EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 02.08.2002 C(2002)2904 fin.
Betreft:
Staatssteun nr. N 14/2002 - België Belgische federale steunregeling ten behoeve van hernieuwbare energiebronnen
Excellentie, Bij schrijven van 20 december 2001, door de Commissie ingeschreven op 3 januari 2002, hebben de Belgische autoriteiten, overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag, aanmelding gedaan van een federale steunregeling ten behoeve van hernieuwbare energiebronnen (hierna: "de regeling"). Bij schrijven D/50222 van 21 januari 2002 stelde de Commissie de Belgische autoriteiten vragen over deze regeling. Bij schrijven van 13 februari 2002, door de Commissie ingeschreven op 13 februari 2002, hebben de Belgische autoriteiten geantwoord op deze vragen. Bij schrijven D/51682 van 12 april 2002 stelde de Commissie de Belgische autoriteiten vragen over deze regeling. Bij schrijven van 8 mei 2002, door de Commissie diezelfde dag ingeschreven, hebben de Belgische autoriteiten geantwoord op deze vragen. Bij schrijven D/52575 van 24 mei 2002 stelde de Commissie de Belgische autoriteiten vragen over deze regeling. Bij schrijven van 14 juni 2002, door de Commissie ingeschreven op 17 juni 2002, hebben de Belgische autoriteiten geantwoord op deze vragen. 1.
BESCHRIJVING VAN DE MAATREGEL
Op 29 april 1999 heeft de Belgische federale regering een nationale wet betreffende de Belgische elektriciteitsmarkt aangenomen, tot omzetting van Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit1. De deelstaten hebben deze federale Belgische wet ten uitvoer gelegd door op hun grondgebied toepasselijke maatregelen te nemen, in het kader van
1
PB L 27 van 30.1.1997, blz. 20.
Zijne Excellentie de Heer Louis MICHEL Minister van Buitenlandse Zaken Karmelietenstraat 15 B-1000 BRUSSEL Europese Commissie, B-1049 Brussel - België. Telefoon: (32-2) 299 11 11.
hun bevoegdheden die het beleid omvatten inzake stroomtransmissie en -distributie via de netwerken op hun grondgebied met een voltage gelijk aan of minder dan 70 kV. In het kader van hun bevoegdheden hebben het Vlaams Gewest en het Waals Gewest systemen uitgewerkt ter bevordering van elektriciteitsopwekking op basis van hernieuwbare energiebronnen, in hoofdzaak gebaseerd op marktmechanismen. Zo wordt erin voorzien dat controle-instanties in beide gewesten de producenten van hernieuwbare energiebronnen, als bewijs van hun productie van duurzame stroom, een aantal certificaten toekennen (de zogenaamde "groene-stroomcertificaten") in verhouding tot de hoeveelheid stroom die dezen jaarlijks produceren. Deze certificaten kunnen door de producenten op de beide regionale markten verkocht worden aan de regionale distributeurs en netwerkbeheerders, die door de gewestelijke autoriteiten verplicht worden jaarlijks een bepaald quotum van deze certificaten te verwerven. De beide betrokken regionale mechanismen, die sterk gelijkend zijn, werden door België bij de Commissie aangemeld overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag. Zij maakten het voorwerp uit van twee besluiten waarin de Commissie tot de conclusie kwam dat deze systemen geen staatssteun vormden in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag2, aangezien noch de toekenning van groene-stroomcertificaten door de controle-instanties, noch de aan distributeurs en netwerkbeheerders opgelegde verplichting om deze groene-stroomcertificaten te kopen het gebruik van staatsmiddelen inhouden. De maatregel die thans door de Belgische autoriteiten aangemeld wordt, vult deze regionale systemen aan met een federaal niveau. Hij omvat twee onderdelen. In het eerste onderdeel wordt voorzien in de toekenning van groene certificaten aan Belgische offshoreproducenten van hernieuwbare stroom (in de zin van Richtlijn 2001/77/EG3); het betreft in hoofdzaak producenten van windenergie. Door hun locatie op zee - dus buiten het grondgebied van de gewesten - konden deze producenten tot dusver immers geen aanspraak maken op het Vlaamse systeem, noch op het Waalse systeem, noch op een eventueel toekomstig systeem van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Voor iedere MWh geproduceerde stroom wordt een aantal groene-stroomcertificaten toegekend gelijk aan de hoeveelheid koolstofdioxide-uitstoot die dankzij de betrokken installatie uitgespaard wordt ten opzichte van de emissie van een klassieke installatie. Deze ratio ligt per definitie tussen 0 en 1. De ontvangers van federale groene-stroomcertificaten moeten deze certificaten verkopen op de regionale markten, omdat de federale autoriteiten er in dit stadium van afgezien hebben een federale markt voor deze certificaten in te richten.
2
3
Besluiten van de Commissie betreffende Steunmaatregel N 550/2000 (schrijven SG(2001) D/290545 van 25.7.2001, PB C 330 van 24.11.2001, blz. 3) en Steunmaatregel N 415/A/2001 (schrijven C(2001) 3738 van 28.11.2001, PB C 30 van 2.2.2002, blz. 14). Richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt, PB L 283 van 27.10.2001, blz. 33. -2-
In het tweede deel wordt voorzien in een mechanisme dat de beheerder van het federale transmissienetwerk - de onderneming Elia System Operator (hierna: "ESO") - tegen een door de Staat vast te stellen prijs de groene-stroomcertificaten moet kopen van de producenten van stroom uit hernieuwbare energiebronnen die hierom verzoeken. Deze mogelijkheid wordt geboden aan alle producenten van stroom uit hernieuwbare energiebronnen die in België gevestigd zijn, en niet uitsluitend aan de offshoreproducenten. Zij geldt dus inzonderheid voor de producenten die onder de door het Vlaams Gewest en het Waals Gewest ingestelde systemen van groenestroomcertificaten vallen. De prijs voor de aankoop van groene-stroomcertificaten door ESO bedraagt: – – – – –
90 EUR/MWh voor stroom uit offshorewindenergie; 50 EUR/MWh voor stroom uit onshorewindenergie; 50 EUR/MWh voor stroom uit waterkracht; 150 EUR/MWh voor stroom uit zonne-energie, en 20 EUR/MWh voor stroom uit alle overige hernieuwbare energiebronnen.
De groene-stroomcertificaten die ESO via het hierboven beschreven mechanisme heeft verworven, verkoopt zij door op de regionale markten voor groene-stroomcertificaten. Ingeval deze doorverkoop met verlies plaatsvindt, is deze onderneming gemachtigd dit verlies te compenseren door een heffing op haar tarieven voor de aansluiting op het net en het gebruik ervan, heffing die zij rechtstreeks bij haar afnemers int. 2.
BEOORDELING 2.1.
De toekenning van groene-stroomcertificaten aan producenten van offshorestroom
In haar besluiten betreffende het Vlaamse en het Waalse systeem van groenestroomcertificaten was de Commissie van oordeel dat noch de toekenning van groenestroomcertificaten door de regionale controle-instanties, noch de aan de regionale distributeurs en beheerders van transmissienetwerken opgelegde verplichting om op straffe van boete een bepaald quotum van deze groene-stroomcertificaten te kopen, staatssteun vormden in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Aangezien dit onderdeel van de regeling op deze beide punten identiek is aan de regionale systemen, is de Commissie van mening dat hier evenmin sprake is van staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. 2.2.
De verplichting voor de beheerder van het federale transmissienetwerk een aantal groene-stroomcertificaten te kopen tegen een vaste prijs
Om uit te maken of bij dit onderdeel van de regeling sprake is van staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag, moet met name nagegaan worden of daarbij sprake is van de overdracht van staatsmiddelen (het gebruik van staatsmiddelen is één van de vier elementen om te kunnen spraken van staatssteun - naast het specifieke karakter van de maatregel, de toekenning van een concurrentievoordeel en de ongunstige beïnvloeding van het intracommunautaire handelsverkeer). In de eerste plaats constateert de Commissie dat de verplichting een aantal groenestroomcertificaten aan te kopen opgelegd wordt aan Elia System Operator (hierna: -3-
"ESO"), een onderneming die volgens de informatie die de Belgische autoriteiten de Commissie meedeelden, aangesteld zou worden als beheerder van het Belgische transmissienet. ESO is voor 70% in handen van de particuliere sector en voor 30% in handen van een reeks intercommunale bedrijven voor elektriciteitsdistributie. De raad van bestuur bestaat uit 12 leden, met name 3 vertegenwoordigers van Electrabel, 3 vertegenwoordigers van de gemeenten en 6 door de algemene vergadering aan te stellen bestuurders. Er is geen andere bepaling die voorziet in de mogelijkheid dat de Belgische overheid al dan niet middellijk een dominerende invloed kan uitoefenen op ESO. Bijgevolg is deze onderneming geen openbaar bedrijf in de zin van artikel 2 van de Richtlijn van de Commissie betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven4. Deze aankoopverplichting is dus identiek aan die welke het Hof van Justitie onderzocht heeft in zijn arrest in de zaak-PreussenElektra5. Zoals het Hof in dat arrest verklaarde, brengt een dergelijke aankoopverplichting geen enkele overdracht van staatsmiddelen mee aan de producenten van groene stroom bij wie ESO de groene-stroomcertificaten koopt. Ten tweede merkt de Commissie op dat de heffing op de tarieven voor de aansluiting op het net en het gebruik ervan, die ESO van de Staat mag innen bij haar afnemers ingeval de wederverkoop van groene-stroomcertificaten waarvoor de aankoopverplichting geldt, met verlies plaatsvindt, niet verloopt via enig door de Staat ingesteld of aangewezen fonds. Deze verplichting tot aankoop is dus eveneens identiek aan die welke het Hof onderzocht in zijn arrest in de zaak-PreussenElektra. Zij brengt geen enkele overdracht van staatsmiddelen aan ESO noch - via deze onderneming - aan de producenten van groene stroom met zich. Derhalve is de Commissie van oordeel dat dit onderdeel van de regeling geen overdracht van staatsmiddelen behelst in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Aangezien de overdracht van staatsmiddelen één van de vier cumulatieve criteria is om van staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag te kunnen spreken, is de Commissie van oordeel dat bij dit onderdeel van de regeling geen sprake is van staatssteun. 3.
CONCLUSIE
De Commissie heeft besloten dat de aangemelde maatregel geen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag is. Ingeval deze brief vertrouwelijke gegevens mocht bevatten die niet mogen worden bekendgemaakt, wordt U verzocht de Commissie daarvan binnen vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van dit schrijven in kennis te stellen. Ontvangt de Commissie binnen 4
5
Richtlijn 80/723/EEG van de Commissie van 25 juni 1980 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven (PB L 195 van 29.7.1980, blz. 35), als gewijzigd bij Richtlijn 2000/52/EG van de Commissie van 26 juli 2000 (PB L 193 van 29.7.2000, blz. 75). Arrest van het Hof van Justitie van 13 maart 2001 in zaak C-379/98, Jurispr. 2001, blz. I-2099. -4-
de vastgestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek, dan neemt zij aan dat U instemt met mededeling aan derden en bekendmaking van de volledige tekst van dit schrijven in de authentieke taal op Internet: http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/. Dit verzoek dient bij aangetekend schrijven of bij faxbericht te worden gericht aan:
Europese Commissie Directoraat-generaal Concurrentie Griffie Staatssteun en Directoraat Overheidssteun I - Eenheid G2 B-1049 BRUSSEL Faxnummer: (+32) 22.96.12.42 Inmiddels verblijf ik met gevoelens mijner bijzondere hoogachting,
Voor de Commissie
Mario MONTI Lid van de Commissie
-5-