Beleidsplan Participatie Participeren van onder af aan
Gemeente Rhenen Februari 2014
Inhoud Introductie
3
1. Inleiding Beleidsplan Participatie
5
2. Wat willen we bereiken?
7
3. Hoe valt dit te organiseren?
12
4. Vereiste kwaliteiten
16
5. Budget en bekostiging
17
6. Monitoring en verantwoording
19
7. Cliëntparticipatie en klachtenafhandeling
20
8. Communicatie
21
9. Vervolg
22
Bijlage 1: Toelichting kaders nieuwe Participatiewet
23
Bijlage 2: Overzicht aantallen in Rhenen
29
Bijlage 3: Huidige werkwijze
31
2
Introductie Effecten van de Participatiewet Met het Kabinet Rutte III is de komst van een brede Participatiewet aangekondigd. De Participatiewet voegt de Wet werk en bijstand (Wwb), delen van de Wajong en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) samen. Deze Participatiewet geldt als één van de belangrijke drie transities in het sociale domein. Gericht op effectiviteitsverhoging van het beleid èn als middel om aangekondigde bezuinigingen te realiseren. De nieuwe Participatiewet vervangt het eerdere wetsvoorstel Wet Werken naar Vermogen. De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2015. Bij het schrijven van voorliggend beleidsplan is uitgegaan van de zogeheten “vierde nota van wijziging” op de Invoeringswet Wet Werken naar Vermogen; de Invoeringswet van de Participatiewet. Het betreft nog een concept-wettekst. Het resultaat van het overleg tussen sociale partners en de VGN in de ‘Werkkamer’ moet ook nog een uitwerking krijgen. Wij zullen de uitkomsten daarvan en van de wetsbehandeling van de Participatiewet uiteraard betrekken in het vervolg op dit beleidsplan. De financiële middelen worden binnen de Participatiewet fors beperkt. Er ligt een grote druk op het budget door de huidige kosten van de Wsw organisatie. Daarnaast wordt de gehele Wajongdoelgroep herkeurd (dus ook het ‘ zittend bestand’). Iedereen die niet meer in de Wajong-doelgroep thuis hoort, kan een beroep gaan doen op de Participatiewet. Naar verwachting zal het aantal personen in de Participatiewet sterk toenemen ten opzichte van het huidige aantal in de bijstand (Wwb). De hoofdlijnen van de Participatiewet bestrijken het volgende. Wet Werk en Bijstand De Wwb heet vanaf 1 januari 2015 “Participatiewet”. De huidige basis van de Wwb blijft in stand: De gemeente blijft verantwoordelijk voor het vangnet van de sociale zekerheid. De gemeente ontvangt een budget van het Rijk voor het verstrekken van bijstandsuitkeringen (Inkomensdeel). Op dat budget loopt de gemeente risico, dat wil zeggen, als er meer bijstandsuitkeringen toegekend worden dan er budget is, moet de gemeente dit tekort uit eigen middelen dekken. Daarnaast komt er een gebundeld re-integratiebudget, waarin alle middelen bedoeld voor bevordering van arbeidsdeelname en terugdringing van uitkeringslasten worden gebundeld. Op dat budget wordt bezuinigd. Wajong De toegang tot de Wajong wordt aangescherpt. De uitvoering blijft bij het UWV. De bestaande populatie (landelijk 200.000) zal worden herkeurd door het UWV. Personen die gedeeltelijk en tijdelijk arbeidsongeschikt zijn, vallen in het vervolg onder de Participatiewet en niet meer onder de Wajong. Landelijk gaan in 2015- 2018 minimaal 100.000 Wajongers over naar de Participatiewet. Er zal een overgangsregeling komen die de mogelijke inkomstenterugval voor de Wajongers dempt. De reintegratiemiddelen die het UWV voor de Wajongers beschikbaar had, gaan geleidelijk over naar het gebundelde re- integratiebudget van de gemeente.
3
De Wet Sociale Werkvoorziening wordt afgeschaft per 1 januari 2015. Instroom in de Wsw is vanaf 1 januari 2015 niet meer mogelijk. De wettelijke rechten en plichten van de bestaande SW- medewerkers blijven in stand. De gemeente houdt dus verplichtingen ten opzichte van deze groep (te noemen: Wsw-bestand). Het Wsw-bestand houdt recht op ondersteuning van de gemeente bij het vinden van een geschikte baan. De wachtlijst voor de Wsw (SW-geïndiceerden zonder SW-plek) vervalt. Deze groep heeft straks geen rechten meer en moet een beroep doen op de Participatiewet. Met de afschaffing van de Wsw vervalt ook de Rijksbijdrage Wsw. De middelen voor het Wsw-bestand worden overgeheveld naar het gebundelde re-integratiebudget. Bij die overheveling wordt rekening gehouden met het natuurlijk verloop onder de bestaande SW - werknemers. Daarbovenop wordt een “efficiencykorting” doorgevoerd door het Rijk. De minimumtaakstelling komt te vervallen. Banen voor mensen met een beperking Van gemeenten wordt verwacht dat zij banen voor mensen met een beperking (die een beroep doen op de Participatiewet) organiseren in samenwerking met werkgevers en andere organisaties in de regio. Werkgevers hebben zich in het sociaal akkoord verplicht tot het realiseren van uiteindelijk 125.000 banen voor mensen met een beperking. De organisatie hiervan zal verlopen via 35 arbeidsmarktregio’s onder de voorlopige titel “Werkbedrijven”. Gemeente Rhenen is actief betrokken in de arbeidsmarktregio FoodValley en maakt zich lokaal en regionaal sterk voor een efficiënte en effectieve werkgeversbenadering. Werk is nog altijd de beste wijze om mensen te laten participeren in de samenleving. Het is van belang als gemeente de vinger aan de pols te houden waar het gaat om de aantallen mensen in de verschillende categorieën. Zeker wanneer het gaat om mensen die via sociale activering en re-integratie door moeten of kunnen stromen naar regulier werk. In dat verband bestaat ook over de opzet van de ‘Werkbedrijven’ nog geen duidelijkheid. Wel is duidelijk dat de gemeenten hierbij ‘de lead’ zullen gaan krijgen. Bijlage In bijlage 1 vindt u een meer gedetailleerde toelichting op al deze veranderingen in de wetgeving.
4
1. Inleiding Beleidsplan Participatie 1.1 Waarom dit beleidsplan? Op basis van de nieuwe Participatiewet bestaat er geen plicht tot het opstellen van een beleidsplan Participatie. Waarom is dan toch dit beleidsplan opgesteld? Het voorliggende beleidsplan beschrijft welke uitgangspunten we gaan hanteren bij de invoering van de Participatiewet. Dit plan geeft ook aan welke doelen we ons hierbij stellen, welke ondersteuning we kunnen en willen bieden, in hoeverre we dit lokaal of regionaal organiseren, welke (specifieke) beleidskeuzes er moeten worden gemaakt en op welke wijze we de toegang tot de ondersteuning gaan inrichten. Op basis van dit beleidsplan wil de gemeente Rhenen een goed en transparant opdrachtgever zijn naar de verschillende partijen. 1.2 Kader Ter voorbereiding van dit beleidsplan hebben wij een traject doorlopen, dat is uitgemond in het Integraal Beleidskader Rhenen. Hieronder geven wij de gezaghebbende stukken in dit traject aan. Contouren Visie Sociaal Domein Op 28 mei 2013 heeft de gemeenteraad de nota ‘Contouren Visie Sociaal Domein Rhenen – Van maakbaarheid naar werkelijkheid’ vastgesteld. In deze nota is de koers uitgezet om de omslag te maken van een verzorgingstaat naar een netwerksamenleving. Het speelveld, waarbinnen de gemeente Rhenen de Visie op het Sociaal Domein zou kunnen vormgeven, is daarbij afgebakend. Visie sociaal domein Op 12 november 2013 heeft de gemeenteraad de Visie Sociaal Domein ‘Een vitale samenleving is nooit blut!’ vastgesteld. De uitgewerkte visie verdiept de kanteling, verheldert welke spelers op het speelveld staan en geeft een aanzet tot de nieuwe spelregels. De visie zet het streefbeeld neer van de vitale samenleving. Op basis van dit streefbeeld zijn principes, inzichten en uitgangspunten beschreven, die de gemeente Rhenen wil hanteren om de systeemwisseling naar ‘één gezin, één plan en één regisseur’ met de verschillende betrokkenen in het sociaal domein daadwerkelijk te bewerkstelligen. Integraal Beleidskader sociaal domein Tijdens de raadsbehandeling op 21 januari 2014 heeft de gemeenteraad het Integraal Beleidskader Sociaal Domein vastgesteld. Dit document is de verdere doorvertaling van het visiedocument naar de beleidsinstrumenten. Het integrale beleidskader vormt de basis voor het zo integraal en ontschot mogelijk (beleidsmatig) opereren als gemeente in het sociaal domein. Het omvat daartoe de kaderstelling op drie punten: inhoudelijk, financieel en organisatorisch. De beleidsprioriteiten die in het sociaal domein centraal staan zijn de volgende: 1. Eigen regie en coördinatie van het leven; 2. Keuzevrijheid binnen het gezinsplan; 3. Sociale activering van het gezin en het netwerk om het gezin; 4. Normaliseren van hulp, ondersteuning en zorg; 5. Versterken prikkels gericht op preventie en innovatie van zorg en ondersteuning; 6. Het stellen van bodemeisen voor veiligheid en leefbaarheid 1.3 Samenhang met andere ontwikkelingen in het sociaal beleid De invoering van de Participatiewet staat niet op zich. Deze hangt nauw samen met de transities in de Jeugdzorg en de AWBZ/WMO. De nieuwe lokale sociale infrastructuur wordt vormgegeven vanuit 5
dezelfde visie en uitgangspunten. Tussen deze onderdelen kunnen dwarsverbanden gelegd gaan worden op verschillende niveaus: toegang en diagnose, regie op cases, sturing en wijze van organiseren. Naar verwachting zal een deel van de nieuwe cliënten ondersteuningsvragen hebben op meerdere leefgebieden. Voor hen hanteren we een integrale aanpak. De toegang tot producten op het gebied van Werk en Inkomen zal, net als nu het geval is, plaats vinden via Werk en Inkomen; via internet, aan het loket of in de spreekkamer. Het Werkplein Veenendaal blijft voor Rhenen de eerste toegang voor Werk en Inkomen. Het Werkplein Veenendaal en het hieraan gekoppelde Werkgeverservicepunt draagt de directe en operationele uitvoering van het beleid, wat lokaal en regionaal is afgestemd. 1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 2 zetten we uiteen wat we als gemeente de komende jaren willen bereiken met de uitvoering van dit Beleidsplan Participatie. Hoe dit valt te organiseren komt in hoofdstuk 3 aan de orde. Vervolgens geven we in hoofdstuk 4 aan welke kwaliteiten er volgens ons bij vereist zijn. In hoofdstuk 5 zetten we uiteen hoe daarbij met het budget en de bekostiging zal worden omgegaan. In hoofdstuk 6 gaan we in op de monitoring en verantwoording. Onze kijk op de participatie van cliënten en de afhandeling van klachten van cliënten treft u aan in hoofdstuk 7. Hoofdstuk 8 biedt inzicht in de wijze waarop communicatie wordt ingezet. In hoofdstuk 9 zetten we tot slot de vervolgactiviteiten op een rij.
6
2. Wat willen we bereiken? 2.1 ‘Doelgroepen’ De doelgroep binnen de Participatiewet bestaat uit drie onderdelen: de huidige Wwb cliënten (het inkomensdeel), de Wajongers en de Wsw’ers. In Rhenen verstrekken we medio 2013 in totaal 274 uitkeringen WWB, IOAW/Z en BBZ. In 2012 kende Rhenen 300 Wajongers en 111 Wsw’ers. In bijlage 2 vindt u een gedetailleerde beschrijving van de doelgroepen en hun ontwikkeling. De huidige werkwijze omtrent deze doelgroepen en de huidige wetgeving vindt u in bijlage 3. 2.2 Gewenste toekomstsituatie Participatiewet Net als bij de decentralisaties Jeugd en Maatschappelijke ondersteuning geldt ook bij de Participatiewet dat de eigen kracht van de persoon voorop staat. Wanneer iemand echter niet in staat is om zelfstandig te voorzien in zijn bestaan, is er het vangnet van de uitkering. Uitgangspunten daarbij zijn dat de uitkering een aanvulling is op datgene wat iemand zelf verdient (of bijvoorbeeld als belastingtoeslag of alimentatie ontvangt) en dat iemand zich volledig inzet om zo snel mogelijk weer onafhankelijk van de uitkering te zijn. Niet iedereen lukt dat helemaal op eigen kracht. Dat geldt voor een deel van het huidige bestand van mensen met een Wwb-uitkering, maar is zeker ook van toepassing op de nieuwe doelgroepen waar de gemeente verantwoordelijk voor wordt: mensen uit de Wajong en de Wsw. Deze groepen zullen ondersteuning nodig hebben bij het vinden en houden van werk. In opdracht van de gemeente Rhenen wordt ondersteuning bij het re-integreren of participeren (zoals dat begrip nu in de nieuwe wet is opgenomen) geboden vanuit de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Veenendaal. De plaatsing van mensen met een arbeidsbeperking naar zoveel mogelijk reguliere werkgevers zal vorm gaan krijgen vanuit het op te richten Werkbedrijf. In dat verband is IW4 aan het onderzoeken of zij zich kunnen gaan richten op het begeleiden van mensen met een arbeidsbeperking bij reguliere werkgevers. De Werkbedrijven worden gekoppeld aan de arbeidsmarktregio’s. De ontwikkeling ervan zal in beginsel in FoodValley verband plaats gaan vinden. Het belang van zoveel mogelijk mensen zelf aan het werk hebben is meervoudig: deze wijze van deelname aan de maatschappij maakt mensen gelukkiger, maakt ze financieel onafhankelijk, doet ze midden in de maatschappij staan en draagt bij aan het hebben van interactie met andere mensen. Natuurlijk is er ook een financieel belang voor de gemeente. Want willen we het uitkeringsvangnet voor mensen die dat echt nodig hebben in stand kunnen houden, dan is het zaak dat iedereen voor wie dat mogelijk is, ook aan het werk gaat. De gemeente bevordert dit door maatwerk te leveren op het gebied van re-integratie. Dat gebeurt nu al bij mensen met een Wwb uitkering, Mogelijk moeten voor mensen in de nieuwe doelgroepen andere middelen ingezet worden. Daarnaast is het natuurlijk van belang om de werkgevers in te schakelen. Dat gebeurt op regionaal niveau in de arbeidsmarktregio; lokaal zal hiervoor nauw samengewerkt moeten worden met economische zaken. Ondanks de inzet van alle participatiemiddelen blijft er altijd een groep mensen die niet kan werken. Wanneer arbeidsparticipatie niet mogelijk is als gevolg van voorliggende problematiek zal er worden samengewerkt met de sociale teams om hiervoor samen met betrokkene en zijn netwerk een passende aanpak te ontwikkelen. Voor deze mensen is het namelijk uitermate belangrijk dat zij wel maatschappelijk actief blijven. Het zal daarbij veelal gaan om vrijwilligerswerk in het kader van sociale activering. Wanneer iemand helemaal geen arbeidsvermogen heeft, gaat ook gekeken worden naar 7
dagbesteding in het kader van de Wmo. We verwachten ook iets terug van de mensen die een uitkering ontvangen. In het kader van de tegenprestatie zal gekeken worden naar mogelijkheden voor mensen om iets terug te doen voor de maatschappij. Hierbij kan rekening gehouden worden met iemands voorkeuren en talenten. 2.3 Opdrachtgeverschap en afstemming De uitvoering van de Participatiewet is door onze gemeente uitbesteed aan de gemeente Veenendaal, maar het opdrachtgeverschap blijft wel in handen van de gemeente Rhenen. Veenendaal en Rhenen bepalen in onderling overleg het (eigen) beleid in het kader van het sociaal domein en dus ook op het gebied van de Participatiewet. Het is echter wel van belang om bij deze beleidsontwikkeling waar het mogelijk is samen intergemeentelijk (en regionaal) op te trekken om de verbinding met elkaar en met de andere decentralisaties niet te verliezen. Er wordt vanaf begin 2014 een ambtelijke werkgroep ingesteld waaraan de gemeenten Veenendaal, Rhenen en Renswoude deelnemen. 2.4 Prioriteiten, procesdoelen en indicatoren Als we dit alles vertalen naar prioriteiten, procesdoelen en indicatoren, levert dat het volgende beeld op: Prioriteiten Zoveel mogelijk mensen zijn aan het werk; Mensen die (nog) niet aan het werk kunnen, zijn maatschappelijk actief; Een uitkering wordt alleen verstrekt aan mensen die niet op eigen kracht in hun bestaan kunnen voorzien. Voor mensen die op of rond het bestaansminimum moeten leven zijn passende vormen van inkomensondersteuning beschikbaar. Procesdoelen We zetten stevig in op arbeidsmarktbeleid en werkgeversdienstverlening in de Regio FoodValley. In 2014 (vanaf Q1) neemt Rhenen actief deel aan de overleggen in FoodValley verband; In 2014 (vanaf Q2) maken we in FoodValley verband afspraken over de afstemming tussen de in de arbeidsmarktregio aanwezige Werkpleinen en Werkgeversservicepunten; Bij de beleidsontwikkeling op het gebied van de Participatiewet werken we nauw samen met de gemeente Veenendaal. Afspraken over samenwerking leggen we nader vast in de dienstverleningsovereenkomst die we met Veenendaal hebben (2014 – Q 3 en Q4); Voor het einde van 2014 hebben we de nieuwe afspraken met Veenendaal gemaakt over de inhoud van de dienstverleningsovereenkomst en de kosten van de uitvoering; Voor het einde van 2014 hebben we tevens met Veenendaal bekeken of- en hoe de managementinformatie die nu aangeleverd wordt uitbreiding behoeft; We onderzoeken samen met de gemeente Veenendaal of het mogelijk is een nulmeting van het aantal mensen dat vrijwilligerswerk doet, uit te voeren; Voor het einde van 2014 is er duidelijkheid over de verdeling van taken tussen het Werkbedrijf (regionaal en/of lokaal) en de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Veenendaal; Voor het einde van 2014 is er duidelijkheid over de rol en taken van IW4; Aan het einde van 2014 verzoeken we het UWV voor 1 januari 2015 de gegevens te verstrekken m.b.t. de uitstroom uit de Wajong voor Rhenen;
8
-
We vragen IW4 in 2014 om inzicht in de doelgroep met betrekking tot uitstroommogelijkheden; We vragen IW4 in 2014 gegevens te verstrekken m.b.t. de uitstroom van SW-ers; In 2014 (Q3 – Q4)maken we nadere afspraken over wanneer een klantmanager van Werk en Inkomen aansluit bij het sociaal team in Rhenen (onderdeel dienstverleningsovereenkomst); Er wordt door de klantmanager van Werk en Inkomen (Veenendaal) deelgenomen in het Sociaal team in Rhenen. Werk en inkomen Veenendaal heeft een signalerende functie richting de Sociale teams als het gaat om andere dan werk- en inkomensgerelateerde problematiek. Na de invoering van de Participatiewet en zodra duidelijk is hoe het nieuwe cliëntenbestand is samengesteld, zullen de huidige instrumenten voor inkomensondersteuning opnieuw tegen het licht worden gehouden, waarbij ons een inzet met (meer) maatwerk voor ogen staat.
Indicatoren - Het aantal mensen dat (gedeeltelijk) uitstroomt naar werk; - Het aantal mensen dat in een traject zit richting werk; - Het aantal mensen dat vrijwilligerswerk doet; - Het aantal keren dat Werk en Inkomen participeert in het sociaal team in verband met participatievragen. De eerste twee indicatoren zijn al toepasbaar op de huidige Wwb mensen. De informatie die we daaruit genereren, wordt verstrekt bij de managementinformatie, die de gemeente Veenendaal maandelijks aanlevert. Het aantal mensen dat vrijwilligerswerk doet, wordt nog niet gemeten. We gaan in overleg met de gemeente Veenendaal over of en hoe dit in de toekomst opgenomen kan worden. 2.5 Concrete doelstellingen Voor de in- en uitvoering van de Participatiewet hanteren we de volgende doelstellingen: 1. We streven naar een budgetneutrale uitvoering van de Participatiewet; dat houdt in dat uitgaven zoveel mogelijk binnen de door het Rijk beschikbaar gestelde budgetten moeten blijven. Deze budgetten, het inkomensdeel voor verstrekking van uitkeringen en het participatiedeel voor de uitvoering van participatie-instrumenten, moeten in samenhang bezien worden. Uitgaven op het participatiedeel moeten zoveel mogelijk zorgen voor daling van uitgaven op het inkomensdeel. 2. De huidige Wsw-populatie moet zoveel als mogelijk bij reguliere werkgevers aan de slag. Dit voorkomt dat een groot deel van het inkomensdeel besteed moet worden aan deze doelgroep die haar huidige rechten behoud. 3. Op het participatiebudget wordt flink bezuinigd. We kiezen er daarom voor de beschikbare middelen in te zetten voor mensen die wel arbeidsvermogen hebben, maar die nog niet direct zelf in een volwaardig inkomen kunnen voorzien. Voor de groep die (nog) geen arbeidsvermogen heeft, wordt aansluiting gezocht bij de decentralisatie van de AWBZ en het buurtgericht werken binnen de drie kernen van Rhenen. Ook voor deze groep blijft perspectief op maatschappelijke activering aanwezig. 4. Werk staat voorop en daarmee de werkgever. De werkgever is onze belangrijkste partner bij het aan het werk krijgen van mensen met (en zonder) een arbeidsbeperking. We moeten er dus voor zorgen dat we die mee krijgen door middel van werkgeversbenadering. 5. De huidige arbeidsmarkt heeft behoefte aan flexibele arbeidskrachten. Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat mensen vanuit tijdelijk werk sneller doorstromen naar een vast
9
6.
7.
8.
dienstverband. Tijdelijk werk zorgt er bovendien voor dat mensen maatschappelijk actief blijven. De samenwerking met uitzendbureaus moet daarom nog meer aandacht krijgen. We verwachten van mensen met een uitkering dat ze er alles aan doen om deze zo kort mogelijk nodig te hebben. Daarnaast vragen we een tegenprestatie in de vorm van maatschappelijke participatie. Dit biedt structuur en geeft mensen een doel. Daarbij zijn zowel de betrokkenen als de maatschappij als geheel gebaat. Binnen de keten van Werk en Inkomen werken we met twee sporen: we maken onderscheid tussen de uitkeringsgerechtigden die (op termijn) hun arbeidsvermogen kunnen benutten (Werkspoor) en mensen waarvoor dit niet of niet direct tot de mogelijkheden behoort (Participatiespoor). We streven naar één werkgeversbenadering die aansluit bij het principe, dat we te maken hebben met één doelgroep. Hiervoor moeten afspraken gemaakt worden tussen Werk en Inkomen, het cluster economische zaken van het team economie en ruimte, de regio FoodValley, IW4 en commerciële partijen. De belangrijkste doelstelling hiervan vinden we het adequaat en op elkaar afgestemd functioneren van de in de arbeidsmarktregio FoodValley aanwezige Werkpleinen en de Werkgeversservicepunten.
2.6 Concrete resultaten In lijn met het hanteren van het hoofdproces in de nieuwe sociale infrastructuur zien we op de korte termijn de volgende resultaten voor ons: ‘Lokale toegang’ via gemeente Veenendaal tot de benodigde dienstverlening met zicht op een regionaal aanbod; Regie op de multi-problematiek vanuit; één gezin, één plan, één regisseur; Lokaal integraal activeringsaanbod voor kwetsbare groepen; Arbeidsmatige dagbesteding AWBZ als vervanger voor beschut werk Wsw; Inzet “Wwb-ers” voor belangrijke Wmo- activiteiten; CJG/ Jeugdzorg in combinatie met de jongerenaanpak Werk en Inkomen; Scholing (transitie- overstijgende gezamenlijke scholing van professionals in “eigen kracht gedachte”). 2.7 Instrumenten voor maatwerk Om gemeenten in staat te stellen het noodzakelijke maatwerk te bieden, geeft het Kabinet Rutte III de regering bij de Participatiewet de gemeenten de vrijheid om te bepalen welke ondersteuning mensen nodig hebben. Het Rijk geeft gemeenten de ruimte om deze ondersteuning zonder overbodige bureaucratische regels te kunnen organiseren. Wij bepalen dus zelf of wij ondersteuning aanbieden, en zo ja welke. De ondersteuning die wij aanbieden, is toegesneden op de betrokken persoon. Gemeenten beschikken met de Participatiewet over een breed scala aan instrumenten om participatie te bevorderen, bij voorkeur via een reguliere baan en, waar dat niet mogelijk is via andere vormen van participatie. Het gaat hierbij om bestaande en nieuwe instrumenten. Gemeenten kunnen deze instrumenten inzetten voor de mensen die onder de doelgroep van de Participatiewet vallen. Om de overgang van school naar werk te vergemakkelijken kunnen gemeenten re-integratievoorzieningen ook aanbieden aan jongeren die nog op school zitten. Het gaat dan om personen van 18 tot 27 jaar oud die nog geen startkwalificatie hebben behaald en voor wie de gemeente een leerwerktraject zinvol acht.
10
Voor mensen zonder of met een korte afstand tot de arbeidsmarkt kunnen gemeenten instrumenten zoals sollicitatietrainingen inzetten. Ook worden deze mensen verwezen naar een uitzendbureau voor bemiddeling naar de arbeidsmarkt. Voor mensen met een lagere productiviteit zijn eveneens diverse instrumenten beschikbaar. Op basis van de afspraken uit het Sociaal Akkoord regelt de wet dat deze doelgroep aan de slag kan met loonkostensubsidie. Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie is niet per definitie tijdelijk, maar kan zo nodig voor een langere periode worden ingezet en is gericht op mensen met een arbeidsbeperking. Mensen met een arbeidsbeperking die met loonkostensubsidie aan de slag gaan bij een werkgever krijgen loon conform de geldende collectieve arbeidsovereenkomst (cao). Mensen komen daardoor eerder uit de uitkering. Zover nu bekend bepaalt het Werkbedrijf in overleg met de werkgever de loonwaarde van de arbeidsgehandicapte. De loonwaarde is de in geld uitgedrukte productiviteit of economische waarde van het werk dat iemand doet of kan doen. Om de loonwaarde te bepalen, wordt er gekeken naar factoren, zoals het niveau van de functie(schaal), het aantal uren, de taken en afwijkingen van de normale productiviteit van de werknemer. Binnen de 35 regionale Werkbedrijven worden afspraken gemaakt over de minimumeisen waaraan een methode ter bepaling van de loonwaarde moet voldoen. De gemeenten nemen hiertoe het initiatief. Andere instrumenten die beschikbaar blijven, zijn bijvoorbeeld de inzet van een traject of proefplaatsing, detachering, begeleiding/jobcoaching, een persoonsgebonden budget en voorzieningen zoals werkplekaanpassingen en de no-riskpolis. Mensen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt kunnen in aanmerking komen voor beschut werken. Daarnaast hebben gemeenten voor hen instrumenten als participatieplaatsen en vrijwilligerswerk. De decentralisaties op andere terreinen (zoals begeleiding en jeugdzorg) bieden gemeenten bovendien meer mogelijkheden om een integrale aanpak te realiseren. Bijvoorbeeld door een verbinding te leggen met de voorzieningen voor de ondersteuning van participatie en zelfredzaamheid op grond van de Wmo. Mensen die voortdurend op of rond het bestaansminimum moeten leven kunnen nu een beroep doen op de door de gemeente binnen de wettelijke kaders vormgegeven inkomensondersteuning. Mensen die aan de geformuleerde criteria voldoen kunnen deze voorzieningen aanvragen of worden voor zover ze bij de Werk en Inkomen bekend zijn actief benaderd. Bij de evaluatie van de regelingen wordt vaak gesignaleerd dat het bereik achter blijft bij de omvang van de doelgroep. Wij willen deze middelen in de toekomst nog gerichter gaan inzetten, door ze niet volgens inkomenscriteria voor hele doelgroepen open te stellen, maar ze geheel of gedeeltelijk mee te nemen in het persoonlijk maatwerk van de integrale aanpak.
11
3. Hoe valt dit te organiseren? 3.1 Krachtenveld nieuwe situatie participatie, werk en inkomen In de nieuwe situatie hebben we te maken met dezelfde organisaties als in de huidige situatie; de gemeente Veenendaal, UWV, IW4 en de Regio FoodValley. Daarnaast krijgen we te maken met het Werkbedrijf dat onder regie van de gemeenten in deze regio opgezet gaat worden èn met de sociale teams die door de gemeente Rhenen opgezet worden. Gemeente Veenendaal/gemeente Rhenen De gemeente Rhenen is opdrachtgever van de gemeente Veenendaal voor de uitvoering van de Participatiewet. In de dienstverleningsovereenkomst hebben we vastgelegd dat we ernaar streven het beleid van beide gemeenten zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. In de komende periode zullen we op het terrein van de Participatiewet nauw met elkaar samenwerken. De invoering van de Participatiewet brengt met zich mee dat we naast kaderstellend beleid, dat we zelf ontwikkelen, ook uitvoeringsbeleid opstellen. In samenspraak met de gemeente Veenendaal zullen wel de verbinding tussen de Participatiewet, de andere decentralisaties en de lokale uitvoering moeten leggen. UWV/gemeente Veenendaal Het is nog onduidelijk of het UWV Werkplein de vestiging in Veenendaal open houdt. De gemeente Veenendaal maakt zich daar sterk voor. De samenwerking met het UWV blijft in ieder geval bestaan. De gemeente Veenendaal vertegenwoordigt de gemeente Rhenen tijdens het voeren van overleggen hierover. IW4/Wgr De afgelopen jaren is er al flink bezuinigd op de budgetten voor de sociale werkvoorziening. Met de invoering van de Participatiewet worden de Wsw-budgetten overgedragen aan de gemeenten, waarbij tevens een efficiencykorting wordt ingeboekt. Deze kan onder meer worden bereikt door meer mensen die nu onder de Wsw vallen, aan het werk te krijgen bij reguliere werkgevers. Dit is een van de nieuwe taken van de gemeenten. De gemeenten hebben de directie van IW4 de opdracht gegeven een plan op te stellen, waarmee in de komende jaren een sluitende begroting kan worden gerealiseerd. Dit onder andere door het terugbrengen van de exploitatielasten van de huidige Wsw. Daarnaast is IW4 met Permar ideeën aan het ontwikkelen voor het opzetten van een Werkbedrijf dat de bemiddeling van mensen met een arbeidsbeperking op zich gaat nemen. Hoe het Werkbedrijf precies vorm gaat krijgen zal in de loop van 2014 duidelijk moeten worden De aan de Gemeenschappelijke Regeling IW4 deelnemende gemeenten zien, naast de uitvoering van de huidige Wsw taken, kansen voor IW4 rond de uitvoering van Beschut Werk (nieuwe opzet), de overkomst van de arbeidsmatige dagbesteding van de Wsw naar de gemeenten, het faciliteren van werkgevers bij het ‘werken naar loonwaarde’ voor mensen met een arbeidsbeperking, het faciliteren van de verbrede doelgroep binnen de Participatiewet, waaronder diegenen die voorheen onder de Wajong vielen. Voor de langere termijn kunnen ook kansen ontstaan voor keuzes ten aanzien van de schaalgrootte bij de uitvoering van Wsw taken.
12
Regio FoodValley De doelen die bij het vormgeven van Regio FoodValley als zelfstandige arbeidsmarktregio zijn opgesteld voor 2014 en 2015 zijn: - Een aantrekkelijk ondernemersklimaat voor bedrijven waarin sprake is van een gevarieerd aanbod aan werkgelegenheid; - Een actieve en gecoördineerde benadering van werkgevers, zowel lokaal als regionaal - Arrangementen met werkgevers; - Verbetering van de aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt (Gouden Driehoek tussen onderwijs, bedrijven en gemeenten.) - Beter kwalificatie van doelgroepen voor deelname aan de arbeidsmarkt en - Actieve deelname van doelgroepen op de reguliere arbeidsmarkt Zoals eerder gezegd laten wij ons op het terrein van de Participatiewet binnen FoodValley-verband (vooralsnog) vertegenwoordigen door de gemeente Veenendaal. Het belang van de onderwerpen die in dit verband worden opgepakt wordt met de invoering van de Participatiewet alleen maar groter. Wij gaan ons er daarom met Veenendaal op beraden of wij zelf met ingang van 2014 als gemeente Rhenen weer actief gaan deelnemen binnen FoodValley-verband. Werkbedrijf/Regio Food Valley Er komen 35 Werkbedrijven verspreid over het hele land. Deze zijn overeenkomstig aan de arbeidsmarktregio’s. In het Sociaal Akkoord is afgesproken dat de werkgevers, inclusief de overheid, landelijk 125.000 banen beschikbaar gaan stellen voor mensen met een arbeidsbeperking. De Werkbedrijven krijgen de taak om mensen met een arbeidsbeperking toe te leiden naar deze (en andere) banen. Het Werkbedrijf zoals dat in het Sociaal Akkoord is opgenomen wordt een overlegvorm tussen sociale partners en de gemeenten waar op het niveau van de arbeidsmarktregio afspraken gemaakt worden over het plaatsen van mensen met een arbeidsbeperking. Binnen de arbeidsmarktregio worden deze afspraken vervolgens operationeel vertaald naar de UWV Werkpleinen en de hierbinnen uit te bouwen Werkbedrijven. Binnen de Werkkamer, een overleg tussen sociale partners en gemeenten, wordt gewerkt aan afspraken over de invulling, taakomschrijving en aansturing van de Werkbedrijven. De gemeente Rhenen is hierbij betrokken door deelname aan het overleg binnen de FoodValley. Sociaal team Rhenen De gemeente Rhenen werkt aan een zo integraal mogelijke aanpak van het sociaal domein, mede door het instellen van sociale teams. Echter daar waar uit de intake blijkt dat sprake is van enkelvoudige problematiek, die uitstroom naar werk verhindert en waarvoor alleen specialistische kennis op het gebied van arbeidstoeleiding nodig is, zal dit via het loket Werk en Inkomen Veenendaal worden opgepakt en in een traject worden gezet. Met de uitbreiding van de doelgroep van de Participatiewet met Wajongers en Wsw-ers , zal bundeling van expertise een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan een op de persoon en zijn mogelijkheden afgestemd arrangement. Het uitsluitend inroepen van deze expertise met de focus op arbeidsparticipatie laat mogelijk kansen liggen en draagt een zeker afbreukrisico in zich. Zeker als ook op andere levensgebieden ondersteuning noodzakelijk is. Een integrale benadering van de persoon en zijn situatie via de zelfredzaamheidsmatrix maakt een totaal aanpak mogelijk. En draagt bij aan een duurzame oplossing. Vanuit het besef dat mensen met arbeidsvermogen , maar met een beperking een beroep doen op zowel de Wmo als op de Participatiewet ligt deze integrale aanpak nog meer voor de hand.
13
Maar ook daar waar persoonlijke of aan de directe omgeving gerelateerde problematiek de focus op participatie verhindert, zal deze voorliggende problematiek toch eerst moeten worden aangepakt om zo de weg vrij te maken voor maatschappelijke- of arbeidsparticipatie. Afstemming in de Sociale teams ligt dan voor de hand, zodat het principe van een gezin, een plan regisseur resulteert in een maatwerkarrangement. Waarbij de persoon met zoveel mogelijk zelfregie, gericht werkt aan integrale oplossingen voor zijn situatie. Van een dergelijke aanpak verwachten wij dat de weg naar (arbeids)participatie sneller, effectiever en met meer kwaliteit kan worden afgelegd. Werk en inkomen en de Sociale teams werken integraal aan maatwerkoplossingen en schakelen zo nodig tweedelijnsexpertise in gericht op een totaaloplossing. Zij hebben daarbij tevens een signalerende functie naar elkaar tijdens de uitvoering van het plan en gebruiken evaluatiemomenten om het integrale plan in samenspraak met de persoon zo nodig bij te stellen. Deze integrale benadering vergt dat ook de intakemethodiek zodanig moet worden ingericht dat deze integrale werkwijze mogelijk wordt. Ook de achterliggende informatiesystemen dienen te worden ingericht op een efficiënte en effectieve informatie-uitwisseling tussen professionals binnen de privacy kaders die hier op landelijk nivo voor ontwikkeld worden. De bijbehorende procesdoelen hiervoor zijn opgenomen in het Integraal beleidskader Sociaal Domein Rhenen. 3.2 Afstemming andere beleidsterreinen Voor de ontwikkeling van beleid en de uitvoering is afstemming met een aantal andere beleidsterreinen noodzakelijk. Met de Wmo en jeugd wordt afgestemd op het gebied van het proces van dienstverlening en de integrale uitvoering binnen de sociale teams. Economische Zaken is een belangrijke partner als het gaat om werkgeversbenadering en werkgeversdienstverlening. Onderwijs is van belang voor de afstemming tussen arbeidsmarkt en onderwijs. Deze afstemming vindt plaats binnen het overleg tussen onderwijs, gemeenten en werkgevers binnen FoodValley. 3.3 Partners voor de uitvoering Voor het uitvoeren van de Participatiewet werken we nauw samen met de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Veenendaal. Wij zijn bij deze samenwerking zowel als opdrachtgever alsook als participant. In de uitvoering zal de gemeente Veenendaal samen moeten werken met de afdelingen of organisaties die deelnemen aan de sociale teams in Rhenen. Voor de uitvoering van aanpalend beleid zoals bijvoorbeeld schuldhulpverlening en maatschappelijke begeleiding zoeken we in 2014 verbinding met lokale maatschappelijke organisaties. Deze kunnen ook een grote rol spelen bij het maatschappelijk activeren van mensen die nog niet in staat zijn te werken bij een reguliere werkgever. Het UWV blijft verantwoordelijk voor de verstrekking van WW en de bemiddeling van mensen naar arbeid voordat deze in een Participatie-uitkering terechtkomen. Bovendien moeten we met het UWV in 2014 afspraken maken over de overdracht van mensen met een Wajong uitkering die na herkeuring overgedragen worden naar de gemeente. De werkgevers zijn degenen die we nodig hebben om mensen aan het werk te krijgen. Bovendien kunnen werkgevers aangeven wat zij nodig hebben. Veel werkgevers hebben wel vacatures, maar kunnen deze niet invullen omdat de mensen die werk zoeken niet voldoen aan de expertise, die de werkgever nodig heeft. Daarbij speelt ook het onderwijs een rol. Het moet inspelen op de behoefte van werkgevers nu en in de toekomst. De regio FoodValley heeft een grote rol in het ontwikkelen en coördineren van de samenwerking tussen werkgevers, onderwijs en gemeenten. IW4 zal een rol blijven
14
spelen bij zaken als beschut werken en begeleiding van mensen met een arbeidsbeperking. Bovendien zien we hier kansen op het gebied van arbeidsmatige dagbesteding waarbij we een koppeling met de decentralisatie AWBZ maken.
15
4. Vereiste kwaliteiten 4.1 Wettelijke kwaliteitseisen De Participatiewet laat veel beleidsvrijheid aan de gemeenten. Zij zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering. Het kabinet wil de gemeente hiermee in staat stellen om maatwerk te leveren en onnodige bureaucratie te voorkomen. Het doel is om efficiënt en effectief handelen door uitvoerders te bevorderen, evenals een integrale aanpak. Dit aspect zal in het implementatieprogramma van de wet worden meegenomen in verband met mogelijke door ons te stellen kwaliteitseisen. Het Rijk zal de kwaliteit monitoren door (nul)metingen. 4.2 Bewaken van kwaliteit Gemeenten en SW-bedrijven moeten aan burgers, raadsleden, andere gemeenten en het Rijk kunnen tonen welke resultaten zij bereiken. Hiervoor wil de regering een informatiearrangement afspreken met de gemeenten. Dit arrangement behoeft nog uitwerking. Het bewaken van de kwaliteit van de uitvoering van de Participatiewet gebeurt op basis van monitoring en benchmarking. Voor een onderlinge vergelijking is de zogeheten kernkaart op het Gemeenteloket beschikbaar. Er wordt nog gewerkt aan een verbetering van deze kaart. De toekomst van de kwaliteitsbewaking in deze sector gaat richting benchmarking en benchlearning. Dit om doelmatig, effectief en innovatief werken te bevorderen. 4.3 Kennis en competenties Beleidsvrijheid vraagt om een professionele uitvoering met innovatieve vakmensen, die van elkaar leren en hun handelen baseren op breed gedeelde inzichten. Bij het ondersteunen van mensen op weg naar werk is goede kennis van wat werkt, voor wie en wanneer essentieel. Divosa en VNG stimuleren met steun van het ministerie van SZW de professionalisering van sociale diensten vanuit de Impuls Effectiviteit en Vakmanschap. Het gaat hierbij om activiteiten gericht op de ontwikkeling van werkwijzers en methodieken (gericht op klantmanagers), aandacht voor professioneel besturen (gericht op bestuurders), het verbinden van de werkvloer met de (wetenschappelijke) kennis over wat werkt voor wie en deskundigheidsbevordering rond selectie en diagnose, klanten met beperkingen en handhaving. Het spreekt voor zich dat er voor medewerkers die de wet uit moeten gaan voeren ook veel verandert. Het is verstandig het toekomstige profiel van Klantmanagers, Inkomensconsulenten en andere medewerkers binnen de sociale zekerheid inzichtelijk te maken. Op basis daarvan kunnen de taken en verantwoordelijkheden die met de Participatiewet samenhangen worden verdeeld. 4.4 Kwaliteit in de samenwerking De invoering van de Participatiewet gaat gepaard met bezuinigingen op zowel het re-integratiebudget als op de sociale werkvoorziening. Er moeten keuzes gemaakt worden als het gaat om effectiever, efficiënter en slimmer werken. Een intensieve samenwerking met externe partijen is onontbeerlijk. Door het opstellen van kwaliteitseisen en het maken van heldere prestatieafspraken kan er optimaal worden ingespeeld op efficiënt samenwerken.
16
5. Budget & bekostiging 5.1 Beschikbaar budget De gemeente Rhenen heeft vanaf 2015 de beschikking over bestaande en nieuwe budgetten. Met de nieuwe budgetten voeren we dezelfde taken uit als voor mensen met een bijstandsuitkering, namelijk het bieden van ondersteuning, gericht op arbeidsinschakeling en waar nodig inkomensondersteuning. Voor de re-integratieondersteuning krijgen we een gebundeld re-integratiebudget en nieuwe instrumenten tot onze beschikking. We bepalen op basis van maatwerk wie voor welke vorm van ondersteuning in aanmerking komt. Om het voor werkgevers aantrekkelijker te maken om iemand met een arbeidsbeperking in dienst te nemen, krijgen we de mogelijkheid om loonkostensubsidie te verstrekken. De loonkostensubsidie wordt verstrekt aan de werkgever en kan, waar nodig, structureel worden ingezet. Loonkostensubsidie kan ook worden ingezet voor werknemers die op een beschut werk plek werken. De werkgever betaalt aan de werknemer cao-loon of, als er geen cao-loon is, minimaal het wettelijk minimumloon. De loonkostensubsidie is het verschil tussen het wettelijk minimumloon en de loonwaarde. De loonwaarde wordt elk jaar (in geval van beschut werk: elke drie jaar) opnieuw vastgesteld. De subsidie is maximaal 70% van het wettelijk minimumloon. Loonkostensubsidie is alleen bedoeld voor mensen die verminderd productief zijn en in een fulltime baan niet het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. Mensen die door hun beperking alleen maar in deeltijd kunnen werken maar daarbij per uur wel volledig productief zijn, komen niet in aanmerking voor loonkostensubsidie. Zij kunnen wel een beroep doen op de gemeente voor andere ondersteuning en voorzieningen om te werken. De loonkostensubsidie is ook bedoeld voor mensen die geen uitkering ontvangen van de gemeente (bijvoorbeeld omdat ze een partner hebben met voldoende inkomen), maar die voor hun ondersteuning wel onder de Participatiewet vallen. De subsidie is voor iedereen voor wie de gemeente een verantwoordelijkheid heeft bij ondersteuning gericht op arbeidsinschakeling en die niet in staat is om als hij fulltime zou werken het wettelijk minimumloon te verdienen. Het kan dus ook gaan om mensen met een ANW-, IOAW- of IOAZ-uitkering. Beschikbare budgetten: - De budgetten voor de nieuwe taken zijn nog niet bekend gemaakt en zullen naar verwachting uiterlijk in de meicirculaire 2014 worden gepubliceerd. - Voor invoeringskosten zijn er – in tegenstelling tot de andere 2 decentralisaties – nog geen budgetten door het Rijk ter beschikking gesteld. - De budgetten van de huidige taken bedragen in 2014 op basis van voorlopige budgetten: WSW
€ 2.067.020
WWB Inkomensdeel
€ 3.670.414
Bbz
€ 4.491
Participatiebudget
€ 244.038 (waarvan € 33.776 voor educatie en € 210.262 voor re-integratie; voor inburgering is de Rijksbijdrage vervallen)
17
5.2 Hoe gaan we dit verdelen? Naar verwachting zullen de budgetten van WSW, Bbz en participatiebudget opgaan in het nieuw te vormen sociaal deelfonds binnen het gemeentefonds. Dit sociaal deelfonds is een zogenoemd ontschot fonds. Er mag geschoven worden tussen de budgetten voor Maatschappelijke ondersteuning, Jeugd en de Participatiewet. Het WWB Inkomensdeel kent een andere verdeel- en financieringssystematiek en valt daarom buiten dit fonds. Daar waar mogelijk zullen we zoveel mogelijk de afzonderlijke budgetten in onze begroting verwerken om tijdig afwijkingen te kunnen signaleren en bij te kunnen sturen. Het blijft mogelijk tekorten op het ene budget te compenseren met een overschot op een ander budget. Dit alles binnen de voorwaarde dat het totale budget van het sociaal deelfonds niet overschreden mag worden. 5.3 Hoe gaan we om met risico’s? Er komt een nieuwe verdeelsystematiek voor het Inkomensdeel inclusief budget voor loonkostensubsidie (naar verwachting bij de meicirculaire 2014 bekend). Het onderdeel participatiewet binnen het sociaal deelfonds van het gemeentefonds zal bestaan uit het “oude Werkdeel”, de Rijksvergoeding uit de Wsw, de re-integratiemiddelen Wajong en het budget voor begeleiding en ondersteuning van mensen die gebruik maken van het instrument “beschut werk”. Op deze budgetten wordt een bezuiniging toegepast, waardoor er een financieel risico voor de gemeente Rhenen is. Het is noodzakelijk de scherpste vorm van control toe te passen, om tijdig te kunnen signaleren en daar waar mogelijk te kunnen bijsturen. 5.4 Contractering en bekostiging Momenteel hebben we een dienstverleningsovereenkomst met de gemeente Veenendaal. De budgetten voor uitkeringsverstrekking, participatie, bijzondere bijstand, minimabeleid en schuldhulpverlening dragen we over aan de gemeente Veenendaal. Voor de uitvoering betalen we jaarlijks uit de algemene middelen een bedrag. Met de invoering van de Participatiewet zullen we in 2014 nieuwe afspraken maken over zowel de inhoud van de dienstverleningsovereenkomst als de kosten van uitvoering. De gemeenten Rhenen, Veenendaal, Renswoude en Utrechtse Heuvelrug zijn samen deelnemer aan de Gemeenschappelijke Regeling IW4. De gemeenten betalen jaarlijks een gemeentelijke bijdrage aan IW4 voor de uitvoering van de sociale werkvoorziening uit de algemene middelen. De huidige (rijks-) Wsw middelen worden, met een flinke korting, overgedragen aan de gemeenten. De vergoeding per SW-plek daalt in de komende jaren van € 25.900 in 2015 naar € 22.700 in 2021. IW4 verwerft ook inkomsten uit dienstverlening zoals de groenvoorziening en schoonmaakdiensten. Wanneer zich een exploitatietekort voordoet, zullen de gemeenten die deelnemen in de GR dit tekort moeten dekken. IW4 heeft daarom een bestuursopdracht gekregen om met plannen te komen die leiden tot een dekkende exploitatie voor de komende jaren. Voor deelname in de arbeidsmarktregio FoodValley wordt een bijdrage gevraagd in de vorm van bestede uren. Voor de gemeente Rhenen komt dit (omgerekend) voor de periode 2013 tot november 2015 neer op een bedrag van € 22.656. Wat de kosten in een later stadium zullen zijn, is nog niet bekend. Voor de huisvesting van het UWV Werkplein in Veenendaal draagt Rhenen een bedrag van € 16.500 per jaar bij vanuit de algemene middelen. Dit wordt betaald aan de gemeente Veenendaal. Hierbij is dus geen sprake van een directe contractuele relatie met het UWV.
18
6. Monitoring en verantwoording 6.1 Hoe monitoren we behaalde resultaten? In de loop van 2013 is door de gemeente Veenendaal een pakket managementinformatie voor ontwikkeld. De managementinformatie wordt maandelijks aangeleverd en geeft inzicht in onder andere aantallen klanten, kosten van uitkeringen en re-integratietrajecten. We gaan in overleg met de gemeente Veenendaal bekijken of en zo ja, hoe deze informatie uitgebreid moet worden. Daarnaast zal de samenwerking binnen de sociale teams regelmatig geëvalueerd moeten worden om te bezien of deze voldoen aan de verwachtingen. 6.2 Informeren over resultaten De raad wordt twee keer per jaar breed geïnformeerd. Hierin worden zowel de resultaten van de Participatiewet als die van Jeugd en de WMO meegenomen. Nader punt van aandacht is of de frequentie van deze informatie kan worden verhoogd (bijvoorbeeld 3 tot 4 keer per jaar).
19
7. Cliëntparticipatie en klachtenafhandeling 7.1 Cliëntparticipatie Bij de uitbesteding van de werkzaamheden op het gebied van de Wwb is overeengekomen dat er een gezamenlijke cliëntenraad voor de gemeenten Veenendaal en Rhenen zou komen. Inmiddels is een vertegenwoordiger van Rhenen toegetreden tot de oorspronkelijke Veense cliëntenraad. Om dit te formaliseren is een gezamenlijke verordening cliëntparticipatie in voorbereiding. De cliëntenraad kan gevraagd en ongevraagd adviseren over zaken die te maken hebben met de Participatiewet. 7.2 Klachtenafhandeling Bij de uitvoering van de Participatiewet vindt klachtafhandeling plaats onder het klachtenprotocol van de gemeente Veenendaal.
20
8. Communicatie 8.1 Communicatiestrategie sociaal domein Vanuit het programma Sociaal Domein binnen de gemeente Rhenen is er de aankomende periode doorlopende communicatie met de inwoners van Rhenen. In de communicatie over de veranderingen in het sociaal domein richten we ons op drie hoofdgroepen; Partners, Cliënten en Inwoners. 1. Partners: voor partners is vooral het transitieproces van belang. 2. Cliënten: Cliënten maken zich vooral druk om de veranderingen. 3. Inwoners; voor inwoners is belangrijk dat zij beseffen dat hun inzet nodig is voor de ondersteuning van anderen en zichzelf. 8.2 Partnercommunicatie Partners informeren over het transitieproces: wat is visie van de gemeente? Waar staat de gemeente nu? Informatie van de gemeente is nodig zodat ze aan eigen beleid kunnen werken en ook voor het delen van visies.
Communicatiedoel : Partners informeren over actuele status beleidsontwikkeling- en implementaties in de transities. Strategie: Door alle informatie toegankelijke en transparant beschikbaar te stellen. Middelen: gemeentelijke website, e-mail nieuwsbrief, bijeenkomsten, Rhenens Betuwse Courant en social media .
8.3 Cliëntcommunicatie De groepen die straks het eerst geraakt wordt door de veranderingen zijn de bestaande en nieuwe cliënten. De cliënten zitten met de meeste vragen.
Communicatiedoel: Cliënten (en hun netwerk) informeren over wat er voor hen verandert. Belangrijk hierbij is om de antwoorden daar te geven waar ondersteuningsvragen worden gesteld. Dus geen moeilijke constructies opzetten maar natuurlijk gedrag van cliënten volgen. Verder is het belangrijk om te informeren op basis van de informatiebehoefte van de cliënt(en zijn netwerk). Strategie: cliënten informeren over veranderingen via hun begeleiders dmv vraag en antwoord. Middelen: vragen en antwoorden ophalen bij de frontoffice van partners en gemeente op. Deze ‘centrale content’ delen in middelen gemeente, partners, cliënten brochure, cliënten website en cliënten informatienummer.
8.4 Inwonerscommunicatie Communicatiedoel: inwoners bewust maken dat eigen inzet nodig is voor (zorg) ondersteuning voor zichzelf en anderen. Focus op informele hulp zonder professionals, inzetten sociale netwerken, gebruik middelen gemeente en partners. Strategie: Successen en voorbeelden delen, inspireren met echte verhalen en ideeën. (om bewustwording op gang te brengen) Middelen: onderzoek naar succesverhalen, ‘campagne voeren’ (online en offline) in middelen partners, gemeente en pers. 21
8.5 Afstemming met Veenendaal Op basis van de dienstverleningsovereenkomst zal met gemeente Veenendaal de gemeentelijke uitgangspunten van Rhenen op het vlak van communicatie nader uitgewerkt gaan worden. 8.6 Extra focus op transformatie In verband met de mogelijke gevolgen van de transformatie binnen het sociaal domein voor de Rhenense inwoners besteden wij de nodige aandacht aan burgerparticipatie en klanttevredenheid. In ieder geval als het gaat om: het hanteren van de maatschappelijke agenda, de ondersteuning van burgers vanuit de Rhenense PublieksBalie en het introduceren van grote veranderingen (meer dan 2 maatregelen / stapelingseffecten) per persoonlijke brief.
22
9. Vervolg 9.1 Geldigheidsduur beleidsplan Dit beleidsplan geeft aan waar we in 2014 al mee bezig zijn voor de decentralisatie. Dit plan hoort bij onze wettelijke bevoegdheid van 1 januari 2015. Vanaf dat moment is dit plan een vereiste. De planperiode loopt tot 1 januari 2017. 9.2 Actualisering beleidsplan Het plan wordt in de periode 2014-2017 waar nodig bijgesteld. We zitten nu nog midden in alle ontwikkelingen. Lokaal kunnen er met de jaarlijkse maatschappelijke agenda zaken naar voren komen, die voor beleidsaanpassingen zorgen. 9.3 Uitwerking beleidsplan Verdere concretisering van prioriteiten, procesdoelen en indicatoren zal binnen het Integraal Beleidskader en dit beleidsplan plaatsvinden in overleg en samenwerking met burgers, maatschappelijke organisaties en welzijns- en zorginstellingen. Dit biedt ruimte voor dynamiek en inbreng van alle betrokkenen bij het organiseren van de uitvoering. Onder leiding van de procesmanager sociaal domein gaat via een kwartiermaker de slag gemaakt rond de inrichting en verrichtingen, die met ingang van 1 januari 2015 aan de orde zijn. Daartoe wordt een specifiek werkplan uitgewerkt, dat aansluit op de prioriteiten en procesdoelen van het Integraal Beleidskader en dit beleidsplan. 9.4 Uitwerking risico’s Er komt een nieuwe verdeelsystematiek voor het Inkomensdeel inclusief budget voor loonkostensubsidie (naar verwachting is dat bij de meicirculaire 2014 bekend). Het onderdeel participatiewet binnen het sociaal deelfonds van het gemeentefonds zal bestaan uit het “oude Werkdeel”, de Rijksvergoeding uit de Wsw, de re-integratiemiddelen Wajong en het budget voor begeleiding en ondersteuning van mensen die gebruik maken van het instrument “beschut werk”. Op deze budgetten wordt een bezuiniging toegepast, waardoor er een financieel risico voor de gemeente Rhenen is. Het is noodzakelijk de scherpste vorm van control toe te passen, om tijdig te kunnen signaleren en daar waar mogelijk te kunnen bijsturen.
23
Bijlage 1: Toelichting kaders nieuwe Participatiewet In deze bijlage staat beschreven wat de belangrijkste (nieuwe) kaders zijn als gevolg van de nieuwe Participatiewet die op 1 januari 2015 ingaat. Hierbij is uitgegaan van actuele informatie op dit moment. Het kan zijn dat er nog wijzigingen optreden. In het bijzonder wordt ingegaan op veranderingen voor de Wajong en Wsw. 1. Algemeen De doelstelling van de Participatiewet is om iedereen met arbeidsvermogen naar werk toe te leiden, bij voorkeur naar regulier werk. De Participatiewet draagt zo bij aan de ambitie van het kabinet om zoveel mogelijk mensen mee te laten doen aan de maatschappij. De doelgroep van de wet zijn mensen met arbeidsvermogen die zijn aangewezen op, al dan niet tijdelijke, ondersteuning om in hun bestaan te voorzien en/of op ondersteuning om aan het werk te komen. In de huidige situatie bestaan er voor mensen met arbeidsvermogen verschillende regelingen: de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en de Wet werk en bijstand (WWB). Deze regelingen kennen verschillende rechten en plichten en zijn te weinig activerend. Met de Participatiewet voert de regering het principe van één regeling consequent door voor iedereen die in staat is om te werken, ook de mensen met een arbeidsbeperking, die daarvoor aangewezen zijn op ondersteuning. Voor iedereen uit deze doelgroep gaan dezelfde rechten en plichten gelden. De doelgroep van de Participatiewet is groter dan de doelgroep van de WWB. De Participatiewet is, zoals hierboven al gemeld, meer dan de WWB gericht op het toeleiden van mensen met een uitkering naar, bij voorkeur, regulier werk. De wet biedt zo aan een grotere groep mensen meer perspectief. De Wajong blijft bestaan voor mensen die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. Het UWV blijft voor hen de Wajong uitvoeren. De Wsw blijft bestaan voor de mensen die nu al in de Wsw werkzaam zijn. Mensen die op 31 december 2014 in een Wsw-dienstbetrekking werken, houden hun wettelijke rechten en plichten. 2. Nieuwe doelgroepen voor de gemeente De nieuwe instroom van de Participatiewet bestaat uit het toevoegen van mensen met een arbeidsbeperking. Tot 1 januari 2015 kunnen zij een beroep doen op de Wajong of de Wsw. Dat betekent dat de dienstverlening aan deze groepen, naast de dienstverlening aan de al bestaande doelgroepen, extra aandacht moet krijgen. Belangrijk is dat er evenwicht blijft bestaan tussen de verschillende doelgroepen waarvoor de dienstverlening van de gemeente wordt geboden. De nieuwe instroom valt globaal uiteen in drie groepen: Jongeren met een gedeeltelijke arbeidsbeperking. Deze jongeren zijn veelal afkomstig van het praktijk- en speciaal onderwijs; Mensen met een arbeidsbeperking die zijn aangewezen op werken in een beschutte omgeving; Mensen met een arbeidsbeperking die in staat zijn te werken met loonkostensubsidie.
24
De problematiek van de nieuwe doelgroep verschilt enigszins van onze huidige WWB- populatie. Er zijn echter ook overeenkomsten. Hier geldt dat het gaat om een groep waarvan het opleidingsniveau lager ligt dan landelijk gemiddeld. Meer dan gemiddeld zijn ze afkomstig uit gezinnen met een lage sociaal- economische status. Voor de nieuwe groep komt daarbij dat er altijd sprake is van een objectief vastgestelde arbeidsbeperking. Als we kijken naar de landelijke verwachtingen van het UWV:
37% verstandelijke beperking 21% psychiatrische stoornis 29% andere ontwikkelingsstoornis en 13% somatische aandoening.
Hoewel de situatie per persoon verschilt, is in het algemeen de conclusie te trekken dat het gaat om een doelgroep met meervoudige problemen die vaak valt binnen het werkgebied van de drie decentralisaties. 3. Wajong nu en straks De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) is een inkomensvoorziening voor jongeren die op een relatief jonge leeftijd arbeidsongeschikt zijn geworden. Hierdoor kunnen ze niet of slechts gedeeltelijk werken. Wajong is ook voor studenten die tijdens de studie arbeidsongeschikt worden. Het UWV regelt de Wajong-uitkering en de ondersteuning richting werk. De toegang tot de Wajong wordt aangescherpt. De uitvoering blijft bij het UWV. De bestaande populatie (landelijk 200.000) zal worden herkeurd door het UWV. Personen die gedeeltelijk en tijdelijk arbeidsgeschikt zijn, vallen in het vervolg onder de Participatiewet en niet meer onder de Wajong. Landelijk gaan in 2015- 2018 minimaal 100.000 Wajongers over naar de Participatiewet. Er zal een overgangsregeling komen die de inkomstenterugval dempt. De re- integratiemiddelen die het UWV beschikbaar had, gaan geleidelijk over naar het gebundelde re- integratiebudget van de gemeente. Wie blijven er in de Wajong en wie komen in de Participatiewet? Een belangrijk deel van de nieuwe doelgroep van gemeenten bestaat uit de mensen met een Wajonguitkering die zijn herbeoordeeld op hun arbeidsvermogen en daarna tot de gemeentelijke doelgroep behoren. Het UWV zal het zittend bestand van de Wajong beoordelen op de vraag of er sprake is van arbeidsvermogen. Wanneer Wajongers geen arbeidsvermogen hebben, behouden zij het recht op Wajong. Zij behouden hun uitkering van 75 procent WML. Overgangsrecht Wanneer er sprake is van arbeidsvermogen, zal het recht op Wajong eindigen. Indien dit het geval is, vervalt hun Wajong-uitkering en horen zij tot de doelgroep van de Participatiewet. Deze groep kan in aanmerking komen voor een bijstandsuitkering. Indien uit de herbeoordeling blijkt dat een Wajonger over arbeidsvermogen beschikt, eindigt het recht op uitkering pas na zes maanden. Dit overgangsrecht geeft mensen ruim de gelegenheid zich op de nieuwe situatie in te stellen en maatregelen te nemen om eventuele wijzigingen in de inkomenspositie op te vangen. De gemeente kan vervolgens maatwerk bieden met de instrumenten van de Participatiewet. De verwachting is dat voor zo’n 140 duizend Wajongers zal worden vastgesteld dat zij arbeidsvermogen hebben. Tot deze groep behoren ook de mensen die al werken. Omdat het een grote groep betreft zal de overdracht geleidelijk plaatsvinden.
25
Wijze van overdracht Het is in het belang van de Wajongers en alle andere betrokken partijen om juist de personen met de minste afstand tot de arbeidsmarkt als eerste te beoordelen en over te dragen aan de gemeenten. Zij zijn immers het meest kansrijk om met inzet van een re-integratie-instrument (bijv. loonkostensubsidie) een baan te vinden en daarmee niet meer afhankelijk te zijn van een uitkering. Er moet nog bepaald worden hoe de groepen precies worden samengesteld en vanaf welk moment degenen met arbeidsvermogen hun recht op Wajong verliezen. Doelstelling hierbij is een indeling in zes groepen waarbij UWV voor elke groep een half jaar heeft voor de herbeoordeling. Het bepalend criterium voor de volgorde is de uitkeringsduur. Dat impliceert dat de zogenaamde nieuwe Wajongers als eerste overgaan. Dit betekent dat in de periode van januari 2015 tot en met december 2017 het UWV de zes groepen kan herbeoordelen. Vanwege de overgangstermijn van zes maanden komen de beoordeelde Wajongers geleidelijk over de periode juli 2015 tot en met juni 2018 over naar de gemeenten. Financiële overgangsregeling Wajongers waarvan is vastgesteld dat zij arbeidsvermogen hebben en dus overgaan naar de Participatiewet worden gedurende 2,5 jaar na beschikking uitgezonderd van de zogenaamde kostendelersnorm. Dit om te voorkomen dat een groep in 1 keer te maken krijgt met 2 ingrijpende veranderingen; én de overgang naar de Participatiewet én een grote achteruitgang in inkomsten, vanwege de kostendelersnorm. Werkende Wajongers Jonggehandicapten die met behulp van UWV in de afgelopen jaren aan een baan zijn gekomen, worden net als alle anderen, beoordeeld op arbeidsvermogen en ontvangen hiervoor een beschikking. Voor hen is het evident dat zij arbeidsvermogen hebben. Het kabinet kiest er voor dat deze jonggehandicapten niet overgaan naar gemeenten zolang zij in hun dienstbetrekking die zij op het moment van de beoordeling hebben, gebruik maken van voorzieningen, zoals loondispensatie of een jobcoach, of naast hun loon een aanvullende uitkering hebben. De reden hiervoor is dat met de werkgevers van deze Wajongers in veel gevallen specifieke afspraken zijn gemaakt. Het is niet mogelijk om gemeenten deze afspraken verplicht over te laten nemen, omdat gemeenten niet over al deze instrumenten beschikken. Gemeenten kunnen immers geen loondispensatie toepassen. Bovendien hebben zij eigen beleidsvrijheid bij de vormgeving van de reintegratieondersteuning. Wanneer deze Wajongers onder andere voorwaarden zouden moeten gaan werken, ontstaat het risico dat zij hun baan verliezen. Bovendien worden deze Wajongers en hun werkgevers geconfronteerd met onnodige administratieve handelingen. Dat is zeer onwenselijk. Daarom blijven deze Wajongers zolang zij bij die werkgever werken en zolang zij gebruik maken van een voorziening of aanvullende uitkering, voor deze ondersteuning bij UWV. Wanneer hun dienstbetrekking eindigt, gaan zij tot de doelgroep van de Participatiewet behoren. Een nieuwe werkgever kan dan afspraken met de gemeente maken over welke ondersteuning nog nodig en wenselijk is in de nieuwe dienstbetrekking. Ditzelfde geldt voor Wajongers die als zelfstandige werken en daarbij gebruik maken van ondersteunende voorzieningen van UWV. Voor werkende Wajongers geldt dezelfde termijn voor de beëindiging van de uitkering als voor niet werkende Wajongers met arbeidsvermogen. Ook hun uitkering eindigt na afloop van hun
26
dienstverband, maar op zijn vroegst zes maanden na hun beoordeling. Als de dienstbetrekking binnen zes maanden na de beoordeling beëindigt, dan blijft de termijn van zes maanden na de beschikking van kracht. Aangezien het niet wenselijk is dat deze situatie nog tientallen jaren voortduurt, wordt via lagere regelgeving een einddatum aan de uitzondering voor werkende Wajongers vastgesteld. Wajongers die een re-integratietraject volgen Het kan voorkomen dat een Wajonger een re-integratietraject volgt bij een privaat re-integratiebedrijf op het moment dat het UWV deze Wajonger na herbeoordeling overdraagt aan de gemeente, en dat het traject doorloopt tot na de overheveling. Het UWV blijft dan, als contractpartner van een privaat re-integratiebedrijf, verantwoordelijk voor de betaling van het traject. De inhoudelijke aansturing van het re-integratietraject wordt door het UWV overgedragen aan de gemeente. Indien het traject wordt afgesloten, neemt de gemeente de volledige re-integratie voor haar rekening, zowel financieel als inhoudelijk. 4. Van WSW naar Voorziening voor Beschut Werk Met de Participatiewet krijgen gemeenten een breed instrumentarium tot hun beschikking om de participatie van hun burgers te bevorderen. Eén van de instrumenten die gemeenten kunnen inzetten is de nieuwe voorziening beschut werk. Gemeenten kunnen met deze voorziening mensen in een dienstbetrekking laten werken. Het gaat om mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig hebben, dat niet van een reguliere werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt. Dat neemt niet weg dat gemeenten deze dienstbetrekking ook kunnen organiseren bij een reguliere werkgever die deze begeleiding en aanpassingen wel, met ondersteuning door een gemeente, kan aanbieden. Het gaat om een breed scala van aanpassingen. Bijvoorbeeld fysieke aanpassingen aan de werkplek of de werkomgeving die niet in een regulier bedrijf kunnen worden gerealiseerd, een uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur. Beleidsruimte Gemeenten krijgen de ruimte om de voorziening beschut werk vorm en inhoud te geven. Het gaat hierbij altijd om een dienstbetrekking, aangezien beschut werk bedoeld is voor mensen die in staat zijn om loonvormende arbeid te verrichten. Dit onderscheidt beschut werk van dagbesteding. Gemeenten betrekken bij het organiseren van beschut werk het Werkbedrijf. Hoe zij de dienstbetrekking organiseren, via een gemeentelijke dienst, NV, BV of Stichting, behoort tot de beleidsvrijheid van gemeenten. Ook kunnen gemeenten mensen (via detachering) in een beschutte omgeving bij reguliere werkgevers laten werken. Beloning werknemers beschut werk Beloning van de werknemers met een dienstbetrekking beschut werk, geschiedt volgens de cao van de branche waarin zij werkzaam zijn of (indien er geen cao van toepassing is) tenminste conform het WML. Gemeenten krijgen de mogelijkheid om het instrument loonkostensubsidie in te zetten. In afwijking van de jaarlijks verplichte loonwaardebepaling bij een reguliere loonkostensubsidie kunnen gemeenten bij beschut werk volstaan met het eens in de drie jaar bepalen van de loonwaarde. De overheid geeft een loonkostensubsidie ter grootte van het verschil tussen de loonwaarde en het WML tot een maximum van 70 procent van het WML.
27
Doelgroep en volume bepalen Gemeenten bepalen – binnen de wettelijke kaders van de Participatiewet – wie er voor de voorziening beschut werk in aanmerking komt. Gemeenten leggen in een verordening wanneer iemand tot de doelgroep behoort en leggen de regels voor de aard en omvang van de voorziening beschut werk vast. Door natuurlijk verloop neemt het huidige aantal Wsw-dienstbetrekkingen geleidelijk af. Gelijktijdig richten de gemeenten de voorziening beschut werk in en komen op termijn steeds meer mensen te werken via deze nieuwe voorziening. Het kabinet gaat er in de berekeningen vanuit dat er in de structurele situatie 30.000 beschut-werkplekken beschikbaar moeten komen. In de WWNV bestond voor gemeenten de verplichting dat minimaal één op de drie plekken die jaarlijks vrijkomt doordat mensen de Wsw verlaten, bestemd moest worden voor nieuwe plekken voor mensen die afhankelijk zijn van beschut werk. Met deze maatregel blijft de huidige verdeling van het aantal beschikbare beschutte werkplekken over het land gehandhaafd. Met de Participatiewet vervalt deze verplichting en hebben gemeenten meer beleidsvrijheid om beschut werk in te richten op basis van de specifieke lokale behoefte. Begeleiding van potentiële – en ex wsw-ers Niet voor iedereen die een indicatiebeschikking voor de Wsw zou hebben gekregen, is beschut werk nodig. Deze groep valt, voor zover zij behoort tot de gemeentelijke doelgroep, onder de Participatiewet. Voor de begeleiding van deze groep komen middelen beschikbaar in het reintegratiebudget. De regering wil met de invoering van de Participatiewet de kansen op regulier werk ook voor deze mensen vergroten. Gemeenten krijgen een breed instrumentarium, waaronder het instrument loonkostensubsidie, om de participatie van deze mensen te organiseren. Daarnaast heeft het kabinet met de sociale partners voor deze groep mensen afspraken gemaakt. Werkgevers stellen zich garant voor banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Bij het vaststellen van het macrobudget inkomensdeel Participatiewet wordt rekening gehouden met de financiering van het instrument loonkostensubsidie. Loonkostensubsidie financiert het verschil tussen de loonwaarde en het wettelijk minimumloon. Is het cao-loon hoger, dan is dit voor rekening van de werkgever. Aandachtpunt hierbij is dat de aanvulling tot het cao-loon niet ten kosten mag gaan van het aantal plekken voor beschut werk. Het maken van cao-afspraken is een zaak waarin werknemers en werkgevers (waaronder gemeenten) gezamenlijk aan zet zijn. In het gebundeld reintegratiebudget zijn middelen beschikbaar voor de begeleiding/ondersteuning van de mensen die via de voorziening beschut werk aan de slag zijn. Op termijn gaat het om middelen voor 30.000 plekken. Mensen op de wachtlijst Mensen met een geldige Wsw- indicatie die op 31 december 2014 geen Wsw- dienstbetrekking hebben, kunnen met ingang van 1 januari 2015 niet meer in de Sociale Werkvoorziening instromen. Deze mensen vallen, voor zover zij behoren tot de gemeentelijke doelgroep, vanaf die datum onder de werking van de Participatiewet. Zij kunnen een beroep doen op ondersteuning door de gemeente. Voor de Wsw- geïndiceerde mensen met een uitkering van het UWV geldt dat zij een beroep kunnen doen op ondersteuning vanuit het UWV.
28
Huidige Wsw-ers Mensen die op 31 december 2014 in de Wsw werkzaam zijn op basis van een Wsw- dienstbetrekking, hebben een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en houden hun huidige rechten en plichten. De arbeidsvoorwaarden voor deze groep zijn en blijven de verantwoordelijkheid van de gemeenten. De huidige herindicatie van deze groep mensen blijft in handen van het UWV. Het UWV voert de herindicatie uit op grond van de bestaande criteria. Het blijft voor gemeenten mogelijk om mensen met een Wsw- dienstbetrekking een begeleid- werken dienstbetrekking aan te bieden. Ook blijft het mogelijk om mensen die bereid zijn een begeleid werken- dienstbetrekking te aanvaarden, een terugkeergarantie te bieden.
29
Bijlage 2: Overzicht aantallen in Rhenen Wet Werk en Bijstand Medio 2013 zag het uitkeringsbestand van de WWB en aanverwante regelingen uit de volgende aantallen: WWB
253
IOAW/Z
17
BBZ
4
Er is in de eerste zes maanden van 2013 een grote stijging in het aantal mensen met een uitkering Wwb en IOAW/Z en BBZ te zien. Het grootste deel van de nieuwe instroom bestaat uit mensen waarvan de maximale WW-duur bereikt is en mensen die een zelfstandig beroep/bedrijf uitoefenden. De instroom in de uitkering bedroeg in het eerste kwartaal van 2013 44 mensen, in het tweede kwartaal wordt het wat rustiger, dat zijn er 17. De uitstroom in het eerste kwartaal bedroeg 20, voornaamste oorzaak (naast ‘overig’) verhuizing (5) en arbeid uit dienstbetrekking (4). In het tweede kwartaal zijn 16 mensen uitgestroomd met als belangrijkste oorzaken ‘ander inkomen’ (3), verhuizing (2) en zelfstandig beroep/bedrijf (2). Medio 2013 zitten 85 klanten actief in een traject. In de huidige situatie melden klanten zich aan via het UWV Werkplein. Daar wordt de klant gewezen op zijn plicht eerst zelf op zoek te gaan naar werk. Wanneer dat na vier weken niet is gelukt wordt de uitkeringsaanvraag doorgestuurd naar de afdeling Werk en Inkomen in Veenendaal. Beoordeling van het recht op uitkering vindt plaats bij de uitkeringsintake. Criteria zijn onder andere de hoogte van het eigen vermogen en de manier waarop iemand in de voorliggende periode in zijn bestaan heeft voorzien. Tegelijk met de uitkeringsintake wordt bekeken waar de klant zich bevindt op de participatieladder en wat hij of zij nodig heeft om aan het werk te komen. Hiervoor kunnen reintegratie instrumenten ingezet worden. Wajong In Rhenen zijn 300 mensen met een Wajong uitkering. 17 van hen zijn deels arbeidsongeschikt, de overige 283 zijn volledig arbeidsongeschikt. De verdeling naar leeftijd is als volgt: leeftijd
aantal
<25
75
25 – 34
61
35 – 44
65
45 – 54
59
55 – 64
40
Landelijk gezien (bron: Movisie) is ruim de helft van de Wajongers ouder dan 45 jaar (63%). In Rhenen is slechts een derde ouder dan 45 jaar. Dit bestand bestaat dus grotendeels uit relatief jonge mensen. Wat verder opvalt, is dat landelijk gezien er (eind 2012) meer mensen een Wwb uitkering (360.000) hebben dan een Wajong-uitkering (221.000). In Rhenen is dat andersom. Er zijn in die periode 300 mensen met Wajong en 214 met een Wwb uitkering. Landelijk gezien heeft ruim tweederde van de Wajongers een ontwikkelingsstoornis; daarnaast heeft een groot aantal een psychiatrisch ziektebeeld. Jaarlijks stroomt slechts 0,2% uit naar werk. Eind 2011 30
werkte ongeveer een kwart van de Wajongers, waarvan de helft bij een reguliere werkgever en iets minder dan de helft in of via de sociale werkvoorziening. Omgeslagen naar Rhenense cijfers zou dit inhouden dat ongeveer 35 Wajongers onder de Wsw vallen. Wajongers die nog niet zo lang een uitkering hebben gaan vooral bij reguliere werkgevers aan de slag. Een Wajong-uitkering wordt aangevraagd en beoordeeld bij en door het UWV. Een (medische) keuring maakt onderdeel uit van het beoordelingsproces. Criteria bij de beoordeling zijn de mate van de arbeidsongeschiktheid en of de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid ontstaan is voor het 18 levensjaar. WSW Het totaal aantal mensen met een Wsw- indicatie in Rhenen bedraagt 111. Hiervan verrichten er 64 beschutte arbeid, zijn er 15 gedetacheerd en 4 mensen zijn ondergebracht bij een reguliere werkgever waar zij begeleid werken. 91% van het bestand heeft een matige arbeidshandicap; 9% valt onder de categorie ‘ernstig arbeidsgehandicapt’. Het recht op een Wsw-indicatie wordt vastgesteld door het UWV. Voorwaarden voor het verkrijgen van een Wsw-indicatie zijn dat er sprake is van een lichamelijke, psychische en/of verstandelijke beperking waarbij wel gewerkt kan worden in een aangepaste omgeving. Werken bij een SW-bedrijf zoals IW4 kan alleen met een indicatie. IW4 biedt verschillende vormen van beschut en begeleid werk. Een beschutte werkomgeving is intern bij IW4. Het gaat hierbij om eenvoudig productiewerk. Begeleid werken vindt plaats binnen en buiten IW4, bijvoorbeeld bij reguliere werkgevers. Dit kan in groepsverband of op individuele basis. Daarnaast heeft IW4 nog een aantal afdelingen zoals de groenvoorziening en schoonmaak. Deze diensten worden veelal ingehuurd door gemeenten.
31
Bijlage 3: Huidige werkwijze Gemeente Veenendaal Sinds januari 2011 worden de werkzaamheden op het gebied van de Wet werk en bijstand (WWB) en aanverwante regelingen voor Rhenen uitgevoerd door de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Veenendaal. De uitbesteding van deze werkzaamheden is geregeld in een Dienstverleningsovereenkomst. Hierin zijn afspraken vastgelegd rond uitvoering, financiën en beleidsontwikkeling. Met betrekking tot dit laatste onderwerp is afgesproken dat het beleid van Rhenen en Veenendaal zoveel als mogelijk op elkaar wordt afgestemd. Rhenen wordt daarom in een vroeg stadium bij de beleidsontwikkeling betrokken. UWV Werkplein Het voorportaal van een WWB-uitkering wordt gevormd door het UWV Werkplein. Voorafgaand aan een WWB-uitkering heeft iemand vaak een werkeloosheidsuitkering (WW). Deze wordt verstrekt door het UWV. Wanneer het einde van de WW-periode bereikt is moet een WWB-uitkering aangevraagd worden. Ook dat gaat via het UWV. Ook wanneer er geen WW-uitkering is verstrekt, maar iemand vanuit een andere situatie een WWB-uitkering nodig heeft, gaat de eerste melding altijd via het UWV. Het aantal UWV Werkpleinen is de afgelopen jaren als gevolg van bezuinigingen sterk afgenomen. In Veenendaal is nog een vestiging waarvoor de gemeenten Rhenen, Veenendaal en Renswoude bijdragen in de kosten van de huisvesting. Het UWV heeft echter aangegeven deze vestiging te willen sluiten. De onderhandelingen hieromtrent lopen nog. Wanneer er geen vestiging in Veenendaal meer is zullen mensen zich moeten melden bij de vestiging in Ede. Overigens zijn de contacten tussen klant en UWV de afgelopen jaren steeds meer digitaal geworden. Contact met het UWV wordt onderhouden door Veenendaal. Vanuit Rhenen wordt niet deelgenomen aan bijvoorbeeld een regionaal ketenoverleg (REKO). IW4 De sociale werkvoorziening in Rhenen wordt grotendeels uitgevoerd door IW4. Dit SW-bedrijf is een gemeenschappelijke regeling (GR) van de gemeenten Veenendaal, Rhenen, Renswoude en Utrechtse Heuvelrug. Naast de sociale werkvoorziening voert IW4 trajecten in het kader van ‘work first’ en een aantal andere re-integratietrajecten uit. De afgelopen jaren is de rijksvergoeding per SW arbeidsplaats behoorlijk afgenomen. Deze daling zet zich in de komende jaren voort. Dit houdt in dat de loonkosten per Wsw-plaats niet meer dekkend zijn. De gemeenten in de gemeenschappelijke regeling zijn verantwoordelijk voor eventuele tekorten bij IW4. De portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten vormen het bestuur van de GR. Voorafgaand aan de aanbieding van de begroting en jaarrekening van IW4 aan de gemeenteraden vindt overleg plaats met de financieel consulenten van de gemeenten. Er is verder nog geen ambtelijk overleg ingesteld. Gezien alle ontwikkelingen is dit wel aan te raden. FoodValley FoodValley is een samenwerkingsverband van acht gemeenten, waaronder Rhenen. In 2012 is de FoodValley benoemd tot zelfstandige arbeidsmarktregio. Hiervoor moet wel aan een aantal voorwaarden voldaan worden. Zo moet er bijvoorbeeld een vorm van werkgeversdienstverlening opgezet worden. Het samenwerkingsverband pakt ook zaken op als jeugdwerkloosheid en samenwerking tussen onderwijs, ondernemers en overheid. In de overleggen wordt Rhenen vooralsnog vertegenwoordigd door de gemeente Veenendaal.
32