ek
Pe st
en
ers bekeken d an
het
onde
o z r
belevingsonderzoek over pesten
COLOFON PETS! Het onderzoeksrapport is een uitgave van Jong & Van Zin
[email protected] | jongenvanzin.be
ONDERZOEK EN REDACTIE
Hans Cools, Vera Hoogsteyns, Sarah Joos, Evelien Luts
VORMGEVING
Valerie Vanderlooy
TAALNAZICHT
Bart Boone
VERANTWOORDELIJK UITGEVER
Peter Verduyckt, Kipdorp 30, 2000 Antwerpen
MET DANK AAN
Alle jongeren die meegewerkt hebben aan het onderzoek
met steun van de Vlaamse overheid
2
VOORWOORD Voor u ligt het onderzoeksrapport van Jong & Van Zin, voor het werkjaar 2012-2013. Dit jaar kozen we ervoor om te werken rond pesten. Pesten en cyberpesten zijn actuele thema’s, waar we als organisatie in het jeugdwerk zeer zinvol werk rond kunnen verrichten. We geloven sterk in de kracht van preventief werken, en net daar willen we op inzetten. Met dit onderzoeksrapport hopen we collega-jeugdwerkers, hulpverleners, leerkrachten en andere intermediairs warm te maken voor het belang van preventief werk als het over pesten gaat. We kozen ervoor om in dit onderzoek jongeren een stem te geven en we geloven dat net daarin onze sterkte ligt: als jeugdwerkorganisatie staan we vlak bij de jongeren en hebben we de mogelijkheid om hun stem te beluisteren en te vertalen, zodat ze gehoord kan worden door zoveel mogelijk betrokkenen. Het voorliggend onderzoeksrapport resulteerde in een uitgebreide visietekst over pesten, die het sluitstuk vormt van dit rapport. We hopen van harte dat u deze visie met ons deelt. Voel u dan ook vrij om samen met ons het verhaal verder uit te dragen!
3
INHOUD
4
Voorwoord Inhoud Overzicht tabellen Inleiding Jong & Van Zin Keuze van het thema en vooronderzoek Keuze voor belevingsonderzoek Werkwijze Pesten, een actueel thema Kader vanuit de literatuur Cijfers Vlaanderen Eerder onderzochte onderzoeksvragen Slachtoffers en daders? Het onderzoek Onderzoeksvragen Hoe manifesteert pesten zich? Waarom pesten jongeren? Angst voor groep en/of groepsleden Zelfbescherming en weerstand Literatuur: ‘pesten als een zaak van veiligheid’ Verveling en niet verder over nagedacht Literatuur: pesten als entertainment Waarom juist die persoon? Een groepsgenoot niet zo goed kennen Literatuur: het concept ‘het afwijkende kind’ Gevoel van ongelijkheid leidt tot weerstand Gemakkelijk slachtoffer, niet zo weerbaar Literatuur weerbaarheid Pesten en uitsluiten Emoties Steunfiguren En hoe stopte het dan? Visie Jong & Van Zin Context Weerbaarheid Talent Groepsdynamica Voorkomen of genezen? PETS! Bronnen Bijlagen Interviewleidraad Vragenkaartjes focusgroepen 20-30 jarigen Tijdslijnen focusgroep jongeren 13-15 jaar
3 4 5 6 7 7 10 10 11 11 11 12 13 14 14 14 16 16 16 18 18 19 18 18 20 20 20 21 22 22 23 24 26 26 27 27 28 28 29 30 31 31 33 33
OVERZICHT TABELLEN Tabel 1 Tabel 2 Tabel 3 Tabel 4
5
Achtergrondinformatie respondenten Relevantie van geselecteerde deelthema’s Leeftijdscategorieën jongeren Pesten en cyberpesten
7 8 8 11
INLEIDING In dit onderzoeksrapport maken we ruimte om uitgebreid in te gaan op het thema pesten. In een eerste deel van het rapport geven we wat meer uitleg over de keuze van het thema en het vooronderzoek. Vervolgens motiveren we de keuze voor een belevingsonderzoek die we dit jaar maken, na jaren vragenlijstonderzoek gedaan te hebben. We lichten onze werkwijze uitgebreid toe. In een volgend luik van het rapport beschrijven we het thema ‘pesten’. Eerst gaan we in op bestaande literatuur, geven we enkele cijfers en bespreken we enkele onderzoeksvragen. Vervolgens gaan we verder met ons eigen onderzoek. We beginnen een aantal vragen te stellen. Daarna bespreken we wat de jongeren die we uitnodigden voor focusgroepen vertelden over deze vragen. Telkens maken we bij deze besprekingen een koppeling met bestaande literatuur. Tot slot bespreken we de visie van Jong & Van Zin als het over pesten gaat. We linken deze visie aan ons onderzoek en aan bestaande literatuur. Als bijlage geven we graag onze interviewleidraad en de stellingen die we voorlegden aan de focusgroepen mee.
JONG & VAN ZIN Jong & Van Zin is het resultaat van de samensmelting van In Petto Jeugddienst, Jeugd en Seksualiteit en Zin-d’erin(g) tot één grote informatie-, participatie- en vormingsorganisatie voor kinderen, jongeren en hun begeleiders. Jong & Van Zin bundelt expertise als het gaat over het maken van educatieve producten en het begeleiden van jongeren en intermediairs. De traditie van In Petto om jaarlijks een onderzoek te voeren naar een thema uit de leefwereld van jongeren wordt versterkt door de praktijkervaring van Zin-d’erin(g). Dagelijks worden begeleiders geconfronteerd met groepen jongeren en hun visies, verlangens en onderlinge dynamiek. Concreet vormt Jong & Van Zin jongeren en hun intermediairs op ervaringsgerichte wijze, ontwikkelt en begeleidt de nieuwe organisatie participatieprojecten met en door jongeren, stimuleert en faciliteert ze peersupport en ontwikkelt ze informatieve publicaties en educatieve materialen voor kinderen, jongeren en hun begeleiders. Deze ervaring en de expertise in het bevragen van jongeren resulteren in een onderzoeksrapport dat zijn anker heeft in de biotoop van jongeren.
6
KEUZE VAN HET THEMA EN VOORONDERZOEK Uit de praktijk leerden we dat pesten nog altijd een zeer actueel thema is. Wanneer we bij onze jeugdadviseurs peilden naar hun mening over dit thema voelden we dat ook bij deze groep jongeren pesten zeker een thema is waar ze zich zorgen over maken. Omdat we naast pesten nog een aantal andere thema’s in gedachten hadden, kozen we ervoor om collega’s uit het werkveld te bevragen over de relevantie van een aantal thema’s. Aan de hand van een digitale vragenlijst die we naar 179 intermediairen verstuurden verkregen we een antwoord van 55 mensen actief in het werkveld. Waar de respondenten actief zijn, vindt u in de onderstaande tabel.
TABEL 1 ACHTERGRONDINFORMATIE RESPONDENTEN
7
SOORT ORGANISATIE
AANTAL
Awel, hulp- en infolijn
1
Betonne Jeugd, een vereniging voor en door jongeren in armoede
1
CLB
13
Een jeugddienst
1
een landelijk erkende jeugddienst die onder andere werkt rond interculturaliteit: Jeugd & Vrede
1
Een organisatie die werkt rond interculturaliteit
3
Een organisatie die werkt rond seksualiteit
3
Geestelijke gezondheidszorg
1
JAC, CAW
10
Jeugdwerk
1
Kinderrechten
1
Leerkracht (onderwijs)
14
Logo
1
Maks!
1
Overheid
1
Rond rouwverwerking bij jongeren
1
WMKJ
1
Eindtotaal
55
We peilden bij deze groep respondenten naar de relevantie van een aantal thema’s. Ze konden kiezen tussen ‘helemaal niet relevant’, ‘eerder niet relevant’, ‘neutraal’, ‘eerder relevant’ en ‘erg relevant’. Het resultaat van de bevraging kan u lezen in de volgende tabel.
Het jeugdadviseursproject is een project van In Petto/Jong & Van Zin in samenwerking met verschillende JAC’s en jeugdhuizen in Vlaanderen. In het project worden jongeren tussen 15 en 19 jaar getraind om sterker in hun schoenen te staan, om op die manier (eventueel) peer support te kunnen verlenen. 1
TABEL 2 RELEVANTIE VAN GESELECTEERDE DEELTHEMA’S DEELTHEMA
HELEMAAL NIET RELEVANT
EERDER NIET RELEVANT
NEUTRAAL
EERDER RELEVANT
ERG RELEVANT
EINDTOTAAL
Religie & religieuze gebruiken/ symbolen
2
10
17
26
55
Financiële mogelijkheden
2
9
23
21
55
14
40
54
1
17
37
55
Cultuur & culturele identiteit Sociale achtergrond Jeugdculturen
1
5
10
19
20
55
Druggebruik
2
16
12
16
8
54
1
5
27
22
55
Leven met een beperking (fysiek/ mentaal) Cyber pesten
1
3
5
13
33
55
Besteding van hun vrije tijd
3
3
13
22
13
54
1
13
41
55
Waarden en normen
Tot slot bevroegen we de intermediairen over de leeftijdsgroep waarmee we volgens hen zouden kunnen werken als het over de bovenstaande thema’s gaat. Het resultaat van deze bevraging is erg duidelijk. De antwoorden ziet u in de onderstaande tabel.
TABEL 3 LEEFTIJDSCATEGORIEEN JONGEREN
8
LEEFTIJDSCATEGORIE
AANTAL
Lager onderwijs zou al kunnen
47
Eerste graad secundair onderwijs
4
Tweede graad secundair onderwijs
4
Eindtotaal
55
De bovenstaande resultaten, in combinatie met de input van jongeren en ons eigen aanvoelen vanuit de praktijk, leidden ertoe dat we kozen voor het thema ‘pesten’. Qua werkwijze kiezen we ervoor om dit jaar op een andere manier te werk te gaan dan in de voorbije jaren. Meer uitleg hierover vindt u verder in dit onderzoeksrapport.
TITEL 1 TITEL 2 TITEL 3 doorlopend
9
KEUZE VOOR BELEVINGSONDERZOEK In het verleden koos In Petto ervoor om kwantitatief te werk te gaan: we ontwikkelden vragenlijsten over een bepaald thema en probeerden op die manier zoveel mogelijk jongeren te bevragen. De resultaten van dit vragenlijstonderzoek brachten we vervolgens samen in een onderzoeksrapport. Wanneer het over het thema pesten gaat, blijkt dat er al zeer veel cijfers voorhanden zijn. In Vlaanderen wordt er al verschillende jaren veel onderzoek gedaan naar pesten. Omdat er aan cijfers geen gebrek is, kiest Jong & Van Zin dit jaar expliciet voor een kwalitatieve aanpak. De keuze voor een kwalitatieve aanpak is voor Jong & Van Zin vanzelfsprekend, omdat net daar de kracht van onze organisatie zit: contact met jongeren, peilen naar wat er gaande is in hun leefwereld en het gesprek over beleving open trekken, zijn zaken die voor ons een evidentie zijn. Met een kwalitatieve aanpak bedoelen we: luisteren naar de stem van jongeren. We kozen ervoor om op verschillende manieren te werk te gaan. Enerzijds voerden we diepte-interviews met jongeren en jongvolwassenen over pesten, terwijl we anderzijds focusgroepen organiseerden om in groep over het thema in gesprek te gaan. In alles wat we deden, kozen we ervoor om voornamelijk aandacht te besteden aan beleving. In het hele onderzoek hechtten we zeer veel belang aan de veiligheid van de context. In gesprek gaan over een gevoelig thema zoals pesten kan immers enkel in een veilige context, waar een sfeer van vertrouwen heerst. We gingen niet op zoek naar ervaringen of verhalen, wel naar de beleving van pesten.
WERKWIJZE
10
Omdat we er dit keer voor kozen om kwalitatief onderzoek te doen, was het even zoeken naar een geschikte aanpak. In eerste instantie deden we een uitgebreide literatuurstudie. We vonden tal van cijfergegevens en boeiende studies over pesten in binnen- en buitenland. Om vervolgens een beter idee te krijgen van de stand van zaken in eigen land gingen we in gesprek met Gie Deboutte. Hij inspireerde ons met relevante deelthema’s, onderzoeksvragen en een afbakening van het thema. Na een studiemiddag over kwalitatief onderzoek met kinderen en jongeren, georganiseerd door onder andere Kind en Samenleving, hadden we vervolgens het gevoel genoeg bagage te hebben om aan de slag te gaan. In een eerste fase van het onderzoek kozen we ervoor om iets oudere jongeren te interviewen (jongeren ouder dan 18 jaar). We gingen ervan uit dat het nodig zou zijn om oudere jongeren te interviewen, omdat zij meer reflectief (en vooral retrospectief ) kunnen praten over wat ze meegemaakt hadden. Dat bleek een goed idee te zijn. Uit de eerste verkennende interviews leidden we vervolgens een aantal stellingen af, die we voorlegden aan twee focusgroepen. De deelnemers van deze focusgroepen waren tussen de 20 en de 30 jaar oud. Vervolgens interviewden we twee jongeren die nog maar vrij recent afstand hadden genomen van hun pestsituatie. Ze waren 19 en 20 jaar oud. We hielden ook een rondetafelgesprek met 4 jongeren die iets ouder waren (20-30 jaar) en hun pestsituatie al vanuit een ander perspectief konden zien. Tot slot organiseerden we een focusgroep en een aantal individuele interviews met een jongere groep: we brachten 20 jongeren van 13 tot 15 jaar samen. Tijdens deze focusgroep gebruikten we interactieve methoden en gaven we de jongeren individuele opdrachten. Deze individuele opdrachten werden vervolgens één op één besproken. Na het afronden van deze interviews en focusgroepen gingen we op zoek naar meer literatuur, om onze bevindingen verder te kaderen. Tot slot herwerkten we onze eerste ideeën inzake visie over pesten. Het volledige proces resulteerde in een visietekst, die u als laatste hoofdstuk in dit rapport vindt.
Gie Deboutte is een onderzoeker die al jaren onderzoek voert naar pesten. Hij is op dit moment actief aan Universiteit Antwerpen en de Katholieke Hogeschool Limburg (KHLim).
PESTEN, EEN ACTUEEL THEMA KADER VANUIT DE LITERATUUR In de meeste wetenschappelijke definities wordt ‘pesten’ beschreven als “gedrag waarbij de pestkop daadwerkelijk de bedoeling heeft om de ander te kwetsen. Het gaat niet om een eenmalige agressieve uithaal, maar om het steeds opnieuw lastig vallen van dezelfde persoon. De pestkop heeft meer (fysieke of sociale) macht dan het slachtoffer. Dit is grotendeels ook zo bij cyberpesten. Net zoals bij klassiek pesten, zijn er naast daders en slachtoffers mogelijk ook getuigen of ‘bijstaanders’ bij cyberpesten” (White Paper Friendly Attac, 2012, p. 4). Wanneer onderzoekers tegenwoordig spreken over ‘pesten’, kan ‘cyberpesten’ niet meer genegeerd worden. In sommige onderzoeken lezen we dat de prevalentie van pesten afgenomen is de voorbije jaren: het zou in heel Europa minder gebeuren dan in de jaren 80 (Rigby & Smith, 2011). Wanneer deze onderzoekers echter kritisch kijken naar hun onderzoeksresultaten merken ze twee zaken op. Enerzijds is de definitie van “pesten” de voorbije jaren enger geworden: alleen ernstige, ingrijpende praktijken worden tegenwoordig door onderzoekers tot pesten gerekend, terwijl er in het begin van het onderzoek naar pesten (in de jaren 80) veel breder gekeken werd. Praktijken die we nu eerder als ‘plagen’ zouden bestempelen, werden toen resoluut als ‘pestgedrag’ beschouwd (Rigby & Smith, 2011). Anderzijds geven de onderzoekers aan dat cyberpesten wel in opmars is. Er wordt op dit moment op een andere manier gepest: via het internet en via gsm. Wanneer we de eerste cijfers uit het Friendly Attac-onderzoek meenemen, blijkt dat pesten nog steeds een hot topic is en blijft.
CIJFERS VLAANDEREN Friendly Attac is een vierjarig interdisciplinair onderzoeksproject dat gefinancierd wordt door het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT). Het is een Vlaams onderzoek, dat in 2012 voor het eerst met cijfers naar buiten kwam. Aangezien deze cijfers zeer recent zijn en bovendien zeer specifiek over onze doelgroep gaan, kiezen we ervoor om ons voornamelijk hier op te baseren. Het Friendly Attac-project verwijst naar cijfers uit het BOF-NOI-onderzoeksproject ‘DICA’ (Developmental Issues in Cyberbullying amongst Adolescents). Dit project loopt van 2012 tot 2014 in Antwerpen. De onderzoekers bevragen meer dan 2000 jongeren van het vijfde leerjaar tot het vierde middelbaar in totaal vier keer (twee keer per schooljaar). De cijfers die nu beschikbaar zijn, komen uit de eerste onderzoeksgolf van het Friendly Attac-project. Wat interessant is aan deze cijfers is de vergelijking tussen cyberpesten en klassiek pesten.
TABEL 4 PESTEN EN CYBERPESTEN (FRIENDLY ATTAC, WHITE PAPER, 2012, P. 5)
11
FREQUENTIE CYBERPESTEN EN PESTEN BIJ VLAAMSE JONGEREN (N=2333)
0,8 0,6
57,5 %
0,4
35,3 % 30,3 %
0,2 11,1 %
11,1 %
0
slachtoffer
dader cyberpesten
bijstaander pesten
Wanneer we bovenstaand staafdiagram bekijken, zien we dat in 2012 nog steeds 30,3% van de Vlaamse jongeren slachtoffer wordt van pesten. Ook nemen we mee dat één op de vier jongeren aangeeft dader te zijn van pesten en dat meer dan de helft van de jongeren omstander is.
Internaliserende problemen worden gekenmerkt door gestoord gedrag dat ‘naar binnen gericht’ is. Het gaat hierbij vooral om problemen die nadelig zijn voor de persoon zelf: depressieve gevoelens, suïcidaliteit, angst en eenzaamheid. Externaliserende problemen worden gekenmerkt door gestoord gedrag dat naar buiten is gericht, zoals agressie, crimineel gedrag en oppositioneel gedrag. 3
Wanneer we de resultaten van een ander onderzoek erbij nemen (Vandebosch, Van Cleemput, Mortelmans & Walrave, 2006), lezen we dat 56,7% van de bevraagde jongeren de afgelopen drie maanden slachtoffer geweest is van een of andere manier van pesten. In dit onderzoek (het viWTA-onderzoek) geeft 49,3% van de bevraagden toe te hebben gepest en 78,6% van de leerlingen zegt dat hij/zij de afgelopen drie maanden weleens getuige was van pestgedrag. In het basisonderwijs (10- tot 12-jarigen) zou gemiddeld één op vier leerlingen last hebben van pesterijen, in het middelbaar onderwijs zou het gaan om één leerling op zeven. Dit onderzoek ging ook na hoeveel leerlingen wekelijks meermaals gepest worden, en concludeerde dat dit zich situeert rond vijf procent. De onderzoeker concludeert dat het ernaar uitziet dat nog steeds drie tot acht procent van de Vlaamse jongeren slachtoffer zijn van ernstige pesterijen. Als we kijken naar de globale schoolpopulatie zou het dus gaan om dertig- à tachtigduizend Vlaamse kinderen en jongeren, die jaarlijks te maken krijgen met dit soort geweld (Vandebosch et al., 2006).
EERDER ONDERZOCHTE ONDERZOEKSVRAGEN In het viWTA-onderzoek over cyberpesten (Vandebosch et al., 2006) wordt nagegaan hoeveel Vlaamse jongeren in aanraking komen met pesten en cyberpesten. Enerzijds wordt er gesproken over ‘slachtoffers’, anderzijds over ‘daders’ en ‘toeschouwers’. Deze drie betrokken partijen worden in verschillende onderzoeken onderscheiden. Ook in onderzoeksproject ‘Friendly ATTAC’ worden jongeren in deze groepen gebundeld. In dit onderzoeksproject gaan onderzoekers na hoeveel jongeren met cyberpesten in aanraking komen. Een ander soort onderzoek dat we vinden over (cyber)pesten is het onderzoek naar de verschillende verklarende factoren die aan pesten gelinkt kunnen worden. Zo gaan Veenstra, Lindenberg, Oldehinkel, de Winter, Verhulst en Ormel (2005) na of er een verband is tussen achtergrondkenmerken, kenmerken van ouderlijk gedrag en individuele kenmerken enerzijds en het pestgedrag van kinderen/jongeren anderzijds. Deze onderzoekers onderscheiden vier categorieën als het gaat om jongeren die betrokken worden bij pesten. Naast ‘dader’, ‘slachtoffer’ en ‘omstander’ onderscheiden ze een groep ‘dader/slachtoffers’, omdat sommige kinderen dader én slachtoffer van pesten zijn. Onderzoeksvragen die ze stellen, zijn: gaat geringe emotionele warmte of verwerping door ouders samen met pesten? Hangt overbescherming en verwerping door ouders positief samen met slachtofferschap? Hangen agressiviteit en lage schoolprestaties samen met de positie van daders en dader/slachtoffers? Hangt geïsoleerd zijn in de klas samen met de positie van slachtoffers? Wat is de rol van familiale kwetsbaarheid? Hangt dit samen met een familiaire kwetsbaarheid voor ‘externaliserend’ en/of ‘internaliserend’ probleemgedrag? Uit dit onderzoek bleek dat er inderdaad een verband is tussen het gedrag van ouders en het gedrag van hun kinderen. Als ouders externaliserende dan wel internaliserende problemen hebben of hebben gehad, is het waarschijnlijker dat hun kinderen betrokken zijn bij pesten. Agressieve kinderen hebben meer kans om dader/slachtoffer of dader te zijn en minder kans om niet betrokken te zijn (Veenstra et al., 2005, p. 5). Ook blijkt dat de sociaal-economische status van kinderen/jongeren een invloed kan hebben. Naarmate deze hoger is, blijkt het waarschijnlijker dat leerlingen niet betrokken zijn bij pesten. De belangrijkste bevindingen van het onderzoek van Veenstra et al. (2005) zijn de volgende: individuele kenmerken, zoals verwerping, agressiviteit en sekse, zijn sterk gerelateerd aan pesten. Opvoedingskenmerken zijn niet gerelateerd aan pesten. Vergelijkbaar met vorig onderzoek (Haynie e.a, 2001; Nansel e.a, 2001; Nansel, Craig e.a, 2004; in Veenstra et al; 2005) stelden de onderzoekers vast dat dader/slachtoffers een kwetsbaarder positie hebben dan daders of slachtoffers.
12
Het jeugdadviseursoverleg is een overleg dat Jong & Van Zin vier keer per jaar organiseert voor intermediairs die in het werkveld actief bezig zijn met het jeugdadviseursproject. Het jeugdadviseursproject is een project dat in het verleden getrokken werd door In Petto. In dit project worden jongeren door JAC’s opgeleid en versterkt in peer support. De intermediairs waarmee we op dit moment werken zijn voornamelijk JAC-medewerkers. 4
SLACHTOFFERS EN DADERS? Internationale studies geven aan dat jongeren die het slachtoffer worden van cyberpesten “statistisch vaker emotioneel leed vertonen, depressieve gedachten hebben en aan zelfmoord denken” (Friendly Attac, 2012, p. 6). Ze vertonen meer zelfdestructief gedrag zoals druggebruik en zelfverminking. Daarnaast hebben ze vaak een laag zelfvertrouwen en hebben ze meer problemen op school. De overlap tussen klassiek pesten en cyberpesten maakt het wel moeilijk om na te gaan welke gevolgen te wijten zijn aan cyberpesten in het bijzonder (Friendly Attac, 2012, p. 6). Bij Haynie et al. (2001, in Veenstra et al., 2005) lezen we dat pesters over het algemeen niet leren om sociaal aangepast gedrag te stellen. Zo leren ze bijvoorbeeld minder goed onderhandelen dan hun niet-pestende leeftijdsgenoten. Ook blijkt dat pesters vaker in aanraking komen met delinquentie, criminaliteit en alcoholmisbruik. In het onderzoek van Veenstra et al. (2005) komt naar voren dat weinig geliefd zijn de kans op betrokkenheid bij pesten vergroot, in wat voor vorm dan ook. In het Friendly Attac-onderzoeksrapport lezen we dat onderzoekers ook voor jongeren die pesten vinden dat ze vaker emotioneel lijden, depressieve gedachten hebben en een lager zelfvertrouwen hebben dan andere jongeren. Wanneer we onze collega’s van het JAC bevragen tijdens het jeugdadviseursoverleg krijgen we bovendien te horen dat jongeren die pestgedrag stellen misschien weleens wat meer in the picture gebracht mogen worden. Ze zijn dan wel ‘dader’ van het pestgedrag, maar vaak ligt hier veel meer aan de basis dan op het eerste gezicht lijkt. Nadenken over de achterliggende factoren, over de gevoelens die de pestende jongere heeft en over wat de pestende jongere aanzet tot zijn of haar gedrag zou volgens deze praktijkmensen een rijke denkoefening kunnen zijn.
13
HET ONDERZOEK ONDERZOEKSVRAGEN We wilden met dit onderzoek peilen naar beleving, en we gaan er vanuit dat ‘pesten’ voldoende ernstig is wanneer een jongere dit zo benoemt. We zijn ons er hierbij van bewust dat misschien minder ernstige zaken dan wat gewoonlijk in pestdefinities beschreven wordt ervaren kunnen worden als pesten. We gaan er hierbij uit dat zaken ‘pesten’ zijn wanneer een jongere ze zo benoemt. Jong & Omdat we ervan overtuigd zijn dat het niet aan ons is om te discussiëren over wat ‘pesten’ is en wat niet hebben we ‘pesten’ niet verder gedefinieerd. We vroegen ons echter dingen af als: “Waarom pest een jongere, onafgezien van het verband dat er misschien is met zijn/haar thuissituatie, sociale achtergrond, sociaal netwerk? Welke gevoelens horen hier bij, wat is een motivatie om het te (blijven) doen?” Wanneer we aan de andere kant naar gepeste jongeren kijken: hoe ervaren zij dit? Hoe gaan ze er mee om, wat ondernemen ze concreet om het pesten te doen stoppen en heeft dit zin? Ook naar toeschouwers toe kunnen we gelijkaardige vragen stellen. Concreet zoeken we een antwoord op volgende vragen: ZZ Waarom pesten jongeren? ZZ Wat heeft er toe geleid dat het pesten eindigde? ZZ Welke emoties voelen jongeren als ze aan pesten denken? ZZ Hoe reageren jongeren op pesten? En waarom reageren ze op die manier? ZZ Wat zouden volgens jongeren manieren zijn om pesten te aan te pakken? ZZ Hoe zouden we volgens jongeren beter met pesten om kunnen gaan? Antwoorden op bovenstaande vragen brengen we samen in een aantal rubrieken. De interviewleidraad vindt u als bijlage, achteraan in dit rapport.
HOE MANIFESTEERT PESTEN ZICH? 14
Wanneer we met jongeren in gesprek gaan in interviews en in focusgroepen, bevestigen ze dat pesten voor hen overwegend een groepsgebeuren is. Redenen om mee te doen aan dit groepsgebeuren zijn uiteenlopend. Een groepje gaat in tegen een ander, jongeren laten zich meeslepen, een klasgroep negeert één jongere, etc. We geven enkele voorbeelden van uitspraken over dit groepsgebeuren: S., 14 jaar (V):
In het vierde leerjaar pestte ik zelf wel wat. We hadden een groepje vrienden en gingen dan in tegen een kleiner groepje dan dat van ons… toen ik dan eens onder mijn voeten kreeg van een leerkracht heb ik zelfs een stoel naar haar hoofd gesmeten… Interviewer: En zou je het dan opnieuw doen, zo pesten? S.
Ja eigenlijk… ik ben vroeger ook wel eens ooit gepest geweest en ik weet hoe het voelt… ik zou het zeker opnieuw doen. Je laat je op dat moment gewoon meeslepen met vrienden… het zijn verschillende dingen. Uitsluiten, uitlachen, slagen… op het moment zelf denk je er gewoon niet over na, en naderhand denk je dan wel van ‘ja’…
S., 18 jaar (V):
In mijn vorige school kwam ik in aanraking met pesten. Ik ben daardoor ook van school moeten veranderen uiteindelijk… Ik werd buiten gesloten. En het ergste was dan eigenlijk op buitenlandse reis. Dat was in het vierde jaar, dan is het helemaal ontploft om het zo te zeggen. En dan ja, dan ben ik echt ingestort. […] Ze negeerden me collectief, niemand wou langs me zitten op de bus, niemand wou bij mij op de kamer slapen, niemand sprak tegen mij… terwijl ik geen flauw idee had waarom. K., 18 jaar (M):
In het 5de leerjaar werd ik wel echt gepest. Er was één iemand in de klas, die de hele klassfeer naar beneden trok… die persoon viseerde de slimme kinderen, de kinderen met goede punten. Toen heb ik me echt slecht en ongewenst gevoeld. I., 13 jaar (M):
Ja er werd wel eens gepest bij ons op school… en dan deed ik gewoon mee. Daarna ben ik zelf wel het slachtoffer geweest… nu kan ik me dan ook wel inbeelden hoe het voelt om gepest te worden. Interviewer: En hoe voelde je je daar dan bij? I:
Goh ja… eerst had ik een goed gevoel, zo’n beetje van ‘yes ik kan het’, maar daarna had ik wel schuldgevoelens. Ik kende die meisjes die we pestten eigenlijk ook helemaal niet… Uiteraard zijn er ook jongeren die aangeven dat ze zelf pesten, zonder dat een groep hen hierin beïnvloedt. Zo vertelt J., 20 jaar (V):
“In het vijfde middelbaar heb ik wel terug gepest. Toen zat ik in een nieuwe klas, en daar was een nieuwe jongen die ik echt niet kon uitstaan. […] Bijvoorbeeld een groepswerk, op de eerste schooldag. Hij snauwde ons direct af, en dat pikte ik niet . […] En daarbuiten was ie dan ook nog eens agressief en zette hij een grote mond op. Ik weet dat de hele klas het niet oké vond hoe hij deed, maar ik ben er wel het hardst tegenin gegaan.” Of T. en R., vertellen over hoe ze individueel ingingen tegen een leeftijdsgenoot, via internet.
Interviewer: Heb je ooit gecyberpest? T., 15 jaar (M): 15
Ja, via sms. Ik had die zijn nummer gevraagd en ik stuurde dan berichten. Hij wist toch niet wie ik was. Ik kon die niet hebben… R., 14 jaar (M):
Ja, via facebook. Dat was ne kerel die constant ne grote mond opzette in de klas. En op facebook kon die dan niet zo gemakkelijk antwoorden.
WAAROM PESTEN JONGEREN?
Wanneer we jongeren in groep (met name in een ja-nee kring) de stelling ‘ik heb al ooit bewust iemand gepest’ voorleggen, antwoordt meer dan de helft van de groep jongeren ‘ja’. Jongeren geven toe dat ze weleens bewust iemand gepest en/ of uitgesloten hebben. Wanneer we peilen naar de redenen waarom ze leeftijdsgenoten pesten of uitsluiten, krijgen we uiteenlopende antwoorden.
ANGST VOOR GROEP EN/OF GROEPSLEDEN Een reden die jongeren aangeven om mee te gaan in het groepsproces is angst. Enerzijds is er de angst dat de hele groep zich tegen hen zal keren. Anderzijds is er de angst om niet bij de groep te horen op lange termijn. M., 27 jaar (V)
We hadden de stoere tafel in de refter en de niet-stoere tafel en er mochten aan de stoere tafel altijd mensen niet bij zijn maar ik was al blij dat ik wel aan de stoere tafel mocht. Dus ja, ik heb daar niets van gezegd. Uit schrik dat ik zelf gepest ging worden. T., 21 jaar (M)
Er was een jongen en die ja dat was een speciale. Die had een bril en ja we hadden wat geduwd en getrokken en op een bepaald moment viel die bril en was die kapot. En ik weet nog dat we toen naar de directrice zijn moeten gaan en die zei dat dat echt niet oké was. […] Ja ge wilt er bij horen he. In de lagere school was ik vrij onzeker en ja ge wilt er gewoon bij horen en niet zelf gepest worden. Een tweede reden die voor ons onder de noemer ‘angst’ hoort, is angst voor één specifieke persoon. Wanneer er één of enkele jongeren zijn die het pesten aanwakkeren, zijn andere jongeren vaak bang voor hen. De kans om zelf slachtoffer te worden van dit kleine kerngroepje blijkt vaak ingebakken te zitten.
ZELFBESCHERMING EN WEERSTAND Een andere reden die we afleiden uit de gesprekken met jongeren is de nood zichzelf te beschermen t.o.v. anderen. Het gaat dus om een vorm van zelfverdediging. Jongeren geven aan dat ze bang zijn om gepest te worden, of dat ze in het verleden al gepest werden en dat ze er daarom voor kiezen om zich sterk voor te doen en potentiële pesters in geen geval een kans te geven. Ze stellen zich op die manier op, om te voorkomen dat iemand hen nog zal raken. Ze creëren een eigen veiligheidsmechanisme, om in te gaan tegen jongeren die hen anders zouden kunnen pesten. Soms gaan bevraagde jongeren hierbij op zoek naar sterkere leeftijdsgenoten, bijvoorbeeld een jongen die fysiek sterker is. Ook verbaal hard ingaan tegen een specifiek persoon kan een vorm van verdediging tegen potentieel pesten zijn. 16
J., 30 jaar (M):
Mensen die pesten in het middelbaar werden ervoor zelf gepest. Dat was echt duidelijk… ik ken die nog altijd heel goed. Gepest wegens konijnentanden en dergelijke… Daarna hadden ze zich met hun humor opgewerkt in de klas en die voelden macht… en zo begonnen ze dan zelf te pesten. En zo waren ze dan plots wel omringd door mensen. B., 30 jaar (M):
Ik werd in de lagere school gepest omdat ik altijd en overal de kleinste was. Interviewer: En hadden anderen dan invloed op je? B.:
Goh. Mijn oudste broer was een poessie dus daar had ik niets aan… dan was er Ivan, een jaar ouder dan ik en eigenlijk een beetje zot. Die was ouder en wat groter, dus als Ivan bij mij was kon er niks gebeuren. Later in het middelbaar zorgde ik altijd dat ik bevriend was met de grootste, de grootste klootzak ook vaak… maar eigenlijk, die haakten altijd af, die maakten school niet eens af. […] Mijn techniek was dus om vrij snel in het middelbaar ne gek als vriend te zoeken… en dan maakte ik met woorden iedereen met de grond gelijk. Ik heb
nooit iemand gepest die een buitenbeentje was of zo. Als het over pesten ging, ging dat voor mij over macht… Iemand die mij wou domineren, iemand die over mij macht wou uitoefenen… ja die lag er. G., 21 jaar (M)
Bij ons in school draaide pesten altijd rond onzekerheid. Die gaan overacten dan en zeggen: kijk hoe cool ik ben en beginnen dan te pesten. Die zoeken dan iemand, zoals mijn broer, die ook heel onzeker is, om te pesten. Dus pester en gepeste lijken wel op elkaar. Maar mijn broer, die dus zelf gepest werd. Die kwam dan thuis en die veranderde dan de onzekerheid die hij had thuis in extreme zekerheid tegenover mij, als kleine broertje. Dus thuis was hij dan de pester.
17
Een ja-nee kring is een opwarmer die we gebruiken wanneer we werken met jongeren. De begeleider stelt gesloten vragen, de jongeren zitten in een kring op stoelen. Wanneer ze ‘ja’ antwoorden op de vraag, schuiven ze een stoel op. Wanneer ze ‘nee’ antwoorden op een vraag, mogen ze blijven zitten. Het is een interactieve manier om een aantal vragen te stellen aan de groep, om op die manier een beeld te krijgen van wat er leeft. 5
LITERATUUR: ‘PESTEN ALS EEN ZAAK VAN VEILIGHEID’ Cowie (2011) spreekt over ‘pesten als een zaak van veiligheid’. De auteur gaat in op het feit dat de situatie erg complex is, omdat interpersoonlijke veiligheid tot stand gebracht wordt door de peergroep. Bovendien geeft ze aan dat pesten vaak gebeurt in contexten die moeilijk te controleren zijn door volwassenen. Zeker als het over cyberpesten gaat, blijkt dit een moeilijkheid. Leerkrachten, begeleiders en ouders staan tamelijk machteloos als het aankomt op tussenkomen in de private wereld die kinderen en jongeren voor zichzelf creëren (Cowie, 2009; Cowie & Colliety, 2010 in Cowie, 2011). Daarnaast lezen we bij Thornberg (2011) dat jongeren beginnen te pesten om verschillende redenen. Enerzijds omdat ze het amusant vinden; anderzijds omdat ze ernaar verlangen deel uit te maken van de groep en status te verwerven binnen de groep. Het verwerven van een sociale positie (aandacht, macht en status) is hierbij cruciaal. We stellen vast dat jongeren die zich onveilig voelen in een groep of angstig zijn om gepest te worden mogelijk nog harder op zoek zijn naar bevestiging en het verwerven van deze sociale positie in de groep.
VERVELING EN NIET VERDER OVER NAGEDACHT Vaak vertellen jongeren dat ze zelf eigenlijk niet echt een goede reden hadden om mee te doen en iemand uit te sluiten of te pesten, maar dat de groep het deed en dat ze meededen. Omdat ze het groepsgebeuren eigenlijk in eerste instantie wel grappig vinden en er verder niet over nadenken, kiezen kinderen en jongeren er voor om mee te doen. Interviewer: Heb je ooit bewust iemand gepest? F., 14 jaar (M):
Ja. Ik heb X echt gepest.
Interviewer: En waarom deed je dat dan? F. :
Omdat ik hem niet kon hebben…
Interviewer: En dat was genoeg om te pesten? F. :
Nee eigenlijk helemaal niet… maar ik deed het wel. LITERATUUR: PESTEN ALS ENTERTAINMENT
18
Bij Thornberg (2011) lazen we al dat jongeren soms pesten omdat ze het amusant vinden. Zelf gaan we ervan uit dat jongeren pas op zoek gaan naar ‘alternatief entertainment’ als ze niet voldoende activiteiten hebben om zichzelf bezig te houden. Anderzijds denken we dat hier het informeren en sensibiliseren van jongeren een belangrijke factor is: jongeren die geen flauw idee hebben van de mogelijke gevolgen van pesten en uitsluiten voor degene die ze pesten/uitsluiten, zullen waarschijnlijk gemakkelijker tot dit gedrag overgaan. Als ze zeer duidelijk weten dat de gevolgen van dit gedrag heel ernstig kunnen zijn, zal ‘verveling’ of ‘omdat het kan’ vermoedelijk niet de enige reden meer zijn om een slachtoffer te kiezen.
WAAROM JUIST DIE PERSOON? Een tweede aspect dat opvalt wanneer we het hebben over ‘pesten als groepsgebeuren’, is het ‘kiezen’ van de persoon die gepest wordt. Waarom kiest een groep ervoor om die ene jongere uit te sluiten of te pesten? De motivatie hiervoor is uiteenlopend.
EEN GROEPSGENOOT NIET ZO GOED KENNEN Wanneer we verder doorvragen hierover blijkt dat ze de jongere die ze uitsluiten vaak eigenlijk niet goed kennen. Als groep kiezen ze een of twee slachtoffers, die dan uitgesloten worden met redenen als “hij draagt een bril”, “ze heeft luizen”, “ze is lesbisch”, “ze heeft gekke tanden”, “hij is groot”, enzovoort.
I., 13 jaar (M):
Ja er werd weleens gepest bij ons op school… en dan deed ik gewoon mee. Daarna ben ik zelf wel het slachtoffer geweest… nu kan ik me dan ook wel inbeelden hoe het voelt om gepest te worden. Interviewer: En hoe voelde je je daar dan bij? I:
Goh ja… eerst had ik een goed gevoel, zo’n beetje van ‘yes ik kan het’, maar daarna had ik wel schuldgevoelens. Ik kende die meisjes die we pestten eigenlijk ook helemaal niet… B., 30 jaar (M):
In het derde leerjaar was ik altijd en overal de kleinste. Ze zeiden de hele tijd ‘hé kleine’, constant… degenen die dat toen deden, ja… waarom eigenlijk, geen idee… iedereen in de klas werd bestempeld als ‘de rosse, de kleine, de lange’… dat was niet kwetsend bedoeld denk ik, maar het kwam wel hard aan. […] En de leerkrachten straften dan eigenlijk vaak de foute: er stond bijvoorbeeld iemand tien minuten naast mijn oor ‘kleine kleine kleine’ te roepen, ik gaf hem een mot en ik was degene die gestraft werd… Ik moest dan in de hoek gaan staan op de speelplaats, en na 5 minuten was de leerkracht weg en stond de pester daar opnieuw… M., 27 jaar (V)
De meeste pestsituaties die ik heb meegemaakt waren echt puur op uiterlijk. Gij hebt een lelijk kapsel, gij stinkt, gij hebt een roze broek aan, terwijl die waarschijnlijk gewoon slecht gewassen was. Echt puur op zulke dingen die totaal niets met die persoon te maken hebben maar ja, gewoon uiterlijkheden. Die mensen waren anders dan het gemiddelde. E., 29 jaar (V)
Pesten was gewoon willekeur. Er waren meer mensen die er anders dan anderen uitzagen maar er werden er gewoon een paar uitgepikt. Er was in mijn klas een stille brave jongen, die werd zo wel een beetje… ja die hoorde niet bij de grave gasten. En op een dag is dat omgeslagen, een van die grave gasten vond die plots wel oké en dan hoorde die er ineens wel bij, omdat één iemand had beslist dat die wel oké was. Die jongen zelf was niet veranderd maar plots was die ‘part of the group’ omdat iemand dat had beslist.
19
LITERATUUR: HET CONCEPT ‘HET AFWIJKENDE KIND’ Bij Thornberg (2011) lezen we over ‘de sociale constructie van het afwijkende kind’. Thornberg beschrijft als veel gebruikte verklaring onder jongeren die met pesten te maken krijgen, dat het slachtoffer ‘anders of afwijkend is’ op de één of andere manier. Voorbeelden van ‘anders zijn’, zijn andere kleren, een ander uiterlijk, ander gedrag of een andere manier van spreken. Het slachtoffer wordt gezien als een persoon die niet in de groep past. Thornberg (2011) duidt dit fenomeen aan als een ‘social misfit’, of ‘sociale mismatch’. Jongeren creëren onderling sociale normen. Sociale exclusie en isolement binnen de groep zijn het gevolg van het niet passen binnen deze sociale normen (Cranham & Carroll (2003), in Thornberg, 2011). Teräsahjo and Salmivalli (2003, in Thornberg, 2011) constateerden in een studie gebaseerd op focusgroepen dat kinderen en jongeren vaak het slachtoffer van pestgedrag scheiden van andere jongeren, en hem of haar construeren als een ‘negatieve, afwijkende medestudent’, die het verdient om vijandig behandeld te worden. Vanaf het moment dat een jongere negatief gelabeld wordt als ‘anders’ wordt dat het belangrijkste kenmerk van de jongere. Dan blijkt bovendien dat zelfs de jongeren die niet actief mee pesten, wegens sociale druk liever geen contact hebben met het slachtoffer (Hamarus & Kaikkonen (2008), in Thornberg, 2011). Eens een jongere het label ‘slachtoffer’ gekregen heeft, als negatief gezien wordt en afgewezen wordt door zijn/haar leeftijdsgenoten, blijkt dat het zeer moeilijk is om de status van de jongere te veranderen en hun situatie te verbeteren (Evans & Eder, 1993; Merton, 1996 in Thornberg, 2011). Wanneer we bovenstaande vaststellingen uit de literatuur en de bevindingen uit ons eigen onderzoek samen beschouwen, stellen we vast dat het belang van preventief werk erg groot is. Meer hierover vindt u later in dit onderzoeksrapport, bij de visietekst van Jong & Van Zin.
GEVOEL VAN ONGELIJKHEID LEIDT TOT WEERSTAND Een andere reden die jongeren aangeven als motivatie om leeftijdsgenoten te pesten of uit te sluiten is uit verzet. Wanneer ze zichzelf vergelijken met de ander blijkt soms dat de ander “meer heeft” of “meer kan”, of zich zo profileert. Ook wanneer de ander macht uitstraalt of overkomt als “beter, slimmer, grappiger”, kan dit een gevoel van ongelijkheid met zich meebrengen. Als tegenreactie tegen deze ongelijkheid kiezen jongeren ervoor om de ander uit te sluiten of te pesten. Dit pestgedrag kan vorm krijgen op twee manieren: enerzijds kan de groep zich verzetten tegen één persoon (in die zin is deze motivatie een variant op de vorige vorm); anderzijds vertellen jongeren dat ze zich persoonlijk (alleen) verzetten tegen een andere jongere. J., 14 jaar (V):
20
Op het toneel plagen we een meisje wel vaak. ’t Is zo eentje… dat graag aandacht heeft. Op zich is het eigenlijk wel een leuke, maar ze stoeft zo vaak… ze ligt niet goed in de groep. En dan verstoppen we haar spullen, de dingen die ze nodig heeft… maar dat doen we bij iedereen. Maar als je daar buiten nog eens vriendelijk doet, is het misschien plagen, maar bij haar doen we daar buiten eigenlijk niet vriendelijk… als je zulke mopjes maakt bij mensen die je daar buiten wel kent en die je vertrouwt, dan denk ik dat het wel plagen is. Maar misschien is dit voor haar dan toch wel pesten… G., 13 jaar (M):
Ik pestte haar. Ik pestte haar omdat ze dom was. Interviewer: Is dat de hoofdreden? G.:
Ze voelde zich oké, ze deed alsof ze mooi was, ze was de rijkste en stoefte hiermee… en ik kon daar niet tegen. GEMAKKELIJK SLACHTOFFER, NIET ZO WEERBAAR Zoals al besproken geeft een aantal jongeren aan dat ze wel eens pesten, “omdat het kan”. Ze geven toe dat ze er verder niet over nadenken en dat ze niet stilstaan bij de gevolgen. Soms doen ze dit uit verveling, omdat ze niets beters te doen hebben en in pesten wel een vorm van entertainment zien. Deze manier van pesten kan vooral plaatsvinden wanneer slachtoffers eigenlijk niet in de verdediging gaan.
B., 22 jaar (V):
Ik besef maar al te goed dat echt alles twee kanten heeft. Enerzijds ben ik dus in een geweldig gezin opgegroeid. Heel veilig, zonder geweld, en dat was zeker een grote chance… maar aan de andere kant heb ik me daardoor nooit leren verdedigen. Ik wist totaal niet wat er gebeurde toen ze me pestten. Ik was nooit aangevallen geweest en nu gebeurde dat opeens wel. Mijn ouders zijn echte pacifisten. Ze hebben me altijd geleerd om te schelden in plaats van te vechten. Ik zou nooit mijn hand op iemand leggen. Als ik me ooit fysiek had durven verdedigen had ik daar zeker thuis nog eens extra straf voor gekregen. Ze wilden dat ik me verbaal kon verdedigen, maar als zo’n jong kind ging dat me echt nog niet af… maar slaan was zeker nooit oké geweest voor mijn ouders. P., 27 jaar (M)
Het rare was dat pesten met golfbewegingen ging. Het ene jaar werd ik veel gepest en het andere jaar was ik ineens de populaire. Ja ik weet niet waarom. Misschien was ik wat rebelser geworden en beet ik van me af en vonden ze dat plots wel cool. G., 21 jaar (M)
Mijn broer werd echt hard gepest in de lagere school. […]Het probleem was dat dat echt gewoon een watje was en mijn ouders hebben dat ook versterkt. Die kwam thuis met het verhaal dat hij gepest was en weende en zo. Iedereen wist dat die niet sterk in zijn schoenen stond en mijn ouders, ja hadden misschien ook gewoon moeten zeggen: “duw dan eens terug”. Hij bleef een kneusje in een hoekje. […] De enige reden waarom die gepest bleef, was omdat die daar zo slecht op reageerde. Die moest gewoon eens wakker geschud worden. Er waren geen rare kenmerken aan hem waarom die gepest moest worden. Die stonk niet, die had geen piepstem. De enige reden waarom die gepest werd, was omdat dat een makkelijk slachtoffer was.
21
LITERATUUR WEERBAARHEID Bij Cowie (2011) lezen we dat sommige kinderen beter in staat zijn dan andere om met pestervaringen om te gaan, omdat ze over sterke weerbaarheid beschikken. Deze vaardigheid kan ontstaan zijn uit voorgaande emotionele ervaringen, of uit hun geschiedenis inzake vriendschappen en hechte relaties. Net daarom is het volgens de onderzoeker zinvol om aan gepeste jongeren te vragen hoe ze omgaan met pestsituaties en welke strategieën ze hanteren. Wanneer we verder ingaan op het belang van weerbaarheid vinden we bij Cowie (2011) wat meer informatie. Ze geeft aan dat het belang van het opbouwen van ‘innerlijke krachten’ (inner strengths) van jongeren en hun sociale netwerken groot is. Jongeren kunnen leren een onderscheid te maken in strategieën die ze hanteren om met pestsituaties om te gaan. Wanneer jongeren weten hoe ze met de situatie kunnen omgaan en wanneer ze zich bewust zijn van hun eigen potentieel zullen ze enerzijds meer kunnen opkomen voor zichzelf en anderzijds meer in staat zijn om rustig te blijven in het bijzijn van de pestende jongere.
PESTEN EN UITSLUITEN Een belangrijke nuance die we willen maken nadat we met jongeren over pesten gepraat hebben, is het verschil tussen pesten en uitsluiten. Bij uitsluiting krijgt de jongere helemaal geen aandacht. Hij of zij wordt constant genegeerd. In de loop van de interviews kregen we het gevoel dat jongeren consequent uitgesloten worden vaak als erger ervaren wordt dan pesten. B., 30 jaar (M):
Maar eigenlijk was ik blij dat ik nog gepest werd. Soms mocht ik op de speelplaats niet meedoen met voetballen, en dat vond ik het allerergste. Wanneer je gepest wordt, ben je op z’n minst nog een deel van de groep… als je echt uitgesloten wordt sta je echt helemaal alleen. Maar ja, inderdaad, elke speeltijd in de lagere school was stress voor mij. Ook andere jongeren geven aan dat ze door uitgesloten te worden volledig ‘gecrasht’ zijn.
EMOTIES Dat pesten veel emoties met zich meebrengt, spreekt voor zich. Wanneer we met jongeren in gesprek gaan over dit thema laten ze duidelijk blijken dat ze eigenlijk geen positieve emoties verbinden met pesten. Dit geldt zowel voor jongeren die gepest worden als voor jongeren die pesten, én voor jongeren die toekijken. 22
Jongeren die gepest of uitgesloten worden, voelen zich veelal machteloos. Vaak zijn ze ook radeloos en hebben ze geen flauw idee wat te doen. Ook is het voor jongeren die gepest worden niet duidelijk waarom zij net het slachtoffer zijn van dit (groeps)gebeuren. Een gevoel dat heel vaak besproken wordt, is schuldgevoel. Jongeren geven aan dat ze zich schuldig voelen omdat ze gepest worden. Ze leggen de oorzaak van het pesten bij zichzelf en gaan ervan uit dat het hun eigen schuld is. Ook horen we bij verschillende gepeste jongeren de twijfel of ze het zich niet inbeelden. Eén jongere vertelde dat haar pester zich jaren later kwam verontschuldigen voor wat hij jarenlang gedaan had, en dat dit een enorme opluchting was. De bevestiging dat ze het zich niet had ingebeeld, hielp haar enorm vooruit in haar verwerkingsproces. B., 22 jaar (V):
In het tweede middelbaar zat ik dan uiteindelijk echt heel heel diep… dan heb ik een zelfmoordpoging gedaan. Ik voelde dat ik niks waard was, ik zat zo diep… ik dacht echt ‘natuurlijk haten ze mij’. Ik had het gevoel overbodig te zijn… ik dacht oprecht dat de rest beter was, dat de wereld beter was zonder mij… je denkt dan echt gewoon dat je vuilnis bent. Interviewer: Kom je nu soms die mensen die je gepest hebben nog tegen? B., 22 jaar (V):
Ja, dat gebeurt weleens. […] Wat ik wel lastig vind, is dat ik instinctief naar mijn voeten kijk als ik ze tegenkom. Ik kan dat niet tegenhouden. Absurd eigenlijk, want ze zijn een stuk kleiner dan ik… maar ja, ik weet dat ze niet door- hebben wat hebben aangericht.
[…] En als ik nu leerkrachten van mijn lagere school tegenkom, dan zeggen ze: goh, jij hebt het toch moeilijk gehad hé… ze wisten het allemaal en ze hebben er niets aan gedaan. En dat vind ik nu echt gewoon pijnlijk. Als ik die mensen tegenkom heb ik nu ook niet de nood om wat smalltalk te verkopen. LITERATUUR SLACHTOFFER
Zo lezen we ook bij Thornberg (2011): eens een jongere het construct van ‘slachtoffer’ heeft aangenomen blijkt, dit erg hardnekkig. Cowie (2011) vult aan dat jongeren die langdurig slachtoffer geweest zijn van pesten minder aanwezig zijn op school. Dit leidt tot een verdere afzondering van hun leeftijdsgenoten. Ook blijken slachtoffers meer geneigd om zichzelf de schuld te geven van de situatie. Ze zijn meer geneigd om ‘te lijden in stilte’, zonder vrienden om hun verhaal mee te delen. ‘Slachtoffer zijn’ kan leiden tot een slechter zelfbeeld, ook op langere termijn. Hulp vragen aan leeftijdsgenoten blijkt bovendien niet altijd een succesvolle oplossing: veel kinderen en jongeren kijken neer op jongeren die gepest worden (Rigby & Slee, 1991; Escobar, 2008 in Cowie, 2011). Daarom worden deze jongeren afgewezen door hun leeftijdsgenoten wanneer ze om hulp vragen. Een kwetsbaar kind dat afgewezen wordt door de groep kan ervaren worden als ‘te hulpbehoevend’ en ‘te claimend’. B., 22 jaar (V) bevestigt :
In de lagere school voelde ik me vooral… voornamelijk alleen. Ik was ook verward. Je bent nog zo jong, je weet echt niet waarom de mensen dit doen. Ook was ik heel onzeker. Ik had heel weinig vrienden… en de weinige die ik had, daar was ik zo bang van dat ze me zouden laten vallen… als zij dan eens nieuwe vriendjes hadden was ik altijd direct bang dat ze mij zouden laten vallen. Jongeren die pesten of uitsluiten voelen zich vaak op het moment van actie wel machtig. Ze krijgen een gevoel van controle. Controle over de situatie, controle over mensen in de situatie. Ook vertellen verschillende van de bevraagde jongeren dat ze zich eigenlijk heel bewust waren van wat ze deden. Dat dit gevoel in se positief is, wordt echter niet gezegd. Jongeren die pesten geven duidelijk aan dat ze door hun gedrag niet noodzakelijk blijer of gelukkiger worden. Jongeren die toekijken tot slot, geven aan dat ze eigenlijk niet goed weten wat ze zouden kunnen ondernemen. Wanneer het pesten een groepsgebeuren is, is er altijd de angst om zelf slachtoffer te worden. Deze jongeren geven aan dat ze de situatie wel opmerken, dat ze heel goed doorhebben wat er gaande is. Ook vertellen ze dat ze de situatie niet oké vinden en dat ze er boos van worden; anderzijds blijft de angst om in te grijpen aanwezig. We vermoeden dat jongeren vaak niet weten wat ze allemaal kunnen ondernemen, waardoor ze ook geen kleine stappen zetten.
STEUNFIGUREN 23
Wanneer we peilen naar steunfiguren en personen die een positieve invloed kunnen hebben op jongeren die te maken krijgen met pestsituaties, krijgen we uiteenlopende antwoorden. Enerzijds geven jongeren aan dat ze veel steun kunnen vinden bij ouders of peers. Anderzijds krijgen we de klank te horen dat jongeren het moeilijk vinden om iemand (die ouder is) hierover aan te spreken en in vertrouwen te nemen. Jongeren geven aan dat ze niet weten hoe ze erover moeten beginnen. De onzekerheid over implicaties van het vertellen over pesten houdt jongeren tegen om in gesprek te gaan over hun situatie. Interviewer in focusgroep (13-15 jaar): Zou je het zeggen als je gepest werd? P., 14 jaar (V):
Nee. Ik zou niet weten waarom ik zoiets zou zeggen. Wat bereik je daar eigenlijk mee, met het te zeggen..? Ja. Ik zou het zeker tegen mijn broer zeggen. T., 13 jaar (M):
Interviewer in focusgroep (20-30 jaar): En wie zou er dan een positieve invloed op je gehad kunnen hebben op momenten dat het niet zo goed met je ging toen je jonger was?
L. (V):
Leerkrachten worden zeker onderschat. Zij bevestigen je in zaken en dat is een positieve invloed die ik toen zeker nodig had… Bevestiging die ik toen niet bij vrienden of anderen vond. Ik denk dat leerkrachten er dan een grote rol in spelen en ouders dan waarschijnlijk ook wel. E. (M):
Mijn broer die een jaar ouder is. Echt wel. Moest ik gepest geweest zijn, dan zouden mijn broer en zijn knappe vrienden echt wel een invloed hierop gehad kunnen hebben omdat het cool was om een oudere broer met knappe vrienden te hebben. Als ik ze tegenkwam in de gang zeiden ze hey en begonnen al mijn vriendinnen te giechelen… J. (M):
Ja ik heb dat wel gemist bij leerkrachten, ik heb daar geen enkele band mee gehad. Normaal heb je dat wel met sommige leerkrachten, maar ik heb dat echt niet gehad. Wel had ik een goeie band met een Chiroleider, daar heb ik echt heel veel aan gehad… Maar leerkrachten ja. Kom op, je zit er vele uren, en toch had ik er zo weinig aan… A. (V): Ik heb ook in de Chiro gezeten, dus als het op school minder ging, dan trok ik me daaraan op. Maar ook leerkrachten, oudere mensen naar wie ik opkeek, daar had ik ook veel aan. En vooral ja, als ze je het gevoel geven dat ze naar je luisteren. Dat ze je waarderen om wie je bent… G. (M):
Ik ben als leerling weleens naar een leerkracht gestapt en zij hebben wat ik zei toen serieus genomen. Tijdens de les was er iets uit de hand gelopen en de leerkracht heeft ons direct in contact gebracht met elkaar. Dat heb ik wel heel hard geapprecieerd achteraf. Ze heeft geluisterd en ons niet zomaar gesust. Ze nam ons direct heel serieus en heeft ons op een volwassen manier benaderd. En dat vond ik wel echt heel goed. Interviewer: En leerkrachten, heb je daar dan iets aan gehad? B., 22 jaar (V):
24
Euhm leerkrachten, niet… dat wou ik eigenlijk ook echt niet. Zo het idee van ‘als je gepest wordt, kan je naar je leerkracht stappen’, dat vind ik echt onzin… deze kinderen vertrouwen sowieso niemand meer op dat moment… school, dat is heel moeilijk… iedereen is anders hé. Sommigen willen een babbel, anderen willen gewoon met rust gelaten worden. Leerkrachten moeten echt op een goede, in your face manier, wakker gemaakt worden… pesten is géén gewoon stukje van jong zijn! Leerkrachten zijn daar precies zo bang van, ze vinden het een taboe… maar ze moeten er niet bang voor zijn, het moet geen taboe zijn… Klastitularissen kunnen zo’n grote rol spelen. Ze zouden gewoon al eens na de les kunnen vragen om eventjes te blijven. En dan de boodschap geven dat ze er zijn… dat kan zoveel betekenen op dat moment. De bevestiging dat iemand het gezien heeft, dat is zo belangrijk… Leerkrachten, leiding uit de jeugdbeweging, ouders en leeftijdsgenoten kunnen een enorme invloed hebben op pestsituaties en dan in het bijzonder op de manier waarop jongeren de situatie beleven.
EN HOE STOPTE HET DAN? We vroegen jongeren ook naar het einde van de pestsituatie, we vroegen hoe het stopte. Hierop kregen we eerder negatieve antwoorden: het merendeel van de gepeste jongeren gaf aan dat de situatie pas stopte toen ze van school veranderden. Ze namen radicaal afstand van de context waarin ze gepest werden en op die manier stopte het.
P., 27 jaar (M)
Zodra dat ik niet meer op school zat en naar de universiteit ging is dat wel allemaal veranderd. Als er mensen hadden ingegrepen, dan was dat allemaal wel anders geweest. Dat is natuurlijk wel menselijk. Mensen grijpen niet zo graag in en kijken de kat nogal makkelijk uit de boom.
G., 21 jaar (M)
In het middelbaar is mijn broer ineens een heel andere mens geworden. Daar is die nooit gepest geweest, had keiveel vrienden, ging dat keigoed. Is dat allemaal losgelopen. Gewoon door uit die context te komen. Maar het is niet dat als ge in het derde leerjaar gepest wordt dat ge dan TITEL in het2vierde naar een andere school moet gaan. Die3 cirkel moet gewoon doorbroken worden. Dat ligt bij TITEL hem, maar ook bij ons en bij de leerkrachten. Wij bleven die verdedigen en zeggen tegen die pesters: “ge moogt dat niet meer doen”. En natuurlijk moet dat gezegd worden doorlopend maar daarnaast moet ge die ook helpen om uit die rol van gepeste te stappen. Die moet zichzelf leren verdedigen want als wij er niet waren, de leerkrachten weg waren, dan staat die daar alleen in dezelfde situatie en dan moet die ook kunnen reageren op de situatie. Ge moet zelf ook tonen dat ge dat niet toelaat.
TITEL 1
Een enkele jongere vertelt dat de situatie stopte omdat ze het zelf niet meer wou. B., 22 jaar (V):
Ik was 14 toen ik die zelfmoordpoging deed, daarna ben ik twee weken thuis gebleven van school… en dan opeens heb ik een klik gemaakt. Ik kan het moeilijk uitleggen, maar soms maken mijn hersenen opeens een klik… dan zet ik me ergens over en ja… en toen heb ik de klik gemaakt en gedacht ‘niemand gaat mij ooit nog kwaad doen’. En dan ben ik ooit weleens heel hard uit de hoek gekomen. Een paar keer heb ik toen echt heel hard van me afgebeten, en toen hebben de pesters afstand genomen… die moeten ook gedacht hebben ‘wow die is gek geworden’.
25
VISIE JONG & VAN ZIN Wanneer Jong & Van Zin nadenkt over pesten, is het geloof in de kracht van preventie groot. Jong & Van Zin is van mening dat zodanig veel contextuele factoren invloed hebben op pesten dat het mogelijk moet zijn om de context voor te bereiden, om op die manier pesten geen kans te geven. We zijn ervan overtuigd dat dit in het voordeel zal zijn van zowel potentiële slachtoffers als potentiële daders en omstanders. Daar waar onderzoekers een onderscheid maken tussen ‘low level bullying’ en ‘echt pesten’ (Thomas & Gunter, 2008, in Thornberg, 2011), vinden wij het als organisatie in het jeugdwerk niet nodig om zo’n onderscheid te maken. Voor Jong & Van Zin draait het om de beleving van alle jongeren, onafhankelijk van de zwaarte van het gedrag. Wanneer jongeren zich gepest/uitgesloten voelen of het gevoel hebben dat ze aan het pesten/uitsluiten zijn, vinden we dat een voldoende groot signaal om stil te staan bij de situatie. Jong & Van Zin onderscheidt vier pijlers als het over pesten gaat: ‘context’, ‘weerbaarheid’, ‘talent’ en ‘groepsdynamica’. We bespreken de pijlers een voor een en leggen de link met de onderzoeksbevindingen.
CONTEXT Jong & Van Zin stelt vast dat het belang en de rol van de context erg groot zijn. We geloven er namelijk sterk in dat begeleiders en jongeren een context kunnen creëren waarin pesten geen plaats krijgt. Hierbij is het belangrijk dat begeleiders, leerkrachten, de organisatie, enz., op één lijn staan. Wanneer alle betrokken begeleiders op dezelfde golflengte zitten voor het preventiedenken over pesten, staan we als groep sterker en kunnen we probleemvoorkomend werken.
26
Wanneer we nadenken over context komen we bij het belang van een visie en missie. Het bestuur van de organisatie en het team van begeleiders kunnen hierin een grote rol spelen. Wanneer je er in slaagt om een cultuur te creëren waarin iedereen erbij hoort en waarin begeleiders gemotiveerd worden om buitenbeentjes snel op te merken en mee te trekken bij de groep, zit je op het juiste spoor. Als organisatie is het belangrijk om hierover na te denken: wat vindt je organisatie van pesten? Hoe gaat je organisatie om met jongeren die pestgedrag stellen? En met slachtoffers? Neem je elke klank vanuit jongeren serieus? Wanneer je geen overkoepelende visie hebt op pesten is het voor medewerkers zeer moeilijk om hierin mee te gaan. Daarnaast denken we dat het belang van goede informatie groot is. Begeleiders duidelijk informeren over de rol die zij kunnen spelen om pesten en uitsluiting geen kans te geven (voorbeeldfunctie: invloed door uitspraken te doen over bepaalde jongeren, optreden als ze merken dat iemand uitgesloten wordt; uitdragen van de visie; eigen rol in de groep, enz.) kan veel invloed hebben. Om het bovenstaande idee te linken aan ons onderzoek grijpen we graag terug naar de bevinding dat jongeren pesten uit zelfverdediging. We concludeerden dat jongeren zelf een verdedigingsmechanisme creëren, omdat de context niet voldoende veiligheid biedt. Wanneer de context veilig is en wanneer het heel duidelijk is dat pesten niet kan en niet aanvaard wordt, zullen jongeren minder de neiging hebben om een eigen verdedigingsmechanisme op te zetten: het risico om zelf slachtoffer te worden, wordt immers beperkt. Daarnaast linken we het belang van de context graag aan het idee dat ‘jongeren pesten omdat het kan’. Als jongeren verder niets te doen hebben tijdens bijvoorbeeld vrije momenten of speeltijden zal de kans op pesten groter worden. Wanneer er wordt ingezet op activiteiten (vrije activiteiten of groepsspelen) zal ook deze reden om te pesten minder kracht krijgen. Het is niet alleen belangrijk om je als begeleider bewust te zijn van het belang van context. Jong & Van Zin gelooft dat ook jongeren besef zouden moeten hebben van het belang van context. Door hen kritisch te laten nadenken over hun groep en hun eigen plaats in de groep krijgen jongeren zelf meer inzicht in wat er moet veranderen of wat al goed loopt. Samen met de begeleider kunnen er dan stappen gezet worden om effectief een context te creëren waar pesten niet mogelijk is. Al deze stappen beginnen dan ook vanuit de individuele verantwoordelijkheid van jongeren. Zo is het belangrijk dat
jongeren inzien dat ze niet van hun groep kunnen verwachten dat er niet geroddeld wordt als ze zelf soms roddelen. De verantwoordelijkheid om vrije momenten op een positieve manier in te kleden, kan bij de jongeren gelegd worden maar gaat ook samen met een stimulans van de begeleiding. Concreet: het inzicht en de motivatie van jongeren gecombineerd met de overkoepelende visie van de begeleiders en de organisatie zijn essentieel voor de context.
WEERBAARHEID Als organisatie in het jeugdwerk ziet Jong & Van Zin een grote rol weggelegd in het vergroten van de (sociale) weerbaarheid van jongeren. Zowel voor jongeren die gepest worden als voor jongeren die pesten én voor jongeren die toekijken, is het vergroten van hun weerbaarheid van belang. Als jongeren weerbaar zijn, zullen ze immers sneller in durven gaan tegen de groep en sociale druk. Ook zullen ze mondiger worden en meer durven opkomen voor zichzelf en anderen. Weerbare jongeren zijn in staat om met moeilijke momenten om te gaan, of om hulp te vragen wanneer ze zelf geen oplossing zien. Anderzijds hebben weerbare jongeren minder de neiging om zich te profileren in groep door anderen te pesten of uit te sluiten: als een jongere zich weerbaar voelt om met uiteenlopende situaties om te gaan is pesten immers niet nodig om zich weerbaarder te voelen. Wanneer Jong & Van Zin aan weerbaarheid denkt, denken we aan assertiviteit. Jongeren kunnen leren om ‘gezond assertief gedrag’ te stellen: ze kunnen leren om zich, ook in lastige situaties, op een kordate, zelfbewuste en geweldloze manier staande te houden (Deboutte, s.a., p. 4). In onze gesprekken met jongeren kwamen we tot de vaststelling dat jongeren die opmerkelijk minder weerbaar zijn, sneller slachtoffer kunnen worden. Wanneer een jongere sterk genoeg in zijn of haar schoenen staat om zichzelf te zijn en op te komen voor zijn of haar eigen mening, zal de angst om er niet bij te horen afnemen, zal de jongere zich meer op het gemak voelen in de groep en zal die negatieve opmerkingen beter kunnen plaatsen. Sterk in je schoenen staan is voor ons zeker deel van weerbaarheid. Jong & Van Zin probeert jongeren meer weerbaar te maken door te werken rond zelfvertrouwen, en door communicatieve en sociale vaardigheden te versterken. Zelfreflectie is hier cruciaal bij. Door actieve opdrachten rond lichaamsbewustzijn dagen we jongeren ook uit om de impact van lichaamshouding onder de loep te nemen. Opnieuw heb je hier als begeleider een voorbeeldrol in. Stel je zelf genoeg weerbaar op ten opzichte van de groep en geef jongeren de kans om weerbaarheid te ontwikkelen.
TALENT 27
Wanneer we met jongeren werken, kunnen we niet anders dan ons bewust zijn/worden van de krachten en talenten van deze groep. We geloven in de kracht en sterktes van jongeren: iedereen heeft wel een talent, ook een jongere die pest. Wanneer we er bovendien voor kunnen zorgen dat jongeren elkanders talenten ontdekken, wordt het mogelijk om onderlinge verbanden te leggen. Jongeren die van elkaar weten waar ze goed in zijn, kunnen ontdekken dat ze goed zijn in dezelfde dingen, en misschien zelfs gelijkaardige interesses hebben. Iemand uitsluiten die je niet kent of met wie je geen aansluiting vindt, is gemakkelijk en gebeurt snel. Als je iemands talenten ziet, zal je (of toch minstens iemand in de groep) hier minder toe geneigd zijn. Daarom vindt Jong & Van Zin het belangrijk om ruimte te creëren om elkaars talenten te herkennen en erkennen. We gebruiken hier werkvormen voor zoals talententikkertje, waarbij jongeren telkens een talent te horen krijgen en vervolgens twee jongeren op de schouder moeten tikken. Ze kiezen twee mensen die volgens hen dat specifieke talent het meest bezitten. Het is belangrijk als begeleider een brede waaier aan talenten te kiezen zodat iedereen een ‘schouderklopje’ krijgt. Zo’n positieve bevestiging versterkt het groepsgevoel en het zelfvertrouwen van jongeren, wat hen meteen ook weerbaarder kan maken. Binnen het kader van pestpreventie is het ook belangrijk als begeleider al snel genoeg aandacht te hebben voor de talenten van de jongeren. Als jij zelf hun capaciteiten accuraat inschat en hen positief bevestigt, zal hun zelfvertrouwen stijgen en zullen ze ook sneller geneigd zijn om elkaar op een positieve manier te benaderen.
GROEPSDYNAMICA Zoals aangetoond is het belangrijk dat jongeren elkaar kennen om uitsluiting en pesten te vermijden. Iemand uitsluiten of pesten die je niet kent, is gemakkelijk, zeker als je geen enkel punt kan bedenken waar je aansluiting mee zou kunnen vinden. In de praktijk merken we dat begeleiders van groepen vaak slechts zeer beperkt aandacht besteden aan ‘elkaar leren kennen’. We zijn van mening dat dit een groot aandachtspunt is. Daarom geloven we dat het belangrijk is dat begeleiders investeren in kennismakingsactiviteiten en in groepsvormende activiteiten, zodat de groep de kans krijgt om groep te worden. Zelfs als een groep al een hele tijd samenzit, zijn zulke opdrachten erg nuttig. Jongeren kennen elkaar meestal minder goed dan ze zelf denken. Het is bovendien erg belangrijk om eerst te werken aan groepsbinding voor je competitieve activiteiten laat doorgaan. Door samenwerkingsopdrachten te gebruiken, krijgt de groep de tijd om te werken aan het wij-gevoel. We geloven dat dit wij-gevoel essentieel is binnen het idee van pestpreventie. Wanneer er een fijne sfeer heerst in de groep waarin iedereen zich op zijn of haar gemak voelt en de groep het idee heeft samen sterker te staan, zal pesten veel minder voorkomen. Als je bezig bent met groepsbevorderende activiteiten werk je dus tegelijkertijd ook aan de context. We benadrukken hierbij de rol die een begeleider kan spelen. Enerzijds heeft een begeleider altijd een voorbeeldfunctie, waarmee hij/zij veel invloed heeft op de houding die de hele groep aanneemt. De manier waarop een begeleider met zijn of haar collega’s en met de groepsleden omgaat, zet vaak de toon voor de communicatie en omgangsstijl in de hele groep. Het is ook zeer belangrijk om je groep in te schatten en na te gaan wat je groep nodig heeft. We merken dat het ook van belang is om je eigen begeleidingsstijl aan te passen aan de groep waarmee je werkt. Zo is het soms nodig om zeer concrete, duidelijke instructies te geven. Dit laatste geldt bijvoorbeeld bij een jonge groep die erg speels is. Bij andere groepen kan er een sfeer zijn waarin je meer vrijheid geeft. Bijvoorbeeld bij oudere groepen hebben groepsleden vaak het vermogen om elkaar bij te sturen. Dit gevoel van verantwoordelijkheid kan een groep ook dichter bij elkaar brengen. Wanneer je activiteiten plant, is het belangrijk dat je iets kiest waarin iedereen een rol kan hebben. Zowel de fysiek sterkeren als zwakkeren, de jongeren die graag raadsels oplossen, diegenen die creatief sterk zijn, enz. Zo zet je als begeleider niet alleen in op het tot stand komen van een wij-gevoel maar stimuleer en erken je meteen ook ieders talenten. Het is natuurlijk zeer moeilijk om al deze aspecten in één opdracht te gieten. Je kan er daarom ook voor kiezen om meerdere opdrachten met verschillende insteek na elkaar te plannen.
VOORKOMEN OF GENEZEN? 28
Natuurlijk is het geen of-of-verhaal. In een nieuwe groep of in een groep waar er nog geen duidelijke pestproblemen of problemen met uitsluiting zijn, is het belangrijk dat je inzet op pestpreventie, door actief te werken rond de vier pijlers zoals hierboven beschreven. Heersen er in je groep wel duidelijke pestproblemen, dan is het belangrijk te blijven inzetten op bevordering van weerbaarheid, individuele talenten, groepsbevordering en context, maar zijn er ook nog bijkomende maatregelen nodig. Wanneer een jongere pest, hebben we collectief de neiging om hem of haar te straffen of te berispen. Enerzijds vinden we het in veel gevallen gepast om een jongere die over de schreef gaat terecht te wijzen. De manier waarop dit gebeurt, is van zeer groot belang. Een jongere die pest, heeft vaak al veel bagage. Misschien wordt hij/zij thuis al geconfronteerd met een moeilijke situatie, misschien heeft hij/zij in het verleden al veel meegemaakt. Vaak schuilt er een diepere reden achter pestgedrag en eigenlijk kan je als begeleider nooit het hele verhaal kennen. We vinden het dus zeer belangrijk om geen zout in de wonde te strooien: als je een jongere terechtwijst, doe je dit best op een correcte manier: je neemt de jongere even apart en gaat het gesprek aan. Vraag een jongere naar de reden waarom hij/zij iemand anders pest, en geef de jongere ook de ruimte om te antwoorden. Jouw interpretatie van de situatie kan helemaal anders zijn dan die van de jongere. Wanneer je vanuit gelijkwaardigheid het gesprek aangaat zonder daarbij een bepaald idee op te leggen, kan je meer inzicht krijgen in het probleem. Het is belangrijk om te beseffen dat een groep, als het gaat over pesten, zeker verantwoordelijkheid draagt. Een groep heeft de kracht om collectief pesten te veroordelen en niet te tolereren. Hier hebben we het opnieuw over gezamenlijk een context creëren waar pesten niet voorkomt. Als begeleider kan je je groep hierbij helpen door zelf dingen te benoemen die niet zo goed lopen en de mening van de groep te vragen. Spreek niet meteen op een veroordelende manier maar spreek vanuit jouw eigen gevoel bij de situatie. Dat zal je groep stimuleren om ook op een open, eerlijke en niet-aanvallende manier te communiceren. Als begeleider kan je ook de jongeren van wie je weet dat ze de situatie in hun groep veroordelen waarbij mensen worden gepest of uitgesloten, stimuleren om in groep hun mening te geven.
Best kan je op voorhand met deze jongeren gaan praten en hen de vraag stellen of ze hun visie op de situatie met de rest willen delen. Stel hen gerust dat jij het gesprek in goede banen zal leiden en geef hen tips over hoe ze zo’n boodschap het beste kunnen overbrengen. Wanneer iemand eerlijk, vanuit zijn of haar gevoel, een pestsituatie bekritiseert, zijn er sowieso anderen die die mening openlijk zullen delen. Hoe meer jongeren zich negatief uitspreken over de situatie, hoe sterker de groep staat en hoe minder macht de gepeste jongere heeft. Ten slotte kan je er ook voor kiezen om rechtstreeks naar de gepeste jongeren te gaan en met hen over de situatie te praten. Zoals we uit de getuigenissen in dit onderzoek konden afleiden, is het belangrijk dat jongeren het gevoel krijgen dat anderen hun probleem erkennen. Je kan ook hen stimuleren om openlijk over hun emoties te praten in de groep, hoewel dit zeer moeilijk zal zijn voor hen. De angst is er om nog erger gepest, uitgelachen of uitgesloten te worden. Het is belangrijk dat je hen geruststelt, maar niet onder druk zet. Laat hen ook weten dat je graag over de situatie wil praten met de groep en leg hen uit hoe dat je dat wil aanpakken. Zo hebben ze zelf ook wat controle over de situatie. Vraag na een open gesprek ook zeker hoe het met hen gaat. Zoals de jongeren in dit onderzoeksrapport getuigen, stoppen de meeste pestsituaties doordat de gepeste jongere van school verandert, afstudeert, van jeugdbeweging verandert, enz. Hoewel dit inderdaad als een opluchting gezien kan worden voor de jongeren, is dit geen structurele oplossing voor pestproblemen. Dat toont aan dat een overkoepelende visie over pesten binnen je organisatie essentieel is om zulke situaties te vermijden en dat het belangrijk is om als begeleider van jongeren pestproblemen als die er zijn te herkennen en te erkennen. Ten slotte is het zelfs wanneer een pestprobleem geneutraliseerd is noodzakelijk om te blijven inzetten op je groep en de vier pijlers: weerbaarheid, talenten, context en groepsdynamica. Alleen zo kun je situaties van uitsluiting en pesten in de toekomst blijven vermijden.
PETS! We geloven er bij Jong & Van Zin sterk in dat je door in te zetten op de vier pijlers (context, weerbaarheid, talenten en groepsdynamica) zoals hierboven uiteengezet, als begeleider een positieve invloed hebt op je groep en op pestsituaties. Om begeleiders genoeg ‘handvaten’ te geven om concreet met een groep aan de slag te gaan, gaf Jong & Van Zin vorm aan het pakket ‘PETS! Pesten anders bekeken’, waar dit onderzoek deel van uitmaakt. In het pakket vind je ook een magazine, een spel en werkvormen die allemaal rond dezelfde vier pijlers zijn opgebouwd en die concrete hulpmiddelen bevatten om jongeren dichter bij elkaar te brengen.
Pe st
en
bekeke ders n n a
Pe s
ke ke n
29
te n a n d
b er s
e
BRONNEN Deboutte, G., 2009, Pesten en geweld op school. Handreiking voor een daadkrachtig schoolbeleid. E-publicatie in opdracht van Vlaams minister van Onderwijs F. Vandenbroucke. Deboutte, G. & Deklerck, J., 2006. De ‘whole school approach’: wat, waarom en waartoe? E-publicatie op www.vista-europe.org, Module B – Unit B1. Deboutte, G., s.a., 2009. Sociale weerbaarheid bij kinderen en jongeren versterken. De keuze voor een fundamentele aanpak. Cowie, H. (2011), Peer support as an intervention to counteract school bullying: listen to the children. Children & Society, volume 25 (2011). Pp. 287-292 Junger, M. (2013), Psychosociale problemen bij adolescenten. Ministerie van WVS Thornberg, R. (2011), She’s weird! – The social construction of bullying in school: a review of qualitative research. Children & society, (25), 4, pp. 258-267 Rigby, B. & Smith, P. K. (2011), Is school bullying really on the rise? Soc Psychol Educ (2011): 14: 441-455 White Paper Friendly Attac, 2012, Zes jaar onderzoek naar cyberpesten in Vlaanderen, België en daarbuiten: een overzicht van de bevindingen. Vandebosch, H., Van Cleemput, K., Mortelmans, D. & Walrave, M. (2006). Cyberpesten bij jongeren in Vlaanderen. Onuitgegeven onderzoeksrapport. UA, Faculteit Politieke & Sociale wetenschappen, Onderzoeksgroep Strategische Communicatie 30
Veenstra, R., Lindenberg, S., Oldehinkel, A. J., de Winter, A. F., Verhulst, F. C. & Ormel, J., 2005: Pesten: Over daders, slachtoffers, dader/slachtoffers en niet-betrokken leerlingen. In Kind en Adolescent, 26, p. 305-317
BIJLAGEN INTERVIEWLEIDRAAD Hoofdvragen van het onderzoek Wat heeft ertoe geleid dat je gestopt bent met pesten? Wat heeft ertoe geleid dat het pesten gestopt is? Wat had ervoor kunnen zorgen dat je er nooit mee begonnen was? Introductie ZZ Ze mogen altijd vragen stellen. Achtergrond van het onderzoek wat schetsen. Ze zijn niet verplicht om op elke vraag te antwoorden. ZZ Verwachtingen over verloop van gesprek? ZZ Toestemming vragen voor opname: alles gebeurt uiteraard anoniem. ZZ ZZ ZZ ZZ
Leeftijd Bezigheid op dit moment? (Studies, werken, leefwereld, hobby’s, burgerlijke staat, enz.) Studies in het verleden? School? Provincie
Duidelijk maken dat het niet gaat om oordelen. Het gaat om meningen, ideeën, beleving, leefwereld en gevoelens. Belang van vertrouwen in deze situatie! Middenstuk We bevragen je omdat je ooit in aanraking kwam met pesten. Kan je daar wat meer over vertellen? Werd je ook ooit geconfronteerd met cyberpesten? Hoe oud was je toen je met pesten in aanraking kwam? Hoelang heeft dit geduurd?
31
Was er volgens jou een duidelijke aanleiding voor deze situatie? (Welke?) Hoe voelde je je in deze periode? Hoe zou je jezelf beschrijven in deze periode? Zijn er mensen die veel invloed gehad hebben op jou toen? Waren er mensen met een negatieve invloed? Waren er mensen met een positieve invloed? Wie stond er toen het dichtste bij je? Kon je er met iemand over praten? Wat deed je om met de situatie om te gaan? (bv. Sporten, muziek, vechten, drugs, enz.) Hadden leerkrachten invloed op deze situatie? Jeugdleiders? Je ouders? Broers/zussen? CLB? Vrienden? Hoe kijk je nu terug op deze periode? Heb je er iets uit geleerd? Zo ja, wat? Hoe is het uiteindelijk geëindigd?
Reflectiestuk Mocht je nu iets kunnen zeggen tegen de persoon die je toen was; wat zou je zeggen? Wat zou je anders doen dan toen? Wat zou je jongeren aanraden die nu gepest worden/pesten/toekijken? Denk je dat ‘preventief werken rond pesten’ kan? Denk je dat dit zinvol is? Hoe? Als ik andere mensen/jongeren/oudere jongeren ga interviewen, welke vragen zou ik dan zeker nog moeten stellen? Bedankt.
32
VRAGENKAARTJES FOCUSGROEPEN 20-30-JARIGEN Insteek: retrospectief Concept: vragenkaartjes met zo neutraal mogelijke vragen liggen ondersteboven op de tafel. De deelnemer trekt een kaartje en antwoordt op de vraag vanuit eigen ervaringen en belevingen, met duidelijke boodschap dat niet antwoorden geen schande is. Na het antwoorden op de vraag mogen andere deelnemers aanvullen. Elk kaartje heeft een symbool, zodat deelnemers eventueel eenzelfde kaartje terug kunnen nemen wanneer ze hier graag uitgebreid over willen vertellen (veiligheid van de oefening). Mocht je nu iets kunnen zeggen tegen jezelf als jongere, Het woord ‘pesten’, welke gevoelens associeer je daarmee? die geconfronteerd werd met een pestsituatie, wat zou je Waarom? zeggen? Leef je even in in jezelf als puber. Je ziet dat een klasgenoot Wat is voor jou het verschil tussen plagen en pesten? Waar gepest wordt. Wat doe je en waarom? zie je de grens? Toen je jonger was (12-14 jaar) hadden verschillende Misschien heb je zelf ooit gepest of ben je zelf ooit gepest mensen invloed op je gevoelens en emoties. geweest. Als je daar nu op terug kijkt: wat had er voor Wie had een positieve invloed? kunnen zorgen dat het niet begonnen was? Denk je dat preventief werken rond pesten kan? Hoe?
Wie zou er een positieve invloed op je gehad kunnen hebben als het niet zo goed met je ging (toen je jonger was)?
Het woord ‘plagen’, welke gevoelens associeer je daarmee? Wie had/heeft er invloed op je gedrag (bv. toen je op Waarom? school zat) en waarom had deze persoon zoveel invloed? Welke karaktereigenschappen had/heeft deze persoon? Toen je jonger was (12-14 jaar), hadden verschillende mensen invloed op je emoties en gevoelens. Wie had er een negatieve invloed op?
TIJDSLIJNEN FOCUSGROEP JONGEREN 13-15 JAAR Insteek: retrospectief en actueel Concept: jongeren tekenen een tijdslijn van hun schoolcarrière. Ook het jaar waar ze momenteel in zitten tekenen ze. Elk schooljaar wordt voorgesteld door een blokje op de tijdslijn. Boven de lijn horen positieve emoties, onder de lijn negatieve. In een tweede fase schrijven de jongeren op hun tijdslijn waarom ze zich goed/minder goed voelden op dat moment. 33
BLIJ, GELUKKIG, ‘GOEDE TIJDEN’ 3e KLEUTER 1 KLEUTER 2 KLEUTER e
e
1 e LAGER
5 e LAGER
6e LAGER
4e LAGER
2 e MIDDEL
2 LAGER e
3e LAGER
NIET BLIJ, ONGELUKKIG, ‘SLECHTE TIJDEN’
1 e MIDDEL