Beleving van de oudere fietser Klachten, gedrag en opinies Opgesteld door: J.H.M. (Job) Steneker
-
102076
Verkeerskunde (Mobiliteit), jaar 3 NHTV internationale hogeschool Breda
Intern Stagebegeleider: P. (Peter) Morsink Hogeschoolbegeleider: J.W. (Jan Willem) Proper In opdracht van: Royal HaskoningDHV
Status/Versie: 2.2 Definitief Datum: 23 juni 2013
2
Colofon Rapport:
Beleving van de oudere fietser
Auteur:
J.H.M. (Job) Steneker 102076
Opdrachtgever
Royal HaskoningDHV Laan 1914 35 Postbus 1132 3800 BC Amersfoort Tel.: +31 88 348 20 00 Fax: +31 88 348 28 01 E-mail:
[email protected] NHTV Internationaal Hoger Onderwijs Breda Academie SLM, afdeling Mobiliteit Mgr. Hopmanstraat 1 Postbus 3917 4800 DX Breda Tel.: (076) 533 22 03 Fax: (076) 533 22 05
Begeleiding
Dhr. P. Morsink (Royal HaskoningDHV) Dhr. J.W. Proper (NHTV Breda)
Plaats
Amersfoort
Datum
23 juni 2013
3
Voorwoord Voor u ligt het rapport “Belevingsonderzoek onder de oudere fietser” dat is uitgevoerd in het kader van de tweede stage van de opleiding Mobiliteit aan de NHTV, internationale hogeschool in Breda. Het rapport is een onderzoek naar de beleving van ouderen tijdens het fietsen. Royal HaskoningDHV is de opdrachtgever van dit onderzoek en heeft mij deze interessante opdracht gegeven in het kader van de inventarisatie van het project “Het vergevingsgezinde fietspad”. De opdracht gaat voornamelijk in op de subjectieve kant van fietsveiligheid en staat daarbij erg dicht bij de oudere fietser. Mijn dank gaat uit naar de direct betrokkenen bij dit onderzoek vanuit Royal HaskoningDHV en in mindere – maar zeker niet te verwaarlozen – mate de Rijksuniversiteit Groningen. 24 juni 2013, Job Steneker
4
Samenvatting In dit verslag vindt u het onderzoek naar de beleving van fietsers langs de N229, evenals de aanzet voor een klachtenregistratie onder fietsers op landelijk niveau. Het onderzoek is onderdeel van het grotere project “Het Vergevingsgezind Fietspad” van Royal HaskoningDHV met als doel het verminderen van het aantal ernstig gewonden en doden onder oudere fietsers – de doelgroep. Het doel van het rapport is om in beeld te brengen welke hindernissen de oudere fietser ervaart tijdens het fietsen en wanneer deze wel of op de fiets stapt. In het eerste hoofdstuk van dit verslag staan de probleem,- en doelstelling van het onderzoek weergegeven, evenals de stappen om daar toe te komen. De doelstelling van het onderzoek geeft aan dat het peilen van de beleving is gebeurd door het verspreiden van enquêtes in de regio van Werkhoven. De klachtenmeldingen zijn verwerkt in een database zo ver de gegevens hier voor toereikend waren. De doelstelling slaat op de probleemstelling die aangeeft dat het aantal slachtoffers onder oudere fietsers nog steeds toeneemt en dit vooral enkelvoudige ongevallen zijn. In hoofdstuk 2 is een opsomming gegeven van de meest relevante literatuur voor dit onderzoek. Eerst wordt daar in een schets van de oudere fietser gegeven waar in wordt weer gegeven dat deze steeds mobieler wordt en ook steeds vaker mee doet aan sportieve activiteiten als langere wandeltochten en fietsritten. Hierna wordt gekeken naar de kans op ongevallen bij deze doelgroep en over de precieze aantallen waar in dit voorkomt, hier uit blijkt dat tussen 2010 en 2011 een flinke stijging van het aantal enkelvoudige ongevallen onder fietsers. Het tweede gedeelte het hoofdstuk literatuur beslaat informatie over een reeds eerder uitgevoerd belevingsonderzoek onder fietsers in de provincie Friesland door het ANWB. Hier kwamen als resultaten uit dat de fietsers daar graag een afwisselende route hebben, het liefst niet in de buurt van een drukke autoweg. Dit onderzoek werd destijds uitgevoerd door middel van routeboekjes en een enquête. Er kwamen uiteindelijk meer dan 1.000 van deze boekjes terug. In hoofdstuk 3 staat met extra beeldmateriaal aangegeven hoe de N229 er nu uitziet. Het traject waar het over gaat, gaat langs het dorp Werkhoven tussen hectometerpalen 10,0 en 13,0. Op de foto’s is te zien dat er soms nog wel eens verzakkingen zijn en de verharding niet overal gelijk is. In het vierde hoofdstuk zijn de resultaten van de enquête weergegeven. De eerste 3 vragen over persoonsgegevens, samen met een vraag over elektrische fietsen en het gebruik van de N229 zijn gebruikt om te controleren of de resultaten representatief genoeg zijn voor dit onderzoek, wat nog in een testfase met onbekende populatie zit. De resultaten laten zien dat het merendeel van de respondenten een leeftijd heeft van 50 jaar of ouder. Deze fietsen gemiddeld iets minder vaak dan de groep jonger dan 50 jaar, vooral in de winter. Hier voor geven zij als reden dat het dan vroeger donker wordt en tijdens de echt koude periode liever niet fietsen vanwege gladheid of sneeuwval. De doelgroep geeft gedeeltelijk aan minder te zijn gaan fietsen sinds hun 50e doordat enkele bestemmingen zoals OV-haltes en het werk zijn afgevallen en een deel zegt ook juist meer te zijn gaan fietsen doordat ze meer tijd hebben en daardoor recreatieve tochtjes kunnen gaan maken. Verder zeggen de respondenten over het fietspad langs de N229 dat het tussen matig en voldoende in zit maar het wel opgeknapt mag worden. Het vijfde hoofdstuk laat de toolbox zien van de klachtenmeldregistratie, de stap tot het verwerken in kaart is hier nog niet in gemaakt.
5
Inhoudsopgave 1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 7 1.1 Aanleiding ...................................................................................................................................... 7 1.2
Onderzoeksopzet..................................................................................................................... 8
1.2.1
Probleemstelling, doelstelling en vraagstelling ............................................................... 8
1.2.2
Onderzoekmodel en deelvragen ..................................................................................... 9
1.2.3
Gebieds,- en begripsafbakening .................................................................................... 10
1.3
Leeswijzer .............................................................................................................................. 11
2
Literatuur ....................................................................................................................................... 12
3
Huidige situatie pilottraject ........................................................................................................... 15
4
Resultaten enquêtes N229 ............................................................................................................ 17 4.1 Opzet van de enquête ................................................................................................................. 17 4.2 Verspreiding van de enquête ...................................................................................................... 17 4.3 Resultaten enquêtes.................................................................................................................... 18 4.4 Het vervolg .................................................................................................................................. 42 4.4 Conclusies uit de enquête: .......................................................................................................... 42
5
Klachten in beeld ........................................................................................................................... 44
6
Conclusies en Aanbevelingen ........................................................................................................ 46 6.1 Conclusies .................................................................................................................................... 46 6.2 Aanbevelingen ............................................................................................................................. 47
Literatuurlijst ......................................................................................................................................... 48 Bijlage A: Toolbox Klachtenregistratie .................................................................................................. 49 Bijlage B: Fietsroutes Zwolle en Deventer............................................................................................. 52 Bijlage C: Enquête N229 ........................................................................................................................ 53 Bijlage D: Resultaten enquête N229 ..................................................................................................... 55
6
1. Inleiding De fiets wordt steeds populairder in elke leeftijdscategorie. We blijven langer op een gezonde manier mobiel en zelfstandig. De fiets draagt haar steentje bij aan de langdurige gezondheid van de samenleving. Op het eerste oog lijkt dit enkel voordelig maar er hangen ook mindere kanten aan. Door een stijgende fietsmobiliteit neemt het aantal ongevallen wellicht relatief wel af (de omgeving raakt gewend aan de fietser) maar absoluut niet. Vooral onder ouderen nemen de fietsongevallen nog steeds licht toe. In dit verslag is de kant van de oudere fietsers te lezen, hoe zij het fietsen beleeft ten opzichte van de jongere generatie. Meer informatie hier over is in de volgende paragraaf 1.2 te lezen.
1.1 Aanleiding Het aantal ongevallen onder oudere fietsers is erg hoog. Het risico op letsel is daarnaast ook nog eens hoger. Deze twee kenmerken samen zijn een belangrijke reden voor het aanpakken van ongevallen bij deze doelgroep. Royal HaskoningDHV is samen met de Fietsersbond zodoende begonnen met het project “Het Vergevingsgezinde Fietspad”. In dit project staat de driehoek van mens, weg en voertuig centraal. Het uiteindelijk doel is door middel van deze drie te kunnen inspelen op minder letsel bij deze doelgroep. Het project bestaat uit vier werkpakketten (zie 1.1)
Figuur 1.1 Werkpakketten project "Het vergevingsgezinde fietspad", projectplan Royal HaskoningDHV
Momenteel is men bezig met het eerste werkpakket, de inventarisatie. Van deze inventarisatie worden momenteel de laatste stappen (7 en 8) uitgevoerd, waar dit verslag op in gaat. Stap 7 van de inventarisatie is een belevingsonderzoek onder oudere fietsers op het pilottraject N229 ter hoogte van Werkhoven in de provincie Utrecht. Stap 8 van de inventarisatie is het in kaart brengen van klachten in de gemeenten Leeuwarden en Zwolle. 1
1
Royal HaskoningDHV (2012), Projectplan Vergevingsgezind Fietspad
7
1.2 Onderzoeksopzet 1.2.1 Probleemstelling, doelstelling en vraagstelling De probleemstelling van het onderzoek luidt dat er momenteel door de afdeling Urban Mobility (Transport and Asset Managament) bij Royal HaskoningDHV wordt ingezet op het project “Het Vergevingsgezind Fietspad” en daarbij gegevens over het gedrag van de oudere fietser en objectieve data (ongevallencijfers) zijn al bekend en onderzocht in de stappen 1 t/m 6 van het werkpakket Inventarisatie. Enkel hadden zij nog geen gegevens over de beleving van de oudere fietser, dus hoe het reizen per fiets ervaren wordt op het pilottraject N229. Daarvoor is onderzoek verricht te worden aan de hand van subjectieve dataverzameling, welke Royal HaskoningDHV nog niet had. Na dit onderzoek kan de afdeling Urban Mobility aan de hand van gedrag, beleving en objectieve data verder met de uitvoer van het project dat zal moeten leiden tot een daling van het aantal verkeersslachtoffers. Daar uit konden de volgende vragen geformuleerd worden, welke de leidraad waren voor het onderzoek wat uitgevoerd is: - Op welke manier beleven oudere fietsers het fietsen op het pilottraject, vóór infrastructurele aanpassing, en welke conclusies worden hier uitgehaald? - Waar beleven oudere inwoners van de deelnemende gemeenten (zie gebiedsafbakening) op fietsgebied hinder van binnen hun gemeente? Ten slotte kon daaruit ook de doelstelling van het onderzoek herleid worden: Het doel van het onderzoek is 1) het in beeld brengen van de beleving van de doelgroep oudere fietsers op het pilottraject* in de provincie Utrecht en 2) Het in beeld brengen van klachten over fietsonveiligheid bij de acht deelnemende gemeenten *. Dit is onderzocht door: 1) Het enquêteren van de oudere fietsers. 2) Het verzamelen van klachten via diverse databronnen over fietsonveiligheid en per gemeente (Zwolle, Leeuwarden) gebundeld. Deze twee meetmethoden worden gedurende 3 maanden uitgevoerd waaruit een conclusie getrokken kan worden over de beleving van ouderen in het fietsverkeer. Er werd dus gedurende het onderzoek gebruik gemaakt van twee onderzoeken, het analyseren en in kaart brengen van klachten en het enquêteren van een groep fietsers langs de N229. Alvorens deze twee werden uitgevoerd is literatuuronderzoek uitgevoerd. Dit gaat vooral over recente belevingsonderzoeken, vooronderzoek over de oudere fietser en klachtenmeldingen. Het literatuuronderzoek is van belang om bepaalde keuzes beter te kunnen onderbouwen in het verslag.
8
1.2.2 Onderzoekmodel en deelvragen Aangezien het onderzoek uit twee richtingen bestaat (enquêtering op de N229 en klachtenmelding in de deelnemende steden) zijn er twee onderzoeksmodellen welke parallel aan elkaar uitgewerkt worden: Pilottraject N229
Het einddoel van dit deel van het onderzoek is het in punten aangeven wat vanuit het oogpunt van de oudere fietser de goede en slechte punten zijn aan hun fietsroute. Het onderzoeksobject is dus de beleving van de oudere fietser. Deze wordt bereikt met vier onderzoeksmethoden welke in de vier linkse vakken staan aangegeven. Klachtenmeldregistratie
Het einddoel van dit deel van het onderzoek is het in kaart brengen van de klachten per deelnemende gemeente over de fietsonveiligheid onder oudere fietser. Het onderzoeksobject is dus de gemelde (via klachten) fietsonveiligheid per gemeente, dit wordt bereikt met de diverse bronnen uit de vier linkse vakken. 1. Waar spelen zich onregelmatigheden af binnen de gemeenten volgens de bewoners (meldingen van klachten) en hoe kunnen deze uit verschillende bronnen gebundeld worden per gemeente? a. Over welke gegevens beschikken de gemeenten m.b.t. klachten over verkeersonveiligheid en wat wordt wel en niet meegenomen b. Over welke gegevens beschikken andere instanties (VVN, Fietsersbond, VIA) m.b.t. klachten over verkeersonveiligheid 2. Op de pilotroutes worden mensen naar geënquêteerd (en waar mogelijk ook geïnterviewd) wat kan er uit deze resultaten geconcludeerd worden? a. Hoeveel deelnemers zijn er benodigd en wat wordt er aan hen gevraagd
9
b. Welke resultaten levert dit gezamenlijk op en hoe worden deze verwerkt
1.2.3 Gebieds,- en begripsafbakening Gebiedsafbakening Voor de twee onderdelen van het onderzoek kunnen twee verschillende gebieden afgebakend worden: -
Het belevingsonderzoek onder oudere fietsers waarbij gebruik gemaakt wordt van enquêtering en richt zich op het traject N229 in de plaats Werkhoven tussen hectometerpaal 10,0 en 13,0. Het betreft dus een traject van 3 kilometer. Van dit traject wordt de fietser naar de mening gevraagd over de staat van de infrastructuur, de omgeving, de verlichting en meer. Het traject is te zien in afbeelding 1.2
Afbeelding 1.2 Traject N229, bron: maps.google.nl
-
o o
Het in beeld brengen van de klachten gebeurt in twee gemeenten waarvan Zwolle al aangesloten is bij het project “Het Vergevingsgezind Fietspad”. De twee deelnemende gemeenten zijn: Leeuwarden Zwolle
Figuur 1.3 Ligging van de plaatsen Zwolle en Leeuwarden
10
Begripsafbakening In dit rapport komen enkele begrippen voor die niet vaak gebruik worden. Daarom ook deze begripsbepaling om een duidelijke en eenduidige definitie te kunnen geven van het begrip: Controlegroep: In de enquête wordt over een controlegroep gesproken. Dit zijn de respondenten die jonger zijn dan 50 jaar en als controle ook in de enquête zijn meegenomen om na te gaan of de antwoorden verschillen in de twee leeftijdsgroepen. De doelgroep: Onder de doelgroep worden verstaan de oudere fietsers. Oudere fietsers worden gerekend de personen boven de +50 jaar welke (mogelijk) van de fiets gebruik maken. Deze leeftijd van 50 jaar wordt in het gehele project aangehouden. 2 Deelnemende gemeenten: In dit geval zijn de deelnemende gemeenten Leeuwarden en Zwolle. Deze deelnemende gemeenten zijn enkel van toepassing bij het onderdeel klachtenmeldingen. Enkelvoudig ongeval: Een ongeval waarbij maar één verkeersdeelnemer (in dit geval een fietser) betrokken is. Vaak te wijten aan omgeving of infrastructuur. 3 Pilottraject: Het traject in de provincie Utrecht waar langs de enquêtes uitgevoerd worden Vergevingsgezind Fietspad: Fietspad waar vanuit de omgeving en infrastructuur wordt ingespeeld op mogelijk menselijk falen (grote oorzaak van enkelvoudige ongevallen) waardoor ernstig letsel voorkomen kan worden. Vetergang: Officiële definitie wordt aangehouden. Het door storende krachten en koerscorrecties afwijken van de rechte lijn/recht wegvak.
1.3
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 is kort op een rij de benodigde externe literatuur voor dit onderzoek beschreven. Er wordt daar in zoal een schets van de oudere fietser gegeven, ongevalsdata, een beschrijving van een eerder uitgevoerd fietsbelevingsonderzoek en er wordt even kort toegelicht welke data wordt gebruikt voor de resultaten van de enquête. In hoofdstuk 3 wordt een schets gegeven van de huidige situatie op de N229 ter hoogte van Werkhoven (hectometerpalen 10,0 tot en met 13,0). Door middel van fotomaterieel wordt een beeld gegeven van de kwaliteit van het wegdek en onvolkomenheden. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de verspreide enquête en de stappen daarvoor overzichtelijk met grafieken en diagrammen weergegeven. Tot slot wordt hier een conclusie uit gehaald over de doelgroep (en controlegroep ter vergelijking). In hoofdstuk 5 worden de stappen van de tool box voor het verwerken van klachten in een kaart en eventuele resultaten weergegeven. In hoofdstuk 6 zijn de gemeenschappelijke conclusies en aanbevelingen van het verslag te lezen. 2 3
Royal HaskoningDHV (2012), Projectplan Vergevingsgezind Fietspad Fietsberaad (2009), Grip op enkelvoudige ongevallen (publicatie 19a)
11
2
Literatuur
Voordat het onderzoek uitgevoerd wordt, worden eerst de belangrijkste onderdelen uit diverse literatuur gehaald. Dit gaat met name over een eerder belevingsonderzoek en enkele gegevens over de oudere fietser Schets van de oudere fietser: De oudere fietser zoals deze wordt aangehouden in het projectplan “Het Vergevingsgezind Fietspad” is in meerdere opzichten op te delen in meerdere groepen. Zo kan deze bijvoorbeeld bekeken worden in twee leeftijdsgroepen (50 t/m 64 en 65+) of in gezondheid (goed, matig, slecht). Zo zijn er diverse categorieën aan te brengen maar de leeftijd van 50 jaar en ouder wordt wel aangehouden als grens. Vanaf deze leeftijd – hoewel dat verschilt het per persoon – wordt het lichaam steeds kwetsbaarder. Door deze kwetsbaarheid is de kans om iets te breken ook veel groter. Daarnaast is ook de fiets een kwetsbaar vervoersmiddel, in tegenstelling tot het meeste gemotoriseerde verkeer is er geen bescherming terwijl de snelheid beduidend hoger ligt dan te voet. Het kwetsbaarder worden van het menselijke lichaam in combinatie met de altijd kwetsbare fiets zorgt ervoor dat deze groep meer aandacht verdient. Diverse onderzoeken wijzen uit dat de ouderen van de huidige generatie steeds langer mobiel blijven. Door een gezondere levensstijl en de voortschrijdende technologie van bijvoorbeeld elektrische fietsen, fietst de oudere van vandaag tot in hoge leeftijd. Onderzoek van het CBS wijst uit dat de sportdeelname onder ouderen is toegenomen van 33 naar 41 %. Hun favoriete activiteiten – wandelen en fietsen – is zelfs toegenomen van 42 % naar 54 %4. Daarnaast voelen ouderen zich vaker onzeker of juist te zeker in het verkeer. Beiden kunnen problemen opleveren. De onzekerheid kan er voor zorgen dat de ouderen onverwachte manoeuvres uit halen tijdens de fietstocht en daardoor anderen in gevaar brengen. Te grote zelfverzekerdheid houdt in dat de oudere denkt dat deze alles weet omdat zij het langst leven en dus de meeste ervaring hebben. Vaak blijkt wel dat de informatie die zij in hun hoofd hebben niet (meer) aansluit bij de huidige situaties met veel gecompliceerdere verkeersproblemen. Concluderend kan dus gezegd worden dat een deel van de problematiek bij de oudere ligt die minder flexibel is en steeds vaker met lichamelijk dan wel mentaal falen te maken krijgt (mens). Een andere oorzaak ligt bij de fiets die bij incidenten niet of nauwelijks voor bescherming kan zorgen (voertuig). De laatste oorzaak ligt bij de fietsinfrastructuur die lang niet overal meer op orde is (weg). Verkeersongevalscijfers onder ouderen: Ook is het belangrijk in het vooronderzoek om te weten om hoeveel verkeersslachtoffers het jaarlijks gaat. Het CBS schrijft hier over dat in 2012 het aantal verkeersdoden lichtelijk is toegenomen ten opzichte van 2011 van 640 doden naar 661 doden. Waarbij dit vooral om oudere fietsers blijkt te gaan. In 2011 waren er 269 verkeersdoden onder 65+’ers wat ook al een toename van 60 was ten opzichte van 2010. Bij twee derde van het aantal fietsslachtoffers betrof het 65+’ers (128 in 2011 ten opzichte van 93 in 2010). Hierbij zijn niet de ernstige gewonden mee gerekend. Ongeveer 60 % van alle ongevallen met fietsers zijn enkelvoudige ongevallen. Het absolute aantal zou hier mee op 5.400 ernstige verkeersgewonden uit komen. 5
4 5
Centraal Bureau voor de Statistiek (2008), Rapportage Sport 2008 Rijkswaterstaat (2008), De rol van infrastructuur bij enkelvoudige ongevallen
12
Fietsbeleving De provincie Friesland startte in 2011 met een project over fietsbeleving in haar provincie6. Tijdens dit onderzoek werd de fietser gevraagd om een logboek bij te houden met de bevindingen van de fietstocht. De fietsers volgden hierbij een route van 23 kilometer en werden via nummers geïnstrueerd over het verloop van de route. Deze proef duurde van juni tot september 2011. Na afloop van de te fietsen route werd er een beoordeling over de route op een schaal van 1 tot en met 10 gegeven. Deze beoordelingen werden bijvoorbeeld gegeven aan zaken als: omgevingsfactoren, infrastructuur, verlichting, nabij drukke wegen en meer. Uit het fietsbelevingsonderzoek, waar uiteindelijk zo’n 1.000 routeboekjes (1 routeboekje per fietser) van ontvangen werden, werden de volgende zaken als meest positief (afbeelding 2.1) en negatief (afbeelding 2.2) beoordeeld:
Afbeelding 2.1 Positieve punten m.b.t. fietspaden fietsbelevingsonderzoek Friesland
Afbeelding 2.2 Negatieve punten m.b.t. fietsbelevingsonderzoek Friesland
Uit het onderzoek blijkt dat een rustige of mooie route (waarbij “mooi” verder gedefinieerd moet worden) de meeste waardering wekt, gevolgd door een prachtig of mooi fietspad. Negatief wordt er gesproken over een doorgaande weg die langs de fietsroute ligt of als de fietsroute onderdeel blijkt te zijn van een drukkere route. Voor de rest zijn fietsers weinig te spreken over saaie routes, bijvoorbeeld kilometer lange fietspaden in weilanden waar voor de rest geen speciale acties voor ondernomen hoeven te worden. De minste negatieve reacties werden opgeroepen bij een mooi uitzicht/landschap en veel open veld/weinig beschutting. 6
ANWB (2011), Fietsbelevingsonderzoek Fietsers Friesland
13
Enquêtering De resultaten die getoetst zullen worden, worden verwerkt met de verwerkingsprogramma’s Excel en SPSS. De data zijn afkomstig uit een digitale enquête welke door de Fietsersbond (landelijk en regionaal) is verspreid. Daarnaast zijn er nog gegevens van fietsschoolbijeenkomsten verzorgd door de Fietsersbond bij het Roessing, een revalidatiecentrum in Enschede. In de enquête is onderzocht welke factoren mee spelen aan de keuze om op de fiets te stappen. Daarnaast wordt er bij de doelgroep gekeken in hoeverre zij nog in staat zijn om te fietsen en welke weerstandfactoren daar in mee spelen (weer, afstand). In totaal zijn er in de enquête 53 voorgelegd. Niet alle vragen die hier in gevraagd zijn, zijn daadwerkelijk relevant voor het onderzoek. Zo zijn de vragen 41 tot en met 46 onderdeel van de enquête van het TNO in Delft die een onderzoek doen naar adviessystemen voor op de fiets. In afbeelding 2.3 hier onder zien we een stuk van de aankondiging van de digitale enquête van de Fietsersbond.
Afbeelding 2.3 Uitsnede van onderzoek Fietsersbond. Fietsersbond.nl
14
3
Huidige situatie pilottraject
De ligging van de weg en de staat van de weg zijn belangrijke onderdelen voor de beoordeling van het wegvak. Gedeeltelijk wordt dit door de respondenten beoordeeld en een ander deel is door eigen schouw. De Graaf van Lynden van Sandenburgweg is onderdeel van de N229 welke loopt ten oosten van Bunnik tot aan de oostkant van Wijk bij Duurstede. De weg is de belangrijkste ontsluiting voor de kernen Odijk, Werkhoven en Cothen. Het fietspad loopt parallel aan de N229 en is voor een deel gemengd met bestemmingsverkeer ter hoogte van Odijk. De weg is de afgelopen jaren al flink op de schop geweest. Zo is er nieuwe markering – uit oogpunt van Duurzaam Veilig – gelegd, zijn er afzonderlijke bushaltes gemaakt en geluid reducerend asfalt gelegd. Voor het autoverkeer zijn er dus grootse aanpassingen gesitueerd, echter voor de fietser is nog niets gedaan. Op foto’s (abeeldingen 3.1 en 3.2) hier onder is duidelijk te zien dat het fietspad in matige staat verkeerd: Afbeelding 3.1 (links) en afbeelding 3.2 (onder) Markering ontbreekt nog wel eens of is langzaam aan het vervagen. Dit kan gevaarlijke situaties opleveren voor de fietser. Vooral het van de weg geraken of kruisende wegen tijdig zien kan hier van af hangen. Foto: Steneker, J (04-2013)
Afbeelding 3.3 (links) en afbeelding 3.2 (onder) Tussen het fietspad en de berm zit soms meer dan 5 centimeter en daarnaast vaak ook een erg smalle berm met daarnaast een rivier. Als men dus van het fietspad afgeraakt ontstaat er direct een reële kans tot omvallen. Foto: Steneker, J (04-2013)
15
Afbeelding 3.5 (links) en afbeelding 3.6 (onder)Tussentijds is het fietspad vaak gefreesd om slechte stukken weg te werken. Met nat weer worden deze stukken sneller glad. Iets wat op den duur ook weer voor gevaarlijke situaties kan zorgen. Foto: Steneker, J (04-2013)
Afbeelding 3.7 (onder) Op het fietspad komen en passeren ook wel eens landbouwvoertuigen. Deze laten ook sporen op het wegdek achter. Zo liggen er her en der wel eens moddersporen, komt er verzakking in het wegdek of liggen er plassen bij uitritten van landbouwverkeer:
Concluderend kan er gezegd worden dat het fietspad vrij smal is, en dat de staat van het wegdek niet op alle plaatsen meer optimaal is. Verzakking van zowel het fietspad als de naastliggende berm komt geregeld voor en – doordat landbouwverkeer ook gebruik maakt van het fietspad – er liggen nog wel eens modder,- en waterplassen op het fietspad. Iets wat bij nat weer voor gladheid kan zorgen. De staat van de weg is hierbij dus matig.
16
4
Resultaten enquêtes N229
Het belevingsonderzoek is uitgevoerd door middel van het verspreiden van enquêtes in het dorp Werkhoven en een digitale internetenquête. Wat hier uit gehaald is staat hier onder vermeld.
4.1 Opzet van de enquête Een tweede partij die zich bezig houdt met een belevingsonderzoek onder ouderen is het TNO in Delft. Zij zijn meer gericht op adviessystemen op de fiets. Omdat beide partijen (Royal HaskoningDHV en TNO) de oudere fietser in gedachten hebben en een belevingsonderzoek willen uitvoeren voor deze doelgroep is er besloten om deze enquête samen te voegen. Voor het begin van dit onderzoek zijn op die manier gegevens bij elkaar gevoegd waarbij de vragen: - 1 t/m 4: persoonlijke vragen zijn (leeftijd, geslacht, woonplaats) - 5 t/m 10: fietsgegevens (model fiets, soort fiets) - 11 t/m 16: fietsgedrag (snelheid, bestemming, weersomstandigheden, frequentie) - 17 t/m 19: gezondheidsvragen (medicijnen, lichamelijke toestand) - 20 t/m 28: algemene fietsbeleving (zekerheid tijdens de tocht, gevaren op de weg) - 29 en 30: Klachten/beperkingen (lichamelijke kwalen) - 31 t/m 33: Eigen gedrag in het verkeer (verkeersregels, fietsgedrag vergelen, handelingen) - 34 en 35: Valsituaties op de fiets - 36 t/m 40: Infrastructuur (gevaarlijke situaties, opvallende dingen) - 41 t/m 45: Technologie (gebruik smartphones, tablet, internet etc.) - 46: Gebruik van adviessystemen - 47 t/m 53: Fietsbeleving op de N229 In dit onderzoek is vooral onderzoek gedaan naar de vragen 47 t/m 53 met uiteraard persoonsgegevens hier in meegenomen.
4.2 Verspreiding van de enquête De rol die dit onderzoek verder verricht (binnen het project “Het Vergevingsgezind Fietspad” is het inventariseren waar de ouderen zich bevinden in de buurt van de N229, meer bepaald de kernen Werkhoven, Bunnik, Odijk, Cothen en Wijk bij Duurstede. Hiervoor is marktonderzoek gedaan naar de doelgroep. Omdat hier nog geen gegevens van beschikbaar waren is er onderzocht waar ouderen zich mee bezig houden en is er tevens via de connecties van de Fietsersbond aan contactgegevens gekomen. Na meerdere malen contact gehad te hebben met deze groep kon er zo in ieder geval via de ouderenclub “55+ Bunnik” digitale enquêtes verstuurd worden. Verder is de link naar de digitale enquête ook in meerdere huis-aan-huis bladen te zien geweest. Na afloop van de termijn waren er 138 respondenten. Vervolgens is er nog getracht om via de dorpsraad van Werkhoven te achterhalen waar de ouderen zich in Werkhoven en omstreken bevinden. Nadat deze niet reageerden op meerdere verzoeken, is de enquête zelfstandig verspreid, via onder meer het woon-zorgcomplex Weerdenhof in Werkhoven. In totaal zijn er 150 papieren enquêtes bezorgd bij ouderen en niet-ouderen in Werkhoven, waarbij de niet-ouderen voor de controlegroep zorgen om het verschil te kunnen meten tussen de ouderen en “jongeren”. Op de volgende pagina’s staat vermeld welke resultaten er voortgekomen zijn uit de enquêtes. In totaal zijn hier 44 enquêtes van terug gekomen. Als laatste zijn er via fietsschoolbijeenkomsten vanuit de Fietsersbond door het revalidatiecentrum Het Roessingh ook nog 72 digitale enquêtes aangeleverd, dit is een iets aangepaste versie zonder de vragen over het fietspad N229. 17
4.3 Resultaten enquêtes Steekproefgrootte Omdat het onderzoek momenteel nog in een testfase is en er geen gegevens bekend zijn vanuit Royal HaskoningDHV of één van de partners van “Het Vergevingsgezind Fietspad” kan er niet worden vastgesteld hoeveel ouderen er in de omgeving van de N229 wonen en gebruik maken van dit fietspad. Daarom is er vastgesteld dat een terugkomst tussen de 100 en 150 digitale enquêtes een geschikt aantal is en er 150 papieren enquêtes uitgestuurd zullen worden. Hierbij wordt aangehouden dat een respons van ongeveer 25 % reëel is. Uiteindelijk zijn er 44 enquêtes teruggekomen, een respons van 29%. Vanuit revalidatiecentrum Het Roessingh zijn uiteindelijk 72 enquêtes teruggekomen. Representativiteit Alvorens de resultaten over het fietspad N229 en de daaruit volgende conclusies worden getoond, dient eerst een representativiteitscheck gedaan te worden. De belangrijkste criteria om vast te kunnen stellen of de uiteindelijke respons betrouwbaar is staat hier onder: - Twee op de drie geënquêteerden heeft een leeftijd van 50 jaar of hoger - Het aandeel man/vrouw is nagenoeg gelijk - Groot aantal respondenten is afkomstig uit de provincie Utrecht waar de N229 ligt - Gebruik van zowel normale fiets als elektrische fiets - Bekend met de N229 (voor zover het ingevuld is, aangezien de enquête van revalidatiecentrum “Het Roessingh” in Enschede deze niet hebben ingevuld) Om dit te beoordelen zullen eerst deze vragen nader bekeken worden, waarna de belangrijkste vragen voor het vervolg van het onderzoek naar voren zullen komen: Vraag 1: Wat is uw leeftijd? (N=254/254) Er werd aangegeven dat twee op de drie geënquêteerden ouder is dan 50 jaar. In totaal zijn er 254 enquêtes terug geleverd (138 digitaal, 44 papieren en 72 van revalidatiecentrum “Het Roessingh” in Enschede). Hiervoor dienen er dus (254*0,67) 170 enquêtes ingevuld te zijn door ouderen. Door middel van de “select cases”-tool in SPSS komt er uit dat er 189 respondenten een leeftijd hebben van 50 jaar of ouder. Dit is 74 % van het totaal aantal respondenten. Zonder de resultaten van het Roessingh ligt het aantal rond de 65 %. Voor infrastructurele zaken is het uiteindelijk dus belangrijk dat deze groep er ook bij zit, enkel voor het deel van de N229 ligt het percentage dus net onder de 67%. Als er verder gekeken wordt naar een onderscheid tussen 50 en 65 jarigen dan kan er aangetoond worden dat 108 van de respondenten een leeftijd hebben van 65 jaar en ouder. Dit gegeven wordt ook nog in sommige vragen meegenomen. Vraag 2: Wat is uw geslacht? (N=254/254 Een tweede voorwaarde was dat het aandeel man t.o.v. vrouw ongeveer even hoog zou zijn. Ook hier wordt het totaal bekeken (N=254) en het deel zonder Roessingh, omdat deze doelgroep niet meedeed aan de laatste vragen 47 tot en met 53 (N=182 papier + digitaal). In onderstaande figuur 4.1 staat de verdeling man-vrouw van alle ondervraagden weergegeven, waarbij het aandeel nagenoeg gelijk is (man is iets in de meerderheid). In figuur 4.1 staan geen percentages aangegeven, het geen wat hier bij hoort is 52% man en 48 % vrouw, missende waarden zijn hierbij niet meegeteld. Wanneer de enquête van het Roessingh niet meegeteld is, is de verhouding 55 % vrouw tegen over 18
45 % man. In de leeftijd van 50+ is de leeftijdsverhouding 47 % man en 53 % vrouw. De man-vrouw verhouding bij de leeftijden van 65 jaar en ouder is 45 % man en 55 % vrouw:
Figuur 4.1 Verdeling man-vrouw over de enquête. Bron: Enquêtes Fietsersbond, Het Roessingh en Werkhoven
Vraag 3: In welke provincie woont u ? (N=254/254) Voorwaarde is dat er meer mensen in Utrecht woonachtig zijn dan in andere provincies omdat één deel van de enquête specifiek over de N229 in die provincie gaat. De verdeling over de provincies is weergegeven in tabel 4.2 . Hier in is duidelijk dat meer dan 60% van de respondenten uit de provincie Utrecht afkomstig is.
Tabel 4.2: Provincieverdeling van de respondenten. Enquête HVF
19
Vraag 6: Op wat voor soort fiets fietst u? (N = 246/254) Wat ook nog relevant voor het onderzoek kan zijn met het stijgend gebruik van de elektrische fiets, vooral onder oudere fietsers, is hoeveel mensen er gebruik maken van de elektrische fiets. In heel Nederland is ongeveer 5% van de bevolking in het bezit van een elektrische fiets. Uitgaande dat vrijwel iedereen dan ook slechts over één elektrische fiets bezit telt Nederland naar schatting al zo’n 800.000 elektrische fietsen7. Het fietsbezit onder ouderen neemt daarnaast ook toe van 69 tot 72 %. Met de toenemende vergrijzing zal dit aantal dus nog veel sterker toenemen. Onder ouderen is het aandeel van de elektrische fiets iets hoger. Uit onderstaand overzicht (tabel 4.3) blijkt dat 20,8 % in totaal over een elektrische fiets, dan wel in combinatie met een standaardfiets beschikt. Voor gegevens die in dit gebied nog niet beschikbaar zijn en er van uitgaande dat het aandeel onder ouderen iets hoger ligt kan 20,8% als een vrij betrouwbare waarde aangehouden worden. 6. Op wat voor soort fiets fietst u? Frequency Op een elektrische fiets en
Valid Percent
26
10,6 %
25
10,2 %
Normale fiets
195
79,3 %
Total
246
100,0 %
een normale fiets Valid
Elektrische fiets
Tabel 4.3: Soorten fiets van de respondenten. Enquête HVF
Vraag 47 Hoe vaak maakt u gebruik van het fietspad N229 ? (N = 97/254) Bij deze vraag moet van een ander aantal respondenten uitgegaan worden, namelijk 182. De andere 72 deelnemers hebben deze vragenlijst niet ontvangen en wonen sowieso vaak niet in die regio. Van de 182 hebben 164 dit laatste onderdeel ingevuld. De keuzemogelijkheden die gegeven konden worden varieerden van “dagelijks gebruik” tot “nooit, ga door naar het eind”. Hier grafiek 4.4 staat de verdeling van keuzes aangegeven, verkregen uit SPSS. Helaas moet daar wel uit geconcludeerd worden dat meer dan 40 % nooit gebruik maakt van het fietspad. Wel zijn daar enkelen van in de enquête die toch een oordeel hebben over het fietspad en de staat er van. 11 % geeft aan het fietspad dagelijks te gebruiken en zijn dus ook het meest relevant voor het onderzoek, verder geeft 16,5 % resp. 9,1 % resp. 22,6 % aan het fietspad één keer per week, maand of enkele keren per jaar te gebruiken. Cumulatief is dit uiteindelijk toch nog zo’n 60 % van het totaal wat in aantallen uit komt op N = 97.
7
http://www.fietsberaad.nl/library/repository/bestanden/Fietsberaadnotitie_Feiten_over_het_bezit_en_het_g ebruik_van_de_elektrische%20fiets_versie2.pdf
20
Grafiek 4.4 Respondenten bij vraag 47 “Fietst u wel eens over het fietspad langs de N229”, enquête HVF
Concluderend kan er gezegd worden: - Op het totaal aantal respondenten heeft 74 % een leeftijd van 50 jaar of ouder. Dit is drie kwart van de geënquêteerden. Voor een onbekende steekproefgrootte met als doelgroep de oudere fietser kan in dit stadium hier genoegen mee genomen worden. Zonder de enquête van Het Roessingh komt dit aantal op 65 % neer. - Van het totaal aantal respondenten is 48 % vrouw en 52 % man, zonder de resultaten van het Roessingh is dit 45 % vrouw en 55 % man. Deze aantallen zijn dus nagenoeg gelijk en er kan dus gezegd worden dat zowel mannen als vrouwen voldoende vertegenwoordigd zijn. Mannen zijn iets vaker vertegenwoordigd, maar uit gegevens blijkt ook dat deze gemiddeld meer fietskilometers maken (19,6 kilometer per week tegenover 16,9 kilometer per week voor vrouwen). - Van het totaal aantal respondenten is meer dan 60 % afkomstig uit de provincie Utrecht. Dit is te verklaren doordat hier bij de regionale Fietsersbond is ingezet op dit onderzoek en de papieren enquête (N=44) verspreid is in de kern Werkhoven in de provincie Utrecht . - Rond de 20 % van de geënquêteerden geeft aan een elektrische fiets te hebben (dan wel in combinatie met een normale fiets). Gezien de trend met het groeiende gebruik van de elektrische fiets is dit een redelijk aantal. - Bij vraag 47 bleven enkel de deelnemers van de digitale enquête van de Fietsersbond en van de papieren enquête over, hierbij is N 164. Daarvan geven 67 mensen (40 %) aan het fietspad nooit te gebruiken en de andere 97 deelnemers gebruiken het fietspad van enkele keren per jaar tot dagelijks.
21
-
Aangenomen kan dus worden dat voor deze doelgroep en dit onderzoek de enquête en resultaten als redelijk betrouwbaar aangenomen kunnen worden. Mede omdat er geen bekende populatie van ouderen in die regio is.
Resultaten van de enquête De totale enquête beslaat 53 vragen. Hiervan zijn de laatste zes van belang voor het fietspad langs de N229 dus die zullen sowieso terugkomen in deze korte rapportage. Daarnaast zullen ook onderstaande vragen verder gerapporteerd worden en zijn van belang voor het verdere onderzoek naar het Vergevingsgezinde Fietspad door Royal HaskoningDHV. Andere vragen hebben geen toepassing op de beleving van fietsen: -
Hoe vaak fietst u in de zomer over het algemeen (mei – oktober)? Hoe vaak fietst u in de winter over het algemeen (november – april) ? Wat zijn uw voornaamste fietsbestemmingen? En hoe lang duurt die rit ? Houdt u rekening met het tijdstip van de dag waarop u gaat fietsen? Houdt u rekening met de weersomstandigheden wanneer u gaat fietsen ? Zo ja, wat past u aan bij deze weersomstandigheden ? Hoe zeker bent u om te fietsen ? Bent u vertrouwd in uw eigen kunnen op de fiets ? Fietst u nu minder dan toen u 50 jaar was ? Welke bestemmingen zijn afgevallen ? Waarom bent u minder gaan fietsen/gestopt met fietsen ? Onder welke voorwaarden zou u meer/weer gaan fietsen ? Fietst u nu meer dan toen u 50 jaar was ? Welke bestemmingen zijn er bij gekomen ? Waarom bent u meer gaan fietsen ? Bent u al eens van de fiets gevallen tijdens het fietsen sinds u 50 bent ? Wat was hiervan de oorzaak ? (referentie naar vraag 34) Zijn er tijdens het fietsen situaties die u niet goed kunt zien ? Waar komt u het genoemde probleem het meest tegen ? Waar op de weg komt u het genoemde probleem het meest tegen ? Zou u aan willen kruisen welke visuele maatregelen ervoor zouden zorgen dat u vaker gaat fietsen Waarom maakt u gebruik van het fietspad langs de N229 ? Wat vindt u van de kwaliteit van het fietspad langs de N229 ? Wat vindt u belangrijke aspecten in de kwaliteit van ontwerp en inrichting van fietspaden ? Wat vindt u dat er verbeterd zou moeten worden aan het fietspad langs de N229? Wat vindt u er in het algemeen van dat de provincie investeert in een veilige Inrichting van fietspaden ? Wat vindt u ervan dat de provincie investeert in het verbreden van het fietspad langs de N229 ?
vraag 11 vraag 12 vraag 13 vraag 14 vraag 15 vraag 16 vraag 20 vraag 21 vraag 22 vraag 23 vraag 24 vraag 25 vraag 26 vraag 27 vraag 28 vraag 34 vraag 35 vraag 37 vraag 38 vraag 39 vraag 40 vraag 48 vraag 49 vraag 50 vraag 51 vraag 52 vraag 53
Er is voor deze 27 vragen gekozen en daarbij nog in sommige gevallen een representativiteitscheck omdat deze het meest betrekking hebben op de mening van oudere fietsers (en controlegroep) en hun beleving. Vanaf de volgende pagina zal er per vraag ingegaan worden op de uitkomsten en met elkaar vergeleken worden. Aan het eind zullen daar uiteraard enkele conclusies uit komen.
22
Vragen 11 en12 Hoe vaak fietst u in de zomer over het algemeen (mei-oktober) resp. winter (oktober –mei)? (243/254) Gekozen is voor deze vraag omdat dit van zomer op winter nogal kan verschillen en daarnaast geeft het de betrokkenheid van de fietsers aan. Het geeft aan hoe vaak zij willen fietsen en daar ook toe bereid zijn, daarnaast geeft het verband tussen vragen 11 en 12 aan of de temperatuur en de weersomstandigheden invloed hebben op het fietsgedrag, waar bij later wordt ingegaan welk effect het dan daadwerkelijk heeft (vragen 15 en 16). Uit figuren 4.5 en 4.6 kan afgeleid worden dat over alle leeftijden gezien er liever in de zomer gefietst wordt. In de zomer fietst zo’n 73 % van alle respondenten dagelijks en niemand nooit terwijl in de winterperiode zo’n 4 % aangeeft niet te willen fietsen. Als er vervolgens naar leeftijd gekeken wordt blijkt dat de oudere fietser minder vaak dagelijks fietst (77,2% onder de 50 en 66,7% boven de 50). Daarnaast geeft 4 % van de oudere doelgroep aan niet te willen fietsen in de winterperiode.
Figuur 4.5 Fietsen in de winter. Enquête HVF
Figuur 4.6 Vraag 11 Fietsen in de zomer. Enquête HVF
23
Vraag 13 Wat zijn uw voornaamste fietsbestemmingen? (N = 243/254) Bij deze vraag wordt er aan de respondenten gevraagd waar zij het meest naar toe fietsen.
13. Wat zijn uw voornaamste fietsbestemmingen? 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Vergelijking 4.7: Vraag 13, wat zijn uw voornaamste fietsbestemmingen. Enquête HVF
Variabelen waar uit gekozen kan worden (meerdere opties mogelijk) zijn 1. Winkels: 186 respondenten (76,5 %) geven aan de winkels als één van de voornaamste bestemmingen te hebben op de fiets. Onder de oudere fietser is dit percentage 78,3 %. De jongere doelgroep gebruikt dus iets minder vaak de fiets om naar de winkels te gaan, maar dit is niet noemenswaardig (verschil minder dan 10%) 2. Werk/vrijwilligerswerk: 129 (53,1 %) respondenten geven aan de fiets te gebruiken om naar het werk te komen. Onder oudere fietsers is dit percentage 49,5%. Bij de controlegroep geven 37 van de 54 respondenten aan (68,5 %) de fiets te gebruiken naar het werk. Dit is een behoorlijk verschil en deels te verklaren omdat een deel van de ouderen niet meer werkt, dan wel vrijwilligerswerk verricht. 3. Bezoek aan vrienden/kennissen en familie: 140 van de 243 (57,6%) respondenten geeft aan dat zij de fiets gebruikt om naar vrienden, kennissen en/of familie gaat met de fiets. Deze waarde verschilt niet tussen de controlegroep en de oudere fietser. Geconcludeerd kan worden dat sociaal fietsgebruik niet afneemt met de leeftijd. 4. Bezoek aan kerk/school/bibliotheek/sportvoorziening/bioscoop: 103 van de 243 respondenten (42,4 %) geeft aan om voor een of meerdere van deze bestemmingen de fiets vaak te gebruiken. De jongere doelgroep fietst gemiddeld iets vaker naar deze bestemmingen dan de oudere doelgroep (48 % tegenover 41 %) maar deze verschillen zijn niet noemenswaardig en deels verklaarbaar omdat ouderen minder gebruik maken van sportvoorzieningen, scholen en de bioscoop. 5. Station, tram- of bushalte: Slechts 68 van de 243 respondenten (28%) geeft aan de fiets te gebruiken om naar een halte voor het openbaar vervoer te komen. Het wordt dus relatief weinig als voor,- of natransport gebruikt. Onder de doelgroep is dit percentage 21,7% terwijl dit onder de controlegroep maar liefst 50 % is. Door jongere fietsers wordt de fiets dus veel vaker gebruikt als voor,- of natransport. Een mogelijke reden kan zijn omdat deze groep vaker nog als forens onderweg is of een drukker sociaal leven leidt. 6. Recreatieve of sportieve tochtjes: 168 van de 243 (69 %) deelnemers geeft aan om als recreatief middel de fiets te gebruiken in plaats van een ander vervoersmiddel. Dit percentage verschilt vrij weinig tussen de jongere en oudere fietsers.
24
7. Vakantie: 26 % geeft aan de fiets te willen gebruik met als voornaamste bestemming zijn/haar vakantie. De oudere fietser gaat iets vaker op vakantie met de fiets (30,3 % tegenover 13 %). 8. Dokter, ziekenhuis: Een kwart van de respondenten (63 van de 244) geeft aan dat zij de fiets gebruikt om naar een medische instelling te gaan. De oudere doelgroep doet dit iets vaker dan de jongere doelgroep (28 % tegenover 18 %). 9. Andere bestemmingen: 27 van de 244 respondenten geeft aan de fiets het meest te gebruiken voor andere bestemmingen. Concluderend kan gezegd worden dat de fiets het meest gebruikt wordt om naar winkels te fietsen en weer terug. De oudere doelgroep gebruikt de fiets veel minder vaak om naar het station te fietsen en naar het werk. Vraag 14: Houdt u rekening met het tijdstip van de dag waarop u gaat fietsen? (N: 243/254) In deze vraag konden de respondenten antwoorden of zij rekening houden met het dagdeel met genoemde redenen er bij. Vergelijking 4.8 Vraag 14 Tijdstip om te fietsen. Enquête HVF
14. Houdt u rekening met het tijdstip van de dag waar op u gaat fietsen? 80% 60% 40% 20% 0% Overdag, omdat Overdag, wanneer Overdag, omdat ik het dan licht is het rustig is op de dan goed kan zien weg
Anders
Nee, ik heb geen voorkeur
Keuzemogelijkheden bestonden uit: - “Ja, ik fiets alleen overdag, omdat het dan licht is” wordt door 13,5% van de respondenten als reden aangegeven. Daarnaast delen 17% van de deelnemende 50+’ers deze mening en 0 % van de controlegroep. Bij de 65+’ers is deze verhouding zelfs 25% van de respondenten. Wanneer vervolgens de verdeling man-vrouw bekeken wordt zien we dat 11% van de mannen dezelfde mening deelt en 17% van de vrouwen. Als laatste wordt gekeken hoe de elektrische fietser hier over denkt, 28% van de respondenten op de elektrische fiets deelt deze mening tegenover 10% op de normale fiets. - Ja, ik fiets alleen overdag, omdat het dan rustig is op de weg vindt de 6,2 % de beste reden om te fietsen. Tussen de controlegroep en de doelgroep (50+) is dit percent nagenoeg gelijk. Bij de leeftijdsgroep “ouder dan 65” is dit percentage iets hoger met 9,4% maar dit is niet zeer verschillend. 12 % van de elektrische fietsers vindt ook dit een belangrijke reden om wel of niet op de fiets te stappen. Qua verdeling man-vrouw delen deze nagenoeg dezelfde mening. - Ja, ik fiets alleen overdag omdat ik dan goed kan zien geeft 4% van de respondenten als reden. Qua verdeling man-vrouw is deze verdeling precies gelijk. Kijkend naar de leeftijd loopt het percentage van iets lager dan 4% bij de controlegroep tot 9,4% bij de 65+’ers (5,6% bij de 50+’ers). De elektrische fietsers vinden wederom vaker dit een belangrijke reden om op de fiets te stappen met 12%. - 4,4 % van de respondenten geeft een andere reden aan (divers, geen vast patroon in te herkennen). 25
-
Nee, ik heb geen voorkeur is voor 73,3 % van de respondenten het geval. Het is hier opvallend dat slechts 56 % van de elektrische fietsers dit aangeeft, zij zijn dus kieskeuriger op het moment dat ze op de fiets stappen. Ook naarmate de leeftijd stijgt worden de mensen kieskeuriger op het moment dat ze op de fiets stappen, is dit nog rond de 75% in de controlegroep, bij de 50+’ers is dit 70% en bij de 65+’ers 62% die het niets uit maakt. Voor de mannen maakt het minder vaak uit wanneer ze gaan fietsen (77%) dan voor de vrouwen (70%).
Vraag 15: Houdt u rekening met weersomstandigheden (N=244/254) Vergelijking 4.8 Vraag 15 Weersomstandigheden om te fietsen. Enquête HVF
15. Houdt u rekening met de weersomstandigheden waarop u gaat fietsen? 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Met wind
Met gladheid
Met regen
Met sneeuw
Met mist
Niet
Doorgaande op vragen 11 en 12 in welk seizoen de respondenten zij het liefst fietsen wordt er hier ook naar een mogelijke reden gevraagd, namelijk het weer. De winterperiode kan bekend staan om gladheid en sneeuw, de herfst om het regenachtige weer. De keuzemogelijkheden bij deze vraag waren: - 47 van de 244 respondenten (19%) geven aan dat zij het fietsgedrag aan passen als het waait. Vaak wordt hier bij als reden gegeven dat het erg zwaar is of omdat het vanwege gezondheidsredenen (longinhoud) niet mogelijk is. Qua verdeling man-vrouw is hier weinig verschil in, in leeftijd (65+) loopt dit iets op naar een kwart van de respondenten maar dit is niet noemenswaardig. 34% van de elektrische fietsers geeft aan met wind liever niet te fietsen. - 93 van de 211 respondenten (44%) geeft aan dat zij het fietsgedrag aan past als het glad is op de weg. Vaak wordt hier bij als reden gegeven dat zij bang zijn om te vallen. Voor 35% van de elektrische fietsers is gladheid geen reden om niet op de fiets te stappen. Tussen mannen en vrouwen is hier geen echt verschil tussen waarnemen evenals in stijging van de leeftijd. - 74 van de 244 respondenten (30%) geeft aan haar fietsgedrag aan te passen en/of niet te willen fietsen wanneer het regent. Alternatief is dan vaak de auto en men wilt niet nat worden. Er zijn in de hogere leeftijden geen echt verschillen, evenmin als tussen man en vrouw. Wel geeft de groep elektrische fietsers voor 42% aan met regen minder of niet te fietsen. - 95 van de 244 respondenten (39%) geven aan anders, minder of niet te willen fietsen wanneer het sneeuwt. Redenen zijn vaak omdat het dan koud is of omdat ze bang zijn om te vallen. 50% van de elektrische fietsers geeft aan minder of niet te willen fietsen als het sneeuwt. Naarmate de leeftijd stijgt zijn er ook minder fietsers die met sneeuw willen fietsen (40% bij 50+ en 45% bij 65%). Bij vrouwen en mannen zit er een lichtelijk verschil (37% man en 42% vrouw) maar dit is verwaarloosbaar. - 23 van de 244 respondenten (9%) geven aan anders, minder of niet te willen fietsen wanneer er mist hangt. Het beperkte zicht wat gevaarlijke situaties oplevert is hier dan de reden van. 26
-
63 van de 244 respondenten (25 %) geeft aan dat het hem/haar niets uitmaakt wanneer hij/zij op de fiets stapt. Bij de vrouwen is dit 20% en bij de mannen 30% dat het niets uitmaakt. Bij de leeftijdsgroepen is op te merken dat het slechts 17% van de 65+’ers niets uitmaakt, tegenover 23% van de 50+’ers en 33% bij de controlegroep.
Vraag 16: Wat past u aan bij deze weersomstandigheden (N=173/254) Doorgaande op vraag 11, 12 en 15 wordt er als laatste nog gevraagd wat de fietser dan aanpast bij het fietsen. Ook hier zijn weer 6 keuzemogelijkheden welke hier onder staan weergegeven: - Ik fiets langzamer; 61 van de 173 (35%) respondenten die hier op geantwoord heeft geeft aan dat zij langzamer fietsen met als reden weersomstandigheden. - Ik fiets geconcentreerder; 88 van de 173 (51%) respondenten geven aan dat zij geconcentreerder fietst met als oorzaak de weersomstandigheden. Dit heeft dan vooral betrekking op gladheid, sneeuw en mist. - Ik rem voorzichter; 72 van de 173 (42%) respondenten geven aan dat zij geconcentreerder fietsen met als oorzaak de weersomstandigheden. Hier moet dan vooral gedacht worden aan gladheid op de fietspaden en sneeuw. - Ik stap af en loop met de fiets aan de hand; 38 van de 173 (22 %) geven aan dat zij liever van de fiets afstappen en gaan lopen met extreme weersomstandigheden als gladheid, wind en sneeuwval. - Ik fiets niet; 72 van de 173 (42%) respondenten bij deze keuze geven zelfs aan helemaal niet te fietsen wanneer de weersomstandigheden niet gunstig zijn. - Anders; Tot slot geven 11 van de 173 (6%) respondenten nog een andere (onbekende, niet gevraagde) reden aan. Vraag 20 en 21: Hoe zeker (20) en vertrouwd (21) bent u om te fietsen ? (N = 243/254) Een grote weerstandsbron om op de fiets te stappen is een angst in het verkeer en voor het eigen kunnen. Bij beiden vragen komt dit aan bod en direct zal er ook een verband gelegd worden of dit bij beide groepen verschilt. In figuur 4.9 is te zien dat over het totaal gezien de meeste mensen wel zeker zijn op de fiets, slechts zo’n 5 procent is niet zeker in het fietsverkeer:
Figuur 4.9 Vraag 20: Hoe zeker bent u om te fietsen. Enquête HVF
Figuur 4.10 Vraag 21: Bent u vertrouwd in uw eigen kunnen op de fiets? Enquête HVF
Ook geeft bijna iedereen (zie figuur 4.10) aan dat hij/zij vertrouwd is op de fiets.
27
Vraag 22 t/m 25 (enkel doelgroep) (N=39/254) Vraag 22 tot en met 25 zijn vragen die enkel zijn gesteld aan de doelgroep. Vraag 22 luidt dan ook “Fiets u nu minder dan toen u 50 jaar was”. Degenen die daar de derde keuzemogelijkheid hebben aangeklikt (niet van toepassing, ik ben nog geen 50) vallen hier dus buiten. In totaal 189 respondenten vallen onder de doelgroep. Vaak zijn deze vragen niet ingevuld omdat bij veel respondenten er geen bestemmingen zijn afgevallen of soms juist zijn bijgekomen. In vraag 23 wordt gevraagd welke bestemmingen af zijn gevallen, iets waar eerder bij vraag 13 al op een klein detailniveau ingegaan was. De respondenten gaven bij de volgende keuzemogelijkheden aan:
23. Welke bestemmingen zijn afgevallen? 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Figuur 4.11 Vraag 23: Welke bestemmingen zijn afgevallen. Enquête HVF
-
-
Winkels: Van de 39 respondenten gaven er 2 (5%) aan dat zij minder naar de winkels fietsen sinds zij 50 jaar zijn. (Vrijwilligers)werk: 18 van de 39 (46%) respondenten gaven aan dat zij minder naar het werk toe fietsen. Deze conclusie was al een beetje getrokken bij vraag 13 maar wordt door dit resultaat versterkt. Reden kunnen pensionering zijn. Bezoek aan vrienden, kennissen en familie: 5 van de 39 (13 %) respondenten gaven aan de fiets minder te gebruiken voor sociale contacten. Bezoek aan kerk/school/bibliotheek/sportvoorziening/bioscoop: Net als bij voorgaande is dit 5 van de 39, 13 % dus. OV-halte: 12 van de 39 respondenten (31%) gaven aan de fiets niet meer als voor,- of natransport van andere openbaar vervoersmodaliteiten te gebruiken. Recreatieve of sportieve tochtjes: Ook voor hier geldt dat 5 van de 39 respondenten de fiets niet meer of minder gebruikt voor deze ritjes. 13% dus Vakantie: 10 van de 39 respondenten (25%) gaven aan de fiets niet meer te willen gebruiken voor fietsvakanties of langere tochten in de vakantie. Dokter/ziekenhuis: Eveneens gaven 5 van de 39 respondenten aan de fiets niet meer te willen gebruiken voor een bezoek aan medische instellingen. Anders, namelijk: 10 van de 39 respondenten (25%) hebben andere redenen om niet meer op de fiets te stappen, aangegeven wordt voornamelijk “te lange afstanden”.
28
Bij vraag 24 wordt vervolgens doorgevraagd wat de redenen zijn om minder te fietsen. Er wordt hier aan de respondenten gevraagd om maximaal 3 redenen aan te kruisen, 42 respondenten hebben dit ingevuld:
24. Waarom bent u minder gaan fietsen/gestopt met fietsen? Geen tijd meer om te fietsen 3%
Niemand om mee te fietsen 2%
Fietspaden zijn gevaarlijk Vermoeidheid 3% 7%
Medische redenen Geen geld 6% Onzekerheid 0% 2% Anders Verkeer te druk 7% 4%
Geen zin meer om te fietsen 6% Bang om te vallen 3% Minder bestemmingen 5% Het weer wordt Weg kwijtraken steeds slechter 0% 7%
Afstanden te groot 16% Ander vervoer 13% Bagage meenemen Bang voor diefstal 4% onhandig 9%
Figuur 4.12: Vraag 24 Waarom bent u minder gaan fietsen/gestopt met fietsen? Enquête HVF
-
-
-
6 van de 42 respondenten geven aan dat medische redenen doorslaggevend zijn om niet meer te fietsen, dit is 14% van de respondenten. 2 van de 42 respondenten (5%) geven aan dat onzekerheid in het verkeer een doorslaggevende reden is om niet meer op de fiets te stappen 4 van de 42 respondenten (10%) geven aan dat het verkeer te druk is geworden de afgelopen jaar. Met de groei van de mobiliteit is het autoverkeer ook sterker gegroeid en dat vinden de oudere fietsers niet zo prettig. 14 van de 42 respondenten (33%) geven aan dat de afstanden te groot zijn. In landelijke gebieden kunnen de afstanden naar de dichtstbijzijnde voorzieningen soms nog erg groot zijn. 12 van de 42 respondenten (29%) geven aan dat andere vervoersmiddelen zoals de auto of het openbaar vervoer makkelijker zijn er daarom niet meer de auto pakken. 4 van de 42 (10%) respondenten geven aan dat zij bang zijn voor vandalisme of diefstal van de fiets. 9 van de 42 (21%) respondenten geven aan dat zij niet graag meer met de fiets gaan omdat bagage niet makkelijk meegenomen kan worden. De weg kwijt raken (8e keuzemogelijkheid) wordt bij niemand als reden genoemd om minder te fietsen. 7 van de 42 (17%) respondenten geven aan dat het weer steeds slechter wordt. Dit kan mede liggen aan de subjectieve opinie dat alles steeds slechter wordt. 5 van de 42 (12%) respondenten geven aan zij niet meer op de fiets zitten omdat er bestemmingen zijn afgevallen en ze dus minder hebben om naar toe te fietsen. 3 van de 42 (7%) respondenten is bang om tijdens de fietsrit te vallen vanwege lichamelijke of geestelijke beperkingen die met de jaren komen. 6 van de 42 (14%) respondenten is niet meer gemotiveerd om te fietsen, wat verband kan houden met voorgaande redenen.
29
-
7 van de 42 (17%) respondenten geven als reden om niet meer te fietsen aan dat ze te snel moe zijn tijdens de fietstocht dus het niet meer kunnen opbrengen. - 3 van de 42 (7%) respondenten geven aan dat ze de fietspaden te gevaarlijk zijn, wat dus weer in combinatie kan zijn met het drukker worden van het verkeer. - Eveneens hebben 3 van de 42 (7%) respondenten geen tijd meer om te fietsen, dit kan door werk of privé bepaald worden en heeft dan ook geen directe link met voorgaande resultaten. - 2 van de 42 (5%) respondenten hebben niemand om mee te fietsen en wilt niet alleen op stap gaan. Dit duidt op een sociaal probleem. - Niemand geeft aan er door geldproblemen niet maar aan toe te komen. Het is dus absoluut geen financieel probleem. - 7 van de 42 (17%) respondenten geven aan een andere reden te hebben Concluderend kan gezegd worden dat het vooral op een sociaal en veiligheidsprobleem duidt om niet meer op de fiets te stappen.
25. Onder welke voorwaarde zou u meer/weer gaan fietsen? Fieetspaden Geen voorwaarde 4% betere kwaliteit 8% Meer Meer vrijliggende energie fietspaden 12% 6% gezonder 5% Fietsmaatje 4%
Beter weer 25%
Fietspaden veiliger 4% Aangepaste fiets 1%
Geen auto 28%
Niet meer de bus / tram kan nemen 3%
Figuur 4.13 Onder welke voorwaarde zou u meer/weer gaan fietsen? Enquête HVF
Bij vraag 25 wordt de vraag voorgelegd onder welke voorwaarden de ouderen weer willen gaan fietsen. Hier zijn 13 mogelijke keuzes aangegeven: - Verkeersles: Niemand van de 42 respondenten geeft aan dat ze door verkeerslessen weer op de fietsen willen stappen. Wel wordt hier door onder andere de Fietsersbond op ingezet om op die manier meer ouderen op de fiets te krijgen. - Energie: 9 van de 42 (21%) respondenten geven aan dat zij wel zouden willen fietsen als ze meer energie zouden hebben en het dus kunnen opbrengen. - Beter weer: 19 van de 42 (45%) respondenten geven aan dat het weer voor hen van groot belang is om op de fiets te stappen. - Geen mogelijkheid meer tot openbaar vervoer is bij 2 van de 42 (5%) respondenten een reden om weer vaker op de fiets te stappen - Het gebrek aan het hebben van een auto is voor de helft van de respondenten (21 van 42) een reden om op de fiets te stappen omdat het daarna het meest flexibele vervoersmiddel is. - Één respondent geeft op de fiets te willen stappen als deze naar zijn/haar wensen is aangepast - Drie van de 42 respondenten willen zien dat de fietspaden veiliger zijn. Dit is 7% van het totaal 30
-
Eveneens willen drie van de 42 respondenten graag samen met een fietsmaatje fietsen Vier van de 42 respondenten gaan weer fietsen als hij/zij gezonder zou zijn. Niemand is op zoek naar meer ondersteuning tijdens het fietsen 5 van de 42 respondenten (12%) willen meer vrij liggende fietspaden en kiest dat nu als weerstand om minder te fietsen 6 van de 42 respondenten (14%) noemen de kwaliteit van de fietspaden als reden om nu minder te fietsen. Als dit aangepast wordt overweegt hij/zij vaker te gaan fietsen. 3 van de 42 respondenten geven ten slotte aan dat hij/zij onder geen enkele voorwaarde nog vaker wilt/kan fietsen.
Vragen 26 tot en met 28 (N=52/254) Deze vragen zijn in principe het tegenovergestelde van de vorige vragen. Er wordt hier juist gevraagd of de respondenten meer zijn gaan fietsen. Dit is dus ook enkel gericht op de groep van 50+’ers. Enkel vragen 27 en 28 worden dus beschouwd omdat vraag 26 gelijk is aan vraag 22 waar aangegeven wordt of de respondent ouder of gelijk is aan 50 jaar. Bij vraag 27 wordt de respondenten de vraag voorgelegd welke bestemmingen er bij zijn gekomen. Hier worden dezelfde keuzemogelijkheden als bij vraag 23 aangeboden
27. Welke bestemmingen zijn er bij gekomen? Anders Dokter Vakantie 5% 15%
Winkels 12%
1%
Werk 12% Vrienden 17% Recreatief/sportief 27% OV-halte 3%
Openbaar Voorziening 8%
Figuur 4.14 Vraag 27 Welke bestemmingen zijn er bij gekomen. Enquête HVF
: -
19 van de 51 respondenten (37%) geven aan dat zij vaker naar winkels toe fietsen dan voorheen 14 van de 51 respondenten (27%) geven aan dat zij vaker naar het werk, dan wel vrijwilligerswerk toe fietsen. Eveneens geven 14 van de 51 respondenten aan dat zij vaker met de fiets naar openbare voorzieningen zoals kerken of scholen toe fietsen dan voorheen. 5 van de 49 (10%) respondenten geven aan dat zij vaker naar een halte van het openbaar vervoer fietsen 3 van de 47 (6%) respondenten geven aan de fiets vaker te gebruiken voor recreatieve tochtjes naar bijvoorbeeld het strand of het park. 15 van de 50 (30%) respondenten geven aan de fiets vaker te gebruiken om op vakantie te gaan 4 van de 49 (8%) respondenten geven aan dat zij vaker naar een medische instelling fietst Bij andere reden heeft niemand nog een extra invulling gegeven. Bovenstaande redenen geldt dus voor alle respondenten die dit hebben ingevuld.
31
Vraag 28 is in principe de tegen over gestelde vraag van vraag 24 en stelt waarom men meer is gaan fietsen. Er zijn hierbij vijf keuzemogelijkheden aan de geënquêteerden voorgelegd:
28. Waarom bent u meer gaan fietsen?
Anders 44%
Auto te duur 7%
Medisch 39% Geen Rijbewijs 4%
Autoverkeer te druk 6%
Figuur 4.15 Vraag 28 Waarom bent u meer gaan fietsen? Enquête HVF
-
35 van de 58 respondenten (60%) geven aan dat zij om medische, dan wel gezondheidsredenen blijven fietsen. 4 van de 58 respondenten (7%) geven aan dat zij meer fietsen omdat zij geen rijbewijs meer hebben 5 van de 58 respondenten (9%) vinden het autoverkeer te druk en heeft daarom gekozen om met de fiets te gaan in plaats van met de auto. 6 van de 52 respondenten (10%) geven aan dat een auto te duur is en zit vanwege financiële reden op de fiets. 38 van de 58 respondenten (66%) hebben een andere reden om meer op de fiets te zitten, vaak vanwege recreatie of omdat zij nu over een elektrische fiets beschikken wat minder inspanning kost dan een normale fiets.
Geconcludeerd kan worden dat de fiets meer gebruikt wordt voor recreatieve tochtjes en uit gezondheidsredenen. Vraag 34 Bent u al eens van de fiets gevallen tijdens het fietsen sinds u 50 jaar bent ? En wat was hier van de oorzaak (vraag 35)(N = 219/254) Deze vragen gaan in op gevaarlijke situaties/valsituaties. Het gaat hier om onveiligheid wat versterkt wordt door situaties uit het verleden. Bij vraag 34 bestonden de Ja Niet van opties uit “Ja”, “Nee” of “Niet van 36% toepassing toepassing”. In figuur 4.16 is te zien 23% dat zo’n 35% wel eens gevallen is Nee (84 respondenten) en 41,5 % (97 41% respondenten) niet. Een ander deel Figuur 4.16 Vraag 34 Bent u als eens gevallen sinds u 50 jaar bent? Enquête gaf aan nog geen 50 te zijn. Van de HVF groep 65+’ers is 53% wel eens van de fiets gevallen en 47% niet. Tussen mannen en vrouwen is hier in geen onderscheid. Bij elektrische fietsers is het percentage wel iets hoger met 41%.
34. Bent u al eens van de fiets gevallen sinds u 50…
32
Bij vraag 35 wordt vervolgens naar de reden gevraagd van de valpartij, hier kon keuze gemaakt worden uit 17 keuzemogelijkheden (N = 83/254):
35. Wat was hier van de oorzaak? 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Figuur 4.17: Vraag 35 Wat was hier van de oorzaak? Enquête HVF
-
-
-
-
-
-
-
1 van de 84 fietsers (1%) geeft aan dat deze wel eens door de bocht gevlogen is. 5 van de 83 fietsers (6%) geven aan dat ze wel eens in een bocht onderuit zijn gegaan. Hierbij geeft 1 van de 23 elektrische fietsers (4%) aan dit mee te hebben gemaakt. 4 van de 47 (9%) mensen met een leeftijd van 65 jaar of hoger is wel eens in een bocht onder uit gegaan. Verder is 10% van de vrouwen wel eens in een bocht onder uit gegaan tegen over 3% van de mannen. 6 van de 83 respondenten (7%) geven aan door paaltjes op de weg wel eens gevallen te zijn. Dit is bij mannen (9%) en vrouwen (7%) nagenoeg gelijk. Bij de elektrische fietsers (4%) is het iets minder vaak voorgevallen. Qua leeftijd is er weinig op aan te merken. 5 van de 83 respondenten (6%) geven aan wel eens gevallen te zijn door onregelmatig/slecht wegdek of hobbels. Van deze 5 respondenten hebben 2 een leeftijd hoger dan 65, 1 persoon is man en 4 vrouw en is 1 persoon een elektrische fietser. 35 van de 83 (42%) respondenten zijn wel eens van de fiets gevallen door een te glad wegdek. Van deze 35 beschikken 6 over een elektrische fiets(26%), zijn er 17 (49%) man en 17 (41%) vrouw en is er 15 van de 47 met een leeftijd van 65+ (31%) dit wel eens voorgevallen. 1 van de 83 fietsers (1%) geven aan dat deze wel eens niet in staat was om op tijd te remmen 6 van de 83 respondenten (7%) geven aan wel eens een aanrijding met een auto of ander motorvoertuig gehad te hebben. 2 van de 47 respondenten met een leeftijd hoger of gelijk aan 65 jaar hebben hetzelfde mee gemaakt (4%). Qua elektrische fietsers is hier weinig aan toe te voegen even als tussen man en vrouw. 4 van de 83 respondenten hebben wel eens een aanrijding gehad met een andere fietser 3 van de 83 respondenten hebben wel eens een aanrijding gehad met voetganger of dier 6 van de 83 (7%) hebben wel eens en val gemaakt door een ontwijkingsmanoeuvre 2 van de 83 respondenten zijn tijdens het achterom kijken op de fiets wel eens gevallen 1 van de 83 respondenten is wel eens gevallen omdat deze een plotselinge stop met hoge snelheid moest maken 10 van de 83 (12%) respondenten geven aan wel eens gevallen te zijn met het op,- en/of afstappen. Dit is bij 1 persoon met een elektrische fiets (4%) wel eens voorgevallen, tussen mannen en vrouwen is hier weinig onderscheid tussen te maken en bij 15% van de 65+’ers is dit ook wel eens voorgekomen. 6 van de 83 (7%) fietsers zijn wel gevallen doordat hij/zij de berm in reed 4 van de 83 fietsers geven aan wel eens gevallen te zijn door het rijden tegen een stoeprand. 33
-
19 van de 83 fietsers (23%) geven aan een andere reden te hebben voor hun valpartij. 1 van de 83 deelnemers weet het niet
Vraag 37 Zijn er tijdens het fietsen situaties die u niet goed kunt zien? (N=221/254) Verkeersonveiligheid is een belangrijke reden om minder fietsen blijkt uit voorgaande vragen, gevaarlijke situaties en slechte kwaliteit van fietspad houdt veel (oudere) fietsers tegen om op de fiets te stappen. De vraag is dan ook in welke situaties dit het meest voorkomt (één situatie te benoemen). In figuur 4.18 staat aangegeven welke situaties als het slechtst zichtbaar worden beschouwd door de fietsers:
Figuur 4.18 Vraag 37 Zijn er tijdens het fietsen situaties die u niet goed kunt zien? Enquête HVF
Hier uit blijkt dat iets meer dan de helft geen specifieke situatie kan aangeven die als onoverzichtelijk aangeduid kan worden. Daarnaast vinden 9% van de respondenten (16 van de 170) stoepranden en andere verhogen onoverzichtelijk. Bij anders, namelijk geeft men gaten in de weg als onoverzichtelijk en gevaarlijk aan. Uit de vergelijking tussen beide groepen lijkt hier nog niet veel verschil te zitten en beoordelen zij beiden dezelfde situaties als gevaarlijk. Op de drie verschillende leeftijden (controlegroep, 50+ en 65+) komen er weinig verschillen voor, enkel dat de laatste groep iets vaker tegen stoepranden aanrijdt.
34
Vraag 38 Waar (op de weg, vraag 39) komt u het genoemde probleem het meest tegen (N=221/254) Vraag 39 ligt in het verlengde van vraag 38 en gaat in op weggedeeltes waar de problemen uit vraag 37 het meest voorkomen. Uit figuur 4.19 blijkt zo dat de genoemde problemen (zo ver die er waren) voor zo’n 30% te vinden zijn op vrijliggende fietspaden langs autowegen (zoals de N229). Reden kan zijn dat er meer zorg wordt besteed aan de doorgaande autowegen dan aan de nevenliggende fietspaden. Bij de keuzemogelijkheid anders, namelijk wordt vaak geen reden aangegeven. Zo wel (3x) dan verschilt deze zeer van elkaar en kan hier geen conclusie uitgetrokken worden. Als er nog gekeken wordt naar het aantal elektrische fietsers die de problemen ervaren valt op dat zij vaker op vrij liggende fietspaden (20% tegenover 15%) en fietsstroken (15% tegenover 10%) de problemen tegenkomen. Bij vraag 39 wordt er vervolgens in figuur 4.20 aangegeven dat de problemen meestal al recht doorgaande stukken weg van toepassing zijn. Zo’n 25 % zegt ook nog dat er in bochten vaak problemen met de infrastructuur zijn. Verder is er nog op te vallen dat het op een gelijkwaardig kruispunt vooral de elektrische fietsers zijn die moeite hebben met de problemen. Verder valt hier in de leeftijdscategorieën weinig aan op te merken.
Figuur 4.19 Vraag 38 Waar komt u het genoemde probleem het meest tegen? Enquête HVF
Figuur 4.20 Waar op de weg komt u het genoemde probleem het meest tegen? Enquête HVF
35
Vraag 40 Zou u aan willen kruisen welke visuele maatregelen ervoor zouden zorgen dat u vaker gaat fietsen? (meerdere antwoorden mogelijk) (N=221/254)
40. Zou u aan willen kruisen welke visuele maatregelen ervoor zouden zorgen dat u vaker gaat fietsen? 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Figuur 4.21 Zou u aan willen kruisen welke visuele maatregelen ervoor zouden zorgen dat u vaker gaat fietsen? Enquête HVF
Deze laatste vraag die meegenomen wordt vóór het specifieke gedeelte van de N229 gaat over maatregelen die er voor kunnen zorgen dat er vaak gefietst zal worden. Ook bij deze vraag waren er weer meerdere antwoorden mogelijk. 222 respondenten hebben deze vraag ingevuld: - 94 van de 222 respondenten (42,3%) geven aan dat er geen maatregelen genomen hoeven te worden om het fietsen te stimuleren. Onder de doelgroep vinden 64 van de 165 respondenten van 50 jaar en ouder vinden dit ook (38,8%) en 22% van de 65+’ers en bij de controlegroep heeft 29 van de 51 respondenten (56,9%) dezelfde mening. De jongere fietsers hechten dus minder waarde aan een verbeterde infrastructuur. - 20 van de 222 respondenten (9%) vinden dat de helderheid van de belijning beter zal moeten wanneer zij meer willen gaan fietsen. 12 van de 165 (7,3%) deelnemers van 50+ vinden (65+ idem dito) dit ook en van de controlegroep hebben 8 fietsers van de 51 (15,7%) liever een heldere belijning. - 44 van de 222 respondenten (20%) vinden dat er aan de zijkant van de fietspaden en wegen lijnen zichtbaar moeten zijn. Van de controlegroep hebben zo’n 17% dezelfde mening van de groep 50+’ers denkt 21% er ook zo over en van de 65+’ers maar liefst 32%. - 22 van de 222 respondenten (10%) vinden dat trottoirbanden bij kruispunten wit gemaakt dienen te worden zodat de zichtbaarheid bij (gevaarlijke) kruispunten verbeterd wordt. Van de controlegroep vindt 4% hetzelfde, van de groep 50+ 12% en van de groep 65+ 16%. - 33 van de 222 (15%) vinden dat bij wegversmallingen de weg en omgeving wit gemaakt dient te worden om zo te voorkomen dat hierdoor ongevallen ontstaan. Van de controlegroep denkt 8% er hetzelfde over, van de doelgroep 50+ vindt 18% dit en van de 65+’ers heeft 31% dezelfde mening. Hier ontstaat dus al een wezenlijk verschil tussen beiden. - 39 van de 222 (18%) vinden dat fietspaaltjes een opvallende kleur krijgen. Uit onderzoek blijkt ook dat fietspaaltjes veel zorgen voor enkelvoudige ongevallen. De controle,- en doelgroep (50 en 65) denken hier ongeveer hetzelfde over. - 37 van de 222 (17%) vinden dat enkele meters voor de fietspaaltjes ribbelmarkering aangebracht zodat men op tijd alert is dat er een paaltje aankomt en zo nodig kan ontwijken. De doelgroep en de controlegroep denken hier ongeveer hetzelfde over (nauwelijks verschil). - 28 van de 222 (13%) hebben andere zaken die aangepast moeten worden. Hier worden vrij liggende fietspaden aangegeven als belangrijk punt.
36
De algemene vragen over infrastructuur en fietsbeleving zijn hier boven behandeld. De komende resultaten van de vragen 48 tot en met 53 zullen gaan over de fietsbeleving op het fietspad N229 ter hoogte van Werkhoven. Het totaal van conclusies over fietsbeleving zullen aan het einde van dit hoofdstuk beschouwd worden. Ook hier zal zo af en toe een representativiteitscheck uitgevoerd worden. Vraag 48 Waarom maakt u gebruik van het fietspad langs de N229? (N=100/254) Vraag 48 gaat door op vraag 48 in het onderdeel representativiteit die vraagt hoe vaak men gebruik maakt van het fietspad langs de N229, meer bepaald tussen hectometerpalen 10,0 en 13,0. Bij deze vraag zijn er eveneens meer keuzemogelijkheden in de bespreking. Hier onder worden ze per onderdeel benoemd:
Percentage
Waarom maakt u gebruik van het fietspad langs de N229? 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Reeks1
Het is voor mij de kortste route
Het is voor mij de meest aantrekkelijke route
Ik rijd hier vooral recreatief
Anders, namelijk
Niet van toepassing
32%
10%
59%
16%
3%
Figuur 4.22 Vraag 48 Waarom maakt u gebruik van het fietspad langs de N229? Enquête HVF
-
-
-
-
Het is voor mij de kortste route wordt door 31 van de 100 respondenten (31%) als reden benoemd om gebruik te maken van het fietspad langs de N229. 20 van de 67 deelnemende oudere fietsers geven dit ook als voornaamste reden aan(30%). Onder de controlegroep wordt dit voor 11 van de 30 respondenten als reden gegeven (37%). Voor fietsers op een elektrische fiets zou dit een kleinere weerstand moeten bieden, toch geeft 41% van deze fietsers aan dit fietspad te willen gebruiken omdat het de kortste route is. 10 van de 100 respondenten vinden het fietspad de meest aantrekkelijke route (10%). Onder de elektrische fietsers is dit 17% van het totaal aantal respondenten. De controle,- en doelgroep delen een gemeenschappelijke mening over de aantrekkelijkheid van het fietspad. 56 van de 100 respondenten gebruiken dit fietspad vooral voor recreatieve tochtjes. Bij de doelgroep is dit ongeveer 58%, bij de controlegroep rond de 54%. Van de groep elektrische fietsers geeft 47% aan dit fietspad voor recreatieve tochtjes te gebruiken. 15 van de 100 respondenten geven een andere reden op, deze andere redenen zijn vaak dat dit de veiligste route is. De laatste optie is “Niet van toepassing”, hier wordt dan ook verder niet op ingegaan.
Vraag 49 Wat vindt u van de kwaliteit van het fietspad langs de N229 (N=100/254) Bij deze vraag kon de respondent kiezen uit 5 keuzemogelijkheden van slecht tot goed. In figuur 4.23 is te zien dat weinig deelnemers het fietspad echt beoordelen als goed of slecht maar velen daar tussen in zitten in de categorie voldoende of matig of geen mening.
37
Figuur 4.23 Vraag 49: Kwaliteit van het fietspad N229. Enquête HVF
Vervolgens is uit figuur 4.24 hiernaast op te maken dat de elektrische fietser het fietspad vaker als matig tot slecht beoordelen (6x tegenover 3 om 3 bij voldoende tot goed). Bij de controlegroep is hier geen duidelijk onderscheid van te maken. Vragen 50 en 51 Wat vindt u belangrijke aspecten in de kwaliteit van ontwerp en inrichting van fietspaden (en bij de N229 = vraag 51) (N=97/254)
Percentage
Wat vindt u belangrijkste aspecten in de kwaliteit van ontwerp en inrichting van fietspaden? 100% 80% 60% 40% 20% 0%
Reeks1
Kwaliteit van de verhardin g
De breedte van het fietspad
De kwaliteit van de berm
89%
77%
21%
De De De positie afstand zichtbaar van de van het heid van belijning fietspad… de… 41%
38%
9%
Anders
Weet niet
12%
1%
Figuur 4.24 Vraag 50: Wat vindt u belangrijke aspecten bij wegontwerp. Enquête HVF
Bij de vragen 50 en 51 kunnen de respondenten aangeven wat zij het liefst anders willen bij de fietspaden, vraag 50 gaat in op provinciaal niveau en vraag 51 over de N229. De keuzemogelijkheden staan hier weer met het aantal respondenten vermeldt voor vraag 50: - 84 van de 97 (87%) vinden dat de kwaliteit van het wegdek verbeterd mag worden op de fietspaden in de provincie Utrecht. Als er naar de drie leeftijdsgroepen gekeken wordt is hier weinig onderscheid in te maken. Ook de elektrische fietser is voor 87% van mening dat de kwaliteit van het wegdek van de fietspaden beter kan, net als de verdeling man-vrouw. - 72 van de 97 (74%) vinden dat de breedte van de fietspaden verbeterd kan worden. De elektrische fietsers denken hier nagenoeg hetzelfde over terwijl deze soms wel meer ruimte nodig hebben dan normale fietsers. Ook tussen de controle,- en doelgroep 50+zit hier weinig verschil tussen, enkel geven 92% van de 65+’ers aan dat de breedte verbeterd kan worden. Wat wel opvalt is dat 70% van de mannen dit vindt en 85% van de vrouwen.
38
-
-
-
-
-
20 van de 97 respondenten (21%) vinden dat de kwaliteit van de berm verbeterd kan worden, onder de elektrische fietsers vindt niemand dit (verschil van meer dan 20 % dus). Bij de controle,- en doelgroep is het aantal nagenoeg gelijk, de controlegroep vindt iets vaker (26 tegenover 18%) dat de kwaliteit van de berm verbeterd kan worden. Qua verdeling manvrouw is er ook weinig opvallends op aan te merken. 39 van de 97 respondenten (41%) geeft aan dat de afstand van het fietspad tot de rijbaan vergroot mag worden. De controle,- en doelgroep (50 en 65) heeft hier over het algemeen een gemeenschappelijke mening over. De elektrische fietsers vinden met 37% het iets minder erg dat fietspad en rijbaan dicht bij elkaar liggen. Oorzaak kan liggen aan de hogere snelheid van de elektrische fiets. Ook in de verdeling man-vrouw is hier weinig opmerkelijks aan op te merken. 36 van de 96 respondenten (38%) geven aan dat de zichtbaarheid van de belijning een belangrijk punt is van verbetering. Bij de elektrische fietsers is dit 44% die die mening deelt. Bij de groep 65+ is dit 52%, bij de groep 50+ is dit 43% en bij de controlegroep is dit iets lager met 36%. In de verdeling man-vrouw is hier vrij weinig op aan te merken. 9 van de 96 respondenten (9%) geven aan dat de positie van de belijning een heikel punt in de fietsinfrastructuur is. Van deze 9 respondenten is iedereen ouder dan 50 jaar. 2 van de 16 elektrische fietsers vinden dit ook een belangrijk punt. Ook qua man-vrouw verdeling is hier weinig aan op te merken. 11 van de 96 respondenten (12%) geven een ander aandachtspunt aan, veel gehoord is dat de verlichting bij de fietspaden verbeterd moet worden. Slechts 1 van de 96 respondenten weet het niet.
Bij vraag 51 wordt verder verdiept op het fietspad langs de N229, de keuze-opties die hier bij gegeven worden zijn:
Percentage
Wat vindt u van dat er verbeterd zou moeten worden aan het fietspad langs de N229? 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Reeks1
Kwaliteit van de verhardin g
De breedte van het fietspad
De kwaliteit van de berm
43%
33%
13%
De De De positie afstand zichtbaar van de van het heid van belijning fietspad… de… 15%
26%
5%
Anders
Weet niet
26%
22%
Figuur 4.25 Vraag 51: Verbetering N229. Enquête HVF
-
-
40 van de 96 respondenten (42%) vinden dat het de kwaliteit van de verharding of het wegdek verbeterd moet worden op de N229. 24 van de 64 respondenten, ouder dan 50 (38 %) denkt hier hetzelfde over en bij de 65+’ers is dit nagenoeg gelijk, namelijk 37%. 16 van de 30 (53%) jongere fietsers vinden ook dat de kwaliteit van de verharding beter kan. Onder de jongere fietser speelt dus dit meer. De elektrische fietser heeft ongeveer dezelfde mening als het totaal (40%). De verdeling man – vrouw is ook hier wederom nagenoeg gelijk. 31 van de 95 (33%) respondenten vinden dat de breedte van het fietspad langs de N229 aangepast mag worden, hier van zijn er 12 van de 29 in de controlegroep (41%) die daar hetzelfde over denken, 19 van de 64 in de groep 50+ met dezelfde mening zo (30%) en 9 van de 24 65+’ers (38%) denken er zo over. Zowel de mannen als vrouwen denken hier nagenoeg 39
-
-
-
-
gelijk over. 40% van de elektrische fietsers vindt dat de breedte van het fietspad verbeterd mag worden op de N229. 12 van de 95 (13%) geven aan dat ze graag zien dat de kwaliteit van de berm verbetert wordt op de N229. Van de elektrische fiets is 7% het hier mee eens. Van de mannen denkt 17 % er net zo over en van de vrouwen slechts 6%. Van de controlegroep vindt 14% dit ook tegenover 13% van de 50+’ers. De 65+’ers komen hierbij wat hoger uit met 21 %. 13 van de 95 (14%) respondenten vinden dat de afstand van het fietspad tot de rijbaan verbeterd mag worden. De controlegroep en 50+’ers denken hier hetzelfde over, enkel in de leeftijdsgroep 65+ is slechts 8% voor deze verbetering. Zowel man als vrouw heeft hier ongeveer dezelfde mening over. De elektrische fietsers – welke in vraag 50 hier anders over dachten – delen hier met 13% dezelfde mening als de andere fietsers. 26 van de 95 (27%) respondenten vinden dat de zichtbaarheid van de belijning aan het fietspad verbeterd mag worden. Qua verdeling man-vrouw is hier weinig aan toe te voegen. De controle,- en doelgroep 50+ hebben delen dezelfde mening en de groep 65+’ers vinden het met 33% net iets vaker. Ook de elektrische fietsers denken er in het algemeen hetzelfde over. 3 van de 95 (3%) respondenten vinden dat de positie van de belijning verbeterd mag worden, vanwege het kleine aantal respondenten wordt hier geen onderscheid in gemaakt. 23 van de 95 (24%) respondenten geven een andere reden aan, het gaat hierbij vooral om de verlichting langs het fietspad die op sommige stukken ontbreekt. 21 van de 95 respondenten weten het niet.
Vragen 52 en 53 Wat vindt u in het algemeen (en van de N229 vraag 53) er van dat de provincie investeert in een veilige inrichting van de fietspaden ? (N=100/254) In de laatste twee vragen wordt aan alle respondenten gevraagd hoe zij er over denken dat fietspaden aangepakt worden. Hier wordt geen onderscheid meer gemaakt naar leeftijd, geslacht of soort fiets. In figuur 4.26 is te zien dat zo’n 55% er erg voor is, en samen met de categorie “voor” dit zelfs 85% is. Slechts een klein deel vindt niet dat de kwaliteit van de fietspaden verbeterd moet worden. In figuur 4.27 is vervolgens te zien dat er minder respondenten zijn (zo’n 80%) die het noodzakelijk vinden dat het fietspad langs de N229 wordt aangepast.
Aanpassing Fietspaden Provincie 0%
1% 4% Erg op tegen 19%
43%
Op tegen Niet voor/tegen Voor Erg voor
33%
Onbekend
Figuur 4.26: Vraag 52 Aanpassingen fietspaden in de provincie. Enquête HVF
40
Aanpassing Fietspad N229 1%
1% 10%
Erg op tegen Op tegen
43% 25%
Niet voor/tegen Voor Erg voor Onbekend
20%
Figuur 4.27: Vraag 53 Aanpassing fietspad N229. Enquête HVF
Dit waren alle vragen die voorgelegd werden in de enquête en die verwerkt zijn in dit rapport. Voor alle vragen en resultaten wordt verwezen naar bijlagen C en D. Verdere conclusies worden op de volgende pagina bekeken en in het hoofdstuk “Conclusies en Aanbevelingen”. Overige opmerkingen: Uit de enquête zijn nog enkele opmerkingen gehaald die relevant zijn voor het fietspad langs de N229 of andere fietspaden in Nederland. Veel genoemde extra opmerkingen zijn: Meerdere respondenten geven aan dat het onderhoud op fietspad beter kan, dit komt ook in de enquête in meerdere vragen naar boven. Wel is duidelijk dat dit per fietspad heel erg kan verschillen. Op het fietspad langs de N229 ontbreekt op een groot deel van het traject tussen hectometerpalen 10,0 en 13,0 de verlichting maar staan er enkel reflectoren. Dit is voor een deel van de fietsers niet genoeg en deze zien dan ook graag extra verlichting op dit fietspad.
Verder ziet een klein deel van de fietsers graag een betere afscherming tussen fietsverkeer en autoverkeer en ervaren de aanwezigheid van een auto in de nabijheid tijdens het fietsen dus als hindernis. Enkele gebruikers vinden de kwaliteit van het wegdek slecht en doelen hier bij vooral op verzakkingen in het wegdek en opnieuw gefreesde delen van de weg. 41
Verder zijn er nog enkele respondenten die graag zien dat handsfree bellen verplicht wordt op de fiets.
4.4 Het vervolg Na het fietspad langs de N229 is Royal HaskoningDHV ook van plan om twee routes uit te leggen in Zwolle respectievelijk Leeuwarden. Hiervoor zijn twee routes van circa 10 kilometer opgesteld welke in bijlage B te vinden zijn. Het advies is dan ook om van deze mogelijkheid gebruik te maken in verdere studies naar het fietsgedrag,- en de beleving van ouderen.
4.4 Conclusies uit de enquête: In de enquête die in de periode vanaf april 2013 tot en met eind mei op de site van de Fietsersbond stond, is verspreid in het dorp Werkhoven en verspreid is onder bezoekers van fietsschoolbijeenkomsten van de Fietsersbond door Revalidatiecentrum Het Roessingh kunnen enkele conclusies getrokken worden. Deze conclusies zijn uiteindelijk van belang voor het vervolg van het project “Het Vergevingsgezind Fietspad”: Het merendeel van de respondenten heeft een leeftijd van 50 jaar en ouder en valt daardoor onder de doelgroep. Hierbij is de man-vrouw verdeling ongeveer gelijk en vaak afkomstig uit de provincie Utrecht. De respondenten fietsen over het algemeen vaker in de zomer (80% dagelijks tegenover 50% in de winterperiode), een klein deel van de doelgroep geeft zelfs aan niet te willen fietsen in de winter. De belangrijkste redenen hiervoor zijn te herleiden uit de vragen 14 tot en met 16 waar zij aangeven dat ze het liefst met daglicht fietsen (in de winter wordt het vroeger donker) en niet fietsen wanneer het hard regent, sneeuwt of glad is op de weg. Gladheid en sneeuwval zijn de meest genoemde redenen en is voor zo’n 40% van de respondenten om niet of aangepast (langzamer, geconcentreerder) te willen fietsen. Aangezien het onderzoek in gaat op de fietsbeleving onder oudere fietsers gaat de enquête door op de vraag of zij meer of minder fietsen sinds ze 50 zijn. Zo’n 40 respondenten (van de 189 = 20%) geeft aan minder te fietsen sinds zij een leeftijd hebben van 50 jaar of ouder. De fietstochten naar het (vrijwilligers)werk verdwijnen het meest na deze leeftijd, daarnaast zijn ook de ritten naar een halte voor het openbaar vervoer (voor,- en natransport) en vakantie met de fiets veel genoemd als weggevallen bestemming. De te lange afstand of het feit dat men niet meer werkt (pensioen) wordt hierbij vaak als reden aangegeven. Verder vindt een kwart van de respondenten een ander vervoersmiddel (auto of openbaar vervoer) een aantrekkelijker alternatief. 51 van de 189 respondenten geeft juist aan meer te fietsen (27%). De meest gehoorde bestemming die er bij gekomen is, zijn de winkels. Ook gebruikt 30% de fiets vaker voor vakanties. Geconcludeerd kan worden dat wanneer men er nog toe in staat is, bereid is om vaker langere afstanden te willen fietsen. Verreweg de meest gehoorde reden om juist meer te gaan fietsen (60%) bij de doelgroep is om gezond te blijven, dan wel medische redenen. De oudere doelgroep is wel bereid om meer te fietsen maar 45 % van hen heeft wel als voorwaarde dat het weer dan beter moet worden. Dit is uiteraard een externe factor die niet beïnvloed kan worden. Een tweede reden is het gebrek aan het hebben van een auto (50%). Een reden hiervoor kan financieel of medisch (niet meer mogelijk om auto te rijden) zijn. Een andere reden om minder te gaan fietsen is de angst om te vallen. De respondenten is voorgelegd of zij sinds hun 50e levensjaar (zo ver zij deze leeftijd hebben) al eens van de fiets gevallen zijn en waar dat door kwam. 35 % (84 respondenten van de 241) geeft aan wel eens van de fiets gevallen te zijn sinds ze 50 jaar zijn. 53% van de 65+’ers is wel eens van de fiets afgevallen. 35 van de 84 42
respondenten die wel eens van de fiets gevallen is geeft aan dat dit komt door een glad wegdek, eveneens een veel gehoorde reden om niet te willen fietsen (vraag 15). 9% van de respondenten geeft aan stoepranden niet of slecht te kunnen zien tijdens de fietstochten. Dit is vooral het geval op vrij liggende fietspaden en daar op dan weer vooral in bochten (25%). Als laatste onderdeel in de enquête is aan de respondenten voorgelegd of zij gebruik maken van het fietspad langs de N229. 100 van de 254 (40%) geeft aan het fietspad één of meerdere keren per jaar te gebruiken. Het fietspad wordt het meest gebruikt voor recreatieve tochtjes naar Bunnik of Wijk bij Duurstede en omdat het de kortste route is naar omliggende dorpen. De meeste deelnemers vinden het fietspad niet heel slecht of heel goed, maar matig tot voldoende. Wel is 80 tot 90% van de respondenten voorstander van het verbeteren van dit fietspad en sowieso van provinciale fietspaden. Vooral de kwaliteit van het wegdek is een veel gehoord punt voor verbetering van de provinciale fietspaden. Daarnaast wordt vaak van zowel de N229 als de andere provinciale fietspaden gezegd dat deze breder mogen.
43
5
Klachten in beeld
Het tweede onderdeel waar in het verslag op wordt ingegaan zijn enkele klachten van de gemeenten Zwolle en Leeuwarden en vanuit de provincie Overijssel. Aanvankelijk zou dit voor acht steden uitgevoerd worden, enkel door tijdsdruk en het ontbreken van belangrijke klachtendata van de gemeenten is de opzet van dit hoofdstuk iets veranderd (iets wat in het eerste hoofdstuk ook doorgevoerd is). Naar aanleiding van het achtste onderdeel van de werkpakket 1 van het project “Het Vergevingsgezinde Fietspad”, wat tevens de laatste stap van dit werkpakket is, is er een toolbox opgesteld met daarin eveneens van enkele gemeenten de klachten in kaart gebracht. Van de gemeenten Zwolle en Leeuwarden is door middel van het doorlopen van een toolbox meer informatie verkregen over de locatie van klachten en de ernst van de ongevallen. Toolbox: Het opzetten van de toolbox waar mee gewerkt kan worden vanaf het opstellen van deze was in dit onderzoek het doel. Door dat het project in een vroeg stadium verkeert, is er nog geen toegang tot de data van alle projectgenoten. Daarnaast verschilt de informatie zeer per gemeente of provincie. Omdat het in toekomstige situaties wel van belang is dat deze in beeld worden gebracht voor de fietsgebruikers is er een draaiboek voor het verwerken van de data opgezet. De complete versie van deze toolbox is te vinden in bijlage A, hier onder is een kort overzicht van de te nemen stappen: 1. In het draaiboek staat een standaard brief welke aan de diverse instanties gestuurd kan worden over het doel en nut van de klachtenregistratie. Optioneel wordt er nog de naam van de instantie/gemeente toegevoegd. 2. Contact tussen Royal HaskoningDHV en gemeente/instantie wordt gelegd 3. Zo mogelijk wordt door de instantie data geleverd over klachten in hun buurt, het liefst met locatie er bij 4. Er wordt door de verwerker duidelijk aangegeven waarvoor de klacht wel en ook niet wordt gebruikt. Hiervoor duidelijke afspraken gemaakt te worden. 5. Gegevens worden gefilterd (onnodige data worden er uit gehaald) en gecategoriseerd in mogelijke thema’s zoals : a. Mens-weg-voertuig (duurzaam veilig) b. Stadsdeel of deel van de gemeente c. Klachten, opmerkingen, tips 6. Overeenkomsten en gelijkheden in klachten worden opgezocht en gebundeld 7. Bundelen van klachten in een verwerkingsprogramma(zoals Excel) 8. Aan de klachten worden via coördinaten de locaties gekoppeld zodat deze verwerkt kunnen worden in een kaartenprogramma 9. Locaties in kaart brengen door middel van een kaartenmaker (zoals ArcGIS) 10. Kaart wordt compleet gemaakt en is gereed om te presenteren Als deze stappen elke keer doorlopen worden wanneer er voor een gemeente of instantie klachten worden verwerkt blijft er één en dezelfde structuur bestaan en zal er nauwkeurig met de resultaten omgegaan kunnen worden. Resultaten verwerkt Uiteindelijk zijn er van de twee gemeenten Zwolle en Leeuwarden en de provinciale wegen in Overijssel enkele klachten ontvangen en verwerkt in Excel. Deze klachten kwamen vooral neer op de Verkeersveiligheid die in het geding zou zijn op deze wegvakken. Hier is voor de provincie een code beginnend met 00xxx.x aangehouden en voor gemeenten een code beginnend met 10xxx.x. Hierbij 44
kan onderscheid gemaakt worden tussen provincie en gemeente. In het Excel overzicht zijn aangegeven: - ID-nummer van het ongeval: Unieke code van cijfers; 0 = provinciaal, 1 = gemeentelijk, 2 (toekomstig) = stroomwegen - Persoonsgegevens: Om de privacy te bewaren is hier overal “anoniem” ingevuld, in de klacht staat vaak wel een naam vermeld. Bij persoonsgegevens kan een naam en verdere details beschreven staan - Datum en tijd: De datum van de plaatsing van de klacht. Hier wordt uitgegaan vanaf 2003 tot nu, dus een tijdsperiode van 10 jaar. Wanneer hier niets over bekend is staat hier (uiteraard) ‘onbekend’ ingevuld. - Weggedeelte: In dit onderdeel staat vermeldt op welke provinciale weg, dan wel gemeentelijke weg de klacht zich voordoet - Meldpunt: In dit blad staat zo nauwkeurig mogelijk de locatie aangeduid van de klacht - Biko/Beko: Staat aangegeven of het binnen of buiten de bebouwde kom heeft afgespeeld. - Soort klacht: Wordt onderscheid gemaakt uit 16 mogelijkheden, vastgelegd in een standaard klachtenmeldformulier: Thema’s: 1 Achterstallig onderhoud 2 Afwatering 3 Beplanting 4 Constructie 5 Fauna slachtoffers 6 Geluidshinder 7 Maaien 8 Materiaal wegdek/berm
-
9 Niet voor provincie 10 Openbare verlichting 11 Overig 12 Storing bruggen/sluizen 13 Vaarwegen 14 VRI 15 Ongeval 16 Gladheidsbestrijding
Heeft betrekking op: Staat in vermeld of het bijvoorbeeld over Verkeersveiligheid, Infrastructuur of Bebording gaat Inhoud klacht: Staat vermeld waar de klacht over gaat
45
6
Conclusies en Aanbevelingen
Als afsluiting van dit rapport wordt een opsomming gegeven van de belangrijkste conclusies die getrokken zijn in dit onderzoek, daarnaast worden nog enkele aanbevelingen gegeven voor vervolgonderzoek
6.1 Conclusies Het onderzoek “Het vergevingsgezind Fietspad” is gericht op het verbeteren van de fietsveiligheid onder voornamelijk oudere fietsers welke in het geding is. Dit is terug te zien in de ongevalscijfers onder 65+’ers in 2010 (93) en 2011 (128) welke behoorlijk zijn toegenomen. In 4 werkpakketten is door Royal HaskoningDHV dit project ontwikkeld waarin het eerste werkpakket gekeken wordt naar de beleving van de ouderen. Dergelijke onderzoeken naar de beleving van de fietsers, laat staan belevingsonderzoeken zijn nog weinig uitgevoerd. In Friesland is al eerder een onderzoek uitgevoerd waarbij fietsers naar hun mening gevraagd werd door middel van routeboekjes en enquêtes. Vervolgens is er in dit onderzoek naar de N229 gekeken (huidige situatie) waar uit blijkt dat er tegenwoordig enkele oneffenheden zijn in de infrastructuur en het fietspad vrij smal is. De enquête laat dan ook zien dat vooral de breedte en de kwaliteit van de verharding verbeterd dient te worden. De gegevens van de enquête laten een opkomst van 254 respondenten zien waar 189 een leeftijd hebben van 50 jaar of ouder. Deze gegevens zijn afkomstig uit een digitale enquête van de Fietsersbond, een papieren enquête van Royal HaskoningDHV en de Rijksuniversiteit Groningen en via revalidatiecentrum “Het Roessingh”. In de enquête geven de respondenten over de beleving aan dat zij over het algemeen liever in de zomerperiode dan in de winter periode fietsen. De redenen die hiervoor gegeven worden zijn vooral het slechtere weer (gladheid, sneeuw) en het vroeger donker worden. Daarna is er aan de respondenten van 50 jaar en ouder gevraagd waarom zij meer of minder fietsen, belangrijke redenen zijn de te lange afstanden of het gemak van de auto dan wel de bus. Bestemmingen die afvallen zijn het werk en openbare voorzieningen. Bestemmingen die er zo wel bijkomen als afgaan zijn vakantietochtjes. 35% van de respondenten geeft aan dat zij wel eens van de fiets is gevallen, voornamelijk door een glad wegdek wat al eerder is aangegeven. Dit gebeurt vooral op vrij liggende fietspaden in bochten, dan wel recht liggende stukken weg. Als laatste onderdeel wordt er naar de mening gevraagd over het pilottraject, het fietspad langs de N229. Hierover geven de respondenten aan dat ze het fietspad matig tot voldoende vinden maar verbetering toch wel graag zien, even als op andere provinciale fietspaden. Het tweede gedeelte van het onderzoek bestond uit een database opstellen voor klachtenmeldingen. Uiteindelijk is het onderzoek niet verder gekomen dan het opstellen van een toolbox waar in de stappen tot het komende van “klachten in beeld” staan aangegeven, aangevuld met een voorbeeld van een database voor de provincie Overijssel en de gemeenten Zwolle en Leeuwarden.
46
6.2 Aanbevelingen Na het verloop van dit onderzoek kunnen er enkele aanbevelingen gedaan worden voor het vervolg van het onderzoek. Vanuit Royal HaskoningDHV was er de vraag voor twee extra routes in Zwolle en Deventer, naar aanleiding van de vraag naar vrij liggende fietspaden is er in elke gemeente één route opgesteld (zie bijlage A). Het advies is dan ook om deze routes (welke al gemaakt zijn) in dezelfde stijl als de N229 als pilottraject te gebruiken. De enquête in het vervolg en enkel de aangegeven vragen in hoofdstuk 4 uit te werken. Het draaiboek voor klachtenafhandeling gestructureerd af te handelen en dit verder proberen te verwerken voor de twee meewerkende gemeenten Zwolle en Leeuwarden. De gegevens die er nu al zijn via een kaartenprogramma in beeld te brengen. Vaker fietsbelevingsonderzoek toepassen op fietsers, bij goede reclamering wordt hier veel op gereageerd en de fietsers krijgen het gevoel dat ze betrokken worden bij deze thema’s met als doel meer informatie over fietsgedrag en beleving te verkrijgen. De verwerking van de gegevens voortaan in één verwerkingsprogramma zetten. Nu stonden er data in zowel Excel als SPSS. In de toekomstige situatie is het overzichtelijker en duidelijker om alles in één programma te verwerken
47
Literatuurlijst ANWB (2011), Fietsbelevingsonderzoek Friesland, geraadpleegd op 15-04-2013 (PDF-bestand) Fietsberaad (2008), Grip op enkelvoudige fietsongevallen (publicatie 19a), geraadpleegd op 12-042013http://www.fietsberaad.nl/library/repository/bestanden/Fietberaadpublicatie%2019a_printvers ie.pdf Centraal Bureau voor de Statistiek (2008), Rapportage op Sport 2008, geraadpleegd op 12-04-2012 http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/vrije-tijdcultuur/publicaties/publicaties/archief/2008/rapportage-sport-2008.htm Fietsberaad (2008), Grip op enkelvoudige fietsongevallen (publicatie 19a), geraadpleegd op 12-042013http://www.fietsberaad.nl/library/repository/bestanden/Fietberaadpublicatie%2019a_printvers ie.pdf Fietsersbond (2013), Enquête Verkeersveiligheid, geraadpleegd op 25-04-2013 www.fietsersbond.nl/node/6587 Google Maps (2013), Zwolle en Leeuwarden, geraadpleegd op 07-05-2013 http://maps.google.nl Rijkswaterstaat (2008), De rol van infrastructuur bij enkelvoudige ongevallen(verdiepingsstudie) , geraadpleegd op 13-04-2013 http://www.fietsberaad.nl/?lang=nl&repository=De+rol+van+infrastructuur+bij+enkelvoudige+fietso ngevallen Royal HaskoningDHV (2011), Projectplan Het Vergevingsgezind Fietspad, geraadpleegd op 10-042013
Overige bronnen: - Fotoarchief Job Steneker: Foto’s N229 15 en 18 april 2013 - Enquête (digitaal) Fietsersbond - Deelnemers papieren enquête Werkhoven
48
Bijlage A: Toolbox Klachtenregistratie Betreft: Meldingen van klachten Datum: 22 mei 2013 Geachte, Royal HaskoningDHV is momenteel bezig met het project “Het Vergevingsgezinde Fietspad”. Het project is ingezet op het verbeteren van voornamelijk de fietsinfrastructuur met als het doel het beter laten verlopen van fietsritten. Het project is opgezet vanwege een stijgend aantal oudere fietsers. Deze doelgroep omvat in ons onderzoek de leeftijd van 50 jaar en ouder. Deze groep zorgt in de toekomst voor een steeds groter aandeel van het fietsgebruik, simpelweg omdat de vergrijzing toe slaat en zij ook veel langer mobiel blijven. Nadeel is wel dat de fysieke en mentale functionaliteit af neemt naarmate de leeftijd stijgt. De doelgroep is kwetsbaarder dan jongere deelnemers en hierdoor is de kans bij hen groter dat zij letsel oplopen. Het onderzoek is gericht op drie aspecten, 1) de objectieve ongevalsdata (slachtoffers, ongevallen), 2) het gedrag van de fietser en 3) de beleving van de fietser. De beleving van de fietser halen we hier even uit om verder toe te lichten. Beleving onder oudere fietsers bestaat uit drie componenten, te weten: - Voor de fietsrit - Tijdens de fietsrit - Na de fietsrit Elke fietser beleeft een fietsrit op zijn/haar eigen manier, daarom proberen wij zo veel mogelijk respondenten te werven om mee te kunnen doen met een belevingsonderzoek. Dit heeft de vorm van een vragenlijst. Een andere vorm van het meten van beleving is het in kaart brengen van klachten van bewoners van gemeenten. De bewoners staan het dichtst bij hun eigen buurt en hebben vaak ook een eigen mening over de infrastructuur. Ons doel is om een gemeenschappelijke schets te maken van deze gegevens. De schets bevat een gedetailleerde kaart op gemeentelijk schaalniveau waar de gemelde locaties van inwoners van de gemeenten staan vermeld. Aangezien wij graag een zo representatief en betrouwbaar mogelijk beeld willen hebben van de situatie proberen wij zo veel mogelijk data te verzamelen. De verzamelde data zijn afkomstig van: - Klachten en meldingen via vrijwilligers van de Fietsersbond - Klachtenregistratie van VVN (Veilig Verkeer Nederland) - Meldingen via http://www.verbeterdebuurt.nl/ - Klachtenregistratie van gemeenten Daarom de vraag of uw gemeente/instantie wil mee helpen aan het leveren van data voor ons onderzoek. Momenteel is dit in het belang van het onderzoek, maar het uiteindelijke doel is ook het verbeteren van de verkeersveiligheid in gemeenten. In het bijgeleverde draaiboek is helder en overzichtelijk aangegeven welke gegevens wij waar voor gebruiken en hoe dit vervolgens verwerkt kan worden. Wij hopen vanuit Royal HaskoningDHV uiteraard van harte op uw medewerking,
Steneker, J.H.M. (Job) Stagiair Road Safety 49
Royal HaskoningDHV Laan 1914 35, Amersfoort DRAAIBOEK MELDING EN VERWERKING KLACHTEN In dit document staan de te doorlopen stappen (genummerd van 1 tot ) vermeld van het in kaart brengen van de klachten en opmerkingen van bewoners van gemeenten. WAT: Klachten van inwoners van gemeenten over infrastructurele zaken die de verkeersonveiligheid beïnvloeden. WIE: Royal HaskoningDHV, afdeling Road Safety (Urban Mobility) WAAROM: Het onderzoeken van de beleving van (voornamelijk) oudere fietsers om een betrouwbaarder beeld en vanuit meerdere perspectieven benaderde opinie te krijgen van verkeersonveiligheid WANNEER:
WELKE DATA: Verkregen uit gegevens van 1) Klachten en meldingen via vrijwilligers van de Fietsersbond 2) Klachtenregistratie van VVN 3) Meldingen via http://www.verbeterdebuurt.nl/ 4) Klachtenregistratie van gemeenten OUTPUT: ArcGIS bestand gevuld met de diverse data, waarbij in lagen de mogelijkheid zal bestaan om soorten klachten en specifieke ongevalslocaties te selecteren BENODIGDE TIJD PER KAART: BENODIGDE APPARATUUR: Verwerkingsprogramma’s als Word of Excel, ArcGIS, GPS, gebiedskaarten STAP 1: Inzichtelijk krijgen welke data wel nodig is, maar ook welke niet STAP 2: Benaderen van betreffende gemeente (eventuele contactpersonen): …………………………………… Contact leggen en afspraken maken met Veilig Verkeer Nederland via contactpersonen Contact leggen en afspraken maken met de Fietsersbond via contactpersonen STAP 3: Duidelijk afspreken met de benaderde instanties/gemeentes welke informatie waar voor benodigd is en zeker stellen dat er vertrouwelijk met deze informatie om gegaan zal worden. STAP 4: Filteren en structuren van de gegevens en per categorie structureren. Voorbeelden van categorieën: - Categoriseren in drie thema’s Duurzaam Veilig; mens, weg en voertuig - Categoriseren per deel van de gemeente - Onderscheiden tussen klachten en opmerkingen STAP 5: Overeenkomsten zoeken in de data en deze samenvoegen in een grote data file STAP 6: Alle overgebleven data (klachten) samenvoegen in één data-file en proberen hier locaties aan te koppelen STAP 7: Koppelen van data aan locaties STAP 8: Locaties in beeld brengen via ArcGIS en data per categorie (=één laag) toevoegen STAP 9: 50
Afwerken laatste puntjes van de kaart, daarna is deze te presenteren aan belanghebbenden
TUSSENLIGGEND: Rapporteren en verslaggeving van de bevindingen en deze overzichtelijk in bijvoorbeeld een Word of Excelbestand neerzetten als back-up. Tussentijds kunnen bevindingen en conclusies – waar nodig – doorgegeven worden aan de meewerkende organisaties. Wederzijds moet er de mogelijkheid zijn om tussentijds feedback te leveren. BEHEERSEN VAN RISICO’S Eventuele risico’s die zich kunnen voordoen: - Instantie/gemeente geeft geen beschikking tot de gegevens o Op te vangen door vroegtijdig informatie te verzamelen en de lege plekken op te vullen met andere informatie - Te weinig gegevens o Via andere informatie bronnen aan informatie proberen te komen - Tijdsdruk o Vroegtijdig beginnen en een duidelijke planning opstellen waar nog een beetje “lucht” in zit
51
Bijlage B: Fietsroutes Zwolle en Deventer Fietsroutes Zwolle en Deventer (uitgaande van ongevalslocaties Zwolle Centrum) Route Zwolle
= Ongevalslocatie
Route Deventer
= Ongevalslocatie
52
Bijlage C: Enquête N229
Introductie Wij vragen u deel te nemen aan een onderzoek naar de verkeersveiligheid van fietsers. Het onderzoek bestaat uit een vragenlijst, die in ca. 20 minuten doorlopen kan worden.
Fietsen is leuk en gezond. Fietsongevallen passen niet in dit beeld en daarom is er veel aan gelegen om fietsen veiliger te maken. Dat geldt voor alle fietsers, maar in het bijzonder voor ouderen. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat fietsers vaker een ongeval krijgen als ze ouder worden. Met name zogeheten enkelvoudige ongevallen treden dan vaker op. Bij dit type ongeval is er sprake van dat fietsers uitglijden, uit koers raken en ten val komen, vaak zonder dat er andere verkeersdeelnemers bij betrokken zijn. Fietsen kan veiliger. Om te beginnen door te weten wat de meest risicovolle situaties zijn daar voorlichting over te geven. Daarnaast door paden en wegen veiliger in te richten en door de fiets zelf veiliger te maken. Het onderzoek waaraan u deelneemt, levert kennis op over veilig fietsen, de veiligheid van fietspaden en aanpassingen van fietspaden. Op diverse plaatsen in het land worden maatregelen genomen om fietspaden veiliger te maken. Zo ook in de provincie Utrecht langs de N229, de provinciale weg tussen Wijk bij Duurstede en Bunnik ter hoogte van Werkhoven (de ‘Graaf van Lynden van Sandenburgweg’ en ‘Werkhovenseweg’). Een deel van dit fietspad wordt binnenkort gereconstrueerd. Door deze enquête in te vullen, helpt u ons om fietspaden zoals die langs de N229, veiliger te ontwerpen en in te richten. Verder leren we met dit onderzoek over de mogelijkheden van een adviessysteem voor op de fiets. Ook dat kan meehelpen om het aantal fietsongevallen te verlagen in de nabije toekomst.
De vragenlijst bestaat uit drie onderdelen: Het eerste deel richt zich op algemene gegevens zoals uw fiets, uw gezondheid, uw fietsbeleving en uw gedrag als fietser. (vraag 1 t/m 33) Het tweede deel richt zich op de veiligheid van fietsinfrastructuur en het gebruik van technologie. (vraag 34 t/m 46) Het derde deel tenslotte bevat een aantal vragen over het fietspad langs de N229, de ‘Graaf van Lynden van Sandenburgweg’ en ‘Werkhovenseweg’. (vraag 47 t/m 53)
53
Het onderzoek is geen kennistest. Er zijn dus geen goede of foute antwoorden. Bij het beantwoorden van de vragen gaat het om uw eerste indruk. Uw gegevens worden vertrouwelijk behandeld en anoniem bestudeerd. Maak kans op een VVV cheque ter waarde van € 10 Om u te bedanken voor deelname verloten we onder de liefhebbers VVV cheques ter waarde van € 10. Wilt u kans maken op een van de 10 VVV cheques, vul dan aan het einde van de vragenlijst uw emailadres/postadres in. Dit is een apart formulier. Uw emailadres/postadres wordt niet gekoppeld aan de antwoorden die u heeft gegeven op de vragenlijst. Alvast hartelijk dank voor uw medewerking! Uw hulp wordt zeer op prijs gesteld! Als u vragen heeft naar aanleiding van de vragenlijst dan kunt u contact opnemen met: Royal HaskoningDHV, Peter Morsink (tel. 088 -348 26 90) of de Fietsersbond, Kees Bakker (tel. 0302918131). Mailen kan ook naar: [email protected] of [email protected] Met vriendelijke groet, Peter Morsink Projectleider Royal HaskoningDHV U kunt de enquête ook via internet invullen via www.fietsersbond.nl/enquete. Wanneer u de bijgevoegde papieren versie gebruikt, verzoeken wij u deze terug te sturen via de bijgevoegde gefrankeerde envelop. Instructie bij ‘papieren’ enquête Kruis bij elke vraag slechts één hokje aan: het hokje bij het antwoord dat het meest op u van toepassing is. Tenzij anders staat aangegeven. Voorbeeld: Ja Nee Als u het verkeerde antwoord heeft ingevuld, streep dan het foute antwoord door en kruis het goede hokje aan. Ja
54
Bijlage D: Resultaten enquête N229 Vraag 1: Wat is uw leeftijd?
Leeftijdsverdeling 1% 1%
2%
13%
3%
10-19 20-29
11%
30-39
16%
26%
40-49 50-59
27%
Leeftijdsverdeling 50+ 1%
4% 19%
50-59 60-69
39%
70-79
37%
80-89 onbekend
Vraag 2: Wat is uw geslacht?
Geslacht 1% man 43% 56%
vrouw onbekend
Geslacht 50+ 1% man 47%
52%
vrouw onbekend
55
Vraag 3: In welke provincie woont u?
Vraag 4: In wat voor omgeving woont u?
In wat voor omgeving woont u ? 130
89
24
Landelijke omgeving
Dorp
Stedelijke omgeving
Vraag 5: Model fiets
5. Model Fiets 130 125 120 115 110 105 Dames
Heren
56
Vraag 6: Op wat voor soort fiets fietst u ?
6. Op wat voor soort fiets fietst u ? 250 200 150 100 50 0 Elektrische en normale fiets
Elektrische fiets
Normale Fiets
Vraag 7: Wat is uw meest gebruikte fiets?
7. Wat is uw meest gebruikte fiets? 20
Astitel
15 10 5 0 Reeks1
Normale fiets
Elektrische fiets
19
14
57
Vraag 8: Bezit elektrische fiets sinds …. jaar
8. Bezit elektrische fiets sinds ... jaar 20 15 10 Reeks1 5 0 1 jaar 2 jaar 3 jaar 4 jaar 5 jaar 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 11 jaar jaar
Vraag 9: Waar bevindt de motor zich van uw fiets?
9. Waar bevindt de motor zich van uw fiets? 35 30 25 20 15
Reeks1
10 5 0 In het voorwiel
In het achterwiel
In de trapas
Ik weet het niet
58
Vraag 10: Heeft uw fiets aanpassingen ?
10. Heeft uw fiets aanpassingen 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Reeks1
Vraag 11: Hoe vaak fietst u in de zomer (en in de winter; vraag 12) over het algemeen?
Vraag 11 en 12; Select Cases: Ouder dan 49 jaar
Vraag 11 en 12; Select Cases: Ouder dan 64 jaar
59
Vraag 13: Wat zijn uw voornaamste fietsbestemmingen?
13. Wat zijn uw voornaamste fietsbestemmingen? 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
60
Vraag 13: Select cases: 50+
Wat zijn uw voornaamste fietsbestemmingen? Leeftijd 50+ 0,78 0,70 0,57 0,49 0,41 0,30 0,22
0,28 0,11
Vraag 14: Houdt u rekening met het tijdstip van de dag waarop u gaat fietsen?
14. Houdt u rekening met het tijdstip van de dag waar op u gaat fietsen? 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Overdag, Overdag, Overdag, omdat het dan wanneer het omdat ik dan licht is rustig is op de goed kan zien weg
Anders
Nee, ik heb geen voorkeur
61
14. Houdt u rekening met het tijdstip van de dag waar op u gaat fietsen? 50+ 80% 60% 40% 20% 0% Overdag, Overdag, omdat wanneer het dan Overdag, licht het rustig isomdatis ik opdan de goed wegAnders kan Nee,zien ik heb geen voorkeur
14. Houdt u rekening met het tijdstip van de dag waar op u gaat fietsen? 65+ 80% 60% 40% 20% 0% Overdag, Overdag, Overdag, omdat het dan wanneer het omdat ik dan licht is rustig is op de goed kan zien weg
100%
Anders
Nee, ik heb geen voorkeur
14. Houdt u rekening met het tijdstip van de dag waar op u gaat fietsen? man
50% 0% Overdag, Overdag, Overdag, omdat het wanneer omdat ik dan licht is het rustig dan goed is op de kan zien weg
Anders Nee, ik heb geen voorkeur
62
14. Houdt u rekening met het tijdstip van de dag waar op u gaat fietsen? vrouw 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Overdag, Overdag, Overdag, omdat het wanneer het omdat ik dan licht is rustig is op dan goed de weg kan zien
Anders
Nee, ik heb geen voorkeur
14. Houdt u rekening met het tijdstip van de dag waar op u gaat fietsen? Elektrische fiets 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Overdag, Overdag, Overdag, omdat het dan wanneer het omdat ik dan licht is rustig is op de goed kan zien weg
Anders
Nee, ik heb geen voorkeur
Vraag 15: Houdt u rekening met de weersomstandigheden wanneer u gaat fietsen?
15. Houdt u rekening met de weersomstandigheden waarop u gaat fietsen? 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Met wind
Met gladheid
Met regen
Met sneeuw
Met mist
Niet
63
15. Houdt u rekening met de weersomstandigheden waarop u gaat fietsen? 50+ 60% 40% 20% 0% Met wind
Met gladheid
Met regen
Met sneeuw
Met mist
Niet
15. Houdt u rekening met de weersomstandigheden waarop u gaat fietsen? 65+ 80% 60% 40% 20% 0% Met wind
Met gladheid
Met regen
Met sneeuw
Met mist
Niet
15. Houdt u rekening met de weersomstandigheden waarop u gaat fietsen? Man 50% 40% 30% 20% 10% 0% Met wind
Met gladheid
Met regen
Met sneeuw
Met mist
Niet
64
15. Houdt u rekening met de weersomstandigheden waarop u gaat fietsen? Vrouw 80% 60% 40% 20% 0% Met wind
Met gladheid
Met regen
Met sneeuw
Met mist
Niet
15. Houdt u rekening met de weersomstandigheden waarop u gaat fietsen? Elektrische Fiets 80% 60% 40% 20% 0% Met wind
Met gladheid
Met regen
Met sneeuw
Met mist
Niet
Vraag 16: Zo, ja wat past u aan bij deze weeromstandigheden?
16. Wat past u aan bij weeromstandigheden? 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
65
Vraag 17: Hoe zou u over het algemeen uw gezondheid noemen?
17. Hoe zou u over het algemeen uw gezondheid noemen? 140 120 100 80 60 40 20 0 Uitstekend
Zeer goed
Goed
Matig
Slecht
Vraag 18: Aan wat voor type beweging doet u maximaal?
18. Aan wat voor type beweging doet u maximaal? 120 100 80 60 40 20 0 Licht
Gemiddeld
Intensief
Vraag 19: Gebruikt u medicijnen die uw rijvaardigheid beïnvloeden?
19. Gebruikt u medicijnen die uw rijvaardigheid beïnvloeden? Ja 14%
Nee 86%
66
Vraag 20: Hoe zeker bent u om te fietsen?
Vraag 21: Bent u vertrouwd in uw eigen kunnen op de fiets?
Vraag 22: Fietst u nu minder dan toen u 50 jaar was?
Fietst u nu minder dan toen u 50 jaar was? Niet van toepassing 23%
Ja 18%
Nee 59%
67
Vraag 23: Welke bestemmingen zijn afgevallen?
23. Welke bestemmingen zijn afgevallen? 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Vraag 24: Waarom bent u minder gaan fietsen/gestopt met fietsen? Geen 24. Waarom bent u minder gaan fietsen/gestopt met fietsen? tijd meer Medische redenen Niemand om Geen geld om 6% Onzekerheid mee te 0% te 2% Verkeer te druk fietsen Anders fietse 4% 2% 7% n 3% Fietspaden zijn gevaarlijk Vermoeidheid 3% 7% Geen zin meer om te fietsen 6% Bang om te vallen 3% Minder bestemmingen 5% Het weer wordt steeds slechter Weg kwijtraken 7% 0%
Afstanden te groot 16% Ander vervoer 13%
Bang voor diefstal 4%
Bagage meenemen onhandig 9%
68
Vraag 25: Onder welke voorwaarde zou u meer/weer gaan fietsen?
25. Onder welke voorwaarde zou u meer/weer gaan fietsen? Fieetspaden Geen voorwaarde 4% betere kwaliteit 8% Meer Meer vrijliggende energie fietspaden 12% 6% gezonder 5% Fietsmaatje 4%
Beter weer 25%
Fietspaden veiliger 4% Aangepaste fiets 1%
Geen auto 28%
Niet meer de bus / tram kan nemen 3%
Vraag 26: Fietst u nu meer dan toen 50 jaar was?
26. Fietst u nu meer dan toen u 50 jaar was?
Ja 37%
Nee 63%
Vraag 27: Welke bestemmingen zijn er bij gekomen ?
27. Welke bestemmingen zijn er bij gekomen? Dokter Vakantie 5%
Anders 1%
Winkels 12%
15%
Werk 12% Vrienden 17% Recreatief/sportief 27% OV-halte 3%
Openbaar Voorziening 8%
69
Vraag 28: Waarom bent u meer gaan fietsen?
28. Waarom bent u meer gaan fietsen?
Anders 44%
Auto te duur 7%
Medisch 39%
Autoverkeer te druk 6%
Geen Rijbewijs 4%
Vraag 29: Ervaart u lichamelijke beperkingen/klachten tijdens het fietsen?
29. Ervaart u lichamelijke klachten tijdens het fietsen? 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Reeks1
70
Vraag 30: Ervaart u mentale klachten tijdens het fietsen?
30. Ervaart u mentale klachten tijdens het fietsen? 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Vraag 31: Heeft u het gevoel dat u af en toe teveel dngen tegelijk moet doen tijdens fietsen en daarvoor fouten gaat maken?
31. Heeft u het gevoel dat u af en toe teveel dngen tegelijk moet doen tijdens fietsen en daarvoor fouten gaat maken? 200 150 100 50 0 Als ik een druk kruispunt nader
Als ik samen met een ander fiets
Als ik op een onbekende weg fiets
Anders
Nee
71
Vraag 32: Heeft u uw fietsgedrag aangepast vergeleken met toen u 50 jaar oud was?
32. Heeft u uw fietsgedrag aangepast vergeleken met toen u 50 jaar oud was? Let extra goed op Langzamer reactie Handen op remmen Fiets op drukke situaties af Hele lichaam om naar achter te kijken 2%
Lage versnelling 8%
13%
trapondersteuning
0%
7% Langzamer fietsen 4%
6%
Afstand stoep 5%
4%
Bewust oneffenheden ontwijken 5% Vermijd druk verkeer
10% 1% 6% 6%
4% 3%
4% 3% 2%
Vermijd onbekende situatie Geen tassen aan stuur
7% Waardeer duidelijkheid Geduldiger Rekening met tijdstip om te fietsen Vermijd fietsen in donker Anders Nee
72
Vraag 33: Ik overtreed soms bewust de verkeersregels?
33. Ik overtreed soms bewust de verkeersregels 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Vraag 34: Bent u al eens van de fiets gevallen sinds u 50 jaar bent?
34. Bent u al eens van de fiets gevallen sinds u 50 jaar bent? Niet van toepassing 23%
Ja 36% Nee 41%
34. Bent u al eens van de fiets Niet van gevallen sindstoepassing u 65 jaar bent? 0% Nee 48%
Ja 52%
73
34. Bent u al eens van de fiets gevallen sinds u 50 jaar bent? man
Niet van toepassing 32%
Ja 32%
Nee 36%
34. Bent u al eens van de fiets gevallen sinds u 50 jaar bent? vrouw
Niet van toepassing 33%
Ja 36%
Nee 31%
34. Bent u al eens van de fiets gevallen sinds u 50 jaar bent? Elektrische fiets
Niet van toepassing 25%
Ja 35%
Nee 40%
74
Vraag 35: Wat was hier van de oorzaak?
35. Wat was hier van de oorzaak? 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
35. Wat was hier van de oorzaak? 65 + 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Reeks1
35. Wat was hier van de oorzaak? MAN 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
75
35. Wat was hier van de oorzaak? VROUW 50% 40% 30% 20% 10% 0%
35. Wat was hier van de oorzaak? Elektrische Fiets 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
76
Vraag 37: Zijn er tijdens het fietsen situaties die u niet goed kunt zien (zo ja, benoem één situatie, degene die u het minst goed kunt zien)?
Vraag 38: Waar komt u het genoemde probleem het meest tegen?
77
Vraag 39: Waar op de weg komt u het genoemde probleem het meest tegen?
Vraag 40: Zou u aan willen kruisen welke visuele maatregelen ervoor zouden zorgen dat u vaker gaat fietsen?
40. Zou u aan willen kruisen welke visuele maatregelen ervoor zouden zorgen dat u vaker gaat fietsen? 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
40. Zou u aan willen kruisen welke visuele maatregelen ervoor zouden zorgen dat u vaker gaat fietsen? 50+ 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
78
40. Zou u aan willen kruisen welke visuele maatregelen ervoor zouden zorgen dat u vaker gaat fietsen? 65+ 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Vraag 47: Hoe vaak gebruikt u het fietspad langs de N229?
Gebruik fietspad N229 11% Dagelijks 41%
17%
Min. 1x/week Min.1x/maand
9%
Enkele x/jaar Nooit
22%
Gebruik fietspad N229 50+ 11% Dagelijks 40%
20%
Min. 1x/week Min.1x/maand Enkele x/jaar
9%
Nooit
20%
79
Vraag 48: Waarom maakt u gebruik van het fietspad langs de N229? (meerdere antwoorden zijn mogelijk)
Percentage
Waarom maakt u gebruik van het fietspad langs de N229? 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Reeks1
Het is voor mij de kortste route
Het is voor mij de meest aantrekkelijke route
Ik rijd hier vooral recreatief
Anders, namelijk
Niet van toepassing
32%
10%
59%
16%
3%
Percentage
Waarom maakt u gebruik van het fietspad langs de N229? (50+) 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Reeks1
Het is voor mij de kortste route
Het is voor mij de meest aantrekkelijke route
Ik rijd hier vooral recreatief
Anders, namelijk
Niet van toepassing
30%
11%
61%
17%
3%
80
Kwaliteit van fietspad N229 4% Slecht
15%
Matig 43%
Niet goed/slecht 13%
Voldoende Goed Onbekend
21%
4%
Kwaliteit van het fietspad N229 (50+) 5% Slecht
13%
Matig 42% 12%
Niet goed/slecht Voldoende Goed
4%
24%
Onbekend
81
Vraag 50: Wat vindt u belangrijke aspecten in de kwaliteit van ontwerpen en inrichting van fietspaden? (meerdere antwoorden mogelijk) N = 94
Percentage
Wat vindt u belangrijkste aspecten in de kwaliteit van ontwerp en inrichting van fietspaden? 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Reeks1
Kwaliteit van de verharding
De breedte van het fietspad
De kwaliteit van de berm
De afstand van het fietspad tot de hoofdrijbaan
89%
77%
21%
41%
De zichtbaarheid van de belijning
De positie van de belijning
Anders
Weet niet
38%
9%
12%
1%
Percentage
Wat vindt u belangrijkste aspecten in de kwaliteit van ontwerp en inrichting van fietspaden? (50+) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Reeks1
Kwaliteit van de verharding
De breedte van het fietspad
De kwaliteit van de berm
89%
77%
19%
De afstand De van het zichtbaarheid fietspad tot van de de belijning hoofdrijbaan 45%
44%
De positie van de belijning
Anders
Weet niet
13%
9%
0%
Vraag 51: Wat vindt u dat er verbeterd zou moeten worden aan het fietspad langs de N229? (meerdere antwoorden mogelijk) N = 93
82
Percentage
Wat vindt u van dat er verbeterd zou moeten worden aan het fietspad langs de N229? 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Reeks1
Kwaliteit van de verharding
De breedte van het fietspad
43%
33%
De afstand van het De kwaliteit fietspad tot van de berm de hoofdrijbaan 13%
15%
De zichtbaarhei d van de belijning
De positie van de belijning
Anders
Weet niet
26%
5%
26%
22%
Percentage
Wat vindt u van dat er verbeterd zou moeten worden aan het fietspad langs de N229? (50+) 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Reeks1
Kwaliteit van de verharding
De breedte van het fietspad
38%
30%
De afstand van het De kwaliteit fietspad tot van de berm de hoofdrijbaan 13%
16%
De zichtbaarhei d van de belijning
De positie van de belijning
Anders
Weet niet
25%
8%
22%
25%
83
Vraag 52: Wat vindt u er in het algemeen van dat de provincie investeert in een veilige inrichting van fietspaden?
Aanpassing Fietspaden Provincie 0%
1% 4% Erg op tegen 19%
43%
Op tegen Niet voor/tegen Voor Erg voor
33%
Onbekend
Aanpassing Fietspaden Provincie (50+) 0% 0% 4% Erg op tegen 21% 44%
Op tegen Niet voor/tegen Voor Erg voor
31%
Onbekend
84
Vraag 53: Wat vindt u ervan dat de provincie investeert in het verbreden van het fietspad langs de N229?
Aanpassing Fietspad N229 1%
1% 10%
Erg op tegen Op tegen
43% 25%
Niet voor/tegen Voor Erg voor Onbekend
20%
Aanpassing Fietspad N229 (50+) 2%
0% 11%
Erg op tegen Op tegen
43%
Niet voor/tegen 25%
Voor Erg voor Onbekend
19%
85