Beleidsplan Wetenschap 2011-2013
Namens de Commissie Wetenschappelijk Onderzoek OLVG : Dr P.S. van Dam, internist, voorzitter Namens het bureau Wetenschap van Teaching Hospital: Drs L.M.C. Overtoom, hoofd Drs L.M. Dijksman, wetenschapscoördinator.
2
Beleidsplan Wetenschap 2011-2013
Inhoudsopgave Voorwoord5 1. Inleiding
6
2. 2.1 2.2 2.3 2.4
7 7 7 7
2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10
Leidende principes Onderzoek doen is een kwaliteitskenmerk van het ziekenhuis Publiceren in peer-reviewed tijdschriften hoort bij een topklinische functie Evidence Based Medicine is de basis voor patiëntenzorg in het OLVG Paramedisch en verpleegkundig onderzoek zijn voor de paramedische en verpleegkundige zorg net zo belangrijk als medisch wetenschappelijk onderzoek voor de medische zorg Al het onderzoek in het OLVG is aangemeld en dus bekend Ondersteuning van onderzoek is voor iedereen in de organisatie altijd beschikbaar Alle OLVG-onderzoekers voldoen aan de eisen die worden gesteld aan onderzoekers (GCP, WMO, etc.) Elke unit neemt een paragraaf op in haar beleidsplan en haar jaarverslag over wetenschappelijk onderzoek Iedere unit dient ten minste één aanspreekpunt te hebben op het gebied van wetenschappelijk onderzoek Opleiding en wetenschappelijk onderzoek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden
8 8 9 9 10 10 10
3. Huidige situatie 3.1 Netwerk Wetenschap OLVG 3.2 Sterkte-zwakte analyse 3.2.1 Onderzoek en de werkvloer 3.2.2 Researchbureaus 3.2.3 Faciliteiten 3.2.3.1 Medische bibliotheek 3.2.3.2 Bureau Wetenschap 3.2.3.3 Cursussen 3.2.4 Afdeling Automatisering 3.2.5 Commissies 3.2.5.1 Commissie Wetenschap (CWOO) 3.2.5.2 Medisch-ethische Commissie 3.2.6 Financiële aspecten 3.2.7 Externe contacten 3.2.8 Communicatie
11 11 12 12 13 13 13 13 13 13 14 14 14 14 14 15
4. Financiën 4.1 Financiering wetenschappelijk onderzoek 4.2 Stichting Teaching Hospital
16 16 16
Slotwoord18 Lijst met afkortingen
19
3
4
Beleidsplan Wetenschap 2011-2013
Voorwoord In 2010 werd – na een intensieve voorbereidingstijd - het Strategisch Beleidsplan 2010-2012 geschreven. Hierbij waren 200 medewerkers betrokken. De schrijvers van het plan hadden de moed het plan te voorzien van een reeks in het vooruitzicht gestelde resultaten. Een fragment uit het Strategisch Beleidsplan 2010-2012: “Eind 2010 is er een onderzoeksbeleidsplan met een duidelijke visie op wetenschappelijk onderzoek binnen het OLVG. In dit beleidsplan zijn tevens afspraken gemaakt over de ondersteuning van onderzoekslijnen en de minimale kwantiteit en kwaliteit van de wetenschappelijke publicaties van de units.” Naar aanleiding van dit resultaat heeft de Commissie Wetenschappelijk Onderzoek OLVG (CWOO), op verzoek van de Raad van Bestuur, een Beleidsplan Wetenschap voor het OLVG opgesteld. De kern van het Beleidsplan Wetenschap wordt gevormd door tien ‘leidende principes’. Deze principes zijn geformuleerd naar aanleiding van een sterkte-zwakte-analyse van de wetenschap in het OLVG. Deze analyse werd gemaakt door Eric Barends. Daarvoor voerde hij een groot aantal gesprekken met OLVG-ers die actief betrokken zijn bij wetenschappelijk onderzoek. Vervolgens hebben wij dezelfde opzet en uitwerking gevolgd als eerder bij het Strategisch Beleidsplan van het OLVG. De tien leidende principes beschouwen wij als beleidsadviezen. De partijen die met de uitvoering van deze adviezen zijn belast, zijn vanzelfsprekend van tevoren geconsulteerd over de haalbaarheid ervan. Wij hopen dat dit plan de wetenschap in het OLVG vooruitbrengt. Sytze van Dam, internist, voorzitter CWOO Lea Dijksman, Wetenschapscoördinator Ineke Overtoom, hoofd Bureau Wetenschap Teaching Hospital
5
1. Inleiding Met de ontwikkeling van het ‘evidence based’ denken in de geneeskunde is er een duidelijke verandering opgetreden in het bedrijven van wetenschap binnen dat vak. Om bewijzen in handen te hebben moet je er immers naar op zoek gaan. Het liefst zo wetenschappelijk verantwoord als mogelijk. Zowel kwantitatief als kwalitatief heeft onderzoek binnen de geneeskunde de laatste twee decennia dan ook een hoge vlucht genomen. Om te beginnen is het aantal farmacologische trials toegenomen. Ook wordt er vaker dan vroeger naar bewijs gezocht voor de juistheid van een medisch standpunt. Een andere belangrijke ontwikkeling is dat onderzoek zelf aan strengere spelregels onderworpen is dan voorheen. Er is zelfs een trend naar het wegen en opnieuw beoordelen van al verricht onderzoek en het poolen van onderzoeksresultaten om betrouwbaarder resultaten te krijgen. De epidemiologie krijgt daarbij een steeds centralere rol. Volgens de huidige opvattingen binnen de medische beroepsgroep, dient medisch handelen zoveel mogelijk gebaseerd te zijn op de principes van ‘Evidence Based Practice’. Dit is nu ook vastgelegd in het Kaderbesluit 2010 van het Centraal College van Medische Specialisten (CCMS) voor de medisch-specialistische vervolgopleidingen. Dat betekent dat evidence based medicine (EBM) een onderdeel moet zijn van de dagelijkse medische praktijkvoering. Parallel daaraan wordt binnen de verpleegkunde steeds meer gewerkt op basis van evidence based nursing (EBN), en ook opleiding en onderwijs worden zoveel mogelijk ingericht op grond van de beste wetenschappelijke argumenten. Evidence Based Practice moet echter niet alleen toegepast worden, het kan in diezelfde omgeving ook ontwikkeld worden. Het OLVG is daar een geschikte plaats voor.
Voor wetenschappelijk onderzoek is het daarbij van het grootste belang om rekening te houden met wettelijke regelgeving en patiëntenbelangen. De tijd dat een individuele onderzoeker op eigen houtje een onderzoek kon doen ligt ver achter ons. Wettelijke kaders en richtlijnen zoals “Good Clinical Practice” (GCP) bepalen op welke wijze een onderzoeker een onderzoeksplan moet opstellen, uitvoeren en rapporteren. De administratieve en logistieke problemen die hieruit voortvloeien maken dat er professionele ondersteuning beschikbaar moet zijn om onderzoekers te helpen bij het formuleren en uitvoeren van een goede onderzoeksvraag. Dit zal leiden tot kwalitatief beter onderzoek, en naar alle waarschijnlijkheid ook tot meer erkenning door publicaties en presentaties. Om het wetenschapsklimaat in het OLVG te bevorderen en te faciliteren moeten er afspraken gemaakt worden tussen alle betrokkenen zoals de Raad van Bestuur, Teaching Hospital, medische staf en alle primaire en ondersteunende units. Aanbevelingen voor deze afspraken zijn in dit beleidsplan vastgelegd als ‘leidende principes’ (Hoofdstuk 2). Hopelijk leiden deze aanbevelingen in de nabije toekomst tot ‘harde’ resultaten. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van de huidige situatie, en een sterkte-zwakte-analyse van, kort gezegd, het huidige wetenschapsklimaat van het OLVG. Tenslotte is er een financieel hoofdstuk waarin wordt ingegaan op een aantal aspecten van de financieringsstructuur en -mogelijkheden van wetenschappelijk onderzoek (Hoofdstuk 4).
Een goed wetenschapsklimaat ontstaat als de medewerkers ondersteuning krijgen om zich te blijven ontwikkelen in het competentiegebied “kennis en wetenschap”. Dit bevordert een kritische benadering van het eigen vakmatige handelen, en leidt tot nieuwsgierigheid bij professionals. Hopelijk stimuleert dit het enthousiasme om zelf onderzoek te doen.
6
Beleidsplan Wetenschap 2011-2013
2. Leidende principes De volgende leidende principes kunnen worden geformuleerd op basis van een evaluatie van de huidige situatie en een sterkte-zwakte-analyse (Hoofdstuk 3). Aan de hand hiervan kunnen de Raad van Bestuur, Teaching Hospital, de medische staf en de units een concreet wetenschapsbeleid ontwikkelen. 2.1
Onderzoek doen is een kwaliteitskenmerk van het ziekenhuis
Toelichting: Het OLVG heeft “toonaangevend” in het strategisch beleidsplan opgenomen als één van haar kernwaarden. Wie de toon wil aangeven, moet niet zozeer trends volgen, maar weten waar de trend naar toe gaat, of zelfs trendsetter willen zijn. Dit ‘weten’ vindt zijn basis in het stellen van vragen en het zoeken van antwoorden daarop. Onderzoek doen is dus een noodzakelijke basis van toonaangevend zijn. Tijdens de sterkte-zwakte-analyse werd genoemd dat hoewel het OLVG geen academisch centrum is en er altijd in mindere of meerdere mate sprake zal zijn van een frictie tussen productie en wetenschap, er onder de medewerkers wel de wil is in onderzoek te participeren. Bovendien biedt een stadsziekenhuis als het OLVG door de diversiteit aan patiënten veel mogelijkheden voor het doen van zelfgeïnitieerd onderzoek. Verder is het voor de status van de profileringsgebieden van het OLVG van groot belang dat binnen die gebieden een of meer onderzoekslijnen worden opgezet. (Zie ook leidend principe 2.8, derde resultaat). Resultaat: • met ingang van 2013 worden er jaarlijks minimaal 75 studies aangemeld en gestart. Voor dit resultaat tellen alle onderzoeksprotocollen mee, zoals OLVG-geïnitieerde onderzoeken, multicenter studies, farmaceutische trials en niet-WMO-plichtig1 onderzoek. • Met de ingang van dit beleidsplan wordt de wetenschappelijke output2 van de unit beschouwd als een kwaliteitscriterium, dat meegenomen wordt in het beloningssysteem (materieel en immaterieel) van het OLVG.
1
2
WMO-plichtig: als aan de volgende twee voorwaarden is voldaan: Er is sprake van medisch-wetenschappelijk onderzoek én personen worden aan handelingen onderworpen of hen worden gedragsregels opgelegd. Zie www.vcmo.nl voor meer informatie. Wetenschappelijke output = publicaties, presentaties, posters, meedoen met multicenter trials.
Leidende principes
2.2
Publiceren in peer-reviewed tijdschriften hoort bij een topklinische functie
Publicaties vormen het meest meetbare resultaat van wetenschappelijk onderzoek. Bovendien vormen die een beeld naar buiten van de wetenschappelijke inspanningen binnen een organisatie. Bij het aanvragen van subsidies is het essentieel dat de aanvrager publicaties op het desbetreffende onderzoeksterrein kan laten zien. Binnen het publiceren zijn twee meetbare kwaliteitsfactoren van belang: • publiceren in een peer-reviewed tijdschrift, • het liefst in een blad met een goede impact factor. Voor de STZ-accreditatie is (voldoende) publiceren in peer-reviewed tijdschriften dan ook een van de eisen. Bij het samenstellen van de jaarlijkse publicatielijst zullen binnenkort op basis van nieuwe STZ-afspraken bovendien de impact-factors van de bladen vermeld worden, dit om bench-marking te vergemakkelijken. Omdat Engels de voertaal van wetenschappelijke artikelen is, kunnen de auteurs van artikelen geholpen zijn met het volgen van een cursus wetenschappelijk schrijven in het Engels. Daarom organiseerde Teaching Hospital in 2010 een cursus ‘Scientific writing in English’, die zeer succesvol bleek. Resultaat: • Met de inwerkingtreding van dit beleidsplan zal de stijgende lijn die sinds 2009 al zichtbaar is in het jaarlijks aantal publicaties een extra stimulans krijgen. • Met ingang van het OLVG-jaaroverzicht 2012 worden alleen nog publicaties opgenomen die geplaatst zijn in peer-reviewed tijdschriften, met vermelding van de impact factor. 2.3
Evidence Based Medicine is de basis voor patiëntenzorg in het OLVG
Toelichting: Evidence based werken betekent dat er wordt gehandeld naar de best beschikbare argumenten uit de wetenschappelijke literatuur. Tegenwoordig wordt dit zowel in de medische als in de verpleegkundige opleiding onderwezen. Hierdoor hebben recent opgeleide artsen en verpleegkundigen vaak al kennis van het werken volgens de beste evidence en weten zij vaak al hoe een klinische vraag moet worden opgesteld als PICO, en uitgewerkt in een CAT (Critically Appraised Topic). Door klinische vragen uit de praktijk bij te houden en deze in een PICO te stellen, kan
7
de bijbehorende literatuur gestructureerd worden geïnventariseerd. Hiermee kan gezocht worden naar het best beschikbare bewijs om een klinische vraag te beantwoorden. Door maandelijkse literatuurbesprekingen kan de kennis op dit gebied up-to-date worden gehouden hetgeen het evidence based handelen zal bevorderen. Ook paramedici worden vanuit hun vakverenigingen in toenemende mate vertrouwd gemaakt met deze denkwijze. Bovendien wordt Evidence Based Nursing in het programma ‘Excellente zorg’ van de Santeon-ziekenhuizen genoemd als een van de uitgangspunten dat de aankomende jaren meer gestalte moet krijgen binnen de ziekenhuisorganisatie. Daarom wordt ook van HBO-verpleegkundigen verwacht dat zij de principes van Evidence Based Practice beheersen, dat zij bij een vraag die uit de praktijk van de patiëntenzorg naar voren komt adequaat literatuur kunnen opzoeken, en die op wetenschappelijke waarde wegen. Bij- en nascholing daarover wordt door TH verzorgd.3 Resultaat: • Stafleden, AIOS, Physician Assistants en Verpleegkundig Specialisten krijgen jaarlijks de gelegenheid om (bij)geschoold te worden in Evidence Based Medicine. • TH organiseert jaarlijks een ‘CAT-walk’ waar zowel artsen als verpleegkundigen als andere medewerkers de gelegenheid krijgen een Critically Appraised Topic (CAT) te presenteren. • TH organiseert jaarlijks een wetenschapsdag, met deels geneeskundig en deels verpleegkundig wetenschappelijk onderzoek. • Elke verpleegkundige in het OLVG heeft in 2012 kennis van het begrip Evidence Based Practice. • Eind 2011 is er een projectplan ‘Evidence Based Practice’ dat in 2012-2013 zal worden geïmplementeerd binnen het verpleegkundig beroepsveld. 2.4 Paramedisch en verpleegkundig onderzoek zijn voor de paramedische en verpleegkundige zorg net zo belangrijk als medisch wetenschappelijk onderzoek voor de medische zorg Toelichting: Zoals uit de toelichting bij het voorgaande principe (2.3) blijkt, verdient de constatering dat evidence based medicine de basis moet vormen voor de patiëntenzorg, een uitbreiding naar de verpleegkundige en paramedische zorg. Als Evidence Based Practice belangrijk is voor verpleegkundigen en paramedici, dan is er ook wetenschappelijk onderzoek binnen dit gebied nodig.
3
8
Aangezien verpleegkundig en paramedisch wetenschappelijk onderzoek in ons ziekenhuis nog in de kinderschoenen staat, zal eerst het juiste klimaat moeten worden geschapen. Door gerichte stimulatie van Evidence Based Practicedenken en -handelen, door opleiding en ondersteuning bij het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Resultaat: • Teaching Hospital heeft naast een coördinator voor medisch wetenschappelijk onderzoek ook een epidemiologisch geschoolde verpleegkundige in dienst die opleidt in Evidence Based Practice en ondersteunt bij het opzetten en uitvoeren van verpleegkundig wetenschappelijk onderzoek. • Verpleegkundig onderzoek en Evidence Based Practice zijn een vast onderdeel van het beleidsplan van units (zie resultaat bij 2.7) en worden meegenomen in de begroting van de unit. • In 2014-2016 zijn verpleegkundige protocollen in het OLVG zoveel mogelijk gebaseerd op een ‘Evidence Based’-richtlijn. 2.5
Al het onderzoek in het OLVG is aangemeld en dus bekend
Toelichting: De Raad van Bestuur is formeel de opdrachtgever en dus verantwoordelijk voor het wetenschappelijk onderzoek in het OLVG. De opdrachtgever moet toezien op de kwaliteit van de uitvoerende onderzoekers en de uitvoering van het onderzoek. Daarnaast staat onder punt 6 van het algemene Strategische Beleidsplan van het OLVG dat het OLVG transparant moet zijn. Om transparant te zijn en dus te kunnen laten zien wat er aan wetenschappelijk onderzoek in het OLVG gedaan wordt, moet al het wetenschappelijk onderzoek bekend zijn op een centrale plaats. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen verschillende types onderzoek: • WMO-plichtig onderzoek waarbij de hoofdonderzoeker vanuit het OLVG het onderzoek ter beoordeling aanbiedt aan de VCMO. • WMO-plichtig onderzoek dat reeds door een erkende METC is goedgekeurd, en waarbij de MEC van het OLVG uitsluitend toetst op locale uitvoerbaarheid ten behoeve van de Raad van Bestuur. • Niet-WMO-plichtig onderzoek dat een toetsing door de MEC behoeft omdat patiënten en/of proefpersonen actief benaderd worden door de onderzoekers (bv. met vragenlijsten). • Niet-WMO-plichtig retrospectief onderzoek dat bij de MEC ter (beperkte) toetsing wordt aangemeld.
zie het opleidingsbeleidsplan
Beleidsplan Wetenschap 2011-2013
Onderzoeken die WMO-plichtig4 zijn, worden aangeboden aan de METC voor toetsing en zijn aldaar en bij de MEC bekend. Niet-WMO-plichtig onderzoek wordt ter beoordeling aangemeld bij de lokale toetsingscommissie MEC. Over het al dan niet indienen van niet-WMO-plichtig onderzoek bestaat veel onduidelijkheid. Het is blijkbaar niet bij alle onderzoekers bekend dat al het onderzoek (en dus ook observationeel onderzoek) getoetst moet worden door de MEC. Tegelijkertijd was toetsing door de MEC tot voor kort een uitgebreide, langdurige procedure en men probeerde deze procedure dan ook te omzeilen om geen vertraging op te lopen. De MEC-beoordeling voor locale toetsing van een door een erkende METC goedgekeurd onderzoek mag dan ook niet langer duren dan de geadviseerde termijn van 30 dagen.5 Hierdoor wordt onnodige vertraging van onderzoek vermeden en wordt voorkomen dat het OLVG minder aantrekkelijk is voor farmaceutisch gesponsord onderzoek. Resultaat: • In 2011 wordt al het onderzoek, ook het observationele onderzoek, aangemeld bij de MEC. • Eind 2011 zijn de doelstellingen en werkwijzen van de MEC geherformuleerd zodat die voor iedereen duidelijk en toetsbaar zijn. • Eind 2011 moet alle informatie over wetenschappelijk onderzoek op een heldere manier op de website (OLVG-intranet en -internet) te vinden zijn en overzichtelijk zijn voor alle onderzoekers. • Eind 2011 kunnen alle procedures voor lokale toetsing binnen 30 dagen worden afgerond. 2.6
Ondersteuning van onderzoek is voor iedereen in de organisatie altijd beschikbaar
Toelichting: Onderzoek doen vergt veel tijd en inspanning van de onderzoekers en dit begint bij het schrijven van het protocol en de aanmelding bij de VCMO of de MEC tot het analyseren van de data en het schrijven van het artikel. Ondersteuning hierbij is dan ook gewenst. Het zou echter niet alleen om ad-hochulp moeten gaan, maar ook om scholing (methodologie en statistiek, gebruik van SPSS en zoeken in PubMed). Tot dusver bestaat de ondersteuning in het OLVG voornamelijk uit ondersteuning bij het zoeken naar literatuur en uit epidemiologische en statistische hulp door respectievelijk de bibliotheek en het bureau 4
5
WMO = wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen. Wetenschappelijk onderzoek met mensen is volgens de WMO: Onderzoek waarvan deel uitmaakt het onderwerpen van personen aan handelingen of het opleggen aan personen van een bepaalde gedragswijze. CCMO-Richtlijn Externe toetsing
Leidende principes
Wetenschap. Aanvullende hulp bij praktische zaken is echter dringend gewenst. Bij bestaande researchafdelingen zoals die van de Interne Geneeskunde en de Cardiologie bestaat deze hulp al en die blijkt van grote waarde voor de bespoediging van het proces. Op twee fronten kan de ondersteuning beter: 1) De inzet van research-verpleegkundigen, die op meer dan één afdeling inzetbaar kunnen zijn en zich zo nodig laten bijscholen, en researchmedewerkers die kunnen ondersteunen bij de administratieve zaken omtrent het wetenschappelijk onderzoek. 2) Hulp vanuit de automatiseringsafdeling AIT: bij het opzetten van een onderzoek is doorgaans behoefte aan een goede onderzoeksdatabase. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van een bestaand systeem (bv Epidata) of een format, vanuit een ander (STZ-) ziekenhuis. Ondersteuning hiervan door de AIT is een vereiste. Resultaat: • In 2011 wordt actief de samenwerking gezocht met bestaande researchbureaus binnen het OLVG. • In 2011 wordt er vanuit de AIT een contactpersoon aangewezen voor ondersteuning van automatisering bij wetenschap. • Begin 2012 is er voor de organisatie rond al het wetenschappelijk onderzoek administratieve ondersteuning beschikbaar. • In 2012 heeft het Bureau Wetenschap voldoende capaciteit om centrale ondersteuning te bieden bij het indienen van protocollen. • Eind 2012 is een format-onderzoeksdatabase beschikbaar waar alle onderzoekers in het OLVG gebruik van kunnen maken. De AIT zal dit ondersteunen, de coördinatie met de AIT valt onder de verantwoordelijkheid van Teaching Hospital. 2.7
Alle OLVG-onderzoekers voldoen aan de eisen die worden gesteld aan onderzoekers (GCP, WMO, etc.).
Toelichting: Alle klinische studies moeten worden uitgevoerd volgens de ‘International Conference on Harmonisation (ICH) / WHO Good Clinical Practice standards’. Dit houdt o.a. in: • Al het onderzoek moet worden beschreven in een duidelijk en gedetailleerd protocol. • Daarin wordt alle informatie wordt vastgelegd zodat deze beschikbaar is voor nauwgezette rapportage, interpretatie en verificatie. • “Onderzoeksproducten moeten worden gefabriceerd, gehanteerd en opgeslagen in overeenstemming met de relevante Good Manufacturing Practice (GMP).
9
• De onderzoeksproducten moeten worden gebruikt in overeenstemming met het goedgekeurde protocol.”6 Resultaat: • Eind 2011 breidt het OLVG – in samenwerking met de STZ- en Santeon-ziekenhuizen – het aanbod van de cursussen uit met benodigde cursussen over opzet en regelgeving binnen wetenschappelijk onderzoek (o.a. GCP, BROK cursus, opzet databases). • Eind 2013 zijn alle onderzoekers7 GCP-geschoold. • Eind 2012 is alle wet- en regelgeving eenvoudig te vinden op de webpagina’s van ‘wetenschap in het OLVG’. 2.8 Elke unit neemt een paragraaf op in haar beleidsplan en haar jaarverslag over wetenschappelijk onderzoek Toelichting: Het OLVG is een topklinisch ziekenhuis en wil zich onder meer profileren met kwalitatief hoogstaand wetenschappelijk onderzoek. In het strategisch beleidsplan van het OLVG staat onder resultaat 12 dat er afspraken moeten worden gemaakt over de minimale kwaliteit en kwantiteit van de wetenschappelijke publicaties van alle units. 8 Het doen van wetenschappelijk onderzoek is daarom niet vrijblijvend voor de units. De kwaliteitseisen zullen voor alle units hetzelfde zijn. De kwantiteit is afhankelijk van enkele factoren, waaronder de aanwezigheid van opleidingen en verschillen in aantallen AIOS. Resultaat: • Begin 2012 heeft elke unit een wetenschapsparagraaf in haar beleidsplan en in haar jaarverslag, met daarin aandacht voor zowel kwaliteit als kwantiteit van wetenschappelijk onderzoek en output. • Deze wetenschapsparagraaf maakt deel uit van de jaargesprekken tussen Raad van Bestuur en de unit, en wordt beoordeeld bij de interne visitaties. • De profileringsgebieden die het OLVG in haar strategisch beleidsplan heeft aangewezen, worden bij overleg tussen Raad van Bestuur en units actief benoemd als onderwerp voor het opzetten van onderzoekslijnen in het OLVG. 2.9
6 7
8
Iedere unit dient minstens één aanspreekpunt te hebben op het gebied van wetenschappelijk onderzoek
Richtsnoer voor Good Clinical Practice (CPMP/ICH/95) een onderzoeker is eenieder die zich bezighoudt met wetenschappelijk onderzoek. Hieronder verstaan wij de uitvoerders van onderzoek, zoals arts-onderzoekers en researchverpleegkundigen, maar ook de artsen die onderzoek begeleiden, en andere actief betrokkenen. Coassistenten worden hier niet onder verstaan. zie strategisch beleidsplan OLVG, 2010-2012
10
Toelichting: Om de regie rond wetenschappelijk onderzoek in het OLVG te vergemakkelijken, moet per unit duidelijk zijn wie het aanspreekpunt is voor wetenschappelijk onderzoek. Deze persoon zou tevens garant moeten staan voor de kwaliteit van het onderzoek en heeft een overzicht van al het onderzoek (en alle beschikbare stageplaatsen) op de afdeling. Eén persoon verantwoordelijk stellen is logistiek handiger (kortere lijnen, makkelijk aanbieden van stagiaires en stages etc) en stimuleert het onderzoeksklimaat. Resultaat: • Eind 2011 heeft elke unit een medisch staflid aangewezen als aanspreekpunt voor wetenschappelijk onderzoek. • De wetenschapscoördinator zorgt samen met de stagecoördinator voor een format waarbij eind 2012 alle procedures voor wetenschappelijke stages op de website van het OLVG staan. 2.10 Opleiding en wetenschappelijk onderzoek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden Toelichting: Wetenschappelijk onderzoek bevordert kwaliteit van oordeelsvorming en van protocollair handelen. Voor de medische vervolgopleiding zijn er zowel in het kaderbesluit als voor de STZ-accreditatie de volgende opleidingseisen: • verrichten van wetenschappelijk onderzoek • publiceren • congresbezoek • bijhouden van de vakliteratuur In een evidence-based klimaat komt men altijd vragen tegen: op medisch, verpleegkundig, paramedisch en op onderwijskundig terrein. Literatuuronderzoek is dan noodzakelijk om tot weloverwogen beslissingen te komen. Artsen en toenemend ook verpleegkundigen en paramedici moeten in staat zijn om de literatuur kritisch en deskundig te beoordelen. Teaching Hospital (TH) organiseert daarin trainingen, onder andere in het kader van de EBM-cursus en de PubMed-training. TH levert deskundigen voor zowel het begeleiden van onderzoek als voor onderwijs over onderzoek. Daarvoor wordt ook een aantal epidemiologisch geschoolde medisch specialisten en verpleegkundigen ingezet. Resultaat: In 2012 hebben alle units die een medische, verpleegkundige en/of andere opleiding verzorgen, in hun opleidingsplan een paragraaf over wetenschappelijk onderzoek en EBM binnen de opleiding.
Beleidsplan Wetenschap 2011-2013
3. Huidige situatie en sterkte-zwakte analyse 3.1
Netwerk Wetenschap OLVG
Alle elementen die een rol spelen bij het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek zijn visueel op de volgende manier in kaart te brengen:
Werkvloer + Medische Staf + Opleidingen Ondersteuning Bibliotheek Audio Visuele Zaken
Bureau Wetenschap
MEC
CWOO
VCMO
Externe contacten (bv. STZ, Santeon)
Huidige situatie en sterkte-zwakte analyse
11
3.2 Sterkte-zwakte-analyse Om te zien of dit netwerk naar tevredenheid functioneert binnen de organisatie, heeft projectmedewerker Eric Barends begin 2010 een sterkte-zwakte-analyse uitgevoerd met enkele focusgroepen die betrokken zijn bij wetenschappelijk onderzoek in het OLVG. De laatste groep bestond uit respondenten die op de sterkte-zwakteanalyse reageerden en ook adviezen konden geven. Medewerkers van Teaching Hospital waren uitgesloten van de deelname aan de groepsgesprekken, om een zo open mogelijk gespreksklimaat te garanderen. Hieronder een uitwerking van de in de analyse aan bod gekomen issues. De tussen aanhalingstekens geplaatste uitspraken zijn letterlijk genoteerde quotes uit de gesprekken met vanzelfsprekend niet met name genoemde leden van de focusgroepen. 3.2.1 Onderzoek en de werkvloer Uit de jaarverslagen blijkt dat er al veel onderzoek plaatsvindt op afdelingen als Orthopedie, Cardiologie, Interne Geneeskunde en Gynaecologie. Andere afdelingen doen hoofdzakelijk (retrospectief) statusonderzoek, wat makkelijk te realiseren is op een klinische afdeling. Uit de gesprekken blijkt dat dit eigenlijk nog wat meer zou moeten worden. Verpleegkundigen doen nu nog erg weinig onderzoek. Op de Intensive Care Unit begint langzaam een traditie te ontstaan in het betrekken van verpleegkundigen bij het initiëren van wetenschappelijk onderzoek. Volgens de gesprekdeelnemers hebben sommige units goede onderzoeksfaciliteiten, en zijn de arts-onderzoekers gemotiveerd en enthousiast. Helaas verschilt de ondersteuning per vakgroep. Hierdoor is er versnippering, ontbreekt de centrale coördinatie en is de ondersteuning van onderzoekers kwetsbaar. Met name bij observationeel onderzoek is echter goede ondersteuning belangrijk in verband met de vaak ingewikkelde statistiek. De ondersteuning vanuit het Bureau Wetenschap is goed, maar eigenlijk nog te weinig. Ook zijn er nog te veel drempels (bijvoorbeeld vakgroepen die geld vragen voor het lezen van een protocol, stroperige procedures, financiële rompslomp). Men is redelijk tevreden over het aantal wetenschappelijke publicaties van de afgelopen jaren. Toch wordt er te weinig ‘eigen’ onderzoek gedaan en laten we teveel kansen liggen wat betreft observationeel onderzoek. Wel wordt hierbij opgemerkt dat je hiervoor een goede database en een datamanager nodig hebt om kwalitatief goed observationeel onderzoek te kunnen opzetten.
12
Wat men als prettig ervaart zijn de korte lijnen en onderling goede sfeer, de interessante patiëntenpopulatie en behulpzame verpleging. Wat algemeen herkend wordt, is dat er een spanningsveld is tussen onderzoek en productie. Productie gaat voor (en soms ten koste van) onderzoek. Hierdoor drijft onderzoek grotendeels op de goodwill van de vakgroep, wat tot wrijving kan leiden. In de vakgroepen waar onderzoek goed loopt wordt wetenschappelijk onderzoek kennelijk belangrijk gevonden, het is een cultuuraspect. Veel vakgroepen beschikken echter niet over een ter zake deskundige ‘trekker’ die wetenschappelijk onderzoek stimuleert en initieert. Men ziet het als de taak van de Raad van Bestuur om hier meer op te sturen en het belang van onderzoek (nog meer) te benadrukken. Wat niet vergeten moet worden is dat de relatief hoge productie ook veel input levert voor onderzoek. Dit onderscheidt het OLVG van de academische centra: “wij zijn daardoor sterk in patiëntgebonden onderzoek, en zouden daar nog beter gebruik van moeten maken”. Men vindt dat wetenschappelijk onderzoek geen duidelijke plek heeft in de profilering van het OLVG. Mede hierdoor is er ziekenhuisbreed geen echt onderzoeksklimaat ontstaan of wordt een onderzoeksklimaat onvoldoende gestimuleerd. De in het Medisch Beleidsplan 2010 naar voren geschoven profileringsgebieden bieden goede aanknopingspunten voor het doen van wetenschappelijk onderzoek, bijvoorbeeld op het gebied van de acute geneeskunde. Maar door het ontbreken van de ware onderzoeksspirit worden er op dit moment geen initiatieven in die richting ontplooid. PR zou daarbij een belangrijk instrument kunnen zijn. Er wordt te weinig ondernomen om onderzoeksresultaten onder de (publieke) aandacht te brengen. Een goede profilering is volgens de ondervraagden ook een belangrijke voorwaarde voor fondsenwerving, bovendien helpt het bij het includeren van patiënten. Onderzoek is ook een kwaliteitskenmerk: in een ziekenhuis waar veel onderzoek wordt gedaan is de kwaliteit van de patiëntenzorg beter. “Dit zou in het kader de ‘toonaangevendheid’ van het OLVG beter benadrukt moeten worden”. Een enkeling vindt dat het wetenschappelijk imago van het OLVG daalt, maar het merendeel herkent dit niet. Er wordt relatief veel gepubliceerd, door een aantal academische centra wordt het OLVG als gelijkwaardige partner (of zelfs geduchte concurrent) beschouwd. Het OLVG is over het algemeen slagvaardiger in het opstarten van onderzoek en het rekruteren van patiënten dan de academische centra.
Beleidsplan Wetenschap 2011-2013
Er is geen consensus of er duidelijke onderzoekslijnen geformuleerd moeten worden. Het opzetten van OLVG-brede onderzoekslijnen is lastig; de kans is groot dat sommige units daarmee te kort wordt gedaan. Bovendien heeft wetenschappelijk onderzoek de meeste kans van slagen wanneer dit voortkomt uit de interesse en passie van de dokter/onderzoeker zelf. Ook vanuit opleidingsperspectief is de focus op een beperkt aantal onderzoekslijnen niet handig. Onze kracht zit hem volgens sommigen vooral in de grote patiëntenaantallen en het praktische patiëntgebonden onderzoek met korte tijdslijnen en een hoge klinische relevantie. “Hou daarom de onderzoeksparaplu groot en richt je qua design vooral op klinisch, praktisch, toegepast onderzoek, met als leidend principe: niet dirigeren maar faciliteren”. De ondervraagde onderzoekers geven aan dat dit ook in Santeon-verband verder opgepakt zou kunnen worden (hetgeen inmiddels ook gebeurt).
paramedici en verpleegkundigen. Onderzoekers vinden dat de bibliotheek goede faciliteiten heeft, met prettige medewerkers, die goede hulp geven bij het doen van literatuur-searches in het kader van wetenschappelijk onderzoek. De toegang tot de digitale bibliotheek van AMC/UVA wordt als een extreem belangrijke faciliteit voor het onderzoeksklimaat in het OLVG gezien.
3.2.2 Researchbureaus Wat door de ondervraagden als een probleem wordt gezien is dat de ondersteuning op de werkvloer verschilt per vakgroep, hierdoor is er veel versnippering. De researchbureaus zouden meer met elkaar moeten samenwerken en op structurele basis hun kennis delen. “Een betere samenwerking komt niet alleen de kwaliteit maar ook het werkplezier van de ondersteuners ten goede”.
Het blijkt dat de ondersteuning door het bureau als goed wordt ervaren, maar dat het feit dat er maar een onderzoekscoördinator is het wetenschapsbureau erg kwetsbaar maakt. Er is niet alleen méér ondersteuning vanuit het Bureau Wetenschap nodig, maar ook een statisticus, een datamanager, praktische ondersteuning bij de inclusie van patiënten, etc. Naar voren wordt gebracht dat het soms om heel praktische zaken gaat (bijv. hoe zaken aangeleverd moeten worden bij de VCMO). Het is van belang “om vanuit je profilering dokters die een passie voor onderzoek hebben de ruimte te geven en centraal te ondersteunen. Dus is het niet alleen een zaak van de vakgroep maar van het hele OLVG”. Meer onderlinge samenwerking tussen de researchbureaus onderling en met het Bureau Wetenschap zou in dit kader stimulerend kunnen werken.
Men geeft als advies om deze samenwerking te faciliteren door de bureaus periodiek bij elkaar te zetten. Een centrale locatie waar de verschillende researchbureaus gezamenlijk zijn gehuisvest zou voor de toekomst een optie kunnen zijn, hierdoor zijn ook andere randvoorwaarden zoals secretariële en statistische ondersteuning doelmatiger te organiseren. Een goede, centrale facilitering van onderzoek laat bovendien zien dat het OLVG onderzoek belangrijk vindt. Onderzoekers en ondersteuners zouden echter qua behuizing niet te zeer geïsoleerd moeten zijn, maar goed zijn ingebed in het primaire proces en deel uitmaken van het team. De onderzoekers van Cardiologie zijn bijvoorbeeld altijd bij het ochtendoverleg en de overdracht aanwezig en worden actief bij het primaire proces betrokken.
3.2.3 Faciliteiten 3.2.3.1 Medische bibliotheek Sinds 1980 beschikt het OLVG over een Ziekenhuisbibliotheek waar wetenschappelijke literatuur geraadpleegd kan worden ten behoeve van onderzoek, onderwijs en patiëntenbehandeling. Deze bibliotheek is primair gericht op medisch specialisten, co- en arts-assistenten,
Huidige situatie en sterkte-zwakte analyse
3.2.3.2 Bureau Wetenschap Het OLVG heeft sinds 1 februari 2007 een eigen Bureau Wetenschap binnen Teaching Hospital. Doel van het bureau is het stimuleren en faciliteren van wetenschappelijk onderzoek in het OLVG. In de praktijk zorgt het Bureau voor ondersteuning bij het opzetten van een onderzoek (epidemiologisch), en bij het indienen van protocollen, voor statistische ondersteuning bij data-analyse en bij schrijven van wetenschappelijke artikelen.
3.2.3.3 Cursussen De groep onderzoekers is tevreden over het cursusaanbod: Evidence Based Medicine, Evidence Based Practice voor verpleegkundigen, statistiek, observationeel onderzoek, Reference Manager, Pubmed. Toch is er behoefte aan extra scholing op het gebied van wetenschappelijk onderzoek, met name voor de AIOS. Te denken valt aan cursussen epidemiologie, Good Clinical Practice, en wetenschappelijk schrijven, en aan praktische voorlichtingsbijeenkomsten over ‘hoe het werkt’ (procedures, juridische aspecten, VCMO, hoe includeer je patiënten, ICH/GCP-boekje, etc.). 3.2.4 Afdeling Automatisering De automatisering in het OLVG (AIT) wordt door de gespreksdeelnemers over het algemeen gezien als een zeer zwak punt. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat niet goed gedefinieerd is op welke punten de AIT een bijdrage
13
aan het wetenschappelijk onderzoek zou kunnen leveren. Hierover moet meer duidelijkheid komen. Te denken valt aan een aanspreekpunt bij de AIT op het gebied van wetenschap (adviseren over maken databases, opzetten enquêtes, beheer SPSS). 3.2.5 Commissies 3.2.5.1 Commissie Wetenschap (CWOO) Voor sommige medewerkers is het onduidelijk wat de rol van de CWOO is. Tijdens de focusgroepgesprekken wordt naar voren gebracht dat de CWOO met betrekking tot haar rol nog zoekende lijkt. De CWOO zou een belangrijke rol kunnen spelen bij het ondersteunen van onderzoekers. “Er wordt nog te veel onderzoek opgezet waarbij de onderzoeksvraag te weinig focus heeft en het design rammelt”. “De CWOO zou in dit kader een positieve, stimulerende doch kritische rol kunnen hebben bij het begeleiden van onderzoekers: waar wil je naar toe, wat is je onderzoeksvraag, hoe kun je die helder krijgen, is dit onderzoek al eerder gedaan, waarom is de inclusie zoveel lager dan verwacht, wat zijn de knelpunten, etc.” Hiervoor is geen groots opgetuigde commissie nodig, maar slechts een klein clubje dat ondersteuning biedt, dwarsverbanden organiseert, clubjes bij elkaar brengt, etc. 3.2.5.2 Medisch Ethische Commissie De ondervraagden vinden dat de MEC-procedure te lang duurt en dat men te weinig meedenkt. Dit zorgt er onder andere voor dat observationeel onderzoek vaak niet wordt aangemeld. Op dit vlak “valt nog een wereld te winnen”. Hierbij dient opgemerkt te worden dat in 2011 een duidelijke verbetering is opgetreden, met snellere procedures (o.a. digitaal indienen) en betere communicatie met het Bureau Wetenschap en de CWOO. 3.2.6 Financiële aspecten Over de financiële aspecten lopen de meningen uiteen. Aan de ene kant wordt gesteld dat een eerste geldstroom ontbreekt en er geen OLVG-budget is voor wetenschappelijk onderzoek, waardoor er veel extra creativiteit en energie nodig zijn om onderzoek te kunnen uitvoeren. Sommige vakgroepen daarentegen verdienen juist veel geld met onderzoek, maar die hebben hier in de afgelopen jaren dan ook veel in geïnvesteerd. Bovendien worden hun inkomsten gebruikt om eigen onderzoek te financieren en om de eigen researchafdeling financieel gezond te houden. Om te kunnen participeren in onderzoek dat financieel interessant is “moet bovendien aan een aantal randvoorwaarden voldaan zijn, die komen niet zomaar uit de lucht vallen”. Een enkeling vindt zelfs dat de kosten van onderzoek bij voorkeur in evenwicht moeten zijn met de
14
financiële baten. Het lijkt er dan op dat het financiële perspectief leidend is. Anderzijds wordt gesteld “dat een zak met geld niet de beste oplossing is, er moet vooral geïnvesteerd worden in de ondersteuning van de vakgroepen”. Een van de adviezen is om een centrale subsidiepot met geld te organiseren (“moet kunnen met zoveel legaten, leveranciers, etc.”). Ook zou de Raad van Bestuur (of Santeon) “meer energie moeten steken in het centraal werven van fondsen”. Dit geld zou vervolgens aangewend kunnen worden voor centrale, vakgroepoverstijgende ondersteuning, bijvoorbeeld met extra epidemiologische ondersteuning, onderzoeksverpleegkundigen, een statisticus, etc. In dit kader komt ook de Stichting Teaching Hospital ter sprake. Men vraagt zich allerwegen af, waar de stichting voor staat en hoeveel geld zij bezit, hoe ‘de kas’ kan worden bijgevuld, en wie er van het geld gebruik kunnen maken (zie hiervoor hoofdstuk 4.1). Ten slotte komt de participatie aan farmaceutische trials (‘contractresearch’) aan bod. Het meedoen aan trials levert niet alleen financiële middelen op waarmee eigen onderzoek gefinancierd kan worden, maar zorgt ook voor het opzetten van gedegen randvoorwaarden voor het doen van onderzoek en extra expertise in de organisatie van wetenschappelijk onderzoek. Toch moeten we er voor waken om een afhankelijke positie te krijgen van het participeren in dit soort trials. Het is onwenselijk dat het doen van zelf geïnitieerd wetenschappelijk onderzoek valt of staat met sponsoring uit gefinancierde studie. Op sommige afdelingen wordt aangegeven dat de kwaliteit van contractresearch beter kan (‘we doen het er een beetje bij’), en het is onduidelijk wat er op sommige andere afdelingen met de baten gebeurt. 3.2.7 Externe contacten Uit de trendanalyse komt naar voren dat samenwerking belangrijk wordt geacht bij het doen van wetenschappelijk onderzoek. Niet alleen binnen het ziekenhuis, maar vooral tussen ziekenhuizen. Sommige vakgebieden, zoals de kindergeneeskunde, hebben (te) kleine populaties voor het doen van onderzoek, dus samenwerking is dan een must. Ook om enigszins tegenwicht te bieden tegen de farmaceutische trials is het goed om de krachten te bundelen en onderzoek op te zetten in groter verband. Dit geeft ook een voordeel bij het aanvragen van subsidies. Een enkeling noemt dat er te weinig wordt samengewerkt met academische centra, maar de meesten herkennen dit niet, en vinden dit niet zo van belang: de academische
Beleidsplan Wetenschap 2011-2013
centra zitten op onderzoekslijnen die voor het OLVG minder relevant zijn (en omgekeerd). Tussen de STZ en Santeon ziekenhuizen is overleg tussen de onderzoekscoördinatoren. Op het moment van de gesprekken waren er veel plannen, maar nog niets concreet. Enkele van de plannen zijn het organiseren van een gezamenlijke wetenschapsdag, het ontwikkelen van een best practice voor wetenschappelijk onderzoek en eventueel interne audits in Santeon verband, en gezamenlijk organiseren van ondersteuning en cursussen in zowel STZ als Santeon verband. Inmiddels is medio 2011 een eerste gezamenlijk onderzoeksproject opgestart en wordt er een gezamenlijke wetenschapsdag georganiseerd. Intussen is er ook overleg met de wetenschapscoördinator van het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis over nauwere samenwerking. 3.2.8 Communicatie De ondervraagden vinden het goed dat het OLVG een eigen wetenschappelijke magazine heeft: ‘Onze Lieve Wetenschap’. Dit blad kan het wetenschappelijk klimaat in het ziekenhuis stimuleren. Sommigen vragen zich wel af of het blad voldoende wordt gelezen. Dit wordt begin 2012 geëvalueerd.
Huidige situatie en sterkte-zwakte analyse
15
4. Financiën 4.1
Financiering wetenschappelijk onderzoek
Zowel in het OLVG als In andere STZ-ziekenhuizen bleek dat er bij veel onderzoeken te weinig aandacht wordt besteed aan de begroting. Hierdoor bleken verrichtingen in het kader van wetenschappelijk onderzoek door het ziekenhuis te worden betaald, of bleek de financiële vergoeding ontoereikend te zijn om de kosten te kunnen dekken van patiënten die werden geïncludeerd voor contractresearch. In het OLVG is er vaak geen goed overzicht van de begrotingen (wie betaalt wat, wie controleert de begrotingen) van het wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast ontstaan er regelmatig discussies over de vergoeding van werkzaamheden die verricht worden door ondersteunende units (Apotheek, Hematologisch en Klinisch Chemisch Laboratorium (HKCL), Radiologie etc.) in het kader van een onderzoeksprotocol. Om al deze redenen is het belangrijk dat er duidelijke richtlijnen zijn omtrent kosten (en soms ook opbrengsten) van wetenschappelijk onderzoek. Hierbij is de leidraad dat financiering van onderzoek transparant moet zijn, dat het duidelijk is wie welke kosten draagt, en dat er onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende vormen van financiering, afhankelijk van de opdrachtgever van het onderzoek. De financiële paragraaf van een onderzoeksprotocol dient transparant te zijn op de volgende punten: 1. De opdrachtgever van het onderzoek (bv. farmaceutisch bedrijf, non-profitorganisatie, onderzoeker in het OLVG, onderzoeker in een ander centrum zoals een academisch ziekenhuis). 2. Begroting, waarin duidelijk wordt aangegeven welke inkomsten worden gegenereerd door het onderzoek, en welke kosten binnen en buiten de eigen unit worden gemaakt. 3. Afspraken met andere units over kosten van werkzaamheden. Als leidraad voor afspraken met andere units geldt, dat alle betrokkenen (inclusief de MEC) bij winstgevend onderzoek zoals deelname aan farmaceutische trials van commerciële bedrijven alle kosten mogen doorberekenen op basis van commerciële tarieven. Indien er sprake is van onderzoek dat niet winstgevend is voor de onderzoeker of de unit, dienen ook de andere betrokken units hun bijdrage aan het onderzoek te beschouwen als een bijdrage aan het in stand houden van een onderzoeksklimaat in het OLVG met het oog op patiëntenzorg en opleiding. Er is dringend een duidelijke afspraak nodig
16
omtrent een redelijke interne verrekening van kosten voor binnen het OLVG uitgevoerde diensten (apotheek, laboratorium, radiologie), met name voor niet-gesponsord wetenschappelijk onderzoek, uitgevaardigd door de Raad van Bestuur. Onze aanbeveling is dat deze nog voor eind 2011 beschikbaar is. Voorbeelden: 1. Unit participeert in door farmaceutisch bedrijf geïnitieerd geneesmiddelenonderzoek. Unit maakt duidelijke afspraken over kosten van alle werkzaamheden die bij het onderzoek horen, inclusief van werkzaamheden door de afdelingen Apotheek, HKCL, Radiologie, Cardiologie (ECG, echo), Longfunctie, etc. Voor alle onderdelen zijn de tarieven ten minste kostendekkend, en er wordt rekening gehouden met overhead (tijdsinvestering, leeskosten, MEC/VCMO etc.) 2. Unit participeert in landelijke studie, geïnitieerd door OLVG of ander (bv. academisch) centrum, of bijvoorbeeld in EORTC/HOVON trials (Oncologie) etc. Het betreft hier vaak hoog gekwalificeerd relevant en toonaangevend onderzoek dat direct in het verlengde ligt van de patiëntenzorg, en waarbij (een deel van) de patiënt-gerelateerde activiteiten ook onder patiëntenzorg vallen. Alle betrokken units beschouwen het als hun plicht om aan dit soort studies mee te doen en berekenen slechts in uitzonderlijke gevallen kosten. In de begroting moet duidelijk zijn of er specifieke activiteiten zijn die niet uit de patiëntenzorg kunnen worden gefinancierd. 3. Unit doet zelfstandig, vaak kleinschalig onderzoek en financiert dit uit eigen middelen. Ook dit type onderzoek past bij het streven van het OLVG om toonaangevend te zijn. Over kosten die andere units maken (bv. laboratoriumbepalingen, inzet van de apotheek) worden duidelijke afspraken gemaakt. Uitgangspunt is dat alleen evidente onkosten worden gedeclareerd.
Bij conflicten tussen units over de vraag welke tarieven andere ondersteunende units mogen rekenen kan aan de Raad van Bestuur worden gevraagd om te bemiddelen en om voor alle partijen bindende uitspraken te doen. 4.2 Stichting Teaching Hospital In 2004 ging Teaching Hospital van start. Tegelijkertijd werd een traject in gang gezet om de Stichting Medisch Wetenschappelijk Onderzoek OLVG onder te brengen bij Teaching Hospital; zowel wat betreft naam alsook wat
Beleidsplan Wetenschap 2011-2013
betreft inhoudelijke aansturing. Op 4 mei 2004 werd de naam van de stichting gewijzigd in Stichting Teaching Hospital Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, verder te noemen: stichting. Daarnaast is besloten om het bestuur van de Stichting en van Teaching Hospital gescheiden te houden. Teaching Hospital dient het beleid vorm te geven, maar de besluitvorming blijft bij het bestuur van de Stichting.
primaire doelstellingen, kunnen afhankelijk van het bedrag en de toestemming van het bestuur van de Stichting eenmalig worden toegewezen of worden gefinancierd vanuit de stichting OLVG. Verrekening met de stichting Teaching Hospital kan via een periodieke betalingsregeling.
In de statuten is als doel van de stichting vermeld: het stimuleren en faciliteren van onderwijs, opleidingen en (medisch) wetenschappelijk onderzoek in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, en het verrichten van al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van woord. Het bestuur van de stichting bestaat uit de voorzitter en een lid van de Raad van Bestuur, directeur Teaching Hospital (zonder stemrecht) en een vertegenwoordiger van de Medische Staf. De inkomsten van de stichting betreffen incidentele sponsorgelden van farmaceuten, legaten en rentebaten. Om het vermogen in stand te houden zal de Raad van Bestuur van het OLVG zich inspannen om jaarlijks een dotatie te doen uit het resultaat van bijvoorkeur de AMS of eventueel het resultaat van het OLVG. In aanmerking voor bijdragen uit het fonds van de Stichting Teaching Hospital komen: 1. Lege artis uitgevoerd kleinschalig, in het OLVG geïnitieerd onderzoek waarvoor het niet mogelijk is op andere wijze (b.v. farmaceutische industrie) geld te verwerven. De uitkering gebeurt achteraf door betaling van rekeningen voor werkelijk gemaakte kosten en bedraagt maximaal 10.000 euro 2. Drukkosten van proefschriften waarvan de auteur in het OLVG werkt en het beschreven onderzoek goeddeels in het OLVG is uitgevoerd, met een maximum van 5.000 euro. 3. Onkosten die gemaakt worden door stafleden (en eventueel andere medewerkers aangesteld in het OLVG) die op voorspraak van de vakgroep/Unit, een langere periode (> 3 maanden) naar elders gaan om zich een nieuwe techniek of nieuwe kennis eigen te maken die vervolgens in het OLVG geïntroduceerd wordt en die daarmee bijdraagt aan een kwaliteitsverbetering. Maximale bijdrage is 10.000 euro. 4. Kosten die samenhangen met de uitrijking van prijzen voor opvallende wetenschappelijke of onderwijsprestaties, verricht in en met behulp van het OLVG met een maximum van 1.000 euro per jaar 5. Uitgaven ten behoeve van Teaching Hospital die in ruime mate bijdragen aan het verwezenlijken van haar
Financiën
17
Slotwoord De ontwikkeling van de kennis op het gebied van medisch specialistische zorg is sterk afhankelijk van uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek. Dankzij dit onderzoek is onze kennis op dit gebied in de afgelopen 50 jaar spectaculair toegenomen. Het resultaat van deze ontwikkeling zien wij terug in onze dagelijkse werkzaamheden in het OLVG. Maar de kennis die wij vandaag hebben, kan binnenkort al weer verouderd zijn. Uitkomsten van nieuwe studies kunnen leiden tot nieuwe inzichten in diagnostiek of behandeling van aandoeningen met belangrijke voordelen voor de patiënt. Het is dan ook belangrijk dat de in het OLVG geleverde zorg in lijn is met de nieuwste inzichten en ontwikkelingen. Dat noemen we Evidence Based Medicine en Evidence Based Practice, en moet een belangrijk onderdeel zijn van het dagelijks denken en handelen van alle ziekenhuismedewerkers. Maar een ziekenhuis dat toonaangevend wil zijn, moet niet alleen maar aan de zijlijn staan te wachten op de uitkomsten van studies om ze daarna te implementeren. Een belangrijk deel van het onderzoek waar wij onze dagelijkse praktijk op baseren bestaat uit klinische studies. Het OLVG is een uitstekende plek om deze klinische studies uit te voeren. En het gaat daarbij niet alleen om grote gesponsorde multicenter trials, maar ook om originele studies die het gevolg zijn van originele ideeën.
Dit beleidsplan en de daarin opgenomen leidende principes moeten de basis vormen voor de manier waarop in het OLVG tegen wetenschap en onderzoek wordt aangekeken, en hoe het kan worden gestimuleerd. We zijn er van overtuigd dat we over een paar jaar kunnen zien dat er wat is bereikt!
Onderzoek doen is echter niet alleen een kwestie van een goed idee hebben. Het algemene uitgangspunt is dat het gaat om 1% inspiratie en 99% transpiratie. Maar anno 2010 is wetenschappelijk onderzoek gebonden aan regelgeving en kwaliteitsnormen zoals good clinical practice (GCP). Dat betekent dat, meer dan vroeger, wetenschappelijk onderzoek (zeker als er patiënten bij betrokken zijn) ingebed moet zijn in de ziekenhuisorganisatie. Daarom moet er professionele ondersteuning beschikbaar zijn bij het opzetten, uitvoeren en analyseren van onderzoek. Hierbij spelen de onderzoekscoördinator, de trial-units, de MEC en VCMO en andere professionals een belangrijke rol, waardoor uitvoering van een goed onderzoeksidee niet alleen efficiënt maar ook conform regelgeving kan plaatsvinden. Met andere woorden: een onderzoeker met een goed idee moet het gevoel krijgen dat iedereen die hij of zij nodig heeft om het idee uit te voeren enthousiast en positief kritisch meedenkt en meewerkt binnen een gestroomlijnde organisatie. Dit geldt ook voor ondersteuning van andere units. Het mag in het OLVG niet zo zijn dat een goed idee in een la verdwijnt omdat er te veel logistieke, juridische en financiële hobbels moeten worden genomen waardoor de motivatie bij de onderzoeker al snel verdwijnt.
18
Beleidsplan Wetenschap 2011-2013
Afkortingenlijst AMS
Amsterdam Medical Services
CAT
Critically Appraised Topic
CCMO
Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek
CPMP
Committee for Proprietary Medicinal Products
CWOO
Commissie Wetenschappelijk Onderzoek OLVG
EBP
Evidence Based Practice
EORTC
European Organisation for Research and Treatment of Cancer
GCP
Good Clinical Practice
GMP
Good Manufacturing Practice
HOVON
stichting Hemato-Oncologie voor Volwassenen Nederland (HOVON).
ICH
International Conference on Harmonisation of Technical Requirements for the Registration of Pharmaceuticals for Human Use’
MEC
Medisch Ethische Commissie (locale toetsing binnen OLVG)
METC
Medische Ethische Toetsingscommissie
MTA
Medical Technology Assessment
SPSS
Statistical Package for the Social Sciences
STZ
Samenwerkende Topklinische Opleidingsziekenhuizen
VCMO
Verenigde Commissies Mensgebonden Onderzoek (regionale toetsingscommissie)
WHO
World Health Organisation
WMO
Wet op Mensgebonden Onderzoek
Huidige situatie en sterkte-zwakte analyse Afkortingenlijst
19
20
Beleidsplan Wetenschap 2011-2013