Belevingsmonitor Regeldruk 2009
B e l e v i ng s mo n i to r R e g e l d r u k 20 0 9
A. Zijdenbos
Zoetermeer, 15 juni 2009
Dit onderzoek is uitgevoerd door Stratus marktonderzoek b.v. in opdracht van de Regiegroep Regeldruk (onderdeel van het ministerie van Financiën).
(c) Auteursrecht voorbehouden Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaargemaakt door middel van druk, fotokopie, digitale verwerking of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van onderstaand ministerie.
Inhoudsopgave
1
Samenvatting en conclusies
7
1.1
Samenvatting
1.2
Conclusies
11
2
Onderzoeksverantwoording
13
2.1
Achtergrond en doel van het onderzoek
13
2.2
Opzet en uitvoering
14
2.3
De vragenlijst
16
2.4
Uitvoering veldwerk
17
2.5
Schaal ‘normacceptatie’
18
2.6
Nauwkeurigheid van de uitkomsten
19
2.7
Leeswijzer
20
3
Uitkomsten van het onderzoek
21
3.1
Vooraf
21
3.2
Gebruikmaking en ondersteuning van derden
21
3.3
Houding t.o.v. wet- en regelgeving
22
3.4
Agendering ‘wet- en regelgeving als belemmering’
24
3.5
Regeldruk
25
3.6
Kwaliteit dienstverlening overheid
31
3.7
Bekendheid vereenvoudiging regelgeving
34
3.8
De voorlichtingscampagne
36
7
Bijlage 1
Vragenlijst Belevingsmonitor Regeldruk 2009
40
5
1
Samenvatting en conclusies
1.1
Samenvatting 1 . 1 . 1 A l g e me e n − In opdracht van de Regiegroep Regeldruk heeft Stratus marktonderzoek te Zoetermeer voor de tweede keer de Belevingsmonitor Regeldruk uitgevoerd, een representatief onderzoek naar de beleving van de regeldruk door de ondernemers Door middel van dit onderzoek dienen de volgende vragen te worden beantwoord: a.
In hoeverre wordt regeldruk als een probleem bij het ondernemen ervaren? (agendering)
b.
In hoeverre voelen ondernemers zich belemmerd door wet- en regelgeving?
c.
Welke aspecten van wet- en regelgeving ervaren ondernemers als hinderlijk?
d.
Hoe ervaren ondernemers de hoeveelheid wetten en regels?
e.
Welke verwachtingen hebben ondernemers ten aanzien van de regeldruk en hoe groot is het vertrouwen in het voornemen van de overheid de regeldruk te verminderen?
f.
Hoe tevreden zijn ondernemers over de kwaliteit van dienstverlening van de gemeente en overige overheidsinstanties?
g.
In hoeverre zijn er wat betreft regeldruk verschillen naar bedrijfssector en grootte van de organisatie?
h.
Hoe verhoudt de huidige perceptie van regeldruk zich tot die van 2008?
i.
Wat is de bekendheid en het bereik van de campagne en de ingezette middelen?
j.
Hoe waardeert men deze activiteiten van de overheid?
k.
In hoeverre is er een relatie tussen het bereik van de campagne en de perceptie?
− De onderzoekspopulatie bestaat uit ongeveer 515.000 bedrijven en zorg- en welzijnsinstellingen, waarvan 160.000 zzp’ers 1, 290.000 ondernemingen uit het Kleinbedrijf (1 < 10 werknemers), 60.000 uit het Middenbedrijf ( 10 < 100 werknemers) en ruim 5.000 uit het Grootbedrijf (≥ 100 werknemers). − De Belevingsmonitor is uitgevoerd door middel van telefonische ondervraging van een naar grootteklasse en bedrijfssector gestratificeerde steekproef van 1.211 bedrijven. De gesprekken zijn afgenomen aan de hand van een vragenlijst die in overleg met de opdrachtgever is opgesteld. In vergelijking met de eerste Belevingsmonitor zijn er nu vragen opgenomen over het bereik en de waardering van de campagne en de bekendheid van de ingevoerde vereenvoudigingen van weten regelgeving. − Het veldwerk heeft plaatsgevonden in de periode 23 februari t/m 9 maart 2009. − De deelnamebereidheid was 57%. Respondenten staan iets positiever tegenover de regeldruk dan degenen die hebben geweigerd aan het onderzoek deel te nemen. De uitkomsten geven eerder een te optimistisch dan een te pessimistisch beeld omtrent regeldruk. Dit was overigens bij de vorige meting ook het geval. Mogelijke verschillen met 2008 kunnen dan ook niet of nauwelijks aan deze ‘selectiviteit’ worden toegeschreven.
1
In dit onderzoek wordt onder zzp’ers het volgende verstaan: ondernemers die minimaal 20 uur per week in hun onderneming actief zijn en die hooguit 12 uur elders in loondienst zijn.
7
1 . 1 . 2 Ho u d in g t e n a a n z ie n v an w e t - e n re ge lg e v in g − Ruim 80% voelt zich moreel verplicht zich aan de regels te houden en zegt dit ook altijd en in alle situaties te doen. − Ongeveer 70% zou zich onprettig voelen wanneer men een regel zou overtreden. Daartegenover vindt ca. 60% dat een klein beetje van de regels afwijken geen kwaad kan. − Ruim tweederde (68%) heeft een hoge tot zeer hoge normacceptatie ten aanzien van naleving van wetten en regels. Bij 10% is dit beperkt; 22% neemt een neutrale positie in. Ten opzichte van 2008 is sprake van een significant hogere normacceptatie. − De normacceptatie is relatief hoog bij ondernemers uit de dienstverlening en de zorg & welzijn en relatief laag in de agrarische sector. 1 . 1 . 3 R e g e l d ru k Ag e n d er i n g − Tweederde (67%) ervaart op dit moment problemen en belemmeringen bij het ondernemen. Regelgeving van de overheid is met 27% verreweg de meest genoemde belemmering, op enige afstand met 14% gevolgd door de kredietcrisis en haar gevolgen. Kwaliteit van dienstverlening wordt door slechts een enkeling genoemd (2%). − Het aantal ondernemingen dat spontaan aangeeft bij het ondernemen te worden belemmerd door wet- en regelgeving is ten opzichte van vorig jaar significant gedaald van 31% naar 27%. − Hoe groter het bedrijf, des te vaker ervaart men de wet- en regelgeving als belemmering. − De agrarische sector ervaart vaker dan gemiddeld belemmeringen en problemen bij het ondernemen als gevolg van wet- en regelgeving. P e rc e p t ie − 41% van de respondenten voelt zich als ondernemer (volstrekt) niet belemmerd door regeldruk; eveneens 39% voelt dat (volstrekt) wel en 20% neemt een neutrale middenpositie in. Deze uitkomst is vrijwel gelijk aan die van vorig jaar toen 41% zich (volstrekt) wel belemmerd voelde door regeldruk. − Deze regeldrukperceptie is in werkelijkheid vermoedelijk iets groter, gegeven het feit dat 47% van de weigeraars zich (volstrekt) wel door regeldruk belemmerd voelt. − De regeldrukperceptie is groter naarmate de organisatie groter is. − De zorg en welzijn, de dienstverlening en de nijverheid ervaren relatief weinig hinder van regeldruk; de agrarische sector en de handel en horeca relatief veel. − Ondernemers met een zeer hoge normacceptatie voelen zich het minst vaak belemmerd door regeldruk. H i n d e r o p a sp e ct e n − Evenals in 2008 zijn onnodige informatieverplichtingen en hoge kosten om te voldoen aan wet- en regelgeving de grootste hinderpalen van regeldruk; ca. 40% ondervindt van deze twee aspecten (heel) veel hinder − Ongeveer een kwart ondervindt (heel) veel hinder van het voortdurend wijzigen van wetten en regels en de strijdigheid van wetgeving. Ook op deze twee aspecten zijn er ten opzichte van vorig jaar geen veranderingen opgetreden. − De gepercipieerde hinder van slechte dienstverlening van de overheid en de strenge eisen van toezichthouders en Inspecties is ten opzichte van vorig jaar
8
minder geworden. In 2008 had respectievelijk 26% en 24% (veel) hinder van deze aspecten; in 2009 is dat 22% en 21%. − Hoe groter de organisatie des te meer hinder ondervindt men van deze aspecten. − De agrarische sector en de handel & horeca ondervinden relatief veel hinder; de nijverheid en de dienstverlening hebben er gemiddeld genomen het minst last van. Ac ce p t a t ie h oe ve e lh e i d w e t t e n e n re g e ls − 39% ervaart de hoeveelheid wetten als acceptabel, 38% vindt die (veel) te hoog en 20% staat hier neutraal tegenover. Dit komt overeen met de uitkomsten van vorig jaar toen 42% de hoeveelheid wetten en regels acceptabel vond. T i jd sb e l e v i n g − Voor ongeveer de helft (49%) kost het weinig tot geen tijd om aan alle wetten en regels van de overheid te voldoen; voor de overige 48% kost het daarentegen veel tot heel veel tijd. Deze uitkomst is vrijwel gelijk aan die van vorig jaar toen het voor 52% weinig tot geen tijd kostte. − Hoe groter de organisatie des te meer tijd kost het voldoen aan de verplichtingen. Ge ma k v a n r eg e l gev i n g − Er zijn nu significant meer ondernemers die vinden dat er ook regelgeving is waar men gemak van heeft. In 2008 was 21% die mening toegedaan; nu is dat 26%. P e rc e p t ie re g e ld r u k t . o . v . ee n ja a r ge l e d e n − Het aantal ondernemers dat de indruk heeft dat de regeldruk ten opzichte van het jaar daarvoor is afgenomen of gelijk gebleven, is gestegen van 71% naar 75%. In lijn daarmee is het aantal ondernemers dat van mening is dat de regeldruk (verder) is toegenomen gedaald van 24% naar 20%. Ov e r h e id sb e l e i d v e r min d e r in g r eg e ld r u k − De bekendheid met het voornemen van de overheid om de regeldruk en de daaruit voortvloeiende verplichtingen te verminderen is gelijk gebleven (was 75%; is nu 76%). − Er is nu wel significant meer vertrouwen dat de overheid dit voornemen daadwerkelijk gaat realiseren. In 2008 had 46% daar enig of veel vertrouwen in; nu is dat 61%. O n d e rs t e un i n g do or d e rd e n − 87% van de bedrijven wordt bij het voldoen van verplichtingen vanuit wet- en regelgeving ondersteund door accountants, HRM-specialisten, consultants op het gebied van milieu, veiligheid en dergelijke. In 2008 was dat 90% − Ruim een derde (36%) besteedt het merendeel van deze verplichtingen uit. − Hoe groter de organisatie des te minder wordt uitbesteed. 1 . 1 . 4 Kw a l it e i t v a n d i e n st v e r le n in g − 4 op de 10 organisaties (41%) hebben in het voorbije jaar een of meer keer contact gehad met de gemeente waarin zij zijn gevestigd en precies de helft (50%) heeft in het voorbije jaar contact gehad met andere overheidsorganisaties, zoals de Belastingdienst, het UWV of een Kamer van Koophandel. In 2008 had 48% contact met zijn gemeente en 54% met één van de andere overheidsinstanties. − De gemeentelijke dienstverlening wordt beoordeeld met het rapportcijfer 5,8; de dienstverlening door de overige instanties met een 6,2. In beide gevallen is spra-
9
ke van een significante verbetering ten opzichte van vorig jaar, toen men de dienstverlening waardeerde met respectievelijk een 5,3 en 5,6. − De gemeentelijke dienstverlening wordt relatief negatief beoordeeld door zzp’ers. De overige overheidsinstanties worden relatief negatief beoordeeld door de nijverheid en de dienstverlening. − Evenals vorig jaar zijn de belangrijkste kritiekpunten op de dienstverlening het feit dat alles veel te lang duurt (ca. 40%), de slechte kwaliteit van afhandeling (ca. 30%) en het verstrekken van onduidelijke informatie (ca. 30%). Dit geldt zowel voor gemeenten als voor de overige overheidsinstanties. 1 . 1 . 5 Be k e nd h e i d e n g e p er c i pi e e r de eff e ct i v it e i t m e t de v e re e n vo u d ig i n ge n Sp o n t a a n − 19% kan spontaan één of meer voorbeelden geven van de vereenvoudigingen die de overheid in het afgelopen jaar heeft doorgevoerd. − De afschaffing van de eerstedagmelding is verreweg de bekendste vereenvoudiging. − Hoe groter de organisatie des te meer is men bekend met de vereenvoudigingen. Ge h o lp e n − Ongeveer de helft is ‘geholpen’ bekend met de afschaffing van de eerstedagmelding (54%) en het elektronisch uitstel vragen en schattingen doorgeven voor de IB of VPB (47%). − 40% is ‘geholpen’ bekend met de verhoging van de grens voor de kwartaalopgave BTW van 7.000 naar 15.000. − De geholpen bekendheid met de andere drie vereenvoudigingen is 29% voor de ziekmelding na de 42ste week, 21% voor het bestaan van de website arboportaal.nl en 17% voor de vrijstelling van deelname aan de CBS-conjuctuurenquête. − Ongeveer een kwart van alle ondernemers verwacht dat de ingevoerde vereenvoudigingen enig of veel effect zullen hebben; uitgezondering is de ziekmelding na de 42ste week waarvan 14% enig effect verwacht. − Degenen die al bekend waren met de genoemde vereenvoudigingen schatten de effecten significant hoger in dan degenen die de vereenvoudigingen nog niet kenden. Het sterkst geldt dit voor de vrijstelling van deelname aan CBS-enquêtes en het elektronisch uitstel vragen of schattingen doorgeven voor inkomsten- en vennootschapsbelasting. 1 . 1 . 6 De v oo r l i c h t in g s c a mp a gn e − 14% kent de website en 5% heeft deze wel eens bezocht. − 4% is bekend met de mogelijkheid om onduidelijke of tegenstrijdige wet- en regelgeving via de website te melden. − 12% kent de brochure ‘Met minder regels krijgen we meer geregeld’ en 5% heeft de brochure gelezen. − 41% heeft één of meer keer de radiospots gehoord en 24% heeft één of meer keer een van de advertenties in de ondernemersbladen gezien. − Per saldo heeft iets meer dan de helft van de ondernemers (53%) de brochure gelezen en/of de website bezocht en/of de radiospots gehoord en/of de advertenties gezien; 34% is met 1 van de 4 communicatiemiddelen in contact geweest, 16% met 2 en 3% met 3 communicatiemiddelen. − Dit campagnebereik is hoog onder de grote organisaties (66%) en laag onder ZZP’ers (46%).
10
− 22% vindt het een zeer goede en 64% een goede zaak dat de overheid deze activiteiten verricht om de regeldruk terug te dringen. De resterende 14% staat er neutraal of onverschillig tegenover. − Vooral de grotere organisaties zijn positief.
1.2
Conclusies De tweede Belevingsmonitor Regeldruk laat in grote lijnen een beeld zien dat sterk vergelijkbaar is met dat uit de eerste meting. Evenals vorig jaar voelen ongeveer vier op de tien ondernemers zich bij het ondernemen belemmerd door de tijd en kosten om de wetten en regels na te leven en om alle door de overheid verplicht gestelde informatie te verstrekken. Men ervaart nog evenveel hinder van onnodige informatieverplichtingen, de hoge kosten om te voldoen aan de regelgeving, het voortdurend wijzigen van wetten en regels en tegenstrijdige wet- en regelgeving. Onveranderd is ook de acceptatie van de hoeveelheid wetten en regels en de tijdsperceptie voor het voldoen aan alle regels. Tegenover de belevingselementen die onveranderd zijn gebleven, staan echter ook een aantal aspecten waarop de beleving zich in de gewenste richting beweegt. Er zijn minder ondernemingen die wet- en regelgeving ‘op hun agenda’ hebben staan als probleem of belemmering bij het ondernemen, de gepercipieerde hinder van toezichthouders en inspecties is afgenomen, men vindt minder vaak dat de regeldruk ten opzichte van het jaar daarvoor is toegenomen, meer ondernemers zien dat er ook wet- en regelgeving is waar men gemak van heeft en het vertrouwen dat de overheid de regeldruk daadwerkelijk gaat terugdringen is sterk toegenomen. Hiertegenover staan geen veranderingen in negatieve zin. Ook uit deze tweede Belevingsmonitor komt naar voren dat de beleving van regeldruk in al zijn facetten toeneemt naarmate de organisatie groter is. ZZP’ers hebben nog minder dan vorig jaar hinder van regeldruk. De agrarische sector en de handel, ambachten en horeca ervaren de regeldruk het sterkst. Veel minder dan vorig jaar blijkt de perceptie van regeldruk samen te hangen met de eigen normatieve ideeën en verwachtingen over het recht. Campagnebereik blijkt nauwelijks samen te hangen met de perceptie van regeldruk. Men ervaart significant minder hinder van slechte dienstverlening van overheidsinstanties en de kwaliteit van dienstverlening van de overheid wordt significant hoger gewaardeerd. Dat geldt zowel voor de lokale als de rijks- en provinciale overheid. De voornaamste klachten blijven de lange doorlooptijden, slechte afhandeling en onduidelijke informatie.
11
2
Onderzoeksverantwoording
2.1
Achtergrond en doel van het onderzoek Het kabinet heeft zich ten doel gesteld een merkbare vermindering van regeldruk bij ondernemers te verwezenlijken tussen 2007 en 2011. Om na te gaan of en in welke mate de beleefde regeldruk bij ondernemers aan veranderingen onderhevig is, heeft de Regiegroep Regeldruk de Belevingsmonitor Regeldruk in het leven geroepen. Hiermee wil zij nagaan of wordt voldaan aan de eis tot vermindering van de gepercipieerde regeldruk bij ondernemers en wat de impact is van concrete maatregelen op het gebied van regeldruk. De beleving heeft betrekking op het hele palet van regelgeving: regelgeving in het algemeen, vergunningen, toezicht en subsidies. Met de informatie van dit onderzoek hoopt de Regiegroep Regeldruk ook succesfactoren te achterhalen en aanknopingspunten te vinden voor verdere vereenvoudiging van wetgeving. De Belevingsmonitor moet een representatief beeld geven van de beleving van regeldruk onder het bedrijfsleven, waartoe ook zorg- en welzijns- en commerciële onderwijsorganisaties worden gerekend. Onder regeldruk wordt in de Belevingsmonitor verstaan de beleving van de administratieve lasten en kosten van naleving enerzijds en de kwaliteit van dienstverlening van de overheid anderzijds. Meer specifiek dienen met de Belevingsmonitor de volgende vragen te worden beantwoord: a.
In hoeverre wordt regeldruk als een probleem bij het ondernemen ervaren? (agendering)
b.
In hoeverre voelt men zich bij het ondernemen belemmerd door wet- en regelgeving?
c.
Welke aspecten van wet- en regelgeving ervaart men vooral als hinderlijk?
d.
Hoe ervaart men de hoeveelheid wetten en regels?
e.
Welke verwachtingen heeft men ten aanzien van de regeldruk en hoe groot is het vertrouwen in het voornemen van de overheid de regeldruk te verminderen?
f.
Hoe tevreden is men over de kwaliteit van dienstverlening van de gemeente en overige overheidsinstanties en over welke aspecten van dienstverlening is men tevreden of ontevreden?
g.
In hoeverre zijn er wat betreft regeldruk verschillen naar bedrijfssector en naar grootte van de organisatie?
h.
Hoe verhoudt zich de perceptie van regeldruk in relatie tot 2008?
In het voorjaar van 2008 is de eerste meting van de Belevingsmonitor Regeldruk uitgevoerd. In februari 2009 heeft de tweede meting plaatsgevonden. In deze tweede meting is ook ingegaan op de campagne die de Regiegroep Regeldruk in het najaar van 2008 is gestart. Door middel van radiospots, een website, de brochure ‘meer geregeld met minder regels’ en advertenties in ondernemersbladen wordt kenbaar gemaakt dat de overheid vereenvoudigingen in wetten en regels aanbrengt. Naast het vereenvoudigen van wet- en regelgeving beoogt de regering hiermee ook de gepercipieerde regeldruk positief te beïnvloeden. In de tweede meting zijn vragen opgenomen over deze campagne.
13
Dit leidt tot de volgende onderzoeksvragen: i.
Wat is de bekendheid en het bereik van de campagne en de ingezette middelen?
j.
Hoe waardeert men deze activiteiten van de overheid?
k.
In hoeverre is er een relatie tussen het bereik van de campagne en de perceptie?
2.2
Opzet en uitvoering 2 . 2 . 1 De s te e k pr o ef O n d e rz o e ksp o p u la t ie Het onderzoek richt zich op het totale Nederlandse bedrijfsleven en de sector zorg & welzijn. Er zijn hierbij geen beperkingen naar grootte. Binnen deze populatie zijn vier deelpopulaties onderscheiden: de zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel), het kleinbedrijf (2 < 10 werkzame personen), het middenbedrijf (10 < 100 werkzame personen) en het grootbedrijf (100 werkzame personen of meer). Bij de zzp’ers betreft het alleen die meer dan 20 uur per week als zzp’er actief zijn en zij die niet ergens anders voor meer dan 12 uur in loondienst zijn. Na eliminatie van deze ‘minder actieve’ zzp’ers resteert een onderzoekspopulatie van ca. 520.000 organisaties. Overzicht A Samenstelling populatie na correctie voor ‘actieve’ zzp’ers (basis CBS)
bedrijfsklasse
Totaal
‘actieve’
Klein-
Midden-
Groot-
1
bedrijf
bedrijf
bedrijf
1 < 10
10 < 100
> 100
werkn.
werkn.
werkn
zzp’ers
agrarische sector nijverheid
2
handel en ambachten dienstverlening
3
4
zorg en comm. onderwijs totaal Bron: Stratus marktonderzoek bv
68.500
25.700
40.700
1.100
96.000
36.300
41.700
16.300
1.700
143.000
25.900
98.400
17.700
1.000
179.600
64.700
91.800
21.200
2.000
29.300
6.900
18.200
3.200
1.000
516.4
159.400
290.800
60.500
5.700
* door afrondingen kunnen er lichte verschillen optreden
1
Is hooguit 12 uur ook nog elders in loondienst en is minimaal 20 uur per week als zzp’er actief.
2
Hieronder vallen de sectoren industrie, delfstoffen, nutsbedrijven en bouw.
3
Hieronder vallen de sectoren horeca, detailhandel, tussenhandel, groothandel en reparatie consumentenartikelen.
4
Particuliere, zakelijke en financiële dienstverlening + vervoer, opslag en communicatie.
14
St e e kp r oe fo p ze t De onderzoekspopulatie is naar grootte en sector scheef verdeeld. Op voorhand kon worden verondersteld of is uit eerder uitgevoerd onderzoek bekend dat de beleving van de regeldruk samenhangt met de bedrijfsomvang en bedrijfssector. Om die redenen is gekozen voor een (disproportioneel) gestratificeerde opzet met sector en grootte als stratificatievariabelen. Bij een dergelijke opzet komt het er in het kort op neer dat relatief grote segmenten uit de onderzoekspopulatie in de steekproef worden ondervertegenwoordigd en relatief kleine segmenten oververtegenwoordigd. Voor de Belevingsmonitor Regeldruk betekent dat bijvoorbeeld dat de grote bedrijven (waarvan er maar ca. 5.600 zijn) met bijna 400 waarnemingen in de steekproef sterk oververtegenwoordigd zijn, terwijl in het kleinbedrijf (populatie-omvang ca. 290.000) ook ca. 300 bedrijven zijn geïnterviewd. Deze opzet, die bij scheve populatieverdelingen gangbaar is, biedt de mogelijkheid om zowel over kleine als grote deelsegmenten uit de populatie statistisch relevante uitspraken te doen. Na herweging kunnen er ook representatieve uitspraken over de totale onderzoekspopulatie worden gedaan. De reguliere landelijke steekproef is getrokken uit het LISA-bestand. Binnen iedere organisatie is de functionaris ondervraagd die het meest te maken heeft met regeldruk. Bij de zzp’ers en in het Kleinbedrijf (< 10 werknemers) was dat meestal de directeur, in de middelgrote bedrijven (10 < 100 werknemers) de financiële manager. In het Grootbedrijf (> 100 werknemers) hebben diverse functionarissen met regeldruk te maken: de HRM-manager, de financiële manager, de Facilitair Manager, etc. In deze organisaties is het eerste contact gelegd met de financiële manager. Als deze persoon zelf degene was die er het meest mee te maken heeft, is het gesprek met hem/haar voortgezet. In de andere gevallen is zo veel mogelijk getracht de functionaris te ondervragen die het meest met regeldruk te maken heeft. St e e kp r oe f re a l i s a t ie In totaal zijn er 1.595 interviews afgenomen. Achteraf bleek in 384 gevallen de respondent niet aan de gestelde criteria van een ‘echte’zzp’er te voldoen. Er zijn dus 1.211 volledige gesprekken gevoerd. Hieronder wordt de samenstelling van de beide steekproeven weergegeven naar grootte en bedrijfsklasse. Hierbij wordt opgemerkt dat is uitgegaan van de opgave van de respondent. Deze bleek regelmatig af te wijken van de registratie in het steekproefbestand. Zo bleken ondernemers die in het steekproefbestand nog als zzp’er stonden vermeld inmiddels directeur van een klein- of middenbedrijf te zijn.
15
Overzicht B
Samenstelling gerealiseerde steekproef (basis: opgave respondent)
bedrijfsklasse
‘echte’
Klein-
Midden-
Groot-
Totaal
zzp’ers
bedrijf
bedrijf
bedrijf
reguliere
1<10
20<100
> 100
steekproef
werkn.
werkn.
werkn
agrarische sector
51
53
42
11
157
nijverheid (bouw of industrie)
56
61
73
87
277
handel, ambachten en horeca
49
55
51
64
219
dienstverlening
55
69
82
105
311
zorg en welzijn totaal
22
53
49
123
247
233
291
297
390
1.211
Bron: Stratus marktonderzoek bv
De regionale spreiding van de organisaties komt min of meer overeen met die van de Nederlandse bevolking: 12% in het noorden, 20% in het oosten, 45% in het westen en 23% in het zuiden. He r w e g in g De samenstelling van de steekproef wijkt vanwege de disproportioneel gestratificeerde opzet op de variabelen bedrijfsgrootte en bedrijfsklasse sterk af van de samenstelling van de populatie (zie ook de steekproefopzet). Voor uitspraken over de totale steekproef is een herweging uitgevoerd zodanig dat de samenstelling van de herwogen steekproef gelijk is aan die van de populatie. Alle onderzoeksresultaten hebben betrekking op de herwogen steekproef.
2.3
De vragenlijst De vragenlijst van de eerste Belevingsmonitor is in samenwerking met de opdrachtgever opgesteld. Waar mogelijk en zinvol is toen aangesloten bij bestaande vraagstellingen uit andere onderzoeken 1. Deze vragenlijst is toen vooraf getest op duidelijkheid en begrijpelijkheid. In de tweede meting is zo veel mogelijk dezelfde vragenlijst gehanteerd als bij de eerste meting. Enkele open vragen uit de eerste meting zijn nu niet meer opgenomen. Daarvoor in de plaats zijn nu vragen gesteld over het bereik en de waardering van de campagne en over de kennis van de ingevoerde vereenvoudigingen. Een exemplaar van de definitieve vragenlijst is als bijlage in het rapport opgenomen. De gemiddelde gesprekstijd was bijna 17 minuten.
1
Onder meer: ‘Fraude in Beeld’ in opdracht van het Projectteam Bijzondere Opsporingsdiensten.
16
2.4
Uitvoering veldwerk Het veldwerk heeft plaatsgevonden in de periode 23 februari t/m 9 maart 2009. In totaal zijn 1.595 interviews afgenomen, waaronder 385 korte screeningsgesprekken met ondernemers die niet aan de selectiecriteria van een ‘echte’ zzp’er voldeden. He t i n t e r v ie w c orp s Aan het onderzoek hebben ruim 60 in business-to-business onderzoek gespecialiseerde interviewers meegewerkt. Zij zijn vooraf mondeling geïnstrueerd. Daarbij hebben zij een uitgebreide toelichting op schrift ontvangen. De e ln a m e b e re i d h e i d De bereidheid om aan het onderzoek deel te nemen (=aantal gesprekken : aantal gesprekken + aantal weigeringen) was 58% Dit is iets lager dan vorig jaar en ook lager dan onze benchmark voor dit type onderzoek onder deze doelgroep. Zie voor een uitgebreide verantwoording van het veldwerk overzicht C. Be l a n gs t e l l i n g vo or h e t o n d er we r p Aan het eind van het interview is gevraagd of men bereid is aan vervolgonderzoek deel te nemen en of men belangstelling heeft voor een samenvatting van de uitkomsten van dit onderzoek. In beide gevallen moest men zijn naam en e-mailadres opgeven. 84% van de respondenten heeft geen bezwaar om in de toekomst door de overheid over dit onderwerp te worden benaderd. Dit is ongeveer even hoog als vorig (86%) en dit hoge percentage duidt erop dat men het een interessant onderwerp vond. 62% heeft belangstelling getoond voor de samenvatting van de resultaten. Dat was vorig jaar met 69% hoger. Se l e ct iv i t e i t n o n -r e sp on s Aan de weigeraars is op dezelfde wijze als bij de responsgroep gevraagd of zij toch wilden aangeven in hoeverre zij zich bij het ondernemen belemmerd voelen door wetten en regels. Het doel hiervan is na te gaan of de responsgroep op deze centrale onderzoeksvraag representatief is voor het totale Nederlandse bedrijfsleven. 36% van de weigeraars was bereid deze vraag te beantwoorden. Deze groep voelt zich meer belemmerd door wet- en regelgeving dan de responsgroep; zie ook paragraaf 3.5.2 op pagina 26. Op grond hiervan bestaat het vermoeden dat de werkelijke gepercipieerde regeldruk iets negatiever is dan die uit het onderzoek naar voren komt en dat de in het onderzoek aangetroffen regeldruk eerder een onder- dan een overschatting is. Dit fenomeen deed zich overigens ook al bij de eerste Belevingsmonitor voor. Eventuele verschillen tussen de eerste en tweede Belevingsmonitor kunnen dan ook niet of nauwelijks aan deze selectiviteit ven de response worden toegeschreven.
17
Overzicht C Veldwerkverantwoording
Totaal respons: volledige vraaggesprekken
1.211
korte screeningsgesprekken
384
totaal benaderd met gesprek
1.595
non-respons: weigering
1.162
geen gehoor/in gesprek
373
afspraak om later terug te bellen
1.348
antwoordapparaat
157
taalproblemen
29
totaal benaderd zonder gesprek
561.51
Totaal benaderd
4.664
% effectieve benaderingen
34%
% deelnamebereidheid
58%
Bron: Stratus marktonderzoek bv
Het aantal afspraken om later terug te bellen is zo hoog vanwege de korte periode die beschikbaar was om het veldwerk te realiseren.
2.5
Schaal ‘normacceptatie’ Uit de legal consciousness-literatuur
1
is bekend dat de mate waarin en de wijze
waarop burgers regeldruk ervaren ook wordt beïnvloed door hun eigen normatieve ideeën en verwachtingen over het recht. Om te toetsen of deze constatering ook voor ondernemers geldt, zijn aan de respondenten 8 beweringen voorgelegd die alle te maken hebben met hoe men tegenover wet- en regelgeving en de naleving daarvan staat. Voor iedere stelling moest op een 7-puntsschaal worden aangegeven in hoeverre men het met die stelling eens was, waarbij score 1 betekent ‘volstrekt niet mee eens’ en score 7 ‘volstrekt mee eens’. De beweringen a t/m e zijn afkomstig uit ‘Fraude in Beeld’ en zijn gevalideerd en geschikt voor schaalconstructie.
1
Zie ook: ‘Wat is Regeldruk’, een verkennende internationale literatuurstudie, pagina 118; WODC, juni 2006
18
De beweringen zijn: a.
ik houd mij altijd en in alle situaties aan de regels
b.
als niemand het ziet of merkt, kun je een regel net zo goed aan je laars lappen
c.
ik zou me erg onprettig voelen als ik een regel zou overtreden
d.
ik voel mij moreel verplicht om mij aan alle regels te houden
e.
een klein beetje van de regels afwijken, kan geen kwaad
Op basis van deze beweringen is een Likert-somscoreschaal geconstrueerd, ‘Normacceptatie’
1
genaamd die loopt van score 5 (5 x score 1) t/m score 35 (5 x score
7). De beweringen b en e zijn hierbij omgescoord. Vanuit de uitgebreide somscoreschaal is een gecomprimeerde indeling in 4 klassen gemaakt en wel als volgt: score 5 t/m 18
n = 127
1 = lage normacceptatie
score 19 t/m 24
n = 266
2 = neutraal
score 25 t/m 28
n = 328
3 = hoge normacceptatie
score 29 t/m 35
n = 490
4 = zeer hoge normacceptatie
Respondenten met een zeer hoge normacceptatie antwoordden op de stellingen a, c en d ‘volstrekt mee eens’ (score 6 of 7) en op de stellingen b en e ‘volstrekt niet mee eens’ (score 1 of 2). Degenen met een lage normacceptatie ten aanzien van de naleving van wetten en regels antwoordden op de beweringen a, c en d uitsluitend 1, 2 of 3 en op de beweringen b en e score 6 of 7. De schaal heeft een tweeledig doel. Allereerst laat hij zien wat de houding is van het Nederlandse bedrijfsleven ten aanzien van de naleving van wet- en regelgeving. Voorts functioneert de schaal als verklarende variabele voor de beleving van regeldruk en kwaliteit van dienstverlening.
2.6
Nauwkeurigheid van de uitkomsten De uitkomsten van dit onderzoek zijn gebaseerd op steekproeven. Zij dienen dan ook met enige voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. Deze voorzichtigheid kan worden uitgedrukt in marges van onnauwkeurigheid. Deze onnauwkeurigheidsmarges zijn afhankelijk van de mate van betrouwbaarheid, de spreiding van de uitkomsten en de steekproefomvang. In het onderstaande schema worden deze marges weergegeven bij een betrouwbaarheidsmarge van 95%, bij steekproefuitkomsten van 10, 20, 30, en 50% en voor een aantal steekproefgroottes.
1
Deze schaal wordt ook wel Interne Normering genoemd.
19
Overzicht D Marges van onnauwkeurigheid bij 95% betrouwbaarheid
steekproef
10% of
20% of
30% of
omvang
90%
80%
70%
1.211
1,7
2,3
2,6
2,8
zzp’ers
233
3,9
5,1
5,9
6,4
kleinbedrijf
292
3,4
4,6
5,3
5,7
middenbedrijf
299
3,4
4,5
5,2
5,7
grootbedrijf
387
3,0
4,0
4,6
5,0
agrarische sector
192
4,2
5,7
6,5
7,1
nijverheid
254
3,7
4,9
5,6
6,1
handel, ambachten en horeca
249
3,7
4,9
5,7
6,2
dienstverlening
261
3,7
4,9
5,5
6,1
zorg & welzijn
255
3,7
4,9
5,6
6,1
Totaal
50%
Bron: Stratus marktonderzoek bv
Deze marges zijn bij een betrouwbaarheid van 90% ongeveer 16% kleiner. Als voorbeeld: de marge bij de totale steekproef (n = 1.211) is bij een uitkomst van 10% en een betrouwbaarheid van 95% ca. 1,7% (zie overzicht). Bij een betrouwbaarheid van 90% is deze marge ca. 1,4%. Ter toelichting bij de interpretatie: Blijkt uit het onderzoek dat van de ondernemers uit het Grootbedrijf 20% zich belemmerd voelt door wetten en regels, dan ligt dit percentage in het geval we alle ondernemers uit het Grootbedrijf hadden ondervraagd met een kans van 19 op 20 (betrouwbaarheid 95%) tussen 16% en 24%.
2.7
Leeswijzer In hoofdstuk 1 worden de samenvatting en conclusies van het onderzoek gepresenteerd. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op uitkomsten van het onderzoek. Hierbij wordt eerst aandacht besteed aan de houding ten opzichte van wetten en regels. Vervolgens wordt ingegaan op de regeldruk, in dit onderzoek geoperationaliseerd als administratieve lasten en kosten van naleving. Onder andere komen aan de orde de agendering, de belemmering in het algemeen, belemmering op aspecten en vertrouwen in vermindering. Vervolgens wordt ingegaan op het bereik en de waardering van de campagne en de bekendheid met enkele vereenvoudigingen van wet- en regelgeving. Ten slotte komt de kwaliteit van dienstverlening aan de orde, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen gemeenten en overige overheidsinstanties.
20
3
Uitkomsten van het onderzoek
3.1
Vooraf In dit hoofdstuk wordt uitgebreid ingegaan op de uitkomsten van het onderzoek. Waar zinvol is nagegaan of de uitkomsten samenhangen of verschillen laten zien naar: a.
de grootteklasse: ZZP, Kleinbedrijf (1 < 10 werknemers), Middenbedrijf (10 <
b.
de bedrijfssector: agrarische sector, industrie en bouw (ook wel nijverheid ge-
100 werknemers) en Grootbedrijf (100 of meer werknemers) noemd), handel en ambachten, dienstverlening en de sector zorg en welzijn c.
de mate waarin men voor werkzaamheden in het kader van het nakomen van informatieverplichtingen gebruik maakt van ondersteuning door derden (niets, een klein deel, de helft, het meeste, vrijwel alles)
d.
de houding ten aanzien van wet- en regelgeving, ook wel de normacceptatie genoemd met als indeling zeer hoog, hoog, neutraal, laag
Tot slot zijn de uitkomsten vergeleken met die van de eerste Belevingsmonitor.
3.2
Gebruikmaking en ondersteuning van derden Evenals bij de eerste meting wordt het overgrote deel van de bedrijven en instellingen (toen 90%; nu 87%) door derden (accountants, administratiekantoren, hrmspecialisten, arbo- en milieuspecialisten, etc.) ondersteund bij het voldoen aan verplichtingen vanuit wet- en regelgeving. Hierbij geldt in algemene zin dat naarmate de organisatie groter is er ook vaker hulp van derden wordt ingeroepen. De agrarische sector maakt wat vaker dan gemiddeld gebruik van derden; de dienstverlening wat minder vaak. Ruim een derde (36%) besteedt de meeste of vrijwel alle verplichtingen uit; 40% besteedt slechts een klein deel uit. De ZZP’ers en het Kleinbedrijf besteden relatief veel uit; het Midden- en het Grootbedrijf relatief weinig. Er zijn op deze vraag nauwelijks verschillen naar sector. Deze uitkomsten wijken niet af van die van vorig jaar.
21
Tabel 1
Ondersteuning door derden; in %
2008
Totaal
2009
Totaal
ZZP’ers
Klein-
Midden-
Groot-
bedrijf
bedrijf
bedrijf
maakt gebruik van derden (besteedt uit)
90
87
82
89
94
96
maakt geen gebruik van derden
10
13
18
11
6
4
100%
100%
100%
100%
100%
100%
vrijwel alles
17
18
24
18
7
2
het meeste
18
18
15
20
17
11
ongeveer de helft
24
24
14
28
30
21
een klein deel
41
40
47
34
46
66
totaal
100%
100%
100%
100%
100%
100%
aantal respondenten
1.214
1211
233
292
299
387
totaal
mate van uitbesteding; basis: ‘besteedt uit’
Bron: Stratus marktonderzoek bv
3.3
Houding t.o.v. wet- en regelgeving 3 . 3 . 1 Be w e ri n ge n o ve r d e n a le v i n g v a n w e t - e n r eg e lg e v i ng Aan de respondenten zijn vijf beweringen voorgelegd die betrekking hebben op de houding ten aanzien van wet- en regelgeving. Voor iedere bewering moest op een 7-puntsschaal worden aangegeven in hoeverre men het hiermee eens was, waarbij score 1 betekent ‘volstrekt niet mee eens’ en score 7 ‘volstrekt mee eens’. Er wordt niet uitgesloten dat er sprake is van sociaal wenselijke beantwoording. De uitkomsten tonen dat de meesten positief staan tegenover naleving van wetten en regels. Ruim 80% antwoordt dat men zich altijd aan de regels houdt en zich daartoe ook moreel verplicht voelt. Driekwart vindt niet dat je een regel kunt negeren als toch niemand het merkt. Opvallend is wel dat, evanals vorig jaar, ca. 60% vindt dat het geen kwaad kan iets van de regels af te wijken. Ten opzichte van vorig jaar is sprake van een significante verschuiving naar een (nog) correctere houding ten opzichte van de naleving van wetten en regels. Dat geldt voor alle beweringen, het sterkst voor ‘ik houd mij altijd en in alle situaties aan de regels’.
22
Tabel 2
Houding ten aanzien van naleving wet- en regelgeving; basis alle respondenten, horizontaal gepercenteerd
jaar
Totaal
(helemaal)
Neutraal, incl.
(helemaal)
niet mee
weet niet
mee eens
score 1/3
score 4
score 5/7
eens
a.
ik houd mij altijd en in alle situaties aan de regels
b.
als niemand het ziet of merkt, kun je een regel net zo goed aan
2008
100%
19
11
70
2009
100%
8
7
85
2008
100%
70
7
23
2009
100%
76
4
20
2008
100%
23
14
63
2009
100%
17
12
71
2008
100%
14
9
77
je laars lappen c.
ik zou me erg onprettig voelen als ik een regel zou overtreden
d.
ik voel mij moreel verplicht om mij aan alle regels te houden
e.
een klein beetje van de regels afwijken, kan geen kwaad
2009
100%
9
8
83
2008
100%
30
10
60
2009
100%
35
6
59
Bron: Stratus marktonderzoek bv
3 . 3 . 2 Sc h a a l No r m a cce p t a t ie Op basis van de vijf stellingen is de attitudeschaal ‘normacceptatie’ geconstrueerd (zie ook paragraaf 2.5). De schaal kent vier posities: zeer hoog, hoog, neutraal en laag. Hoog wil hierbij zeggen een hoge normacceptatie ten aanzien van de naleving van wet- en regelgeving. Bijna 70% (was 55%) geeft aan een hoge of zeer hoge normacceptatie te hebben; 22% (was 26%) neemt een neutrale houding in en 10% (was 19%) heeft een uitgesproken lage normacceptatie. In het Grootbedrijf is sprake van de hoogste normacceptatie. De normacceptatie is voorts relatief hoog in de dienstverlening en de sector zorg & welzijn. Zie ook figuur 1.
23
Figuur 1
Normacceptatie naar grootte en sector
27
totaal 2008
28
26
19
totaal 2009
43
25
22
10
ZZP'ers
44
24
21
11
kleinbedrijf (1 < 10 w erkn.)
43
27
36
middenbedrijf (10 < 100 w erkn.)
33
agrarische sector
hoog
6
11
23
27
12
19 20
45
zorg en w elzijn
19
30
53
dienstverlening
11
30
27
42
ambachten, handel en horeca
10
29
26
38
industrie en bouw (nijverheid)
zeer hoog
24
45
grootbedrijf (≥ 100 w erkn.)
20
29
neutraal
12
19
8
19
7
laag
Bron: Stratus marktonderzoek
3.4
Agendering ‘wet- en regelgeving als belemmering’
Het inhoudelijke interview startte evenals vorig jaar met de open vraag wat voor de organisatie de grootste problemen of belemmeringen zijn bij het dagelijkse ondernemen. Het doel van deze vraag is na te gaan in hoeverre men zich gehinderd voelt door wet- en regelgeving van de overheid. De antwoorden op deze vraag zijn spontaan en zonder hulp gegeven. Evenals in 2008 antwoordt een derde van de organisaties geen problemen of belemmeringen bij het ondernemen te ondervinden. Voor de organisaties die hiermee wel te maken hebben is de regelgeving van de overheid het grootste probleem, op enige afstand gevolgd door de gevolgen van de kredietcrisis. Ten opzichte van vorig jaar is het aantal bedrijven dat aangeeft door regeldruk te worden gehinderd significant afgenomen van 31% tot 27%. Dit moet vooral worden toegeschreven aan de kredietcrisis en daarmee samenhangende problemen als prijsdruk, omzetverlies en stagnatie van de markt. De kwaliteit van dienstverlening van de overheid is nauwelijks een issue. Voor zowel de regelgeving als de kredietcrisis geldt dat naarmate de organisatie groter is men daar meer hinder van ondervindt. ZZP’ers ervaren slechts in beperkte mate problemen bij de uitvoering van hun activiteiten.
24
Tabel 3
Grootste problemen en belemmeringen bij het ondernemen; in %
2008
2009
Totaal
Totaal
ZZP’ers
klein
midden
groot
31
27
19
31
28
33
n.v.t.
14
7
14
25
33
verzorging van de administratie
7
9
4
11
8
4
liquiditeit en debiteurenbeheer
7
6
5
7
9
5
aantrekken en behouden van goed personeel
8
3
0
4
6
11
files/verkeer
5
3
2
3
1
1
kwaliteit dienstverlening overheid
1
2
2
2
4
1
nog anders
21
17
16
17
20
24
heeft geen specifieke knelpunten
33
33
53
25
24
15
3
6
4
7
3
5
85%
120%
112%
121%
128%
132%
1.214
1.211
233
292
299
387
regelgeving van de overheid gevolgen kredietcrisis, prijsdruk, stagnatie
onbekend Totaal antwoorden aantal respondenten
Bron: Stratus marktonderzoek bv
Van de onderscheiden sectoren ervaart de agrarische sector verreweg de meeste hinder van regeldruk. Er blijkt geen samenhang te zijn tussen de normacceptatie en de mate waarin men regeldruk als probleem of belemmering ervaart.
3.5
Regeldruk 3 . 5 . 1 Vo o r af Voorafgaand aan de vragen over regeldruk is aan de ondervraagden meegedeeld dat in het verdere verloop van het interview onder regeldruk wordt verstaan alle tijd en kosten voor bedrijven om de wetten en regels na te leven en om alle door de overheid (rijk, provincie en gemeenten) verplicht gestelde informatie te verstrekken. Hieraan werd toegevoegd dat men kon denken aan toezicht, subsidies, veiligheid op de werkplek, verantwoordingsinformatie alsook de eisen die door de Europese Unie (‘Brussel’) aan de bedrijfsvoering worden gesteld. Hoewel dat niet expliciet is gezegd, valt de kwaliteit van dienstverlening in het interview niet onder het begrip regeldruk. Over dit aspect zijn aparte vragen gesteld. 3 . 5 . 2 M a t e w a a r in me n d oo r re ge l d r u k be l e m m e rd wor d t Allereerst is gevraagd in hoeverre men zich als ondernemer belemmerd voelt door regeldruk. Deze vraag is gesteld aan de hand van een 7-puntsschaal die liep van score 1 (= volstrekt niet belemmerd) t/m score 7 (= volstrekt wel belemmerd).
25
In 2008 voelde 41% zich als ondernemer (volstrekt) niet door regeldruk belemmerd en een even groot percentage (volstrekt) wel. De uitkomsten van 2009 verschillen nauwelijks van die van 2008: ook nu weer voelt 41% zich (volstrekt) niet door regeldruk belemmerd, 39% wel en 20% neemt een tussenpositie in. De regeldrukperceptie is ten opzichte van 2008 vrijwel gelijk gebleven. De ZZP’ers voelen zich minder, het Klein-, Midden- en Grootbedrijf daartegenover significant meer dan gemiddeld door de regeldruk belemmerd. De agrarische sector en de handel en horeca voelen zich meer dan gemiddeld belemmerd; de andere drie sectoren minder dan gemiddeld. Vooral de dienstverlening en de zorg & welzijn hebben relatief weinig last van regeldruk. Anders dan vorig jaar blijkt er geen eenduidige samenhang met de normacceptatie te zijn. Er blijkt ook geen samenhang te zijn met campagnebereik. Dezelfde vraag is aan de weigeraars gesteld. Hierop gaf 36% een antwoord. Van hen zegt 47% zich (volstrekt) wel door wetten en regels belemmerd te voelen. Dit is significant hoger dan het overeenkomstige percentage voor de responsgroep. Dit indiceert dat de weigeraars meer dan de responsgroep hinder hebben van regeldruk en dat de uitkomsten omtrent de regeldrukperceptie eerder negatiever dan positiever zijn dan in dit rapport beschreven. Figuur 2
Mate waarin men zich door regeldruk belemmerd voelt totaal 2008
41
18
41
totaal 2009
41
21
39
middenbedrijf (10 < 100 w erkn.)
21
34 32
grootbedrijf (≥ 100 w erkn.)
27
agrarische sector
27
25
22
dienstverlening
50 53
neutraal
geen campagnebereik beperkt (1 medium) relatief intensief (2 of meer media)
35 46
19
36 42 43 39 35 volstrekt niet
24 35
16 26
28
31
23
49
zeer hoge normacceptatie
lage normacceptatie
51 17
23
zorg en w elzijn
hoge normacceptatie
44 50
48 31
25 45
23
industrie en bouw (nijverheid) ambachten, handel en horeca
19
56
ZZP'ers kleinbedrijf (1 < 10 w erkn.)
46 26 17 17 22 27
neutraal
38 41 39 38 38 volstrekt w el
Bron: Stratus marktonderzoek bv
26
3 . 5 . 3 H i nd e r v a n a spe c t e n v a n r e ge l dr u k Aan de respondenten zijn 6 aspecten van regeldruk voorgelegd met steeds de vraag of men daar heel veel, veel, enige of nauwelijks of geen hinder van ondervindt. Deze aspecten zijn onder meer afkomstig uit het rapport van de commissie-Stevens ‘De Top 10 van hinderlijke regels’. In het algemeen kan worden geconstateerd dat de uitkomsten van 2009 in grote lijnen overeenkomen met die van 2008. De aspecten onnodige informatieverplichtingen en hoge nalevingskosten zijn evenals in de eerste Belevingsmonitor de grootste hinderpalen van regeldruk. Ongeveer 40% van alle organisaties heeft van deze aspecten veel of heel veel hinder. De overige aspecten worden door 20 tot 25% als (heel) hinderlijk ervaren. Ten opzichte van 2008 ervaart men nu significant minder vaak veel hinder van dienstverlening van de overheid (van 26 naar 22%) en de strenge eisen van toezichthouders (van 24 naar 20%). Tabel 4 Hinder van aspecten van regeldruk, 2008 en 2009; horizontaal gepercenteerd Totaal
nauwelijks
enige
veel
of geen Hoge kosten om te voldoen aan regelgeving
Onnodige informatieverplichtingen en papierwerk
Het voortdurend wijzigen van wetten en regels
Slechte dienstverlening van overheidsinstanties
Strijdigheid van regelgeving
Strenge eisen van toezichthouders en inspecties
heel veel
2008
37
24
25
14
2009
36
23
30
11
2008
33
27
27
13
2009
33
27
30
10
2008
48
25
20
7
2009
43
30
21
6
2008
49
25
16
10
2009
53
25
15
7
2008
51
25
18
6
2009
51
26
18
5
2008
53
23
18
6
2009
55
24
15
6
Bron: Stratus marktonderzoek bv
Een vergelijkbare vraag is aan de weigeraars voorgelegd in het geval men belemmerd werd door regeldruk. Deze weigeraars gaven op vooral last te hebben van het voortdurend wijzigen van wetten en regels (48x) en onnodige informatieverplichtingen (33x). Hoe groter de organisatie, des te meer hinder heeft men van de voorgelegde aspecten. De ZZP’ers hebben verreweg de minste last van de 6 aspecten van regeldruk.
27
Tabel 5 Hinder van aspecten van regeldruk naar grootteklasse; % (heel) veel hinder Totaal
Hoge kosten om te voldoen aan regelge-
ZZP
Klein-
Midden-
Groot-
bedrijf
bedrijf
bedrijf
41
23
49
48
53
40
26
47
44
50
27
20
29
37
45
22
21
23
20
16
ving Onnodige informatieverplichtingen en papierwerk Het voortdurend wijzigen van wetten en regels Slechte dienstverlening van overheidsinstanties Strijdigheid van regelgeving
23
15
28
24
18
Strenge eisen van toezichthouders en in-
21
20
25
38
37
specties Stratus marktonderzoek bv
De agrarische sector en de handel en horeca hebben de meeste hinder van de voorgelegde aspecten van regeldruk; de nijverheid en de dienstverlening hebben er het minste last van. 3 . 5 . 4 Ac ce p t a t ie h oe ve e l he i d w e t t e n , re ge l s e n v er p l ic h t in g e n De mate van acceptatie van de hoeveelheid wetten, regels en verplichtingen is ten opzichte van 2008 niet gewijzigd. Vond toen 42% dit (zeer) acceptabel, nu is dat 39%. Het aantal organisaties dat de hoeveelheid wetten en regels te hoog vindt, is ook niet veranderd. Evenals vorig jaar is dat 38%. ZZP’ers hebben de minste en het Grootbedrijf de meeste problemen met de hoeveelheid wetten en regels. De agrarische sector en in iets mindere mate de handel en horeca zijn relatief kritisch over deze hoeveelheid; de nijverheid, zorg & welzijn en de dienstverlening zijn relatief tevreden over de hoeveelheid wetten en regels. Naarmate men een hogere normacceptatie heeft, vindt men de hoeveelheid wetten en regels vaker (zeer) acceptabel.
28
Tabel 6
Acceptatie hoeveelheid wet- en regelgeving
2008
2009
Totaal
Totaal
ZZP’ers
klein
midden
groot
(zeer) acceptabel
42
39
55
31
34
26
Neutraal
20
23
20
24
27
26
Te hoog
31
31
21
36
32
43
7
7
4
9
7
5
Totaal
100%
100%
100%
100%
100%
100%
aantal respondenten
1.214
1.211
233
292
299
387
Veel te hoog
Bron: Stratus marktonderzoek bv
3 . 5 . 5 T i jd sb e l e v i n g v a n h e t vo ld o e n a a n re ge l s e n ve r p l i c h t in g e n Voor ongeveer de helft van de organisaties (49%) kost het weinig of geen tijd om aan alle regels en verplichtingen van de overheid te voldoen. Voor de andere helft kost dat daarentegen veel of heel veel tijd. Deze uitkomst is vrijwel gelijk aan vorig jaar toen het voor 52% weinig of geen tijd kostte. Deze ‘tijds’-perceptie discrimineert sterk naar grootte van de organisatie. Hoe groter de organisatie des te meer tijd het kost. Vooral voor de agrarische sector en de handel en horeca kost het meer dan gemiddeld veel tijd om aan alle wetten en verplichtingen van de overheid te voldoen. Tabel 7
Beleving tijd aan het voldoen aan alle regels
2008
2009
Totaal
Totaal
ZZP’ers
klein
midden
groot
nauwelijks of geen
14
17
33
10
10
4
weinig
38
32
36
31
27
21
veel
39
44
27
52
51
61
9
7
4
7
12
14
totaal
100%
100%
100%
100%
100%
100%
aantal respondenten
1.214
1.211
233
292
299
387
heel veel
Bron: Stratus marktonderzoek bv
3 . 5 . 6 R e g e l g ev in g w a a rv a n me n g e ma k h e e f t Er zijn ten opzichte van vorig jaar significant meer organisaties die van mening zijn dat er ook regelgeving is waar men gemak van heeft of die men als prettig of nuttig ervaart. Nu is dat 26%; dat was 21%. Het blijkt dat dit idee sterker leeft naarmate de organisatie groter is. Voorts vindt met name de sector zorg & welzijn dat er ook prettige en nuttige wetgeving is.
29
3 . 5 . 7 P e r ce p t ie re g e ld r u k n u t e n o p z ich t e v a n ee n ja a r ge le d e n In 2008 had 1% de indruk dat de regeldruk van de overheid ten opzichte van een jaar daarvoor was afgenomen. Nu is dat 3%. Het aantal organisaties dat van mening is dat de regeldruk is toegenomen, is ten opzichte van vorig jaar significant gedaald van 24% naar 20%. Volgens 72% is deze gelijk gebleven en volgens 24% toegenomen. De overige 5% heeft hierover geen oordeel. Evenals vorig jaar geldt ook nu, dat naarmate de organisatie groter is, er vaker de indruk bestaat dat de regeldruk is toegenomen. In de agrarische sector, de zorg- en welzijnssector en de handel en horeca vindt men vaker dan gemiddeld dat de regeldruk is toegenomen. Tabel 8
Mening over ontwikkeling regeldruk van de overheid
2008
2009
Totaal
Totaal
ZZP’ers
klein
midden
groot
Toegenomen
24
20
13
23
26
32
Ongeveer hetzelfde gebleven
70
72
78
70
69
61
1
3
2
2
4
3
Regeldruk is t.o.v. vorig jaar:
Afgenomen Geen mening
5
5
7
5
1
4
Totaal
100%
100%
100%
100%
100%
100%
aantal respondenten
1.214
1.211
233
292
299
387
Bron: Stratus marktonderzoek bv
3 . 5 . 8 Ve r m in d e r in g re ge l d ru k Be ke n d h e id m e t h e t voo rn e m e n v a n d e ov e rh ei d Ook nu is ca. driekwart van de organisaties (76%, was 75%) bekend met het voornemen van de overheid om het aantal wetten en regels en de daaruit voortvloeiende verplichtingen te verminderen. Naarmate de organisatie groter is, is men er beter mee bekend. In de dienstverlening is men vaker en in de nijverheid minder vaak dan gemiddeld van dit voornemen van de overheid op de hoogte. Ve r t r o u we n in d e r e a l is a t ie Het vertrouwen in de realisatie van het voornemen van de overheid om de regeldruk terug te dringen is ten opzichte van vorig jaar significant toegenomen. Vorig jaar had 46% daar enig (= veel of een beetje) vertrouwen in; nu is dat 61%. Deze mate van vertrouwen differentieert niet naar sector en grootte. Er is op dit punt wel een lichte samenhang met campagnebereik: hoe meer men met de campagnemiddelen in aanraking is geweest des te groter is het vertrouwen in de overheid.
30
Tabel 9
Bekendheid met en vertrouwen in realisatie terugdringing regeldruk
2008
2009
Totaal
Totaal
ZZP’ers
klein
midden
groot
Wel bekend met voornemen overheid
75
76
72
76
88
91
Niet bekend met voornemen overheid
25
24
28
24
12
9
100%
100%
100%
100%
100%
100%
(heel) veel
11
14
14
15
12
13
Een beetje
35
47
50
45
49
52
Geen
36
25
19
28
27
23
Helemaal geen
15
12
12
11
11
11
3
2
4
1
1
0
Totaal
100%
100%
100%
100%
100%
100%
aantal respondenten
1.214
1.211
233
292
299
387
Totaal
Vertrouwen in realisatie
Weet niet/geen mening
Bron: Stratus marktonderzoek bv
3.6
Kwaliteit dienstverlening overheid 3 . 6 . 1 Co n t a ct e n m e t ge m e e n te n In 2008 antwoordde 48% van de organisaties in de voorgaande 12 maanden één of meer keer contact te hebben gehad met zijn gemeente voor bijvoorbeeld vergunningen, toezicht, subsidies, heffingen of vragen; nu is dat 41%. Ook nu weer blijkt dat naarmate de organisatie groter is er vaker met de gemeente contact is geweest. De agrarische sector heeft het vaakst contact gehad (50%), de dienstverlening verreweg het minst vaak (26%). 3 . 6 . 2 Co n t a ct e n m e t a nd e r e i n s t a n t i e s Het aantal organisaties dat in de voorgaande 12 maanden contacten heeft gehad met andere overheidsinstanties is ongeveer gelijk aan dat van vorig jaar: nu 50%; vorig jaar 54%. De Belastingdienst wordt het vaakst genoemd als instantie waar men contact mee heeft gehad (35%), op enige afstand gevolgd door het UWV/CWI (16%), Kamer van Koophandel (14%), een ministerie (5%), een provincie (3%) of een waterschap (3%). Deze percentages komen sterk overeen met die van vorig jaar. De grotere organisaties hebben vaker en met meer overheidsorganisaties contact gehad dan de kleinere.
31
3 . 6 . 3 Be o or d e l i n g d ie n st v e r le n i n g ov e r h e id Vo o r af De overheid streeft er naar dat de kwaliteit van de dienstverlening verbetert. De doelstelling is dat men deze dienstverlening in 2011 minimaal met het rapportcijfer 7,0 waardeert. Daartoe is zowel voor de gemeenten als de overige overheidsinstanties gevraagd de tevredenheid over de dienstverlening uit te drukken op een 10puntsschaal waarbij score 1 was ‘uitermate ontevreden’ en score 10 ‘uitermate tevreden.’ Deze vraag is alleen gesteld aan degenen die in de voorafgaande 12 maanden contact hebben gehad met hun gemeente of met een overheidsinstelling. In de eerste Belevingsmonitor was men nog ver van deze doelstelling verwijderd. De gemeentelijke dienstverlening werd met een gemiddeld rapportcijfer van 5,3 beoordeeld; de dienstverlening van de overige instanties met een 5,6. Ge me e n t e n De gemeentelijke dienstverlening wordt in de tweede Belevingsmonitor door degenen die in de voorafgaande 12 maanden contact hebben gehad met hun gemeente beoordeeld met een 5,8. Ten opzichte van 2008 is sprake van een significante verbetering. Ov e r ig e ov e r h e id s i n st a n t i e s De dienstverlening van de overige overheidsinstanties wordt gewaardeerd met een gemiddeld rapportcijfer van 6,2. Ook hier is ten opzichte van 2008 sprake van een significante verbetering. Tabel 10
Beoordeling dienstverlening van gemeente en andere overheidsinstanties
Oordeel is:
Gemeentelijke dienstverlening
Overige overheidsdienstverlening
2008
2009
2008
Zeer ontevreden (score 1/3)
19
15
18
9
Ontevreden (score 4/5)
27
19
21
19
Tevreden (score 6/7)
41
44
43
46
Zeer tevreden (8/10)
11
20
16
23
2
2
2
3
100%
100%
100%
100%
Geen oordeel Totaal Gemiddelde Aantal respondenten
2009
5,3
5,8
5,6
6,2
1.214
1.211
1.214
1.211
Evenals vorig jaar wordt de gemeentelijke dienstverlening relatief negatief beoordeeld door zzp’ers en relatief positief door het Grootbedrijf. Naar sector zijn er nauwelijks verschillen. Ten aanzien van de beoordeling van de overige instanties valt op te merken dat er geen samenhang met de grootte van de organisatie is en dat de bouw en industrie relatief negatief zijn en de handel en horeca relatief positief.
32
Figuur 3
Beoordeling kwaliteit dienstverlening van de gemeente en overige overheid
5,3 5,6
totaal 2008
5,8 6,2
totaal 2009
5,2
ZZP'ers
6,0 6,0 6,2
kleinbedrijf (1 < 10 w erkn.)
5,9 6,1
middenbedrijf (10 < 100 w erkn.)
6,3 6,2
grootbedrijf (≥ 100 w erkn.)
agrarische sector
5,8
industrie en bouw (nijverheid)
5,8 5,8
ambachten, handel en horeca
5,8
6,3
6,6
6,2 5,9
dienstverlening
5,7
zorg en w elzijn
5,9
lage normacceptatie
5,8
neutraal normacceptatie
6,4
6,4 6,3
6,0 5,9
hoge normacceptatie
5,7
zeer hoge normacceptatie
gemeente
6,3
overige overheid
Bron: Stratus marktonderzoek bv
3 . 6 . 4 Vo o r n a a ms t e mo t ie ve n v a n t e vr e de n h e id e n o nt e v re de nh e id Kr i t i e kp u n t e n Degenen die de dienstverlening met een onvoldoende honoreerden is om een nadere toelichting gevraagd. De grootste klacht - zowel bij gemeenten als de overige instanties – is het feit dat het allemaal zo lang duurt. Andere veel voorkomende klachten zijn de onduidelijke informatie die verstrekt wordt, slechte of foutieve afhandeling en gebrek aan professionaliteit. Voor de gemeentelijke dienstverlening geldt dat er ten opzichte van vorig jaar wat minder klachten zijn over niet-professioneel handelen. Daar staat tegenover dat men nu wat vaker vindt dat er onduidelijke informatie wordt verstrekt. Voor de andere overheidsinstanties geldt dat men het wat minder vaak te lang vindt duren.
33
Tabel 11 Redenen ontevredenheid; in % van degenen die ontevreden zijn
Gemeente
Overige overheid
Redenen ontevredenheid 2008
2009
2008
2009
duurde te lang
46
48
39
30
slechte of foutieve afhandeling
31
29
26
32
niet professioneel
27
14
15
23
onduidelijke informatie
23
32
23
29
onprettige contacten
17
19
15
16
moeilijk bereikbaar
11
13
20
16
nog andere punten van kritiek
53
36
56
39
208%
191%
194%
185%
256
188
326
196
Totaal antwoorden aantal ondervraagden Stratus marktonderzoek bv
3.7
Bekendheid vereenvoudiging regelgeving 3 . 7 . 1 Sp o n t a n e b e ke n d h e id Na de mededeling dat de overheid in het afgelopen jaar een aantal regels vereenvoudigd heeft, kon 19% van alle ondervraagden daar spontaan één of meer voorbeelden van geven. De hoogte van dit percentage hangt sterk samen met de omvang de het bedrijf. In het Kleinbedrijf is dat slechts ca. 15%, in het Middenbedrijf ca. 35% en in het Grootbedrijf ca. 40%. In de dienstverlening en de nijverheid kan men vaker dan gemiddeld één of meer voorbeelden noemen. Verreweg het bekendste voorbeeld van vereenvoudiging is de afschaffing van de eerstedagmelding. Andere vereenvoudigingsvoorbeelden die genoemd worden, hebben betrekking op de VAR-verklaring, de BTW-heffing (frequentie), de vereenvoudigde kilometeradministratie en vereenvoudiging in het kader van de Wet WALVIS. 3 . 7 . 2 Ge h o lp e n be ke n d h e id en e ff e c t i v it e i t v e re e n vou d ig i ng e n Vervolgens zijn aan iedereen 6 voorbeelden van wetsvereenvoudiging voorgelegd met de vraag of men daarvan op de hoogte is en of deze vereenvoudiging veel, enig of geen effect heeft voor de organisatie. Ge h o lp e n be ke n d h e id Behalve van de al genoemde afschaffing van de eerstedagmelding is men ‘geholpen’ ook goed op de hoogte van de verhoogde grens voor de kwartaalopgave van de BTW en van de mogelijkheid om elektronisch uitstel te vragen of schattingen door te geven voor de IB en VPB. De andere drie vereenvoudigingen zijn bij veel minder ondernemers bekend.
34
Over het geheel genomen is de bekendheid met de zes vereenvoudigingen groter naarmate de organisatie groter is. De verschillen naar sector zijn aanzienlijk. Dat moet vooral worden toegeschreven aan het feit dat sommige vereenvoudigingen op bepaalde sectoren niet of nauwelijks van toepassing zijn. Zo spelen de deelname aan de CBS-conjunctuurenquêtes en de verhoging van de grens voor de kwartaalopgave van de BTW in de zorg- en welzijnssector nauwelijks een rol. Ge p e r c ip i e e rd e eff e c t iv i te i t De vraag of de genoemde vereenvoudiging veel, enig of geen effect heeft is aan iedereen gesteld, ongeacht of men deze al kende. Voor alle zes vereenvoudigingen geldt dat degenen die deze al kenden ze significant effectiever beoordelen dan degenen die ze tijdens het interview voor eerst hoorden. In tabel staan in de meest rechtse kolom de percentages “veel + enig effect’ gepresenteerd van degenen die bekend waren met de betreffende vereenvoudiging. Daaruit valt op te maken dat in het bijzonder de vrijstelling van deelname aan de CBS-conjunctuurenquête en het elektronisch uitstel vragen als effectieve vereenvoudigingen worden gezien. Gemiddeld genomen vindt ongeveer een kwart van de ondervraagden dat de genoemde vereenvoudigingen enig of veel effect hebben gehad. Het meest te spreken is men over de optrekking van de grens voor de BTW-kwartaalopgave en de mogelijkheid om elektronisch uitstel te vragen of schattingen door te geven in het kader van de IB en VPB. In het algemeen geldt dat naarmate de organisatie groter is de effectiviteit van de vereenvoudigingen hoger wordt ingeschat. Een uitzondering hierop vormt de optrekking van de grens van de BTW-kwartaalopgave. Die wordt relatief vaak door de ZZP’ers en het Kleinbedrijf als effectief beoordeeld. Deze bedrijven hebben daar ook het meest mee te maken.
35
Tabel 12
Bekendheid met en mening over ingevoerde vereenvoudigingen; horizontaal %
niet
wel
veel
enig
bekend
bekend
effect
effect
geen effect
% veel +
1
enig effect, indien bekend
(a)
(b)
(c)
(d)
(e)
(c + d)/b
afschaffing eerstedagmelding
46
54
8
16
76
38
elektronisch uitstel vragen en schattingen
53
47
9
24
67
51
60
40
11
17
72
40
71
29
3
11
87
22
79
21
4
19
77
39
83
17
5
21
74
55
doorgeven voor inkomsten- en vennootschapsbelasting verhoging grens voor kwartaalopgave BTW van 7.000 naar 15.000 euro ziekmelding na de 42-ste week aan UWV doorgeven er is nu de website arboportaal.nl met info over arbowetgeving zodat je niet meer overal moet zoeken vrijstelling van deelname aan de CBSconjunctuurenquête Bron: Stratus marktonderzoek bv
3.8
De voorlichtingscampagne 3 . 8 . 1 Vo o r af In het najaar van 2008 is het Ministerie van Financiën gestart met een voorlichtingscampagne waarin de overheid laat zien dat zij werk maakt van het terugdringen van de regeldruk met als doel dat het bedrijfsleven zich minder belemmerd voelt in het ondernemen en dat het wet- en regelgeving als minder hinderlijk gaat ervaren. In het kader van deze campagne is de brochure ‘Met minder regels krijgen we meer geregeld’ uitgebracht, is de campagneboodschap intensief via radiospots uitgedragen en zijn er advertenties geplaatst in diverse ondernemersbladen. De vragen over de bekendheid en het bereik van de campagne zijn in deze tweede meting voor het eerst gesteld. 3 . 8 . 2 B e ke n dh e i d me t d e cam p a gn e Iets meer dan een kwart (27%) antwoordt in het afgelopen jaar iets te hebben gezien, gehoord of gelezen over de activiteiten van de overheid met betrekking tot het terugdringen van de regeldruk voor ondernemers. Gevraagd naar de bron, dus waar men er iets over heeft gehoord, gezien of gelezen, dan noemt men onder andere de radiospot (7%), de advertenties in vak- en ondernemersbladen (4%) en artikelen en reportages in de krant of op TV.
1
inclusief ‘weet niet’
36
De bekendheid met de campagne hangt sterk samen met de omvang van de organisatie: hoe groter de organisatie, des te vaker heeft men er iets over gehoord, gezien of gelezen. De bekendheid is relatief laag in de agrarische sector. 3 . 8 . 3 Be r e i k v a n d e i n g e ze t t e m i d d e le n De w e b si t e 14% van de ondervraagden kent de website en 5% van alle ondervraagden heeft de website wel eens bezocht. De bekendheid met het melden van onduidelijke of tegenstrijdige wet- en regelgeving via de website is 4%. Er is qua bekendheid geen eenduidige samenhang met de grootte van de organisatie. De agrarische sector en de zorg & welzijn zijn minder bekend met de website. De b r o ch u re 12% van de ondervraagden kent het bestaan van de brochure. Van degenen die hem kennen, heeft 43% deze gelezen. Dat komt overeen met 5% van alle ondervraagden. De r a d io sp o t s 41% van de ondervraagden heeft één of meer keer de radiospots over regelgeving gehoord. Hoe groter de organisatie des te vaker heeft men de spots gehoord. Zo heeft van de ZZP’ers 38% wel eens een dergelijke radiospot gehoord en van het Grootbedrijf 57%. De verschillen naar sector zijn op dit punt beperkt. De a d v er t e n t i e s i n d e on d e r n e me r sb l a d e n Bijna een kwart heeft één of meer keren een advertentie over regeldruk gezien. De ZZP’ers en ondervraagden uit de dienstverlening en de zorg- en welzijnssector hebben hebben deze het minst vaak gezien. 3 . 8 . 4 Ca m p a g n e be re i k Onder (geclaimd) campagnebereik wordt verstaan het aantal personen dat opgeeft (claimt) met één of meer van de voornoemde middelen in contact te zijn geweest; de middelen hebben hen bereikt. Dat zijn degenen die de website hebben bezocht en/of de brochure hebben gelezen en/of de radiospots hebben gehoord en/of de advertenties hebben gezien. Het blijkt dat 53% op enigerlei wijze met de campagne in contact is geweest; 34% met 1 van de genoemde middelen, 16% met 2 en 3% met 3 van de vier middelen. Het campagnebereik is hoger naarmate de organisatie groter en de normacceptatie hoger is. Er zijn geen verschillen tussen de sectoren. Zie ook de volgende figuur.
37
Figuur 4
Campagnebereik
totaal 2009
47
ZZP'ers
19
54,2
kleinbedrijf (1 < 10 w erkn.)
31
14,8
44,2
35,2
20,6
44
36,7
19,3
middenbedrijf (10 < 100 w erkn.) grootbedrijf (≥ 100 w erkn.)
34
33,8
43,3
agrarische sector
44,8
industrie en bouw (nijverheid)
43,7
ambachten, handel en horeca
50,2
dienstverlening
48,4
22,9
40,7 33,6
14,5 22,7
24,5
25,3
38,8
zorg en w elzijn, com. onderw ijs
45,8
zeer hoge normacceptatie
45,6
36,3
18,1
hoge normacceptatie
43,3
39,6
17,1
neutraal
50,8 54,6
lage normacceptatie geen
beperkt (1 middel)
38,7
12,8
25,1 31,1
15,5
24,1 14,3
intensief (2 of meer)
Bron: Stratus marktonderzoek bv
De variabele ‘campagnebereik’ heeft ook gefungeerd als verklarende variabele om na te gaan of degenen die van de campagneboodschap bewust of onbewust kennis hebben genomen regelgeving positiever beoordelen dan zij die niets van de campagne hebben gemerkt. 3 . 8 . 5 Oo r d e e l o ve r d e ca m p a gn e Verreweg de meesten staan positief tegenover de activiteiten van de overheid om de regeldruk terug te dringen: 22% vindt het een zeer goede zaak, 64% een goede zaak en de overige 14% staat er neutraal of onverschillig tegenover of heeft er geen oordeel over. De grotere organisaties zijn wat positiever over de overheidsactiviteiten rond regeldruk dan de kleinere. Deze laatste staan er wat vaker onverschillig tegenover. Voorts beschouwt de dienstverlening significant vaker dan de andere sectoren deze activiteiten als zeer positief. De samenhang met normacceptatie is weinig eenduidig. Er komt alleen naar voren dat degenen met een heel hoge normacceptatie de campagne significant vaker dan gemiddeld een zeer goede zaak vinden. Er blijkt daarentegen wel sprake van een samenhang met de mate waarin men de campagne heeft gezien of gehoord: hoe
38
groter het aantal campagnemiddelen via welke men de campagneboodschap heeft ontvangen, hoe vaker men de campagne een zeer goede zaak vindt. Tabel 13
Oordeel over de campagne; horizontaal gepercenteerd
Totaal
zeer goede
goede
maakt niet uit
zaak
zaak
of weet niet
Totaal
100%
22
64
14
ZZP’ers
100%
22
61
17
Kleinbedrijf (< 10 w.p.)
100%
21
66
13
Middenbedrijf (10 < 100 w.p.)
100%
27
63
10
Grootbedrijf (≥ 100 w.p.)
100%
33
60
7
agrarische sector
100%
17
68
15
nijverheid (industrie + bouw)
100%
17
68
15
handel en horeca
100%
19
69
12
dienstverlening
100%
31
55
14
zorg & welzijn
100%
27
62
11
zeer hoge normacceptatie
100%
26
61
13
hoge normacceptatie
100%
18
72
10
neutraal
100%
21
65
15
lage normacceptatie
100%
21
57
21
wel campagnebereik
100%
18
64
18
beperkt campagnebereik
100%
26
62
12
intensief campagnebereik
100%
27
68
5
Bron: Stratus marktonderzoek bv
39
BIJLAGE 1
Vragenlijst Belevingsmonitor Regeldruk 2009
Intro: Goede…, u spreekt met … van Stratus marktonderzoek. Momenteel voeren wij in opdracht van de ministeries van Financiën en Economische Zaken onderzoek uit over hoe bedrijven en instellingen denken over de dienstverlening van de overheid en de wetten en regels waar zij mee te maken hebben. Ik zou het gesprek graag willen voeren met die persoon die het meest te maken heeft met de contacten met en wetgeving van de overheid. Zou ik u daarover een aantal vragen mogen stellen? Int.: In de kleine bedrijven is dat meestal de directeur/eigenaar; in de grotere bedrijven de functionaris die verantwoordelijk is voor de financiële administratie (hoofd financiële zaken, financieel directeur) V 2 Het is jammer, dat u niet aan dit onderzoek wilt meedoen. Zou ik u toch nog heel kort wat mogen vragen: Kunt u aan de hand van een cijfer tussen 1 en 7 aangeven in hoeverre u zich als ondernemer belemmerd voelt door wetten en regels? Cijfer 1 betekent 'volstrekt niet' en cijfer 7 'volstrekt wel'. O 1 (volstrekt niet) O 2 O 3 O 4 O 5 O 6 O 7 (volstrekt wel) O wil niet zeggen O weet niet V 3 Waardoor wordt u het meest belemmerd? Int: antwoorden niet oplezen. O door het voortdurend wijzigen van wetten en regels O door onnodige informatieverplichtingen O onnodige en verplichte testen en keuringen O wispelturigheid en tegenstrijdigheid O te strenge arbowetgeving O verschillende en strenge milieueisen O dienstverlening van de overheid O eisen van toezichthouders en inspecties O grote verschillen in handhaving tussen Nederland en andere (EU) landen O anders, namelijk O weet niet/wil niet zeggen
40
V4 Ik wil graag beginnen met een aantal algemene vragen over uw bedrijf of organisatie. Hoeveel werknemers zijn er in uw bedrijf of organisatie werkzaam? O alleen ik zelf (geen anderen) O 1 t/m 4 O 5 t/m 9 O 10 t/m 19 O 20 t/m 49 O 50 t/m 99 O 100 of meer V5 Bent u naast uw werkzaamheden als zelfstandige ergens anders in loondienst? O ja O nee V6 Hoeveel uur per week bent u in loondienst werkzaam? O minder dan 12 uur O 12 tot 20 uur O 20 tot 32 uur O 32 uur of meer V7 Hoeveel uur bent u gemiddeld per week als zelfstandige actief of werkzaam? O minder dan 12 uur O 12 tot 20 uur O 20 tot 32 uur O 32 uur of meer V8 In welke branche of sector bent u of is uw organisatie actief? O agrarische sector O industrie O bouw O groot- of detailhandel, ambachten O horeca O vervoer, opslag, communicatie O zakelijke dienstverlening O financiële dienstverlening (bank of verzekeringswezen) O onderwijs O zorg of welzijn O particuliere dienstverlening
41
V9 Wanneer is uw bedrijf of organisatie opgericht? O in 2008 of 2009 O in 2006 of 2007 (1 of 2 jaar) O in 2004 t/m 2005 (3 of 4 jaar) O in 2000 t/m 2003 (5 t/m 9 jaar) O in 1999 of eerder (10 jaar of ouder) V10 Wat is uw functie binnen deze organisatie? O directeur/eigenaar/eindverantwoordelijke manager O adjunct directeur O financieel directeur/hoofd boekhouding of administratie/controller O bedrijfsleider/officemanager O P&O/HRM V11 Wat is de rechtsvorm van uw onderneming? O Eenmanszaak O Maatschap O Vennootschap onder Firma (VOF) O Besloten of Naamloze Vennootschap (BV of NV) O Vereniging of Stichting V12 Bent u van deze onderneming aandeelhouder en zo ja, bezit u minder dan 5%, tussen de 5 en 10%, tussen de 10 en 50% of meer dan 50% van de aandelen? O bezit geen aandelen O ja, minder dan 5% O ja, tussen de 5 en 10% O ja, tussen de 10 en 50% O ja, 50% of meer V13 De volgende vragen gaan over belemmeringen en knelpunten bij het ondernemen of het leiden van een organisatie. Wat zijn voor uw organisatie de grootste problemen of belemmeringen bij het dagelijks ondernemen op dit moment? Enq.: antwoorden niet noemen! GOED DOORVRAGEN!! En wat nog meer? O regelgeving van de overheid O verzorging van de administratie O aantrekken en behouden van goed personeel O gevolgen van de kredietcrisis O liquiditeit, debiteurenbeheer, betaalgedrag klanten O langdurige ziekte van personeel O kwaliteit dienstverlening van de overheid O geen knelpunten of problemen
42
V14 De nu volgende vragen gaan over regeldruk. De overheid - rijk, provincie en gemeente - verstaat onder regeldruk alle tijd en kosten voor bedrijven om de wetten en regels na te leven en om alle door de overheid verplicht gestelde informatie te verstrekken. U kunt dan denken aan vergunningen, toezicht, subsidies, veiligheid op de werkplek, verantwoordingsinformatie, maar ook eisen van Europa aan uw bedrijfsvoering. Als u dat zo hoort, kunt u aan de hand van een cijfer tussen 1 en 7 aangeven in hoeverre u zich als ondernemer belemmerd voelt door regeldruk? Cijfer 1 betekent 'volstrekt niet' en cijfer 7 'volstrekt wel'. O 1 (volstrekt niet) O 2 O 3 O 4 O 5 O 6 O 7 (volstrekt wel) V15 Ik noem u een aantal aspecten met betrekking tot regeldruk. Kunt u mij voor ieder van deze zeggen of uw organisatie daar nauwelijks of geen, enige, veel of heel veel last van heeft? O het voortdurend wijzigen van wetten en regels O onnodige informatieverplichtingen en papierwerk O strijdigheid van regelgeving O slechte dienstverlening van overheidsinstanties O strenge eisen van toezichthouders en inspecties O hoge kosten om te voldoen aan regelgeving ! nauwelijks of geen ! enige ! veel ! heel veel V016. 16. Ervaart u de hoeveelheid wetten, regels en verplichtingen van de overheid voor uw organisatie als zeer acceptabel, acceptabel, neutraal, te hoog of veel te hoog? O zeer acceptabel O acceptabel O neutraal O te hoog O veel te hoog
43
V17 Kost het uw organisatie nauwelijks of geen, weinig, veel of heel veel tijd om aan alle regels en verplichtingen van de overheid te voldoen? O nauwelijks of geen O weinig O veel O heel veel V18 Is er ook wet- en regelgeving waarvan uw organisatie gemak heeft of die u als prettig of nuttig ervaart en zo ja, kunt u daar voorbeelden van geven? O nee O ja V19 Als u kijkt naar de regeldruk van de overheid, is die ten opzichte van een jaar geleden dan voor uw organisatie toegenomen, afgenomen of ongeveer gelijk gebleven? O toegenomen O afgenomen O ongeveer gelijk gebleven V20 Kunt u dat nader toelichten? V21 De overheid heeft zich ten doel gesteld het aantal wetten en regels en de daaruit voorvloeiende verplichtingen te verminderen en eenvoudiger te maken de komende jaren. Was u dat bekend? O ja O nee V22 Heeft u er heel veel, redelijk veel, een beetje, geen of helemaal geen vertrouwen in dat de overheid hierin zal slagen? O heel veel O redelijk veel O een beetje O geen vertrouwen O helemaal geen vertrouwen
V23
44
Maakt uw organisatie gebruik van ondersteuning van derden bij het voldoen aan verplichtingen vanuit wet- en regelgeving? U kunt hierbij denken aan een accountant of boekhouder, een arbodienst en uitbesteding van verplichtingen rond brandveiligheid, geluidseisen en risico inventarisatie etc. O ja O nee V24 Besteedt u vrijwel alle, de meeste, ongeveer de helft of een klein deel van uw totale verplichtingen uit? O vrijwel alles O de meeste O ongeveer de helft O een klein deel V25 In het afgelopen jaar heeft de overheid een aantal regels vereenvoudigd. Kunt u één of meer van deze vereenvoudigingen noemen? Enq.: Doorvragen!! En welke nog meer?
V26 Ik noem u een aantal vereenvoudigingen van regels en regelgeving die de overheid het laatste jaar heeft ingevoerd. Kunt u mij voor ieder van deze aangeven of u van deze vereenvoudiging op de hoogte was? O
afschaffing van de eerste dagmelding
O
ziekmelding na de 42ste in plaats van de 13de week aan het UWV doorgeven
O
elektronisch uitstel vragen en schattingen doorgeven voor de inkomsten- en
O
voor werknemers en werkgevers is er nu de website arboportaal.nl met alle
vennootschapsbelasting informatie over arbowetgeving, zodat je meer niet overal behoeft te zoeken O
de grens voor ondernemers die de BTW per kwartaal mogen aangeven in plaats van per maand is verhoogd van 7.000 naar 15.000 euro
V27 Ik noem u deze regels die inmiddels vereenvoudigd zijn nogmaals. Kunt u voor ieder van deze zeggen of dat voor uw organisatie veel effect, enig effect, of nauwelijks of geen effect heeft? O
afschaffing van de eerste dagmelding
O
ziekmelding na de 42ste in plaats van de 13de week aan het UWV doorgeven
O
elektronisch uitstel vragen en schattingen doorgeven voor de inkomsten- en
O
voor werknemers en werkgevers is er nu de website arboportaal.nl met alle
vennootschapsbelasting informatie over arbowetgeving, zodat je meer niet overal behoeft te zoeken O
de grens voor ondernemers die de BTW per kwartaal mogen aangeven in plaats van per maand is verhoogd van 7.000 naar 15.000 euro
45
V28 Heeft u het afgelopen jaar iets gezien, gehoord of gemerkt van activiteiten van de overheid met betrekking tot het terugdringen van de regeldruk voor ondernemers? O ja O nee V29 Wat heeft u daarvan gehoord, gezien of gemerkt? O website 'antwoord voor bedrijven' O brochure uitgebracht O radiospots O advertenties O afschaffing eerstedagmelding O online invullen van VAR-verklaring O minder enquêtes O minder formulieren V30 De overheid heeft het afgelopen jaar diverse activiteiten ontplooid in het kader van de vermindering van regeldruk voor bedrijven. Zo is er onder andere sinds enige tijd de website www.antwoordvoorbedrijven.nl, waar diverse informatie staat over regeldruk, vergunningen en subsidies. Kent u deze website? O ja O nee V31 Heeft u deze website wel eens bezocht? O ja O nee V32 Men kan via deze website ook onduidelijke of tegenstrijdige wetgeving melden. Was u hiervan op de hoogte? O ja O nee V33 De overheid heeft enige maanden geleden de brochure 'Met minder regels krijgen we meer geregeld' uitgebracht. In deze rode brochure staan 35 voorbeelden van door de overheid doorgevoerde vereenvoudigingen op het gebied van regelgeving. Kent u die brochure? O ja O nee
46
V34 Heeft u deze brochure gelezen? O ja O nee V35 Er zijn door de overheid ook radiospots uitgezonden om ondernemers te informeren over vereenvoudigingen. Heeft u wel eens zo'n radiospot gehoord? O ja O nee V36 Voorts heeft de overheid in diverse ondernemersbladen advertenties geplaatst met voorbeelden van vereenvoudigingen over regeldruk. Kunt u zich herinneren dergelijke advertenties te hebben gezien? O ja O nee V37 Vindt u het een zeer goede zaak, een goede zaak of maakt u het niet uit dat dat de overheid deze activiteiten verricht om de regeldruk terug te dringen? O zeer goede zaak O goede zaak O maakt me niet uit V40 De volgende vragen gaan over de dienstverlening van de overheid aan het bedrijfsleven. U kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan het aanvragen van vergunningen en subsidies, de wijze waarop de overheid toezicht houdt en hoe uw vragen worden behandeld. Tot de overheid rekenen we naast Ministeries, Provincies en Gemeenten ook instanties als Kamers van Koophandel, de Belastingdienst, het UWV of de brandweer. Heeft uw organisatie in de afgelopen 12 maanden contact gehad met uw gemeente (bijvoorbeeld voor vergunningen, toezicht, subsidies, heffingen, vragen) en zo ja hoe vaak? O ja, (vul hier het aantal keer in) O ja, maar weet niet hoe vaak O nee
47
V41 Hoe tevreden was u gemiddeld over de dienstverlening van de gemeente aan uw organisatie? U kunt dit aangeven door middel van een rapportcijfer van 1 tot 10. O 1 (uitermate ontevreden) O 2 O 3 O 4 O 5 O 6 O 7 O 8 O 9 O 10 (uitermate tevreden) V42 Waarover was u minder tevreden of ontevreden? O moeilijk bereikbaar O duurde al met al te lang O onduidelijk informatie O slechte of foutieve afhandeling O niet professioneel O onprettige contacten V43 Heeft uw organisatie in de afgelopen 12 maanden zélf contact gehad met andere overheidsinstanties dan de gemeente, bijvoorbeeld ministeries, UWV, Arbeidsinspectie, Belastingdienst of Arbodienst, en zo ja, hoe vaak? O ja (vul hier aantal keer in) O ja, maar weet niet hoe vaak O nee V44 Met welke andere (niet gemeentelijke) instanties heeft u het afgelopen jaar te maken gehad? O Belastingdienst O UWV/CWI O Kamer van Koophandel O een ministerie O provincie O waterschap
48
V45 Hoe tevreden was u gemiddeld over de wijze waarop deze instanties in totaal hun diensten voor uw organisatie hebben verricht? U kunt dit aangeven door middel van een rapportcijfer van 1 tot 10. O 1 (uitermate ontevreden) O 2 O 3 O 4 O 5 O 6 O 7 O 8 O 9 O 10 (uitermate tevreden) V046. 46. Waarover was u minder tevreden of ontevreden? Enq.: antwoorden niet noemen!! O moeilijk bereikbaar O duurde al met al te lang O onduidelijk informatie O slechte of foutieve afhandeling O niet professioneel O onprettige contacten V047A. 47a. Ik noem u een aantal beweringen over het naleven van regels. Zou u voor ieder van deze kunnen zeggen in hoeverre u het daar mee eens bent? Cijfer 1 betekent 'helemaal niet mee eens' en cijfer 7 'helemaal mee eens'. a.
Ik houd mij altijd en in alle situaties aan de regels
b.
Als niemand het ziet of merkt, dan kun je een regel net zo goed aan je laars lappen
c.
Ik zou me erg onprettig voelen als ik een regel zou overtreden
d.
Ik voel mij moreel verplicht om mij aan alle regels te houden
e.
Een klein beetje van de regels afwijken kan geen kwaad
O 1 (helemaal niet mee eens) O 2 O 3 O 4 O 5 O 6 O 7 (helemaal mee eens) V048. Tot slot heb ik nog enkele algemene vragen. Wat is uw leeftijd? V049 Geslacht O man O vrouw
49
V50 De overheid wil in de toekomst vaker onderzoek doen over regeldruk en kwaliteit van dienstverlening. Heeft u er bezwaar tegen als wij u in de toekomst hierover nog eens benaderen? O nee, geen bezwaar O ja, wel bezwaar V51 En heeft u belangstelling om de resultaten van het onderzoek elektronisch te ontvangen? O nee, geen belangstelling O ja, wel belangstelling V52 Mag ik dan uw naam en e-mailadres noteren? Hartelijk dank voor uw medewerking!
50