Beleidsverkenning 2006-2010 Gemeente Etten-Leur
Beleidsverkenning 2006-2010
Inhoudsopgave
Pagina
Inleiding
1
Algemeen
2
Programma
A
Algemeen Bestuur
6
Programma
B
Openbare Orde en Veiligheid
11
Programma
C
Openbaar Gebied
13
Programma
D
Verkeer en vervoer
15
Programma
E
Economische Zaken
16
Programma
F
Onderwijs
17
Programma
G
Cultuur
19
Programma
H
Sport & Recreatie
20
Programma
I
Maatschappelijke Dienstverlening
21
Programma
J
Sociale Voorzieningen
23
Programma
K
Volksgezondheid & Milieu
25
Programma
L
Ruimtelijke Ontwikkeling
27
Programma
M
Volkshuisvesting
28
Programma
N
Financiën
29
Bijlage 1 Demografische gegevens
Beleidsverkenning 2006-2010
30
Inleiding Naast de jaarlijkse planning- en controlcyclus kent de gemeente ook een vierjaarlijkse cyclus die de basis vormt voor de jaarlijkse cyclus. Iedere vier jaar vinden de gemeenteraadsverkiezingen plaats en wordt vanuit de coalitieonderhandelingen een raadsprogramma opgesteld. In het raadsprogramma worden de belangrijkste items van de gemeenteraad vastgesteld. Het college vertaalt dit raadsprogramma naar een collegeprogramma, waarin wordt vastgelegd hoe de speerpunten van de gemeenteraad gerealiseerd kunnen worden. Vanuit deze twee programma’s wordt de programmabegroting opgesteld en een doorkijk gegeven naar de komende vier jaren. De programmabegroting en het investeringsplan wordt jaarlijks vastgesteld. Rapportage vindt plaats in de eerste en tweede bestuursrapportage en in de jaarrekening. De planning- en controlcyclus in een notendop. Ten behoeve van toekomstig beleid van een nieuwe gemeenteraad stelt de ambtelijke organisatie een beleidsverkenning op. De politieke partijen kunnen het document gebruiken ter informatie en als hulpmiddel bij het opstellen van hun verkiezingsprogramma’s. De beleidsverkenning geeft een objectief inzicht in ontwikkelingen die in de komende raadsperiode waarschijnlijk actueel zullen zijn. Het gaat hierbij vaak om lange termijnontwikkelingen die voortkomen uit landelijk beleid, maatschappelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen die in deze raadsperiode zijn ingezet en een doorlooptijd hebben naar de volgende raadsperiode. De ontwikkelingen zijn gerangschikt naar de programma’s en thema’s zoals deze in de huidige raadsperiode zijn opgesteld. In de bijlage is een kort overzicht opgenomen van demografische gegevens. Daarnaast is per thema aangegeven welke beleidsnota’s in de periode 2006-2010 onder andere zullen worden aangepast, bijgesteld of worden opgesteld. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de beleidsverkenning niet bedoeld is om in te gaan op aanpassingen in de bedrijfsvoering. Zaken die vanuit de bedrijfsvoering aandacht vragen c.q. middelen vragen worden via de beheersbegroting inzichtelijk gemaakt.
Beleidsverkenning 2006-2010
1
Algemeen De toekomstvisie van Etten-Leur is deels vastgelegd in ‘Etten-Leur in Meervoud’ (tot 2030) en in ‘Etten-Leur in Bloei’ (Structuurvisie Plus). We verwijzen naar deze documenten als belangrijke basis voor de periode 2006-2010. Eén van de belangrijkste ontwikkelingen vanuit het landelijk beleid is ‘De andere Overheid’. Deze landelijke visie op het handelen van de overheid heeft grote invloed op gemeenten. Het raakt de dienstverlening, regionale samenwerking en deregulering en daarmee het bestuur en de totstandkoming van allerlei gemeentelijke producten en diensten. In deze paragraaf gaan we in op de hoofdlijnen van ‘De andere Overheid’. De gevolgen voor bestuur en de dienstverlening van de gemeente komt aan bod in programma A Algemeen Bestuur. De uitvoering van ‘De Andere Overheid’, maar ook andere ontwikkelingen van de gemeente, worden bemoeilijkt door de voortdurende druk op lokale middelen. Zowel financieel als beleidsmatig worden gemeenten vergaand beperkt in hun bewegingsvrijheid. Dit kan negatieve invloed hebben op de mogelijkheden bij de uitvoering van gewenste veranderingen. De Andere Overheid in Etten-Leur Centraal doel van het landelijke programma ' Andere Overheid'is de hele overheid efficiënter en beter te laten werken. Een krachtige overheid, die de samenleving centraal stelt én slagvaardig is. Het programma ‘Andere Overheid’ zal ook weerklinken bij de gemeente Etten-Leur. Het raakt de gemeente als dienstverlenende organisatie, maar ook het bestuurlijk handelen. Het actieprogramma omvat een groot aantal verbeteracties en initiatieven. Deze zijn opgebouwd rondom vijf thema’s: Dienstverlening verbeteren. De overheid wil haar dienstverlening verbeteren. De dienstverlening, veelal aan de burger, moet efficiënter en beter. Bureaucratie verminderen. Burgers, bedrijven, instellingen en andere maatschappelijke organisaties willen dat de overheid minder regels oplegt en meer ruimte geeft voor eigen initiatief. Een doel van het programma is dus: bureaucratie verminderen. Beter organiseren. De overheid kijkt kritisch naar zichzelf: naar haar taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Ook de interne organisatie en werkwijze moeten beter en eenvoudiger. Met het programma wil de overheid zichzelf beter organiseren. Samenwerken overheden. Rijk, provincies en gemeenten zijn samen verantwoordelijk voor de kwaliteit en beschikbaarheid van publieke voorzieningen. Ze hebben daarom een ‘Vitale Coalitie’ gesloten om het Programma Andere Overheid samen op te pakken. Samenwerking tussen overheden is daarom een doel van dit programma. Luisteren naar de burgers. Mondige en vaardige burgers kunnen hulp bieden om te komen tot die krachtige overheid, die luistert én slagvaardig is. Luisteren naar de burgers is daarom het vijfde doel. Elk thema wordt hieronder kort toegelicht: Dienstverlening verbeteren Het contact tussen overheid, burgers en bedrijven bestaat voor een groot deel uit het uitwisselen van gegevens. Door het slim inzetten van ICT zijn er minder contacten noodzakelijk en verlopen contacten efficiënter en klantgerichter. De verbetering van de dienstverlening kent twee sporen: Elektronische overheid Kwaliteit van de uitvoering Beleidsverkenning 2006-2010
2
Elektronische overheid. Het Programma Andere Overheid heeft als concrete doelstelling om in 2007 65% van de publieke dienstverlening van Rijk, provincies en gemeenten elektronisch te laten verlopen. Hiermee wil het kabinet bereiken dat: de informatievoorziening aan burgers en bedrijven verbetert; het aanleveren van informatie aan de overheid eenvoudiger wordt; de overheid de verstrekte informatie beter en slimmer gebruikt. Het kabinet heeft hiervoor twee routes uitgestippeld: Route 1: het ontwikkelen van basisvoorzieningen. De eerste route bestaat uit het ontwikkelen van basisvoorzieningen die iedere overheidsorganisatie nodig heeft om elektronische diensten te kunnen aanbieden. Route 2: optimaal gebruik van basisvoorzieningen. De tweede route bestaat uit het stimuleren van de ontwikkeling van nieuwe diensten en toepassingen die mogelijk worden door de basisvoorzieningen. Bureaucratie verminderen Burgers, bedrijven, instellingen en andere maatschappelijke organisaties willen dat de overheid minder regels oplegt en meer ruimte geeft voor eigen initiatief. Met het programma Andere Overheid wil de overheid zorgen voor deregulering. De overheid regelt minder en stuurt anders Er komen steeds meer en steeds gedetailleerdere regels. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) merkt op dat de maatschappelijke problemen niet oplossen door steeds meer van hetzelfde in te zetten: meer regels, meer voorschriften, meer agenten en meer toezichthouders. De overheid moet volgens de WRR daarom terughoudender zijn door minder te regelen en op een andere manier te sturen. Om deze doelstelling te vertalen naar de gemeente kan gedacht worden aan maatregelen aan de ‘achterkant’ en aan de ‘voorkant’: Achterkant: overbodige regels schrappen. Huidige verordeningen, reglementen, regels tegen het licht houden en deze vervolgens waar mogelijk vereenvoudigen, harmoniseren, samenvoegen of afschaffen. Overbodige regels schrappen betekent ook kritisch kijken naar de administratieve lasten die het - noodzakelijke - contact van de overheid met burgers met zich meebrengt. Met als concreet doel de administratieve lasten voor burgers met een kwart te verminderen. Voorkant: nieuwe verordeningen, reglementen, regels ontwikkelen en toepassen. Nieuwe regels brengen vaak nieuwe bureaucratische lasten met zich mee. Concreet doel is nieuwe regels te toetsen op hun administratieve ballast. Beter organiseren De overheid kijkt kritisch naar zichzelf: naar haar taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Ook de interne organisatie en werkwijze moeten beter en eenvoudiger om te komen tot een Andere Overheid. Met het programma wil de overheid zichzelf beter organiseren. Bedrijfsvoering Om te bereiken dat de gemeente beter en goedkoper werkt, moet de kwaliteit van de interne bedrijfsvoering voortdurend verbeterd worden. Ook de doelmatigheid moet voortdurend verbeteren. Kwaliteitszorg, onderzoeken, effectmetingen, doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoeken zijn voorbeelden van instrumenten die daarbij ingezet kunnen worden.
Beleidsverkenning 2006-2010
3
Takendiscussie De centrale vraag voor de gemeente is: doet de gemeente de goede dingen en doet ze die goed? Een takendiscussie is een voorbeeld van een instrument om zich daarover te buigen. Toezicht Toezicht houden is bedoeld om risico’s te beperken, naleving van wetten en regels af te dwingen en de kwaliteit van beleid te verbeteren. Bij toezicht draait het erom dat de overheid het publieke belang bewaakt bij de activiteiten van burgers, bedrijven, instellingen en de overheid. In het actieprogramma ‘Andere Overheid’ zijn drie doelstellingen geformuleerd rond toezicht: • Burgers, bedrijven en overheden hebben minder last van toezicht. Het toezicht op burgers, bedrijven en instellingen moet begrijpelijk en klantgericht zijn. • Het toezicht op zelfstandige organisaties wordt eenvoudiger en gestroomlijnd. Kenmerk van regels is dat ze elkaar ook nog wel eens overlappen. Door het toezicht terug te brengen tot de kern en de verantwoordelijkheden meer in de eigen organisatie te beleggen, wordt hierin verbetering gebracht. • Meer toezicht door burgers zelf. Burgertoezicht, waarbij burgers of bedrijven elkaar aanspreken, wordt ook wel horizontale verantwoording of het inschakelen van de civil society genoemd. Voorliggende vraag is, hoe en in welke mate deze doelstellingen doorvertaald moeten en kunnen worden naar de gemeente. Samenwerken overheden Rijk, provincies en gemeenten zijn samen verantwoordelijk voor de kwaliteit en beschikbaarheid van publieke voorzieningen. Ze hebben daarom een ‘Vitale Coalitie’ gesloten om het Programma Andere Overheid samen op te pakken. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Inter Provinciaal Orgaan (IPO) hebben een ‘eigen’ versie van Andere Overheid. Knelpunten tussen Rijk en gemeenten aanpakken De minister van BZK en de minister voor BVK overleggen met de VNG en het IPO om het functioneren van de gehele overheid te verbeteren. Deze afspraken zijn vastgelegd in een Code Interbestuurlijke Verhoudingen. Centraal hierin staan resultaten en uitvoering van beleid. Knelpunten tussen Rijk en gemeenten worden aangepakt en weggewerkt. Bureaucratie tussen overheden vermijden De minister voor BVK heeft een ‘Beoordelingskader planverplichting’ gemaakt om bureaucratie tussen overheden te vermijden. Een voorbeeld van de aanpak hiervan is het doorlichten van alle 155 specifieke uitkeringen. De uitkomst van het onderzoek was dat dit aantal gereduceerd kan worden tot 22 specifieke uitkeringen en 12 brede doeluitkeringen. Samenwerkingsverbanden gemeenten Er komt steeds meer op gemeenten af en het wordt voor individuele gemeenten steeds moeilijker om alle randvoorwaarden voor de uitvoering van diverse taken individueel te kunnen invullen. Op een toenemend aantal taakvelden lijkt samenwerking tussen gemeenten noodzaak te worden. Kostenbesparing speelt daarbij ook een rol. Luisteren naar de burgers Als overheid moet je inspelen op veranderingen in de maatschappij. Dat begint met weten wat er speelt. Beter luisteren naar de burger. Tegengestelde belangen afwegen, overlaten waar het kan en optreden waar het moet. De kernvraag die beantwoord moet worden, luidt als volgt. Hoe kan communicatie worden ingezet voor de volgende doelen: Om anders te sturen en beter te presteren moet de buitenwereld vroegtijdig in de beleidsontwikkeling worden binnengehaald, en moet voeling worden gehouden met wat de samenleving vindt en ervaart.
Beleidsverkenning 2006-2010
4
Voor de acceptatie van een selectievere overheid is het essentieel de taken van de overheid realistisch te duiden en daarmee verwachtingen beter te managen. Dit vergt een permanent communicatieproces met de maatschappij waarin de werkzaamheden en de legitimiteit van de overheid als geheel centraal staan. Om beter te presteren is het noodzakelijk de samenhang in het beleid zichtbaar te maken. Dit vergt op een aantal terreinen een integrale communicatiestrategie en communicatie uitvoering van en door de overheid die direct aansluit op de filosofie en het profiel van die overheid.
Beleidsverkenning 2006-2010
5
Programma A
ALGEMEEN BESTUUR
Dualisering gemeentebestuur Met de invoering van de Wet Dualisering Gemeentebestuur in 2002 werd beoogd om door een rolverduidelijking tussen raad en college en ambtelijke organisatie een bijdrage te leveren aan een grotere herkenbaarheid van de politiek. De Wet Dualisering Gemeentebestuur concentreert de bestuurlijke bevoegdheden zoveel mogelijk bij het college. De dualisering stimuleert de gemeenteraad om zich als spil tussen samenleving en bestuur toe te leggen op politiek bedrijven. De volksvertegenwoordiging krijgt daardoor meer gezicht naar buiten en oefent meer politieke invloed uit via de politieke kaderstelling naar het dagelijks bestuur. Het college van burgemeester en wethouders kan slagvaardig en betrouwbaar functioneren als het kan opereren op basis vanuit een helder mandaat van de raad vastgelegd in SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden) gedefinieerde kaders. Een eerste kader dat de raad in de nieuwe bestuursperiode kan opstellen is een raadsprogramma 2006-2010, waarin voor de verschillende in de begroting opgenomen programma’s/thema’s wordt beschreven wat (een meerderheid uit) de raad in de periode 2006-2010 wil bereiken en wat dit mag kosten. Op basis van het raadsprogramma kan het college vervolgens een collegewerkprogramma opstellen. Samengevat kan een goed samenspel tussen raad en college leiden tot een kwalitatief sterk bestuur met zichtbare effecten in de samenleving. In de komende zittingsperiode zullen stappen moeten worden gezet om op een professionele wijze te komen tot de verdere invulling van het samenspel tussen raad en college, gericht op verdere verbetering van het politiek bestuurlijk imago van onze gemeente. Een evaluatie van het duale stelsel kan hiervoor een vruchtbare basis vormen. Dualisering medebewindswetgeving De Wet Dualisering Gemeentebestuur concentreert de bestuurlijke bevoegdheden zoveel mogelijk bij het college. Om de bestuurlijke bevoegdheden over te dragen aan het college is daarnaast een wijziging van een groot aantal medebewindswetten nodig. Het wetsvoorstel over de dualisering van de medebewindsbevoegdheden is op 22 juni 2004 aangenomen door de Tweede Kamer en daarna ter behandeling doorgezonden aan de Eerste Kamer. Het Nader voorlopig verslag Eerste Kamer commissie is door de Eerste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken op 26 april 2005 uitgebracht en wacht op de nadere memorie van antwoord van de minister. Daarna zal de wet door de Eerste Kamer plenair worden afgehandeld. De wet zal in werking treden zes maanden na aanvaarding van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer. De wet zal dan ook niet vóór 1 januari 2006 in werking treden. Op basis van de definitieve wet dienen definitieve besluiten te worden genomen over het overdragen van bevoegdheden aan het college. Voor elk van de over te dragen bevoegdheden dient te worden bezien of sprake is van een SMART gedefinieerd kader. Indien er voor een over te dragen bestuursbevoegdheid geen kader is, of het kader is niet SMART dan dient nadere kaderstelling plaats te vinden. Democratische vernieuwing Versterking van de democratie is één van de kernthema’s van dit kabinet. Twee lijnen staan daarin centraal: versterking van democratisch leiderschap van de politiek en versterking van de positie van actieve burgers. De democratische vernieuwingsagenda richt zich niet alleen op versterking van de democratie op landelijk niveau, ook de lokale democratie komt aan bod. Onderwerpen die door het kabinet worden aangedragen en worden onderzocht ter versterking van de democratie op landelijk niveau zijn: Analyse van de verschillende vormen van een referendum, instellen Burgerforum om aan te geven wat zij het meest wenselijke kiesstelsel vinden, bijeenroepen van een Nationale Conventie die zich uitspreekt over de vraag of belangrijke elementen van het huidige staatsbestel nog voldoen, mogelijke Beleidsverkenning 2006-2010
6
versterking van de positie van de minister-president, verlaging voorkeursdrempel. Onderwerpen die door het kabinet worden aangedragen voor versterking van de democratie op lokaal niveau: Direct gekozen burgemeester en spreiding van de raadsverkiezingen. Gekozen burgemeester in 2010 In het Paasakkoord van D66, VVD en CDA is besloten dat het kabinet met nieuwe voorstellen komt om in 2010 alsnog tot invoering van de gekozen burgemeester te komen. Burgemeesters die vanaf nu benoemd worden, krijgen een contract tot 2010 om dan de invoering van de gekozen burgemeester te vereenvoudigen. Op dat moment verandert in elk geval de aanstellingswijze van de burgemeester, maar hoe de burgemeester gekozen gaat worden is nog onduidelijk. Spreiding van de raadsverkiezingen Het kabinet komt met een wetswijziging om de spreiding van gemeenteraadsverkiezingen mogelijk te maken. Spreiding zou kunnen per provincie of op alfabetische volgorde. Nu staan de raadsverkiezingen te veel in het teken van de landelijke politiek. Dat komt de betrokkenheid van de burgers bij de lokale politiek niet ten goede. Bovendien wordt de verkiezingsuitslag te zeer beïnvloed door landelijke politieke thema’s. Gevolg: de gemeenteraad is vaak een afspiegeling van landelijke politieke trends. Het kabinet wil dat de samenstelling van gemeenteraden veel meer overeenkomt met opvattingen van kiezers over lokale politieke thema’s. Regionale samenwerking Op velerlei gebieden vindt regionale samenwerking plaats. Het is van belang grip te krijgen / houden op deze veelheid aan initiatieven. Om die reden wordt meer aandacht besteed aan het bepalen van de belangen die met de verschillende samenwerkingsvormen gemoeid zijn. De vraag is wat we met samenwerking willen bereiken en vervolgens: welke prioriteit geven wij eraan? Maar ook: wat heeft geen belang of prioriteit? Duidelijkheid hierover draagt bij aan het beter in grip hebben op de initiatieven op het vlak van samenwerking, alsmede in de relatie met verbonden partijen. Om de potenties van deze samenwerkingsverbanden ook daadwerkelijk goed te benutten zijn afspraken nodig over de wijze van samenwerking tussen de betreffende instelling en de daaraan deelnemende gemeenten. Aandachtspunten voor de toekomst zijn daarbij: De bevoegdheidsverdeling tussen gemeenteraad, college van burgemeester en wethouders en de besturen van de gemeentelijke samenwerkingsverbanden De stroomlijning van de informatievoorziening aan de raad Het voorkomen dat gemeenten worden geconfronteerd met onverwachte budgettaire problemen van de samenwerkingsverbanden. Om dit laatste te bewerkstelligen wordt een basismodel ontwikkeld in het kader van het project Regionale Planning en Control. Intensieve samenwerking en afstemming met andere gemeenten in West Brabant (SESgebied) c.q. gemeenten uit de regio Breda – Tilburg (in het kader van de Uitwerkingsplannen van het Streekplan) is noodzakelijk om de economische groei van de regio te versterken. De ontwikkelingen in Etten-Leur kunnen, mede gezien de regionale functie die aan onze gemeente is toegekend, niet los worden gezien van de ontwikkelingen in de regio en zelfs daarbuiten. Recent is op initiatief van de gemeente Breda de samenwerking in BOEL (Breda – Oosterhout – Etten-Leur) verband weer opgepakt. Deze samenwerking moet enerzijds leiden tot een goede afstemming. Anderzijds biedt de samenwerking de mogelijkheid om gezamenlijk (Europese) subsidies aan te trekken. Tien gemeenten in West-Brabant en de gemeente Tholen hebben door het ondertekenen van een convenant zich uitgesproken voor regionale samenwerking. In dit verband is het concept-ontwikkelingsprogramma te zien. Eén van de projecten in dit programma is het Beleidsverkenning 2006-2010
7
oprichten van een regionaal ontwikkelingsfonds. Etten-Leur is trekker van dit project, dat in relatie tot de provincie een belangrijke voorwaarde vormt voor grootschalige ontwikkelingen in de regio. Op het gebied van de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand zal de komende jaren de samenwerking tussen de vier Cwi gemeenten versterkt worden. Op de middenlange termijn kan dit zelfs leiden tot een intergemeentelijke sociale dienst of andere vormen van samenwerking. Een onderzoek naar verdergaande samenwerking is ingesteld. Bij de samenwerking op ruimtelijk economisch gebied ligt de focus zowel op de Noord-Zuid as (Rotterdam en Antwerpen), als op de Oost-West as (Bergen op Zoom - Tilburg). Op het vlak van bedrijfsvoering wordt gestreefd naar intensievere samenwerking mede uit het oogpunt van een efficiënte en effectieve dienstverlening. Voorbeelden daarvan zijn de gezamenlijke inkoop maar ook het gezamenlijk verkennen van de mogelijkheden van elektronische dienstverlening en het verkennen van de (on)mogelijkheden van een shared service centrum P & O diensten, waarmee de kwetsbaarheid van elke individuele gemeente sterk kan worden verminderd. Interactieve Beleidsontwikkeling Beleid ontwikkelen vindt meer en meer plaats in overleg met de maatschappij. Bewoners, bedrijfsleven, werkgevers, instellingen etc. zijn niet louter gebruikers van voorzieningen en diensten. Steeds meer krijgt de gedachte de overhand dat zij ook coproducenten zijn van het welzijn in de wijk. Zij praten mee, denken mee, beslissen mee. En niet meer achteraf, als de plannen al rond zijn maar vanaf het begin. In contact treden met de doelgroep of het werkveld is noodzakelijk om tot een goed voorstel te komen. De burger en het werkveld als medevormgever van het beleid middels interactieve beleidsontwikkeling is populair bij alle overheden. Gemeenten passen verschillende vormen, termen en invullingen toe van interactieve beleidsontwikkeling. Voorbeelden daarvan zijn stadsgesprekken, wijkbezoeken en informatieavonden, het betrekken van specifieke belangengroepen zoals senioren, jongeren en minima. Ook in Etten-Leur zijn belangrijke stappen naar interactieve beleidsontwikkeling gezet onder andere middels de begin 2001 afgeronde toekomstverkenning Etten-Leur in Meervoud, het gebiedsgericht werken waaronder de onlangs opgestarte ontwikkeling van de wijkvisies in samenspraak met de wijkbewoners. De doelstelling van een dergelijke interactieve aanpak kan zijn: inhoudelijke verrijking, vergroting van draagvlak, vergroting van het probleemoplossend vermogen van de maatschappij; uitbreiding van participatie en democratie, verbetering van de interne organisatie en verbetering van het imago. Voordat wordt begonnen aan interactieve beleidsontwikkeling dient men stil te staan bij verschillende aspecten: hoe moeten we deze projecten plaatsen in de organisatie, hoe moet de politiek er mee omgaan en hoe geven we zo’n project vorm, rekening houdend met factoren vanuit de problematiek, de doelstellingen, de relatie tussen het bestuur en de participanten in het beleid. Dit is van wezenlijk belang aangezien een aantal positieve resultaten van interactieve beleidsontwikkeling ook een tegenovergestelde uitwerking kan hebben. Wanneer de keuze voor een interactieve aanpak is gemaakt is het van belang dat zowel ambtenaren als bestuurders zich hard maken voor de uitkomsten hiervan. Slagvaardigheid is hier een sleutelwoord. Participanten dienen het effect van hun participatie in de uitwerking c.q. uitvoering te kunnen waarnemen om bereid te zijn in de toekomst nogmaals aan een dergelijk traject te participeren.
Beleidsverkenning 2006-2010
8
Dienstverlening In de uitwerking van het programma de Andere Overheid krijgt Etten-Leur wat betreft de dienstverlening met onderstaande ontwikkelingen te maken. 65 % publieke dienstverlening via internet Burgers en bedrijven moeten binnen afzienbare tijd elektronisch zaken kunnen doen met de overheid. Hiervoor moeten wel diverse randvoorwaarden ingevuld worden. Zoals de beschikbaarheid van computerprogramma’s die ervoor zorgen dat informatieverkeer en transacties tussen de “voorkant” (de website) en de “achterkant” (specifieke computerprogramma’s voor het werk van de vakafdelingen) goed verlopen. Introductie van het Burgerservicenummer en DigiD in verband met identificatie op afstand. Voorzieningen voor elektronisch betalen. De beschikbaarheid van basisregisters, uitleesapparatuur en goede netwerkverbindingen. Daarnaast zullen ook de bedrijfsprocessen aangepast moeten worden en is een sluitend systeem van authenticatie nodig. Dit alles vraagt naar verwachting om forse investeringen. Meldingen openbare ruimte In de burgerpeiling heeft 35 % van onze inwoners aangegeven niet tevreden te zijn over de afhandeling van meldingen en klachten met betrekking op de openbare ruimte. Er worden maatregelen voorbereid om het percentage terug te brengen tot 20 % in 2008 (zo rond 2008 wordt wederom de mening van onze inwoners gevraagd over de openbare ruimte). In 2006 zal het voor de inwoners mogelijk worden gemaakt om hun klacht of melding elektronisch aan te melden bij de gemeente. De status van de melding kan dan eveneens elektronisch opgevraagd worden. Burgerservicenummer Door middel van het burgerservicenummer worden gegevens van burgers en bedrijven eenduidig vastgelegd met 100% zekerheid over de identiteit van de persoon. Iedereen (ingezetenen en niet-ingezetenen) krijgt één uniek nummer dat men binnen de hele overheid kan gebruiken: het Burger Service Nummer (BSN). Het Burgerservicenummer (BSN) wordt op 1 januari 2006 ingevoerd. Basisregisters Doel: bij het uitwisselen van gegevens zijn basisregisters essentieel. De registers bevatten basisgegevens en zijn daarmee de bron voor eenmalige gegevensverstrekking. In 2006 dient men de benodigde wetgeving voor de zes basisregisters in bij de Tweede Kamer. Eén van de basisregisters is de GBA. In de verbetering van de dienstverlening past ook het eenmalig laten verstrekken van gegevens door burgers en bedrijven en meervoudig gebruiken zodat de gemeente niet herhaaldelijk dezelfde vragen stelt aan onze klanten. Hiervoor worden authentieke registraties (personen, bedrijven, gebouwen, kadaster, adressen en geografische basiskaarten) vanuit de centrale overheid opgezet die verplicht gebruikt moeten gaan worden. Het beheer van 3 authentieke registraties komt in ieder geval in beheer bij de gemeente namelijk personen, adressen en gebouwen. Modernisering GBA Het programma Modernisering GBA werkt aan een nieuw GBA-stelsel. De visie van ‘De Andere Overheid’ vraagt om een moderne manier van verzamelen, beheren èn verstrekken van persoonsgegevens. Op ieder gewenst moment, waar je ook bent. Ook de ontwikkeling naar een stelsel van basisregistraties draagt hier aan bij. De doelstellingen zijn: Een snellere service. De gegevens komen online beschikbaar. Dat levert grote tijdwinst op. Gegevens zijn sneller te controleren waardoor burgers aan de balie sneller geholpen kunnen worden. Burgers zijn ook makkelijker te traceren. In rampsituaties bijvoorbeeld hebben brandweer en politie direct toegang tot de vereiste persoonsgegevens. Beleidsverkenning 2006-2010
9
Verbetering van de kwaliteit van de gegevens. Het opslaan en bijhouden van de gegevens in de GBA wordt eenvoudiger. Omdat straks iedereen binnen de overheid gebruik maakt van de gegevens uit de GBA komen onjuistheden sneller aan het licht. Het resultaat is minder fouten en dus ook minder ergernissen voor de burger en de gebruiker. Kostenbesparing. Burgers hoeven hun gegevens nog maar één keer te verstrekken en overheidsorganisaties hoeven gegevens niet opnieuw op te vragen. Aan beide kanten is dus sprake van administratieve lastenvermindering. Het werken met steeds dezelfde gegevens zorgt er bovendien voor dat fraudegevallen worden voorkomen of eerder worden opgemerkt. DigiD DigiD staat voor Digitale Identiteit van burgers en bedrijven; het is een gemeenschappelijk systeem voor overheidsinstellingen, waarmee ze de identiteit en handtekening kunnen verifiëren van klanten die gebruikmaken van hun elektronische diensten. Een combinatie van gebruikersnaam en wachtwoord biedt in veel gevallen voldoende zekerheid over de identiteit van de gebruiker. In andere situaties ligt het voor de hand ' zwaardere'verificatiemiddelen te gebruiken. Overheidsinstellingen beoordelen zelf welke mate van zekerheid gewenst is. DigiD maakt het deze instellingen mogelijk om de identiteit op het gewenste niveau (basis / midden / hoog) te verifiëren. De combinatie van gebruikersnaam en wachtwoord behoort tot het basisniveau. Het hoogste niveau wordt op termijn gevormd door eNIK, met PKIoverheid: Elektronische identificeringsmiddelen (chipcards) Om overheidsdiensten veilig, klantvriendelijk en elektronisch af te handelen, is het hoogste niveau van beveiliging nodig: de chipcard. De Nederlandse Identiteitskaart is de beoogde drager voor de chipcard. Kwaliteitshandvesten Tendens is om binnen de overheid met kwaliteitshandvesten te introduceren (in 2008 mogelijk zelfs een verplichting). In dergelijke handvesten worden uitspraken gedaan over de garantstelling voor de dienstverlening. Normen voor dienstverlening worden door de gemeente vastgesteld en gepubliceerd. De burger kan de gemeente vervolgens aanspreken wanneer bijvoorbeeld termijnen niet worden gehaald.
Te verwachten beleidsnota’s: Regionale personeelsbehoefte op middellange en lange termijn
Beleidsverkenning 2006-2010
10
Programma B
OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID
Integrale veiligheid Bij integrale veiligheid staat de integrale vormgeving van het gemeentelijk veiligheidsbeleid centraal. Dit houdt in dat onder bestuurlijke regie van de gemeente, maar vooral in samenwerking met betrokken partners als politie, brandweer en justitie wordt gewerkt aan de verdere uitvoering van de beleidsnota integrale veiligheid. De methode Kernbeleid Veiligheid vormt hierbij een goed hulpmiddel. Met het kernbeleid kom je op een gestructureerde, planmatige manier tot een integraal veiligheidsbeleid. Veel aandacht gaat daarbij uit naar het vormgeven van de regierol van de gemeente en daarbinnen de kaderstellende taak van de gemeenteraad in het duale bestel. In het kader van de integrale veiligheid zal in 2006 de Wet Bestuurlijke Boete in werking treden. Deze wet geeft de gemeenten de mogelijkheid zelf boetes op te leggen voor het overtreden van gemeentelijke verboden en voorschriften en bepaalde lichte verkeersovertredingen. De mogelijkheden en onmogelijkheden zullen nog nader ingevuld moeten worden. Brandveiligheid Wat betreft brandveiligheid zal de gemeente de komende jaren verder werken aan de achterstand bij de afgifte van gebruiksvergunningen. Ook het handhavingsbeleid zal worden versterkt. De nieuwe woningwet verplicht de gemeente om een handhavingbeleidsplan Bouwregelgeving op te stellen. Over het beleid wordt jaarlijks gerapporteerd aan de gemeenteraad. Door de wijziging van de Woningwet wordt het handhavinginstrumentarium van gemeenten drastisch gewijzigd. Men zal deze wijzigingen moeten doorvoeren in hun standaard handhavingprotocollen en –documenten. Het beleidsplan pro-actie en preventie 2002 -2006 van de brandweer zal in 2006 aflopen. Er dient daarom een nieuw beleidsplan te komen voor de periode 2006-2010. Met de vorming van de Veiligheidsregio Midden – en West Brabant per 1 januari 2005 is de ontwikkeling van de brandweer in een stroomversnelling gekomen. Het kabinetsstandpunt veiligheidsregio’s en de regionale bestuurlijke notitie “Violet voor Veiligheid” nopen de brandweer Midden- en West Brabant tot een doorontwikkeling. Alleen door verder gaande samenwerking kan een doelmatig, doeltreffende en voldoende gekwalificeerde brandweerorganisatie worden gewaarborgd, die opgewassen is tegen de verantwoordelijke taak in de huidige complexe samenleving. Het proces van integratie van de regionale en de lokale brandweerorganisatie in Midden- en West Brabant wordt in gang gezet. Het streven hierbij is om te komen tot één geïntegreerde brandweerorganisatie, waarin zowel de regionale als de lokale korpsen opgaan. Externe Veiligheid Het actieprogramma uitvoering en handhaving Externe Veiligheidsbeleid bevat afspraken en acties om de uitvoering en handhaving bij de overheden te versterken. Via programmafinanciering zullen de apparaten bij de gemeente worden versterkt. Het voorziet in een budget van 20 miljoen euro voor een periode van twee jaar dat over de provincies is verdeeld. Wat betreft Externe Veiligheid zijn er verschillende actiepunten van een wettelijke basis voorzien. De regelgeving is in werking getreden of de overgangstermijn is afgelopen. We denken hierbij aan: - Besluit externe veiligheid inrichten (BEVI) Het doel van BEVI is om de risico’s waaraan de burger blootgesteld wordt te minimaliseren. Het besluit verplicht gemeenten risicovolle situaties van inrichtingen ten opzichte van kwetsbare bestemmingen te saneren. - Register risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS) en provinciale risicokaart Het is een landelijk project waar het bevoegd gezag verplicht specifiek omschreven risicogegevens van inrichtingen, transportroutes en buisleidingen moet verzamelen. Op Beleidsverkenning 2006-2010
11
de risicokaart komen meer soorten risico' s te staan zoals o.a. openbare orde, overstromingen en instortingsgevaar van gebouwen. Waar het register een landelijk beeld geeft van een deel van de risico' s is de risicokaart een provinciaal beeld van alle risico' s. Rampenbestrijding In juli 2004 is de Wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding in werking getreden. Op basis van de wet heeft de gemeente het rampenplan (plan crisismanagement) vastgesteld. Het nieuwe plan crisismanagement zal de komende jaren de basis zijn voor de versterking van de rampenbestrijding.
Te verwachten beleidsnota’s: Beleidsplan Brandweer Actualiseren en herijken Drugsbeleid Notitie “Stadstoezicht, zelf doen of uitbesteden” Integraal handhavingsplan Integrale beleidsvisie Externe Veiligheid
Beleidsverkenning 2006-2010
12
Programma C
OPENBAAR GEBIED
Beheren op niveau In 2005 heeft de raad opdracht verstrekt tot het opstellen van de kaderstellende notitie “Beheren op niveau”. De notitie wordt in 2006 voor besluitvorming aan de raad aangeboden. Doelstelling hiervan is het helder in beeld brengen van het gewenste onderhoudsniveau van de openbare ruimte en de financiële middelen die hiervoor nodig zijn. Een belangrijk uitgangspunt bij het opstellen van het nieuwe beleid is de mening van de inwoners van Etten-Leur die zich in 2005 uitgesproken hebben in de burgerpeiling. In de notitie komen alle aspecten van de openbare ruimte aan bod. Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) In 2004 is het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) vastgesteld. Het plan beslaat de periode van 2004 tot en met 2008. De hoofddoelstelling van dit plan is: het inzamelen en het transporteren van afvalwater, waarbij overlast voor de gemeenschap en vuilemissie naar andere deelsystemen van het stedelijke watersysteem tot een minimum beperkt wordt. Om dit te bereiken zullen vergaande maatregelen genomen worden op het gebied van afkoppeling regenwater conform het gestelde in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). De renovaties van de riolering worden afgestemd op het uitvoeren van wegonderhoud (en omgekeerd). In 2008 zal een aanvang gemaakt worden met het opstellen van het GRP 2009-2013. De verwachting is dat in de nabije toekomst nog forse investeringen gedaan moeten worden om de kwaliteit van het systeem op niveau te brengen en te houden. Het is hierbij niet uitgesloten dat de rioolheffing zal moeten stijgen om de kosten voor deze maatregelen te dekken. Rioolrecht Het huidige rioolrecht verdwijnt. Vanwege de vergroting van de verantwoordelijkheden voor gemeentelijke watertaken komt er een nieuwe bestemmingsheffing. De heffing mag hooguit kostendekkend zijn. Gemeenten moeten inwoners en het Rijk inzicht geven in de opbrengsten uit de heffing en de investeringen in het waterbeleid. Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW) Om (het gevoel van) veiligheid te waarborgen is een goede openbare verlichting essentieel. De huidige norm hiervoor is het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW). De uitvoering van het keurmerk is onlangs overgeheveld van de politie naar de gemeente. Dat betekent dat de gemeente o.a. verantwoordelijk wordt voor het afgeven van de certificaten m.b.t. het keurmerk. Nieuwe projecten en renovatieprojecten worden volgens dit keurmerk uitgevoerd. Een groot gedeelte van de bestaande verlichting voldoet echter nog niet aan dit keurmerk, en aanpassing zou gewenst zijn. Nieuwe technieken, zoals de mogelijke toepassing van LED-verlichting, moeten worden overwogen. Punt van aandacht hierbij is het regelen van het beheer van de verlichting in achterpaden. Achterpaden zijn over het algemeen particulier eigendom terwijl er wel openbare verlichting is aangebracht. Water Afwatering De stedelijke wateropgave oppervlaktewater vloeit voort uit het NBW (Nationaal Bestuursakkoord Water) en is er op gericht om het stedelijke watersysteem op orde te hebben in 2015 en vervolgens op orde te houden richting 2050 zodat problemen als gevolg van oppervlaktewater dat buiten zijn oevers treedt zoveel mogelijk worden voorkomen. In 2006 zal dit resulteren in een Notitie Stedelijke Wateropgave Etten-Leur. Hierin zullen ondermeer de maatregelen worden geformuleerd die nodig zijn om in de toekomst wateroverlast te voorkomen. Met het waterschap worden afspraken gemaakt over de
Beleidsverkenning 2006-2010
13
kostenverdeling. Water zal een nadrukkelijkere plaats gaan innemen in de ruimtelijke ontwikkeling. De opvang en het beheerst afvoeren van hemelwater zal de komende periode in de belangstelling staan. Voorkomen moet worden dat bij hevige regenval de afwatering stagneert met wateroverlast als gevolg. In de notitie Beheren op niveau zal hier aandacht aan geschonken gaan worden. De af te voeren hoeveelheden hemelwater zullen toenemen vanwege de afkoppeling van het hemelwater van de riolering. Overigens dient ook in het ontwerp bij renovaties of bij uitzetgebieden rekening gehouden te worden met “ruimte voor water”. Dit voorkomt veel problemen in de beheersfase. Waterbeheer De Kaderrichtlijn Water (KRW) zal in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid zorgen voor aanscherping van de waterkwaliteitsdoelen. Deze EU-richtlijn stelt ondermeer als doel dat in 2015 een goede chemische toestand van de oppervlaktewateren is behaald. Dit betekent dat ook gemeenten verplicht kunnen worden maatregelen te treffen die leiden tot verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan aanvullende eisen met betrekking tot riooloverstorten. Op initiatief van het Waterschap zullen studies worden gestart naar de optimalisatie van riolering en afvalwaterzuivering. Via gezamenlijk onderzoek en gezamenlijke planvorming kunnen partijen mogelijk de benodigde investeringen meer optimaliseren dan ieder voor zich dit kan. Wetsvoorstel gemeentelijke watertaken Momenteel ligt bij de Raad van State het wetsvoorstel gemeentelijke watertaken. Hierin wordt de wettelijke verbreding van het rioolrecht en het gemeentelijke rioleringsplan (GRP) geregeld. Tevens introduceert het wetsvoorstel de gemeentelijke zorgplichten voor doelmatige inzameling van overtollig regen- en grondwater. Het wetsvoorstel kent een grote mate van beleidsvrijheid toe aan gemeente bij de invulling van de zorgplichten. Integrale waterwet Onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt momenteel gewerkt aan de zogenaamde Integrale waterwet. De sporen (kwantiteit uit de NBW) en kwaliteit (uit de KRW) worden hier samengebracht. Deze wet zal ook gevolgen hebben voor gemeenten.
Te verwachten beleidsnota’s: Notitie “Beheren op niveau” GRP 2009-2013 Groenbeleidsnota Notitie “Begraafplaatsen” Notitie Ongediertebestrijding Notitie Stedelijke Wateropgave Etten-Leur
Beleidsverkenning 2006-2010
14
Programma D
VERKEER EN VERVOER
Gemeentelijk Verkeers- en VervoersPlan (GVVP) In het eerste kwartaal 2006 wordt het GVVP vastgesteld, waarin de doelstellingen van het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid en actuele regionale en landelijke ontwikkelingen hieromtrent worden beschreven, knelpunten binnen de huidige beleidsvelden in beeld worden gebracht en concrete maatregelen worden gepresenteerd die in de periode 20062010 uitgevoerd kunnen worden. In het GVVP wordt beleid geformuleerd en uitgewerkt voor de verschillende vervoermethoden van voetgangers en fietsers tot auto- en vrachtverkeer. Openbaar vervoer Provinciebreed vindt discussie plaats over het gewenste (basis) voorzieningenniveau van het Openbaar Vervoer. Daarbij wordt ook opnieuw de functionaliteit van het Kleinschalig Collectief Vervoer bezien en de verdeling en inzet van de beschikbare middelen voor grooten kleinschalig vervoer heroverwogen. De steeds stijgende vervoerskosten noodzaken maatregelen te nemen tot beheersing van de kosten, dit in relatie tot de wijkbus. Parkeren Op 1 januari 2006 wordt de nieuwe parkeerverordening van kracht. Op basis van deze verordening is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk dat bewoners, bezoekers of bedrijven een parkeervergunning krijgen voor het gebied waar het parkeerregime geldt. Afhankelijk van de ontwikkelingen en de ervaringen zal beoordeeld worden of het gebied waarvoor het parkeerregime geldt, uitgebreid moet worden. In de periode 2006-2010 zal een evaluatie plaatsvinden. Gewenste aanpassingen die hieruit volgen, worden vastgelegd in een nieuwe integrale nota parkeren.
Te verwachten beleidsnota’s: GVVP Nota Parkeren Beleidsverkenning 2006-2010
15
Programma E
ECONOMISCHE ZAKEN
Aantrekkelijk vestigingsbeleid Om Etten-Leur voor ondernemers (nog) aantrekkelijker te maken en zeker ook te houden is het van groot belang constante aandacht te schenken aan het gemeentelijke vestigingsbeleid. De eerstvolgende beleidsnota sociaal-economisch beleid moet ingaan op de volgende onderwerpen: Voortdurende zorg en aandacht voor voldoende en gevarieerde vestigingsmogelijkheden voor het bedrijfsleven; het is dan ook van groot belang dat Etten-Leur, in samenhang en overleg met de regio, ervoor waakt dat de beschikbare voorraad bedrijventerreinen op ieder moment voldoende zal zijn. Enerzijds kan dit worden bereikt door de tijdige aanleg van voldoende nieuwe bedrijventerreinen, anderzijds dient zeker ook het efficiënte ruimtegebruik te worden bevorderd. De doelstelling “1 arbeidsplaats per 2 inwoners” moet kritisch worden bezien in het licht van (demografische) ontwikkelingen in lokaal en regionaal verband en van de daadwerkelijke beschikbaarheid van bedrijventerreinen. Herstructurering Herstructurering geeft mogelijkheden voor zuinig ruimtegebruik. Hiervoor dienen de nodige instrumenten (financiële middelen, juridische kaders) beschikbaar te worden gesteld. Met name voldoende geld is van levensbelang voor het doen welslagen van de gewenste herstructureringsprojecten. Een herstructureringsfonds (gevoed door o.a. opbrengsten uit de verkoop van bedrijfsgronden) dient dan ook in het leven te worden geroepen. Met het geld dat in dit fonds wordt “gespaard” kan structureel de kwaliteit van de bedrijventerreinen worden bewaakt. Bovendien heeft een dergelijk fonds het voordeel dat de financiële middelen direct zijn gelabeld aan het doel waarvoor het is bedoeld. Eén-loketfunctie De communicatie met het bedrijfsleven moet worden geoptimaliseerd door middel van onder meer het verder uitbouwen en perfectioneren van de één-loketfunctie, afleggen van bedrijfsbezoeken, speciale sectie op de gemeentelijke website voor het bedrijfsleven. De één-loketfunctie van gemeente, Kamer van Koophandel en de Belastingdienst kan een grote bijdrage leveren aan het verbeteren van de communicatie met het bedrijfsleven, maar ook aan het terugdringen van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Detailhandel Om de effecten van met name het nieuwe centrum te onderzoeken zal medio 2006 een distributie planologisch onderzoek worden verricht. Voor met name Etten-Leur-Noord is de ontwikkeling van het gebied Van Bergenplein van belang. Ook dit gebied verdient de komende tijd de nodige aandacht.
Te verwachten beleidsnota’s: Distributie Planologisch Onderzoek Sociaal economisch beleidsplan Economische thermometer (jaarlijks) Beleidsverkenning 2006-2010
16
Programma F
ONDERWIJS
Realisatie brede scholen Hierbij gaat het om een geïntegreerde aanpak ter verbetering van de ontwikkelingskansen kinderen en jongeren in hun diverse leefmilieus: op school, in het gezin en in hun vrije tijd. Het gaat daarbij tevens om de inrichting van een netwerk van onderwijs, welzijn en zorg rond kind en gezin ter bevordering van de sociale competentie van jongeren en van hun actieve deelname aan samenleving, onderwijs, recreatie en werk. Onderwijsachterstand Om onderwijsachterstand van leerlingen in basisscholen terug te dringen, zijn de gemeentelijke taken gericht op: VVE (Voor- en Vroegschoolse Educatie) Het inrichten van schakelklassen op lokaal niveau Het voeren van lokaal overleg over het bevorderen van integratie, het tegengaan van segregatie en het onderwijsachterstandsbeleid, waaronder de doorlopende leerlijn van voorschoolse educatie naar basisonderwijs. Ondersteuning schoolloopbaan (stelselwijziging onderwijsbegeleiding, ontwikkeling O en ZC (onderwijs en zorgcentrum), uitbreiding brede school concept, project Buurt, Onderwijs en Sport(BOS)). Voortijdig schoolverlaten. Nieuwe Wet Inburgering en Wet Educatie Beroepsonderwijs. In deze nieuwe wetgeving komt de nadruk meer op de inburgering van oudkomers te liggen, m.n. personen/vrouwen in een achterstandssituatie, waardoor volwasseneneducatie meer gericht zal moeten worden op scholing gericht op sociale participatie en opvoeding (koppeling met WWB en WMO). Nieuwe wetgeving vereist openbare aanbesteding: vraag lokaal/regionaal, relatie ROC WestBrabant - gemeente. Openbaar Basisonderwijs Het bevoegd gezag van het openbaar onderwijs in Etten-Leur zal vanaf 2006 worden overgedragen van gemeente naar een stichting openbaar onderwijs. De periode 2006-2010 zal voor de nieuwe stichting een overgangsperiode zijn waarin volledige zelfstandigheid (zonder aanvullende middelen vanuit gemeente) gerealiseerd moet worden. In deze periode zal ook het bekostigingsstelsel basisonderwijs worden gewijzigd van een declaratiestelsel naar lumpsumfinanciering. Het openbaar onderwijs zal in de nieuwe wijk Schoenmakershoek starten met een nieuwe school, maar zal eind 2006 de nevenvestiging in het AZC sluiten. Kortom veel veranderingen voor het openbaar onderwijs in Etten-Leur. Gelet op de wettelijke verantwoordelijkheid van gemeenten om zorg te dragen voor toegankelijk openbaar onderwijs is het van belang om juist in de genoemde periode vinger aan de pols te houden m.b.t. het zo goed mogelijk positioneren van een zelfstandig openbaar onderwijs in EttenLeur. Onderwijshuisvesting Uitgangspunt is, kwantitatief en kwalitatief huisvestingsvoorzieningen beschikbaar stellen aan het primair en voortgezet onderwijs. Voortgezet onderwijs: In 2000 is de verantwoordelijkheid voor de onderwijshuisvesting van het voortgezet onderwijs doorgedecentraliseerd aan de schoolbesturen voor voortgezet onderwijs. Gelet op wijzigingen in wetgeving op het terrein van de onderwijshuisvesting zal de verantwoordelijkheid hiervoor opnieuw worden besproken met de schoolbesturen (wettelijke verantwoordelijkheid voor aanpassing en onderhoud is naar schoolbesturen gegaan). Wat betreft nieuwe huisvesting kijken we in de komende periode met name naar de huisvesting van het Munnikenheidecollege.
Beleidsverkenning 2006-2010
17
Primair onderwijs: In de periode van 2006-2010 zal verder uitvoering worden gegeven aan uitgangspuntennotitie IHP 2004-2011 (vastgesteld eind 2003) en het IHP 2004-2011. De 2 hoofdprioriteiten van deze notitie, te weten scholenbouw Schoenmakershoek en herontwikkeling scholencomplex Hooghuis zullen in genoemde periode tot uitvoering komen. Het multifunctioneel gebruik van ruimte is hierbij uitgangspunt. In 2006 zal een onderzoek plaatsvinden naar de mogelijkheden om de onderwijshuisvesting van het basisonderwijs door te decentraliseren naar de schoolbesturen.
Te verwachten beleidsnota’s: Beleidskader volwasseneneducatie en doelgroepenbeleid vanaf 2006 (ingang gewijzigde wetgeving is nog niet bekend). Bestaande raamovereenkomst en doelgroepenkader loopt af per 2006. Inrichting bestuur en management openbaar onderwijs (aan te leveren door stichting openbaar onderwijs Etten-Leur). Doordecentralisatie onderhoud onderwijsvoorzieningen VO Doordecentralisatie onderhoud onderwijsvoorzieningen PO
Beleidsverkenning 2006-2010
18
Programma G
CULTUUR
In de periode 2006-2010 staat het realiseren van een efficiënt, doelmatig, herkenbaar, laagdrempelig, bruisend, professioneel, multidisciplinair, samenwerkend sociaal, cultureel en educatief knooppunt centraal. Door een meerwaarde van een samengaan van instellingen op dit gebied te erkennen kan een vruchtbaar klimaat ontstaan voor zich blijvend vernieuwende, culturele, educatieve en sociale uitingen. Ontwikkelingen als cultuur en school, kennisnetwerken, amateurkunst en verenigingsleven, cultureel erfgoed en innovatie en experimenten krijgen daarmee in het nieuwe centrum een plaats. In deze periode worden tevens de voorbereidingen getroffen voor een nieuw gebouw dat de oude locaties van zes fusiepartners kan vervangen. Verder is het van belang de deelname aan cultuureducatie te bevorderen. Daarbij vindt afstemming met de culturele instellingen plaats en wordt zoveel mogelijke aangesloten op de cultuureducatie/marktplaatsgedeelte. In 2006 zal een nieuwe beleidsnota cultuur worden opgesteld waarin keuzes gemaakt moeten worden voor de wijze waarop wij cultuurbeleid de komende jaren verder willen uitbouwen, uitgaande van het nieuwe Sociaal Cultureel Educatief Knooppunt.
Te verwachten beleidsnota’s: Cultuurnota 2006 Beleidsregels cultuurnota
Beleidsverkenning 2006-2010
19
Programma H
SPORT EN RECREATIE
Sportbeleid De breedtesportsubsidie loopt eind 2007 af. Via breedtesport is aandacht aan diverse speerpunten gegeven. Bedoeling is te komen tot structureel beleid. Daarnaast zijn er verschillende actuele ontwikkelingen en in beeld gebrachte wensen (prognose buitensportaccommodatie, structureel onderhoud velden, onderzoek behoeften binnensportacccommodatie, herijking van effecten (jeugd)sportsubsidiebeleid) welke aanleiding vormen om via sportbeleidsnota zaken beter op elkaar af te stemmen. In dit kader past ook het onderzoek naar de wenselijkheid van privatisering van het onderhoud sportvelden. Sportplaza/Trivium Realiseren nieuw zwembad en doorvoeren van evt. privatiseringsbesluit zwembad De Banakker in kader van ontwikkeling Sportplaza/Trivium Recreatie De Wet op de openluchtrecreatie (WOR) wordt gefaseerd ingetrokken. Op 1 januari 2008 vervalt de wet definitief. Tot die tijd zal op lokaal niveau nagegaan dienen te worden of aanpassingen van bestemmingsplannen of gemeentelijke verordeningen nodig zijn. In 2006 zal een nieuwe beleidsnota toerisme & recreatie komen, waarin keuzes gemaakt moeten worden over de rol die de gemeente de komende jaren wil vervullen op het terrein van toerisme & recreatie (waaronder kampeerbeleid). Landschapsbeheer Belangrijke projecten voor 2006 en volgende jaren ter uitvoering van het Landschapsbeleidsplan zijn/blijven de Groene Schakel, realisering ecologische verbindingszones in overleg met het waterschap en het project Particulier landschapsbeheer (instandhouding project, het afsluiten van meer overeenkomsten en uitbreiding project met andere pakketten). Ten aanzien van dit laatste onderwerp zal een heel belangrijk aandachtspunt zijn het opschalen van het Etten-Leurse project naar heel het revitaliseringsgebied Brabantse Delta en het in combinatie daarmee onderbrengen van het Etten-Leurse project in het provinciaal Stimuleringskader Groene en Blauwe Diensten. De Flora- en Faunawet is in 2002 in werking getreden. Deze wet beoogt planten- en diersoorten te beschermen. Bij het voorbereiden en uitvoeren van ruimtelijke plannen maar ook bij het uitvoeren van werkzaamheden worden we geconfronteerd met deze wet. Daarom is het van belang tijdig inzicht te hebben in het (mogelijk) voorkomen van beschermde soorten zodat hierop kan worden ingespeeld. Op het programma voor 2006 e.v. staat het opstellen van een gedragscode, het laten inventariseren van het stedelijk gebied en het buitengebied en het actueel houden van de gegevens.
Te verwachten beleidsnota’s: Beleidsnota toerisme en recreatie Notitie kamperen Gedragscode Flora- en Faunawet Basisinventarisaties Flora- en Faunawet Notitie “onderzoek privatisering sportvelden” Beleidsverkenning 2006-2010
20
Programma I
MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING
Buurtbeheer Op basis van de “notitie buurtbeheer 2005, een tussenbalans” zal de komende jaren invulling gegeven worden aan het algemeen ambitieniveau, doelstelling en voornemens, waarbij ontwikkeling wordt gegeven in een interactief communicatief open relatie met de inwoners en instellingen en gezorgd wordt voor een veilig leefklimaat en een optimale woon- en werkomgeving. Hierbij wordt de betrokkenheid van de inwoners vergroot. Door middel van het benoemen per raadsperiode van actiepunten wordt aansluiting gezocht bij het raadsprogramma en het bestuursakkoord. Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) Op 1 juli 2006 treedt de Wet Maatschappelijke Ondersteuning in werking. Belangrijkste doelstellingen van de Wet: herstellen van de zelfredzaamheid van de inwoners, de mensen toerusten om zelfstandig te participeren en daarvoor op lokaal niveau de voorwaarden scheppen door onder meer: het formuleren van algemeen beleid, gericht op bevordering van zelfredzaamheid van burgers, hun maatschappelijke participatie en de leefbaarheid van hun woonomgeving; mensen die daar op zijn aangewezen, individueel geïndiceerde voorzieningen van maatschappelijke zorg te verlenen. Binnen de WMO wordt de gemeente verantwoordelijk voor het realiseren van de volgende resultaten, neergelegd en beschreven in 9 prestatievelden: 1. Het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. Doel: Burgers meer bij de wijk te betrekken, Sociale samenhang en onderlinge ontmoeting, Civil society; inzet van naaste omgeving 2. Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden. Doel: signalering (toeleiden naar en wegwijs maken in het hulpaanbod), pedagogische hulp en coördinatie van zorg, gezinsondersteuning 3. Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning. Doel: Verstrekken van informatie en advies, ondersteuning en begeleiding, Wegwijsmaken en helpen zoeken 4. Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. Doel: Ondersteunen lokale mantelzorgorganisaties, stimuleren vrijwilligersprojecten en – initiatieven, faciliteren, ondersteunen en ontlasten vrijwilligers en mantelzorgers 5. Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem. Doel: Zelfstandige deelname aan de samenleving: Beleid voeren op oorzakelijke factoren voor uitval, Signaleren van risico’s en voeren van risicogericht beleid, Begeleiding van burgers met problemen en reïntegratie als zelfstandig deelnemer aan de samenleving 6. Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer. Doel: Door individueel te verlenen voorzieningen een volwaardige deelname aan de samenleving. Er zal een beperkte zorgplicht gelden (Rolstoelen en scootmobielen, Vervoersvoorzieningen, huishoudelijke verzorging, woningaanpassingen, begeleiding bij zelfstandig wonen, hulp voor mensen die zichzelf slecht kunnen redden, dagbesteding ouderen, maaltijdvoorziening, sociale alarmering
Beleidsverkenning 2006-2010
21
7. Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder sociale pensions en vrouwenopvang. Doel: Tijdelijk bieden van onderdak en begeleiding (dag- en nachtopvang bij dak- en thuisloosheid, opvang tijdens crisissituaties), opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld (begeleiden bij zelfstandig wonen, melden van en advies bij huiselijk geweld), sociale pensions voor mensen die zich op de reguliere woningmarkt niet kunnen handhaven. 8. Het bieden van openbare geestelijke gezondheidszorg. Doel: Signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de OGGZ, Bereiken en begeleiden van kwetsbare en risico groepen 9. Het voeren van verslavingsbeleid. Doel: Ambulante verslavingszorg, preventie. Jeugd- en Jongerenwerk De gemeente dient initiatieven te ondersteunen die passen in de vormgeving van de maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs. Doelstelling hiervan is dat positief bijgedragen wordt aan het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid, het besef voor waarden en normen en een actief burgerschap wordt bevorderd. “De veilige school” Uitwerking geven aan het veiligheidsconvenant “De veilige school”, waarmede gestreefd wordt naar een eenduidig en sluitend stelsel van afspraken ten behoeve van het voorkomen en bestrijden van overlast, vandalisme, en crimineel gedrag én van het creëren van een (sociaal) veilig klimaat op en rondom de school.
Te verwachten beleidsnota’s: Beleidsnota Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Verordening voor de verstrekking van individuele voorzieningen Wet Maatschappelijke Ondersteuning Plan van aanpak voor de realisering van de woonservicezones in combinatie met MFA’s en brede scholen Actualisatie jeugdbeleid en onderwijsbeleid
Beleidsverkenning 2006-2010
22
Programma J
SOCIALE VOORZIENINGEN
Bijstand Voor burgers die (tijdelijk) niet in een eigen inkomen kunnen voorzien bestaat recht op een uitkering ingevolge de Wet Werk en Bijstand. Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2004 voor 100% financieel verantwoordelijk. Van het Rijk wordt een budget ontvangen (WWBinkomensdeel) waarvan de hoogte wordt bepaald door een objectief verdeelmodel. Op welke wijze de hoogte van het I-deel zich zal ontwikkelen in relatie tot het aantal uitkeringsgerechtigden, blijft de vraag. De gevolgen van de nieuwe arbeidsongeschiktheidswet (WIA), de aanscherpingen op het recht op WW en de (regionale) ontwikkelingen van de weerloosheid zijn mede bepalend voor de aanspraken op een WWBuitkering. Daarnaast wordt een toename verwacht van het aantal 65+ers met WWB uitkering (m.n. van allochtone afkomst), omdat zij onvoldoende AOW-rechten hebben opgebouwd. Het WWB-inkomensdeel zal de komende jaren sterk onder druk blijven staan. Hierin schuilt voor de gemeente een risico. De komende jaren zal een 2 sporenbeleid gevoerd moeten worden dat enerzijds is gericht op beperking van nieuwe instroom uitkeringsgerechtigden, d.m.v. het hoogwaardig handhaven en een actief te voeren work first beleid. Anderzijds zal er een intensief uitstroombeleid opgezet moeten worden. (zie thema werk). Op het gebied van de WWB dient ter bevordering van een optimale dienstverlening en beheersing van het uitkeringsvolume de komende jaren intensief te worden samengewerkt binnen het in het stadskantoor gevestigde bedrijfsverzamelgebouw (BVG). Vanaf 1 januari 2007 geldt een wettelijk verbod op dubbele gegevensuitvraag. Hiervoor is een digitaal klantdossier in ontwikkeling welke ketenbreed ingericht en gebruikt moet gaan worden. In het kader van de klantgerichtheid een belangrijke ontwikkeling. Op het gebied van de uitvoering van de WWB zal de komende jaren de samenwerking tussen de vier Cwi gemeenten versterkt worden. Op de middenlange termijn kan dit zelfs leiden tot een intergemeentelijke sociale dienst of andere vormen van samenwerking. Een onderzoek naar verdergaande samenwerking is ingesteld. De rol van de raad is met de komst van de WWB wezenlijk veranderd. De gemeente heeft meer vrijheid gekregen om gemeentelijk beleid te maken op het terrein van werk en inkomen en heeft ze volledige verantwoordelijkheid gekregen voor het resultaat. Om dit te benadrukken is de verantwoording over de uitvoering aanzienlijk teruggebracht. De raad heeft een kaderstellende en controlerende taak en zal voor de komende periode (opnieuw) kaders moeten stellen ten aanzien de uitvoering (zowel rechtmatig- als doelmatig) Werkgelegenheid Sociale diensten zullen zich, nog meer dan nu het geval is, gaan ontwikkelen naar diensten waarin activering en participatie van burgers centraal staat. Hierbij zal de samenwerking met de ketenpartners CWI en UWV op het gebied van werk en reïntegratie geïntensiveerd worden. Daarnaast vraagt het bevorderen van uitstroom om het betrekken van andere partijen dan alleen de ketenpartners. Juist het actief benaderen van de vraagkant van de arbeidsmarkt, het bedrijfsleven, biedt kansen voor reïntegratie. Er dient dan ook verder gestalte gegeven te worden aan het gemeentelijke arbeidsmarktbeleid, waarbij meer directe aansluiting bij de lokale en regionale arbeidsmarkt gezocht wordt. Met nieuwe te ontwikkelen en te implementeren reïntegratie-instrumenten als loonkostensubsidies en verloningscontructies kunnen de arbeidsmarktkansen van (langdurig) werklozen verbeteren. Verder zullen de mogelijkheden van contractcompliance worden bezien waarbij partijen worden aangesproken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Beleidsverkenning 2006-2010
23
De sluitende aanpak dient als uitgangspunt te blijven gelden, waarbij op basis van maatwerk voor iedere werkzoekende een traject wordt gevonden dat past binnen zijn/haar mogelijkheden. Voor de middellange termijn zal een nadere visie ontwikkeld moeten worden inzake de activering en participatie van specifieke doelgroepen en zal een keuze gemaakt moeten worden in de mate van investeren in uitkeringsgerechtigden, waarvan vaststaat dat regulier werk, zelfs na een langdurig traject, niet tot de mogelijkheden behoort. Het beleid op het brede terrein van de sociale activering zal herijkt moeten worden. In dit kader moeten er ook verbindingen gelegd gaan worden tussen de WMO en de WWB. De rol van uitkeringsgerechtigden hierin zal verder bepaald moeten worden. De visie op gesubsidieerde arbeid zal in een nieuw daglicht gesteld moeten worden met mogelijke introductie van participatiebanen. Een andere belangrijke ontwikkeling is de modernisering van de WSW, dat vraagt om het nadenken over de positionering en rol van WVS-groep en gemeente in de sociale werkvoorziening. Gemeentelijk Minimabeleid De komende jaren moet de gemeente zich beraden op de rol die zij zien t.a.v. het minimaen armoedebeleid. De overheid gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van de burger en is van mening dat gemeenten geen inkomenspolitiek mogen bedrijven. Inkomensondersteuning wordt geregeld via de Algemene wet inkomensondersteunende regelingen (AWIR) en naar de toekomst toe uitgevoerd door de Belastingdienst. Het vaststellen van categorale regelingen voor burgers van 18 tot 65 jaar is verboden, hiervoor geldt de individuele bijzondere bijstand. De komende jaren is het belangrijk zo veel als mogelijk minima te bereiken en een ruimhartig en inventief minimabeleid te blijven voeren; burgers datgene te geven waar zijn recht op hebben. Met name de minima zijn een kwetsbare doelgroep. Specifieke aandacht moet er zijn voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten. Het is belangrijk dat deze doelgroep gaat of blijft participeren in de samenleving. Een actieve invulling van de informatiefunctie is hierbij belangrijk. Er dient de komende jaren een afstemming gemaakt te worden met de zorgloketfunctie WMO. Nog steeds neemt het beroep op schuldhulpverlening toe. Het beleid en de uitvoering zullen de komende jaren verder geïntensiveerd moeten worden, waarbij de preventie erg belangrijk is. Overige Sociale Voorzieningen De wetgeving rondom de inburgering wordt gewijzigd. Het Kabinet kiest voor een actief burgerschap, waarbij de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeraar centraal staat. De gemeente zal invulling moeten gaan geven aan de spilfunctie als het gaat om informatievoorziening; handhaving en facilitering. Binnen de doelgroepen nemen de allochtone vrouwen in een achterstandspositie een bijzondere plaats in. Er zal gekeken moeten worden op welke wijze deze doelgroep gestimuleerd kan worden te participeren in de maatschappij. Te verwachten beleidsnota’s: Normenkader WWB; Samenwerking CWI-gemeenten Hoogwaardig Handhavingsplan 2007 e.v. Nota afstemming WWB-WMO inzake sociale activering Nota reïntegratiebeleid
Beleidsverkenning 2006-2010
24
Programma K
VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU
Nota volkgezondheidsbeleid Wcpv schrijft iedere 4 jaar een nota volksgezondheidsbeleid voor. Dit betekent een evaluatie in 2006/2007 van de huidige nota, een gezondheidsmonitor in 2006 en de ontwikkeling van een nieuwe nota volksgezondheidsbeleid vanaf 2008. Accenten worden gelegd aan de hand van resultaten evaluatie en monitor, waarbij aansluiting zal moeten worden gezocht met de uitbreiding van de werking van de WMO. Opschaling GGD West-Brabant Voor de GGD West-Brabant is er sprake van territoriale congruëntie in het kader van rampenbestrijding op schaal van de veiligheidsregio. Dit brengt ook opschaling van de GGD West-Brabant in beeld. Jeugdgezondheidszorg In 2007 is landelijke evaluatie van de per 2003 ingevoerde integrale jeugdgezondheidszorg wat betreft wetgeving en financiën. Wijzigingen dienen lokaal vertaald te worden. Integrale milieuvisie Voor de diverse milieuthema’s bodem, geluid, lucht, water en externe veiligheid wordt integraal in een zg. milieuvisie vastgelegd waar we staan en waar we naar toe willen. Per thema vindt ook een nadere uitwerking plaats en worden op stapel staande plannen hierbij betrokken. Dit geldt voor de middellange termijn. Geluidhinder De Wet geluidhinder wordt gewijzigd en treedt in werking begin 2006. Het college van burgemeester en wethouders krijgen de bevoegdheid om hogere waarden voor geluidsbelasting vast te stellen. Hierdoor krijgt de gemeente beleidsruimte. Toezicht en handhaving milieuregels Het gemeentelijk toezicht op de naleving van milieuregels moet voldoen aan een onlangs door het Rijk vastgesteld kwaliteitsniveau. Dit komt erop neer dat het handhavingsbeleid, de programmering, de uitvoering en de verantwoording moeten voldoen aan bepaalde eisen. Hieraan wordt in de komende jaren verder gewerkt. Etten-Leur staat in dat verband een integrale handhavingsaanpak voor. Dat betekent dat niet alleen het milieutoezicht, maar ook de controles van bijvoorbeeld gebruiksvergunningen, bouwvergunningen en illegale bouwwerken op elkaar worden afgestemd. Dit sluit overigens naadloos aan op de ontwikkelingen van de omgevingsvergunning, zoals genoemd in programma M Volkshuisvesting. Het handhavingsplan van de gemeente Etten-leur dat als basis dient voor de integrale aanpak loopt in 2006 af. Het handhavingsbeleid zal in de komende jaren worden geactualiseerd. Gemeentelijk AfvalbeheerPlan (GAP) Naar verwachting zal in het eerste kwartaal van 2006 het GAP door de raad worden vastgesteld. In het GAP zijn de landelijke doelstellingen met betrekking tot het omgaan met afval vertaald in Etten-Leurse doelstellingen. De gemeente Etten-Leur voldoet voor een aantal afvalstromen nog niet helemaal aan de landelijke normen. Er zal meer energie gestopt moeten worden in het verbeteren van de scheidingsresultaten, o.a. door het intensiveren van de voorlichting. Ook in relatie tot de kwaliteit van de openbare ruimte zijn maatregelen gewenst, bijvoorbeeld door het ondergronds brengen van de glascontainers en wellicht ook de containers voor restafval en papier bij hoogbouwwoningen. De wijze van afvalinzameling met de duobak en de papiercontainer bevalt goed en hoeft niet gewijzigd te worden. De GFT-inzameling bij de hoogbouw zal worden beëindigd vanwege de slechte kwaliteit en de geringe hoeveelheid GFT die vrijkomt. I.v.m. de hoge kosten zal in 2007 de huis-aan-huis Beleidsverkenning 2006-2010
25
inzameling van chemisch afval stopgezet worden. In 2007 zal onderzocht worden of, en zo ja op welke manier, de duobakken vervangen moeten worden. De afvalinzameling wordt uitgevoerd binnen een kostendekkend tarief. Voor de komende jaren worden geen grote stijgingen van de afvalstoffenheffing verwacht. Luchtkwaliteit Ook in Etten-Leur is de luchtkwaliteit op veel plaatsen niet in overeenstemming met de luchtkwaliteitsgrenswaarde voor fijn stof (etmaalwaarde). Deze grenswaarden zijn uit oogpunt van gezondheid door de EU gesteld. Uit oogpunt van gezondheid is het van belang dat voldaan wordt aan deze grenswaarden. Het niet voldoen aan een grenswaarde heeft ook gevolgen voor het realiseren van ruimtelijke plannen. Door de rijksoverheid is een Wet luchtkwaliteit aangekondigd (invoering naar verwachting de tweede helft van 2006) die door middel van een programma van maatregelen moet leiden tot het bereiken van de grenswaarden. Voor Etten-Leur betekent dit mogelijk het opstellen van een luchtkwaliteitsplan met het doel de luchtkwaliteit te verbeteren en obstakels in de ruimtelijke ontwikkeling weg te nemen.
Te verwachten beleidsnota’s: Nota volksgezondheidsbeleid 2008 – 2012 Gemeentelijk AfvalbeheerPlan Nota handhavingsbeleid Onderzoek vervanging duobakken Milieuvisie Ontheffingenbeleid Wet geluidhinder Beleidsnotitie luchtkwaliteit en/of luchtkwaliteitsplan
Beleidsverkenning 2006-2010
26
Programma L
RUIMTELIJKE ONTWIKKELING
Bestemmingsplan Buitengebied Er dient een aanvang te worden gemaakt met werkzaamheden ten behoeve van een (integrale) herziening van het bestemmingsplan Buitengebied, gericht op uiteindelijke vaststelling (uiterlijk) tweede helft 2008 en goedkeuring medio 2009, zodat er binnen de wettelijke 10-jarentermijn een geactualiseerd bestemmingsplan is. Belangrijke aandachtspunten bij de herziening zullen zijn: het Streekplan 2002 inclusief partiële herzieningen, het Uitwerkingsplan van het Streekplan voor de stedelijke regio Breda-Tilburg, het Gebiedsplan Brabantse Delta en uiteraard de gemeentelijke StructuurvisiePlus. Onderwerpen die aandacht moeten krijgen zijn onder andere: gemeentelijke vertaling van de provinciale Beleidsnota Buitengebied in Ontwikkeling, vertaling van het glastuinbouwbeleid zoals verwoord in het Uitwerkingsplan van het Streekplan en de StructuurvisiePlus, en andere belangrijke beleidsuitspraken die de gemeenteraad in het bestemmingsplan wenst te vertalen. Realisatie Structuurvisie plus De projectenbundel Structuurvisie Plus moet worden vastgesteld en uitgevoerd. Invoering Grondexploitatiewet. Reeds langere tijd wordt er gesproken over de invoering van de Grondexploitatiewet. Deze wet regelt met name het kostenverhaal bij grondexploitaties. Naar verwachting zal deze in de periode 2006 – 2010 in werking treden. Exploitatievergunning Elke exploitant wordt vergunningplichtig, met als doel: Verhaal van kosten wordt afdwingbaar. Verschaft helderheid welke kosten verhaald kunnen worden. Biedt gemeenten de mogelijkheid nadere eisen te stellen aan de inrichting van de locatie. Maakt binnen & bovenplanse verevening mogelijk. Maakt gebiedsgerichte ontwikkelingen mogelijk met (op vrijwillige basis) verevening tussen rendabele en onrendabele projecten (bovenplanse verevening). Maakt binnen een plangebied onder andere verevening van verschillen in verwervingskosten en in de marktwaarde (toekenning kosten naar categorie van uitgifte) mogelijk (binnenplanse verevening).
Te verwachten beleidsnota’s: Projectenbundel Structuurvisie Plus Bestemmingsplan Buitengebied Nota kostenverhaal (grondexploitatiewet) Nota grondbeleid
Beleidsverkenning 2006-2010
27
Programma M
VOLKSHUISVESTING
Woonvisie In 2006 wordt de woonvisie voor de periode tot (in ieder geval) 2010 vastgesteld. Als de lijn wordt gevolgd die in september 2005 kaderstellend is bepaald dan zal de woonvisie moeten resulteren in enkele bouwscenario’s voor genoemde periode. Wellicht belangrijker is dat keuzen worden gemaakt welke groepen de komende jaren kans van slagen hebben op de lokale woningmarkt. Met diverse partijen zullen afspraken gemaakt moeten worden om het gewenste programma te kunnen realiseren. De vorderingen zullen via een uitvoerige jaarlijkse monitoring gevolgd gaan worden. In de woonvisie zal ook nadrukkelijk de potentie van de bestaande woningvoorraad aan bod komen. Met eigenaren zullen op basis van hun beleid, wensen enz. strategieën uitgewerkt gaan worden om een meerjarig beeld van gewenste ingrepen vast te leggen. Hier ligt een link met het gemeentelijke masterplan, de visie op wijkontwikkeling, dat in 2006 zal worden vastgesteld. De in het masterplan aangegeven kwaliteiten zijn leidend, ze zullen echter ook dynamisch moeten zijn om tot het voor iedere wijk gewenste niveau van ingrepen te kunnen komen Regionale woningmarkt Zoals bekend opereert Etten-Leur in een regionale woningmarkt, op basis van kaders die in de stedelijke regio Breda-Tilburg zijn vastgelegd. Het is van belang te weten dat er woningbouwafspraken liggen. De betrokken gemeenten hebben naar elkaar uitgesproken het belangrijk te vinden dat er afstemming plaats vindt over de praktische programmatische invulling ervan en de verdeling van beschikbare middelen. Monumentenzorg Binnen de monumentenzorg wordt al enige jaren gewerkt aan een nieuw instandhoudingsbeleid. Per 1 januari 2006 zal het Brim (Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten) in werking treden. De periode 2006-2011 zal dan in het teken staan van de overgang van Brrm 1997 en Brom naar Brim. In het Brim wordt geen onderscheid gemaakt tussen onderhoud en (kleinschalige) restauratie, maar is alleen sprake van instandhouding. Op grond van een integraal periodiek instandhoudingsplan, dat zes jaar zal beslaan, zal gesubsidieerd kunnen worden. De middelen voor het Brim zullen gelijk zijn aan de middelen die jaarlijks voor het Brrm 1997 en het Brom gereserveerd zijn. Gezien deze nieuwe regeling dient onze monumentenverordening aangepast te worden en dient door middel van een beleid te worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. VROM-vergunning Het ministerie van VROM wil de verschillende vergunningen (maar ook ontheffingen en andere toestemmingsvereisten) voor wonen, ruimte en milieu zoveel mogelijk samenvoegen tot één VROM-vergunning/omgevingsvergunning. De geïntegreerde vergunning zal in 2007 van kracht worden. Het is de bedoeling dat bedrijven en burgers, ondanks de verschillende wetten en regels, straks een besluit ontvangen voor hun activiteit. Het is de bedoeling dat het loket bij de gemeenten komt, waar alle verzoeken moeten worden ingediend. Thans zijn er landelijk vele pilots uitgezet om ervaringen op te doen. De komst van de omgevingsvergunning zal op organisatorisch gebied de nodige impact hebben. Te verwachten beleidsnota’s: Plan van aanpak invoering omgevingsvergunning en optimaliseren vergunningprocedures Actualisatie monumentenverordening Masterplan – Visie op wijkontwikkeling Woonvisie Monumentenbeleid
Beleidsverkenning 2006-2010
28
Programma N
FINANCIËN
Belastingen De stuurgroep verkenning decentraal belastinggebied stelt voor het eigen belastinggebied van de gemeente uit te breiden. De stuurgroep adviseert om, naast de OZB (exclusief OZBgebruikersheffing op woningen) een andere belasting te introduceren, te weten: de opcenten op de inkomsten- en loonbelasting. Hiertoe zou een belastingschuif van rijksbelastingen naar gemeentelijke belastingen moeten plaatsvinden en verlaging van het gemeentefonds. Het gaat macro om een budgettair neutrale werking, met daarbovenop een betekenisvolle vrije marge. Het rapport van de stuurgroep is inmiddels aan de Tweede Kamer aangeboden. De regering heeft nog geen standpunt over de voorstellen kenbaar gemaakt. Het kabinet heeft besloten de wijziging van de OZB per 1 januari 2006 in te voeren. De wijzigingen houden in: afschaffing gebruikersbelasting woningen, de maximalisering van de tarieven van de overige belastingen en maximalisering van de stijging van de tarieven. De maximaal toegestane tariefstijging komt overeen met de trendmatige groei van het BBP. Gecorrigeerd voor areaalontwikkeling en inflatie. Tot en met 2007 is een jaarlijkse stijging toegestaan van 1,5%. Dit percentage mag nog verhoogd worden met het inflatiepercentage. Door deze beperking kan de raad minder invloed uitoefenen op de omvang van het gemeentelijk belastinggebied. Als gevolg hiervan kan de raad minder invloed uitoefenen op de relatie tussen een gewenst voorzieningenniveau versus daarvoor door de burgers te betalen prijs. Over de wijze van compensatie van de afschaffing van de gebruikersbelasting voor woningen bestaat nog veel onduidelijkheid. Financiën Gemeenten pleiten al lange tijd voor de beperking van de administratieve lasten rondom de uitvoering van wettelijke regelingen en taken. De commissie Brinkman heeft in aansluiting hierop (in haar rapport “Anders gestuurd, beter gestuurd”) gepleit voor sanering van de 155 specifieke uitkeringen naar 12 brede doeluitkeringen en 22 specifieke uitkeringen. Doel is te komen tot een reductie van de achterliggende detaillistische regelgeving en verantwoordingsbepalingen. Hierbij gaat het omvangrijke geldstromen tussen rijk en gemeenten. De uitkomsten van de commissie zijn momenteel onderwerp van overleg tussen de VNG en het ministerie van Binnenlandse Zaken. De afgelopen jaren zijn enkele forse kortingen op het gemeentefonds doorgevoerd. Deze hadden enerzijds te maken met wijzigingen in de normeringsystematiek en anderzijds met afnemende accressen (als gevolg van lagere netto rijksuitgaven). Hoe de algemene uitkering zich de komende jaren ontwikkelt, is onzeker. De voorzichtige inschatting is, dat het niveau verloopt conform de prognose van mei 2005. Dit houdt in dat er geen sprake zal zijn van extra financiële armslag voor de gemeente. Daarnaast spelen diverse ontwikkelingen in de verhouding rijk – gemeente, waarbij de gemeenten geconfronteerd worden met (extra) kosten c.q. hoge financiële risico’s b.v. uitvoering van de Wet Werk en Bijstand (WWB) en de uitvoering van de Wet Maatschappelijke Opvang (WMO).
Te verwachten beleidsnota’s: Nota lokale heffingen
Beleidsverkenning 2006-2010
29
Bijlage 1 Demografische ontwikkelingen Bevolking De gemeente Etten-Leur telde op 1 januari 2005 39.859 inwoners. In het voorjaar van 2005 verwelkomde de gemeente haar 40.000ste inwoner. Aantal inwoners per 1-1-2005, indeling in leeftijd en geslacht. Leeftijd
Man
Vrouw
Totaal
0 – 5 jaar
1.223
1.186
2.409
5 – 15 jaar
2.516
2.504
5.020
15 – 20 jaar
1.242
1.136
2.378
20 – 65 jaar
12.704
12.306
25.010
65 en ouder
2.164
2.878
5.042
Totaal
19.849
20.010
39.859
* Voorlopige cijfers. Deze worden halverwege 2005 definitief vastgesteld door het CBS.
Ontwikkeling van het inwoneraantal • • • • • • • • • • •
Per 1-1-1950: 12.500 inwoners Per 1-1-1960: 14.024 inwoners Per 1-1-1970: 19.698 inwoners Per 1-1-1980: 28.523 inwoners Per 1-1-1990: 32.304 inwoners Per 1-1-2000: 37.024 inwoners Per 1-1-2001: 37.784 inwoners Per 1-1-2002: 38.613 inwoners Per 1-1-2003: 39.352 inwoners Per 1-1-2004: 39.657 inwoners Per 1-1-2005: 39.859 inwoners
Bevolkingsgroei en wonen In Etten-Leur in meervoud, wordt uitgegaan van een verder groeiend Etten-Leur. Op 1 januari 2002 waren er in Etten-Leur 15.255 woningen. Om een inwonertal van tussen de 45.000 en 50.000 in 2030 te kunnen huisvesten zullen er uiteindelijk tussen de 19.500 en 21.500 woningen nodig zijn. Bij de woningbehoefteberekening is rekening gehouden met de maatschappelijke tendensen van de individualisering en het langer zelfstandig wonen van senioren. Tot 2030 zal de gemeente Etten-Leur geconfronteerd worden met een forse toename van het aantal ouderen. In 2030 zal eenderde van de inwoners ouder zijn dan 55 jaar. Als gevolg van de vergrijzing is de natuurlijke aanwas in Etten-Leur na 2020 zelfs negatief. Dit betekent dat, om een inwonertal van tussen de 45.000 en 50.000 te bereiken, er mensen van buiten de gemeente zich in Etten-Leur zullen moeten vestigen. Dit groeiscenario geeft aan dat Etten-Leur een rol wil blijven spelen in de regionale opvang van de woningbehoefte, waarbij er overigens geen conflict is met de regionale behoefte.
Beleidsverkenning 2006-2010
30
De komende jaren zal het aantal mensen dat alleen woont, explosief stijgen. Het CBS verwacht de komende periode een toename met meer dan 50%. De gevolgen voor de toekomstige kwalitatieve vraag naar woningen zijn niet eenvoudig te voorspellen. Verwacht mag worden dat deze ontwikkeling vooral de vraag naar compacte, comfortabele woningen in een woonomgeving met een hoog voorzieningenniveau, zal stimuleren. De vergrijzing leidt er toe dat een toenemend aantal huishoudens zal bestaan uit ouderen. Een belangrijk deel van die huishoudens is relatief kapitaalkrachtig en stelt hoge eisen aan comfort en kwaliteit van de woning. De woning moet weinig onderhoud vragen, veilig zijn en ook nog geschikt als de bewoner (tijdelijk) minder mobiel is. Daarnaast neemt vooral als gevolg van de vergrijzing het aantal huishoudens dat is aangewezen op enige vorm van zorg, sterk toe. Werkgelegenheid Per 1 april 2004 telde Etten-Leur 17.841 werkzame personen. In onderstaande tabel is het aantal per bedrijfstak weergegeven. Hiervan werken 15.319 personen (9.506 mannen en 5.813 vrouwen) fulltime en 2.522 personen (989 mannen en 1.533 vrouwen) parttime. Aantal werkzame personen (per 1 april 2004) Omschrijving
Aantal
%
Landbouw, jacht en bosbouw
70
0,4
Visserij
1
0
Industrie
5019
28,1
Nutsbedrijven
0
0
Bouwnijverheid
935
5,2
Handel en reparatie
3294
18,6
Horeca
410
2,3
Vervoer, opslag en communicatie
845
4,8
Financiële instellingen
263
1,5
Zakelijke dienstverlening
1553
8,7
Openbaar bestuur en overheid
435
2,4
Onderwijs
731
4,1
Gezondheids- en welzijnszorg
2274
12,7
Overige diensten
607
3,4
Uitzendkrachten
432
2,4
CBS Landbouw Meitelling
972
5,4
Totaal
17.841
100
Ontwikkeling van de werkgelegenheid • • • • • •
In 1997: 15.605 banen In 1998: 17.267 banen In 1999: 17.710 banen In 2000: 18.399 banen In 2001: 17.920 banen In 2002: 17.462 banen
Beleidsverkenning 2006-2010
31
• •
In 2003: 17.859 banen In 2004: 17.841 banen
Pendel Het meest recente pendelonderzoek dateert uit 2003 (rpA West-Brabant; Pendelen van en naar West-Brabant, 2003). Uit dit onderzoek blijkt dat uit de gemeente Etten-Leur 9165 personen naar elders gaan om te werken. Hiervan werken 2358 personen buiten het SES gebied. Binnen de gemeente Etten-Leur vinden 7207 inwoners werk in de eigen gemeente. Etten-Leur heeft een inkomend pendelsaldo van 1005 personen. Deze komen voornamelijk uit de buurgemeenten, met name Roosendaal, Breda, Halderberge en Rucphen. Veel mensen uit Etten-Leur werken in de gemeente Breda, te weten 4.334 personen. Werkloosheid In december 2004 stonden in Etten-Leur in totaal 1511 personen ingeschreven bij het CWI als niet-werkende werkzoekende (NWW-er). Deze groep bestaat uit 737 mannen en 774 vrouwen. Een belangrijk deel van de Etten-Leurse NWW-ers bestaat uit ouderen: 467 van hen is ouder dan 50 jaar. Het aandeel jongeren, de leeftijd van 15 t/m 23 jaar, in deze groep is 97 (december 2004). Ook op provinciaal niveau is een soortgelijke tendens waarneembaar: 26,9% van de NWW-ers is ouder dan 50 jaar, terwijl het aandeel jongeren, de leeftijd van 15 t/m 23 jaar, 9,3% bedraagt (september 2004). Een grote groep, 31,7% van de ingeschrevenen in Etten-Leur, is korter dan 6 maanden bij het CWI bekend. Voor hen is de kans op werk het grootst. Daartegenover staat een groep van 285 personen (18,8%) die al langer dan drie jaar is ingeschreven. Deze groep zal aanzienlijk meer moeite hebben de arbeidsmarkt te betreden. Ook hier wijkt het provinciale beeld niet zeer sterk af van de Etten-Leurse trend. 26,0% Van de ingeschrevenen is korter dan 6 maanden bij het CWI bekend. Daartegenover staat dat ruim 22% van de NWW-ers al langer dan drie jaar staat ingeschreven. De NWW-ers in de gemeente Etten-Leur zijn vooral laag tot middelbaar opgeleid. De groep werklozen zonder diploma op vbo-niveau, als ook de groep NWW-ers op vbo / mavo niveau is relatief groot: ca. 14% resp. 30%. Daarnaast is toch ook het percentage werkloze hoogopgeleiden relatief hoog te noemen, 14%. Ook de NWW-ers in de provincie NoordBrabant zijn vooral laag tot middelbaar opgeleid. Ook hier is de groep werklozen zonder diploma op vbo-niveau, als ook de groep NWW-ers op vbo / mavo niveau relatief groot: ca. 17% resp. 32%. Daarnaast is ook het percentage werkloze hoogopgeleiden relatief hoog te noemen, 16%.
Beleidsverkenning 2006-2010
32