Beleidsplan schuldhulpverlening
01 juli 2012 tot 01 juli 2016
Een integrale aanpak van 6 ZuidLimburgse gemeenten
29 mei 2012
Voorwoord Het aantal aanvragen om schuldhulpverlening neemt toe, nieuwe groepen vragen om hulp, er zijn minder middelen beschikbaar en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening treedt in werking. De gemeente staat voor de uitdaging om scherpe en doordachte keuzes te maken. Doel: realiseren van een effectief en betaalbaar aanbod van schuldhulpverlening in de gemeente. Het voorkomen en wegnemen van drempels die de participatie van burgers belemmeren, is een belangrijk uitgangspunt van het overheidsbeleid. Gemeenten worden gestimuleerd om te investeren in maatregelen die de maatschappelijke participatie van burgers vergroot. Het bevorderen van de arbeidsparticipatie staat daarbij voorop. Financiële problemen zijn een grote belemmering voor participatie. Mensen met schulden leven van dag tot dag, waardoor de capaciteit om andere problemen aan te pakken zeer beperkt is. Een instabiele financiële huishouding is meestal mede oorzaak van bijvoorbeeld verzuim op het werk, relatieproblemen, schooluitval, huurachterstanden en huisuitzettingen. Op 1 juli 2012 zal de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in werking treden. De artikelen 5 (moratorium) en 11 (wijziging van de Wet op het financieel toezicht) treden nog niet in werking. De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) zorgt ervoor dat de taak van gemeenten op het terrein van de integrale schuldhulpverlening (zorgplicht) wettelijk wordt ingebed. De gemeente dient voor een periode van ten hoogste vier jaren een beleidsplan vast te stellen. Dit plan kan tussentijds worden bijgesteld. Ingevolge de wet moet dit plan de hoofdzaken bevatten van het door de gemeente te voeren beleid betreffende integrale schuldhulpverlening. Met het onderhavige beleidsplan wordt uitvoering gegeven aan deze wettelijke verplichting. In onze regio wordt de integrale schuldhulpverlening onder regie van de gemeenten, reeds vorm gegeven door de Gemeenschappelijke Regeling Kredietbank Limburg (KBL), die wordt gevormd door de gemeenten Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht en SittardGeleen. Voor de GR gemeenten zal de wet inhoudelijk weinig nieuwe inspanningen vergen, anders dan het vastleggen van beleidsdoelstellingen en het kritisch toetsen van de uitvoeringspraktijk aan de voorgestelde wettelijke bepalingen. Daar een aantal beleidskeuzes alsmede de uitvoeringspraktijken per gemeente kunnen verschillen is de basis van onderhavig beleidsplan gezamenlijk opgesteld en is er ruimte geboden voor gemeentelijke invulling, de couleur local.
Bijlage behorende bij ontwerpbesluit 12Rb032 van de raad van de gemeente Kerkrade d.d. 27 juni 2012.
2
Ontwikkelingen Een beleidsplan schuldhulpverlening is niet mogelijk zonder aandacht voor belangrijke ontwikkelingen op dit beleidsterrein. Het aantal aanvragen om schuldhulpverlening stijgt Geheel in lijn met de landelijke ontwikkelingen hebben wij de laatste jaren een forse stijging van schuldhulpvragen gezien: van 190 in 2008 tot wellicht 360 in 2012. De gemeentelijke opzet schuldhulpverlening voorziet dus duidelijk in een grote maatschappelijke behoefte en past volledig in de gemeentelijke ambitie op het gebied van armoedebestrijding. De diversiteit onder de aanvragers neemt toe Er zijn nieuwe groepen die om schuldhulpverlening vragen. Naast de ‘traditionele’ groep, die bestaat uit aanvragers tussen de 25 en de 45 jaar met een lager inkomen, zien we nu ook andere schuldhulpvragers: jongeren en ouderen, ZZPers en schuldenaren met een eigen huis kloppen steeds vaker aan voor hulp. De schuldsituaties worden steeds complexer Het schuldenpakket waarvoor burgers om hulp vragen, wordt steeds ingewikkelder. Er is steeds vaker sprake van hypotheekschulden, meer complexe financieringsconstructies of crediteuren die allerlei eigen incassobevoegdheden inzetten. Het resultaat hiervan is dat er een steeds groter beroep wordt gedaan op de juridisch inhoudelijke kennis van de schuldhulpverleners.
3
Inleiding Aanleiding Uit rijksonderzoek naar de effectiviteit van de gemeentelijke schuldhulpverlening “Schulden? De gemeente helpt” is gebleken dat de effectiviteit van de gemeentelijke schuldhulpverlening verbeterd kan worden: bredere toegankelijkheid, beperking wacht en doorlooptijden, realiseren integrale schuldhulpverlening, regie gemeente en politieke agendering. Het Rijk is van mening dat het wettelijk inbedden van de zorgplicht van gemeenten (nu nog algemeen op grond van de Gemeentewet) een goed instrument is om een deel van de genoemde problemen op te lossen. Dit betekent dat er bij schuldhulpverlening niet alleen aandacht moet zijn voor het oplossen van de financiële problemen van een cliënt maar ook voor eventuele omstandigheden die op enigerlei wijze in verband kunnen staan met de financiële problemen, zoals psychosociale factoren, relatieproblemen, de woonsituatie, de gezondheid, de verslaving of de gezinssituatie. Het is van belang in het kader van de schuldhulpverlening de eventuele oorzaken die ten grondslag liggen aan het ontstaan van de schulden, zo mogelijk weg te nemen. Hetzelfde geldt voor het wegnemen van omstandigheden die het oplossen van problematische schulden in de weg staan. Inspelende op de ontwikkelingen besteedt de gemeente Kerkrade de laatste jaren steeds meer aandacht aan schuldhulpverlening, omdat de maatschappelijke kosten van schulden hoog zijn: armoede, sociale uitsluiting, huisuitzetting, onverzekerbaarheid, afsluitingen van gas en licht, criminaliteit enz. Uit onderzoek blijkt steeds weer dat het maatschappelijk rendement van schuldhulpverlening groot is. Zo blijkt uit een recent onderzoek van de Hogeschool Utrecht en Regioplan Beleidsonderzoek dat het rendement van schuldhulpverlening gemiddeld twee keer zo hoog is als de kosten. Twee belangrijke baten zijn de besparing op bijstandsuitkeringen en op wonen. Het aanbod van schuldhulpverlening heeft effect op de gemiddelde uitkeringsduur. Als WWBers gebruik maken van schuldhulpverlening is de uitkeringsduur 4 tot 12 maanden korter. Iemand wegens huurschuld uit huis zetten is duur (executie, incasso en proceskosten, kosten voor het proces verbaal, ontruiming, sloten vervangen, boedel opslaan etc.) Schuldhulpverlening Schulden zijn van alle tijden, maar het consumptie en bestedingspatroon van mensen is door de toenemende welvaart sinds de jaren zestig drastisch veranderd. Sinds het eind van de jaren tachtig neemt de schuldenproblematiek toe, ondanks opleving van de economie. Sindsdien is het hebben van problematische schulden geen incidenteel probleem meer. Gemeenten en schuldhulpverlenende instellingen gingen op zoek naar een structurele aanpak. Daarbij komen tal van knelpunten naar voren. Komend vanuit verschillende tradities en culturen ondernamen allerlei organisaties pogingen tot samenwerking. Het succes was wisselend en bleek niet altijd duurzaam. In 1998 is de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) in werking getreden. Als gemeenten of schuldregelende instanties er niet in slagen de bemiddeling tussen schuldenaar en schuldeiser tot een goed einde te brengen, dan kan de schuldenaar een beroep doen op de WSNP. Als de rechter oordeelt dat schuldeisers geen goede redenen hebben om niet akkoord te gaan met een afbetalingsvoorstel, dan kan hij hen dwingen tot een regeling. Schuldsanering op grond van de WSNP is in de uitvoeringspraktijk feitelijk het sluitstuk. Doorgaans worden schulden in den minne geschikt. Gemeenten nemen op grond van de zorgplicht in dit minnelijke traject het voortouw in de bemiddeling tussen schuldenaar en schuldeiser. Zoals gezegd is het ‘wettelijke traject’ (via de rechter) bedoeld als stok achter de deur voor schuldeisers. Schuldeisers krijgen over het algemeen minder van hun geld terug in dit wettelijke traject dan in het minnelijke traject. Dat komt doordat in het wettelijk traject een bewindvoerder wordt aangesteld die uit de boedel betaald moet worden. Ook voor schuldenaren is het minnelijke traject te prefereren, omdat gemeenten de mogelijkheden hebben om de juiste hulpverlening in te zetten en zo ook de oorzaken van de problematiek aan te pakken. In het wettelijke traject wordt hier (nog) te weinig aandacht aan geschonken. 4
Kredietbank Limburg Gemeenten hebben de vrijheid om vorm en inhoud van het minnelijke traject zelf te bepalen. In 2005 besloten de raden van zes gemeenten, te weten Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht en SittardGeleen tot oprichting van de ‘Gemeenschappelijke Regeling voor Sociale Kredietverlening en Schuldhulpverlening in Limburg’ (GR). Deze op de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) gebaseerde constructie biedt het juridisch kader voor de publiekrechtelijke samenwerking tussen voornoemde gemeenten en het openbaar lichaam genaamd ‘Kredietbank Limburg’, voorheen een commerciële instelling. Intergemeentelijke samenwerking op basis van de Wgr wordt gekarakteriseerd als verlengd lokaal bestuur. Met dit begrip wordt tot uitdrukking gebracht dat samenwerkingsverbanden – vooral gemeenschappelijke openbare lichamen (GOL) institutioneel en beleidsmatig geworteld zijn in de deelnemende gemeenten en daaraan hun taakopdracht en hun democratische legitimatie ontlenen. Het uitgangspunt van verlengd lokaal bestuur blijkt bij het GOL onder meer uit het feit dat de leden van het AB en DB vertegenwoordiger van hun gemeente zijn en geen leden met een direct kiezersmandaat die zonder last of ruggespraak tot besluitvorming komen. Intergemeentelijke samenwerking binnen een GOL brengt daarom een tweevoudige verantwoordingsrelatie met zich: een interne die zich afspeelt tussen het DB en het AB en een externe die zich afspeelt tussen de leden van het AB en de bestuursorganen die zij vertegenwoordigen. GRgemeenten willen graag meedenken en meesturen. Daarom zijn er naast de formele structuur twee ambtelijke overlegorganen (advies en financiële commissie) ingesteld. Jaarlijks sluiten de afzonderlijke GR gemeenten een dienstverleningsovereenkomst (DVO) met de Kredietbank Limburg (KBL) af, waarin afspraken gemaakt worden over aard en hoeveelheid producten die men afneemt en tegen welke vergoeding. De tarieven worden kostendekkend berekend zonder winstopslag. De DVO is voor de KBL de basis voor het opstellen van de begroting. De belangrijkste afspraak in de DVO is de verplichting om 75% van de afgesproken producten daadwerkelijk af te nemen. Daarnaast biedt de Kredietbank ook andere gemeenten de mogelijkheid om diensten af te nemen onder de voorwaarde dat hier geen financiële risico’s aan verbonden zijn. Zoals gezegd wordt met de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening de gemeentelijke zorgplicht verankerd. De GR gemeenten hebben deze zorgplicht reeds in beleid verankerd en de uitvoering geregeld. Voor de GR gemeenten zal de wet inhoudelijk weinig nieuwe inspanningen vergen, anders dan het vastleggen van beleidsdoelstellingen in een beleidsplan en het kritisch toetsen van de uitvoeringspraktijk op de voorgestelde wettelijke bepalingen.
5
Visie Met de uitvoering van schuldhulpverlening willen wij participatie bevorderen, maatschappelijke kosten beperken en hulp op maat bieden aan de meest kwetsbaren, vanuit het principe dat mensen primair zelf verantwoordelijkheid dragen om sociaal en economisch zelfredzaam te zijn. Integrale samenwerking De afgelopen jaren is aanzienlijk geïnvesteerd in de samenwerking op het terrein van de schuldhulpverlening. Samengewerkt wordt met en door de Stichting Impuls, de Kredietbank Limburg, de woningcorporaties, de Cliëntenraad, Humanitas Parkstad (ruilwinkel KerkradeWest) en Dekenaat Kerkrade/Vincentiusverengingconferentie Holz/Kerkrade. Door deze samenwerking wordt het product schuldhulpverlening steeds laagdrempeliger en wordt permanent gewerkt aan een kwalitatieve verbetering. Op deze wijze kunnen wij de Kerkraadse burgers met financiële problemen een adequate voorziening aanbieden. De uitvoering van schuldhulpverlening is gebaseerd op een visie die steunt op vier uitgangspunten: 1. de schuldenaar is probleemeigenaar; 2. schuldenpakket, motivatie en vaardigheden bepalen het maximaal haalbare; 3. dankzij een integrale aanpak heeft schuldhulpverlening een duurzaam effect; 4. door aandacht voor preventie en nazorg wordt het (opnieuw) ontstaan van schulden voorkomen. Met de uitvoering van schuldhulpverlening willen de GR Gemeenten participatie bevorderen en maatschappelijke kosten beperken. Zorg op maat wordt geboden aan de meest kwetsbaren, vanuit het principe dat burgers zelf verantwoordelijkheid dragen om sociaal en economisch zelfredzaam te zijn. De schuldenaar is probleemeigenaar Schuldenaren melden zich met allerlei vragen en problemen. Vaak is er een directe aanleiding aan te wijzen waarom iemand juist op dat moment om hulp vraagt. De situatie kan zo penibel zijn dat een afsluiting van energie of huisuitzetting dreigt. Maar ook aanhoudende ruzies thuis of angst voor weer een deurwaarder kunnen een keerpunt zijn. In de afgelopen jaren werd bij nagenoeg elke aanmelding gekeken of sprake was van een problematische schuldsituatie. Op basis daarvan werd al dan niet geprobeerd om een schuldregeling te treffen die leidt tot een schuldenvrije toekomst. Het doorlopen van een dergelijke regeling is een hele opgave. De schuldenaar moet drie jaar lang rondkomen van een inkomen onder bijstandsniveau. Niet elke schuldenaar is daartoe in staat of heeft dat over voor een schuldenvrije toekomst. Als de schuldenaar als probleemeigenaar wordt beschouwd, dan is zijn wens ten aanzien van de situatie medebepalend. Wil iemand wel een dreigende huisuitzetting afwenden maar geen schuldregeling, dan wordt geadviseerd wat daarvoor nodig is. Vanzelfsprekend is daarbij geen sprake van een ‘u vraagt, wij draaien’ relatie. Wel wordt per situatie een inschatting gemaakt of ondersteuning bij de hulpvraag van de schuldenaar bijdraagt aan participatie en het voorkomen van maatschappelijke kosten. Niet alles van een ander of van de overheid verwachten, maar zelf verantwoordelijkheid nemen is dus het motto. Mensen kunnen veel zelf, als zij daartoe worden geprikkeld en daarvoor de vrijheid krijgen. Vanuit die gedachte doen burgers alleen een beroep op collectieve voorzieningen voor hun behoeften aan zorg en sociale zekerheid, als dat nodig is. Eigen verantwoordelijkheid voorkomt afhankelijkheid en apathie. Verder neemt de sociale cohesie toe als burgers zich bij maatschappelijke kwesties niet als vanzelfsprekend richten op de alles regelende overheid, maar zelf op zoek gaan naar hulp. Dit geldt ook voor schuldhulpverlening. De gemeente kan niet alle schulden voorkomen of oplossen. Burgers zelf, maatschappelijke organisaties, schuldeisers en schuldbemiddelaars hebben hierin ieder hun eigen verantwoordelijkheid. Wij kunnen niet voorkomen dat mensen soms onverantwoorde financiële risico’s nemen en niet elk schuldhulpverleningstraject zal tot een duurzame oplossing leiden. Ook onverantwoorde kredietverlening kan niet altijd voorkomen worden. Het is daarom voor een goed functionerend stelsel van schuldhulpverlening noodzakelijk dat alle partijen inclusief de overheid hun verantwoordelijkheid nemen. 6
VAN
NAAR
HET (LATEN) REGELEN VAN SCHULDEN
HET WEER (ZELF) FINANCIEEL STERKER WORDEN
Doel: maximaal haalbare Burger zelf aan het stuur Aan de slag met vaardigheden, motivatie en belemmeringen
Doel: schuldenvrij Hulpverlener aan het stuur Met ‘man en macht’ iemand aan boord houden De mate van financiële zelfredzaamheid verschilt per individu. Vanuit de reintegratiesector is de participatieladder bekend waarin de treden op de ladder de afstand tot de arbeidsmarkt weergeven. Ook de financiële zelfredzaamheid kan in een ladder worden gesymboliseerd.
De gedachte achter deze schuldenladder is dat mensen zo lang mogelijk zo hoog mogelijk op de ladder moeten kunnen blijven functioneren. Dit vraagt om zo vroeg mogelijk signaleren en ondersteuning/hulp bieden. Het doel van de ladder is primair om te voorkomen dat mensen vanuit een financieel gezonde situatie wegzakken naar een schuldsituatie en secundair dat mensen met complexe schulden de kans krijgen om weer omhoog te klimmen. De daadwerkelijke schuldhulpverlening vindt plaats op de treden 1, 2 en 3. De treden 4 en 5 zijn gericht op preventie en zelfredzaamheidondersteuning.
7
Trede 5 Financieel gezond Geen financiële problemen. Ondanks verschillen in inkomen lukt het om “het eigen huishoudboekj e” goed bij te houden.
Trede 4 Financiële problemen De financiële situatie is uit evenwicht.
Trede 3 Enkelvoudige schulden
Er is sprake van relatief makkelijk op te lossen schulden.
Trede 2 Problematischeschulden Complexe schuldsituaties die specialistische hulp behoeft. Trede 1 Onoplosbare schulden Schuldhulpverlening heeft geen kans van slagen. Stabilisatie is het hoogst haalbare einddoel.
Figuur 1 schuldenladder
Schuldenpakket, motivatie en vaardigheden bepalen het maximaal haalbare Naast de persoonlijke hulpvraag is er nog een andere component bepalend voor het aanbod dat een schuldenaar krijgt. Namelijk de regelbaarheid van zowel het gedrag als het schuldenpakket van de schuldenaar. De gemeenten houden in hun werkwijze met beide componenten rekening. In het land wordt veel gebruik gemaakt van een daartoe ontwikkeld kwadrant (figuur 2). De twee centrale vragen in dat kwadrant luiden: Is de schuldenaar regelbaar? En: Is de schuldsituatie regelbaar? Een ‘regelbare schuldenaar’ houdt zich (met hulp) aan afspraken en is gemotiveerd. Ook is hij bereid zich in te zetten om indien mogelijk meer inkomen te verwerven en ten gunste van crediteuren keuzen te maken in het bestedingspatroon. Een regelbare schuldsituatie wordt gekenmerkt door het ontbreken van schulden die niet voor een schuldregeling in aanmerking komen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan bepaalde boetes, fraudevorderingen, restschulden van nog te verkopen woningen of schulden waar nog juridische procedures voor lopen. Door de (on)regelbare schuldenaar af te zetten tegen het (on)regelbare schuldenpakket ontstaat een kwadrant met groepen voor wie het maximaal haalbare varieert van een schuldregeling tot het op orde brengen van iemands leven.
8
Wel regelbaar Niet regelbaar
Schuldsituatie
Schuldenaar Wel regelbaar Niet regelbaar Jan verloor zijn baan en een half jaar later ging Mieke is psychiatrisch patiënt. Ze neemt niet trouw hij weg bij zijn vrouw. Hij heeft in die turbulente haar medicijnen in. Met regelmaat is ze de realiteit periode een flinke schuld opgebouwd. Hij wil er kwijt en maakt ze nieuwe schulden. Zolang zij niet alles aan doen om uit de schulden te komen. medicijntrouw is, kan de schulddienstverlening er niet Hij solliciteert zo veel hij kan, betaalt elke op rekenen dat zij geen nieuwe schulden maakt. De maand netjes zijn huur en maakt geen nieuwe gemeente begeleidt haar naar beschermingsbewind. schulden. Met deze opstelling kan de gemeente Pas als dat geregeld is, gaat zij de mogelijkheid van de crediteuren vragen om mee te werken aan een schuldregeling na. een schuldregeling. Maurice heeft in 2008 zijn aanvraag voor Sharina is verslaafd aan drugs en verblijft in een huurtoeslag verkeerd ingevuld. Althans, maatschappelijke opvang. Ze heeft een aantal niet volgens de belastingdienst. Nu moet hij een saneerbare schulden bij de CJIB. De gemeente kan groot bedrag terugbetalen. Maurice is het er zowel vanwege haar verslaving als vanwege de niet mee eens en maakt bezwaar. Als het moet boetes niets voor haar betekenen. Ze heeft een lange gaat hij door tot de rechter. Zolang de vordering weg te gaan om haar leven op de rit te krijgen. Het is betwist wordt, kan de gemeente geen oplossing maar de vraag of ze ooit aan een schuldregeling toe bieden. Wel biedt zij budgetcoaching zodat het komt. Lukt dat, dan staat de gemeente voor haar hem lukt geen nieuwe schulden te maken. klaar.
Figuur 2: Kwadrant regelbare en niet regelbare situaties
Een kwadrant maakt grenzen scherp terwijl de dossiers in de spreekkamer juist vaak allerlei grijstinten kennen. Het kwadrant is nadrukkelijk een denkmodel. In de dagelijkse praktijk maken de schuldhulpverleners de afweging wat er mogelijk is in een dossier. Alleen bij een integrale aanpak heeft schuldhulpverlening een duurzaam effect Voor veel schuldenaren geldt dat ze niet alleen een financieel probleem hebben, maar ook andere, daarmee samenhangende, problemen. Waarbij de andere problemen soms bijdroegen aan het ontstaan van de schuldsituatie en in andere gevallen juist door de financiële problemen zijn veroorzaakt. Landelijk onderzoek wijst uit dat zeker de helft van de schuldenaren op het moment dat ze zich aanmelden bij de schuldhulpverlening ook contact hebben met andere ondersteunende organisaties (maatschappelijk werk, verslavingszorg, etc.). Als zoveel schuldenaren te maken hebben met een combinatie van materiële en immateriële problematiek, dan is het voor een duurzame oplossing van belang dat niet alleen de financiën maar ook de andere problemen worden aangepakt. In de schuldhulpverlening wordt een dergelijke samengestelde aanpak aangeduid met de term ‘integrale schuldhulpverlening’. In de uitvoeringspraktijk worden dan ook direct of indirect nauwe banden onderhouden met ketenpartners zoals onder meer genoemde maatschappelijk werk, maatschappelijke opvang, GGZ en de verslavingszorg. Door te voorzien in hulpverlening die inhoudelijk op elkaar is afgestemd wordt de basis gelegd voor een duurzame schuldenvrije toekomst. Zoals reeds eerder aangegeven is de hulpverlening niet vrijblijvend. Als er sprake is van met elkaar samenhangende problematiek, dan wordt van de schuldenaar gevraagd dat hij zich op alle terreinen inzet waar de problematiek speelt. Naast hulpverlening is ook participatie van belang. Integrale schuldhulpverlening betekent ook dat wordt gekeken naar de mogelijkheden om aan het werk te gaan of meer te gaan werken dan de huidige uren. Het bijvoeglijke naamwoord ‘integraal’ wordt gebruikt als iets “allesomvattend” is, er ontbreekt niets. Integrale schuldhulpverlening kan alleen bestaan als een gestructureerde, structurele en intensieve samenwerking plaats vindt tussen schuldregelende, hulpverlenende en uitkeringsverstrekkende partijen. Dit betekent, dat alle ketenpartners open moeten staan voor elkaar en dat overleg moet plaatsvinden over de hulp en dienstverlening aan hulp vragende mensen. Schuldhulpverlening is niet alleen een kwestie van mensen helpen hun financiële situatie weer op orde te krijgen. Schulden hebben een oorzaak en als die niet bij de bron wordt aangepakt ontstaan er snel weer nieuwe schulden. Goede schuldhulpverlening draagt bij aan de bestrijding van armoede en 9
geeft mensen meer mogelijkheden om actief deel te nemen aan het sociale en maatschappelijke leven. Daarom is een integrale aanpak noodzakelijk. Er moet bij de schuldhulpverlening niet alleen aandacht zijn voor het oplossen van de financiële problemen, maar ook voor eventuele omstandigheden die op enigerlei wijze in verband kunnen staan met de financiële problemen. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om psychosociale factoren, relatieproblemen, de woonsituatie, de gezondheid, de verslaving of de gezinssituatie. Het is in het belang van de integraliteit de eventuele oorzaken, die ten grondslag liggen aan het ontstaan van de schulden, zo mogelijk weg te nemen. Het zelfde geldt uiteraard ook voor het wegnemen van omstandigheden die het oplossen van problematische schulden in de weg staan. Kortom het wegnemen van deze oorzaken of omstandigheden is essentieel om financiële problemen op te lossen.
Pilot Impuls – Kredietbank Limburg In Kerkrade wordt de integrale aanpak vormgegeven door een intensieve samenwerking door de hoofdaannemers van de schuldhulpverlening: de Stichting Impuls, de Kredietbank Limburg en uiteraard de gemeente Kerkrade als regievoerder. Ondersteunende, schuldregelende, hulpverlenende activiteiten worden op die manier op elkaar afgestemd. Getracht wordt om een volgende stap te zetten in de optimalisatie van deze afstemming in de loop van 2012. In de vorm van een pilot wordt met beide instellingen de haalbaarheid onderzocht om vanaf 1 september 2012 het totale schuldhulpverleningstraject te gaan uitvoeren vanuit de locatie van de Stichting Impuls. Met deze pilot verwachten we te bereiken dat het traject minder achter elkaar wordt uitgevoerd, maar parallel aan elkaar. Hiermee wordt niet alleen de doorlooptijd wezenlijk verkort, maar ook de afstemming wie wat doet verbeterd. Door aandacht voor preventie en nazorg wordt het (opnieuw) ontstaan van schulden voorkomen Net als in de gezondheidszorg geldt ook voor schuldsituaties dat voorkomen altijd beter is dan genezen. Om die reden wordt ingezet op preventie en nazorg. Bij de uitwerking hiervan wordt als vertrekpunt gehanteerd dat schuldenproblematiek in veel situaties een gedragsprobleem is. Verkeerde keuzes, geen bereidheid om bepaalde concessies te doen of het onvermogen om realistische inschattingen te maken, spelen naast lifeevents in veel schuldsituaties een rol bij het ontstaan van de financiële problemen. Bereikt moet worden dat mensen zich bewust worden van de waarde van geld en van het aangaan van financiële verplichtingen. Het komt te vaak voor dat mensen pas om hulp vragen als het water tot aan de lippen staat, door dreiging van huisuitzetting of afsluiting van energie. Mensen denken zelf hun problemen op te kunnen lossen, weten niet dat schuldhulpverlening bestaat of willen uit schaamte 10
geen hulp vragen voor hun financiële problematiek. Het is belangrijk dat mensen die hun schulden niet zelfstandig kunnen oplossen zo snel mogelijk om hulp vragen. Hoe langer iemand wacht met het vragen van hulp, hoe meer de totale schuldenlast oploopt en de effectiviteit van schuldhulpverlening afneemt. De Kredietbank Limburg biedt diverse preventieinstrumenten aan die kunnen worden ingezet: Cursus “Rondkomen met inkomen” Cursus “Financiële planning” Voorlichting scholen en instellingen Spreekuur op locatie Uitvoering Ministeriele regeling afsluiting energie Budgetbeheer Budgetcoaching Nazorg Door samenwerking te zoeken met scholen wordt kinderen geleerd hoe ze met geld moeten omgaan. Bovendien worden afspraken gemaakt met woningcorporaties, energiebedrijven en ziekte kostenverzekeraars om betalingsachterstanden zo snel mogelijk te melden.
11
Implementatie Wet gemeentelijke schuldhulpverlening Conform de wet gemeentelijke schuldhulpverlening moet de gemeenteraad voor een periode van ten hoogste vier jaren een beleidsplan vaststellen. Ingevolge de wet moet dit plan de hoofdzaken bevatten van het door de gemeente te voeren beleid betreffende integrale schuldhulpverlening en het voorkomen dat personen schulden aangaan die ze niet kunnen betalen. In dit beleidsplan moet in ieder geval zijn opgenomen: 1. Een beschrijving van de resultaten die de gemeente wenst te behalen; 2. Een beschrijving van de maatregelen die worden genomen om de kwaliteit te borgen en de wijze aangeven waarop de integrale uitvoering gestalte krijgt; 3. Het maximaal aantal weken wachttijd dat een gemeente nastreeft; 4. Een beschrijving van hoe schuldhulpverlening aan gezinnen met kinderen vormgegeven wordt. Met de uitvoering is het College van Burgemeester en Wethouders belast. In de wet zijn ten aanzien van deze uitvoering een aantal bijzondere bepalingen opgenomen: 1. Weigeringgronden; 2. Wacht en doorlooptijden (eerste gesprek binnen 4 weken of in geval van bedreigende situatie binnen 3 werkdagen); 3. Moratorium (instellen afkoelingsperiode max. 6 maanden conform nadere voorwaarden (algemene maatregel van bestuur)); 4. Inlichtingenplicht; 5. Medewerkingplicht; 6. Gegevensuitwisseling; 7. Informatievoorziening. Daar de wet verplicht dat de gemeenteraad een beleidsplan vaststelt zal, mede gelet op het voorgaande, aan de hand van de door het Rijk aangereikte bouwstenen 1 het beoogde beleidsplan beperkt blijven tot de eerder genoemde hoofdzaken. Beschrijving van de resultaten die de gemeente wenst te bereiken Hoofddoelstelling Alle GR gemeenten bieden alle inwoners met schulden de mogelijkheid op begeleiding om de schuldsituatie beheersbaar te krijgen en zo mogelijk toe te werken naar een duurzaam schuldenvrij bestaan. Daarbij blijft de verantwoordelijkheid voor het welslagen van dit traject liggen bij de schuldenaar en de schuldeiser(s). De gemeenten voeren de regie over de samenwerking van meerdere instanties die samen voorzien in een totaalaanpak op maat. Zoals reeds eerder vermeld, is de uitvoering van schuldhulpverlening neergelegd bij de Kredietbank Limburg. In een jaarlijks vast te stellen dienstverleningsovereenkomst worden nadere afspraken gemaakt over de wijze waarop schuldhulpverlening wordt geboden. Met de Stichting Impuls worden jaarlijks afspraken gemaakt over de procesondersteunende en maatschappelijk begeleidende werkzaamheden. De gemeenteraad bepaalt welke hoofddoelstellingen gedurende de duur van het beleidsplan (maximaal 4 jaar) behaald moeten worden. Deze doelstellingen dienen realistisch en uitvoerbaar te zijn. Uitgegaan wordt van de volgende twee hoofddoelstellingen: 1. Het percentage te vergroten van aanvragers dat succesvol een schuldhulpverleningstraject doorloopt. 2. Het uitvalspercentage te verlagen. De GR gemeenten stellen zich daarnaast tot doel om het aantal cliënten waarvoor beschermingsbewind moet worden aangevraagd aanzienlijk te reduceren. Ofschoon deze doelstelling niet concreet door een gemeente beïnvloedbaar is omdat beschermingsbewind een wettelijke 1
Gemeenten en Schuldhulpverlening, Bouwstenen voor de ontwikkeling van Visie en Beleid, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, September 2011
12
voorziening is, zullen de GR gemeenten wel in overleg treden met de rechterlijke macht en betrokken instanties om enige terughoudendheid te bewerkstelligen. Gemeenten dragen immers wel de kosten van een dergelijke voorziening welke aanzienlijk hoger zijn dan de reguliere schuldhulpverlenings praktijk. Uitgangspunt dient te zijn dat de hulpvraag daar neergelegd wordt waar ze thuishoort. Enerzijds omdat er vaak sprake is van multiproblematiek. Anderzijds om te voorkomen dat afgewezen aanvragers, gelet op het feit dat de wet gemeentelijke schuldhulpverlening een aantal weigering gronden mogelijk maakt, via bewindvoering alsnog in een (dure) voorziening terecht komen. Maatwerk In de schuldhulpverleningspraktijk zal er sprake zijn van maatwerk. Immers niet iedere schuldenaar is gebaat bij eenzelfde aanpak of hetzelfde aanbod. Daarnaast blijft eenieder zelf verantwoordelijk voor zijn eigen situatie en de oplossing daarvan. Niet iedere schuldhulpvrager wordt volgens hetzelfde stramien behandeld. De hulp wordt afgestemd op de situatie, de oorzaken en de mogelijkheden van de schuldenaar. De vraag of een schuldenaar kan en wil meewerken en aard en omvang van het schuldenpakket zijn daarbij bepalend. Als een schuldenaar niet meewerkt of de financiële situatie onsaneerbaar is, heeft schuldhulpverlening geen zin. De gemeenten willen de schuldhulpverlening zo efficiënt en effectief mogelijk vormgeven: met minimale inspanning een voor de schuldenaar maximaal resultaat behalen. Om daarin te slagen is het van belang zo snel mogelijk een goed beeld te krijgen van de problematiek en van de mogelijkheden om tot een duurzame oplossing van de schuldenproblematiek te komen. De gemeenten zijn van mening dat hiertoe een zeer bruikbaar instrument in ontwikkeling is: klantprofielen (Klantprofielen voor schuldhulpverlening, Regioplan beleidsonderzoek in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, juni 2011, Amsterdam). Toegankelijkheid In principe is schuldhulpverlening toegankelijk voor iedereen hetgeen in de nieuwe wet nogmaals bekrachtigd zal worden. Dit betekent, dat op voorhand niemand van schuldhulpverlening wordt uitgesloten. Voor een goede uitvoering van de wet is het echter wel noodzakelijk om voor bepaalde groepen de toegang tot schuldhulpverlening te ontzeggen. Met dien verstande dat hier niet bedoeld wordt uitsluitend het oplossen van financiële problemen. Het betreft hier de brede, integrale aanpak van omstandigheden die er toe geleid hebben dat iemand in een problematische financiële situatie terecht is gekomen. In de nieuwe wet zijn dan ook een aantal afwijzingsgronden opgenomen: Recidive Indien al eerder gebruik gemaakt is van schuldhulpverlening en telkenmale nieuwe schulden worden gemaakt. De Kredietbank Limburg heeft onderzoek gedaan naar de recidive van burgers uit Kerkrade. Over een periode van 3½ jaar bleek 6,45% zich nog een tweede keer te melden en slechts 0,14% ofwel 1 persoon zich een derde keer te melden. De gemeente zal in zijn algemeenheid geen schuldhulpverlening bieden als een eerder verzoek om hulp vanwege verwijtbaarheid geen doorgang heeft kunnen vinden. In de praktijk zal het soms wenselijk zijn om hiervan af te wijken. Het is niet zinvol om deze uitzonderingsmogelijkheid in uitgebreide beleidsregels te vervatten, omdat niet iedere specifieke uitzondering in een regel kan worden geformuleerd. De “schuldhulpverleners” bij de Kredietbank Limburg zijn goed opgeleide professionals. Daarom wordt ervoor gekozen om deze discretionaire ruimte neer te leggen bij de Kredietbank zodat zij als professional beslissingen kunnen nemen in individuele dossiers. Op die manier wordt maatwerk geleverd. Uiteraard moet dit wel gemotiveerd gebeuren en dient er perspectief te zijn dat de schuldenaar nu wel zijn verplichtingen nakomt, al dan niet nadat voldoende randvoorwaarden zijn gesteld. De Algemene Wet Bestuursrecht biedt die mogelijkheid. Dit thema zal gemonitord blijven worden via de management informatie van de uitvoerende instellingen. Fraudeurs: Om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsanering moet een schuldenaar aannemelijk maken dat het ontstaan of onbetaald laten van de schulden te goeder trouw is gebeurd. Als het bijvoorbeeld om schulden uit fraude, misdrijf of verwijtbare overbesteding gaat komt men niet in aanmerking;
13
Het college mag schuldhulpverlening weigeren als een persoon fraude pleegt met benadeling van publieke middelen als gevolg. Van deze wettelijke mogelijkheid maken wij als gemeente gebruik, omdat wij fraude willen bestrijden en ontmoedigen. Een bijzondere vorm van fraude zijn schulden die ontstaan door strafbare feiten. Het strafrecht onderscheidt twee soorten strafbare feiten: overtredingen en misdrijven. Overtredingen zijn lichte strafbare feiten, zoals openbare dronkenschap en verkeersovertredingen. Deze zaken behandelt de kantonrechter. Misdrijven zijn ernstiger strafbare feiten, zoals de handel in drugs, diefstal of moord. Deze zaken worden door de rechters van de strafsector van de rechtbank behandeld. Zowel schulden ontstaan ten gevolge van strafbare feiten, als door misdrijven kunnen geen deel uitmaken van een schuldhulpsanering; dit zou namelijk een beloning voor ongewenst gedrag betekenen.
14
Vreemdelingen: Alleen vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven, komen voor schuldhulpverlening in aanmerking. Illegalen zijn dus wettelijk uitgesloten van schuldhulpverlening. Daarnaast zijn er vreemdelingen met een tijdelijke verblijfsvergunning. Deze groep wordt niet uitgesloten van schuldhulpverlening. Zelfstandigen: Natuurlijke personen met een functionerende onderneming (zelfstandigen) die in financiële problemen komen, kunnen een beroep doen op het ‘Besluit bijstandsverlening zelfstandigen’. Als het bedrijf niet levensvatbaar is, is het niet zinvol schuldhulp aan te bieden. Dat maakt de situatie uiteindelijk alleen maar erger. De zelfstandige doet er dan beter aan te stoppen om grotere financiële problemen te voorkomen. Een exzelfstandige komt wel in aanmerking voor schuldhulpverlening. Een beschrijving van de maatregelen die worden genomen om de kwaliteit te borgen en de wijze aangeven waarop de integrale uitvoering gestalte krijgt Kwaliteitsborging De Kredietbank Limburg is lid van de NVVK (Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren). Dit is de koepelorganisatie van schuldhulpverlenende instanties in Nederland. De NVVK heeft gedragscodes ontwikkeld, waarin richtlijnen voor goede schuldhulpverlening opgenomen zijn. De Kredietbank Limburg hanteert de gedragscodes omdat deze bindend zijn voor de leden. Het betreft de volgende gedragscodes: 1. gedragscode schuldregeling; 2. gedragscode budgetbeheer; 3. gedragscode sociaal bankieren. Door te werken volgens deze gedragscodes is de kwaliteit van de schuldhulpverlening geborgd. In de Dienstverleningsovereenkomst die de afzonderlijke gemeenten hebben afgesloten met de Kredietbank Limburg zijn een aantal afspraken gemaakt teneinde de kwaliteit van de dienstverlening te borgen. Het Dagelijks bestuur van de Gemeentelijke Regeling voor Sociale Kredietverlening en Schuldhulpverlening is belast met het toezicht op al wat de Kredietbank Limburg aangaat. Op grond van de Dienstverleningsovereenkomst die GR gemeenten met de Kredietbank Limburg hebben afgesloten, is de Kredietbank gehouden om managementinformatie aan de GRgemeenten te verstrekken. Dit is een kwantitatieve en kwalitatieve rapportage waarin melding wordt gedaan van het verloop en het resultaat van de in de overeenkomst gemaakte afspraken. In deze rapportage is opgenomen: 1. Aantal aanmeldingen; 2. Aantal personen uitgenodigd voor intakegesprek; 3. Aantal ingezette trajecten: 4. Ingezette stabilisatietrajecten; 5. Aanvragen minnelijke regelingen (schuldbemiddeling, schuldsanering, toegeleiding naar WSNP); 6. Resultaat minnelijke trajecten; 7. Aantal lopende minnelijke trajecten Ten slotte vindt er voortgangsoverleg plaats tussen de afzonderlijke gemeenten en de Kredietbank. Dit overleg heeft tot doel de feitelijke uitvoering te monitoren, te evalueren en, indien noodzakelijk, bij te stellen. Voorts wordt in dit overleg de managementinformatie geëvalueerd. Naast de Kredietbank maakt ook de Stichting Impuls behalve een jaarlijkse offerte voor de te verrichten dienstverlening ook een jaarverslag en wordt de voortgang kwartaalsgewijs gevolgd via managementinformatie. Het maximaal aantal weken wachttijd dat een gemeente nastreeft De GR gemeenten streven voor alle cliënten een schuldhulpverleningsintake na van binnen 4 weken na aanmelding. Bij crisissituaties (dreigende huisuitzetting) wordt nagestreefd een schuldhulpverleningsintake te realiseren binnen 3 werkdagen na aanmelding. 15
Een beschrijving van hoe schuldhulpverlening aan gezinnen met kinderen vormgegeven wordt In principe wordt in de schuldhulpverleningspraktijk maatwerk geboden op grond van eigen verantwoordelijkheid en capaciteit. Uitgangspunt daarbij is dat iedereen die zich meldt in behandeling wordt genomen en een passend aanbod wordt aangeboden. Mocht er op enig moment onverhoopt een wachtlijst ontstaan dan zal aan gezinnen met kinderen tot 18 jaar voorrang gegeven worden. Daarmee wordt de bestaande uitvoeringspraktijk voortgezet. De gemeente is immers van mening dat de meest kwetsbaren in onze samenleving zoveel mogelijk bescherming behoeven.
16
Uitvoering Zoals reeds aangegeven is de Kredietbank Limburg voor een groot deel belast met de uitvoering van de daadwerkelijke schuldhulpverlening voor minimaal de reeds eerder genoemde zes GRgemeenten van de Kredietbank. Een herinrichting van de uitvoeringspraktijk is op grond van de wet niet noodzakelijk. Jaarlijks sluiten de gemeenten een dienstverleningsovereenkomst met de Kredietbank Limburg af. Voor de eerstvolgende nieuwe dienstverleningsovereenkomst (2013) zal deze waar nodig aangepast worden aan de beleidsopdracht. Naast de beleidsdoelstellingen zijn de beschikbare financiële middelen van belang. Het streven is om met de Kredietbank Limburg op termijn een meerjarige dienstverleningsovereenkomst te sluiten, opdat hierdoor de uitvoeringspraktijk ook toekomstvast en efficiënter kan worden ingericht. Op dit moment is dit echter nog niet mogelijk omdat voor de integrale benadering van de problematiek zo veel mogelijk aansluiting gezocht wordt bij de noodzakelijke stelselherziening in het sociale domein. Lokale situatie Schuldhulpverlening is een verzamelterm voor een grote diversiteit aan instrumenten die worden ingezet om inwoners met financiële problemen te ondersteunen. Van preventie tot schuldregeling, van administratieoporde tot schuldhulpverleningstrajecten, van bewindvoering tot informatie & adviesgesprekken, van budgetbegeleiding tot nazorg, van inkomenenuitgavenoporde tot stabilisatie. De Kredietbank Limburg voert voornoemde thema’s in Kerkrade uit is samenwerking met de welzijnsinstelling Impuls en diverse vrijwilligersorganisaties. Voorts wordt samengewerkt met de woningcorporaties (convenant VroegEropaf) om huurschulden en huisuitzettingen te voorkomen, met energiemaatschappijen om afsluiting te vermijden en met ziektekostenverzekeraars om onverzekerdheid en bronheffing af te wenden. SchuldHulpMaatjes De gemeente Kerkrade heeft samen met de Kredietbank Limburg en de Stichting Impuls een samenwerkingsovereenkomst onder tekend met de Cliëntenraad Kerkrade, de ruilwinkel van Humanitas Parkstad uit KerkradeWest en de samenwerkende kerken uit Kerkrade. Deze instellingen willen door het opleiden en begeleiden/ondersteunen van vrijwilligers (maatjes) trachten burgers te begeleiden en ondersteunen op weg naar financiële vrijheid. Ook de Stichting Impuls werkt met dergelijke vrijwilligers. In het voorportaal van de schuldhulpverlening zijn thans reeds circa 50 vrijwilligers werkzaam.
17
Om zo preventief mogelijk te werk te gaan met als doel schulden te voorkomen dan wel burgers te helpen als de schulden nog zo laag mogelijk zijn, is het opzoeken en uitbreiden van samenwerkingspartners onontbeerlijk. Het netwerk rondom de schuldhulpverlening is dan ook zeker nog niet compleet en wordt regelmatig uitgebreid. Momenteel ziet het netwerk er als volgt uit:
Regievoerder
Schuldhulpverlening
* Impuls * Kredietbank Limburg
Ondersteuning/toeleiding vrijwilligers
* Clientenraad * Humanitas Parkstad * Kerken * Impuls
Samenwerkende partners
* Woningcorporaties * Energiemaatschappijen * Ziektekostenverzekeringen * Consulenten afdeling WIZ * Wijkteams
18
Algemene Wet Bestuursrecht Met invoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening wordt de gemeente wettelijk de verantwoordelijke voor de lokale schuldhulpverlening. Daarmee verschuift de schuldhulpverlening, die tot nu toe steeds civielrechtelijk van aard was, van het privaatrechtelijke naar het publiekrechtelijke domein. Die verschuiving heeft gevolgen voor de eisen die aan de uitvoering van de schuldhulpverlening kunnen worden gesteld. Specifiek wordt daarbij gesproken over kunnen, omdat die eisen verankerd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afhankelijk van de wijze waarop lokaal de schuldhulpverlening is georganiseerd heel beperkt of juist heel ruim kunnen gaan gelden. Zoals reeds eerder aangegeven is de volledige uitvoering van de schuldhulpverlening in GR gemeente neergelegd bij de Kredietbank Limburg op grond van de Gemeenschappelijke Regeling voor Sociale Kredietverlening en Schuldhulpverlening in Limburg’ (GR). Deze intergemeentelijke samenwerking op basis van de Wet gemeentelijke regelingen wordt gekarakteriseerd als verlengd lokaal bestuur en maakt dat in het licht van de Awb de KBL gezien moet worden als een bestuursorgaan. Besluiten van de KBL dienen dan ook te voldoen aan de eisen van de Awb. De volgende besluiten zijn vatbaar voor bezwaar (en later beroep): besluit tot het weigeren van schuldhulpverlening; besluit tot het doen van een aanbod voor schuldhulpverlening; besluit tot het intrekken van het aanbod dan wel het beëindigen van de regie over de schuldhulpverlening; besluit tot het wijzigen van het aanbod of het nader invullen daarvan; Als er een aanbod gedaan wordt, kan men het ook niet eens zijn met de inhoud ervan. Dit kan dus een grond zijn om een bezwaarschrift in te dienen. Het nemen van besluiten over het al dan niet toelaten tot de schuldhulpverlening alsmede voornoemde besluiten wordt neergelegd bij de Kredietbank Limburg. De bezwaar en beroepmogelijkheden die alsdan volgens de Awb gelden worden door de gemeente zelf afgehandeld. Op deze wijze wordt voorzien in de nodige onafhankelijkheid en wordt in het kader van de kwaliteitsborging voorzien in een extra toetsingskader waarmee de kwaliteit van de dienstverlening kan worden gemonitord.
19
Financiën Door het rijk worden met de invoering van de nieuwe wet ten aanzien van de uitvoering van de schuldhulpverlening geen extra structurele middelen ter beschikking gesteld. Vanaf 2012 is door het rijk zelfs een structurele bezuiniging van € 20 miljoen ingeboekt op schuldhulpverlening. De schuldhulpverlening ziet zich de komende jaren voor een grote uitdaging gesteld: het aantal mensen dat een beroep doet op de schuldhulpverlening zal de komende jaren naar verwachting verder stijgen, terwijl gemeenten zich tegelijkertijd geconfronteerd zien met forse bezuinigingen. Met andere woorden: er moet meer gedaan gaan worden met minder middelen. Gemeentelijke middelen Gemeenten hebben bij schuldhulpverlening de regie in handen. Zij kunnen zelf prioriteiten stellen en kiezen hoe zij de schuldhulpverlening willen organiseren. Gemeenten kunnen eigen middelen inzetten, bijvoorbeeld in de vorm van subsidies. De benodigde financiële middelen zijn enerzijds afhankelijk van de vraag naar schuldhulpverlening en anderzijds van de dienstverlening die de gemeente wil aanbieden. De kosten van de echte schuldhulpverlening zijn het minst beïnvloedbaar. De kosten van ondersteuning door de Stichting Impuls alsmede de kosten van preventie en nazorg zijn wel beïnvloedbaar. Op basis van de managementinformatie van de Kredietbank Limburg en de Stichting Impuls mag uit de cijfers van het 1e kwartaal 2012 de voorzichtige conclusie worden getrokken dat er voor 2012 een stijgende tendens zichtbaar is om een beroep te doen op schuldhulpverlening. Om een inzicht te geven in deze verwachting, volgt een overzicht van de intakes schuldhulpverlening van de Kredietbank Limburg over de periode 2009 t/m 2012. Periode Intakes schuldhulpverlening 2009 221 2010 284 2011 239 2012 – 1e kwartaal 94 2012 verwachting 360 Bij de Stichting Impuls blijkt de grotere toeloop onder meer uit het aantal quickscans schuldhulpverlening. Bij een begroot aantal van 300, hebben zij in het 1 e kwartaal 2012 reeds 34% gerealiseerd.
20
In de jaren 2009 t/m 2011 zijn de gemeentelijke uitgaven schuldhulpverlening gestegen van € 425.000, in 2009, naar ruim € 700.000, in 2011. Deze extra uitgaven zijn bekostigd met de voor deze periode ontvangen extra middelen schuldhulpverlening van de rijksoverheid. Voor 2012 is op basis van de ontwikkelingen in voornoemde periode en prognoses op basis van algemene en landelijke ontwikkelingen/bezuinigingen , door de gemeente een bedrag voor schuldhulpverlening vrijgemaakt van € 775.000,. Op basis van voornoemde toenemende toeloop in 2012 wordt voorgesteld om dit bedrag reeds nu aan te passen in onderstaande meerjarige financiering tot € 875.000,. Meerjarige financiering Het beroep op de schuldhulpverlening en de hiermee gepaard gaande kosten schuldhulpverlening neemt nog steeds toe. Hierbij moet nog toegevoegd worden de vraag naar en de behoefte aan steeds meer preventieactiviteiten en nazorg. Een voortdurend punt van aandacht is dan ook om te bezien of de schuldhulpverlening goedkoper kan worden georganiseerd, zonder op de kwaliteit te moeten inboeten. Ten aanzien van de meerjarige financiering van de schuldhulpverlening is het volgende in voorbereiding/gelden de volgende uitgangspunten:
Op basis van de verhoogde instroom in het 1e kwartaal 2012 bij de Kredietbank Limburg en de Stichting Impuls en de verwachting dat deze instroom niet zal afnemen is het budget schuldhulpverlening voor 2012 verhoogd tot € 875.000,. Onder meer vanwege kostenbeheersing zal de Kredietbank Limburg vanaf 1 juli 2012 als voorliggende voorziening worden aangemerkt voor budgetbeheer en begeleiding. Hierbij geldt een overgangstermijn van 1½ jaar voor bestaande trajecten. Dientengevolge wordt het budget van € 250.000, voor budgetbeheer en –begeleiding vanaf 2013 overgeheveld vanuit de bijzondere bijstand naar het budget schuldhulpverlening. Het jaar 2013 wordt beschouwd als een overgangsjaar om een bezuiniging op de schuldhulpverlening te realiseren. Getracht zal worden om met het maatschappelijk speelveld nog meer in te zetten op preventie. Met andere woorden, burgers in een zo vroeg mogelijk stadium te begeleiden met (dreigende) schulden, zodat de instroom in de schuldhulpverlening beperkt wordt. De doelstelling is hierbij om vanaf 2014 een daling van de kosten te bewerkstelligen van € 350.000,.
Rekening houdende met het vorenstaande ontstaat het volgende meerjarige overzicht: Kerkrade Exploitatie Participatiebudget
2012 175.000 700.000
2013 1.125.000
2014 775.000
2015 775.000
2016 775.000
21