenveel effect als 0,5 x interventiewaarde stof B). Dit betekent dat een somformule gebruikt moet worden om te beoordelen of van overschrijding van de interventiewaarde sprake is. Er is sprake van overschrijding van de interventiewaarde voor de som van een groep stoffen indien SUM(Ci/Ii) > 1, waarbij Ci = gemeten concentratie van een stof uit een betreffende groep en Ii = interventiewaarde voor de betreffende stof uit de betreffende groep.
54
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Tabel 19. Eigenschappen en normen TBT-kation (Bron normen: RIVM, 2015)
Compartiment
Norm
Waarde
Eenheid
Oppervlaktewater zoet
log Kp l/kg (zwevend stof)
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren wettelijk JG-MKN (totaal)
0,0002
µg/l
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren wettelijk MAC-MKN (totaal)
0,0015
µg/l
Oppervlaktewater zout
Andere oppervlaktewateren wettelijk JG-MKN (totaal)
0,0002
µg/l
Oppervlaktewater zout
Andere oppervlaktewateren wettelijk MACMKN (totaal)
0,0015
µg/l
Grondwater
Grondwater streefwaarde (opgelost)
0,0001
µg/l
Grondwater
Grondwater interventiewaarde (opgelost)
Bodem
Log Koc
3 tot 4.4
l/kg
Zout water
Log Koc
4.5
l/kg
3.17
Tabel 20. Eigenschappen en normen Boor (Bron normen: RIVM, 2015)
Compartiment
Norm
Waarde
Eenheid
Oppervlaktewater zoet
log Kp l/kg (zwevend stof)
1
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren achtergrondconcentratie (opgelost)
26
µg/l
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren wettelijk MTR (opgelost)
650
µg/l
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren wettelijk MACMKN (opgelost)
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren VR (totaal) (afgeleid van MTR)
6.5
µg/l
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren VR (opgelost)
6.5
µg/l
Oppervlaktewater zout
Andere oppervlaktewateren achtergrondconcentratie (opgelost)
3000
µg/l
Grondwater
Grondwater streefwaarde (opgelost)
6.5
µg/l
1), 2) 2) 1)
1)
1)
1): Bij de waarde dient de lokale achtergrondconcentratie te worden opgeteld 2): Bij de eerstvolgende update (naar verwachting eind 2015) van de regeling monitoring kaderrichtlijn water zal de waarde of het type van deze norm worden aangepast.
55
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Tabel 21. Eigenschappen en normen Kobalt (Bron normen: RIVM, 2015)
Compartiment
Norm
Waarde
Eenheid
Oppervlaktewater zoet
log Kp l/kg (zwevend stof)
3,59
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren achtergrondconcentratie (opgelost)
0,2
µg/l
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren wettelijk JG-MKN (opgelost)
8,9E-02
µg/l
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren wettelijk MAC-MKN (opgelost)
1,36
µg/l
Oppervlaktewater zout
Andere oppervlaktewateren wettelijk JG-MKN (opgelost)
Oppervlaktewater zout
Andere oppervlaktewateren wettelijk MAC-MKN (opgelost)
0,21
µg/l
Grondwater
Grondwater ondiep landelijke achtergrondconcentratie (opgelost)
20
µg/l
Grondwater
Grondwater streefwaarde ondiep (opgelost)
20
µg/l
Grondwater
Grondwater diep landelijke achtergrondconcentratie (AC) (opgelost)
0,6
µg/l
Grondwater
Grondwater streefwaarde diep (inclusief AC) (opgelost)
0,7
µg/l
Grondwater
Grondwater interventiewaarde (opgelost)
100
µg/l
1) 1) 2) 1)
3), 4) 3), 4)
3), 4) 3), 4)
1): Deze milieukwaliteitseis heeft betrekking op de opgeloste concentratie. Dit is de opgeloste fase van een watermonster die wordt verkregen door filtratie over een filter van 0,45 µm of een gelijkwaardige voorbehandeling. In het monitoringsprogramma kan worden bepaald dat bij toetsing van de resultaten van de monitoring aan de richtwaarden een correctie kan worden toegepast, waarbij rekening wordt gehouden met: a) natuurlijke achtergrondconcentraties voor metalen en hun verbindingen, indien deze de naleving van de MKN beletten, en b) de hardheid, de pH of andere waterkwaliteitsparameters die de biologische beschikbaarheid van metalen beïnvloeden. 2): Niet afgeleid, geen/onvoldoende gegevens. 3): Indien het laboratorium een waarde ‘< dan een verhoogde rapportagegrens’ aangeeft (hoger dan de rapportagegrens AS3000), dan dient de betreffende verhoogde rapportagegrens te worden vermenigvuldigd met 0,7. De zo verkregen waarde (of hiermee berekende somwaarde) wordt getoetst aan de van toepassing zijnde normwaarde. Een dergelijke verhoogde rapportagegrens kan optreden bij de analyse van een zeer sterk verontreinigd monster of een monster met afwijkende samenstelling. Het zo verkregen toetsingsresultaat heeft geen verplichtend karakter. De onderzoeker heeft de vrijheid onderbouwd te concluderen dat het betreffende monster niet goed kan worden beoordeeld. 4): De Streefwaarden grondwater voor een aantal stoffen zijn lager dan de vereiste rapportagegrens in AS3000. Dit betekent dat deze Streefwaarden strenger zijn dan het niveau waarop betrouwbaar (routinematig) kan worden gemeten. De laboratoria moeten minimaal voldoen aan de vereiste rapportagegrens in AS3000. Het hanteren van een strengere rapportagegrens mag ook, mits de gehanteerde analysemethode voldoet aan AS3000. Bij het beoordelen van het meetresultaat < rapportagegrens AS3000 mag de beoordelaar ervan uitgaan dat de kwaliteit van het grondwater voldoet aan de Streefwaarde. Indien het laboratorium een gemeten gehalte rapporteert (zonder< teken), moet dit gehalte aan de Streefwaarde worden getoetst, ook als dit gehalte lager is dan de vereiste rapportagegrens AS3000.
56
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Tabel 22. Eigenschappen en normen Koper (Bron normen: RIVM, 2015)
Compartiment
Norm
Waarde
Eenheid
Oppervlaktewater zoet
log Kp l/kg (zwevend stof)
4,7
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren achtergrondconcentratie (opgelost)
0,4
µg/l
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren achtergrondconcentratie (totaal)
1,1
µg/l
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren wettelijk MTR (totaal)
3,8
µg/l
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren VR (totaal) (afgeleid van MTR)
1,1
µg/l
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren VR (opgelost)
Oppervlaktewater zout
Andere oppervlaktewateren achtergrondconcentratie (opgelost)
0,3
µg/l
Oppervlaktewater zout
Andere oppervlaktewateren wettelijk JG-MKN (opgelost)
Oppervlaktewater zout
Andere oppervlaktewateren VR (totaal)
1,1
µg/l
Grondwater
Grondwater ondiep landelijke achtergrondconcentratie (opgelost)
15
µg/l
Grondwater
Grondwater streefwaarde ondiep (opgelost)
15
µg/l
Grondwater
Grondwater diep landelijke achtergrondconcentratie (AC) (opgelost)
1,3
µg/l
Grondwater
Grondwater streefwaarde diep (inclusief AC) (opgelost)
1,3
µg/l
Grondwater
Grondwater interventiewaarde (opgelost)
75
µg/l
Bodem
Log Kd
0.2 tot 3.6 2.7 tot 3.5
l/kg
1) 2)
1) 2)
3), 4) 3), 4) 3), 4) 3), 4)
1): Bij de eerstvolgende update (naar verwachting eind 2015) van de regeling monitoring kaderrichtlijn water zal de waarde of het type van deze norm worden aangepast. 2): inclusief achtergrondconcentratie. 3): Indien het laboratorium een waarde ‘< dan een verhoogde rapportagegrens’ aangeeft (hoger dan de rapportagegrens AS3000), dan dient de betreffende verhoogde rapportagegrens te worden vermenigvuldigd met 0,7. De zo verkregen waarde (of hiermee berekende somwaarde) wordt getoetst aan de van toepassing zijnde normwaarde. Een dergelijke verhoogde rapportagegrens kan optreden bij de analyse van een zeer sterk verontreinigd monster of een monster met afwijkende samenstelling. Het zo verkregen toetsingsresultaat heeft geen verplichtend karakter. De onderzoeker heeft de vrijheid onderbouwd te concluderen dat het betreffende monster niet goed kan worden beoordeeld. 4): De Streefwaarden grondwater voor een aantal stoffen zijn lager dan de vereiste rapportagegrens in AS3000. Dit betekent dat deze Streefwaarden strenger zijn dan het niveau waarop betrouwbaar (routinematig) kan worden gemeten. De laboratoria moeten minimaal voldoen aan de vereiste rapportagegrens in AS3000. Het hanteren van een strengere rapportagegrens mag ook, mits de gehanteerde analysemethode voldoet aan AS3000. Bij het beoordelen van het meetresultaat < rapportagegrens AS3000 mag de beoordelaar ervan uitgaan dat de kwaliteit van het grondwater voldoet aan de Streefwaarde. Indien het laboratorium een gemeten gehalte rapporteert (zonder< teken), moet dit gehalte aan de Streefwaarde worden getoetst, ook als dit gehalte lager is dan de vereiste rapportagegrens AS3000. 57
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Tabel 23. Eigenschappen en normen Zink (Bron normen: RIVM, 2015)
Compartiment
Norm
Waarde
Eenheid
Oppervlaktewater zoet
log Kp l/kg (zwevend stof)
5,04
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren achtergrondconcentratie (opgelost)
2,8
µg/l
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren wettelijk JG-MKN (opgelost)
7,8
µg/l
1), 2)
Oppervlaktewater zoet
Landoppervlaktewateren wettelijk MAC-MKN (opgelost)
15,6
µg/l
1), 2)
Oppervlaktewater zout
Andere oppervlaktewateren achtergrondconcentratie (opgelost)
0,4
µg/l
Oppervlaktewater zout
Andere oppervlaktewateren wettelijk JG-MKN (opgelost)
3
µg/l
Oppervlaktewater zout
Andere oppervlaktewateren wettelijk MAC-MKN (opgelost)
Grondwater
Grondwater ondiep landelijke achtergrondconcentratie (opgelost)
65
µg/l
Grondwater
Grondwater streefwaarde ondiep (opgelost)
65
µg/l
4), 5)
Grondwater
Grondwater diep landelijke achtergrondconcentratie (AC) (opgelost)
24
µg/l
4), 5)
Grondwater
Grondwater streefwaarde diep (inclusief AC) (opgelost)
24
µg/l
4), 5)
Grondwater
Grondwater interventiewaarde (opgelost)
800
µg/l
4), 5)
1), 2)
3)
1): Deze milieukwaliteitseis heeft betrekking op de opgeloste concentratie. Dit is de opgeloste fase van een watermonster die wordt verkregen door filtratie over een filter van 0,45 µm of een gelijkwaardige voorbehandeling. In het monitoringsprogramma kan worden bepaald dat bij toetsing van de resultaten van de monitoring aan de richtwaarden een correctie kan worden toegepast, waarbij rekening wordt gehouden met: a) natuurlijke achtergrondconcentraties voor metalen en hun verbindingen, indien deze de naleving van de MKN beletten, en b) de hardheid, de pH of andere waterkwaliteitsparameters die de biologische beschikbaarheid van metalen beïnvloeden. 2): Bij de waarde dient de lokale achtergrondconcentratie te worden opgeteld. 3): Niet afgeleid, geen/onvoldoende gegevens. 4): Indien het laboratorium een waarde ‘< dan een verhoogde rapportagegrens’ aangeeft (hoger dan de rapportagegrens AS3000), dan dient de betreffende verhoogde rapportagegrens te worden vermenigvuldigd met 0,7. De zo verkregen waarde (of hiermee berekende somwaarde) wordt getoetst aan de van toepassing zijnde normwaarde. Een dergelijke verhoogde rapportagegrens kan optreden bij de analyse van een zeer sterk verontreinigd monster of een monster met afwijkende samenstelling. Het zo verkregen toetsingsresultaat heeft geen verplichtend karakter. De onderzoeker heeft de vrijheid onderbouwd te concluderen dat het betreffende monster niet goed kan worden beoordeeld. 5): De Streefwaarden grondwater voor een aantal stoffen zijn lager dan de vereiste rapportagegrens in AS3000. Dit betekent dat deze Streefwaarden strenger zijn dan het niveau waarop betrouwbaar (routinematig) kan worden gemeten. De laboratoria moeten minimaal voldoen aan de vereiste rapportagegrens in AS3000. Het hanteren van een strengere rapportagegrens mag ook, mits de gehanteerde analysemethode voldoet aan AS3000. Bij het beoordelen van het meetresultaat < rapportagegrens AS3000 mag de beoordelaar ervan uitgaan dat de kwaliteit van het grondwater voldoet aan de Streefwaarde. Indien het laboratorium een gemeten gehalte rapporteert (zonder< teken), moet dit gehalte aan de Streefwaarde worden getoetst, ook als dit gehalte lager is dan de vereiste rapportagegrens AS3000. 58
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Stofafhankelijke constanten voor metalen Stof
A
B
C
Arseen
15
0.4
0.4
Barium
30
5
0
Beryllium
8
0.9
0
Cadmium
0.4
0.007
0.021
Chroom
50
2
0
Kobalt
2
0.28
0
Koper
15
0.6
0.6
Kwik
0.2
0.0034
0.0017
Lood
50
1
1
Nikkel
10
1
0
Tin
4
0.6
0
Vanadium
12
1.2
0
Zink
50
3
1.5
59
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Resultaten stoftransportmodellering In deze bijlage worden de modelresultaten van de grondwater- en stoftransportmodelleringen grafische gepresenteerd. Een uitsnede van de modellen van ca. 1 km breed rond de Nieuwe Waterweg en tot 200 m diepte wordt getoond. Zuid is links en noord is rechts in de doorsneden. Als achtergrond zijn in grijstinten de verschillende lithoklassen weergegeven. Het oppervlaktewater zelf is met een lichtblauwe kleur weergegeven. De kleuren representeren verschillende concentraties. Echter, al deze concentraties buiten het oppervlaktewater liggen onder de streefwaarden of andere toepasselijke grenswaarden. Om deze reden heeft het geen zin een legenda van de concentraties weer te geven, maar geven de kleuren alleen aan tot waar de betreffende stof maximaal verspreid kan zijn. Omdat de berekende verspreiding voor alle stoffen zeer minimaal is, is hier alleen de situatie voor het jaar 2050 weergegeven. Voor de modellen Oost en Petroleumhaven is de verspreiding in de referentiesituatie en in de verdiepte situatie weergegeven. Ter plaatse van model West is de Nieuwe Waterweg al op diepte en is alleen de huidige situatie doorgerekend. Model West omvat naast de Nieuwe Waterweg ook het Callandkanaal. Het water in het Callandkanaal heeft in het model dezelfde concentraties toebedeeld gekregen als de Nieuwe Waterweg. Er kan direct worden geconcludeerd dat voor de beschouwde stoffen er geen verschil is in de mate van verspreiding naar het watervoerend pakket. De berekende verspreiding in de huidige en verdiepte situatie blijft beperkt tot enkele modelcellen. Dat wil zeggen, hooguit enkele tientallen meters ten noorden en zuiden van de Nieuwe Waterweg en enkele meters onder de bodem van de Nieuwe Waterweg. De berekende concentraties in deze modelcellen zijn in alle gevallen vele malen kleiner dan de streefwaarde of enige andere toepasselijke grenswaarde. De laterale verspreiding is het grootst ter hoogte van het oppervlaktewater en in de meer doorlatende delen van de deklaag. Zoals in de sectie over de modellering is beschreven, zijn in het model geen damwanden, kademuren of beschoeiingen opgenomen. In werkelijkheid zullen die maatregelen de laterale verspreiding sterk beperken. Als illustratie van het effect van de retardatie in de deklaag zijn ook voor ieder model de resultaten opgenomen van een berekening met een conservatieve ‘tracer’. Deze tracer is een fictieve stof die niet aan retardatie onderhavig is, en evenmin aan afbraak, vastlegging, omzetting enz. De concentratie van deze tracer in het rivierwater is 100, zodat de berekende concentraties het percentage van de oorspronkelijke concentratie laten zien. De verspreiding van deze tracer laat zien in hoeverre een stof maximaal zou kunnen verspreiden tussen 2015 en 2050. Deze tracer verspreidt wel tot in het watervoerend pakket 1 en 2. In de situatie van model Oost is de laterale verspreiding tot circa 1.500 m ten noorden van de Nieuwe Waterweg in het eerste watervoerend pakket en de verticale verspreiding tot ruim in de slechtdoorlatende laag tussen 80 en 200 m diepte. De concentraties op deze afstand en diepte zijn fracties van de oorspronkelijke concentratie (<<10-3 %).
60
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
MODEL WEST Verspreiding ‘tracer’ tot 2050, referentie en toekomstige situatie is identiek
61
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding PBDE99 tot 2050, referentie en toekomstige situatie is identiek
62
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding benzo(g,h,i)peryleen tot 2050, referentie en toekomstige situatie is identiek
63
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding indeno(1,2,3-c,d)pyreen tot 2050, referentie en toekomstige situatie is identiek
64
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding koper tot 2050, referentie en toekomstige situatie is identiek
65
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding DDT, DDE, DDD tot 2050, referentie en toekomstige situatie is identiek
66
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding Aldrin tot 2050, referentie en toekomstige situatie is identiek
67
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
MODEL OOST Verspreiding ‘tracer’ tot 2050, referentie situatie
68
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Verspreiding ‘tracer’ tot 2050, verdiept
69
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding PBDE99 tot 2050, referentie situatie
70
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding PBDE99 tot 2050, verdiept
71
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding benzo(g,h,i)peryleen tot 2050, referentie situatie
72
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding benzo(g,h,i)peryleen tot 2050, verdiept
73
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding indeo(1,2,3-c,d)pyreen tot 2050, referentie situatie
74
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding indeo(1,2,3-c,d)pyreen tot 2050, verdiept
75
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Verspreiding koper tot 2050, referentie situatie
76
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding koper tot 2050, verdiept
77
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding DDT, DDE, DDD tot 2050, referentie situatie
78
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding DDT, DDE, DDD tot 2050, verdiept
79
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding Aldrin tot 2050, referentie situatie
80
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding Aldrin tot 2050, verdiept
81
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
MODEL PETROLEUMHAVEN Verspreiding ‘tracer’ tot 2050, referentie situatie
82
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Verspreiding ‘tracer’ tot 2050, verdiept
83
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding PBDE99 tot 2050, referentie situatie
84
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding PBDE99 tot 2050, verdiept
85
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding benzo(g,h,i)peryleen tot 2050, referentie situatie
86
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding benzo(g,h,i)peryleen tot 2050, verdiept
87
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding indeo(1,2,3-c,d)pyreen tot 2050, referentie situatie
88
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding indeo(1,2,3-c,d)pyreen tot 2050, verdiept
89
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding koper tot 2050, referentie situatie
90
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding koper tot 2050, verdiept
91
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding DDT, DDE, DDD tot 2050, referentie situatie
92
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding DDT, DDE, DDD tot 2050, verdiept
93
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding Aldrin tot 2050, referentie situatie
94
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG Verspreiding Aldrin tot 2050, verdiept
95
BEÏNVLOEDING VAN DE CHEMISCHE KWALITEIT VAN HET GRONDWATER DOOR VERDIEPING VAN DE NIEUWE WATERWEG
Gevoeligheidsanalyse doorlaatfactoren Om de gevoeligheid van de modeluitkomsten voor de gekozen doorlaatfactoren van de deklaag te testen, is een eenvoudige vergelijking uitgevoerd. Voor profiel Oost is de verspreiding van koper (de stof met de laagste retardatie) in het verdiepingsscenario berekend met k-waarden voor de deklaag die tweemaal zo klein en tweemaal zo groot zijn gekozen als de gebruikte waarden in Tabel 1. De uitkomsten zijn in de twee figuren hieronder weergegeven. In de bovenste figuur is de verspreiding tot 2050 getoond bij k-waarden die tweemaal zo klein zijn gemaakt. Voor de onderste figuur is dat bij k-waarden die tweemaal zo groot zijn (dus viermaal de k-waarden behorende bij de bovenste figuur). De verschillen in verspreidingsafstanden zijn marginaal. Bij de hoogste k-waarden is de verspreiding naar het noorden en in de diepte plaatselijk iets groter. De concentraties in de deklaag zijn echter in beide gevallen vele malen kleiner dan de streefwaarde. Het effect op de grondwaterkwaliteit is dus niet gevoelig voor de kwaarde binnen de gekozen bandbreedte.
Tweemaal lagere k-waarden
Tweemaal hogere k-waarden.
96