BELEIDSPLAN 2012-2016
Vrije Universiteit Brussel Pleinlaan 2
Sector Onderzoek & Ontwikkeling
1050 Brussel Rectoraat
(Research & Development) Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
R&D DEPARTEMENT Tel. : +32 (0)2 629 21 08 Fax : +32 (0)2 629 36 40
Context inzake overheidsregelgeving
2
I. Uitgangspunten van het beleid
3
II. Structuur van de Onderzoekssector
4
III. Beleidsplan 2012-2016
9
Afkortingen
25
Bijlagen: [1] Opvolging van het beleidsplan 2006-2011
27
[2] KRACHTLIJNEN VAN HET ONDERZOEKSBELEID. Insteek ten behoeve van het Algemeen Strategische Plan, Versie 05.03.2009 c
39
[3] Uittreksel uit het commissierapport naar aanleiding van de tweede externe beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement1: Algemene conclusies en aanbevelingen
48
[4] Uittreksel uit het commissierapport naar aanleiding van de tweede externe beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement2: Vrije Universiteit Brussel
57
1 'Beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement van de Vlaamse universiteiten', Vlaamse Interuniversitaire Raad, Brussel, 2010 (http://www.vlir.be/content1.aspx?url=evaluatie-onderzoeksmanagement) 2 Idem.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 1 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Context inzake overheidsregelgeving
Dit BELEIDSPLAN 2012-2016, is het derde VUB-beleidsplan voor de Sector Onderzoek & Ontwikkeling in het kader van Art. 7. par. 3 van het Besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, gewijzigd door het Besluit van de Vlaamse regering van 24 januari 2003 houdende de wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap Het dient uiterlijk op 31 maart 2011 via de regeringscommissaris te worden overgemaakt aan de bevoegde Vlaamse minister en aan de bevoegde administratie. Art. 7. § 1 Het universiteitsbestuur stelt om de vijf jaar een beleidsplan op waarin het voor de komende vijf jaar de hoofdlijnen schetst van zijn beleid inzake het wetenschappelijk onderzoek in het algemeen en inzake de besteding van de middelen van hun Bijzonder Onderzoeksfonds in het bijzonder. § 2 In dit beleidsplan geeft het universiteitsbestuur de doelstellingen van zijn onderzoeksbeleid weer. Dit beleidsplan omvat minimaal een beschrijving van : 1° de uitgangspunten van het beleid; 2° de instrumenten en het actieplan om de geformuleerde doelstellingen te realiseren; 3° de financiële onderbouwing van de geformuleerde doelstellingen. 4° de methodologie die gevolgd wordt bij de ex ante evaluatie van de ingediende voorstellen, de ex post evaluatie van de uitgevoerde projecten en eventueel de tussentijdse evaluatie van in uitvoering zijnde projecten. In zijn beleidsdoelstellingen besteedt het universiteitsbestuur bijzondere aandacht aan : a) de kwaliteitszorg en de evaluatie van het onderzoek; b) het versterken van de deelname van de vrouwen aan het onderzoek; c) de vorming en de loopbaan van de onderzoekers. § 3 Het universiteitsbestuur maakt uiterlijk op 31 maart van het jaar voorafgaand aan het eerste jaar waarop het van toepassing is, zijn beleidsplan over aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het hoger onderwijs,
die
dit
ter
informatie
bezorgd
aan
de
Vlaams
minister,
bevoegd
voor
het
wetenschapsbeleid, en aan de bevoegde administratie, via zijn regeringscommissaris. Het eerste in toepassing van deze bepaling op te stellen beleidsplan bestrijkt de periode 2002-2006. § 4 Tijdens de looptijd van het beleidsplan deelt het universiteitsbestuur jaarlijks uiterlijk op 31 maart de wijzigingen die hierin worden aangebracht mee, via de regeringscommissaris, aan de Vlaamse minister bevoegd voor het hoger onderwijs en aan de bevoegde administratie. De genoemde minister deelt
die
wijzigingen
ter
informatie
mee
aan
de
Vlaamse
minister
bevoegd
voor
wetenschapsbeleid.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 2 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
het
I. Uitgangspunten van het beleid
Dit beleidsplan zet de beleidslijnen uit voor de komende 5 jaren, - kaderend in het bredere universitaire beleid (Algemeen Strategische Plan van de VUB, relatie met de associatiepartner en met het universitair ziekenhuis) en - in overeenkomst met de resultaten van recente evaluaties, analyses en benchmarking initiatieven
(externe
onderzoeksevaluaties,
van
het
onderzoeksmanagement3,
bibliometrische
parameters
in
de
cyclus
van
disciplinegewijze
beeld
gebracht
via
ontwerp
van
enkele
het
Bijzonder
Onderzoeksfonds en via extern uitbestede studies). De hieruit afgeleide prioriteiten en gewenste stimuli - werden
deels
ingebouwd
beleidsinstrumenten
van
in de
een
vernieuwd
Onderzoeksraad:
een
nieuw
belangrijke
financieringsmodel
voor
de
onderzoekssector (zwaartepuntenbeleid, schaalgrootte, onderzoeksoutput, PhD's, internationalisering en netwerkvorming, maatschappelijke valorisatie) en een daaraan gekoppeld vernieuwd systeem van systematische evaluaties, en - dienen deels te worden uitgewerkt in nauwe samenwerking met andere sectoren: faculteiten (zwaartepunten); Erasmushogeschool Brussel (Kunstenplatform); Personeelsdienst (loopbanen van onderzoekers); Dienst Onderwijszaken en Centrale Doctoraatsbegeleiding (beleid inzake doctorandi). De volgende hoofdstukken schetsen de huidige structuur van de onderzoekssector en een overzicht van de beleidsaccenten in de komende periode.
3
Tweede externe beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement van de Vlaamse universiteiten (2010).
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 3 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
II. Huidige Structuur van de Onderzoekssector
II.1. Samenstelling en bevoegdheden van de Onderzoeksraad
De Onderzoeksraad is principieel samengesteld overeenkomstig art. 2 van het Organiek Statuut van de VUB, uit volgende effectieve leden: - De Vicerector Onderzoek, automatisch voorzitter van de Onderzoeksraad - Negentien leden van het Zelfstandig Academisch Personeel (ZAP), meer bepaald: - 2 effectieve leden per faculteit - 3 effectieve leden, zijnde 1 vertegenwoordiger van de Humane Wetenschappen (HW), 1 vertegenwoordiger van de Basis-, Natuur- en Toegepaste Wetenschappen (BNTW) en 1 vertegenwoordiger van de Biomedische Wetenschappen (BMW) - Drie leden van de Associatiepartner, Erasmushogeschool Brussel (EhB), zijnde 2 effectieve leden van het Onderwijzend Personeel met onderzoeksactiviteit en de Academisch Onderzoekscoördinator Op de vergaderingen van de Onderzoeksraad worden eveneens volgende personen uitgenodigd met raadgevende stem: de Commissaris van de Vlaamse Regering, de Afgevaardigde van Financiën, de Algemeen Directeur en de Algemeen Financieel Directeur, vijf waarnemers jaarlijks aangeduid door de Raad van Bestuur (2 leden van het Assisterend Academisch Personeel (AAP), 2 studenten en 1 lid van het Administratief en Technisch Personeel (ATP)), de decanen van de 8 faculteiten, de voorzitter van de Werkgroep Wetenschapscommunicatie (WEC). Het secretariaat van de Onderzoeksraad wordt waargenomen door de Cel Onderzoekscoördinatie van het dept. R&D, dat deel uitmaakt van het Rectoraat. De principiële samenstelling van de Onderzoeksraad beoogt voor de effectieve leden een evenwichtige vertegenwoordiging van de verschillende disciplines via de faculteiten en domeinen. Bijkomend werd in 2008, op voorstel van de Onderzoeksraad, expliciet een toetsing toegevoegd van de leden aan kwaliteitsvereisten en genderevenwicht (goedgekeurd Raad van Bestuur 12.02.2008). Sinds de Associatievorming is ook een wederzijdse vertegenwoordiging van de associatiepartner voorzien in de
Onderzoeksraden
van
samenwerkingsovereenkomst
beide een
instellingen,
waarnemer
waar
vanuit
de
vooraf EhB
reeds
was
sinds
opgenomen
de in
eerdere de
VUB-
Onderzoeksraad (goedgekeurd Raad van Bestuur 19.02.2002). Via raadgevende leden en leden van de Associatiepartner wordt de deelname aan de besluitvorming van de verschillende geledingen van de universitaire gemeenschap gegarandeerd en wordt gezorgd voor een goede communicatie met gerelateerde organen, zowel intern als extern.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 4 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
De Onderzoeksraad van de VUB is bevoegd over het onderzoek in de meest brede interpretatie: 1. Op het vlak van de toekenning van onderzoeksmiddelen: De Onderzoeksraad formuleert voorstellen over de verdeling van het totaal beschikbaar VUBbudget voor wetenschappelijk onderzoek en over de VUB-onderzoeksbegrotingen en formuleert adviezen bij de VUB-projectvoorstellen in het kader van diverse externe programma's voor wetenschappelijk onderzoek, ontwikkelingssamenwerking en wetenschapscommunicatie. 2. Op het vlak van het onderzoeksbeleid: De Onderzoeksraad formuleert voorstellen en brengt desgewenst advies uit over al wat verband houdt met het algemeen beleid en de organisatie aan de universiteit op het vlak van het wetenschappelijk onderzoek, de ontwikkelingssamenwerking en de wetenschapscommunicatie. De Onderzoeksraad waakt over de kwaliteit van het onderzoek en over het statuut van de vorser aan de VUB. Het betreft een adviesbevoegdheid, waarbij de uiteindelijke beslissingen worden genomen door de Raad van Bestuur (of het bestuursorgaan waaraan delegatie werd verleend: Bestuurscollege of Rectorencollege). Het universiteitsbestuur valt in de praktijk in veruit de meeste gevallen de adviezen van de onderzoeksraad bij.
II.2. Werking en adviesorganen van de onderzoekssector
De werking van de sector onderzoek en ontwikkeling steunt op vier adviesorganen - de Onderzoeksraad (OZR), - de commissie Kennis, Innovatie & Technologie Transfer (KITT), - de Raad voor het Strategisch Basisonderzoek met economische finaliteit, die het Industrieel Onderzoeksfonds beheert (IOF), en - het Bureau Onderzoek Associatie Brussel (BOAB). De werkzaamheden van de Onderzoeksraad worden systematisch voorbereid vanuit volgende organen: 1) Het Bureau van de Onderzoeksraad (BOZ), i.e. het dagelijkse bestuur van de OZR, bereidt de werkzaamheden van de Onderzoeksraad voor en behandelt rechtstreeks de zaken waarvoor het delegatie heeft bekomen. Het Bureau van de Onderzoeksraad reserveert ook ± jaarlijks een groot gedeelte van een dag voor langere discussies of voor "brainstorming" in het kader van onderzoeksbeleid. 2) De Werkgroep Wetenschapscommunicatie (WEC), een academische adviesgroep voorgezeten door een vertegenwoordiger aangeduid door de vicerector onderzoek, brengt adviezen uit met betrekking tot het beleid wetenschapscommunicatie & wetenschapspopularisatie van haar instelling. Deze
adviezen
kunnen
zowel
gericht
zijn
aan
de
Onderzoeksraad,
de
expertisecel
Wetenschapscommunicatie, als aan de regionale, nationale en/of internationale overheden. De Werkgroep Wetenschapscommunicatie heeft eveneens tot taak een draagvlak te creëren voor het vermaatschappelijken van onderzoek.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 5 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Het
Bureau
Onderzoek
Associatie
Brussel
(BOAB)
treedt
op
als
adviesorgaan
inzake
onderzoeksaangelegenheden op associatieniveau, van de Raad van Bestuur van de Universitaire Associatie Brussel (UAB), van de Raad van Bestuur van de VUB en van de Raad van Bestuur van de Erasmushogeschool Brussel (EhB). BOAB formuleert voorstellen en brengt advies uit over al wat verband houdt met het algemene onderzoeksbeleid op associatieniveau, met nadruk op de academisering van de twee cyclus opleidingen, en in het bijzonder het formuleren en opvolgen van een meerjarenplan
inzake
onderzoeksbeleid
op
associatieniveau
(inclusief
maatschappelijke
en
wetenschappelijke dienstverlenging en kwaliteitszorg), de evaluatie en selectie van gezamenlijke onderzoeksprojecten in de academiseringsfase van de EhB (waarvoor BOAB-middelen ter beschikking worden gesteld door VUB en EhB). Aangezien de problematiek van het wetenschappelijk onderzoek in het UZBrussel4 verschillend is van de problematiek van het wetenschappelijk onderzoek aan de Vrije Universiteit Brussel was er de nood aan een eigen onderzoeksbeleid dat aan de specifieke noden van het ziekenhuis tegemoet kan komen. Daarom werd er de UZBrussel Onderzoeksraad (UZOR)5 opgericht, die in haar werkzaamheden gesteund
wordt
door
de
UZBrussel
Cel
Onderzoeksmanagement
(UZCOM),
en
die
het
onderzoeksgebeuren binnen het UZBrussel coördineert, ondersteunt, opvolgt en structurele banden heeft met het R&D departement van de universiteit. In principe kan elk lid van de VUB gemeenschap een agendapunt ter bespreking voorleggen op de Onderzoeksraad. Dit gebeurt hetzij via de vicerector onderzoek en de onderzoeksadministratie, hetzij via één van de leden van de Onderzoeksraad, tevens afgevaardigden voor een faculteit of geleding. De vicerector onderzoek is een sleutelfiguur in het communicatieproces rond onderzoek binnen en buiten de instelling. Hij/zij bepaalt de agenda van het Bureau van de Onderzoeksraad en van de plenaire vergaderingen van de Onderzoeksraad en initieert op die manier de bespreking van beleidspunten binnen deze adviesorganen.
4
Voorheen 'Academisch Ziekenhuis' (AZ). Structuurwijziging in voorbereiding: uitbouw van een geïntegreerde beleids- en bestuursorganisatie op UMC-niveau, met koppeling van beleidsorganen van UZBrussel en VUB Faculteit Geneeskunde en Farmacie. 5
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 6 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
II.3. Plaats van de Onderzoeksraad in het academische universiteitsbestuur
Universitair bestuur: Rectorencollege, Bestuurscollege, Raad van Bestuur ↑↓ ↑↓ ↑↓ ↑↓ Opdrachthouder Vicerector Vicerector Vicerector Internationale Relaties Onderzoek Onderwijs Studentenbeleid BOW & IRMO
OWR
← →OZR ← → - BOZ & OZR-Adviessubcommissies - WEC BOAB ← → EhB UZOR6 ← → UZBrussel KITT IOF-Raad
← → = synergie aangaande onderzoeksmateries
In het organogram van de VUB als geheel functioneert de Onderzoeksraad als hét specifieke adviesorgaan van de Raad van Bestuur met betrekking tot alle onderzoeksgebonden materies. Zelf ontvangt/vraagt de Onderzoeksraad adviezen vanuit haar verschillende adviessubcommissies, en vanuit de faculteiten en geledingen via hun vertegenwoordigers. Recent werd het domein 'ontwikkelingssamenwerking', vroeger behorend tot de bevoegdheid van de OZR, ondergebracht in een nieuwe structuur, met een Bureau Ontwikkelingssamenwerking (BOW) ondersteund door de administratie voor International Relations & Mobility (IRMO). Het BOW formuleert voorstellen en verleent advies aan de Onderzoeksraad, inzake het internationaal beleid van de instelling, het beleid op het vlak van universitaire ontwikkelingssamenwerking en de algemene beleidsoriëntaties uitgaande van de bevoegde internationale, Europese, federale en Vlaamse overheidsinstanties. Door de OZR worden adviezen verstrekt betreffende onderzoeksgebonden materies in het domein van BOW/IRM0. De Commissie Kennis, Innovatie & Technologie Transfer (KITT, voorheen Commissie voor Industrieel Beleid CIB) situeert zich naast de OZR en onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de vicerector onderzoek, naar analogie met de OZR. De KITT is het academische orgaan dat adviseert betreffende kennis- en technologietranfer en acties die dit ondersteunen. De Raad voor het Strategisch Basisonderzoek met economische finaliteit, die het Industrieel Onderzoeksfonds (IOF) beheert, werd opgericht om een intra-universitair beleid ter zake uit te werken, de zwaartepuntvorming rond de strategische thema’s waarin de VUB wil excelleren uit te stippelen, te adviseren over de besteding van de IOF middelen, en de evolutie van de performantie op te volgen met betrekking tot impact en outputparameters van het strategisch basisonderzoek (o.a. volume aan industriële contracten, het aandeel in het Europese Kaderprogramma voor Onderzoek en Ontwikkeling, het aantal octrooien, het aantal gerealiseerde spin-offs, inkomsten uit valorisatie). Het actieterrein van de KITT en IOF-Raad is toegespitst op valorisatie van het onderzoek en wordt gekenmerkt door een eigen geheel van regelgeving, betoelagingskanalen en evaluaties. Dit domein blijft in dit document dan ook verder buiten beeld.
6 Structuurwijziging in voorbereiding: uitbouw van een geïntegreerde beleids- en bestuursorganisatie op UMC-niveau, met koppeling van beleidsorganen van UZBrussel en VUB Faculteit Geneeskunde en Farmacie.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 7 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
De vicerector onderzoek zetelt, samen met de verantwoordelijke van de onderzoeksadministratie, in het Algemeen Beleidscollege (ABC)7, een informeel overlegorgaan van de universitaire overheid. Het ABC komt wekelijks samen en is het overlegorgaan van de rector, de drie vicerectoren (onderwijs, onderzoek en studentenbeleid) en de Opdrachthouder Internationale Relaties. De vicerector onderzoek zetelt daarnaast ambtshalve in diverse interne beheersorganen: Raad van Decanen, Rectorencollege, Bestuurscollege en Raad van Bestuur. Tenslotte treedt hij/zij op als extern vertegenwoordiger voor de VUB in diverse externe beleids- en adviesorganen: de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI, voorheen VRWB), het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO-Vlaanderen), de algemene vergadering van het Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie (VIB), de werkgroepen 'Onderzoek' en 'VIB' van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR), …
7
Nieuw organigram in voorbereiding.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 8 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
III. Beleidsplan 2012-2016
III.1. Overzicht van beleidsaccenten van de Onderzoeksraad
Kwaliteit en zichtbaarheid (bv. via zwaartepunten) bepalen meer en meer de positie die een universiteit nationaal en internationaal inneemt in een in toenemende mate competitieve context. Deze twee aspecten krijgen bijzondere aandacht en worden ondersteund via de stimulering van een algehele onderzoekscultuur, de systematische opvolging via de centrale kwaliteitszorg, en de financiering via op specifieke accenten gerichte beleidsinstrumenten. Vaste accenten in het VUB-onderzoeksbeleid - een evenwichtige verdeling van de onderzoeksmiddelen over domeinen - geen inhoudelijke sturing van het fundamenteel onderzoek, met het oog op een grote diversiteit aan onderzoekstopics als brede voedingsbodem voor vernieuwende ideeën; - stimulering van de creatie van discipline-overstijgende expertisenetwerken8 die rond bepaalde onderwerpen een totaal-expertise aanbieden; - blijvende aandacht voor een gezonde onderzoekscultuur9 in het bijzonder naar doctorandi toe: aanstellingsmogelijkheden, begeleiding, omkadering; - een excellentiebeleid via het eigen contingent van onderzoeksmandaten op ZAP-niveau, waarbij de recent ingevoerde beperking inzake anciënniteit gericht is op carrièrekansen voor beloftevolle postdocs; - jaarlijkse
ter
beschikkingstelling
van
sabbatical
leaves,
als
vrijstellings-
en
herbronningsmogelijkheid voor ZAP-leden; - verdere uitbouw van het industrieel en maatschappelijk dienstbetoon en de valorisatie van onderzoeksresultaten; - een vlotte communicatie, zowel intern als met de externe partners. - een systematische monitoring van onderzoeksindicatoren voor de VUB ten opzichte van Vlaamse en internationale referentiewaarden10
8 Het stimuleren van trans- en interdisciplinair onderzoek krijgt sinds vele jaren aan de VUB speciale aandacht. In het verleden gebeurde dit door in de OZR-begroting een apart krediet vooraf te nemen voor de financiering van interdisciplinaire projecten. In 2001 startte de Onderzoeksraad met een nieuw initiatief: de Horizontale Onderzoeksacties (HOA's). Dit zijn trans- en interdisciplinaire samenvoegingen van diverse excellente onderzoeksploegen met wetenschappelijke faam rond thema’s met belangrijke wetenschappelijke, maatschappelijke, filosofische, socio-economische, juridische, technische e.a. aspecten. Via de HOA's worden enkel de discipline-overschrijdende aspecten van het onderzoek gefinancierd. 9 cfr. de betreffende bijlage bij het beleidsplan 2001-2006, de VUB-procedure voor de behandeling van vermoedens van wetenschappelijk wangedrag, de nota inzake zichtbaarheid van onderzoeksresultaten, het profiel van een goede promotor in het OZR-reglement, de kritische houding van de universiteit ten opzichte van universitaire rankings en ruwe indicatoren. 10 bv toegepast in de ZAP-Opdrachtsmatrix
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 9 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Bijzondere aandachtspunten in het VUB-onderzoeksbeleid voor de periode 2012-2016 - een nieuw financieringsmodel onderzoek, met als twee hoofdsporen: - een sterker zwaartepuntenbeleid; - een nieuw, sterker op prestatiecriteria gebaseerd OZR-allocatiemodel voor de verdeling van een basisfinanciering
voor onderzoek,
gericht
op
schaalvergroting,
internationalisering
en
onderzoeksoutput. - een
verhoogde
deelname
aan
EU-
en
internationaal
onderzoek
en
stimulering
van
wetenschappelijke netwerkvorming; - de koppeling tussen onderzoek en onderwijs in de context van het Vlaamse financieringssysteem voor de universiteiten; - het nader vastlegging van prioriteiten inzake internationale samenwerking, in samenspraak met de Opdrachthouder Internationale Relaties; - accent op strategisch basisonderzoek, gericht op het uitbouwen van een wetenschappelijke of technologische capaciteit met op lange termijn economische en/of maatschappelijke toepassingen als doelstelling; - de verdere academisering van het onderzoek aan de hogeschoolpartner, met focus op onderzoek in de Kunsten; - de
verdere
uitbouw
van
een
Universitair
Medisch
Centrum
(UMC),
waarbij
de
kwaliteitsbewaking
en
onderzoekssamenwerking met EhB wordt meegenomen; - de carrière van vorsers.
III.2. Instrumenten van de Onderzoeksraad voor evaluatie en kwaliteitszorg
Het
onderzoeksbeleid
van
de
VUB
is
zeer
sterk
gericht
op
kwaliteitsondersteuning, niet door het onderzoek thematisch te sturen, maar wel door de kwaliteit van haar onderzoekers en onderzoeksteams te bevorderen via verschillende beleidsinstrumenten. Bij selecties voor onderzoeksfinanciering op aanvraagbasis staat ook steeds de wetenschappelijke kwaliteit van het voorgestelde onderzoek centraal, in principe vastgesteld via een screening door externe experten (extern of intern georganiseerd). Het VUB-beleid terzake sluit aan bij de verschillende wijzen en niveaus waarop in Vlaanderen het onderzoek en de onderzoeksoutputprestaties van fundamenteel onderzoek worden geëvalueerd: - de evaluaties van aanvragen voor onderzoeksfinanciering; - de wettelijk verplichte 5-jaarlijkse evaluatie van het individuele ZAP-lid; - de wettelijk opgelegde 8-jaarlijkse (intra-universitair georganiseerde) onderzoeksevaluatie op niveau van onderzoeksgroepen of disciplines, in het kader van de kwaliteitsbewaking van het onderzoek (oorspronkelijk via decreet 12 juni ’91, overgenomen door decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen); - de bij wet opgelegde 5-jaarlijkse onderwijsvisitaties, met oog voor op onderzoek gesteund onderwijs; - op metaniveau: de bij BOF-besluit opgelegde doorlichting van het onderzoeksmanagement van de universiteiten.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 10 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Tot 2010 zijn de hierin kaderende belangrijkste beleidsinstrumenten van de Onderzoeksraad: - de OZR-Richtpercentages11 (goedkeuring OZR 27.02.2002 - RvB 26.03.2002) op basis waarvan middelen voor OZR/BOF-projecten, GOA's en onderzoeksmandaten op ZAP-niveau a priori worden verdeeld over de domeinen HW, BNTW en BMW, en waarvan de criteria een stimulans inhouden voor begeleiding van doctorandi en externe fondsenwerving. - de GOA- en HOA-programma's12 als kanalen voorbehouden voor excellente onderzoeksteams. - de Onderzoeksmandaten op ZAP-niveau en de Odysseus- en Methusalem-programma's als kanalen voorbehouden voor excellente vorsers. - het onderzoeksluik in de ZAP-Opdrachtsmatrix (goedkeuring luik onderzoek: OZR 07.02.2007 RvB 01.07.2008; goedkeuring uitbreiding en actualisering luik onderzoek: OZR 30.06.2010), die de bedoeling heeft om uniforme criteria en richtwaarden aan te bieden voor de evaluatie van academische dossiers van individuele vorsers op verschillende niveaus (faculteiten, onderzoeksraad, ...), gedifferentieerd volgens graad (evolutief traject) en volgens (groep van) discipline(s). - de disciplinegewijze onderzoeksevaluaties13 (goedkeuring Richtstramien OZR 19.09.2001) als instrument voor een globale, systematische kwaliteitszorg voor het onderzoek. In 2010-2011 wordt een ontwerp voor een nieuw, sterker op prestatiecriteria gebaseerd financieringsmodel voor onderzoek uitgewerkt, in uitvoering van de krachtlijnen14 opgesteld door de Onderzoeksraad in het kader van het Algemeen Strategisch Plan (ASP) van de universiteit, waaronder
het
bevorderen
van
zwaartepuntvorming,
schaalvergroting,
internationalisering
en
onderzoeksoutput. Het model bevat als grote onderdelen enerzijds een basisfinanciering voor onderzoek (een basisfinanciering voor alle onderzoeksactieve vorsers verdeeld via de vakgroepen, ter vervanging van het geheel van de OZR-Richtpercentages en de relatief kleine maar arbeidsintensieve toekenningen van OZR/BOF-projecten en andere kleine kredieten), en anderzijds een versterkt zwaartepuntenbeleid (een programmafinanciering op excellentieniveau met langetermijnperspectief, als opvolger van de GOA- en HOA-programma's). Beide onderdelen sluiten aan bij de algemene aanbevelingen aan de Vlaamse universiteiten in het recente rapport van de evaluatie van het onderzoeksmanagement15. Het betreffende ontwerp zal in 2011 aan de Onderzoeksraad worden voorgelegd. Gekoppeld aan de voorgestelde formulegebaseerde basisfinanciering op vakgroepniveau zullen de in kaart gebrachte onderzoeksprestaties en gerapporteerde onderzoeksstrategieën van jaar tot jaar per vakgroep kunnen worden gemonitord als instrument voor het centrale onderzoeksbeleid en voor kwaliteitszorg.
De
onderzoeksprestatieprofielen
op
vakgroepniveau
vormen
samen
met
de
systematische monitoring van onderzoeksprestatieparameters op instellings- en disciplineniveau de basis voor een vollediger en flexibel systeem van kwaliteitszorg16, waaruit een selectie van relevante gegevens kan worden aangewend naargelang het te evalueren beleidsinstrument.
11
Wijziging voorzien in het kader van het nieuwe financieringsmodel onderzoek (zie meteen daaronder). Idem 13 Idem 14 KRACHTLIJNEN VAN HET ONDERZOEKSBELEID. Insteek ten behoeve van het Algemeen Strategische Plan, Versie 05.03.2009 c [bijlage 2] 15 'Beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement van de Vlaamse universiteiten', Vlaamse Interuniversitaire Raad, Brussel, 2010 (http://www.vlir.be/content1.aspx?url=evaluatie-onderzoeksmanagement) 16 Zie hierover ook de nota "Naar een vollediger en flexibeler systeem van kwaliteitszorg", Bijlage bij het Beleidsplan 20062011, Sector Onderzoek & Ontwikkeling. 12
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 11 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Specifiek op vlak van bibliometrische indicatoren wordt regelmatig een ruime en grondige studie uitbesteed (voorbije studierapporten: 2003 en 2008), worden jaarlijks de bibliometrische data gemonitord die een rol spelen in de financiering vanwege de overheid en worden, met de nodige voorzichtigheid,
referentiewaarden
aangereikt
voor
interne
evaluaties,
zoals
in
de
ZAP-
Opdrachtsmatrix. Na afronding van de eerste cyclus van de disciplinegewijze onderzoeksevaluaties in 2010 kan worden overgegaan naar een 'light touch' vorm op basis van een brede jaarlijkse monitoring van onderzoeksprestaties, waarnaast de grondige disciplinegewijze onderzoeksevaluaties meer gericht worden ingezet wanneer dit wenselijk wordt geacht. Hiermee wordt nog steeds voldaan aan de decretale verplichtingen inzake evaluatie van het onderzoek, aangezien de hiervoor gebruikte onderzoeksprestatieprofielen gekoppeld aan het nieuwe financieringsmodel alle vakgroepen en bijgevolg de gehele onderzoeksgemeenschap zullen omvatten. Waken over kwaliteit betekent ook omstandigheden creëren waarin onderzoekers kwalitatief wetenschappelijk onderzoek kunnen verrichten. Zo worden excellente vorsers via een apart contingent VUB-mandaten in staat gesteld om zich gedurende tien jaar nagenoeg volledig aan onderzoek te wijden.
Met
dit
stelselmatig
verder
uitgebouwde
Onderzoekscontingent
op
ZAP-niveau,
voorbehouden voor excellente vorsers, toont de VUB duidelijk haar engagement betreffende één van haar fundamentele peilers, namelijk het verrichten van grensverleggend onderzoek op initiatief van en gedreven door de nieuwsgierigheid van de individuele vorser. Dit onderzoekscontingent betekent niet alleen een belangrijke stimulans voor het onderzoek in het algemeen maar verruimt tevens de mogelijkheden om een onderzoekscarrière aan de universiteit uit te bouwen en een personeelsbeleid te voeren op onderzoeksvlak. De carrière van vorsers blijft een belangrijk aandachtspunt in de komende beleidsperiode. De VUB zal in deze context haar bijdrage leveren in het kader van internationale initiatieven zoals de HR Strategy Group en het EU pilootproject EURAXESS Rights (institutional pilot group on the "human resources strategy for researchers incorporating the charter and the code", HRS4R), en zal een maximale implementatie van het ‘European Charter for Researchers and the code of conduct for the recruitment of researchers’ nastreven. Om vorsers reeds van in het begin vertrouwd te maken met een goede onderzoekscultuur gaat speciale aandacht naar de begeleiding van doctorandi. Deze begeleiding wordt in het kader van de nieuwe
doctoraatsopleiding
georganiseerd
door
de
Doctoral
Schools
en
de
Centrale
Doctoraatsbegeleiding. Via bewustmaking wordt een preventieve werking beoogd. Zo werden een aantal profielen van goed gedrag opgesteld: het profiel van de goede promotor, de goede onderzoeker, de goede wetenschappelijk auteur en de goede peer reviewer. Wanneer zich problemen voordoen in het doctoraatsproces kan een beroep worden gedaan op de in 2003 gecreëerde functie van Ombudsman/-vrouw voor doctorandi, waarvan het nut en de wenselijkheid werden bevestigd in de eerste evalatie eind 2007, niettegenstaande het feit dat het aantal jaarlijkse interventies zeer beperkt is in aantal. Wanneer
zich
ondanks
de
aandacht
voor
een
goede
onderzoekscultuur
vermoedens
van
wetenschappelijk wangedrag voordoen, staat de daaromtrent in 2002 in het AP-reglement ingevoerde procedure klaar, zonder te vervallen in uitvoerige regelgeving. De opportuniteit zal worden onderzocht om voor deze materie een permanente specifieke commissie op te richten, naar aanleiding van de aandachtspunten in het recente rapport van de evaluatie van het onderzoeksmanagement17.
17 'Beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement van de Vlaamse universiteiten', Vlaamse Interuniversitaire Raad, Brussel, 2010 (http://www.vlir.be/content1.aspx?url=evaluatie-onderzoeksmanagement)
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 12 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
III.3. Overzicht van BOF/OZR-financieringslijnen
De BOF overheidstoelage wordt door de VUB elk jaar aangevuld met 12% uit de VUB werkingstoelage. De verschillende categorieën van onderzoeksfinanciering toegekend op advies van de Onderzoekraad zijn met hun doel, criteria en procedure weergegeven in het OZR-reglement. Via het BOF worden momenteel volgende categorieën gefinancierd: - Onderzoeksmandaten op ZAP-niveau en Sabbatical Leaves - Methusalemfinanciering (nieuw sinds 2006) - Geconcerteerde Onderzoeksacties18 (GOA, voor onderzoeksprojecten van vak- of onderzoeksgroepen met een uitstekende wetenschappelijke waarde) - Horizontale Onderzoeksacties19 (HOA, voor vernieuwende, multidisciplinaire projecten gezamenlijk uitgebouwd door excellente onderzoeksteams) - OZR/BOF-onderzoeksprojecten20, met inbegrip van de predoc onderzoeksmandaten in dit kader (45 VTE, waarvan 6 tijdelijk overgenomen op BOF-gelden) - Onderzoeksmandaten en –projecten in het kader van internationale wetenschappelijke samenwerking en, deels gefinancierd via het BOF en deels via de nationale bank en cofinanciering vanuit de betrokken sector: - Interne beleidsondersteunende en -voorbereidende studies Via VUB-OZR onderzoeksmiddelen worden momenteel volgende categorieën gefinancierd: - 6-jaarlijkse Prijs Roger Van Geen ter bekroning van een onderzoekscarrière - 6-jaarlijkse Prijzen I. Vanderschueren voor doctoraatsonderzoek - Kredieten aan Navorsers21 (KaN, voor vorsers die een doctoraat voorbereiden) - IWT-overbruggingsbeurzen22 - Congreskredieten OZR23 - 5-jaarlijkse doctoraatsbeurs Roger Van Geen (Medische Wetenschappen) - Prijs Kankeronderzoek Oncologisch Centrum VUB (in de vorm van onderzoeksmandaten of Sabbatical Leave vergoedingen) - Investeringskredieten voor Zware Wetenschappelijke Apparatuur (ZWA, in het kader van een projectaanvraag)
18 19 20 21 22 23
Wijziging voorzien in het kader van het nieuwe financieringsmodel onderzoek (zie hoger). Idem. Idem. Idem. Idem. Idem.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 13 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
De OZR brengt verder advies uit in het kader van middelen van de Vlaamse overheid, die apart van het BOF worden verdeeld over de universiteiten: - de Odysseus-mandaten voor excellente vorsers, met een mogelijkheid tot preselectie van kandidaten door de universiteiten (voor 80% versleuteld volgens de BOF-sleutel) - de defiscaliseringsmiddelen te besteden voor onderzoeksdoeleinden, voor het grootste deel door de OZR aangewend onder de vorm van bijkomende vorsersmandaten (AAP), maar bv ook als cofinanciering voor infrastructuur met onderzoeksbestemming - de Herculesmiddelen type I en II voor middelzware onderzoeksinfrastructuur24 (versleuteld op basis van de BOF- en IOF-sleutels) Verschillende mechanismen staan in voor de transparantie van de besluitvorming naar de onderzoekers toe (beschikbaarheid van documenten via de R&D website, de BOZ- en OZR-leden als aanspreekpunt en kanaal voor informatiedoorstroming, beschikbaarheid van R&D medewerkers voor verduidelijking). De OZR-adviezen worden, voorzien van een omstandige motivering, voorgelegd aan de beslissende organen. Verschillende mechanismen staan in voor terugkoppeling naar de aanvragers toe (schrijven van de vicerector onderzoek aangaande beslissingen, jaarlijkse overzichten van basistoekenningen op de R&D website of in bijlagen voor de OZR-leden, systematische individuele mondelinge briefings van GOA- en HOA-aanvragers door de coördinator van de screening en de vicerector onderzoek, ...).
24 De Vlaamse Overheid installeerde in 2007 het nieuwe financieringsmechanisme 'Hercules' voor middelzware en zware onderzoeksinfrastructuur. De categorieën middelzware onderzoeksinfrastructuur Hercules 1 en Hercules 2 worden binnen elke associatie aangevraagd, terwijl de categorie zware onderzoeksinfrastructuur Hercules 3 op Vlaams niveau wordt aangevraagd, rechtstreeks bij de Herculesstichting,.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 14 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
III.4. Interface naar de bedrijfswereld
III.4.1.
De
strategische
visie
op
de
opbouw
van
toepassingsgerichte
kennis,
de
samenwerking met het bedrijfsleven en de valorisatie van wetenschappelijk onderzoek
De algemene visie kan als volgt worden samengevat: het belang van verschillende vormen van wetenschappelijk onderzoek wordt erkend, waarbij wordt aangegeven dat zowel fundamenteel onderzoek op initiatief van de vorser of onderzoeksgroep, als strategisch basisonderzoek en toegepast onderzoek met een geëigende methodiek worden aangemoedigd, ondersteund en geëvalueerd. Het plan legt nadruk op zowel de transfer van culturele output in het artistieke onderzoek (o.a. van de hogescholen), de kennis- en technologietransfer naar specifieke sectoren uit de profit sector, de nonprofit sector en het algemene publiek, evenals op de waarde en het potentieel van het strategisch basisonderzoek — gekarakteriseerd door valorisatiedoelstellingen — voor maatschappij en economie. Tenslotte wordt ondersteuning gegeven voor het projectgedreven industrieel en toegepast onderzoek en op de speciale rol van de interfacedienst bij de ondersteuning van kennis- en technologie transfer, inclusief juridische raadgeving, contractonderhandeling, octrooi-indiening, voorbereiding van business dossiers en kapitaalverschaffing voor spin-off creatie (o.a. via het BI3 incubatiefonds, een NV die investeert in spin-offs van de Vrije Universiteit Brussel), incubatiefaciliteiten, wetenschapsparken en de initiatieven met betrekking tot technology scouting en ondernemersinitiatie. De evaluatie van de werking betreffende technologie- en kennistransfer gebeurt elk jaar via voorlegging van de cijfers in het onderzoeksjaarverslag dat als een boordtabel gehanteerd wordt.
III.4.2. De doelstellingen die de universiteit met het IOF wil bereiken
Voor de UAB werd het IOF ondergebracht bij de universiteit, onderzoeksgroepen van de associatiepartner EhB kunnen eveneens programma’s ter financiering indienen, als coördinator of als partner. Er werd een IOF-raad opgericht die samengesteld is conform het Besluit, dat wil zeggen dat een evenwicht tussen universiteit, hogeschool en industrie wordt verlangd, een evenwicht tussen de verschillende R&D domeinen waarin de universiteit excelleert, een evenwicht tussen externe experts en intern geselecteerde raadsleden, een gender evenwicht, waarbij de raadsleden werden aangeduid in functie van hun kennis en betrokkenheid bij het valorisatiegebeuren. De Interface-cel zorgt voor de operationele taken, zoals het voorbereiden en uitvoeren van de beslissingen van de IOF-raad, de opvolging van de gefinancierde groepen en fungeert als adviseur voor de IOF-raad. De IOF-raad heeft er vanuit strategisch oogpunt tot nu toe voor geopteerd om het IOF aan te wenden als middelen voor onderzoeks- of vakgroepen die de gemiddelde schaal van de universiteit ruim overstijgen (volgens de parameters van de IOF-verdeelsleutel) en die een lange-termijn ‘roadmap’ kunnen uittekenen waarin één of meerdere mandaten een effectief verschil kunnen maken. Hierdoor worden de eerder beperkte middelen niet versnipperd, maar geïnvesteerd in die groepen die een duidelijk groeipotentieel hebben, waarbij de IOF-middelen als hefboom kunnen fungeren naar het verhogen van de valorisatie output en het vermeerderen van de daaraan gekoppelde inkomsten.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 15 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
De strategische doelstellingen op langere termijn zijn: - om een substantiële groei van het strategisch en toegepast onderzoek te realiseren, - om de transfer van kennis en technologie naar het bestaande industrieel weefsel te vergroten en te versnellen via onderzoekssamenwerkingen, licentieovereenkomsten en verkoop van kennis, - om kennis en technologie te transfereren naar nieuwe spin-off bedrijven die zich in Vlaanderen of Brussel (VUB Incubator -ICAB) vestigen, waarbij ook het ondernemerschap wordt aangemoedigd en ondersteund bij jonge onderzoekers, - om de participatiegraad in industriële netwerken en strategische onderzoekscentra te verbeteren, waardoor deelname in gezamenlijke onderzoeksprogramma’s verhoogt, - om ook internationale samenwerkingen en uitwisselingen verder uit te bouwen. De mogelijkheid tot herziening en herfocusering van de IOF-doelstellingen moet worden opengelaten in functie van (i) het gewijzigd beleid van de overheid, (ii) een sterke verandering van het VUB aandeel in de globale IOF-output (bijvoorbeeld tengevolge van andere berekeningswijze van de IOFsleutel) of (iii) de vaststelling dat het gekozen IOF-beleid niet de verwachtte output genereert. Gezien de overheid het beloofde groeipad momenteel niet volgt en er bijgevolg op korte termijn weinig of geen nieuwe groepen in het IOF kanaal kunnen instromen, zal in de loop van 2011 nagegaan worden of en hoe het IOF-beleid aan de instelling moet herzien worden.
III.4.3. De doelstellingen die universiteit met de interfacedienst wil bereiken
De Technology Transfer Interface (TTI) is het instrument om het toegepast onderzoek met economische en maatschappelijke finaliteit te stimuleren en de valorisatie van onderzoek vorm te geven. Daarom is TTI een duidelijk identificeerbare cel binnen het R&D departement onder academische supervisie van de vicerector onderzoek, die tevens voorzitter is van de Onderzoeksraad en de IOF-raad. De Academische Commissie Kennis-, Innovatie- en Technologie Transfer (KITT) wordt geconsulteerd bij beleidsvoorstellen rond industriële aspecten en valorisatiedossiers, en neemt eigen initiatieven rond ad hoc dossiers zoals octrooien, de oprichting van een spin-off, industriële samenwerking, liaison met incubatoren en wetenschapsparken, evenals de relaties met - en de hernieuwing van het incubatiefonds voor VUB spin-offs. De realisatie van nieuwe strategische doelstellingen, conform de taken van Interface en aangepast aan de huidige evolutie en toekomstvisies voor de kennismaatschappij waarin de universiteit opereert, worden voorop gesteld: - de interfacewerking verder uitbouwen en professionaliseren, zodat ze is afgestemd op de behoeften van de onderzoekers die begeleiding wensen bij toegepast onderzoek en valorisatie, ondermeer bij indiening van projecten en opvolging van de valorisatietrajecten. Speciale aandacht gaat daarbij naar de IOF-groepen. - het beheer van de IP portefeuille intensifiëren, zodat meer records-of-invention worden ingediend en tegelijkertijd intensiever gewerkt wordt aan een octrooi- en valorisatiestrategie voor elk octrooi (-familie) in samenwerking met de onderzoekers, waardoor de kost verkleind en de return vergroot kan worden. - de interfacewerking verder afstemmen op de uitbouw van samenwerking met bedrijven, door de organisatie van contactdagen, de creatie van awareness voor opportuniteiten bij de onderzoekers, de deelname aan beurzen en fora, de aanwezigheid in het VIN te vergroten.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 16 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
- de entrepreneurship mentaliteit aanwakkeren om meer spin-off’s te creëren via aangepaste opleiding en sensibilisering, maar ook door de FTO (freedom-to-operate) in het oog te houden bij het IP beheer. - verbeterde positionering in regionale netwerken en uitbouw van eigen industrie-universiteitsnetwerk Crosstalks. - het lokale traject (in de vak- en onderzoeksgroepen) leidend naar transfereerbare know-how en onderzoeksresultaten beter ondersteunen vanuit TTI, door het voorstellen van geformaliseerde pipeline schema’s (opgesteld via de uitwisseling van best practices die geëxpliciteerd worden in een geregeld overleg tussen IOF-coordinatoren in zwaartepunten en groeiers in samenspraak met TTI), met als strategische doelstelling de lokale onderzoekers effectiever en sneller tot valorisatie te brengen zonder hun basisopdrachten van fundamenteel onderzoek en onderwijs al te veel te moeten verwaarlozen. - intergroep valorisatieprogramma’s stimuleren en ondersteunen binnen de instelling maar ook met groepen uit andere universiteiten, die eveneens IOF–steun verwierven vanuit hun instelling. - internationalisering van de interfacewerking uitbouwen (spin-offs met buitenlandse partners, aantrekking van buitenlandse economische high tech activiteit, gezamenlijke laboratoria met een missie van technologie transfer, deelname aan joint technology platforms, deelname aan Europese en
internationale
projecten,
mobiliteit
van
actoren
in
strategisch
basisonderzoek
en
technologietransfer, …) - verdere integratie in onderwijs; aansluiting van technologie transfer met onderzoek gebeurt gemakkelijker dan met onderwijs, en bijgevolg moet er meer aandacht besteed worden aan integratie in onderwijs (technologisch ondernemen, innovatiemodellen, e.d. in diverse bestaande onderwijsmodules en tijdens Master en PhD thesissen met industriële affiniteit) - ontsluiten van het valorisatie- en innovatiepotentieel in het domein van de Humane Wetenschappen (service bedrijven en solution providers, evenals grotere bedrijven die een servicemodel hanteren voor de verkoop van hun generische producten, …) - de strategische uitbouw van de interfacefunctie ten aanzien van de groepen van het universitair ziekenhuis, in het kader van de nieuwe structuur, UMC, implicerend dat de TTI activiteit zich ook intensiever ontplooit in het UZBrussel. Deze lange-termijn doelstellingen moeten worden gerealiseerd in het kader van de kerntaken van de Interfacedienst. Het volledige Strategisch plan Universitaire Associatie Brussel 2009-2013 betreffende IOFen Interfacewerking (46 pagina’s) werd ingediend bij de Administratie Wetenschap en Innovatie, die de uitvoering van het Besluit op de IOF- en Interfacewerking controleert
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 17 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
III.5. Wetenschapscommunicatie
De activiteiten inzake Wetenschapscommunicatie aan de VUB worden georganiseerd in nauw overleg met EhB. Op dit moment wordt de basisfinanciering voor Wetenschapscommunicatie toegekend op associatieniveau. Wetenschapscommunicatie — waar interactie tussen wetenschap en maatschappij centraal staat — werkt op deze terreinen: - ontwikkelen, uitvoeren, coördineren en evalueren van projecten waar interactie centraal staat - beleidsadviezen formuleren met betrekking tot wetenschapscommunicatie - verzorgen van ondersteunende projecten teneinde wetenschapscommunicatie aan de instelling te bevorderen Die basisdoelstellingen worden geoperationaliseerd in volgende pijlers: - ICT Jongerenprojecten met didactische onderbouw binnen een Wetenschap- en Technieklijn - Projecten non-profit en breed publiek waar vraag vanuit maatschappij centraal staat - Projecten alle doelgroepen met een evenementmatig karakter waarbij vertaling van onderzoek en interactie de manier centraal staat De krachtlijnen die gehanteerd worden zijn: - Continuïteit - Didactische onderbouwing - Permanente evaluatie en bijsturing - Academische en valorisatie - Dynamische communicatie
III.5.1. Wetenschapscommunicatie: ICT-jongerenprojecten
De ICT-Jongerenprojecten in de vorm van een structurele Wetenschap- en Technieklijn is een kader om projecten gericht op jongeren tussen 2,5 en 18 jaar te ontwikkelen en uit te testen. Inhoudelijk zijn die projecten gericht op techniek en wetenschappen. De Wetenschap en Technieklijn moet historisch gesitueerd worden in de doelstelling dat Europa de meest competitieve kennisregio wil worden. Daarnaast zullen de projecten bijdragen tot het streven van Vlaanderen om in 2020 uit te groeien tot een competitieve, polyvalente kenniseconomie die op een duurzame manier welvaart creëert. Momenteel is het maatschappelijke draagvlak voor wetenschap en techniek niet erg groot. Op school gaat het niet goed met de populariteit van de lessen wetenschappen. Dat laat zich zowel voelen in de doorstroming naar het hoger onderwijs als in de uitstroom van goedopgeleide technici en onderzoekers. Het is duidelijk dat het onderwijs dit probleem niet in haar eentje kan ombuigen, maar dit samen met industrie en universiteiten moet aanpakken. Om die reden werd er gestart met een leerlijn voor wetenschap en techniek voor kinderen/jongeren van 2,5 tot 18 jaar. De projecten zijn didactisch onderbouwd, worden geëvalueerd en bijgestuurd en kennen een continuïteit. Doelgroep is duidelijk gefocust op jongeren van het kleuter-, basis- en het secundair onderwijs, al dan niet in schoolverband.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 18 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Voorbeelden van dergelijke projecten zijn: Stimulus, Robocup Junior, Urban Game, Oma gaat de ruimte in!, … De komende jaren worden de reeds ontwikkelde projecten geconsolideerd, gevaloriseerd en verbreed of verdiept waar dat nodig is.
III.5.2. Projecten non-profit sector en breed publiek op vraagbasis
Projecten die de rechtstreekse link vormen met vragen uit de maatschappij, hetzij non-profitsector, hetzij breed publiek, zijn projecten waar getracht wordt een antwoord te bieden op wetenschappelijke vragen die leven in de maatschappij. Vragen worden gecapteerd en via een interface tot bij de onderzoeker gebracht. De vraaggerichte projecten zijn projecten die in een Vlaams netwerk verweven zijn. Ook internationaal wordt er actief geparticipeerd in netwerken. Voorbeelden van dergelijke projecten zijn: Wetenschapswinkel, Ikhebeenvraag.be. De VUB is voortrekker van het concept Wetenschapswinkel in België en is een vaste waarde geworden in het internationale landschap van Wetenschapswinkels of Community-Based-Research. In de toekomst betekent dit een investering en deelname in EU-projecten. In de komende jaren zal internationaal gewerkt worden aan het vervolg EU-projecten en nationaal zal verdere samenwerking en financiering gezocht worden.
III.5.3. Projecten alle doelgroepen met evenementmatig karakter
Verschillende projecten hebben een evenementmatig karakter waar voornamelijk getracht wordt het publiek te triggeren. Inhoudelijk kunnen de projecten zowel techniek als breed-wetenschappelijke componenten bevatten. De format is aangepast aan de doelgroep. Voorbeelden van dergelijke projecten zijn: “Wetenschap in de Kijker” voor jongeren 2de & 3de graad secundair onderwijs, met uitbreiding naar 3de graad basisonderwijs, Science Bar Brussel voor het breed publiek. In de periode 2012-2016 zal er verder gewerkt worden aan een vernieuwing van het concept “Wetenschap in de Kijker” en “Wetenschapsfeest”. Daarnaast wordt getracht om de Science Bar Brussel verder te verankeren en een vaste waarde te geven in de Brusselse info- en debatcultuur. Wetenschapscommunicatie
kan
een
belangrijke
brugfunctie
vormen
tussen
wetenschap
en
maatschappij, tussen de verschillende onderwijsniveaus, tussen onderzoekers en individuen. Voor de komende 5 jaar hoopt de Vrije Universiteit Brussel haar expertise op vlak van jongerenprojecten en vraaggerichte projecten te consolideren en te vermarkten. Wij werken aan duurzame samenwerkingsverbanden op Vlaams, Brussels en Europees niveau. Op basis van onze praktijkervaring zijn wij van oordeel dat wetenschapscommunicatie hier een verschil kan maken.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 19 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
De komende vijf jaar wil de cel wetenschapscommunicatie verder actief werken aan haar Europese dimensie. De cel is momenteel al intensief betrokken in PERARES, een Europees programma voor mensen actief op het terrein van Wetenschapswinkels en/of Community-Based-Research. RoboCup Junior België is officieel partner van RoboCup Junior (RCJ). De samenwerking beperkt zich tot 1 jaarlijks meeting tijdens de wereldkampioenschappen en participatie van Belgische teams aan deze internationale robotwedstrijd. Ten slotte wil de Cel Wetenschapscommunicatie haar activiteiten verder academisch onderbouwen en haar gerealiseerde projecten op een wetenschappelijke basis blijven evalueren. Dat stelt ons in staat projecten accuraat bij te sturen en vertrouwen van partners te winnen. Een bijkomende uitdaging is ongetwijfeld het verwerven van langdurige financiële ondersteuning vanwege
de
overheid.
De
jarenlang
opgebouwde
expertise
verankeren
dankzij
structurele
overheidsfinanciering en het in stand houden van een continue projectenstroom blijft een hoofdtaak voor de Cel Wetenschapscommunicatie. Het vinden van duurzame financieringskanalen uit de privésector vergt de nodige inventiviteit: hierbij is toenadering tot sector/thema gebonden organisaties een mogelijke uitweg. De Vlaamse overheid heeft een structurele financiering van 4 jaar in de vorm van een Kaderovereenkomst (2008-2011) voorzien waar een aantal opdrachten en performantie-indicatoren tegenover staan. Daarnaast worden er nog subsidies aangetrokken op projectbasis, gaande van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, Kabinet Cerexhe, Europese Commissie. Dit laatste zijn subsidies voor zeer beperkte duur waarmee de ontwikkeling van een project kan verzekerd worden maar geen rekening houdt met het permanente onderhoud en werking van wetenschapscommunicatie-projecten. De uitdaging bestaat uit het verkrijgen van nieuwe subsidieovereenkomsten. Daarnaast
zal
er
structureel
verder
gewerkt
worden
aan
het
beleid,
tussen
de
Cel
Wetenschapscommunicatie en het algemene beleid van de VUB, tussen de verschillende associaties in een Inter-associatie Overlegorgaan, tussen de Cel Wetenschapscommunicatie en de verschillende regionale, nationale en internationale overheden. Netwerken en de verworven erkenning op gebied van expertise, vormen alleszins een sterke basis om dit verder uit te werken.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 20 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
III.6. Administratief ondersteunende en coördinerende diensten
III.6.1. Het R&D-departement
Het R&D-departement, dat onder de verantwoordelijkheid valt van de vicerector onderzoek, concentreert zich op de administratieve en praktische ondersteuning en opvolging van het onderzoeksbeleid, de uitbouw van de VUB-kenniscentra en de nieuwste R&D resultaten. Het R&Ddepartement overkoepelt vier interagerende cellen, waarvan één tevens deels behoort tot de verantwoordelijkheid van de vicerector onderwijs: - De Cel Onderzoekscoördinatie (OZC) - De Technology Transfer Interface (TTI) - De Expertisecel Wetenschapscommunicatie - De Centrale Doctoraatsbegeleiding (DocBe)
III.6.2. De Cel Onderzoekscoördinatie
De missie van de Cel Onderzoekscoördinatie is een stevig onderbouwd onderzoeksbeleid en adviesverlening op het gebied van onderzoeksfinanciering. De Cel Onderzoekscoördinatie verzorgt de onderbouw van het onderzoeksbeleid van de universiteit en verleent advies bij de externe ontwikkelingen op dit vlak. Hierbinnen is de EU-cel de schakel tussen enerzijds de onderzoekers en anderzijds de Europese Commissie. Ze verstrekt informatie over Europese en internationale onderzoeksprojecten en verzorgt het administratieve beheer ervan. In overleg met de Vicerector Onderzoek voert de Cel Onderzoekscoördinatie beleidsstudies uit, in het bijzonder naar de positie van de Vrije Universiteit Brussel in het nationale en internationale onderzoekslandschap. De Cel Onderzoekscoördinatie participeert ook in het Expertisecentrum O&O Monitoring (ECOOM) van de Vlaamse Gemeenschap. Tot het actieterrein van de Cel Onderzoekscoördinatie behoren: - Beleidsvoorbereidende onderzoeksfinanciering
studies, en
adviesverlening
onderzoeksbeleid
in
en
informatieverspreiding
het
algemeen,
en
in
het
in
verband
bijzonder
met
inzake
kwaliteitszorg, onderzoekscultuur en -deontologie en onderzoeksmanagement - Advies verlenen i.v.m. financiering van regionaal, federaal, Europees en internationaal onderzoek - Beleidsvoorbereiding, adviesverlening en ondersteuning van onderzoeksdossiers in het kader van de academisering en de alliantievorming De Cel Onderzoekscoördinatie ondersteunt eveneens het onderzoeksbeleid van de associatie UAB (via BOAB) en van het UZBrussel (via UZOR25). In de personeelsstructuur wordt dit mee ondersteund via een specifieke EhB-antenne aanwezig bij het dept. R&D en een UZBrussel-antenne van het dept. R&D op de campus met het universitair ziekenhuis. Enkele concrete outputvormen van de cel Onderzoekscoördinatie zijn: - interne beleidsnota's met betrekking tot kwaliteitszorg in het onderzoek, en onderzoekscultuur & deontologie - ontwikkelde methoden voor de verdeling van middelen of voor onderzoeksevaluatie
25 Structuurwijziging in voorbereiding: uitbouw van een geïntegreerde beleids- en bestuursorganisatie op UMC-niveau, met koppeling van beleidsorganen van UZBrussel en VUB Faculteit Geneeskunde en Farmacie.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 21 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
- prestatieoverzichten op basis van onderzoeksgegevens uit de door de cel beheerde R&D-Net databank in het kader van evaluaties, bv. voor toetsing van academische dossiers aan de ZAPopdrachtsmatrix - analyse van rapporten van uitbestede bibliometrische studies. - (medewerking aan) opinieteksten in het kader van de actuele onderwerpen voor de Vlaamse onderzoekssector - wetenschappelijke publicaties in het domein van onderzoeksmanagement
III.6.3. De Centrale Doctoraatsbegeleiding
De Centrale Doctoraatsbegeleiding verzekert, in samenwerking met de dienst Onderwijszaken, de uitbouw van een centrale doctoraatsbegeleiding bij het volledige doctoraatsproces en van de doctoraatsopleiding binnen de drie Doctoral Schools. Tot de kernactiviteiten behoren: - informatieverstrekking
in
het
Nederlands
en
in
het
Engels
over
alle
aspecten
van
het
doctoraatstraject, - advies, opvolging en (ondersteuning bij de) implementatie van interne beleidsbeslissingen omtrent doctoraatsonderzoek en doctoraatsopleiding, - opvolging van acties inzake doctoreren door externe en (inter)universitaire instanties, - i.s.m.
de
Doctoral
Schools,
uitbouw
van
een
doeltreffende
en
kwalitatief
hoogstaande
doctoraatsopleiding in het Nederlands en in het Engels, - administratieve ondersteuning en contractonderhandeling bij het afsluiten van nationale en internationale gezamenlijke doctoraten.
III.6.4. De Technology Transfer Interface
De lange-termijn doelstellingen die hoger werden vermeld, moeten worden gerealiseerd in het kader van de kerntaken van de Interfacedienst die in onderstaande lijst verder worden geëxpliciteerd. 1. Dienstbetoonactiviteiten en –contractonderzoek - contacten aanbrengen (bv via organisatie technologische demonstratiedagen, door deelname aan beurzen, via doorsturen van vragen uit netwerken waarin interface zit, doorsturen van rechtstreekse vragen aan interface) - onderzoeksprojecten mee helpen opzetten (budgettering, planning, valorisatiestrategie) - (juridische) controle van IP issues en aansprakelijkheden (vrijwaring belangen VUB en onderzoekers) in NDA’s, MTA’s en contracten - negotiatie met de bedrijven - bemiddeling intern en extern bij problemen/geschillen - administratieve opvolging en inbreng database 2. Ondersteuning bij het vinden van financiering voor toegepast onderzoek - via IWT: SBO, TBM, Tetra,.../ via innoviris (Brussel), Impulsprojecten, ...-> valorisatiestrategie mee opstellen, freedom-to-operate analyse, eerste marktinschatting, dossier mee begeleiden - via IOF -> idem
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 22 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
3. Awareness acties rond ‘valorisatie’ O.a. via starterseminaries, octrooiseminaries, bezoeken aan de diensten, lab notebooks, verzorgen van lessenpakket in ‘project Technologisch Ondernemen’ en ‘biomedische wetenschappen’, publicaties en websites. 4. Creatie van ‘entrepreneurship’ mentaliteit Door de samenwerking met het project Technologisch Ondernemen kunnen vroege spin-off ideeën worden uitgewerkt door studenten die er kennis mee maken via de ‘projectenbeurs’. TTI volgt dit daarna verder op. Daarnaast wordt jaarlijks een reeks seminaries voor potentiële starters gegeven, nu zowel in dagonderwijs als avondonderwijs, openstaand voor studenten, vorsers en externen. 5. Bescherming van Intellectuele eigendom en uitwerken valorisatiestrategie - VUB beheert een 100-tal octrooifamilies, in eigen beheer of samen met anderen. Dit houdt in: opportuniteit van indiening analyseren; octrooiprocedure met octrooigemachtigden in gang zetten en onderhouden; valorisatietraject met de onderzoekers uitwerken; opvolging van deze activiteiten (en onderzoekers blijvend motiveren); business case uitwerken en begeleiden en zelf de contacten hiervoor in gang steken. - opportuniteit van onderhoud dossiers voortdurend afwegen. 6. Spin-off creatie en pipeline verzorgen voor BI3 - Een deel van de valorisatiedossiers komt in aanmerking voor venture financiering: samenstellen van de dossiers, consultants aanstellen, zelf (een deel van het) cijfermateriaal voor de business case bijeenbrengen, voortgang opvolgen. - aanbieden aan BI3: voorbereiding dossiers, opvolging, deelname in raden van bestuur van spin-offs, rapportering aan BI3 (en hands-on opvolging van het BI3 fonds, secretariaat, boekhouding, jaarrekeningen). 7. Valorisatie Hogeschool - coherent programma voor de valorisatie- activiteiten voor de Erasmushogeschool Brussel verder uitwerken en actieve ondersteuning aan de onderzoekers bieden 8. IOF opvolging - uitwerking van het beleid; opvolging van de raden en de beslissingen; - advies en begeleiding van de IOF-groepen; - opvolging van de gefinancierde programma’s en verslag aan IOF-raad, RvB en overheid 9. Deelname netwerken, vertegenwoordiging van of opvolging voor VUB - competentiepolen en strategische onderzoekscentra (VIB, IMEC, IBBT, VITO, enz.) -> vertegenwoordiging van de universiteit; opvolgen van de calls: mee uitwerken van de proposals (vrijwaring belangen VUB). - VIN, VOKA, AO, BAO, Innoviris, e.a.: aanwezig zijn en opportuniteiten vertalen naar de onderzoekers -> gepaste acties opzetten om onderzoekers te sensibiliseren en te ondersteunen. 10. Researchparken en incubatoren - deelname voor VUB in de wetenschappelijke adviescommissies. - organisatie van ontmoetingsmiddagen (onderzoekers-bedrijven). - samenwerking met incubatoren.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 23 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
11. Industrieel netwerk - interface investeert in de ondersteuning van Crosstalks en volgt de industriële relaties op. 12. Allerlei - interne taken: in het kader van R&D, ondermeer de opvolging van de relaties VUB-vzw’s, associatiematerie, reglementen, … - interface heeft een beleidsvoorbereidende en ondersteunende taak.
III.6.5. De Expertisecel Wetenschapscommunicatie
De Expertisecel Wetenschapscommunicatie wil op een (inter)actieve manier over wetenschap informeren en dialogeren door middel van verschillende strategieën aangepast aan specifieke doelgroepen met als uiteindelijk doel interesse wekken, kennis vergroten, opinie vormen, attitude en/of gedrag veranderen. Zij heeft daarbij volgende strategische doelstellingen voor ogen: 1. Maatschappelijk draagvlak voor wetenschap vergroten 2. Verschillende
doelgroepen
(jongeren,
breed
publiek,
non-profitsector)
sensibiliseren
voor
wetenschap, techniek en innovatie 3. Samenwerkingsverbanden uitbouwen en/of versterken met het onderwijsveld en industrie 4. Tegemoetkomen aan informatiebehoeften van de maatschappij 5. Samenwerken met andere actoren binnen wetenschapscommunicatie 6. Intern en extern draagvlak wetenschapscommunicatie versterken De strategische doelstellingen worden uitgewerkt in 3 pijlers: - ICT Jongerenprojecten met didactische onderbouw binnen een Wetenschap- en Technieklijn - Projecten non-profit en breed publiek waar vraag vanuit maatschappij centraal staat - Projecten alle doelgroepen met een evenementmatig karakter waarbij vertaling van onderzoek en interactie centraal staat
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 24 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Afkortingen
AAP
Assisterend Academisch Personeel
ABC
Algemeen Beleidscollege
AO
Agentschap Ondernemen
ASP
Algemeen Strategisch Plan (ASP)
ATP
Administratief en Technisch Personeel
AZ
Academisch Ziekenhuis
BAO
Brussels Agentschap voor de Onderneming
BAP
Bijzonder Academisch Personeel
BI3
Brussels Imagination, Innovation and Incubation Fund
BMW
Biomedische wetenschappen
BNTW
Basis-, Natuur- en Toegepaste Wetenschappen
BOAB
Bureau Onderzoek Associatie Brussel
BOF
Bijzonder Onderzoeksfonds
BOW
Bureau Ontwikkelingssamenwerking
BOZ
Bureau van de Onderzoeksraad
CIB
Commissie Industrieel Beleid
DocBe
Doctoraatsbegeleiding
ECOOM
Expertisecentrum O&O Monitoring
EhB
Erasmushogeschool Brussel
FTO
Freedom to operate
FWO-Vlaanderen
Fonds voor Wetenschapelijk Onderzoek-Vlaanderen
GOA
Geconcerteerde Onderzoeksacties
HOA
Horizontale Onderzoeksacties
HW
Humane Wetenschappen
IBBT
Interdisciplinary Institute for Broadband Technology
ICAB
Incubator Arsenaal
ICT
informatie- en Communicatietechnologie
IICB
Innovation and Incubation Centre Brussels
IMEC
Interuniversity Microelectronics Center
IOF
Industrieel Onderzoeksfonds
IRMO
International Relations & Mobility
IUAP
Interuniversitaire Attractiepolen
IWT
Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie
KaN
Kredieten aan Navorsers
KITT
Kennis, Innovatie & Technologie Transfer
KMS
Koninklijke Militaire School
MTA
Material Transfer Agreement
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 25 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
NDA
Non-disclosure agreement
OWR
Onderwijsraad
OWS
Ontwikkelingssamenwerking
OZC
Onderzoekscoördinatie
OZR
Onderzoeksraad
R&D
Research and Development
RCJ
RoboCup Junior
RvB
Raad van Bestuur
SBO
Strategisch Basisonderzoek
TBM
Toegepast Biomedisch onderzoek met een primair Maatschappelijke finaliteit
TTI
Technology Transfer Interface
UAB
Universitaire Associatie Brussel
ULB
Université Libre de Bruxelles
UMC
Universitair Medisch Centrum
UZBrussel
Universitair Ziekenhuis Brussel
UZCOM
UZBrussel Cel Onderzoeksmanagement
UZOR
UZBrussel Onderzoeksraad
VIB
Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie
VIN
Vlaams Innovatie Netwerk
VITO
Vlaamse instelling voor technologisch onderzoek
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VOKA
Vlaams Economisch Verbond
VRWB
Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid
VRWI
Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie
VTE
Voltijds Equivalent
VUB
Vrije Universiteit Brussel
WEC
Werkgroep Wetenschapscommunicatie
ZAP
Zelfstandig Academisch Personeel
ZWA
Zware Wetenschappelijke Apparatuur
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 26 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
BIJLAGE 1 Opvolging van het beleidsplan 2006-2011
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 27 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Opvolging van het beleidsplan 2006-2011 (Elementen in volgorde van voorkomen)
1. Expertiseopbouw R&D
Verwerving van expertise bij het R&D dept. aansluitend bij de evolutie van het onderzoeksbeleid, om het beleid wetenschappelijk te onderbouwen (academisering van het dept. R&D): Genomen acties Interfacecel: - Continue benchmarking van de werking door positionering in netwerken als ASTP, Proton, TII, LES, ... Genomen acties cel Wetenschapscommunicatie: - Start van internationale analyse voor het project Wetenschapswinkel binnen het EU-project PERARES. - EU projectvoorstel ingediend in januari 2011: Supporting and coordinating actions on innovative methods in science education teacher training on inquiry based teaching methods on a large scale in Europe – 2010 TeacherLab - Collaborative Teacher Development Communities training science teachers to teach inquiry based on a large scale supported by serious games Call Identifier: FP7SCIENCE-IN-SOCIETY-2010-1. Genomen acties cel Onderzoekscoördinatie: - Start
en
verdere
uitbouw
van
twee
VUB-onderzoeksniches
binnen
het
interuniversitaire
Expertisecentrum O&O Monitoring (ECOOM), rond toponderzoekers en rond outputindicatoren voor onderzoek in de kunsten (jaarlijkse rapportering en opvolging via het ECOOM Jaarplan en Jaarverslag). - Wetenschappelijke
ouput
naar
aanleiding
van
ervaring
in
andere
VUB-niches
inzake
onderzoeksbeleid (in het bijzonder: disciplinegewijze onderzoeksevaluaties, 200826; Horizontale Onderzoeksacties, 201027).
2. Onderzoeksraad
De
uitbouw
van
een
aangepaste
onderzoeksstructuur
en
cultuur
in
het
kader
van
de
academiseringsopdracht van de VUB naar de EhB toe. Genomen acties: - Verderzetting van de werkzaamheden van het Bureau Onderzoek Associatie Brussel (BOAB) (jaarlijkse
rapportering
en
opvolging
van
het
academiseringsproces
via
de
OZR-
voortgangsrapporten) Gestaltegeving van de notie artistiek onderzoek naast wetenschappelijk onderzoek. Genomen acties: - ECOOM niche rond outputindicatoren voor onderzoek in de kunsten (jaarlijkse rapportering en opvolging via het ECOOM Jaarplan en Jaarverslag)
26 N. Rons, A. De Bruyn, J. Cornelis (2008), Research evaluation per discipline: a peer-review method and its outcomes, Research Evaluation, Volume 17, Number 1, March 2008, pp. 45-57. 27 N. Rons (2010), Interdisciplinary Research Collaborations: Evaluation of a Funding Program (Full paper), In: Proceedings of the Sixth International Conference on Webometrics, Informetrics and Scientometrics (WIS) & Eleventh COLLNET Meeting (CD-rom & online), Mysore, India, 19-22 October, 2010, pages 692-704.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 28 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
‘Kwaliteit’ van de Raadsleden: uitwerking van minimale vereisten waaraan de onderzoekscurricula van de raadsleden moeten voldoen. Genomen acties: - De negentien leden van het Zelfstandig Academisch Personeel (ZAP) in de Onderzoeksraad worden aangeduid rekening houdend met een toetsing aan de ZAP-Opdrachtsmatrix als kwaliteitsvereiste (aanpassing OZR-reglement OZR 12.12.2007 - RvB 12.02.2008). Debat aangaande proximiteit van de facultaire navorsingscommissies en daaraan verbonden risico op favoritisme en afspraken, het arbeidsintensief proces van peer review voor vele projecten met kleine financiering, en responsabilizerening van lokale onderzoeksstructuren. Genomen acties: - Ontwerp van een formulegebaseerde basisfinanciering voor onderzoek binnen een vernieuwd financieringsmodel voor onderzoek (ontwerp en onderbouw: 2009-2010; academisch overleg en besluitvorming: eind 2010-2011) Verdere uitbouw van het kwaliteitszorgsysteem met beleidsinstrumenten voor remediëring naar de onderzoeksgroepen EN naar het centrale onderzoeksmanagement toe, met vrijwaring van de remediërende rol zonder te heftige sanctionering, en ter identificering (in gezamenlijk overleg tussen de onderzoeksgroepen en het centrale management) van flessenhalzen die de voortgang en ontplooiing van het onderzoek belemmeren. Genomen acties: - Voorbereiding van een vernieuwd systeem van systematische kwaliteitszorg verbonden aan een vernieuwd financieringsmodel voor onderzoek (ontwerp en onderbouw: 2009-2010; academisch overleg en besluitvorming: eind 2010-2011) Uitwerking van richtlijnen voor evaluatiecriteria per discipline, die binnen de universiteit (faculteiten, vakgroepen, …) kunnen gebruikt worden voor evaluaties met onderzoeksaspect, om een vergelijkbaarheid van de onderzoeksevaluatie op elk aggregatieniveau mogelijk te maken. Genomen acties: - Ontwerp, goedkeuring en uitbreiding van het luik onderzoek van de ZAP-Opdrachtsmatrix (goedkeuring luik onderzoek: OZR 07.02.2007 - RvB 01.07.2008; goedkeuring uitbreiding en actualisering luik onderzoek: OZR 30.06.2010). Ontwikkeling van monitoring tools om op basis van enkele (input en output) indicatoren te kunnen nagaan of beleidsbeslissingen hun doel bereiken, en bij te dragen tot de fundering van verschillende soorten evaluaties, tot het beantwoorden van beleidsvragen en tot het implementeren van structurele managementbeslissingen binnen de universiteit. Genomen acties: - Voorbereiding
van
een
performantieprofiel
per
vakgroep
verbonden
aan
een
vernieuwd
financieringsmodel voor onderzoek (ontwerp en onderbouw: 2009-2010; academisch overleg en besluitvorming: eind 2010-2011) - Systematische monitoring van indicatoren gebruikt in interuniversitaire allocatiemodellen (jaarlijkse actualisering)
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 29 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Beloning van de creatie van efficiënte organisatiestructuren met een grotere schaal, om zodoende hun creatie te bespoedigen en te bevorderen. Genomen acties: - Incentives voor voldoende schaalgroote ingebouwd in het ontwerp van een formulegebaseerde basisfinanciering voor onderzoek binnen een vernieuwd financieringsmodel voor onderzoek (ontwerp en onderbouw: 2009-2010; academisch overleg en besluitvorming: eind 2010-2011) Verhoging van het GOA-budget (o.a. via de defiscaliseringsgelden, nadat de eerste dringende eenmalige injecties achter de rug zijn), om tegemoet te komen aan de stijgende nood aan middellange
termijnfinanciering
(vb.
GOA)
na
herstructurering
en
‘herschaling’
van
onderzoeksstructuren. Genomen acties: - Ontwerp van een versterkt zwaartepuntenbeleid binnen een vernieuwd financieringsmodel voor onderzoek (ontwerp en onderbouw: 2009-2010; academisch overleg en besluitvorming: eind 20102011) Acties
ter
bescherming
van
ideeën
en
werkwijzen
vervat
in
de
projectvoorstellen
beleidsvoorbereidend en beleidsondersteunend onderzoek naar de overheid toe. Genomen acties: - Sensibilisering van de betrokken onderzoeksgroepen, pro-actieve screening van ingediende proposals. Uitbreiding van de vaste kaders voor onderzoeksprofessoren. Genomen acties: - Bepleiting door de universiteiten van bijkomende overheidsmiddelen voor BOF-ZAP (jaarlijkse toekenning van een subsidie aan de bijzondere onderzoeksfondsen voor de aanstelling van bijkomende ZAP-mandaten sinds begrotingsjaar 2007) Uitbouw van een postdoc “middenkader” dat toelaat om een onderzoekscarrière uit te bouwen naast het reguliere ZAP, indien extra financiële ruimte hiervoor gecreëerd wordt. Genomen acties: - Het ontwerp voor een nieuw financieringsmodel onderzoek voorziet bij de zwaartepuntfinanciering dat de middelen dienen te worden besteed aan de aanstelling van minstens één postdoc, ter versterking van het "middenkader", waarvoor weinig alternatieve middelen bestaan. Systematische internationale verspreiding van vacatures voor senior vorsers ter bevordering van een internationaal ingebedde onderzoekscultuur en internationale onderzoekscarrières. Genomen acties: - R&D-nota "Internationale vacatures: Taal, documentatie-inhoud & verspreiding" ten behoeve van het Academisch Beleidscollege (mei 2006) - Opname van bepalingen aangaande verplichte internationale verspreiding van vacatures in het ontwerp door de personeelsdienst van een vernieuwd AP-reglement (2010). - Verhoogde beschikbaarheid van documenten en formulieren van OZR en DP in het Engels (OZRreglement: in voorbereiding). - Deelname aan de HR Strategy Group en het EU pilootproject EURAXESS Rights - institutional pilot group on the "human resources strategy for researchers incorporating the charter and the code" (HRS4R) (sinds 2010).
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 30 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Systematischer beoordeling via internationale screening van kandidaturen van senior vorsers (o.m. ter vermijding van "inteelt" en om het wantrouwen dat interne kandidaten bevoordeligd worden weg te werken). Genomen acties: - Niet voorzien voor reguliere ZAP-leden in het huidige ontwerp door de personeelsdienst van een vernieuwd AP-reglement (2010). - Aanvragen voor Onderzoeksmandaten op ZAP-niveau worden sinds het begin van dit VUBprogramma (2000) toegekend op basis van internationale peer review. Behoud van de academische vrijheid, o.a. door aandacht voor individuele initiatieven en lange termijn-denken, als specifieke opdracht van de universiteiten die moet worden gevrijwaard, ook onder de sterke druk die de politieke wereld, overheden en industrie op de universiteiten uitoefenen om te komen tot korte termijn resultaten die resulteren in directe output en winst. Genomen acties: - Ontwerp
van
een
formulegebaseerde
basisfinanciering
voor
onderzoek
en
een
versterkt
zwaartepuntenbeleid binnen een vernieuwd financieringsmodel voor onderzoek (ontwerp en onderbouw: 2009-2010; academisch overleg en besluitvorming: eind 2010-2011). Uitbouw van een kader voor de verderzetting na Odysseus-toekenningen binnen de beschikbare financiële ruimte. Genomen acties: - Uitbreiding van het OZR-reglement met het oog op de instroom van Odysseus-mandaathouders in het kader voor onderzoeksprofessoren na afloop van hun Odysseus-mandaat (goedkeuring OZR 13.03.2009 - RvB 06.10.2009). Incentives voor mobiliteit en netwerking, en zo de mogelijkheden om externe vorsers aan te trekken. Genomen acties: - Incentives impliciet vervat (gezien de materie zich moeilijk leent tot algemeen toepasbare strikte regels) in het ontwerp van een formulegebaseerde basisfinanciering voor onderzoek binnen een vernieuwd financieringsmodel voor onderzoek (ontwerp en onderbouw: 2009-2010; academisch overleg en besluitvorming: eind 2010-2011). Onderzoek in het kader van het personeelsbeleid van de mogelijkheden tot invoer van een verplichting tot / recht op een sabbatical leave van 3 tot 12 maanden binnen een ZAP-carrière. Genomen acties: - Niet voorzien in het huidige ontwerp door de personeelsdienst van een vernieuwd AP-reglement (2010). - Naar aanleiding van de in het reglement aangaande de Onderzoeksmandaten op ZAP-niveau ingevoerde anciënniteitsvoorwaarde (RvB 06.10.2009), zullen voortaan meer mogelijkheden worden voorzien voor toekennigen van Sabbatical Leaves.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 31 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Onderzoek naar enige vorm van waardering van internationalisering en universitaire ontwikkelingssamenwerking in het academische dossier. Genomen acties: - Internationalisering:
Bonus
bij
het
bekomen
van
internationale
financiering
voor
onderzoeksprojecten en -mandaten, en daarnaast impliciete incentives, vervat in het ontwerp van een formulegebaseerde basisfinanciering voor onderzoek binnen een vernieuwd financieringsmodel voor onderzoek (ontwerp en onderbouw: 2009-2010; academisch overleg en besluitvorming: eind 2010-2011). - Universitaire ontwikkelingssamenwerking: Identificeerbaar in het academisch dossier aan de hand van
specifieke
projectcodes,
terwijl
de
materie
zich
moeilijk
leent
tot
meer
concrete
waarderingsregels in afwezigheid van mogelijkheden tot onderscheiding van prestaties op basis van kwaliteit. Ontwerp van een kader voor mobiliteit tussen kennisinstellingen en bedrijven dat onder andere de intellectuele eigendomsrechten duidelijk specificeert, om goede wetenschappelijke output beter over te dragen (b.v. "bilateral residentships", met enerzijds ZAP-AAP-BAP leden die in bedrijven helpen de binnengebrachte know how te integreren en anderzijds bedrijfsmedewerkers die actief deelnemen aan welbepaalde onderzoeksonderwerpen in universitaire onderzoeksgroepen). Genomen acties: - Kader werd grotendeels gecreëerd door de Baekeland maatregelen van de Vlaamse overheid (ook in Brussel staat een vergelijkbaar initiatief in de steigers) en de recente herziening van de onderzoeksmandaten. Opvolging van de implementatie is ‘ongoing’. Bijdragen in het creëren van een mobiliteitscultuur van bij de start van de onderzoekscarrière in alle onderzoeksdomeinen, kaderend in de prioriteiten voor de doctoraatsbegeleiding. Genomen acties: - Centrale coördinatie van de contractonderhandeling van gezamenlijke doctoraten. - Toekenning van een eenmalige bench fee (2000, 4000 of 5000 euro afhankelijk van de lokatie van de partnerinstelling) als een bijdrage in de extra kosten verbonden aan een gezamenlijk doctoraat (goedgekeurd OZR-reglement 12.02.2008). Verdere implementatie van aanbevelingen vervat in het ‘European Charter for Researchers and the
code
of
conduct
for
the
recruitment
of
researchers’,
in
de
mate
dat
de
nationale/regionale/communautaire regelgeving dit toelaat. Genomen acties: - VUB-participatie in de Institutional Human Resources Strategy Group: Directeur Personeel met als plaatsvervanger Coördinator Centrale Doctoraatsbegeleiding (sinds 2010) - Deelname aan het EU pilootproject EURAXESS Rights - institutional pilot group on the "human resources strategy for researchers incorporating the charter and the code" (HRS4R) (sinds 2010). Opbouw van managementcapaciteiten en financiële en administratieve managementondersteuning via de centrale administratie voor grote projecten (b.v. een EU-Network of Excellence). Genomen acties: - Vernieuwing van de EU-cel van het dept. R&D met twee nieuwe medewerkers en uitbreiding met een jurist gespecialiseerd in EU-materie.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 32 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Keuze voor een systeem van ‘doctorale begeleiding’ à la carte, met naast centraal georganiseerde begeleidingsinitiatieven een degelijk georganiseerde discipline-eigen opleiding. Genomen acties: - Oprichting van drie Doctoral Schools en een doctoraatsopleiding i.s.m. UGent. - Sinds 2008 de organisatie van meer dan 100 workshops en activiteiten specifiek voor doctorandi. Aandacht voor de valorisatie van doctoraatsdiploma's op de arbeidsmarkt. Genomen acties: - Co-organisatie van PhD Conference: From PhD to Job market i.s.m. UGent. - Implementatie van het Getuigschrift van de Doctoraatsopleiding waarmee de extra competenties en vaardigheden van de doctorandi in de verf gezet worden. - Recent op centraal VUB-niveau opgestart beleidsondersteunend project Career Centre, gericht op efficiënte organisatie van binnenlandse en internationale uitwisseling (stages, eerste werkervaring, on campus recruitment).
3. Interface naar de bedrijfswereld
Academische onderbouw van het Interface-gebeuren, zodat een pro-actief beleid kan gevoerd worden in het kader van de doelstellingen van de overheid (onder andere m.b.t. het behalen van de Lissabonnorm). Genomen acties: - Continue benchmarking van de werking door positionering in netwerken als ASTP, Proton, TII, LES, ... Benchmarking van het eigen interfacemanagement in nationale en internationale context, opdat verdere uitbouw van samenwerkingen en transfer van kennis en technologieën naar de maatschappij en de industrie kunnen worden geoptimaliseerd. Genomen acties: - Continue benchmarking van de werking door positionering in netwerken als ASTP, Proton, TII, LES, ... Verder onderzoek naar de evolutie van outputindicatoren zoals die nu voor het Strategisch basisonderzoek- IOF kanaal worden gehanteerd, met een grondige analyse van de VUB-data, de UABdata en de beschikbare gegevens in Vlaanderen, evenals een analyse van de relevantie van sommige parameters als meetinstrument van innovatiepotentieel. Genomen acties: - Analyses uitgevoerd tbv de evaluatie van de lopende IOF-gefinancierde groepen. Analyse moet aanzet geven tot evaluatie van de nood aan bijsturing van het IOF. Verdere uitwerking en praktische implementatie van een gezamenlijk valorisatiebeleid op associatieniveau na de uitbouw van beleid en reglementering hieromtrent door de Vlaamse overheid, inclusief afspraken met betrekking tot de transfer van kennis en technologieën in het Brussels Gewest. Genomen acties: - Uitwerking in het EWI beleidsplan IOF en Interfacewerking; praktisch vormgegeven in het programma ‘Building capacities’.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 33 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Verdere uitbouw van het Business Development luik in de TT-Interface Genomen acties: - Aanwerving senior (deeltijds) en junior (voltijds) business developer met relevante bedrijfservaring/ opleiding. Verdere uitbouw van een netwerk rond onderzoek en innovatie in het Brussels Gewest Genomen acties: - Aansluiting bij bestaande netwerken en actieve opvolging hiervan; coördinatie met ICAB. Verdere integratie van het Crosstalks netwerk in het VUB-beleid rond sponsoring Genomen acties: - Nog op te nemen.
4. Academisering en institutionele samenwerkingen
Verdere concrete implementatie van de samenwerking met de EhB, met bijzondere aandacht voor de uitwerking van het doctoraat in de kunsten en de academisering van het Hoger Kunstonderwijs. Genomen acties: - Inrichting van een doctoraat in de Kunsten (verdediging eerste doctoraat in de Kunsten: 30.11.2007) Zo inhoudelijk mogelijke uitwerking van structurele samenwerkingen buiten de grenzen van de associatie
op
projectbasis,
liefst
met
ondersteuning
via
institutionele
academiseringsovereenkomsten (b.v. met KMS, ULB, federale instellingen voor wetenschappelijk onderzoek, o.a. in zake doctoreren). Genomen acties: - Erkenning door de Onderzoeksraad van Alliantieonderzoeksgroepen VUB-UGent (OZR 17.09.2008, RvB 28.10.2008) - Gezamenlijke doctoraten (expliciete opname in het centrale doctoraatsreglement: 27.01.2009)
5. Wetenschapscommunicatie
Verder actief werken aan de Europese dimensie van de cel Wetenschapscommunicatie Genomen acties: - 2009: Het EU-project PERARES (Public Engagement with Research and Research Engagement with Society) werd goedgekeurd. Dit project wordt gecoördineerd door Rijksuniversiteit Groningen. De Cel Wetenschapscommunicatie heeft, via de Wetenschapswinkel, een belangrijke plaats binnen dit project, ten eerste als werkpakket-leider en ten tweede als partner in alle andere werkpakketten. PERARES is een 4-jarig project met 26 partners uit 17 landen. In totaal werd een subsidie van 2,7 miljoen euro toegekend. Het project loopt van 2010 tot mei 2014.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 34 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Verdere
academische
onderbouwing
van
de
activiteiten
van
de
cel
Wetenschapscommunicatie en evaluatie op een wetenschappelijke basis van de gerealiseerde projecten. Genomen acties: - Licentiaatsverhandeling VUB (2004) Caroline Wouters - Stimuli en belemmeringen in het gebruik van computertoepassingen, zoals case Stimulus chemie door leerkrachten chemie, een exploratief onderzoek. Bij de ontwikkeling van de nieuwe modules werd rekening gehoyuden met de bevindingen van deze thesis; - Prospective Research for Brussels (2006-2008): Ariane Carlier werkte tijdens haar doctoraat aan de evaluatie van 1 van de ICT-jongerenprojecten, met name Virtueel Museum. Het doctoraat werd na 2 jaar stopgezet, een wetenschappelijk rapport werd ter afsluiting van dit project in 2008 overhandigd. Virtueel Museum werd verbouwd aan de hand van suggesties in het rapport. - TETRA Projectvoorstel (2009) - VIMAP: VIrtualisatie voor Mobiele APplicaties - Vraag ingediend bij Wetenschapswinkel op 27/01/2009 met betrekking tot evaluatie Stimulus. Artikels: - Kennisdagen Communicatie (2004) - Stimulus: Computergames voor wetenschappen. Een nieuwe manier om jongeren warm te maken voor wetenschappen - Prof. dr. Jean-Pierre de Greve, Wim Van Broeck en Caroline Wouters, Afdeling Wetenschapscommunicatie, Vrije Universiteit Brussel. - Wim Van Broeck (2005) Delta – tijdschrift van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) - Leraars leren communiceren over wetenschappen, de rol van wetenschapscommunicatoren. - Wim Van Broeck (2006) - PERSOON EN GEMEENSCHAP Virtueel Museum. Een multimediaal project in het SO, jg 55, nr 3, p. 129-145. - Ils De Bal (2007): Allocation Model for Science Shops. Conference Paper, Living Knowledge Conference Paris, 30/08/2007-01/09/2007. - Sofie Van den Bossche (2007): Structural embedding of Science Shops in a governmental science communication policy. Conference Paper, Living Knowledge Conference Paris, 30/08/200701/09/2007. - Stefanie Goovaerts (2007): Online database; The daily working tool for the Science Shops Network in Belgium. Conference Paper, Living Knowledge Conference Paris, 30/08/2007-01/09/2007. - Wim
Van
Broeck
(2007)
-
PERSOON
EN
GEMEENSCHAP
Een
interactief
computerspel
“wetenschappen” (SO): Stimulus©, jg 56, nr 5, p. 129-145. - Wim
Van
Broeck
en
Jan
Cornellis
(2007)
-
Science
Connection
-
Paradigma's
in
wetenschapscommunicatie, 19 december, p30-32. - Ils De Bal (2008): Improving the interaction between the scientific world and the society through a Science Shop (Network). Conference Paper, PCST-10 Conference Malmö, 25/06/2008-27/06/2008. - Ils De Bal (2009): Science Shop Outcomes; Success and Failures. Poster/Conference Paper, Living Knowledge Conference Belfast, 27/08/2009-29/08/2009.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 35 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Verwerving van langdurige financiële ondersteuning voor de cel Wetenschapscommunicatie vanwege de overheid. Genomen acties: - Er werd eind 2007 en in 2008 rechtstreeks onderhandeld met de Vlaamse overheid (Kabinet van Minister
van
Wetenschap
en
Innovatie)
om
hen
te
overtuigen
van
het
belang
van
wetenschapscommunicatie. Deze onderhandelingen resulteerde in een structurele overeenkomst op associatieniveau: “Kaderovereenkomst 2008-2011 betreffende de ondersteuning van de activiteiten van
de
expertisecellen
wetenschapscommunicatie
binnen
de
associaties
van
de
Vlaamse
Gemeenschap in het kader van het actieplan Wetenschapscommunicatie”.
6. Coördinatie van het onderzoeks- en onderwijsbeleid
Coördinatie van het onderzoeks- en onderwijsbeleid Genomen acties: - Toekenningen en incentives op vakgroepniveau in het ontwerp van een formulegebaseerde basisfinanciering voor onderzoek binnen een vernieuwd financieringsmodel voor onderzoek (ontwerp en onderbouw: 2009-2010; academisch overleg en besluitvorming: eind 2010-2011) - Basering van de verdeling van de universitaire basisfinanciering over de faculteiten op onderwijs EN onderzoeksparameters (ontworpen in 2008)
7. Diversiteit
Bespreking van onderzoeksgerelateerde diversiteitsaangelegenheden. Genomen acties: - Verhoging van de maximale termijn na PhD met 1 jaar per kind voor vrouwelijke kandidaten voor een Onderzoeksmandaat op ZAP-niveau, tot een maximale vermeerdering met 3 jaren (goedkeuring OZR 13.03.2009 - RvB 06.10.2009) - Invoer van een voorwaarde inzake genderevenwicht in de samenstelling van de Onderzoeksraad (aanpassing OZR-reglement OZR 12.12.2007 - RvB 12.02.2008)
8. Centrale onderzoeksdatabank
Implementatie van de centrale onderzoeksdatabank op associatieniveau en integratie binnen de VUB-eigen en externe databeheerspakketten Genomen acties: - R&D-Net toegang voor EhB-vorsers en toevoeging van publicatecategorieën voor onderzoek in de kunsten (ontwikkeld in 2006). - Prospectie van mogelijkheden tot importering van publicaties uit de Web of Science: lopend project opgenomen in het ASP van de Universiteitsbibliotheek en van R&D (technische analyse uitgevoerd). - Advies van de Onderzoeksraad aan de Universiteitsbibliotheek aangaande de implementatie van een Institutional Repository (adviezen OZR 14.05.2008 & 01.10.2008).
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 36 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
9. UZBrussel
Op te richten beleidsorgaan binnen het ziekenhuis, verantwoordelijk voor het uitwerken van een ‘ziekenhuiseigen’
onderzoeksbeleid
onderzoeksadministratie
en
verantwoordelijk
aanstelling voor
binnen
het
informatieverstrekking,
ziekenhuis
van
dienstverlenging
een en
ondersteuning van het onderzoek. Genomen acties: - Oprichting in 2007 van de UZBrussel Onderzoeksraad (UZOR), in haar werkzaamheden gesteund door de UZBrussel Cel Onderzoeksmanagement (UZCOM) - Structuurwijziging in voorbereiding: uitbouw van een geïntegreerde beleids- en bestuursorganisatie op UMC-niveau, met koppeling van beleidsorganen van UZBrussel en VUB Faculteit Geneeskunde en Farmacie.
10. Academisering van het Onderzoeksmanagement
Academisering van het Onderzoeksmanagement (Cel Onderzoekscoördinatie) 1: output gegenereerd in het kader van ervaring of studies aangaande het onderzoeksbeleid van de universiteit of in Vlaamse interuniversitaire context (neemt naargelang het onderwerp een verschillende vorm aan, gaande van beknopte overzichten tot uitgebreide beleidsnota's en rapporten). Genomen acties: "Evaluatie HOA-programma 2009", Vrije Universiteit Brussel, Report for the Board of the VUB Research Council 20 January 2010, Brussels, 17 p. and Synthesis Report for the VUB Research Council 3 February 2010, Brussels, 7 p., Brussels, in Dutch "Doctoreren aan Vlaamse universiteiten 1991-2002", Kristien Vercoutere, Nadine Rons, Eric Spruyt, Ann Verlinden, In: Kennis in wording. Het Vlaamse onderzoeks- en innovatiepotentieel, Ronan Van Rossem, Karen Vandevelde, Hannelore De Grande (Eds.), ECOOM Expertisecentrum Onderzoek & Ontwikkelingsmonitoring, 2009, pages 37-50, in Dutch (ISBN-ISSN: 9789490112004) E. Spruyt, N. Rons (2008), Belonend Onderzoek Financieren. De BOF-sleutel, een staaltje sleutelkunde, Delta, Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, Nr. 18, June 2008, pages 25-32, in Dutch. N. Rons, K. Vandevelde (2007), The Unbearable Lightness of Ranking, Delta, Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, Nr. 15, September 2007, pages 30-34, in Dutch. "ZAP-Opdrachtsmatrix — Luik Onderzoek", Vrije Universiteit Brussel, VUB Research Council 7 February 2007, Brussels, 20 p., in Dutch "Doctoreren aan Vlaamse universiteiten (1991-2002) — Synthesenota en aanbevelingen", Ann Verlinden, Nadine Rons, Kristien Vercoutere, Eric Spruyt, m.m.v. E. Monard, R. Bouillon, J. Houben, M.C. Van de Velde, H. Pyck, M. Gijsemans, A. De Backer, Studiereeks 15, Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid (VRWB), June 2006, 63 pp., in Dutch "Naar een vollediger en flexibeler systeem van kwaliteitszorg", Nadine Rons, dept. R&D, 30 januari 2006, 16 p., in Dutch (annex 3 to the "Beleidsplan Onderzoeksraad 2006-2011 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling", Vrije Universiteit Brussel, VUB Research Council 22 February 2006, VUB Board of Directors 14 March 2006, Brussels, 32 p., in Dutch)
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 37 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Academisering van het Onderzoeksmanagement (Cel Onderzoekscoördinatie) 2: output
van
onderzoek
aanfgaande
onderzoeksevaluatie,
onderzoeksindicatoren
en
onderzoeksbeleid in het algemeen (wordt gericht op wetenschappelijke tijdschriften en conferenties). Genomen acties: N. Rons (2010), Interdisciplinary Research Collaborations: Evaluation of a Funding Program (Full paper), In: Proceedings of the Sixth International Conference on Webometrics, Informetrics and Scientometrics (WIS) & Eleventh COLLNET Meeting (CD-rom & online), Mysore, India, 19-22 October, 2010, pages 692-704. N. Rons (2010), Output and citation impact of interdisciplinary networks: Experiences from a dedicated funding program (Poster abstract), In: Book of Abstracts, 11th International Conference on Science and Technology Indicators "Creating Value for Users", Leiden, The Netherlands, 9-11 September 2010, pages 227-228. N. Rons & A. De Bruyn (2010), Quality related publication categories in social sciences and humanities, based on a university's peer review assessments (Poster abstract), In: Book of Abstracts, 11th International Conference on Science and Technology Indicators "Creating Value for Users", Leiden, The Netherlands, 9-11 September 2010, pages 229-230. W. Ysebaert, “Naar een definiëring en meting van het onderzoek in de ‘Kunsten’ in Vlaanderen? Enkele voorlopige reflecties”, ECOOM-meeting, 26th May 2009. W. Ysebaert, “How to measure and qualify research output in the Arts in Flanders? Reflections, problems, challenges.” Advances in R&D Monitoring, 27th November 2009, Leuven; cf. http://www.ecoom.be/fileadmin/user_upload/events/11_W_Ysebaert.pdf N. Rons, L. Amez (2009), Impact vitality: an indicator based on citing publications in search of excellent scientists, Research Evaluation, Volume 18, Number 3, September 2009, pp. 233-241. (ISBN-ISSN: 0958-2029) N. Rons, A. De Bruyn, J. Cornelis (2008), Research evaluation per discipline: a peer-review method and its outcomes, Research Evaluation, Volume 17, Number 1, March 2008, pp. 45-57. (ISBN-ISSN: 0958-2029) R. Rousseau, N. Rons (2008), Another h-type index for institutional evaluation, Current Science, Volume 95, Number 9, 10 November 2008, pp. 1103 (Correspondence). (ISBN-ISSN: 0011-3891) N. Rons & L. Amez (2008), Impact Vitality - A Measure for Excellent Scientists (Presentation abstract), In: Book of Abstracts, 10th International Conference on Science and Technology Indicators, Vienna, Austria, 17-20 September 2008, pages 211-213. L. Amez & N. Rons (2008), Composing a Publication List for Individual Researcher Assessment by Merging Information from Different Sources (Poster abstract), In: Book of Abstracts, 10th International Conference on Science and Technology Indicators, Vienna, Austria, 17-20 September 2008, pages 435-437. (ISBN-ISSN: 978-3-200-01310-0) N. Rons & A. De Bruyn (2007), Quantitative CV-based indicators for research quality, validated by peer review (Poster paper), In: Proceedings of ISSI 2007, 11th International Conference of the International Society for Scientometrics and Informetrics, CSIC, Madrid, Spain, 25-27 June 2007, pages 930-931. N. Rons & E. Spruyt (2006), Reliability and Comparability of Peer Review Results, 14 p. (Full paper), In: Conference papers, New Frontiers in Evaluation, Vienna, Austria, 24-25 April 2006, http://www.fteval.at/papers06/index.htm Zichtbaar maken van output van personeelsleden van de centrale administratie op de VUBwebsite. Genomen acties: - Terwijl reeds werd gezorgd voor een vademecumbladzijde voor leden van bv. ONDC, kan de zichtbaarheid hiervan nog worden verbeterd (deze vademecumbladzijden zijn momenteel niet vindbaar via een zoekactie op naam van de onderzoeker, hebben geen titel (geen naamvermelding), en geen opname van in de databank ingevulde "expertise").
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 38 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
BIJLAGE 2 KRACHTLIJNEN VAN HET ONDERZOEKSBELEID Insteek ten behoeve van het Algemeen Strategische Plan Versie 05.03.2009 c
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 39 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Vrije Universiteit Brussel
KRACHTLIJNEN VAN HET ONDERZOEKSBELEID
Pleinlaan 2 1050 Brussel
Insteek ten behoeve van het Algemeen Strategische Plan
Rectoraat R&D DEPARTEMENT
Versie 05.03.2009 c
Tel. : +32 (0)2 629 21 08 Fax : +32 (0)2 629 36 40
I. NAAR EEN VOLLEDIGER SYSTEEM VAN KWALITEITSMANAGEMENT
II. NAAR EEN OPVOLGSYSTEEM VOOR KWALITEITSEVALUATIE
III. BEOOGDE ONDERZOEKSSTRUCTUREN
IV. FOCUS OP SAMENWERKING
V. FOCUS OP INTERNATIONALISERING
VI. FOCUS OP EEN ONDERZOEKSGERICHT PERSONEELSBELEID
VII. PROFESSIONELE ADMINISTRATIEVE ONDERSTEUNING
VIII. DOCTORAATSBEGELEIDING EN DOCTORAL SCHOOLS (in samenwerking met Dienst Onderwijszaken en in het kader van de Alliantie) VIII. bis DE ONDERZOEKSBEGROTING IX. WETENSCHAPSCOMMUNICATIE IX.1. Verstevigen onderwijs- en industrienetwerk IX.2. Image-building via Ad hoc projecten en Events IX.3. Positionering VUB mede door valoriseren maatschappelijke dienstverlening IX.4. Bestendigen en uitbreiden van internationale netwerken IX.5. Aanreiken en beheren van tools ter bevordering van wetenschapscommunicatie X. INDUSTRIEEL BELEID EN VALORISATIE VAN KENNIS X.1. Zwaartepuntvorming voor toegepast onderzoek en valorisatie X.2 Verstevigen van industriële samenwerkingen X.3 Uitbouw van een valorisatiebeleid aan de EhB X.4 Uitbreiding van het universiteits-industrie netwerk
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 40 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
I. NAAR EEN RUIMER GECOÖRDINEERD SYSTEEM VAN KWALITEITSMANAGEMENT Er zal een voorstel worden uitgewerkt voor een nieuw, op prestatiecriteria gebaseerd allocatiemodel
voor
onderzoeksmiddelen,
voor
een
belangrijk
deel
gericht
op
programmafinanciering en op de ondersteuning van centrale beleidsopties van de universiteit. Aandacht zal gaan naar verschillende aspecten die van belang zijn voor de bevordering van de kwaliteit in het onderzoek, zoals speerpuntvorming, schaalgrootte, internationalisering en een efficiente inzet van middelen. Het nieuwe model zal tevens tegemoetkomen aan in het verleden vastgestelde probleempunten inzake werklast van administratie, commissies en referees, in verhouding tot de toegekende middelen. Aan hoge onderzoeksprestaties dient ook systematisch de gepaste zichtbaarheid te worden gegeven via een waaier van kanalen (waaronder de universitaire website en onderwijsprogramma's), ter ondersteuning van de reputatie van de universiteit en de daaruit volgende wervende kracht, zowel naar studenten als naar vorsers toe. II. NAAR EEN OPVOLGSYSTEEM VOOR KWALITEITSEVALUATIE Voortbouwend op het nieuwe allocatiemodel voor onderzoeksmiddelen, zal worden gewerkt aan een voorstel van nieuw onderzoeksevaluatiesysteem, ter opvolging van de aflopende cyclus van disciplinegewijze
onderzoeksevaluaties.
In
het
kader
van
het
nieuwe
allocatiemodel
voor
onderzoeksmiddelen zal op systematische en regelmatige basis concrete beleidsinformatie worden gegenereerd. Als monitorinstrument kan dit mee de basis vormen voor een minder arbeidsintensieve methode voor de systematische kwaliteitszorg van het onderzoek en van instrumenten voor het onderzoeksbeleid. Daarnaast kan de Onderzoeksraad nog steeds, maar dan meer gericht op punctuele noden, een grondige disciplinegewijze onderzoeksevaluatie inzetten volgens het actuele, goed functionerende model. III. BEOOGDE ONDERZOEKSSTRUCTUREN Het onderzoek dient ingebed te zijn in vaste structuren waarvan de schaalgrootte toereikend is om lokaal een performant beleid te kunnen uitbouwen inzake personeel (koppeling van noden en belangen inzake onderwijs en onderzoek, planning van opvolgingen), netwerkvorming en mobiliteit (onthaal van buitenlandse vorsers, bezoeken aan buitenlandse teams, Sabbatical Leaves), begeleiding van junior vorsers, externe fondsenwerving, logistieke en technische ondersteuning. Grotere structuren moeten ook de kwetsbaarheid beperken ten aanzien van een onvoorzien vertrek. Naar de onderzoekers toe moeten deze structuren tegelijk een gecoördineerd, strategisch gefocust en interactief kader voor de onderzoeksactiviteiten bieden, én de nodige ruimte voor individuele creativiteit en offensieve initiatieven. IV. FOCUS OP SAMENWERKING Bijzondere aandacht zal gaan naar verschillende samenwerkingsvormen, zowel binnen de instelling (interfacultair)
als
interuniversitair.
Er
zal
worden
gefocust
op
samenwerkingen
van
programmatorische aard met een lange termijnperspectief, eerder dan in het kader van punctuele onderzoeksprojecten (bijvoorbeeld gericht op een optimaal gebruik van zware apparatuur en kennisinfrastructuur).
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 41 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
V. FOCUS OP INTERNATIONALISERING Er zal in het bijzonder worden gefocust op maatregelen ter ondersteuning van een internationale onderzoekscultuur en het bevorderen van internationale onderzoekscarrières. Essentiele elementen hierbij zijn stimulering en facilitering van internationale mobiliteit (het internationaal aantrekken en uitsturen van vorsers op zowel junior- als seniorniveau, Sabattical Leaves), systematische internationale
publicatie
van
onderzoeksresultaten
en
systematische
internationale
vacantverklaringen. Als basisvereiste om vorsers op een internationaal forum te kunnen aantrekken, dienen verder documenten, formulieren en dienstverlening beschikbaar te zijn in het Engels, aangaande alle aangelegenheden waarmee vorsers worden geconfronteerd. In het kader van selectieprocedures die keuzes inzake internationale samenwerking inhouden, zal de Onderzoeksraad toezien op het niveau van de samenwerking, met focus op affiliaties met sterke partnergroepen en partnerlanden. VI. FOCUS OP EEN ONDERZOEKSGERICHT PERSONEELSBELEID Als richtlijn voor een uniforme beschouwing van onderzoeksprestaties in ZAP-evaluaties, zal het onderzoeksluik in de ZAP-opdrachtsmatrix verder worden uitgediept, enerzijds naar de specificiteit van meer disciplines toe en anderzijds naar valorisatie van het onderzoek, zowel op industrieel als op maatschappelijk vlak. Vanuit
de
onderzoekssector
zal
ook
worden
toegezien
op
een
systematisch
universiteitsoverschrijdende samenstelling van jury's voor ZAP-aanstellingen als cruciaal bepalende factor voor de toekomst. Het beleid inzake Onderzoeksprofessoren zal, naast de extern gefinancierde mandaten, sterker worden gericht op internationale werving, gekoppeld aan beleidsopties inzake speerpuntvorming en schaalgrootte. VII. PROFESSIONELE ADMINISTRATIEVE ONDERSTEUNING Bijzondere aandacht zal gaan naar REDNET, dat met de nieuwe allocatiemodellen (op Vlaams niveau, binnen de universiteit en binnen de onderzoekssector) nog meer dan in het verleden een centrale rol zal spelen als basisinstrument voor het universitaire beleid. Gekoppeld aan deze rol van centrale pijler moet
worden
voorzien
in
de
noodzakelijke
bijkomende
ondersteuning
om
een
goede
kwaliteitsbewaking van de basisgegevens en van de interne en externe informatietoeleveringen te kunnen verzorgen. Daarnaast zal ook extra aandacht gaan naar de gebruiksvriendelijkheid, zonder afbreuk te doen aan de interne en externe verplichtingen. Aandacht zal blijven gaan naar de academisering van de dienstverlening, gebaseerd op voor de VUB verrichte Benchmarking studies en beleidsstudies. VIII. DOCTORAATSBEGELEIDING EN DOCTORAL SCHOOLS (in samenwerking met Dienst Onderwijszaken en in het kader van de Alliantie) Naast de centraal georganiseerde begeleidingsinitiatieven, is een degelijk georganiseerde disciplineeigen opleiding van de doctorandi noodzakelijk, in het bijzonder georganiseerd in het kader van de Doctoral Schools. De grootte van de vakgroep, de internationale inbedding in onderzoeksnetwerken, … zijn hierbij belangrijke factoren. Ook de deelname aan doctorale scholen op interuniversitaire transnationale basis kan een bijzondere bijdrage bieden. De nodige aandacht zal verder gaan naar de valorisatie van doctoraatsdiploma's op de arbeidsmarkt.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 42 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
VIII BIS. DE ONDERZOEKSBEGROTING Afdeling I :
Door de VUB wordt in 2009 ong. 1.735.000 Euro begroot ten behoeve van de academische sector ‘onderzoek’ (exclusief de middelen voorzien voor de onderzoeksadministratie R&D departement). Dit begrotingsbedrag is samengesteld uit : 12 % verplichte bijdrage uit eigen middelen in het BOF (bedrag bevroren op niveau begroting 2006 + index) = 1.418.795 Euro (raming) navorsingskredieten (partim begroting ‘kredieten aan navorsers’- overige deel via afd. 4.1.) = 313.340 Euro Daarnaast ontvangt de VUB binnen afdeling 1 ong. 1.385.000 Euro defiscaliseringsmiddelen die op voorstel van de onderzoeksraad worden verdeeld. Vanuit het BOF (afd. 4.1. – zie hieronder) worden jaarlijks overhevelingen voorzien, in overeenstemming met het besluit : max. 2 % overdracht van BOF (afd. 4.1) naar afd. 1 voor de vergoeding van kosten (werking en personeel), rechtstreeks verbonden aan het beheer van de BOFonderzoeksprojecten. o 2% in 2009 : 230.000 Euro o in de praktijk wordt dit bedrag toegevoegd aan de OWR begroting max. 21,2 % overdracht van BOF (afd. 4.1) naar afd. 1 voor de financiering van ZAP onderzoeksmandaten o 21,2 % in 2009 : 2.432.472 Euro
In de Krachtlijnen voor Onderzoek wordt een nieuw, op prestatiecriteria gebaseerd, allocatiemodel voor de onderzoeksmiddelen aangekondigd. Binnen dit model zullen ‘stimuli’ voor uitstroom van doctoraten opgenomen worden, waardoor het bestaande systeem van kredieten aan navorsers kan verdwijnen. Dit zou de schrappen van de hierboven vermelde begrotingspost ‘navorsingskredieten’ tbv. 313.340 Euro kunnen betekenen. De maatregel kan ingaan vanaf 2011. Teneinde de universiteit te laten beschikken over extra middelen voor beleidsondersteunend onderzoek kan – in overleg met de onderwijssector – beslist worden om in de toekomst de 2 % overdracht van BOF naar afd. 1 voor te behouden voor beleidsondersteunende acties.
Afdeling 4
Afdeling 4.1. – Bijzonder Universitair Onderzoeksfonds (BOF) De toekenning gebeurt conform het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap (en de wijzigingen hieraan). De verdeling van de overheidsbijdrage onder de Vlaamse universiteiten gebeurt op basis van een verdeelsleutel die als volgt wordt berekend (voorbeeld berekeningswijze 2009) : 1. Onderdeel A : 67 % gA1 (25 %) : parameter ‘studenten’ – procentueel aandeel van het aantal BA en initiele MAdiploma’s. gA2 (35 %) : parameter ‘doctoraten’ – procentueel aandeel van het aantal Vlaamse doctoraatsdiploma’s (gewogen en brutoaantal – tijdsvenster 4 jaar)
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 43 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
gA3 (4,2 %) : parameter ‘werkingsuitkeringen’ en ‘wetenschappelijk personeelsbestand’ – procentueel aandeel van de werkingsuitkeringen en procentueel aandeel van het wetenschappelijk personeelsbestand van de Vlaamse universiteiten. gA4 (2,8 %) : parameter ‘mobiliteit en diversiteit’ – procentueel aandeel in het aantal eerste aanstellingen in een graag van het ZAP van a) personen die gepromoveerd zijn tot doctor aan een andere universiteit dan de aanstellende, b) personen die aan de aanstellende universiteit zijn gepromoveerd tot doctor maar gedurende de laatste 5 jaar minstens 3 jaar niet zijn verbonden aan de aanstellende universiteit, c) personen van het vrouwelijke geslacht. 2. Onderdeel B : 33 % gB1 (16,5 %) : parameter ‘publicaties’ – procentueel aandeel van het aantal publicaties en proceedings (SCIE of SSCI) met tijdsvenster 10 jaar. gB2 (16,5 %) : parameter ‘citaties’ – procentueel aandeel van het aantal citaties (SCIE of SSCI) met tijdsvenster 10 jaar. Het BOF-aandeel van de VUB binnen Vlaanderen evolueert als volgt : 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
: : : : : : : : :
11,55 11,43 11,33 11,54 11,67 11,59 11,49 11,47 11,21
% % % % % % % % % (voorlopige raming)
De grafiek in bijlage 1 geeft een beeld van de evolutie van het VUB aandeel in de verschillende parameters. Het aandeel van de VUB daalt nagenoeg overal. In bijzonder is onze daling toe te schrijven aan de afname van het ‘studenten marktaandeel’ (parameter ‘studenten’) van de VUB in Vlaanderen de inhaalbeweging inzake onderzoeksoutput van de Ugent de minder snelle groei van de onderzoeksoutput (publicaties en citaties) van de VUB in vergelijking met de andere Vlaamse universiteiten de stagnatie van het onderzoekskader van de VUB ten overstaan van de groei van het onderzoekskader van de andere Vlaamse universiteiten. De evolutie van het aantal publicaties (SCIE) van de Vlaamse universiteiten wordt weergegeven in bijlage 2. Wil de universiteit haar onderzoeksmiddelen bestendigen of verhogen, zullen initiatieven moeten genomen worden om de groei/evolutie van de hierboven geschetste parameters te verhogen. Afdeling 4.2. – andere onderzoeksfondsen Onder begrotingsafdeling 4.2. worden de inkomsten ondergebracht, verworven via externe onderzoeksprojecten. De afdeling bevat zowel de onderzoeksinkomsten via Federale en Vlaamse overheidsfinanciering (vb. FWO, IWT, IUAP) als de inkomsten via internationale organismen en privé-instanties (inclusief dienstbetoon). De inkomsten zijn het gevolg van individuele initiatieven van ZAP-leden van de universiteit.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 44 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
IX. WETENSCHAPSCOMMUNICATIE De cel Wetenschapscommunicatie zal de komende jaren zich focussen op volgende terreinen: - Bestendigen en uitbreiden van een scholennetwerk en een industrienetwerk in het kader van jongerenprojecten. - Uitwerken en coördineren van projecten en events ter bevordering van het imago van de VUB - Valoriseren maatschappelijke dienstverlening. - Bestendigen en uitbreiden van internationale projecten. - Aanreiken en beheren van tools ter bevordering van wetenschapscommunicatie. IX.1. Verstevigen onderwijs- en industrienetwerk Sinds 2008 is er een volledige Wetenschap- en Technieklijn van projecten gericht op jongeren tussen 5 en 18 jaar gerealiseerd. De Wetenschap- en Technieklijn heeft een duidelijk kwaliteitslabel, herkenbaar voor het onderwijsveld en industrie. In de komende jaren zal het bestaande scholennetwerk verstevigd en uitgebreid worden. Daarnaast zal er gefocust worden op het bestendigen van bestaande contacten met de industrie en gezocht worden naar nieuwe kanalen, startend vanuit de eigen regio Brussel. De uitdaging zal er uit bestaan om in een nieuw kader een afstemming te zoeken tussen de verschillende spanningsvelden van onderwijs en industrie, toegespitst op de Wetenschap- en Technieklijn. IX.2. Image-building via Ad hoc projecten en Events Ad hoc projecten en events zijn enerzijds projecten die dienen uitgevoerd te worden zoals opgelegd door de Vlaamse Regering, anderzijds zijn het projecten gericht naar een divers publiek. De komende jaren zal de nadruk gelegd worden op events als ondersteuning van bestaande projecten waarin het “merk” VUB duidelijk naar voor wordt geschoven. Ook de Ad hoc projecten zullen zo veel mogelijk lokaal georganiseerd worden. Dit laat de doelgroep toe rechtstreeks kennis te maken met de VUB, en draagt bij tot de zichtbaarheid en het imago van de VUB in het Brussels Hoofdstedelijk gewest, de Brusselse regio, en daarbuiten. IX.3. Positionering VUB mede door valoriseren maatschappelijke dienstverlening De Wetenschapswinkel28 zal de komende jaren zich focussen op het valorisatieverhaal dat bestaat uit voornamelijk het bestendigen en het valideren van de onderzoeksrapporten. Daarnaast zal zij verder werken aan de discipline-diversifiëring van wetenschappelijke ondersteuning. Daarnaast zullen onderzoekers blijvend gemotiveerd worden om deel te nemen in het project Ikhebeenvraag.be waardoor de VUB nog beter op de kaart wordt gezet bij het brede publiek in Vlaanderen en Brussel. IX.4. Bestendigen en uitbreiden van internationale netwerken De cel is momenteel al intensief betrokken in Internationale en Europese projecten maar zal dit in de toekomst nog versterken. Zij zal hiervoor eveneens haar communicatiemiddelen consequent beschikbaar maken in het Engels. IX.5. Aanreiken en beheren van tools ter bevordering van wetenschapscommunicatie Sinds 2000 organiseert de cel Wetenschapscommunicatie jaarlijks communicatietrainingen gericht naar onderzoekers en doctorandi. Het doel van die communicatietrainingen is om onderzoekers beter te leren omgaan met de verschillende media en zich te trainen op het vertalen van hun onderzoek naar het brede publiek. Dit verhoogt niet alleen de kwaliteit, maar ook de kwantiteit wat VUB-media-exposure betreft.
28
De Wetenschapswinkel is een interface voor non-profitorganisaties
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 45 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
De
cel
Wetenschapscommunicatie
organiseert
op
structurele
basis
een
platform
waar
de
verschillende geledingen van de VUB zich kunnen vinden zodat er onderling kan afgestemd worden en synergieën kunnen ontstaan op gebied van wetenschapscommunicatie. In de toekomst zal er nog meer gewerkt worden aan het samenspel tussen de diensten Interne en Externe communicatie,
Studentenbeleid,
de
verschillende
faculteiten
en
de
cel
Wetenschapscommunicatie. X. INDUSTRIEEL BELEID EN VALORISATIE VAN KENNIS De Technology Transfer Interface (TTI) heeft als missie alle vormen van valorisatie van onderzoek te begeleiden, zowel voor VUB als EhB onderzoekers. Dit houdt ondermeer in de resultaten van onderzoek maatschappelijk of industrieel implementeren, kennis en technologie beschermen en vermarkten en spin-off bedrijven oprichten. De valorisatie van kennis is een opdracht die decretaal van elke onderzoeker wordt gevraagd en het is een parameter geworden die in verdeelsleutels wordt meegenomen. De universiteit/ hogeschool kan door deze activiteiten middelen genereren die terug in onderzoek kunnen geïnvesteerd worden. X.1. Zwaartepuntvorming voor toegepast onderzoek en valorisatie Het Industrieel Onderzoeksfonds is een intern bestemmingsfonds dat moet toelaten om een portefeuille aan toepassingsgerichte kennis op te bouwen met het oog op een efficiënte toepassing ervan in het bedrijfsleven. De wisselwerking tussen bedrijven en onderzoekers moet hierdoor gestimuleerd worden. De hoeveelheid middelen die een associatie verwerft in haar IOF, zijn afhankelijk van de outputfactoren die een maat zijn voor de efficiëntie van dit valorisatieproces. Het VUB-IOF (nu bij Besluit een UAB-IOF) wordt beheerd door de IOF-raad. Het beleid dient verder uitgebouwd te worden in de richting van Zwaartepuntvorming, waarbij financiering wordt toegekend aan programma’s van toegepast onderzoek met een uitgewerkte roadmap, een duidelijke missie en een lange termijnvisie. Groeier-financiering laat onderzoeksgroepen toe het niveau van zwaartepunt op termijn te bereiken. Tenslotte moet er bijkomend aan IOF-projecten financiering worden gewerkt, die aangewend kan worden om het potentieel van een onderzoeksgroep aan te boren (marktanalyse, proof-of-concept ontwikkeling,...) op weg naar het Groeier-niveau. Het opvolgen van de evolutie van de output parameters voor de UAB, maakt deel uit van het academiseringsplan van de TTI. X.2 Verstevigen van industriële samenwerkingen Contractonderzoek vormt voor de universiteit een belangrijke bron van inkomsten. Indien er gewaakt wordt over een evenwichtige verhouding tussen fundamenteel onderzoek, onderzoeksgedreven strategisch basisonderzoek en vraaggedreven industriële R&D, zal het verwerven van dit type van financiering in de toekomst nog aan belang kunnen winnen voor het geheel van de associatie. Daarom moet zowel aan de instroom als aan de nazorg aandacht worden besteed onder de vorm van een beter contract-management: pro-actief VUB expertise en IP naar buiten brengen, actief bij bedrijven op zoek gaan naar onderzoeksbehoeften, onderhandelingen voeren samen met de onderzoekers, administratieve procedures formaliseren en verfijnen én het verloop van de onderzoeksprojecten opvolgen en nazorg geven. Dit moet ondersteund worden door de actieve participatie in netwerken, door het kenbaar maken van kennis tijdens technologische demodagen en door het efficiënt deelnemen aan evenementen waar de kennisportfolio van de associatie wordt kenbaar gemaakt. De Commissie Kennis-Innovatie- en Technologie Transfer (KITT) moet daar haar rol in opnemen.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 46 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
X.3 Uitbouw van een valorisatiebeleid aan de EhB De uitbouw van een Valorisatie-actieplan voor de Erasmushogeschool Brussel dient prioritair te worden opgenomen door de TTI in overleg met de betrokken actoren. Hieronder wordt zowel het stimuleren van strategisch en toegepast onderzoek bedoeld, gefinancierd door verschillende overheidskanalen (zoals Tetra-financiering), als het in kaart brengen en aanbieden van aanwezige competenties die door de industrie kunnen vermarkt worden. Dit actieplan moet een dynamisch groeiproces kennen en uitmonden in een toename van de inkomstenstroom en zichtbaarheid van de EhB in de betreffende output parameters . Het Bureau van de Onderzoeksraad Associatie Brussel (BOAB) en de vice-rector onderzoek dragen dit plan uit. X.4 Uitbreiding van het universiteits-industrie netwerk Crosstalks werd in 2003 gelanceerd als een gestructureerd hoog-profiel netwerk dat de ‘kloof’ tussen academia en industrie moet overbruggen door een uitwisselingsdynamiek te creëren onder de vorm van ‘confrontaties’ waarin verschillende visies op een neutraal academisch platform aan elkaar kunnen getoetst worden. Dit universiteits-industrie netwerk wordt gedragen door de universiteit maar zal in de toekomst steeds meer gefinancierd worden door industriële partners en overheden. Naast het Crosstalks netwerk, bestaan er andere initiatieven (zoals UPV, IPAVUB, scholen-industrie netwerk,
de
wetenschapswinkel,...)
waarvan
de
missies
op
elkaar
moeten
afgestemd
en
gestroomlijnd worden. Om de industriële samenwerking te verstevigen (zie X.2) zal ook de uitwerking van een netwerk rond toegepast onderzoek en valorisatie worden geconcretiseerd, in Brussel, in Vlaanderen én internationaal, waar ook de Incubatoren van de VUB (ICAB en IICB) op aansluiten. Ook hier zal de Commissie Kennis-Innovatie- en Technologie Transfer (KITT) de sturing geven, de TTI en Crosstalks geven de invulling.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 47 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
BIJLAGE 3 Uittreksel uit het commissierapport naar aanleiding van de tweede externe beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement29: Algemene conclusies en aanbevelingen
29 'Beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement van de Vlaamse universiteiten', Vlaamse Interuniversitaire Raad, Brussel, 2010 (http://www.vlir.be/content1.aspx?url=evaluatie-onderzoeksmanagement)
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 48 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
1|
Algemene
conclusies
en
aanbevelingen
1.1.
Opmerkingen
vooraf
Tussen
de
universiteiten
in
Vlaanderen
bestaan
grote
verschillen,
qua
omvang,
reputatie
en
wijze
van
organisatie.
Gezien
de
sterk
verschillende
uitgangsposities
lijkt,
volgens
de
commissie,
een
zuiver
concurrentiemodel
moeilijk
te
handhaven.
Enige
reflectie
ten
aanzien
van
samenwerking
is
op
zijn
plaats.
Bij
onderwerpen
als
de
associatievorming,
het
bibliotheekwezen
en
de
hieraan
gekoppelde
toegang
tot
wetenschappelijke
literatuur
voor
alle
onderzoekers,
en
de
onderzoeksinfrastructuur
miste
de
commissie
afstemming/coördinatie
op
Vlaams
niveau.
Om
dit
te
realiseren
zal
een
effectieve
regie
nodig
zijn.
Hoewel
de
Vlaamse
overheid
duidelijke
voornemens
t.a.v.
het
wetenschapsbeleid
kenbaar
gemaakt
heeft,
lijdt
de
uitwerking
onder
het
uitblijven
van
de
benodigde
middelen.
Dit
speelt
al
langer,
denk
hierbij
aan
het
niet
halen
van
de
3
%
norm,
maar
wordt
nog
eens
versterkt
door
de
economische
crisis,
hetgeen
geïllustreerd
wordt
door
de
afvlakking
van
de
toename
van
het
budget
voor
wetenschap
en
innovatie
in
2009,
vergeleken
met
de
toename
in
2008
(zie
de
rapporten
van
de
Vlaamse
Raad
voor
Wetenschap
en
Innovatie
(VRWI)
van
2
juli
2009
en
15
juli
2010).
Het
ligt
in
de
lijn
der
verwachting
dat
de
situatie
in
de
komende
jaren
niet
beter
zal
worden,
gelet
op
de
te
verwachten
bezuinigingen.
In
dit
verband
adviseert
de
commissie
de
Vlaamse
overheid
speciale
aandacht
te
besteden
aan
het
nu
reeds
substantieel
achterblijven
van
de
middelen
van
het
Industrieel
onderzoeksfonds
(IOF).
Zij
ziet
dit
als
een
bedreiging
voor
het
meer
fundamentele,
niet‐gerichte
onderzoek
gefinancierd
via
het
BOF,
zeker
in
het
kader
van
de
associaties
(zie
ook
1.2.2.).
Het
achterblijven
van
de
middelen
bij
de
voornemens
is
niet
uniek
voor
Vlaanderen,
maar
geldt
voor
veel
lidstaten
binnen
de
Europese
Unie.
Het
is
de
commissie
opgevallen
dat
ondanks
de
achterblijvende
financiering
het
wetenschappelijk
onderzoek
in
Vlaanderen
in
het
algemeen
een
goed
niveau
bereikt
en
op
sommige
plaatsen
zelfs
uitstekend
is.
1.2.
Nieuwe
ontwikkelingen
Allereerst
vraagt
de
commissie
aandacht
voor
nieuwe
ontwikkelingen
die
hebben
plaatsgevonden
sinds
de
evaluatie
in
2004.
Deze
worden
afzonderlijk
behandeld
omdat
bij
deze
ontwikkelingen
geen
goede
vergelijking
met
de
vorige
evaluatie
mogelijk
is.
1.2.1.
Nieuwe
financieringsbronnen
De
commissie
merkt
op
dat
in
vergelijking
met
2004,
de
overheid
verschillende
nieuwe
initiatieven
en
financieringskanalen
heeft
ontwikkeld
in
overleg
met
het
veld.
Zo
zijn
binnen
de
BOF‐middelen
het
Methusalem
programma
voor
senior
toponderzoekers
en
het
tenure
track
programma
ontwikkeld
en
zijn
er
nieuwe
BOFposities
voor
het
Zelfstandig
Academisch
Personeel
(ZAP)
gecreëerd.
Buiten
het
BOF‐ traject
werden
het
Odysseus
programma,
dat
terugkeer
van
uitstekende
Vlaamse
onderzoekers
naar
Vlaanderen
stimuleert,
en
het
Hercules
programma
voor
infrastructurele
voorzieningen
gestart.
Deze
financieringskanalen
hebben
elk
hun
eigen
doelstellingen,
middelen,
etc.
en
ook
een
eigen
fijnmazig
instrumentarium.
Hoewel
deze
initiatieven
door
de
universiteiten
zeer
gewaardeerd
worden,
ondersteunt
de
commissie
het
verzoek
van
de
universiteiten
om
in
de
toekomst
geen
nieuwe
financieringskanalen
meer
te
ontwikkelen
(het
plaatje
is
volledig),
maar
voorrang
te
geven
aan
versterking
van
de
bestaande
kanalen.
Dit
dwingt
te
meer,
omdat
de
commissie
waargenomen
heeft
dat
in
bijvoorbeeld
het
Hercules
programma
kleinere
instellingen
minder
kans
hebben
om
uit
dit
fonds
te
putten
dan
grotere
instellingen
vanwege
de
matchingsvoorwaarde.
De
commissie
vraagt
zich
af
of
het
Methusalem
programma
niet
beter
op
centraal
Vlaams
niveau
georganiseerd
kan
worden
i.p.v.
de
hiervoor
beschikbare
middelen
te
verdelen
over
de
instellingen.
Sinds
2004
beschikken
de
universiteiten
in
het
kader
van
de
associaties
over
een
industrieel
financieringskanaal
(IOF)
en
kunnen
zij
met
deze
middelen
hun
onderzoeksbeleid
in
het
toepassingsgerichte
onderzoek
vorm
geven.
Hierdoor
is
de
mogelijkheid
ontstaan
een
onderzoekscontinuüm
te
creëren
van
met
BOF‐gelden
gefinancierd,
niet‐gericht
onderzoek
naar
via
het
IOF
gefinancierde,
gerichte
onderzoek.
Omgekeerd
kan
toepassingsgericht
onderzoek
ook
inspirerend
en
richtinggevend
zijn
voor
niet‐gericht
onderzoek.
De
commissie
vindt
het
positief
dat
universiteiten
op
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 49 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
deze
wijze
de
kans
krijgen
een
eigen
breder
onderzoeksbeleid
vorm
te
geven,
maar
betreurt
dat
de
voorgenomen
uitbreiding
van
het
IOF
naar
M€
50
geenszins
gehaald
wordt:
het
fonds
is
op
een
beschikbaar
budget
van
M€
17
blijven
steken.
Dit
achterblijven
van
de
IOF‐middelen
kan
naar
mening
van
de
commissie
serieuze
gevolgen
hebben
voor
het
niet‐gerichte,
via
de
BOF‐middelen
gefinancierde,
onderzoek
binnen
de
universiteiten
bij
het
voortschrijdende
associatieproces
(zie
ook
1.2.2.).
Daarbij
komt
dat
de
BOF‐middelen
structureel
niet
evenredig
groeien
met
de
middelen
voor
wetenschap
en
innovatie
in
het
algemeen,
wat
tot
verdere
uitholling
van
het
fundamenteel
onderzoek
kan
leiden.
1.2.2.
Associaties
De
associaties
tussen
universiteiten
en
hogescholen
zijn
van
start
gegaan
in
2003‐
2004
en
hebben
sindsdien
een
grote
ontwikkeling
doorgemaakt.
Hoewel
de
universiteiten
bij
de
evaluatie
van
2004
hun
zorgen
over
de
associaties
uitgebreid
kenbaar
hebben
gemaakt,
komt
de
commissie
tot
de
conclusie
dat
deze
inmiddels
door
de
universitaire
instellingen
als
een
gegeven
geaccepteerd
zijn.
Alle
universiteiten
zijn
betrokken
bij
associaties,
hoewel
die
verschillen
in
grootte,
dynamiek
en
de
richting
die
men
wenst
uit
te
gaan.
Voordelen
van
deze
associaties
kunnen
zijn
de
uitbreiding
en
versterking
van
het
onderzoekspotentieel
van
fundamenteel,
niet‐gericht,
naar
meer
toegepast
onderzoek
en
de
grotere
kans
op
valorisatie.
Succesvolle
associatie
zal
ook
leiden
tot
verbreding
van
het
onderwijsaanbod.
Naar
de
mening
van
de
commissie
schuilen
er
echter
ook
gevaren
in
deze
associaties,
wanneer
geen
voorzorgsmaatregelen
worden
getroffen.
De
financiering
via
het
IOF
blijft
duidelijk
achter
bij
de
voornemens,
waardoor
het
risico
aanwezig
is
dat
bij
een
toename
van
de
omvang
van
het
onderzoek
en
een
streven
naar
een
volwaardige
onderzoekscomponent
voor
de
geacademiseerde
hogescholen,
in
toenemende
mate
aanspraken
gemaakt
zullen
worden
op
de
BOF‐middelen,
die
niet
zullen
stijgen.
Dit
probleem
zal
nog
groter
worden,
wanneer
na
2013
tot
integratie
overgegaan
wordt.
Naar
de
mening
van
de
commissie
zal
het
proces
van
associatie/integratie
alleen
succesvol
kunnen
verlopen
bij
adequate
financiering
van
het
wetenschappelijk
onderzoek,
d.w.z.
stijging
van
de
BOF‐middelen
en
uitbreiding
van
de
IOF‐middelen
tot
de
voorgenomen
M€
50.
De
commissie
wijst
erop
dat
door
het
academiseringsproces
de
specifieke
deskundigheid
van
niet‐ academiserende
hogeschoolopleidingen
niet
verloren
mag
gaan
voor
de
samenleving.
Hierover
dient
gewaakt
te
worden.
De
commissie
heeft
met
enige
verbazing
gekeken
naar
de
wijze
waarop
associaties
tussen
universiteiten
en
hogescholen
gestalte
krijgen.
Deze
associaties
worden
niet
altijd
lokaal,
d.w.z.
samengaan
van
hogescholen
en
de
universiteit
in
dezelfde
stad
of
regio,
gerealiseerd.
Een
universiteit
kan
dus
een
associatie
vormen
met
een
hogeschool
in
een
stad
waar
reeds
een
universiteit
gevestigd
is.
Dit
leidt
tot
merkwaardige
ontwikkelingen,
zoals
de
vorming
van
twee
associaties
dichtbij
elkaar
in
één
stad
of
bureaucratische
constructies
tussen
universitaire
instellingen.
De
commissie
ziet
geen
duidelijk
inhoudelijke
reden
voor
deze
ontwikkelingen
en
vreest
voor
de
mogelijk
negatieve
gevolgen
voor
kleinere
associaties.
1.2.3.
Vorming
van
Doctoral
Schools
De
commissie
heeft
met
genoegen
kennis
genomen
van
het
besluit
om
binnen
alle
universiteiten
over
te
gaan
tot
de
vorming
van
Doctoral
Schools.
Binnen
deze
schools
worden
de
PhD
studenten
niet
alleen
opgeleid
in
het
verrichten
van
wetenschappelijk
onderzoek
ter
voorbereiding
op
hun
doctoraatsthesis,
maar
worden
zij
ook
getraind
in
aan
onderzoek
gerelateerde
vaardigheden,
ter
voorbereiding
op
posities
in
de
samenleving.
Dit
is
een
goede
en
realistische
ontwikkeling,
mede
gelet
op
de
beperkte
mogelijkheid
om
binnen
de
universiteiten
via
een
tenure
track
programma
een
ZAP‐positie
te
verwerven.
Ook
de
samenleving
zal
bij
dit
beleid
gebaat
zijn.
De
invulling
van
de
programma’s
binnen
de
Doctoral
Schools
varieert
van
instelling
tot
instelling.
Bij
sommige
universiteiten
kan
de
PhD
student
op
vrijwillige
basis
participeren
in
bepaalde
onderdelen,
terwijl
bij
andere
universiteiten
de
deelname
een
zekere
verplichting
is.
De
commissie
spreekt
geen
oordeel
uit
over
de
wijze
waarop
de
programma’s
het
beste
ingericht
kunnen
worden
en
adviseert
de
universiteiten
vooral
op
de
ingeslagen
weg
verder
te
gaan.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 50 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
1.3.
Vlaams
wetenschappelijk
onderzoek
in
internationaal
perspectief
De
commissie
doet
geen
uitspraak
over
de
kwaliteit
van
het
wetenschappelijk
onderzoek
aan
de
Vlaamse
universiteiten
en
de
internationale
positie
daarvan.
Wel
besteedt
de
commissie
hieraan
aandacht
in
relatie
tot
het
naar
haar
mening
benodigde
onderzoeksbeleid
binnen
de
instellingen
en
het
wetenschapsbeleid
van
de
overheid
in
de
toekomst.
Ook
bij
de
bespreking
van
de
afzonderlijke
universiteiten,
zal
op
dit
aspect
teruggekomen
worden.
Het
is
de
commissie
opgevallen
dat
er
geen
georganiseerd
Vlaams
beleid
bestaat
voor
de
evaluatie
van
de
kwaliteit
van
het
wetenschappelijk
onderzoek,
bijvoorbeeld
via
cyclische
peer
review.
Universitaire
instellingen
laten
zich
bijstaan
door
(internationale)
peers
bij
subsidieaanvragen,
maar
een
op
Vlaams
niveau
georganiseerde
cyclische
externe
evaluatie
van
de
kwaliteit
van
het
totale
wetenschappelijk
onderzoek
en
het
gevoerde
onderzoeksbeleid
binnen
de
instellingen
vindt
niet
plaats.
Slecht
twee
instellingen
onderwerpen
hun
onderzoek
en
het
gevoerde
beleid
aan
een
cyclische
kwaliteitsanalyse.
De
commissie
adviseert
Vlaanderen
over
te
gaan
op
een
voor
de
regio
gestandaardiseerde
cyclische
onderzoeksevaluatie
door
internationale
deskundigen,
waarbij
de
verantwoordelijkheid
bij
de
afzonderlijke
instellingen
blijft,
conform
het
BOF‐besluit.
Zij
organiseren
de
evaluatie
zelf,
gebruikmakend
van
een
gestandaardiseerd
protocol.
De
instellingen
maken
ruim
gebruik
van
bibliometrische
evaluaties
om
aan
te
tonen
waar
zij
internationaal
staan.
Het
is
zonder
meer
verstandig
om
op
een
zo
objectief
mogelijke
wijze
de
kwaliteit
van
het
onderzoek
vast
te
stellen
en
na
te
gaan
of
men
vorderingen
maakt.
De
commissie
deelt
niettemin
de
bezwaren
van
bibliometrie,
zoals
geuit
door
de
evaluatiecommissie
in
2004.
Bibliometrie
is
één
van
de
ondersteunende
parameters
bij
evaluaties
door
internationale
peers.
Deze
bibliometrische
parameters
zijn
echter
alleen
geschikt
voor
gebruik
bij
evaluaties
van
grotere
groepen
en
zeker
niet
geschikt
voor
gebruik
op
het
niveau
van
het
individu.
Daarbij
komt
dat
de
bibliometrische
analyse
in
de
humane
en
sociale
wetenschappen
minder
tot
ontwikkeling
is
gekomen
dan
bij
de
biomedische‐
en
de
natuurwetenschappen.
De
commissie
adviseert
daarom
om
verder
te
gaan
met
de
ontwikkeling
van
andere
kwaliteitsindicatoren.
Het
is
de
commissie
opgevallen
dat
het
onderzoeksprogramma
van
de
instellingen
in
het
algemeen
bottom‐up,
via
de
ingediende
voorstellen,
gestalte
krijgt.
Duidelijke
speerpunten
worden
zelden
gedefinieerd.
Hoewel
in
brede
zin
nog
geen
duidelijke
vorderingen
gemaakt
zijn,
constateert
de
commissie
dat
de
instellingen
in
hun
gedachtevorming
over
speerpunten
verder
zijn
dan
zij
waren
ten
tijde
van
de
vorige
evaluatie
in
2004.
BOF‐gelden
worden
nu
meer
ingezet
voor
strategisch
beleid.
De
commissie
is
een
absolute
tegenstander
van
het
top‐down
invullen
van
wetenschappelijk
onderzoek,
maar
is
wel
van
mening
dat
concentratie
van
wetenschappelijk
onderzoek
rond
de
beste
onderzoekers
binnen
en
tussen
instellingen
aangewezen
is,
wil
een
kleine
gemeenschap
als
Vlaanderen
in
de
toekomst
toponderzoek
kunnen
blijven
verrichten,
wat
men
nastreeft,
bij
een
toenemende
internationale
competitie.
Steeds
vaker
zal
onderzoeksfinanciering
uit
Europese
fondsen
verkregen
dienen
te
worden.
Hoewel
een
enkele
instelling
zeer
succesvol
is
in
het
verwerven
van
Europese
gelden,
geldt
dit
niet
voor
alle
instellingen
in
Vlaanderen.
De
commissie
adviseert
daarom
de
instellingen
verder
na
te
denken
over
een
speerpuntenbeleid
op
basis
van
kwaliteitsidentificatie
zodat
keuzes
gemaakt
kunnen
worden
in
relatie
tot
het
internationale
krachtenveld.
Hierbij
moet
samenwerking
met
andere
instellingen
in
zwaartepunten
(rond
bepaalde
thema’s)
niet
uit
de
weg
gegaan
worden
en
dienen
instellingen
de
door
de
jaren
heen
gevormde
verhoudingen
los
te
laten.
Het
formuleren
van
speerpunten
binnen
de
instellingen
kan
de
keuze
tot
samenwerking
met
andere
instellingen
in
landelijke
zwaartepunten
vergemakkelijken.
De
belangen
van
de
kleinere
universiteiten
mogen
hierbij
niet
uit
het
oog
verloren
worden.
De
Vlaamse
overheid
zou
hierbij
een
belangrijke
faciliterende
(financiële)
rol
dienen
te
spelen.
Wanneer
in
Vlaanderen
tot
speerpunt‐
en
zwaartepuntvorming
in
het
wetenschappelijk
onderzoek
gekomen
zou
worden,
dan
dient
speciale
aandacht
besteed
te
worden
aan
multidisciplinariteit.
Bij
de
vorming
van
internationaal
competitieve
speer‐
en
zwaartepunten
is
het
essentieel
gebruik
te
maken
van
kennis
uit
andere
disciplines
of
zelfs
andere
wetenschapsgebieden.
Samenwerking
tot
stand
brengen
tussen
disciplines
binnen
één
thema
is
niet
altijd
eenvoudig
en
wordt
niet
zelden
belemmerd
door
(bureaucratische)
regelgeving,
terwijl
beoordeling
en
financiering
van
multidisciplinair
onderzoek
ook
de
nodige
problemen
kennen.
Gelet
op
het
belang
van
interdisciplinaire
kennisuitwisseling
bij
speer‐
en
zwaartepuntvorming
is
een
passende
facilitering
aangewezen.
Tijdens
het
overleg
met
de
universitaire
vertegenwoordigers
heeft
de
commissie
tot
haar
verbazing
geconstateerd
dat
bij
samenwerking
met
industriële
partners
geen
integrale
kostenberekening
gehanteerd
wordt,
maar
slechts
een
overeengekomen
beperkte
overhead
in
rekening
wordt
gebracht.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 51 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Deze
beperkende
bepaling
is
vooral
merkwaardig
voor
goede
onderzoeksgroepen
die
in
deze
samenwerkingsverbanden
eisen
kunnen
stellen.
Het
niet
doorberekenen
van
integrale
kosten
impliceert
dat
de
universiteiten
aan
het
onderzoek
in
samenwerking
met
de
industrie
bijdragen
uit
hun
werkingsmiddelen
en
daarmee
de
industrie
subsidiëren.
Ook
bij
andere
samenwerkingsverbanden
schiet
de
overheadvergoeding
te
kort.
Tijdens
de
gesprekken
is
het
de
commissie
gebleken
dat
er
beperkingen
zijn
voor
wat
betreft
het
geven
van
cursussen
in
het
Engels.
Deze
mogen
alleen
gegeven
worden
wanneer
een
equivalent
bestaat
in
het
Nederlands.
Deze
voorwaarde
beperkt
volgens
de
commissie
instellingen
in
hun
streven
naar
internationalisering
en
het
aantrekken
van
buitenlandse
studenten
en
docenten.
De
instellingen
zien
dit
zelf
ook
als
een
beperking.
De
commissie
adviseert
de
overheid
deze
beperkende
maatregel
weg
te
nemen
en
de
universiteiten
meer
vrijheid
te
bieden
het
onderwijs
te
geven
op
een
wijze
die
het
best
bij
haar
doelstelling
past.
1.4.
BOF‐middelen
1.4.1.
Bevoegdheden
en
functioneren
onderzoeksraden
De
grote
verschillen
in
de
wijze
waarop
universiteiten
georganiseerd
zijn,
weerspiegelen
zich
ook
in
de
verschillen
in
bevoegdheden
en
het
functioneren
van
de
onderzoeksraad
en
de
besteding
van
de
BOF‐ gelden.
De
opdracht
van
de
onderzoeksraad
verschilt
sterk
per
universiteit,
van
pure
advisering
ten
aanzien
van
de
BOF‐middelen
tot
een
adviserende
taak
ten
aanzien
van
onderzoeks‐/wetenschapsbeleid
in
meer
algemene
zin,
waarvan
advisering
over
de
BOF‐middelen
een
integraal
onderdeel
is.
De
advisering
over
de
BOF‐
en
IOF‐middelen
is
bij
alle
universiteiten
gescheiden
en
wordt
aldus
behandeld
in
afzonderlijke
raden.
Het
functioneren
van
de
onderzoeksraden
verschilt
eveneens
van
instelling
tot
instelling.
Zo
worden
bij
sommige
instellingen
besluiten
genomen
en
middelen
aan
voorstellen
toegekend
op
basis
van
een
open
competitie
tussen
disciplines
in
een
plenaire
bijeenkomst
van
de
onderzoeksraad.
Bij
andere
universiteiten
worden
de
middelen
a
priori
verdeeld
over
disciplines
en
wordt
de
beoordeling
verzorgd
door
disciplinaire
subcommissies,
al
dan
niet
gevolgd
door
een
afweging
in
een
voltallige
onderzoeksraadsvergadering.
Ook
de
activiteiten
gefinancierd
uit
de
BOF‐middelen
verschillen
van
universiteit
tot
universiteit,
hoewel
de
verschillen
hier
minder
groot
zijn
dan
bij
de
bevoegdheden
en
het
functioneren
van
de
onderzoeksraad.
De
commissie
is
van
mening
dat
alle
instellingen
verstandig
met
de
beschikbare
middelen
omgaan,
dat
er
voldoende
duidelijkheid
bestaat
over
de
gevolgde
procedures
en
de
wijze
waarop
het
kwaliteitsoordeel
tot
stand
komt,
en
dat
de
besluiten
adequaat
opgevolgd
worden.
Mede
dankzij
de
additioneel
door
de
instellingen
verstrekte
informatie,
heeft
de
commissie
een
goed
inzicht
gekregen
in
de
wijze
waarop
onderzoeksraden
worden
samengesteld
en
aan
welke
eisen
kandidaten
dienen
te
voldoen.
Deze
aspecten
zijn
goed
verzorgd.
Op
enkele
instellingen
na
is
er
een
goede
vertegenwoordiging
van
vrouwen
in
de
onderzoeksraden.
Toewijzing
van
middelen
vindt
in
het
algemeen
plaats
op
basis
van
kwaliteit,
waarbij
de
gehanteerde
criteria
kunnen
verschillen
van
instelling
tot
instelling.
Bij
een
aantal
instellingen
vormen
beleidsoverwegingen
onderdeel
van
de
toewijzingscriteria.
Het
is
de
commissie
niet
altijd
duidelijk
waarop
deze
gebaseerd
zijn.
Internationalisering
staat
op
de
agenda
van
praktisch
alle
universiteiten,
zij
het
dat
hieraan
op
verschillende
wijze
invulling
gegeven
wordt.
Enkele
universiteiten
voeren
een
helder
beleid
voor
wat
betreft
het
aantrekken
van
staf
uit
het
buitenland.
Slechts
een
beperkt
aantal
instellingen
besteedt
expliciet
aandacht
aan
het
stimuleren
van
nieuwe
ontwikkelingen
in
het
onderzoek.
Beleid
ten
aanzien
van
multidisciplinair
onderzoek
krijgt
binnen
een
aantal
instellingen
aandacht.
Bij
andere
universiteiten
wordt
de
invulling
overgelaten
aan
de
onderzoekers
zelf:
zij
zoeken
de
deskundigheden
die
nodig
zijn
om
een
kwalitatief
goed
onderzoeksprogramma
tot
stand
te
brengen.
Bij
de
bespreking
van
de
afzonderlijke
instellingen
wordt
op
deze
aspecten
teruggekomen.
De
commissie
heeft
geworsteld
met
de
vraag
of
een
bredere
bevoegdheid
van
de
onderzoeksraad
en
het
a
priori
verdelen
van
middelen
over
disciplines
niet
ten
koste
gaat
van
het
kwaliteitsoordeel
en
door
te
voeren
vernieuwingen.
Het
is
immers
niet
denkbeeldig
dat
honorering
van
voorstellen
gekoppeld
wordt
aan
eerder
door
de
raad
geformuleerde
beleidsbeslissingen,
terwijl
bij
a
priori
verdeling
van
de
middelen
geen
kwalitatieve
afweging
tussen
disciplines
plaatsvindt.
Hoewel
de
onderzoeksraden
in
de
eerste
plaats
een
adviserende
functie
hebben,
worden
in
de
praktijk
deze
adviezen
meestal
gevolgd.
Dit
betekent
dat
de
onderzoeksraden
de
facto
beslissen,
wat
gezien
de
voorafgaande
procedures
en
de
geleverde
ondersteuning
niet
zo
opmerkelijk
is.
Deze
manier
van
werken
zou
wel
conserverend
kunnen
werken
en
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 52 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
eventuele
beslissingen
over
vernieuwingen
en
het
identificeren
van
speerpunten
kunnen
bemoeilijken.
Tijdens
de
interviews
zijn
deze
aspecten
uitvoerig
aan
de
orde
geweest.
De
instellingen
die
dit
aangingen,
gaven
aan
geen
belemmeringen
te
zien
en
meenden
dat
de
door
hen
gevolgde
procedures
een
goed
kwaliteitsoordeel
niet
in
de
weg
staan
en
dat
vernieuwing
van
het
onderzoek
mogelijk
is.
Hoewel
de
commissie
tot
de
conclusie
komt
dat
alle
onderzoeksraden,
welke
procedure
dan
ook
bij
de
beoordeling
gevolgd
wordt,
kwalitatief
een
eerlijk
oordeel
vellen,
staat
zij
uit
kwaliteitsoverwegingen
een
open
competitie
tussen
disciplines
voor.
Deze
benadering
heeft
ook
als
voordeel
dat
inzicht
verkregen
wordt
in
kwaliteitsverschillen
tussen
disciplines,
wat
bij
speerpuntvorming
van
belang
is.
De
commissie
acht
het
verstandig
om
onderzoeksraden
een
belangrijke
rol
te
laten
spelen
bij
het
instellen
van
speerpunten
op
basis
van
kwaliteit.
Zij
kunnen
door
hun
inzicht
in
de
onderzoekskwaliteit
van
en
binnen
de
verschillende
disciplines
en
onderzoeksgroepen
een
basis
leggen
voor
benchmarking.
De
aanvankelijke
bezwaren
van
de
commissie
tegen
de
combinatie
van
beoordeling
van
voorstellen
en
beleidsadvisering
zijn
tijdens
de
gesprekken
weggenomen.
Aanvankelijk
heeft
de
commissie
vragen
gesteld
bij
de
effectiviteit
en
de
efficiëntie
van
de
onderzoeksraden.
In
verhouding
tot
de
beschikbare
middelen
wordt
vaak
een
relatief
groot
aantal
activiteiten
ontplooid,
een
zeer
gedetailleerd
beoordelingssysteem
uitgewerkt,
een
fijnmazig
instrumentarium
ontwikkeld
en
een
groot
aantal
personen
gemobiliseerd
(zowel
academici/onderzoekers
als
administratief
ondersteunend
personeel).
Uit
de
gesprekken
is
echter
gebleken
dat
de
meeste
universiteiten
hiermee
verstandig
omgaan
en
dat
een
aantal
kleinere
financieringslijnen
worden
voorbereid
en
afgewerkt
door
de
administratief
ondersteunende
diensten.
De
commissie
heeft
geen
evidente
‘conflicts
of
interest’
binnen
de
onderzoeksraden
kunnen
ontdekken.
Zij
heeft
zich
geen
mening
kunnen
vormen
over
de
vraag
of
een
onderzoeksraadmandaat
een
rol
speelt
bij
de
carrièreontwikkeling
van
betrokkenen,
omdat
haar
objectieve
informatie
dienaangaande
ontbrak.
Hetzelfde
geldt
voor
de
initiatieven
ter
bevordering
van
de
carrière
van
vrouwelijke
academici.
1.4.2.
Besteding
van
en
nieuw
beleid
met
BOFmiddelen
Zoals
hierboven
aangegeven,
worden,
naar
de
mening
van
de
commissie,
de
BOFmiddelen
op
een
zinnige
en
verantwoorde
wijze
besteed.
Iedere
instelling
stelt
echter
haar
eigen
prioriteiten.
Bij
navraag
bleek
dat
de
honoreringspercentages
per
categorie
binnen
en
tussen
instellingen
substantieel
kunnen
verschillen.
Ook
bleek
het
honoreringspercentage
bij
verschillende
categorieën
in
de
loop
der
tijd
te
dalen,
waarschijnlijk
als
gevolg
van
een
toenemende
opwaartse
druk
en
het
gelijk
blijven
van
de
beschikbare
middelen.
Bij
verschillende
instellingen
zijn
sinds
de
vorige
evaluatie
nieuwe
uit
de
BOF‐middelen
gefinancierde
programma’s
van
start
gegaan.
Zo
is
in
toenemende
mate
het
beleid
gericht
op
het
inzetten
van
BOF‐ middelen
bij
−het
verwerven
van
externe
middelen,
zoals
bij
het
Fonds
voor
Wetenschappelijk
Onderzoek
(FWO)
en
Europese
kaderprogramma’s,
−tenure
track
programma’s,
−het
stimuleren
van
creatief
onderzoek
en
jong
talent
en
−het
stimuleren
van
onderzoek
in
internationaal
verband.
De
commissie
vindt
dit
goede
ontwikkelingen,
die
vruchten
lijken
af
te
werpen.
Tevens
constateert
zij
dat
alle
universiteiten
in
meer
of
mindere
mate
belang
hechten
aan
internationalisering.
Vaak
wordt
een
specifiek
beleid
gevoerd
om
externe/
buitenlandse
onderzoekers
aan
te
trekken,
waarvoor
BOF‐middelen
ingezet
worden.
In
welke
mate
de
BOF‐middelen
bijdragen
aan
een
vernieuwing
van
het
onderzoek
is
voor
de
commissie
niet
te
beoordelen,
omdat
zij
geen
inzage
heeft
gehad
in
de
onderzoekprogramma’s
van
de
instellingen
in
2004
en
2010
en
de
behaalde
resultaten
in
de
loop
der
jaren.
Ondanks
de
goede
resultaten
en
de
recent
geïnitieerde
activiteiten
met
behulp
van
de
BOF‐middelen,
signaleert
de
commissie
een
ongewenste
ontwikkeling:
de
instellingen
hebben
steeds
meer
moeite
met
het
matchen
van
de
BOF‐middelen
uit
de
werkingsmiddelen.
Hoewel
teruggebracht
in
de
loop
van
de
tijd,
is
een
matching
van
12
%
een
relatief
grote
aanslag
op
de
werkingsmiddelen
die
aan
de
onderzoekscomponent
daarvan
wordt
onttrokken.
Hoewel
deze
middelen
toegevoegd
worden
aan
het
in
het
kader
van
het
BOF
uitgevoerde
onderzoek,
kan
deze
onttrekking
uit
de
werkingsmiddelen
op
termijn
consequenties
hebben
voor
de
kwaliteit
van
het
onderwijs,
aangezien
een
deel
van
de
staf
afhankelijk
is
van
onderzoeksgelden
uit
de
werkingsmiddelen
(zie
ook
1.4.4).
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 53 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
1.4.3.
Het
BOFverdeelmechanisme.
De
commissie
heeft
geconstateerd
dat
de
sleutel
die
gehanteerd
wordt
bij
het
verdelen
van
de
BOF‐ middelen
over
de
instellingen,
uiterst
gecompliceerd
en
weinig
inzichtelijk
is.
Sinds
2000
is
de
BOF‐sleutel
drie
keer
aangepast,
steeds
sterker
verfijnd
en
gesofisticeerd.
Vanaf
2003
worden
publicaties
en
citaties
bruto
geteld
als
parameters
voor
productiviteit
en
zichtbaarheid.
In
2006
is
een
mobiliteits‐
en
diversiteitsparameter
aan
het
structurele
onderdeel
van
de
sleutel
toegevoegd.
Deze
parameter
is
opgenomen
ter
honorering
van
het
aantrekken
van
medewerkers
die
een
doctoraat
behaald
hebben
aan
een
ander
instelling,
vrouwelijke
ZAP‐leden
en
medewerkers
met
een
loopbaan/ervaring
buiten
de
academische
wereld.
Zoals
de
commissie
Van
Duinen
in
2004
suggereerde,
is
de
parameter
‘publicaties’
in
2008
verder
uitgebreid
en
verfijnd.
Voor
de
telling
van
Web
of
Science‐publicaties
worden
waar
mogelijk
de
impactfactoren
in
rekening
gebracht.
Vanaf
2009
krijgen
sociale
en
humane
wetenschappen
geleidelijk
iets
meer
impact
op
de
parameter
‘publicaties’
door
de
opname
van
Social
Science
Citation
Index
(SSCI)‐ publicaties
en
proceedings.
Ondertussen
is
het
Vlaams
Academisch
Bibliografisch
Bestand
–
Sociale
en
Humane
Wetenschappen
(VABB‐SHW)
in
volle
opbouw.
De
VABB‐SHW
publicaties
zullen
voor
het
eerst
meetellen
in
de
BOF‐sleutel
van
2011.
Door
bijna
alle
instellingen
is
kritiek
geleverd
op
de
thans
gehanteerde
verdeelsleutel
en
zijn
zelfs
alternatieven
aangedragen.
Enkele
instellingen
wijzen
op
het
gebrek
aan
normalisering
over
disciplines,
waardoor
disciplines
met
traditioneel
hogere
impactfactoren
zwaarder
doorwegen.
Hierdoor
werkt
de
opbouw
van
een
instelling
qua
disciplines
door
in
de
verdeelsleutel
en
kunnen
onbedoelde
neveneffecten
ontstaan,
zoals
het
investeren
in
disciplines
met
gemiddeld
hogere
impactfactoren.
De
commissie
deelt
deze
zorg
en
bepleit
voldoende
respect
voor
de
eigenheid
van
onderzoeksdomeinen
en
een
passende
financiering
daarvan.
Het
verbaast
de
commissie
niet
dat
er
zo
uitgebreid
aandacht
gevraagd
wordt
voor
aanpassing
van
de
huidige
verdeelsleutel
en
de
parameters
die
deze
bepalen.
De
belangen
zijn
groot:
door
de
krapte
in
de
onderzoeksfinanciering
neemt
de
concurrentie
tussen
de
instellingen
in
Vlaanderen
toe,
waarbij
het
gesloten‐enveloppen
systeem
bij
de
verdeling
van
de
BOF‐middelen
conserverend
werkt.
Daarbij
komt
dat
bij
de
universiteiten
de
BOF‐middelen
steeds
belangrijker
worden
voor
de
financiering
via
andere
kanalen.
De
commissie
constateert
dat
elke
instelling
op
de
BOF‐sleutel
reageert
vanuit
haar
eigen
perspectief.
Hoewel
ingegeven
door
een
zeker
eigenbelang
van
de
instellingen
heeft
de
commissie
begrip
voor
de
geuite
kritiek.
De
verdeelsleutel
is
te
conserverend
en
te
complex,
een
complexiteit
die
naar
de
mening
van
de
commissie
is
ontstaan
door
de
herhaaldelijke
aanpassingen.
Toevoeging
van
parameters,
op
een
zekere
at
random
wijze
en
gebaseerd
op
een
drang
naar
rechtvaardiging,
leidt
meestal
niet
tot
verbetering,
maar
tot
verslechtering
van
een
systeem.
Gelet
op
het
grote
belang
van
de
BOF‐middelen
voor
de
universiteiten,
adviseert
de
commissie
om
de
samenstelling
van
de
verdeelsleutel
te
herzien.
Gedacht
wordt
aan
een
vereenvoudiging
in
termen
van
het
aantal
parameters,
waarbij
de
kwaliteitsparameters
primair
moeten
zijn
en
waarbij
geaccepteerd
wordt
dat
neveneffecten
ontstaan.
Dit
impliceert
dat
de
BOFsleutel
enkel
toegepast
kan
worden
voor
de
verdeling
van
de
BOF‐middelen.
Bij
het
gebruik
van
de
kwaliteitsparameters
dient
wel
rekening
gehouden
te
worden
met
de
verschillen
tussen
disciplines.
De
commissie
wijst
ook
op
het
belang
van
een
stabiele
sleutel
voor
een
langere
periode.
1.4.4.
Talentenwikkeling
en
loopbaanbeleid
De
commissie
ziet
bij
de
Vlaamse
universiteiten,
vergeleken
met
de
situatie
in
2004
een
positieve
ontwikkeling
betreffende
de
aandacht
voor
talentontwikkeling
en
loopbaanbeleid.
Meer
concreet
verwijst
zij
naar
het
recent
ingevoerde
tenure
track
stelsel
voor
beginnende
ZAP‐docenten,
de
inschakeling
van
mentoren
en
coaches,
de
oprichting
van
Doctoral
Schools
voor
PhD‐studenten
en
de
aandacht
voor
internationalisering
bij
het
rekruteren
van
onderzoekers
en
tijdens
hun
verdere
loopbaan
en
voor
mobiliteit.
De
commissie
vindt
dit
een
positieve
ontwikkeling,
mede
gelet
op
de
internationale
ontwikkelingen
op
dit
vlak.
De
overheid
heeft
als
stimulans
extra
middelen
voorzien
voor
de
invoering
van
een
tenure
track
programma
voor
docenten.
De
voorwaarden
voor
dit
programma
werden
in
het
BOF‐besluit
bepaald.
Zo
mogen
tenure
track
docenten
bij
hun
aanstelling
over
maximaal
zeven
jaren
postdoctorale
ervaring
beschikken.
De
universiteiten
zijn
vrij
geweest
om
het
systeem
al
dan
niet
veralgemeend
in
te
voeren
voor
alle
beginnende
docenten.
De
commissie
stelt
met
genoegen
vast
dat
de
meeste
universiteiten
geopteerd
hebben
voor
deze
veralgemeende
invoering,
hoewel
er
nog
duidelijke
verschillen
zijn
tussen
de
instellingen
ten
aanzien
van
het
stadium
van
uitvoering.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 54 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Na
een
positieve
evaluatie
wordt
ernaar
gestreefd
tenure
track
docenten
op
te
nemen
in
het
reguliere
ZAP‐korps
(binnen
de
facultaire
kaders).
De
universiteiten
kunnen
aan
positief
beoordeelde
tenure
track
docenten
een
BOF‐ZAP
aanstelling
toekennen
voor
maximaal
tweemaal
vijf
jaar.
De
universiteiten
dienen
op
voorhand
ruimte
te
voorzien
voor
de
indaling
van
positief
beoordeelde
tenure
track
docenten
en
van
BOF‐ZAP
mandaten
tot
het
reguliere
ZAP‐korps.
De
commissie
constateert
met
zorg
dat
de
indaling
in
het
vaste
ZAP‐korps
zeer
moeizaam
is,
omdat
de
werkingsmiddelen
beperkt
zijn.
Zo
geven
enkele
instellingen
aan
voorstander
te
zijn
van
enige
flexibiliteit
in
de
maximaal
toegestane
postdoctorale
ervaring
voor
tenure
track
docenten
en
bij
de
BOF‐ZAP
mandaten,
voor
wat
betreft
de
duur
van
het
mandaat.
Enige
overschrijding
van
de
maximaal
toegestane
duur
van
tien
jaar
voor
de
BOF‐ZAP
mandaten
zou
naar
de
mening
van
de
commissie
welkom
zijn
ter
overbrugging
van
een
periode,
uiteraard
binnen
de
toegekende
middelen.
Aangezien
het
niet
mogelijk
is
om
alle
gepromoveerden
te
laten
doorstromen
naar
een
onderzoekspositie
binnen
de
universiteiten,
vindt
de
commissie
het
een
goede
ontwikkeling
dat
de
Doctoral
Schools
de
toekomstige
doctores
bewust
maken
van
een
mogelijke,
wetenschappelijke
loopbaan
in
de
samenleving
buiten
de
academische
wereld
(zie
1.2.3.).
De
commissie
constateert
dat
lang
niet
alle
stafleden
binnen
de
universiteiten
BOFfinanciering
ontvangen
en
heeft
zich
afgevraagd
hoe
het
onderzoek
van
deze
medewerkers
gefinancierd
wordt
en
of
zij
wel
onderzoek
verrichtten.
Bij
navraag
kreeg
de
commissie
genuanceerde
antwoorden,
variërend
van
‘zij
hebben
zoveel
externe
middelen
dat
zij
geen
voorstellen
bij
de
onderzoeksraad
indienen’
tot
‘zij
krijgen
onderzoeksgeld
uit
de
werkingsmiddelen’.
Het
eerste
zal
van
toepassing
zijn
op
onderzoeksgebieden
die
in
sterke
mate
extern
gefinancierd
worden,
maar
dit
geldt
zeker
niet
voor
alle
onderzoeksgebieden.
De
financieringsmogelijkheid
van
onderzoek
vanuit
de
werkingsmiddelen
zal,
gelet
op
de
druk
op
deze
middelen,
gering
zijn.
Evenals
in
2004,
vraagt
de
commissie
zich
af
wat
de
consequenties
hiervan
zijn
voor
de
integratie
van
onderwijs
en
onderzoek,
een
essentieel
kenmerk
van
een
universitaire
opleiding.
Is
bij
sommige
universiteiten
niet
een
deel
van
de
staf
veroordeeld
tot
het
geven
van
onderwijs
zonder
het
opdoen
van
adequate
onderzoekservaring?
1.5.
Gericht
versus
niet‐gericht
onderzoek
Hoewel
dit
onderwerp
eerder
al
aan
bod
is
gekomen,
bestaat
bij
de
commissie
de
behoefte
de
door
haar
waargenomen
problematiek
nog
eens
kort
samen
te
vatten.
Een
zeer
onevenwichtige
verhouding
tussen
gericht
en
niet‐gericht
onderzoek
ontstaat
door
−het
toegenomen
streven
naar
valorisatie
van
de
onderzoeksresultaten,
dikwijls
onder
druk
van
overheid
en
besturen,
−de
stagnatie
van
de
middelen
voor
niet‐gericht
onderzoek,
zowel
bij
de
werkingsmiddelen
als
bij
het
BOF,
−de
toename
van
middelen
in
het
kader
van
wetenschap
en
innovatie
voor
gericht
onderzoek,
−het
substantieel
achterblijven
van
de
IOF‐middelen,
waardoor
bij
de
introductie
van
gericht
onderzoek
binnen
de
associaties
een
groter
beslag
zal
worden
gelegd
op
de
universitaire
middelen
(inclusief
de
BOF‐middelen)
en
−de
toename
van
externe
financiering,
dikwijls
met
industriële
partners.
Achterblijven
van
niet‐gericht,
fundamenteel
onderzoek
zal
op
termijn
ernstige
gevolgen
hebben,
zeker
in
een
land
dat
innovatie
hoog
in
het
vaandel
draagt.
Deze
situatieschets
is
niet
uniek
voor
Vlaanderen.
Veel
landen
in
Europa
ondergaan
hetzelfde:
de
3
%
norm
wordt
slechts
in
een
enkel
land
in
Europa
gehaald.
De
diagnose
was
goed,
maar
de
behandeling
faalt!
Ook
de
co‐financiering
bij
EU‐projecten
kan
consequenties
hebben
voor
de
BOF‐middelen.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 55 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
1.6.
Wetenschappelijke
integriteit
De
toenemende
druk
op
onderzoekers
om
te
presteren
(de
‘rat
race’)
en
de
enorme
concurrentie
bij
het
opbouwen
van
een
carrière
kunnen
leiden
tot
druk
op
wetenschappelijke
integriteit.
De
commissie
verwijst
hierbij
naar
het
rapport
van
de
European
Science
Foundation
(ESF)
‘Fostering
Research
Integrity
in
Europe’.
De
hierin
opgenomen
‘European
Code
of
Conduct
for
Research
Integrity’
vormt
een
goed
referentiekader.
De
ESF
formuleert
eveneens
aanbevelingen
ter
bevordering
van
wetenschappelijke
integriteit
en
voor
het
implementeren
van
structuren
hieromtrent.
De
commissie
heeft
met
genoegen
geconstateerd
dat
een
aantal
universiteiten
reeds
maatregelen
genomen
heeft
en
een
commissie
ter
bewaking
van
de
wetenschappelijke
integriteit
heeft
ingesteld,
waarbij
gebruik
gemaakt
wordt
van
een
helder
reglement.
Dit
geldt
echter
nog
niet
voor
alle
instellingen.
De
commissie
adviseert
deze
instellingen
haast
te
maken
met
de
instelling
van
een
onafhankelijke
commissie
ter
bewaking
van
de
wetenschappelijke
integriteit
en
een
passend
reglement
op
te
stellen.
Ook
beveelt
de
commissie
aan
om
op
centraal
niveau
(Vlaams
of
Belgisch)
een
commissie
van
beroep
in
te
stellen,
die
kan
beslissen
over
geschillen
tussen
personen
en/of
instellingen.
In
andere
landen
functioneren
dergelijke
commissies
naar
tevredenheid
en
is
gebleken
dat
zij
in
een
behoefte
voorzien.
Bij
de
onderbrenging
van
een
dergelijk
commissie
op
centraal
niveau
kan
gedacht
worden
aan
het
FWO
en
aan
de
Koninklijke
Vlaamse
Academie
van
België
voor
Wetenschappen
en
Kunsten
(KVAB).
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 56 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
BIJLAGE 4 Uittreksel uit het commissierapport naar aanleiding van de tweede externe beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement30: Vrije Universiteit Brussel
30 'Beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement van de Vlaamse universiteiten', Vlaamse Interuniversitaire Raad, Brussel, 2010 (http://www.vlir.be/content1.aspx?url=evaluatie-onderzoeksmanagement)
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 57 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
2.7.
Vrije
Universiteit
Brussel
Structuur
onderzoeksmanagement
De
onderzoeksraad
aan
de
Vrije
Universiteit
Brussel
(VUB)
formuleert
voorstellen
inzake
het
algemene
beleid
en
de
organisatie
aan
de
universiteit
op
het
vlak
van
het
wetenschappelijk
onderzoek,
de
ontwikkelingssamenwerking
en
de
wetenschapscommunicatie.
Meer
specifiek
waakt
de
onderzoeksraad
over
de
kwaliteit
van
het
onderzoek
en
het
statuut
van
de
onderzoeker
aan
de
VUB.
Daarnaast
formuleert
de
onderzoeksraad
voorstellen
over
de
verdeling
van
het
totaal
beschikbare
VUB
budget
voor
wetenschappelijk
onderzoek
en
over
de
VUB
onderzoeksbegroting
en
formuleert
zij
adviezen
bij
de
VUB
projectvoorstellen
in
het
kader
van
externe
programma’s
voor
wetenschappelijk
onderzoek,
ontwikkelingssamenwerking
en
wetenschapscommunicatie.
De
onderzoeksraad
is
het
adviesorgaan
van
de
Raad
van
Bestuur
van
de
VUB
inzake
onderzoek.
Het
bureau
van
de
onderzoeksraad
(BOZ)
bereidt
de
werkzaamheden
van
de
onderzoeksraad
voor.
Drie
permanente
adviessubcommissies
voor
de
domeinen
Humane
Wetenschappen
(HW),
Basis‐,
Natuur‐
en
Toegepaste
Wetenschappen
(BNTW)
en
Biomedische
Wetenschappen
(BW)
worden
door
het
BOZ
ingeschakeld
bij
de
evaluatie
van
projectaanvragen.
Er
is
een
Werkgroep
Wetenschapscommunicatie
die
de
informatievoorziening
omtrent
het
VUB
onderzoek
bevordert
en
de
mediacontacten
ondersteunt.
Recent
werd
het
domein
ontwikkelingssamenwerking,
vroeger
behorend
tot
de
bevoegdheid
van
de
onderzoeksraad,
ondergebracht
in
een
nieuwe
structuur
met
een
Academische
Raad
voor
Internationalisering
&
Mobiliteit
(ARIM)
ondersteund
door
de
administratie
voor
International
Relations
&
Mobility
(IRMO).
De
onderzoeksraad
geeft
nog
wel
adviezen
betreffende
onderzoeksgebonden
materies
in
het
domein
ARIM/IRMO.
In
het
kader
van
de
alliantie
met
de
Universiteit
Gent
(UGent)
werden
aan
de
VUB
drie
Doctoral
Schools
opgericht,
die
ondersteund
worden
door
de
Centrale
Doctoraatsbegeleiding.
Tot
de
bevoegdheid
van
de
vice‐rector
Onderzoek
behoort
ook
het
voorzitterschap
van
de
Commissie
Kennis,
Innovatie
&
Technologie
Transfer
(KITT)
die
adviseert
over
kennis‐
en
technologietransfer
en
acties
die
dit
ondersteunen.
De
Commissie
KITT
is
een
door
de
VUB
ingesteld
academisch
adviesorgaan.
De
Raad
voor
Strategisch
Basisonderzoek
met
economische
finaliteit,
de
raad
voor
het
Industrieel
Onderzoeksfonds
(IOFraad),
beheert
het
IOF,
werkt
het
beleid
ter
zake
uit,
stippelt
de
zwaartepuntvorming
uit,
adviseert
over
de
besteding
van
IOF‐middelen
en
geeft
vervolg
aan
de
bij
het
strategisch
basisonderzoek
behaalde
resultaten.
De
IOF‐raad
is
een
door
de
overheid
opgelegd
orgaan.
De
Commissie
KITT
en
de
IOF‐raad
spitsen
zich
toe
op
valorisatie
van
het
onderzoek
en
kennen
hun
eigen
regelgeving,
subsidiëringskanalen
en
evaluaties.
Het
Bureau
Onderzoek
Associatie
Brussel
(BOAB)
treedt
op
als
adviesorgaan
inzake
onderzoeksaangelegenheden
op
associatieniveau
(academisering
van
twee‐cycli
hogeschoolopleidingen,
formuleren
van
meerjarenplan
inzake
onderzoeksbeleid
op
associatieniveau,
evaluatie
en
selectie
van
gezamenlijke
onderzoeksprojecten
in
de
academiseringsfase
van
de
Erasmushogeschool
Brussel,
etc).
De
Onderzoeksraad
van
het
Universitair
Ziekenhuis
Brussel
(UZBrussel)
(UZOR)
coördineert,
ondersteunt
en
volgt
de
onderzoeksactiviteiten
binnen
het
UZBrussel
op.
Hij
wordt
hierin
ondersteund
door
de
UZBrussel
Cel
Onderzoeksmanagement
(UZCOM)
en
heeft
structurele
banden
met
de
R&D
afdeling
van
de
VUB.
De
vice‐rector
Onderzoek
is
een
sleutelfiguur
in
het
communicatieproces
rond
onderzoek
binnen
en
buiten
de
instelling.
De
onderzoeksactiviteiten
aan
de
VUB
worden
administratief
ondersteund
en
gecoördineerd
door
het
departement
R&D,
dat
bestaat
uit
vier
interagerende
cellen,
m.n.
Onderzoekscoördinatie
(OZC),
Technology
Transfer
Interface
(TTI),
Expertisecel
Wetenschapscommunicatie
en
Centrale
Doctoraatsbegeleiding
(DocBe).
De
Cel
Onderzoekscoördinatie
ondersteunt
het
onderzoeksbeleid
van
de
universiteit,
de
associatie
en
van
het
UZBrussel.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 58 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
De
commissie
constateert
dat
de
onderzoeksraad
van
de
VUB
een
zeer
ruime
bevoegdheid
heeft,
zowel
op
het
vlak
van
het
onderzoeksbeleid
(wetenschappelijk
onderzoek,
ontwikkelingssamenwerking,
wetenschapscommunicatie,
kwaliteit
van
het
onderzoek,
statuut
van
de
onderzoeker)
als
op
het
vlak
van
toekenning
van
onderzoeksmiddelen
(totaal
beschikbare
VUB
budget
voor
wetenschappelijk
onderzoek,
dus
niet
enkel
de
BOF‐middelen).
Ook
de
IOF‐raad
heeft
zeer
uitgebreide
bevoegdheden.
Er
zijn
dus
binnen
de
universiteit
meerdere
gremia
die
zich
met
onderzoeksactiviteiten
en
onderzoeksbeleid
bezig
houden,
maar
de
commissie
heeft
de
indruk
dat
het
geheel
goed
georganiseerd
is.
Ten
opzichte
van
de
situatie
in
2004,
zijn
diverse
wijzigingen
doorgevoerd
in
de
structuren
van
het
onderzoeksmanagement
(domein
ontwikkelingssamenwerking,
IOF‐raad,
BOAB,
UZOR).
Dit
wijst
erop
dat
de
VUB
de
bestaande
structuren
ook
regelmatig
evalueert
en,
indien
nodig,
aanpassingen
doorvoert.
De
commissie
merkt
op
dat
de
structuren
voor
onderzoeksbeleid
en
–beoordeling
helder
opgebouwd
zijn,
met
duidelijke
afbakening
van
de
verschillende
taakdomeinen.
De
koppeling
tussen
de
verschillende
activiteitsdomeinen
en
de
terugkoppeling
naar
het
universitair
bestuur
worden
tevens
gewaarborgd
door
de
centrale
rol
van
de
vice‐rector
Onderzoek
(die
automatisch
ook
voorzitter
van
de
onderzoeksraad
is).
Goed
functioneren
van
de
diverse
organen
is
mogelijk
door
de
uitgebreide
administratieve
ondersteuning
via
specifieke
cellen
van
de
afdeling
R&D.
De
commissie
merkt
op
dat
in
vergelijking
met
2004
niet
meer
gesproken
wordt
over
een
specifieke
adviescommissie
voor
disciplineoverschrijdend
onderzoek
die
de
interdisciplinaire
projectaanvragen
behandelt.
De
commissie
constateert
dat
de
VUB
niet
beschikt
over
een
specifieke
commissie
wetenschappelijke
integriteit.
De
VUB
beschikt
sinds
2002
echter
wel
over
een
bevoegd
orgaan
en
een
procedure
voor
de
behandeling
van
vermoedens
van
wetenschappelijk
wangedrag.
Samenstelling
en
functioneren
van
de
onderzoeksraad
De
onderzoeksraad
is
het
specifieke
adviesorgaan
van
de
Raad
van
Bestuur
van
de
VUB
met
betrekking
tot
alle
onderzoeksgebonden
onderwerpen.
De
vicerector
Onderzoek
is
automatisch
voorzitter
van
de
onderzoeksraad
en
verzekert
goede
communicatie
met
het
universitair
bestuur.
De
onderzoeksraad
ontvangt
adviezen
van
de
drie
disciplinegerichte
subcommissies
en
van
de
faculteiten
via
de
facultaire
vertegenwoordigers.
Een
evenwichtige
vertegenwoordiging
van
de
verschillende
onderzoeksdisciplines
in
de
onderzoeksraad
wordt
bereikt
via
de
voordrachten
per
faculteit
(tweemaal
acht)
en
per
domein
(drie)
voor
de
negentien
effectieve
leden
van
het
Zelfstandig
Academisch
Personeel
(ZAP)
in
de
onderzoeksraad.
De
drie
leden
van
de
Erasmushogeschool
zijn
eveneens
effectief
lid.
Sinds
2008
wordt
bij
de
voordrachten
rekening
gehouden
met
kwaliteitsvereisten
en
genderevenwicht.
Het
onderzoekdossier
van
de
leden
van
de
onderzoeksraad
wordt
als
kwaliteitsvereiste
onderworpen
aan
een
toetsing
volgens
de
ZAP‐opdrachtsmatrix.
Deze
matrix
omvat
een
onderwijs‐
en
onderzoeksluik.
Het
onderzoeksluik
geeft
aan
welke
onderzoeksoutput
dient
te
worden
beschouwd,
gedifferentieerd
naar
discipline
en
graad
(vandaar
‘matrix’).
Tot
de
leden
met
raadgevende
stem
behoren
de
regeringscommissaris,
de
afgevaardigde
van
Financiën,
de
Algemeen
Directeur,
de
Algemeen
Financieel
Directeur,
decanen,
voorzitter
van
de
werkgroep
Wetenschapscommunicatie
en
vertengenwoordigers
van
het
Assisterend
Academisch
Personeel
(AAP)
(twee),
van
het
Administratief
en
Technisch
Personeel
(ATP)
(één)
en
van
de
studenten
(twee).
Via
raadgevende
leden
en
leden
van
de
Associatiepartner
wordt
de
deelname
aan
de
besluitvorming
van
de
verschillende
geledingen
van
de
universitaire
gemeenschap
gegarandeerd
en
wordt
gezorgd
voor
een
goede
communicatie
met
gerelateerde
organen,
zowel
intern
als
extern.
De
facultaire
vertegenwoordigers
in
de
onderzoeksraad
zorgen
voor
een
evenwichtige
vertegenwoordiging
van
de
verschillende
onderzoeksdisciplines
in
de
raad
en
voor
een
koppeling
tussen
het
universitaire
en
facultaire
beleid.
De
commissie
waardeert
zeer
de
expliciete
toetsing
van
de
kwaliteit
van
de
onderzoeksraadsleden
en
de
aandacht
besteed
aan
het
genderevenwicht.
De
onderzoeksraad
kent
een
gelijke
vertegenwoordiging
mannen/vrouwen.
De
commissie
waardeert
het
initiatief
van
de
BOZ
om
jaarlijks
een
dag
te
reserveren
voor
een
discussie
of
brainstorming
in
het
kader
van
het
te
voeren
onderzoeksbeleid.
Wel
vraagt
de
commissie
zich
af
of
zo’n
groot
aantal
adviserende
leden,
deels
met
eigenbelang,
een
goed
functioneren
van
de
raad
niet
in
de
weg
staan
wanneer
kwaliteitsoordelen
uitgesproken
moeten
worden.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 59 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Financieringslijnen,
beoordeling
en
opvolging
De
onderzoeksraad
van
de
VUB
beschikt
over
een
brede
waaier
van
financieringscategorieën
om
de
evolutie
van
onderzoeksteams
naar
excellentie
op
verschillende
niveaus
te
ondersteunen.
Via
het
BOF
worden
de
volgende
financieringslijnen
onderscheiden:
onderzoeksmandaten
op
ZAP‐niveau
en
Sabbatical
Leaves,
Methusalemfinanciering,
Geconcerteerde
Onderzoeksacties
(GOA),
Horizontale
Onderzoeksacties
(HOA,
voor
vernieuwende,
multidisciplinaire
projecten),
BOF‐onderzoeksprojecten,
mandaten
en
projecten
in
het
kader
van
internationale
wetenschappelijke
samenwerking
en
interne
beleidsondersteunende
en
–voorbereidende
studies.
Doel,
criteria
en
procedure
worden
telkens
aangepast
aan
de
betreffende
financieringscategorie.
De
BOF‐middelen
voor
onderzoeksmandaten
op
ZAP‐niveau,
HOA
en
onderzoeksprojecten
worden
via
het
allocatiemodel
van
de
onderzoeksraad
(OZRrichtpercentages)
verdeeld
over
de
domeinen
HW,
BNTW
en
BMW.
De
volgende
criteria
worden
bij
deze
verdeling
in
beschouwing
genomen:
aantal
masterdiploma’s
en
doctoraatsdiploma’s,
werkingsmiddelen
en
externe
onderzoeksinkomsten.
Na
de
positieve
evaluatie
van
het
model
in
2006
werd
deze
benadering
gecontinueerd.
De
VUB
geeft
aan
dat
momenteel
een
nieuw,
sterker
op
prestatiecriteria
gebaseerd
allocatiemodel
uitgewerkt
wordt,
gericht
op
speerpuntvorming,
schaalvergroting,
internationalisering
en
onderzoeksoutput.
Bij
de
beoordeling
van
aanvragen
voor
onderzoekskredieten
hanteren
de
onderzoeksraad
en
de
adviessubcommissies
criteria
betreffende
de
wetenschappelijke
kwaliteit
van
het
voorgestelde
onderzoek
(methode,
originaliteit,
haalbaarheid),
vastgesteld
via
externe
deskundigen,
en
de
draagkracht/wetenschappelijke
kwaliteit
van
het
onderzoeksteam
of
van
de
onderzoeker,
aangetoond
op
basis
van
publicaties
en
andere
indicatoren
van
wetenschappelijke
kwaliteit,
veelal
vastgesteld
door
externe
deskundigen.
In
een
aantal
financieringscategorieën
kunnen
beleidsmatige
overwegingen,
aangereikt
via
interne
referees/adviezen,
een
rol
spelen.
Een
parallelle
externe
aanvraag
is
een
positief
element
bij
de
beoordeling
van
BOFprojectaanvragen.
De
adviessubcommissies
beschikken
over
een
grote
autonomie
en
kunnen
bijkomende
stimuli
inbouwen.
De
VUB
hecht
belang
aan
transparantie
van
de
selectieprocedure,
de
besluitvorming
en
terugkoppeling
van
de
besluitvorming
naar
de
aanvragers.
Via
verschillende
mechanismen
wordt
verslaggeving
(wetenschappelijk
verslag,
rapport)
verwacht
met
betrekking
tot
de
resultaten
behaald
met
verkregen
onderzoeksfinanciering.
De
commissie
is,
net
als
de
vorige
commissie
die
de
evaluatie
in
2004
uitvoerde,
van
mening
dat
de
a
priori
verdeling
van
middelen
over
de
drie
adviescommissies
zorgvuldig
en
verantwoord
gebeurt.
In
de
toewijzing
zijn
stimulansen
opgenomen
voor
de
begeleiding
van
PhD‐studenten
en
voor
externe
fondsenwerving.
Hoewel
publicaties
en
bibliometrische
methoden
niet
in
beschouwing
genomen
worden
bij
de
toewijzing
van
middelen
binnen
de
domeinen,
heeft
de
commissie
de
indruk
gekregen
dat
ook
deze
toewijzing
zorgvuldig
gebeurt.
Het
wordt
als
positief
ervaren
dat
hierbij
frequent
gebruik
gemaakt
wordt
van
externe
deskundigen.
De
commissie
kijkt
uit
naar
het
nieuwe
in
ontwikkeling
zijnde
model
voor
toewijzing
van
middelen.
Wel
wijst
de
commissie
er
op
dat
in
de
thans
gevolgde
procedures
geen
kwaliteitsvergelijking
tussen
domeinen,
of
delen
daarvan,
plaatsvindt.
Naar
de
mening
van
de
commissie
is
een
dergelijke
vergelijking
essentieel,
wanneer
de
VUB
tot
speerpuntvorming
over
wil
gaan.
De
middelen
zijn
immers
beperkt!
De
commissie
ziet
met
belangstelling
tegemoet
hoe
de
universiteit
hiermee
omgaat,
mede
gelet
op
de
grote
autonomie
van
de
adviescommissies.
De
onderzoeksraad
is
verantwoordelijk
voor
een
groot
aantal
financieringslijnen,
waaronder
zich
ook
veel
kleinere
lijnen
bevinden.
De
commissie
heeft
hierbij
kanttekeningen
geplaatst.
In
de
discussie
met
de
vertegenwoordigers
van
de
VUB
bleek
echter
dat
de
onderzoeksraad
niet
veel
tijd
besteedt
aan
de
kleinere
lijnen
en
dat
deze
centraal
administratief
afgehandeld
worden
op
basis
van
eenvoudige
parameters
en
niet
behandeld
worden
op
het
niveau
van
de
onderzoeksraad.
De
commissie
is
het
eens
met
deze
procedure.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 60 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Tenure
track
De
tenure
track
reglementering
is
nog
in
ontwikkeling
aan
de
VUB.
Het
tenure
track
instrument
zal
deel
uitmaken
van
het
instrumentarium
en
onderzoeksbeleid
van
de
faculteiten.
Mogelijk
zullen
de
faculteiten
verschillend
omgaan
met
de
randvoorwaarden
van
het
BOF‐besluit
(zoals
geen
minimumanciënniteit,
wel
een
maximumanciënniteit
van
zeven
jaar
postdoctorale
ervaring).
De
commissie
constateert
dat
de
VUB
voorzichtigheid
betracht
bij
de
invoering
van
het
tenure
track
systeem.
Toch
adviseert
de
commissie
de
VUB
enige
haast
te
maken
met
de
invoering
van
dit
systeem,
gezien
ook
de
internationale
ontwikkelingen.
Hoewel
de
faculteiten,
mede
gelet
op
de
indaling,
een
essentiële
rol
spelen
bij
het
tot
stand
brengen
van
een
tenure
track
programma,
is
de
commissie
van
mening
dat
dit
instellingsbeleid
dient
te
zijn.
Koppeling
onderwijs
–
onderzoek
De
VUB
geeft
aan
dat
het
nieuwe
basisallocatiemodel
van
de
overheid,
dat
zowel
onderwijs‐
als
onderzoeksparameters
omvat,
de
koppeling
tussen
onderwijs
en
onderzoek
versterkt.
De
onderzoeksraad
wijst
op
de
noodzaak
om
keuzes
te
maken
in
het
onderwijsaanbod
en
om
de
onderwijsbelasting
te
beperken
tot
proporties
die
de
ontwikkeling
van
een
onderzoeksportfolio
niet
in
de
weg
staan.
Omgekeerd
wijst
de
VUB
op
een
spanningsveld
bij
opleidingen
steunend
op
topgroepen
op
onderzoeksvlak
maar
met
weinig
studenten.
Dit
schept
problemen
bij
lange
termijnaanstellingen
binnen
het
ZAP‐kader,
omdat
deze
gekoppeld
zijn
aan
de
onderwijsprogramma’s.
De
commissie
constateert
dat
er
een
goede
koppeling
is
tussen
onderwijs
en
onderzoek
en
onderkent
de
geschetste
problematiek.
Topdown
sturing
en
speerpuntenbeleid
In
het
kader
van
het
Algemeen
Strategisch
Plan
wordt
door
het
universiteitsbestuur
aan
de
faculteiten
gevraagd
om
strategische
keuzes
te
maken,
gekoppeld
aan
personeels‐
en
onderwijsbeleid
(gecombineerde
bottom‐up
en
top‐ down
benadering).
De
onderzoeksraad
selecteert
indirect
speerpunten
op
aanvraag‐
en
kwaliteitsbasis
bij
de
lange
termijnfinanciering
programma’s
(GOA).
Daarnaast
worden
systematisch
adviezen
gegeven
over
speerpuntvorming
binnen
de
faculteiten
op
basis
van
de
resultaten
van
de
disciplinegewijze
onderzoeksevaluaties
(zie
kwaliteitszorg
van
het
onderzoek).
De
commissie
constateert
dat
een
begin
gemaakt
is
met
speerpuntvorming
via
de
weg
van
de
geleidelijkheid;
een
combinatie
van
bottom‐up
en
top‐down.
De
commissie
wenst
de
VUB
succes
bij
de
verdere
ontwikkeling
van
dit,
naar
haar
mening,
belangrijke
aandachtspunt.
Interdisciplinair
onderzoek
In
2002
is
de
VUB
gestart
met
een
specifiek
programma
voor
interdisciplinair
onderzoek:
de
Horizontale
Onderzoeksacties
(HOA).
Na
een
positieve
evaluatie
in
2009
werd
dit
programma
voortgezet.
De
periode
van
toekenning
is
wel
veranderd:
van
‘twee
jaar,
verlengbaar’
naar
‘in
principe
vier
jaar,
mits
positieve
tussentijdse
evaluatie’.
De
commissie
vindt
dit
een
goede
ontwikkeling.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 61 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Loopbaanbeleid
Vanaf
2003
werden
verschillende
maatregelen
genomen
ter
verbetering
van
de
begeleiding
van
PhD‐studenten:
een
ombudspersoon
voor
PhD‐studenten
werd
aangesteld
en
een
toelage
per
afgelegd
doctoraat
voor
de
promotor
werd
ingesteld.
Vanaf
2008
werd
de
doctoraatsopleiding
opnieuw
ingericht
en
wordt
nu
georganiseerd
door
drie
Doctoral
Schools.
Excellente
onderzoekers
worden
via
een
apart
contingent
VUB
mandaten
in
staat
gesteld
om
zich
gedurende
tien
jaar
nagenoeg
volledig
aan
onderzoek
te
wijden.
Dit
onderzoekscontingent
betekent
een
belangrijke
stimulans
voor
het
onderzoek
in
het
algemeen,
verruimt
de
mogelijkheden
om
een
onderzoekscarrière
aan
de
universiteit
uit
te
bouwen
en
maakt
het
mogelijk
om
personeelsbeleid
te
voeren
op
het
onderzoeksvlak.
De
ZAP‐opdrachtmatrix
met
een
onderzoeks‐
en
onderwijsluik
ondersteunt
de
evaluatie
van
onderzoeksdossiers
van
individuele
onderzoekers.
Met
deze
matrix
worden
uniforme
criteria
en
richtwaarden
aangeboden
voor
evaluaties
op
verschillende
niveaus
(faculteiten,
onderzoeksraad,
etc),
gedifferentieerd
volgens
graad
en
discipline.
De
relevante
onderzoeksindicatoren
betreffen
zowel
publicaties
als
projecten.
De
VUB
geeft
aan
dat
een
beleid
rond
emeriti
in
opmaak
is,
onder
andere
naar
aanleiding
van
de
grants
van
de
European
Science
Foundation
(ESF)
die
ook
openstaan
voor
emeriti.
De
commissie
stelt
tevreden
vast
dat
de
VUB
de
doctoraatsbegeleiding
en
de
omkadering
door
Doctoral
Schools
weer
hoog
op
de
agenda
heeft
geplaatst
en
dat
de
genomen
maatregelen
de
gewenste
resultaten
opleveren.
Ook
op
andere
vlakken
toont
de
VUB
aan
dat
zij
werk
maakt
van
de
uitbouw
van
een
loopbaanbeleid,
zoals
vorm
gegeven
door
het
aparte
contingent
VUB
onderzoeksmandaten,
de
ontwikkeling
van
de
ZAP‐opdrachtsmatrix
en
het
toekomstig
beleid
rond
emeriti.
Dit
zijn,
naar
de
mening
van
de
commissie,
zeer
goede
initiatieven
en
ontwikkelingen.
Internationalisering
en
samenwerking
Actuele
aandachtspunten
in
het
VUB
beleid
zijn
onder
andere
een
verhoogde
deelname
aan
EU‐
en
internationaal
onderzoek
en
het
vastleggen
van
prioriteiten
inzake
internationale
samenwerking.
Het
nieuwe
OZR‐allocatiemodel
zal
meer
gericht
worden
op
internationalisering.
In
2006
werd
een
richtlijn
opgesteld
aangaande
internationale
verspreiding
van
advertenties
voor
vacatures.
De
VUB
en
de
Universiteit
Gent
(UGent)
hebben
in
juni
2007
de
eerste
stappen
gezet
voor
een
structurele
alliantie.
Dit
heeft
concreet
uitwerking
gehad
bij
de
vorming
van
Doctoral
Schools
en
doctoraatsbegeleiding
aan
de
VUB.
Ook
zijn
gezamenlijke
onderzoeksprojecten
in
voorbereiding.
De
commissie
constateert
dat
de
VUB
toont
dat
zij
zich
bewust
is
van
haar
positie
in
Vlaanderen
en
in
ruimere
zin
in
Europa.
Zij
zet
in
op
internationalisering,
wat
naar
de
mening
van
de
commissie
een
goede
ontwikkeling
is.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 62 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011
Kwaliteitszorg
van
het
onderzoek
Het
onderzoeksbeleid
van
de
VUB
is
sterk
gericht
op
kwaliteitsbewaking
en
kwaliteitsondersteuning,
niet
door
het
onderzoek
thematisch
te
sturen,
maar
wel
door
de
kwaliteit
van
de
onderzoekers
en
onderzoeksteams
te
bevorderen
via
verschillende
instrumenten.
De
VUB
kent
sinds
1997
een
uitgebreid
systeem
van
disciplinegewijze
onderzoeksevaluaties
door
(internationale)
deskundigen.
De
evaluatierapporten
worden
aangewend
in
het
kader
van
interne
acties
ter
stimulering
van
de
kwaliteit
van
het
onderzoek.
Een
remediërende
werking
wordt
verwacht
via
de
stimulans
die
uitgaat
van
de
raadgevingen
van
de
deskundigen
aan
de
teams.
De
gedetailleerde
resultaten
per
team
worden
vertrouwelijk
behandeld.
Ook
wordt
regelmatig
een
ruime
en
grondige
bibliometrische
studie
verricht
door
een
externe
organisatie.
Jaarlijks
worden
de
bibliometrische
data,
die
een
rol
spelen
bij
de
overheidsfinanciering,
geanalyseerd.
De
resultaten
van
de
disciplinegewijze
onderzoeksevaluaties
en
de
bibliometrische
gegevens
worden
ook
gebruikt
voor
de
identificatie
van
relevante
indicatoren
per
discipline
in
het
kader
van
de
ZAP‐opdrachtsmatrix.
Wel
wordt
de
nodige
voorzichtigheid
betracht
bij
de
aanlevering
van
deze
gegevens.
Ter
bevordering
van
een
goede
onderzoekscultuur
heeft
de
VUB
profielen
van
goed
gedrag
opgesteld
voor
de
promotor,
de
onderzoeker
en
de
peer
reviewer.
In
2002
werd
reeds
een
procedure
voor
de
behandeling
van
vermoedens
van
wetenschappelijk
wangedrag
ingevoerd
in
het
reglement
voor
het
Academisch
Personeel
(AP)
en
in
2005
heeft
de
VUB
het
Europees
handvest
voor
onderzoekers
van
de
Europese
Commissie
onderschreven.
De
VUB
kent
een
sterke
traditie
in
de
kwaliteitszorg
van
het
onderzoek
en
heeft
deze
zorg
de
laatste
jaren
verder
uitgebouwd.
De
commissie
constateert
met
genoegen
dat
de
VUB
bewust
blijft
kiezen
voor
periodieke
externe
evaluatie
van
het
onderzoek
en
het
onderzoeksbeleid.
De
commissie
constateert
dat
de
VUB
verstandig
omgaat
met
de
vertrouwelijke
adviezen
ten
behoeve
van
haar
interne
beleid.
Ook
vindt
de
commissie
de
voorzichtigheid
betracht
bij
het
gebruik
van
bibliometrische
gegevens
een
wijs
besluit.
De
commissie
stelt
vast
dat
de
VUB
een
begin
gemaakt
heeft
met
het
nemen
van
maatregelen
ter
bescherming
van
de
wetenschappelijke
integriteit.
Universitaire
Associatie
Brussel
De
VUB
is
enkel
geassocieerd
met
de
Erasmushogeschool
Brussel
(EhB).
De
Universitaire
Associatie
Brussel
vertegenwoordigt
ongeveer
9.200
universiteitsstudenten
en
4.200
hogeschoolstudenten.
De
hogeschoolpartner
is
effectief
vertegenwoordigd
in
de
onderzoeksraad.
De
samenwerking
tussen
de
onderzoeksraad
van
de
VUB
en
de
onderzoeksraad
van
de
EhB
werd
geïntensifieerd
en
heeft
een
officiële
status
gekregen
binnen
het
Bureau
Onderzoek
Associatie
Brussel
(BOAB).
Het
te
academiseren
gedeelte
van
de
Erasmushogeschool
wordt
in
de
associatie
beschouwd
als
een
‘negende
faculteit’,
waarvoor
een
deel
van
de
BOF‐middelen
(€
300.000
op
jaarbasis)
wordt
gereserveerd.
In
verschillende
domeinen
werden
gezamenlijke
onderzoeksprojecten
opgestart.
De
commissie
constateert
dat
de
associatie
van
de
VUB
beperkt
is
tot
één
hogeschool,
maar
heeft
begrepen
dat
dit
buiten
de
verantwoordelijkheid
van
de
VUB
ligt
en
mede
het
gevolg
is
van
een
gebrek
aan
een
regionaal
beleid.
Er
worden
voldoende
maatregelen
genomen
om
de
academisering
te
bevorderen.
Tot
slot
De
VUB
heeft
goed
zicht
op
haar
situatie
en
mogelijkheden.
De
koers
die
zij
wenst
te
volgen
is
helder
en
realistisch,
zoals
onder
andere
ook
bleek
uit
de
goed
uitgewerkte
SWOT‐analyse
die
werd
gepresenteerd
tijdens
het
gesprek.
De
commissie
spreekt
haar
waardering
uit
over
het
ontwikkelde
en
thans
operationeel
zijnde
systeem
van
kwaliteitsbewaking
en
kwaliteitsanalyse
van
voorstellen
en
groepen.
Het
onderzoeksmanagement
is
op
orde.
Beleidsplan 2012-2016 — Sector Onderzoek & Ontwikkeling
- 63 / 63 -
Goedgekeurd OZR 02.03.2011 & RvB 15.03.2011