Beleidsplan Calamiteitenzorg Waterschap Noorderzijlvest
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Versiebeheer Naam
Bert de Graaf
Functie
Coördinator crisismanagement
Unit
Beheer & Onderhoud
Proces
Calamiteitenzorg
Suggesties voor aanpassingen en wijzigingen kunt u bij de beheerder melden. Versiemanagement Versie
Datum
Aangebrachte wijzigingen
Door
1.1
29 september 2008
Alg. herziening en aanpassingen n.a.v. becommentariëring
Bert de Graaf
1.2
15 juli 2011
Juridische update
Johan Feunekes
2.0
01 september 2011
Algehele herziening
Bert de Graaf
Beleidsplan Calamiteitenzorg Versie 2.0, 01-09-2011
2
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Inhoudsopgave
Lijst met afkortingen
5
1
Leeswijzer
6
2
Inleiding
7
3
Het waterschap en calamiteiten 3.1 Wettelijk kader voor het Calamiteitenplan
9 9
4
5
6
3.2
Bestuurlijke definitie van een calamiteit
3.3
Dagelijkse taken en beheergebied van het waterschap
10
3.4
Bevoegdheden en taken van de overheid bij calamiteiten
10
3.5
3.4.1 (Normale) Bevoegdheden burgemeester 3.4.2 Bevoegdheden en verplichtingen waterschapsbestuur 3.4.3 Taken vóór en tijdens calamiteiten 3.4.4 Positie van het waterschap binnen de veiligheidsregio 3.4.5 Verhoudingen bevoegdheden burgemeester en waterschapsbestuur Afstemming tussen de ketens
11 11 11 12 13 14
3.5.1 3.5.2 3.5.3
14 15 15
Afstemming van plannen Afstemming tijdens calamiteiten Relatie functionele en algemene keten
9
De calamiteitenorganisatie 4.1 Uitgangspunten voor crisismanagement
17 17
4.2
Opbouw van de calamiteitenorganisatie
19
4.3
4.2.1 Waterschaps Beleidsteam (WBT) 4.2.2 Waterschaps Operationeel Team (WOT) 4.2.3 Waterschaps Actieteam (WAT) 4.2.4 Ondersteunende secties 4.2.5 Veldmedewerkers 4.2.6 Liaisons Personele invulling
20 21 23 24 25 25 26
4.4
Werking van de calamiteitenorganisatie
26
4.5
Opleiden en oefenen
27
Fasering van de calamiteitenbestrijding 5.1 Melding
28 28
5.2
Beoordeling en besluit tot opschaling
30
5.3
Gefaseerde opschaling calamiteitenorganisatie
30
5.4
Informatief opschalen
32
5.5
Afschaling
33
5.6
Opschaling veiligheidsregio
33
5.7
Samenhang GRIP en coördinatiefasen
34
5.8
Landelijk draaiboek hoogwater en overstromingen
36
5.9
Incidentenbestrijdingsplan Waddenzee
37
Nazorg 6.1 Nazorg eigen organisatie
38 38
6.2
38
Evaluatie
Beleidsplan Calamiteitenzorg Versie 2.0, 01-09-2011
3
Calamiteitenplan
7
8
Waterschap Noorderzijlvest
Netwerkmanagement 7.1 Netwerkpartners
39 40
7.2
Wijze van afstemming binnen het netwerk
40
7.3
7.2.1 Afstemming met de veiligheidsregio 7.2.2 Afstemming inzake crisiscommunicatie Bijstand van netwerkpartners
40 41 42
Calamiteitenzorgsysteem 8.1 Werkgroep crisismanagement
43 44
8.2
8.1.1 Taken 8.1.2 Werkwijze kwaliteitsborging
44 44 46
8.3
Planvorming
48
8.3.1 8.3.2
48 49
Samenhang tussen plannen Risico-inventarisatie en analyse en bestrijdingsplannen
Bijlage A Overzichtskaart beheersgebied Noorderzijlvest
51
Bijlage B Risicoanalyse
52
Bijlage C Risicoanalyse uitval waterschapskantoor
54
Bijlage D Wettelijke regelingen en juridische aspecten
58
Bijlage E Overzicht externe plannen
62
Bijlage F Verzendlijst Beleidsplan Calamiteitenzorg
63
Beleidsplan Calamiteitenzorg Versie 2.0, 01-09-2011
4
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Lijst met afkortingen BP BZK CdK CoPI DB/AB GBT GHOR MkNN GRIP IenM IBP-W KNMI LTO MKO NCC NZV OL ROT PCC PCM RBT RCC RCvD ROT RWZI SAR Sitrap VGWM WAT WBT WOT
Bestrijdingsplan Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Commissaris van de Koningin Commando Plaats Incident Dagelijks Bestuur/Algemeen Bestuur Gemeentelijk Beleidsteam Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio Meldkamer Noord Nederland Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdingsprocedure Infrastructuur en Milieu Incidentenbestrijdingsplan Waddenzee Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut Land- en Tuinbouw Organisatie Motorkapoverleg Nationaal Crisiscentrum Noorderzijlvest Operationeel Leider (WOT / ROT) Regionaal Operationeel Team Provinciaal Coördinatiecentrum Procesmanager Regionaal Beleidsteam Regionaal Coördinatiecentrum Regionaal Commandant van Dienst Regionaal Operationeel Team Rioolwaterzuiveringsinstallatie Search and Rescue Situatierapport Veiligheid, Gezond, Welzijn en Milieu Waterschaps Actieteam Waterschaps Beleidsteam Waterschaps Operationeel Team
Beleidsplan Calamiteitenzorg Versie 2.0, 01-09-2011
5
Calamiteitenplan
1
Waterschap Noorderzijlvest
Leeswijzer
Dit Beleidsplan Calamiteitenzorg beschrijft hoe het waterschap Noorderzijlvest is georganiseerd ten behoeve van de bestrijding van calamiteiten en hoe de verhouding is tot andere overheden en hulpverleningsdiensten. Hoofdstuk 2 bevat een korte inleiding over de opbouw van het calamiteitenplan, uitleg over het calamiteitenzorgsysteem waar het calamiteitenplan deel van uitmaakt en de beschrijving van de formele vaststelling van het calamiteitenplan. In hoofdstuk 3 staat beschreven wat crisismanagement inhoudt voor het waterschap. Daarbij wordt aangegeven wat de taak van het waterschap is bij de bestrijding van calamiteiten, de wettelijke basis van de bevoegdheden van het waterschap en die van andere bij het crisismanagement betrokken organisaties. Daarnaast worden de uitgangspunten voor het moderne crisismanagement beschreven. Deze uitgangspunten vormen de basis voor de inrichting van de calamiteitenorganisatie van het waterschap. Binnen de organisatie moet sprake zijn van integraal crisismanagement, zodat de continuïteit van de calamiteitenorganisatie altijd gewaarborgd blijft. Gebaseerd op de algemene uitgangspunten staan in hoofdstuk 4 en 5 de structuur en de fasering van de calamiteitenorganisatie beschreven. De verschillende onderdelen van deze organisatie worden eerst schematisch beschreven, waarna vervolgens aandacht wordt besteed aan de taken binnen de onderdelen en de afbakening en samenwerking tussen de verschillende onderdelen. Een van de uitgangspunten van het crisismanagement is de noodzaak van het netwerkmanagement, ofwel de samenwerking tussen de diverse, bij calamiteiten betrokken, organisaties. Een korte beschrijving van het netwerk van het waterschap en van de samenwerking binnen het netwerk staan in hoofdstuk 6. Tenslotte wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op het calamiteitenzorgsysteem van het waterschap. Binnen dit systeem vallen alle activiteiten die worden ontplooid voor de calamite itenorganisatie, zowel ter voorbereiding op calamiteiten, als tijdens de bestrijding en nazorg van calamiteiten. Het calamiteitenzorgsysteem zorgt voor de continuïteit van de calamiteitenorganisatie in het waterschap. De daadwerkelijke bestrijdingsactiviteiten staan niet vermeld in het Beleidsplan Calamiteitenzorg zelf, maar in de afzonderlijke bestrijdingsplannen. Redenen daarvoor zijn ondermeer de gedetailleerdheid en de mutatiegevoeligheid van de bestrijdingsplannen. Aan de bestrijdingsplannen ligt een uitgebreide risico-inventarisatie en –analyse ten grondslag, waarvan de analyse op hoofdlijnen in bijlage D van het beleidsplan is opgenomen. In bijlage E is de uitwerking van de risicoanalyse met betrekking tot het uitvallen van het Waterschapshuis ten ti jde van een calamiteit opgenomen.
Beleidsplan Calamiteitenzorg Versie 2.0, 01-09-2011
6
Calamiteitenplan
2
Waterschap Noorderzijlvest
Inleiding
Op basis van artikel 5.29 van de Waterwet dient het waterschap een calamiteitenplan vast te stellen en bekend te maken inzake voorbereiding op en optreden bij gevaar. Het calamiteitenplan dient hierbij in ieder geval te voldoen aan artikel 5.3 van het Waterbesluit. Daarnaast heeft het waterschap ook de eigen behoefte om goed voorbereid te zijn op mogelijke calamiteiten. Opbouw calamiteitenplan
Het calamiteitenplan bestaat uit een geheel van plannen rondom calamiteitenbestrijding van het waterschap. Het calamiteitenplan heeft als doel de medewerkers een kader voor het optreden bij calamiteiten en (ernstige) incidenten te geven. Het Beleidsplan Calamiteitenzorg is het beleidsmatige deel van het calamiteitenplan en is het beleidskader en basisdocument voor de beknoptere en meer actiegerichte supplementen en bestrijdingsplannen, zoals te zien is in figuur 2.1. Figuur 2.1 Samenhang plannen binnen Calamiteitenplan
Calamiteitenplan Waterschap Noorderzijlvest Supplementen
Beleidsplan calamiteitenzorg
Werkwijze calamiteitenorganisatie Personeelsoverzicht
Bestrijdingsplannen Primaire kering Peilbeheer Uitval zuiveringstechnische werken
Netwerkoverzicht Crisiscommunicatieplan Opleidings- en oefenplan
Waterverontreiniging
Het calamiteitenplan biedt structuur aan de eigen calamiteitenorganisatie, zowel tijdens de voorbereiding op calamiteiten (preparatie), als tijdens de daadwerkelijke bestrijding (repressie) en de nazorgfase. Aangezien elke calamiteit haar eigen problemen en dynamiek kent, is het calamiteitenplan geen draaiboek waarin van begin tot eind staat beschreven hoe te handelen. De feitelijke bestrijding is gebaseerd op kennis en ervaring, gezond verstand, samenwerking met het netwerk en de informatie in het calamiteitenplan. Daarom streeft het waterschap naar beknop te, actiegerichte en gebruiksvriendelijke bestrijdingsplannen en supplementen. Calamiteitenzorgsysteem
Binnen Noorderzijlvest geldt calamiteitenzorg als een van de (hoofd)processen en vormt als zodanig een integraal onderdeel binnenhaar bedrijfsvoeringprocessen. Dit wil zeggen dat aandacht voor calamiteiten niet slechts plaats vindt tijdens en vlak na een calamiteit, maar dat het onderwerp continu op de agenda staat. De calamiteitencoördinator is verantwoordelijk voor deze dagelijkse aandacht. Het waterschap zorgt voor regelmatig bijgewerkte plannen, voor opleiden en oefenen van de medewerkers betrokken bij de calamiteitenorganisatie, voor afstemming en samenwerking met het netwerk.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
7
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Uit alle oefeningen, incidenten en calamiteiten komen leerpunten naar voren voor verdere verbetering van de organisatie. Naast nieuwe leerpunten uit evaluaties kunnen ook mutaties optreden door interne wijzigingen. Het doorgeven van interne wijzigingen is deels afhankelijk van de gebruikers van het plan. Het calamiteitenplan is hiermee dus nooit „af‟, maar is een levend document. . Herziening vindt zo vaak als noodzakelijk, maar tenminste één keer per vier jaar plaats. Deze actualisatie is een verantwoordelijkheid van de directie. Afstemming met veiligheidsregio’s Het calamiteitenplan is afgestemd met de diverse plannen van de betrokken veiligheidsregio‟s, zoals de (concept) risiscoprofielen, (concept) beleidsplannen en (concept) regionale crisisplannen. Het calamiteitenplan kan ook voor de externe organisaties in de veiligheidsregio‟s inzicht geven in de wijze waarop waterschap Noorderzijlvest omgaat met calamiteiten Vaststelling
Het Calamiteitenplan is vastgesteld door het Dagelijks Bestuur conform artikel 5.29 van de Waterwet op 19 oktober 2011 en heeft het karakter van een openbaar document.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
8
Calamiteitenplan
3
Waterschap Noorderzijlvest
Het waterschap en calamiteiten
De taken en bevoegdheden van het waterschap tijdens crisis bouwen voort op de taken en bevoegdheden die het waterschap “normaal” heeft. In dit hoofdstuk wordt het kader voor het optreden van het waterschap tijdens calamiteiten geschetst. U vindt hier informatie over de wettelijke kaders voor het calamiteitenplan en de bestuurlijke definitie van een calamiteit. Daarnaast komt u een beknopte uitleg van de dagelijkse taken van het waterschap tegen en daaropvolgend uitleg over de taken en bevoegdheden van het waterschap en van bestuurlijke en operationele partners in de bestrijding. Het hoofdstuk sluit af met een paragraaf over de afstemming tussen deze netwerkpartners tijdens calamiteiten.
3.1
Wettelijk kader voor het Calamiteitenplan
De zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbering van het leefmilieu (Grondwet, artikel 21). Het voorbereiden op en het bestrijden van calamiteiten is een wezenlijk onderdeel van die zorg. Beheerders van waterstaatswerken zijn op grond van artikel 5.29 van de Waterwet verplicht een calamiteitenplan vast te stellen en bekend te maken. Dit calamiteitenplan moet in ieder geval de elementen bevatten vermeld in artikel 5.3 van het Waterbesluit. Het Waterbesluit is de in artikel 5.29 van de Waterwet genoemde algemene maatregel van bestuur. Het calamiteitenplan is afgestemd met de diverse plannen van de verschillende netwerkpartners. Waterschap Noorderzijlvest heeft hierbij te maken met de crisismanagementorganisaties in de Veiligheidsregio‟s Groningen, Drenthe en Fryslân en met de buurwaterschappen Hunze en Aa‟s en wetterskip Fryslân. Afstemming komt vooral tot uiting in de informatieverstrekking, overleg, samenwerking en het zonodig uitvoeren van bevelen en aanwijzingen bij dreiging van een ramp.
3.2
Bestuurlijke definitie van een calamiteit
De wetgever heeft bedoeld dat terughoudend moet worden omgesprongen met de in artikel 5.30 van de Waterwet gegeven bijzondere bevoegdheden van het waterschapsbestuur. De inzet van het „normale instrumentarium‟ moet in de meeste gevallen al voldoende zijn om gevaar of dreigende situaties af te kunnen wenden. Voor een heldere afbakening worden calamiteiten in dit kader gedefinieerd als: “Gebeurtenissen of dreiging van gebeurtenissen met gevolgen voor waterkering, waterkwantiteit en/of waterkwaliteit die er toe noodzaken beslissingen te nemen of acties te ondernemen, waarin het beleid in normale omstandigheden niet voorziet”. In de onderscheiden bestrijdingsplannen worden, voor zover nuttig en mogelijk, grenzen of maatgevende indicatoren beschreven waarbij een volgende fase in de bestrijding ingaat. Wat voor het waterschap een calamiteit is, kan in sommige gevallen op het gebied van Openbare Orde en Veiligheid als een ramp worden aangemerkt. Het is de bevoegdheid van een (coördinerend) burgemeester om een gebeurtenis dit stempel mee te geven. Dit kan de burgemeester doen op grond van de definitie in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio‟s: “een zwaar ongeval of een andere gebeurtenis waarbij het leven en de gezondheid van veel personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken”. In dit geval is de (coördinerend) burgemeester ook opperbevelhebber binnen zijn grondgebied en kan hij het waterschap beleidsmatig bevelen geven. Uiteraard draagt het waterschap daarbij niet
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
9
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
haar wettelijke verantwoordelijkheden over, maar slechts de eindverantwoordelijkheid voor de bestrijding van de gebeurtenissen.
3.3
Dagelijkse taken en beheergebied van het waterschap
Ingevolge artikel 4 van het Reglement voor het waterschap Noorderzijlvest bestaat de taak van het waterschap uit de waterstaatkundige verzorging van haar gebied, voor zover deze taak niet bij andere publiekrechtelijke lichamen berust. Met ingang van 1 januari 2000 beslaat het beheergebied van het waterschap Noorderzijlvest een oppervlakte van circa 144.000 ha en strekt het beheer van het waterschap zich mede uit tot het Groningse en het Friese deel van het Lauwersmeer. Een kaart van het beheersgebied is opgenomen in bijlage A. In het Reglement zijn de taken van het waterschap nader uitgewerkt. Deze omvatten de zorg voor: 1. Primaire waterkeringen, als bedoeld in de Wet op de waterkering, in het taakgebied is aangegeven op de bij het Reglement behorende kaart; 2. Waterhuishouding, voor zover het betreft het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van oppervlaktewater en de met het kwantiteitsbeheer samenhangende regeling van freatische grondwaterstand; 3. Vaarwegen, voor zover deze zorg bij de inwerkingtreding van het Reglement bij voormalige waterschappen Noorderzijlvest en Eemszijlvest (gedeeltelijk) berustte.
dat het de de
De zorg voor het kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater omvat zowel het passief waterkwaliteitsbeheer (verlening van watervergunningen ten behoeve van directe lozingen op oppervlaktewater ingevolge de Waterwet en toezicht en handhaving van directe lozingen op grond van de Waterwet en diverse algemene maatregelen van bestuur), evenals het actief kwaliteitsbeheer, ook wel zuiveringsbeheer genoemd, wat gestalte krijgt in de feitelijke exploitatie van de rioolwaterzuiveringen. Met ingang van 1 januari 2007 is de taak van het waterschap uitgebreid met de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van een deel van de (voorheen provinciale) taken ingevolge de vroegere Grondwaterwet. De uitvoering van dit taakonderdeel, dat niet op het Reglement berust, maar rechtstreeks voortvloeit uit art. 6.4 van de Waterwet, betreft – globaal gezegd – het reguleren en handhaven van de qua omvang en effect kleinere, diepe grondwateronttrekkingen en de onttrekkingen ten behoeve van industriële toepassingen tot een hoeveelheid van maximaal 500.000 m3 op jaarbasis. De bevoegdheden van het waterschap in het kader van het grondwaterbeheer zijn ingevolge de Waterwet beperkt tot de zorg voor de grondwaterhoeveelheden en strekken zich daarom niet (mede) uit tot de zorg voor een goede grondwaterkwaliteit. Dit laatste is – als onderdeel van de uitvoering van de Wet bodembescherming – een provinciale verantwoordelijkheid. Bijgevolg bevat dit plan geen scenario voor de preventie en bestrijding van grondwaterverontreiniging als gevolg van (ernstige) vervuiling van de landbodem.
3.4
Bevoegdheden en taken van de overheid bij calamiteiten
In de situatie dat er sprake is van een ernstig ongeval/calamiteit of ramp hebben burgemeester en het bestuur van het waterschap ieder hun eigen, in wettelijke regelingen neergelegde, taken/verantwoordelijkheden en bevoegdheden. De volgende wettelijke bevoegdheden worden hierna beschreven: bevoegdheden burgemeester; bevoegdheden waterschapsbestuur;
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
10
Calamiteitenplan
-
Waterschap Noorderzijlvest
positie van het waterschap binnen de veiligheidsregio; bevoegdheden bij gemeentegrens overschrijdend rampgebied.
3.4.1 (Normale) Bevoegdheden burgemeester De burgemeester heeft op grond van artikel 4.1 van de Wet veiligheidsregio‟s het gezag bij brand en alle ongevallen voor zover de brandweer daarbij een taak heeft. Andere normale bevoegdheden van de burgemeester inzake de handhaving van de openbare orde en openbare veiligheid zijn te vinden in de artikelen 172 en 174 van de Gemeentewet. Aangezien het normale bevoegdheden betreft, mogen deze bevelen niet afwijken van wettelijke regelingen dus ook niet van een Keur of een Algemene Politie Verordening (APV). Een burgemeester kan op grond van deze artikelen geen bevelen geven aan een waterschapsbestuur. Daarnaast bevat de Gemeentewet ook buitengewone bevoegdheden van de burgemeester: de bevoegdheid om alle bevelen te geven en algemeen verbindende voorschriften uit te vaardigen die hij/zij noodzakelijk acht, waarbij hij/zij mag afwijken van wettelijke voorschriften met uitzond ering van de Grondwet (artikelen 175 en 176).
3.4.2 Bevoegdheden en verplichtingen waterschapsbestuur De taken en bevoegdheden van het waterschap Noorderzijlvest beogen de bescherming van specifieke waterstaatkundige belangen te verzekeren en kunnen daarmee van betekenis zijn voor de algemene veiligheid van de ingezetenen. Deze zorgplicht brengt met zich mee dat in de „normale‟ situatie het bestuur, in het belang van die veiligheid, de nodige maatregelen treft en afstemt met de gemeenten in het beheergebied. Bij dreigend en dringend gevaar kent de wetgever bijzondere bevoegdheden toe aan het dagelijks bestuur (artikel 5.30 van de Waterwet). In voorkomende gevallen kan de dijkgraaf deze bevoegdheden uitoefenen (artikel 96 van de Waterschapswet). De relevante wetgeving voor (bevoegdheden van) waterschappen en andere betrokken instanties ten aanzien van de bestrijding van (waterstaatkundige) calamiteiten en ongevallen is beschreven in een aantal wetsartikelen: de Waterschapswet (artikel 96); de Waterwet (de artikelen 5.15 t/m 5.31); de Onteigeningswet (artikel 73); de Wrakkenwet (de artikelen 1 t/m 11); de Wet bodembescherming (artikel 30); de Wet veiligheidsregio‟s (de artikelen 12, 15, 16, 39 en 48). Voor een meer uitgebreide beschrijving van het wettelijk instrumentarium wordt verwezen naar Bijlage B Wettelijke regelingen en juridische aspecten, dat bij dit calamiteitenplan is gevoegd.
3.4.3 Taken vóór en tijdens calamiteiten Het handelen van het waterschap Noorderzijlvest is terug te voeren op drie hoofdtaken, te weten: informeren, prepareren en optreden. Informeren
De verzorging van informatievoorziening aan mede-overheden, instanties en particulieren die daarvoor in aanmerking komen, komt tot stand door: Overleg over het ontwerp van het beleidsplan calamiteitenzorg met in ieder geval de besturen van betrokken veiligheidsregio‟s (Waterwet, artikel 5.29), maar ook Gedeputeerde Staten van de betrokken provincies, overige waterbeheerders, regionale brandweer, en de colleges van burgemeester en wethouders van geheel of gedeeltelijk binnen het beheergebied van Noorderzijlvest gelegen gemeenten; Afstemming van het beleidsplan calamiteitenzorg en de diverse bestrijdingsplannen op in ieder geval het crisisplan van de veiligheidsregio‟s (Waterwet, artikel 5.29), maar ook het
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
11
Calamiteitenplan
-
-
Waterschap Noorderzijlvest
beleidsplan van de veiligheidsregio‟s, en calamiteitenplannen van andere waterbeheerders wanneer bij gevaar sprake is of zou kunnen zijn van waterstaatkundige samenhang tussen de onderscheiden waterstaatswerken (Waterstaatswet 1900, artikel 69, leden 2 en 3); Informeren van alle betrokkenen over de risico‟s en relevante veiligheidstechnische gegevens, zodat zij hun taken in het kader van de voorbereiding van de bestrijding van calamiteiten en rampen naar behoren kunnen uitvoeren (Wet veiligheidsregio‟s); Informeren en alarmeren van de betrokken mede-overheden en instanties over de aard, omvang en prognose indien een calamiteit zich voordoet; Deelname als beleidsadviseur aan de betreffende gemeentelijke en provinciale rampenstaven; Informeren van pers en media over aard, omvang en prognose van de calamiteit, conform het Crisiscommunicatieplan.
Prepareren
Preparatie van de organisatie komt tot stand door het maken van plannen en het verzamelen en verbreiden van kennis over relevante risico’s. Naast kwaliteitszorg voor de eigen organisatie is ook bekendheid met de afstemming op de operationele plannen van derden van belang. De voorbereiding wordt tot stand gebracht door: Het houden van oefeningen in doeltreffend optreden bij gevaar (Waterwet, artikel 5.29); Het actueel houden van plannen; Het in stand houden van een calamiteitenzorgsysteem, waaruit blijkt op welke wijze de kwaliteit van de calamiteitenorganisatie wordt gewaarborgd (Waterbesluit, artikel 5.3); Het vaststellen en uitvoeren van een opleidingsplan voor de deelnemers aan de calamiteitenorganisatie (Waterwet, artikel 5.29); Het onderhouden van noodvoorzieningen; Het aanhouden van strategische voorraden en aanschaf van specifiek materieel. Optreden
Wanneer tegen calamiteiten moet worden opgetreden kan het dagelijks bestuur van Noorderzijlvest, respectievelijk de dijkgraaf, zich bedienen van een aantal noodbevoegdheden: In zijn algemeenheid, het nemen van maatregelen die nodig worden geoordeeld, zonodig in afwijking van wettelijke voorschriften, zolang de gevaarsituatie dat nodig maakt (Waterwet, artikel 5.30, Waterschapswet artikel 96); In geval van watersnood, dringend of dreigend gevaar voor dijkdoorbraak of overstroming, het ogenblikkelijk in bezit nemen van onroerende zaken of rechten ten behoeve van winning van bodemmaterialen voor de aanleg, het herstel, of de versterking van waterkeringen (Onteigeningswet, artikel 73); Voor het onverwijld verwijderen van vaartuigen, overblijfselen van vaartuigen en alle andere voorwerpen in openbare wateren gestrand, gezonken of aan de grond geraakt of vastgeraakt op of in waterkeringen of andere waterstaatswerken (Wrakkenwet, artikel 3); Voor het ter bescherming van de waterbodem, kust of oever van oppervlaktewateren, onverwijld nemen van maatregelen voor het wegnemen van de oorzaak van de verontreiniging of aantasting ervan; Voor het bestrijden en voorkomen van verontreiniging van oppervlaktewater, waarbij het optreden van het waterschapsbestuur wordt afgeleid van de reglementair opgedragen handhavingstaak.
3.4.4 Positie van het waterschap binnen de veiligheidsregio Met ingang van 1 oktober 2010 is de Wet rampen en zware ongevallen ingetrokken. Per die datum is de Wet veiligheidsregio‟s in werking getreden. Deze wet bepaalt dat het Nederlandse grondgebied is verdeeld in veiligheidsregio‟s. Dit zijn openbare lichamen waarvoor de colleges van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten een gemeenschappelijke regeling hebben getroffen. Ons waterschap heeft met drie veiligheidsregio‟s te maken. Met deze samenwerkingspartners worden veel voorbereidingen op rampen en calamiteiten uitgewerkt en/of afgestemd.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
12
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Veiligheidsregio‟s hebben de volgende taken: het inventariseren van risico‟s van branden, rampen en crises; het adviseren van het bevoegd gezag over risico‟s van branden, rampen en crises; het adviseren van het college van burgemeester en wethouders over de brandweerzorg; het voorbereiden op de bestrijding van branden en het organiseren van rampenbestrijding en crisisbeheersing; het instellen en in stand houden van de brandweer; het instellen en in stand houden van een GHOR (Geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio); het voorzien in de meldkamerfunctie; het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel; het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening binnen de diensten van de veiligheidsregio en tussen deze diensten en andere organisaties die betrokken zijn bij de taken van de veiligheidsregio. Het algemeen bestuur van de veiligheidsregio bestaat uit de burgemeesters van de deelnemend e gemeenten. De voorzitter van het bestuur is de burgemeester die ingevolge de Politiewet is benoemd als korpsbeheerder. De voorzitter van het waterschap wordt, net als de officier van Justitie, uitgenodigd deel te nemen aan de vergaderingen van het bestuur van de veiligheidsregio. Hij heeft geen stem bij de besluitvorming, maar adviseert het bestuur van de veiligheidsregio. Ook de commissaris van de koningin (of een vertegenwoordiger van de commissaris van de koningin) kan bij de vergaderingen van het bestuur van de veiligheidsregio aanwezig zijn. De commissaris van de koningin (CdK) heeft conform de Wet veiligheidsregio de volgende bijzondere taken en bevoegdheden tijdens de voorbereiding op rampen en crises: -
-
De CdK wordt uitgenodigd om deel te nemen aan de vergaderingen van het bestuur van de veiligheidsregio. De Inspectie openbare orde en veiligheid (IOOV) betrekt de CdK bij opstelling van haar werkplan. De IOOV rapporteert aan de CdK en aan de minister van BZK. Als de taakuitvoering van de veiligheidsregio volgens de inspectie tekort schiet, kan de CdK een aanwijzing aan de veiligheidsregio geven. De CdK geeft aanwijzingen als rijksorgaan, volgens de regels in de ambtsinstructie. De CdK ziet toe op de uitvoering van maatregelen door de veiligheidsregio.
3.4.5 Verhoudingen bevoegdheden burgemeester en waterschapsbestuur In de situatie dat er sprake is van een ramp of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, bepaalt artikel 5 van de Wet veiligheidsregio‟s dat de burgemeester het opperbevel heeft. Dit strekt zich ook uit tot waterschapsbesturen. Deze bevelsbevoegdheid doorbreekt de normale staatsrechtelijke verhoudingen, immers in gewone omstandigheden zijn gemeenten en waterschappen nevengeschikt. Het bestuur van het waterschap behoudt bij het in werking treden van artikel 5 uiteraard de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de waterstaatstaken. Alleen in uiterste noodzaak zal de burgemeester het optreden van andere overheidsorganen en diensten, inclusief een waterschapsbestuur, dwingend beïnvloeden. Het is niet de bedoeling van de wetgever dat de burgemeester de taken en bevoegdheden van het bestuur van het waterschap tot zich trekt. Ingeval van onenigheid heeft de burgemeester de doorslaggevende stem. Hij/zij kan het bestuur van het waterschap een bevel geven. Het bestuur dient zich daaraan te houden bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden. Het bestuur van het waterschap en burgemeester zullen zich naar verwachting op verschillende aandachtsgebieden concentreren. Het bestuur van het waterschap richt zich primair op bijvoorbeeld het voorkomen en herstellen van dijkdoorbraak, terwijl de burgemeester zijn handen vol zal hebben aan het redden en zo nodig evacueren van mensen en levende have, aan de medische hulpverlening etc. Het is dus minder een kwestie van of/of dan wel van en/en, wanneer het gaat over de verhouding van de bevoegdheden van burgemeester en bestuur van het waterschap.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
13
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Tijdens een ramp of crisis roept de voorzitter van de veiligheidsregio een regionaal beleidsteam (RBT) bijeen dat bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten die betrokken zijn of dreigen te worden bij de ramp of crisis, evenals de hoofdofficier van justitie. Verder wordt de voorzitter van elk direct betrokken waterschap uitgenodigd deel uit maken van het RBT (Wet veiligheidsregio‟s, artikel 39.2). De voorzitter van de veiligheidsregio wijst vervolgens een regionaal operationeel leider (OL) aan die leiding geeft aan een regionaal operationeel team (ROT). Het waterschap wordt ook uitgenodigd in het ROT indien het een waterstaatkundige crisis of ramp betreft. In de veiligheidsregio Groningen maakt het waterschap standaard deel uit van het ROT. De OL neemt deel aan de vergaderingen van het RBT. De voorzitter van de veiligheidsregio nodigt voorts functionarissen uit deel te nemen aan de vergaderingen, indien hun aanwezigheid van belang is. De Commissaris van de Koningin (CdK) wordt uitgenodigd. De voorzitter van de veiligheidsregio geeft de OL de bevelen die hij/zij nodig acht voor de uitvoering van de door hem/haar genomen besluiten. Hij is onderdeel van het RBT. Tijdens de rampen en crises (repressie), bovenlokaal maar binnen de regio, ziet de C dK niet alleen toe op de samenwerking in het RBT, hij kan het RBT ook aanwijzingen geven. Wanneer aan het bevoegde orgaan van het waterschap een aanwijzing wordt gegeven, is men verplicht rekening te houden met deze aanwijzing bij zijn optreden op grond van aan hem bij of krachtens de wet toegekende bevoegdheden en dus ook bij de instructies aan de voor de rampenbestrijding onder zijn gezag staande personen. Tijdens de bovenregionale rampen en crises heeft de voorzitter van de RBT een informatieplicht aan de CdK en de minister van BZK. Bovendien kan de CdK aan de voorzitter van de veiligheidsregio aanwijzingen geven. Na afloop van de crisis brengen de voorzitter en de burgemeesters in het RBT verslag uit aan de gemeenteraden over het verloop van de ramp en de genomen besluiten. Verder brengt de gemeenteraad zijn standpunt over de genomen maatregelen via de CdK uit aan de minister van BZK. De CdK geeft dit standpunt door aan de minister van BZK en voegt daaraan zijn/haar eigen oordeel toe.
3.5
Afstemming tussen de ketens
Afstemming tussen de algemene en functionele keten vindt vooral plaats tijdens de preparatie - en nazorgfase en tijdens de repressiefase.
3.5.1 Afstemming van plannen Afstemming van de plannen van het waterschap op die van de veiligheidsregio en andere beheerders wordt gedaan om coördinatie mogelijk te maken. Samenwerking en kennis van elkaars handelen zijn cruciaal. De afstemming wordt bereikt door uitwisseling van bereikbaarheidsgegevens, vastlegging van de rol van het waterschap in de rampenbestrijding, uitwisseling van bestrijdingsplannen en kennis van eventueel inzetbaar materieel. Deze zaken worden onder meer bewaakt door middel van afstemming in de veiligheidsregio‟s. De Wet veiligheidsregio‟s stelt eveneens randvoorwaarden aan de veiligheidsregio om de waterbeheerders in de veiligheidsregio te betrekken. Zorgnorm
Het bestuur van het waterschap stelt vast hoe en in welke mate de eigen organisatie voorbereid moet zijn op calamiteiten en eventueel rampen die zich binnen zijn taken en beheersgebied kunnen voordoen. Daarvoor is inzicht nodig in de omvang en effecten van die calamiteiten en rampen. Om ook andere overheden en instanties gelegenheid tot voorbereiding te geven, wordt kennis daarvan met hen gedeeld. Die kennis kan dan tevens worden benut voor risico-inventarisatie binnen de algemene keten.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
14
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
3.5.2 Afstemming tijdens calamiteiten Het waterschap maakt deel uit van een drietal veiligheidsregio‟s en evenzoveel provincies. Daarnaast valt in het beheersgebied van het waterschap ook een groot aantal gemeenten. Aangezien allen belangrijke partners in de bestrijding van calamiteiten zijn, staat hieronder beknopt aangegeven hoe de afstemming tijdens calamiteiten kan verlopen. Hierin is onderscheid gemaakt tussen bestuurlijke en operationele afstemming. Belangrijk aandachtspunt voor het waterschap tijdens calamiteiten is de bemensing van de eigen calamiteitenorganisatie en het afvaardigen van deskundige liaisons naar de netwerkpartners. Bestuurlijke afstemming
Deelname aan een gemeentelijke rampenstaf: Kennis is een belangrijk element in de calamiteiten- en rampenbestrijding. Ten behoeve van de bestrijding van een waterstaatkundige ramp kan de burgemeester daarom de dijkgraaf of diens vervanger uitnodigen om zitting te nemen in zijn rampenstaf (Gemeentelijk Beleidsteam, GBT). Coördinatie bij overschrijding van gemeentegrenzen: Bij een ramp die gemeentegrenzen overschrijdt, roept de voorzitter van de veiligheidsregio een regionaal beleidsteam (RBT) bijeen dat bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten die betrokken zijn of dreigen te worden bij de ramp of crisis, evenals de hoofdofficier van justitie. Ook wordt de voorzitter van elk direct betrokken waterschap uitgenodigd deel uit maken van het RBT. De Commissaris van de Koningin wordt eveneens uitgenodigd. De CdK kan aanwijzingen geven aan de voorzitter van de veiligheidsregio. In Groningen is het waterschap standaard bestuurlijk vertegenwoordigd in het RBT. In de overige regio‟s zal het waterschap vooral bestuurlijk vertegenwoordigd zijn in het geval van waterstaatkundige calamiteiten. Operationele afstemming
De hulpverleningsdiensten zijn professionele bestrijdingsorganisaties die vaak als eerste ter plaatse zijn bij calamiteiten en ongevallen. Samenwerking met deze organisaties is voor het waterschap van groot belang omdat zij een belangrijke bron van informatie zijn en omdat hun handelen van grote invloed kan zijn op waterstaatsaspecten. Deelname aan een motorkapoverleg of CoPI: Bij een calamiteit wordt ter plaatse een motorkapoverleg (MKO) gehouden bij relatief kleine problemen en wordt bij grotere problemen (vanaf GRIP 1, zie hoofdstuk 5.4) een zogenaamd Commando Plaats Incident (CoPI) ingericht. Het CoPI-overleg wordt gehouden in de zogenaamde haakarmbak, een container met allerlei commandovoorzieningen. Zowel aan het motorkapoverleg als het CoPI-overleg kan een (piket)functionaris van het waterschap deelnemen. Het CoPI staat onder leiding van de Leider CoPI. Deelname aan een ROT Indien bij de bestrijding van een calamiteit (, naast een CoPI, ook) ten behoeve van tactische afstemming ook een Regionaal Operationeel Team (ROT) wordt ingericht, kan het waterschap vertegenwoordiging in het ROT leveren vanuit het Waterschaps Operationeel Team (WOT).
3.5.3 Relatie functionele en algemene keten De relaties tussen de functionele kolom en de algemene keten zijn in figuur 3.1 in beeld gebracht.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
15
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Functionele kolom
Algemene keten
Minister van IenM / Rijksoverheid
Minister van BZK / Rijksoverheid
Gedeputeerde Staten / Provincie Commissaris van de Koningin / Provincie
Commissaris van de Koningin / Provincie
Dijkgraaf / Waterschap Dagelijks Bestuur waterschappen
Burgemeester Voorzitter van de veiligheidsregio
Toelichting: : aanwijzing : bevel Figuur 3.1 Relatie functionele kolom en de algemene keten
Zoals uit het voorgaande naar voren komt is in geval van waterstaatscalamiteiten in veel gevallen zowel de functionele waterstaatskolom als de algemene kolom betrokken. In het bovenstaande schema is weergegeven welke relaties er tussen deze netwerkpartijen zijn en op welke wijze wederzijdse beïnvloeding kan plaatsvinden. De in de “functionele kolom” genoemde aanwijzingen zijn geregeld in de artikelen 5.31, 3.12 en 3.13 van de Waterwet. Conform de Wet veiligheidsregio kan de voorzitter van de veiligheidsregio een aanwijzing geven aan het RBT. In de Wet veiligheidsregio wordt verder aangegeven dat de CdK zowel in de preparatie - als tijdens de repressiefase een aanwijzing kan geven aan de voorzitter van de veiligheidsregio. De minister van BZK kan in buitengewone omstandigheden aanwijzingen geven aan de voorzitter van de veiligheidsregio.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
16
Calamiteitenplan
4
Waterschap Noorderzijlvest
De calamiteitenorganisatie
Het geheel van de bij de bestrijding betrokken medewerkers wordt de calamiteitenorganisatie genoemd. De calamiteitenorganisatie is onder normale omstandigheden een “lege organisatie”, met een beperkte vaste bezetting, de werkgroep calamiteitenzorg, die de voorbereiding op calamiteiten coördineert. Dit plan legt de hoofdstructuur van de calamiteitenorganisatie vast. Op het moment dat sprake is van een incident of een calamiteit, wordt deze organisatie volgens het opschalingprincipe ingevuld met daartoe aangewezen deskundige functionarissen. De organisatie kan naar behoefte en afhankelijk van de calamiteit groeien of kleiner worden. Een effectieve bestrijding van een calamiteit door het waterschap vergt: 1. Een transparante structuur van de calamiteitenorganisatie en een heldere taakafba kening tussen de samenstellende onderdelen; 2. Een optimale samenwerking en coördinatie tussen de samenstellende onderdelen van de calamiteitenorganisatie; 3. Een optimale samenwerking en coördinatie tussen de calamiteitenorganisatie van het waterschap en de externe organisaties, die bij de bestrijding van de calamiteit betrokken zijn; 4. Een optimale informatievoorziening ten behoeve van eenieder die door de calamiteit getroffen is, en/of de effecten van de bestrijding ondervindt. Hoewel deze punten over het algemeen voor zich spreken, vergen zij zowel van het waterschap als van de externe instanties een gedegen voorbereiding. De voorbereiding is daarbij gericht op zowel de interne gang van zaken binnen elke organisatie, als op de afstemming tussen de externe instanties binnen de veiligheidsregio‟s (zoals, gemeenten, regionale brandweren en buurwaterschappen). Punt 4 is van groot belang omdat niemand in onzekerheid mag verkeren over de vraag of en hoe het waterschap de bestrijding van de calamiteit ter hand heeft genomen en wat het effect daarvan is, zie hiervoor ook het Supplement Crisiscommunicatieplan. Dit hoofdstuk bevat een beschrijving op hoofdlijnen. In het Supplement Werkwijze wordt dieper ingegaan op de taken en verantwoordelijkheden van de diverse onderdelen en medewerkers.
4.1
Uitgangspunten voor crisismanagement
Een slagvaardige organisatie kan elke crisis het hoofd bieden. Deze slagvaardigheid wordt bereikt door zowel tijdens de voorbereiding op een calamiteit als tijdens de bestrijding van een calamiteit rekening te houden met een aantal uitgangspunten voor crisismanagement. Deze uitgangspunten vormen de basis van het crisismanagement bij waterschap Noorderzijlvest en zijn onder andere gebaseerd op de ervaringen van het waterschap met calamiteiten in het verleden. Flexibiliteit boven starheid
Om efficiënt en slagvaardig op iedere calamiteit in te kunnen spelen, is een flexibele organisatie een vereiste. Een heldere coördinatiestructuur, waarin iedereen binnen de organisatie haar eigen taak en werkwijze kent, verbetert de mogelijkheid tot en de snelheid van het inpassen van de benodigde flexibiliteit binnen de organisatie. Voortbouwen op de dagelijkse organisatie
Tijdens een calamiteit gaat het optreden zo veel mogelijk uit van de normale, dagelijkse organisatie en werkwijze. Dit betekent dat de taken die de leden van de calamiteitenorganisatie uitvoeren in het verlengde liggen van hun dagelijkse werkzaamheden, met gebruikmaking van contactpersonen in de dagelijkse netwerken. Voor de personele invulling van de calamiteitenorganisatie betekent dit dat medewerkers zoveel mogelijk worden ingezet op plekken waar ze van hun specifieke expertise gebruik kunnen maken.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
17
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Verantwoordelijkheid bij de procesmanagers
Logisch gevolg van bovenstaand uitgangspunt is dat de personele invulling van de onderdelen, in goed onderling overleg, een verantwoordelijkheid is van de betrokken procesmanagers. Voor zover nodig en mogelijk, maken de procesmanagers afspraken over onderlinge bijstand en vervanging. Scheiden van beleid en uitvoering Elk onderdeel van de calamiteitenorganisatie heeft een eigen taak. Wanneer een onderdeel zich niet met de eigen taak bezig houdt, zullen bepaalde activiteiten niet en andere wellicht dubbel worden uitgevoerd, met alle (coördinatie)problemen tot gevolg. In aansluiting op de crisisorganisatie bij diverse netwerkpartners is een driedeling op basis van de aard van de activiteiten toegepast. Het Waterschap Beleidsteam (WBT) houdt zich bezig met de strategie (beleidsvorming, bestuurlijke afstemming, lange termijn gevolgen, etc.). Het Waterschap Operationeel Team (WOT) houdt zich bezig met tactiek (operationele coördinatie, aanpak op hoofdlijnen, afstemming met coördinatiecentra van andere instanties, etc.). Een Waterschap Actieteam (WAT) houdt zich bezig met de coördinatie van de daadwerkelijke bestrijdingsmiddelen en tenslotte zijn de diverse veldmedewerkers actief met het daadwerkelijk bestrijden van de calamiteit. De afbakening tussen deze onderdelen van de calamiteitenorganisatie is essentieel. Vooral om te borgen dat besluitvorming op de juiste niveaus plaatsvindt en niet herhaald wordt op de verschillende niveaus. Communicatie
Naast de inhoudelijke bestrijding, zijn de communicatie met andere organisaties en het beeld dat de buitenwereld heeft van het optreden van het waterschap van groot belang. De bestrijding kan nog zo effectief en efficiënt zijn, maar wanneer ”buiten” een ander beeld bestaat, loopt het imago van de organisatie schade op en is het zelfs mogelijk dat wordt aangedrongen op onjuiste en/of ineffectieve maatregelen. Goede communicatie en voorlichting zijn daarom essentieel. De wijze waarop voorlichting wordt vormgegeven verschilt per team. Procesbewaking en ondersteuning
Tijdens de bestrijding van een calamiteit biedt de organisatiestructuur en werkwijze aan alle betrokken medewerkers houvast. Door de grote druk die gepaard gaat met calamiteiten kan het overzicht over de structuur en de werkwijze verloren gaan. Het houden van overzicht, niet gericht op de specifieke maatregelen, maar op het algemene functioneren van de crisisorganisatie is zeer belangrijk. Deze procesbewaking is een aandachtspunt voor iedereen, maar een specifieke taak van de calamiteitencoördinator van waterschap Noorderzijlvest tijdens calamiteiten. De calamiteitencoördinator neemt afstand van de inhoudelijke discussie, volgt het verloop van het proces en geeft zonodig sturing aan het proces. Besluitvorming moet binnen de beschikbare tijd plaatsvinden. Het forceren van een besluit valt onder procesbewaking. Samen met het netwerk
Bij de bestrijding van een calamiteit zijn diverse organisaties betrokken. Elke organisatie heeft zijn eigen taken en verantwoordelijkheden op basis waarvan tijdens een calamiteit wordt opgetreden. Het samenspel van al deze organisaties is van groot belang voor een efficiënte bestrijding van een calamiteit. Een voorwaarde voor samenwerking is kennis van de andere organisaties. Door op de hoogte te zijn van de werkwijze van elkaars (crisis)organisaties, ontstaat meer inzicht in de manier waarop de organisaties kunnen samenwerken Het waterschap geeft invulling aan netwerkmanagement door in de preparatiefase met de verschillende netwerkpartners af te stemmen en daar waar mogelijk samen te oefenen. Het doel is om contacten op te bouwen, elkaars werkwijze te leren kennen en de samenwerking tijdens calamiteiten te beoefenen.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
18
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Informatiemanagement
Informatiemanagement omvat de totale omgang met informatie. Tijdens calamiteiten is de beschikbaarheid van informatie essentieel voor de bestrijding. In de praktijk blijkt het vaak lastig om de benodigde informatie bij elkaar te krijgen. Daarnaast is het van belang dat de juiste informatie op de juiste plek aanwezig is. Dit vereist dat alle medewerkers zich bewust zijn van hun eigen informatiebehoefte, maar ook van de informatiebehoefte bij andere medewerkers en externe instanties. Netcentrisch werken Snel en gelijktijdig hetzelfde, actuele totaalbeeld van de crisissituatie bij alle betrokkenen op het netvlies. Dat is het doel van Netcentrisch Werken. In de veiligheidsregio‟s wordt deze werkwijze toegepast tijdens de bestrijding van calamiteiten. Deze multidisciplinaire werkwijze wordt ondersteund door het Landelijk Crisis Management Systeem (LCMS). Via dit systeem kunnen de samenwerkende partners binnen de crisisorganisatie snel en eenvoudig informatie met elkaar delen. Binnen de algehele waterkolom (maar ook specifiek binnen Noorderzijlvest) wordt ook gewerkt aan een dergelijke netcentrische werkwijze.
4.2
Opbouw van de calamiteitenorganisatie
In figuur 4.1 is de meest uitgebreide bezetting van de calamiteitenorganisatie weergegeven. Hierbij wordt onderscheiden het Waterschap Beleidsteam (WBT), Waterschap Operationeel Team (WOT) en Waterschap Actieteam (WAT). De aard, omvang, complexiteit en intensiteit van de calamiteit zijn bepalend voor de inzet van de calamiteitenorganisatie. In de praktijk betekent dit dat bij calamiteiten continu aandacht nodig is voor de vraag of de actuele omstandigheden vragen om een meer of minder uitgebreide calamiteitenorganisatie. Hierbij staat de functionaliteit van de organisatie voorop (kunnen de taken worden uitgevoerd?) en dient rekening te worden gehouden met de (on)mogelijkheden van de betrokken medewerkers. Hierbij zijn de duur van diensten en de duur van de totale bestrijding van belang.
Waterschap Beleidsteam Ondersteunende secties:
Waterschap
Peilbeheer
Operationeel Team
Communicatie Waterkwaliteit Afvalwatersystemen
WAT
WAT
WAT Bokum
WAT Emma
WAT DDD
(Kwantiteit)
(Kwaliteit)
(dijkbewaking)
(dijkbewaking)
(dijkbewaking)
Verbindingen Facilitair ICT
Veldeenheden
DDD: De Drie Delfzijlen Figuur 4.1 Calamiteitenorganisatie waterschap Noorderzijlvest
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
19
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
4.2.1 Waterschaps Beleidsteam (WBT) De beleidsbepaling en bestuurlijke afstemming kunnen een essentieel onderdeel z ijn van het optreden van de calamiteitenorganisatie. De dijkgraaf is daarvoor formeel eindverantwoordelijk en vertegenwoordigt het waterschap in en buiten rechte. Het WBT bepaalt de strategie van het waterschap bij het optreden bij calamiteiten. Het WBT houdt zich niet bezig met de coördinatie of daadwerkelijke uitvoering van de bestrijdingsmaatregelen. Samengevat heeft het WBT de volgende taken: -
Nemen van beslissingen voor gevallen waarin afgeweken wordt van vastgesteld beleid, waarin beleid niet voorziet of die in het bestrijdingsplan zijn voorbehouden aan het WBT; Besluiten tot gebruik bijzondere bevoegdheden (intern) of voorstellen tot gebruik hiervan (extern); Informeren van het bestuurlijk netwerk (intern en extern); Afstemmen van besluiten met de algemene keten; Voorstellen doen aan de algemene keten tot bestuurlijke coördinatie; Voorstellen doen tot het toepassen van noodbevoegdheden hetzij intern (waterstaatskundig) hetzij extern; Bewaken van het imago; Crisiscommunicatie en voorlichting aan publiek en pers; Zo nodig zorgen voor een liaison in de crisisstaf van de burgemeester; Zorgen voor een vertegenwoordiger in het Regionaal Beleidsteam; Aanvragen van personele en materiële bijstand van elders; Bijhouden van een logboek en registratie van besluiten; Onderhouden van contacten met het DB/AB.
Het WBT wordt door het WOT met regelmaat geïnformeerd over de stand van zaken. Voor een juiste bestrijdingsstrategie wordt op beleidsniveau ook afgestemd met externe organisaties (netwerkpartners). Het WBT voert daartoe overleg met vergelijkbare teams bij betrokken externe organisaties, bijvoorbeeld met het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) of Regionaal Beleidsteam (RBT). Het WBT komt zo vaak bij elkaar als de situatie voorschrijft. In de meeste gevallen ligt de overlegfrequentie van een WBT lager dan die van een WOT. In ieder geval stemt het WBT de vergaderfrequentie af op het WOT en het eventueel actieve GBT of RBT. Bevoegdheden en verplichtingen
De voorzitter van het beleidsteam heeft alle bevoegdheden zoals die in de wet aan de het dagelijks bestuur en/of de dijkgraaf zijn toegewezen. Hij moet zich tevens aan de bijbehorende verplichtingen van informeren en evalueren houden.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
20
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Het WBT kan in maximale bezetting bestaan uit: Rol
Functionaris
Taken
Voorzitter WBT
Dijkgraaf
Leidt WBT; Eindverantwoordelijk voor optreden van gehele calamiteitenorganisatie; Overleg met bestuurlijk netwerk; Woordvoering naar pers/media.
Algemeen lid WBT
Secretarisdirecteur
Beleidsmatig adviseren dijkgraaf.
Leden Dagelijks Bestuur
Portefeuillehouders
Bestuurlijke inbreng vanuit eigen portefeuille.
Logboekschrijver/adm. ondersteuner
Medewerkers bestuurssecretariaat
Verslaglegging in de vorm van besluitenlijst; Bijhouden logboek.
Adviseur Communicatie
Communicatieadviseur
Operationeel Leider
procesmanger (PCM) calamiteitenzorg / Directeur
Adviseren over communicatiestrategie en woordvoering; Verzorgen pers- en publiekscommuniqués; Aansturen sectie communicatie. Link met WOT; Verzorgen overzicht bestrijdingsmaatregelen in WBT; Toelichten adviezen en besluitvragen vanuit WOT.
Procesbewaker**
Calamiteitencoördinator
Procesbewaking; Netwerkanalyse.
Juridisch adviseur**
Juridisch adviseur
Adviseren over mogelijke juridische consequenties; Toezien op juridisch sluitende besluitvorming.
Ad hoc adviseurs**
*
De dijkgraaf bepaalt in hoeverre andere personen (tijdelijk) zitting hebben in het WBT. Dit kunnen zowel interne als externe functionarissen zijn
Afhankelijk van aard crisis kunnen adviseurs met specifieke expertise worden uitgenodigd in het WBT.
Deze medewerkers worden uitgenodigd als de situatie zodanig is dat hun specifieke expertise nodig is in het WBT.
Tabel 4.1 De invulling van het WBT in maximale bezetting
4.2.2 Waterschaps Operationeel Team (WOT) Het Waterschaps Operationeel Team is de spil in de calamiteitenorganisatie. Het WOT bepaalt de tactiek van de bestrijding. De taken van het WOT zijn als volgt samen te vatten: Zorg dragen voor overzicht over en analyse van de calamiteit; Nemen van besluiten, binnen het vastgestelde beleid, bij dilemma‟s op tactisch gebied; Informeren en adviseren van het WBT, zodat dit team besluiten kan nemen; Coördineren van en operationeel leiding geven aan de interne calamiteitenorganisatie; Vertalen van de strategie van het WBT naar tactiek voor de actieteams; Opstellen van een voorlichtingstrategie; Terugkoppelen van besluiten naar de actieteams; Zo nodig afvaardigen vertegenwoordiger naar ROT; Afstemmen met en adviseren van actieve operationele teams binnen de algemene keten; Opstellen van situatierapporten voor WBT, WAT‟s en externe netwerkpartners; Bijhouden van een logboek en registratie van besluiten.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
21
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Het WOT kan in maximale bezetting bestaan uit: Rol
Functionaris
Operationeel Leider (voorzitter)
PCM Calamiteitenzorg Directeur
Taken /
Leiden WOT; Link met WBT; Overleg met netwerk op operationeel niveau; Aansturing operationele bestrijding; Behouden totaaloverzicht; Controleren en accorderen sitraps; Verantwoording afleggen inzake Veiligheid, Gezondheid, Welzijn en Milieuaspecten (VGWM).
Adviseur Communicatie
Communicatieadviseur
Adviseren over communicatie; Signaleren kansen en knelpunten op gebied van communicatie; Opstellen kernboodschap; Verzorgen pers- en publiekscommuniqués; Aansturen sectie communicatie.
Procesmanager
Procesmanager
Adviseren over mogelijke maatregelen, inclusief VGWM-aspecten; Zorgdragen voor mondelinge terugkoppeling aan WAT; Aansturing sectie; Link met WAT.
Procesbewaker
Calamiteitencoördinator
Procesbewaking; Netwerkanalyse.
logboekschrijver/adm. ondersteuner Ad hoc adviseurs**
*
directieassistent De Operationeel Leider bepaalt in hoeverre andere personen (tijdelijk) zitting hebben in het WOT. Dit kunnen zowel interne als externe functionarissen zijn
Verslaglegging en sitraps; Bijhouden logboek. Afhankelijk van aard crisis kan kunnen adviseurs met specifieke expertise worden uitgenodigd in het WOT.
Deze medewerkers worden uitgenodigd als de situatie zodanig is dat hun specifieke expertise nodig is in het WOT.
Tabel 4.2 De invulling van het WOT in maximale bezetting Operationeel Leider
De Operationeel Leider is voorzitter in het WOT. Hij ziet erop toe dat de taken van het WOT worden uitgevoerd. Daarnaast vervult hij ook zijn rol in het beleidsteam. Daar waar strategische beslissingen moeten worden genomen (met grote gevolgen voor het waterschap), legt de Operationeel Leider de situatie voor aan het WBT en geeft daarbij een advies van het WOT. De OL bepaalt in overleg met onder meer de calamiteitencoördinator in hoeverre anderen zitting hebben in het WOT. Verplichtingen Operationeel Leider
De Operationeel Leider dient te zorgen voor verslaglegging en registratie van alle activiteiten, besluiten en contacten zodanig dat na afloop van een ernstig incident of calamiteit altijd een volledige evaluatie mogelijk is. Bevoegdheden Operationeel Leider
De Operationeel Leider moet kunnen beschikken over alle middelen van het waterschap (inclusief al het personeel). Daarnaast kan de OL alle bijstandsverzoeken (laten) doen aan hulpverleningsdiensten, gemeenten, (buur)waterschappen, Rijkswaterstaat en andere
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
22
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
netwerkpartners voor zover deze niet expliciet door het bestuur gedaan moeten worden. Zo lang niet afgeweken wordt van vastgesteld beleid kan de OL alle maatregelen nemen die hij noodzakelijk acht. Het WOT kan bovendien alle maatregelen nemen die in de bestrijdingsplannen expliciet bij het WOT zijn neergelegd.
4.2.3 Waterschaps Actieteam (WAT) Een WAT is verantwoordelijk voor de coördinatie van de bestrijding van calamiteit binnen een bepaald probleemveld. Een WAT coördineert de maatregelen noodzakelijk voor bestrijding op basis van de vastgestelde tactiek en, zo nodig, de daaraan verbonden aanwijzingen van het WOT. De taken zijn als volgt samen te vatten: -
Bepalen en coördineren van de bestrijdingsmaatregelen in het veld; Het laten uitvoeren van bestrijdingsacties door veldmedewerkers met de beschikbare middelen, eventueel in samenwerking met externe hulp van bedrijven / organisaties; Onderhouden van contacten en afstemmen met andere organisaties inzake de uit te voeren acties en maatregelen; Verzamelen van gegevens uit het veld; Analyseren van probleem en bepalen mogelijke maatregelen; Periodiek informeren WOT en/of procesmanager, o.a. door middel van situatierapporten; Eventueel adviseren tot verdere opschaling; Adviseren van het WOT met betrekking tot mogelijke oplossingsrichtingen. Het advies bestaat uit een onderbouwde keuze uit mogelijke alternatieven; Uitvoering geven aan tactiek bepaald door WOT; Zo nodig aanvragen van personele en materiële bijstand bij het WOT; Eventueel te woord staan media (na overleg met sectie Communicatie); Op verzoek (extra) informatie aanleveren aan sectie Communicatie; Bijhouden van een logboek en registratie van besluiten.
Het WAT kan in maximale bezetting bestaan uit: Rol
Functionaris
Taken
Voorzitter
Teamleider watersysteembeheer / afvalwaterketenbeheer; Beleidsmedewerker
Leiden WAT; Link met WOT; Overleg met netwerk op uitvoerend niveau; Aansturing bestrijding in het veld; Controleren, accorderen en verzenden sitraps; Bewaking VGWM-aspecten op uitvoerend niveau.
Technisch adviseur
Technisch specialisten Advies over maatregelen, incl. (uitvoerder, civiele techniek, specifieke VGWM-aspecten; werktuigbouw, Electro, Ondersteuning coördinator bij handhaving, peilbeheer, etc.) aansturing veld; Afstemming met sectie.
Logboekschrijver/adm. ondersteuner
Functionarissen uit diverse taakvelden
Verslaglegging en sitraps; Bijhouden logboek.
Tabel 4.3 De invulling van het WAT in maximale bezetting
Plaats, aard, omvang en samenloop met andere soorten calamiteiten bepalen of er sprake is van één WAT of meerdere WAT‟s (dijkbewaking). De WAT‟s worden geleid door daartoe benoemde
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
23
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
WAT-voorzitters. Wanneer de bestrijding langere tijd duurt, wordt een vervangingsschema opgesteld door de WAT-voorzitter. WAT-voorzitter
De leiding van het WAT berust bij de voorzitter. Deze kan binnen dagelijkse bevoegdheden de benodigde medewerkers van het waterschap oproepen en de calamiteitenbestrijding uitvoeren. Bij ernstige calamiteiten, waarbij een gebrek is aan mensen of middelen, zal een terugkoppeling moeten plaatsvinden met het WOT om te bepalen of extra inzet mogelijk is of waar de aandacht zich als eerste op moet richten. De binnenkomende informatie wordt in het WAT-overleg besproken onder voorzitterschap van de WAT-voorzitter. Hij zorgt ervoor dat acties worden uitgezet. De WAT-voorzitter is verantwoordelijk voor het regelmatig opstellen en verzenden van situatierapporten om het WOT te informeren. De voorzitter delegeert de bewaking van de vergaderagenda aan één van de WAT-leden, normaliter de logboekschrijver. De WAT-voorzitter houdt in de aansturing en uitvoering van het werk zoveel mogelijk rekening met de VGWM-aspecten.
4.2.4 Ondersteunende secties Voor communicatie, peilbeheer, afvalwatersystemen, waterkwaliteit, verbindingen, facilitair en ICT zijn ondersteunende secties voorzien. Instellen van secties voor andere taken, belangen of ondersteuningsgroepen is mogelijk. Deze ondersteunende secties worden specifiek ter ondersteuning van de calamiteitenorganisatie (WBT, WOT en WAT) ingezet. Meestal hoeven deze secties pas vanaf coördinatiefase 2 (instelling WOT) ingezet te worden, maar eerder is natuurlijk mogelijk. De secties analyseren de problemen, werken aan voorspellingen en verwachtingen en ontwikkelen voorstellen over te nemen maatregelen. De taken zijn als volgt samen te vatten: Ondersteuning bij het analyseren van het probleem:
het inzichtelijk maken van de problemen, de daarbij bedreigde belangen, de(mogelijke) oorzaken en de omstandigheden die van invloed zijn op de problemen; het opzetten van voorspellingen van bijvoorbeeld verwachte waterstanden (m.b.v. het Flood Early Warning System, FEWS); het inzichtelijk maken van de mogelijke oplossingen, de gevolgen van de afzonderlijke oplossingen en de wenselijkheid daarvan; het verzamelen en inzichtelijk maken van achtergrond informatie, historische data en specialistische kennis en ervaring; het (doen) uitvoeren van nadere analyses en (model) berekeningen; het (doen) inwinnen van (extern) deskundig advies.
Adviseren van procesmanager (WOT) en WAT (voorzitter) over:
de te volgen tactiek bij de bestrijding van de problemen; het inzetten van (schaarse) middelen (materiaal, materieel, personeel of anders); het aanvragen van (specialistische) bijstand en of inhuren/inlenen van extra materiaal, materieel of personeel; inhoudelijk afstemmen van (mogelijke) maatregelen en activiteiten van de eigen sectie en WAT(„s) met andere secties en WAT‟s; toelichten en invullen van de tactiek in de richting van het WAT; afstemmen met netwerkpartners over de technisch inhoudelijke situatie, voortgang en werkwijze; administratieve ondersteuning.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
24
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Desgewenst kan een sectie ook ondersteuning bieden aan het WBT. Sectie communicatie
De Sectie communicatie ondersteunt zowel het WBT, WOT, de receptie als het WAT. De sectie analyseert de problemen en ontwikkelingen op communicatie gebied en werkt aan voorspellingen en verwachtingen over de belangstelling en vragen van burgers en media. Daarnaast ontwikkelt de sectie voorstellen over communicatie en voert de communicatie activiteiten uit. De taken zijn al volgt samen te vatten: -
Hulp bij analyseren van het probleem; Adviseren van procesmanager (WOT); Uitvoeren van communicatieactiviteiten; Afstemmen van (mogelijke) activiteiten van de eigen sectie met andere secties; Afstemmen met netwerkpartners over communicatie activiteiten; Administratieve ondersteuning.
In het Supplement Crisiscommunicatieplan zijn de (mogelijke) communicatie activiteiten nader uitgewerkt.
4.2.5 Veldmedewerkers De feitelijke bestrijdingsmaatregelen worden uitgevoerd door veldmedewerkers. Veldmedewerkers is een vrij algemene term voor een diversiteit aan medewerkers in de waterschapsorganisatie. Het kan bijvoorbeeld, zowel medewerkers van een zuivering, als medewerkers onderhoud, als medewerkers die een dijkbewaking uitvoeren, betreffen. Zij krijgen instructie van en rapporteren aan leden van het WAT.
4.2.6 Liaisons Wanneer de crisisteams binnen de veiligheidsregio actief zijn, zoals het Regionaal Beleidsteam (RBT), Regionaal Operationeel Team (ROT) en Commando Plaats Incident (CoPI), wordt een beroep gedaan op vertegenwoordigers (liaisons) van het waterschap om plaats te nemen in deze teams. In de veiligheidsregio Groningen is dit een standaard procedure, in de veiligheidsregio Drenthe (en Fryslân) is dit afhankelijk van de aard van de calamiteit. Op strategisch niveau (beleidsteam) neemt de dijkgraaf of loco dijkgraaf plaats in het desbetreffend beleidsteam. Op tactisch niveau is dit de procesmanager calamiteitenzorg of de directeur. De liaison van het waterschap in het CoPI is in de regel de geconsigneerde medewerker handhaving waterkwaliteit. De rol van de liaison bestaat uit het op (tactisch niveau) coördineren (ROT) en sturing geven aan de werkzaamheden van het waterschap bij de bestrijding, het adviseren over watergerelateerde zaken en het uitleggen van de bestrijdingswerkzaamheden van het waterschap. Deze rol moet niet onderschat worden. Een goede voorbereiding hierop is dan ook noodzakelijk. De vertegenwoordiger moet daarom vanaf het begin bij een calamiteit (in een WAT, WOT of WBT) betrokken zijn/worden. Een liaison vertegenwoordigt het WAT-, WOT- of WBT-niveau bij een externe partij. Het afvaardigen van een liaison betekent niet dat andere wijzen van afstemming niet meer uitgevoerd worden. De taken zijn als volgt samen te vatten: -
Beschikbaar stellen van specifieke waterschapskennis aan derden (waterstaatkundig en organisatorisch) (“vertalen” en toelichten van berichten van de eigen organisatie); Adviseren van het multidisciplinaire crisisteam over te nemen maatregelen vanuit de informatie verkregen van de eigen organisatie; Terugkoppelen van informatie en besluitvorming van derden aan de eigen organisatie;
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
25
Calamiteitenplan
-
4.3
Waterschap Noorderzijlvest
Coördineren en sturen van de eigen organisatie bij de bestrijdingswerkzaamheden; Adviseren van de eigen organisatie over te nemen maatregelen vanuit de informatie verkregen bij de externe organisatie; Adviseren van de eigen organisatie over de mate van opschaling (in relatie tot de opschaling van andere partijen); Adviseren van derden over maatregelen om schade te voorkomen/beperken; Zorgdragen voor afstemming van de communicatie van de eigen organisatie met de communicatie van derden.
Personele invulling
De calamiteitenorganisatie kan alleen dan effectief functioneren wanneer, ten behoeve van d e betrokken functies, medewerkers bereikbaar en beschikbaar zijn. In het Supplement Personeelsoverzicht van het calamiteitenplan is vastgelegd welke medewerkers, voor welke functie en vanuit welk proces, bij de bestrijding van de calamiteiten kunnen worden ingezet. De medewerkers moeten goed voorbereid en binnen een korte tijd inzetbaar zijn. Uitgangspunt bij de invulling van het overzicht is dat alle functies in twee 'shifts' continu bezet moeten kunnen zijn. Daarnaast moet in redelijke mate rekening worden gehouden met het feit dat door ziekte of andere oorzaken niet altijd iedereen beschikbaar is. Een ruime, dubbele bezetting is een minimaal vereiste. Uiteraard kan in de afzonderlijke bestrijdingsplannen gekozen worden voor een nog zwaardere bezetting. In samenspraak tussen de directie, betrokken procesmanagers en de calamiteitencoördinator vindt bij een daadwerkelijke calamiteit de daadwerkelijke invulling van de diverse onderdelen van de calamiteitenorganisatie plaats. Evenals bij de invulling van het personeelsoverzicht tijdens de voorbereiding op calamiteiten, kan tijdens calamiteiten blijken dat knelpunten ontstaan op personeelsgebied. Ook dan geldt weer dat in eerste instantie door de procesmanager voor een oplossing moet worden gezorgd. Bij grote knelpunten kan bemoeienis van de Operationeel Leider en het beleidsteam noodzakelijk zijn en de doorslag geven. Er wordt binnen het waterschap gewerkt aan de beschikbaarheid van een aantal sleutelfunctionarissen.
optimalisering
van
de
bereikbaar-
en
Aanwijzing
In principe is iedere medewerker van het waterschap inzetbaar binnen de calamiteitenorganisatie. Als basis daarvoor geldt de Sectorale Arbeidsvoorwaardenregeling Waterschapspersoneel (SAW), op grond waarvan in bijzondere omstandigheden medewerkers kunnen worden aangewezen voor bijzondere taken, eventueel op afwijkende werktijden.
4.4
Werking van de calamiteitenorganisatie
Scheiding van beleid en uitvoering, waarbij eenduidigheid en snelheid van handelen centraal staan, vereist een hiërarchisch ingestelde werkwijze. De instructie- en informatiestromen tussen de crisisteams moeten gestructureerd plaatsvinden en aansluiten op de in te stellen vergaderfrequentie en -tijdstippen. De structuur wordt bepaald door de aard en omvang van de calamiteit en de daarmee samenhangende beslispunten. Bottom-up en top-down benadering
Voor de benadering van de onderlinge verhoudingen tussen de teams in de calamiteitenorganisatie van het waterschap zijn er twee mogelijkheden: de bottom-up en de top-down benadering. Bij incidenten en calamiteiten binnen de beheersstructuur van het waterschap zal meestal eerst de bottom-up benadering worden gevolgd, aangezien informatie over het algemeen vanuit de
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
26
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
uitvoerende delen van de organisatie komt. Na afstemming met externe organisaties beleidsniveau, wordt de bottom-up benadering al gauw omgezet in een top-down benadering.
op
Vergaderklok
Ieder actief team stemt zijn overlegfrequentie af op de andere interne en externe teams, zodat optimale samenwerking, besluitvorming en bestrijding plaats kunnen vinden. Een WAT stemt intern af op andere WAT‟s en het WOT; extern wordt afgestemd op een eventueel actief CoPI. Het WOT zorgt ervoor dat het met het WBT en actieve WAT‟s afstemt in de interne calamiteitenorganisatie. Extern stemt het WOT af op het (de) ROT(„s) van één of meerdere veiligheidsregio‟s. Voor het WBT geldt dat afstemming met het WOT van belang is en daarnaast afstemming met eventuele GBT‟s en RBT‟s. Ieder team vergadert met intervallen, waarbij de overlegfrequentie van het WAT h et hoogst en dat van het WBT normaal gesproken het laagst is. Het crisisoverleg dient om de stand van zaken te bepalen en tot een probleemanalyse en probleemoplossing te komen. Het streven moet zijn om de overleggen zo kort mogelijk te houden.
4.5
Opleiden en oefenen
Het is essentieel dat de medewerkers, die een rol vervullen tijdens een calamiteit, worden opgeleid en aan de hand van trainingen en oefeningen ervaring opdoen met het werken tijdens calamiteiten. Ook als het gaat om een rol binnen het eigen vakgebied is aanvullende opleiding en training nodig, omdat onder calamiteuze omstandigheden meer factoren dan alleen vakkennis van belang zijn. In dit verband wordt aandacht besteed aan: denkvermogen, taalvaardigheid, organisatievermogen en stressbestendigheid. Ook competenties en eigenschappen die worden aangesproken bij werken onder tijdsdruk, omgaan met ingelanden en netwerkpartners, werken met specifieke apparatuur enzovoorts, komen in opleidingen en oefeningen aan bod. Als onderdeel van de voorbereiding op de calamiteitenbestrijding wordt elke vier jaar een meerjarig Opleiding- en Oefenbeleidsplan (zie Supplement Opleiding- en Oefenbeleidsplan) voor het waterschap vastgesteld en uitgevoerd. Op basis van het beleidsplan wordt jaarlijks een concreet oefen– en opleidingschema uitgevoerd. Ook het multidisciplinair en bestuurlijk oefenen krijgt daarbij aandacht. Waar mogelijk en gewenst wordt deelgenomen aan of aangesloten bij multidisciplinaire oefeningen van de netwerkpartners. De liaisons oefenen standaard mee volgens het multidisciplinaire oefenjaarplan. Het oefenen wordt tevens gebruikt als een middel om de kwaliteit van de voorbereiding op de calamiteitenbestrijding te kunnen toetsen. Het oefenplan moet beschrijven wanneer en op welke onderdelen wordt getoetst. Voor de diverse functionarissen binnen de hulpverleningsdiensten bestaan duidelijke toetsingscriteria voor opleidingen en oefeningen. Voor bestuurders en ambtenaren van het waterschap zijn deze minder vast omschreven.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
27
Calamiteitenplan
5
Waterschap Noorderzijlvest
Fasering van de calamiteitenbestrijding
In dit hoofdstuk wordt de fasering bij het optreden van de calamiteitenorganisatie van het waterschap uitgewerkt. Doel van deze fasering is om inzichtelijk te maken op welk hiërarchisch niveau coördinatie van het optreden van het waterschap plaatsvindt. Opschaling op maat Calamiteiten verschillen in aard en omvang. Daarom wordt de invulling van de calamiteitenorganisatie aangepast aan de calamiteit, zowel qua omvang als qua deskundigheid. De calamiteitenorganisatie hoeft niet verder te worden opgeschaald dan nodig is. De aard en omvang van de calamiteit en de gevolgen ervan bepalen de omvang van de calamiteitenorganisatie. Als het nodig is, wordt de calamiteitenorganisatie dus op steeds grotere schaal georganiseerd. Het op deze wijze uitbreiden van de calamiteitenorganisatie wordt opschalen genoemd. Afschalen is het op omgekeerde wijze aanpassen van de calamiteitenorganisatie. Net als in de dagelijkse praktijk van het waterschap, worden besluiten genomen door mensen met de juiste beslissingbevoegdheid. De omvang en de impact van het incident of de calamiteit en de gevolgen ervan zijn daarom redenen om functionarissen met een ruime(re) beslissingsbevoegdheid in te schakelen. Hierdoor wordt ook direct voorzien in een scheiding van beleid en uitvoerin g en worden verantwoordelijkheden op het juiste niveau binnen de organisatie neergelegd. De calamiteitenorganisatie heeft dus geen vaste vorm of bezetting maar een steeds wisselende invulling. De fasen zijn bedoeld als markeerpunten in de opschaling. Hoe ingrijpender de situatie voor de eigen calamiteitenorganisatie, des te verder schaal je door naar een hogere fase. Binnen het waterschap wordt tot en met fase 2 de fasering ambtelijk bepaald, daarboven doet de dijkgraaf dat. Koppeling met het netwerk Het tijdig informeren van de netwerkpartners is van groot belang, zodat het netwerk op basis van informatie en advies kan bepalen of opschaling voor hen noodzakelijk is. De fasering is, waar mogelijk, afgestemd op de GRIP fasering die de veiligheidsregio hanteert. GRIP staat voor Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure en heeft tot doel de opschaling van de coördinatie binnen de veiligheidsregio bij het bestrijden van incidenten en rampen te regelen. De coördinatiefasen van het waterschap hebben betrekking op de interne opschaling binnen het waterschap. Voor een goede samenwerking en afstemming tussen het waterschap en de algemene keten (veiligheidsregio) dienen beiden zoveel mogelijk tot een zelfde niveau (strategisch, tactisch of operationeel) op te schalen. In de praktijk zullen beide ketens niet altijd tot een zelfde niveau opschalen. Dat is ook niet nodig als er geen behoefte is aan afstemming op strategisch en/of tactisch niveau. Indien één van beide ketens minder ver is opgeschaald terw ijl er vanuit de andere keten behoefte is aan afstemming op een hoger niveau, dan is het noodzakelijk om functionarissen op tactisch of strategisch niveau in te zetten.
5.1
Melding
Het opstarten van de daadwerkelijke bestrijding van de calamiteit begint met een melding. De bestrijding kan in veel gevallen binnen de normale organisatie worden afgehandeld, maar het kan ook voorkomen dat de calamiteitenorganisatie moet worden opgestart. Een melding kan binnenkomen tijdens, maar ook buiten kantooruren. In figuur 5.1 is voor een aantal situaties de dooralarmering uitgewerkt.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
28
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Figuur 5.1 Meldingschema
Melding
Melding
Meldkamer Noord
(Hoofd)kantoor
doorverwijzing naar Buiten kantoortijd
Nederland (MkNN)
hoofdpiket (handhaving)
Binnen kantoortijd
(Piket) Medewerker
Coördinatiefase 0: 1 e beoordeling
Afhandeling binnen
(hoofdpiket)
dagelijkse organisatie
piketmedewerker
Bij twijfel of Coördinatiefase 1 (of hoger)
I. o.m. met PCM CZ en/of OL en/of calamiteitencoördinator en/of communicatieadviseur wordt besloten in welke coördinatiefase wordt opgeschaald
Medewerkers alarmeren m.b.v. telefoonlijst
PCM CZ: procesmanager calamiteitenzorg
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
29
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
De procesmanager calamiteitenzorg/Operationeel Leider neemt het besluit om al dan niet op te schalen. Om tot dit besluit te komen heeft hij (indien nodig) overleg met de WAT-voorzitter, desbetreffend procesmanager en/of calamiteitencoördinator. Voor een goede bestrijding van calamiteiten is het belangrijk dat meldingen bij het waterschap goed en snel worden verwerkt. Zodra de melding het waterschap heeft bereikt wordt te allen tijde een medewerker benoemd die de melding gaat verifiëren en beoordelen. Binnen kantooruren is dat de meest betrokken medewerker, buiten kantooruren is dat de (hoofd)piketmedewerker handhaving en/of peilbeheer of, in het geval van uitval van een kunstwerk of zuiveringtechnisch werk, de desbetreffend storingsmonteur.
5.2
Beoordeling en besluit tot opschaling
Bij het beoordelen van een melding zijn voor eventuele verdere opschaling drie vragen van essentieel belang: Wat is de aard van de calamiteit? Wat is de ernst van de calamiteit? Wat is de locatie van de calamiteit? Ter verificatie en beoordeling is het veelal noodzakelijk dat de (piket-)medewerker bij de gebeurtenis ter plaatse komt. Het verifiëren van de melding bestaat uit het nagaan of de melding juist en volledig is. Ook wordt nagegaan in hoeverre naar aanleiding van de gebeurtenis sprake is of kan zijn van verstoring van de normale werkzaamheden. De (piket-)medewerker neemt zo nodig contact op met de procesmanager calamiteitenzorg en bij diens afwezigheid de Operationeel Leider voor overleg. Afhankelijk van de ernst van de situatie zal deze, na overleg met de desbetreffend procesmanager en/of de beoogde WAT-voorzitter, een besluit tot opschaling naar coördinatiefase 1 nemen. De calamiteitencoördinator en communicatieadviseur worden hiervan door de procesmanager calamiteitenzorg of Operationeel Leider op de hoogte gebracht. Opschaling naar coördinatiefase 2 wordt door de Operationeel Leider besloten, eventueel na overleg met de desbetreffend procesmanager en/of WAT-voorzitter en/of calamiteitencoördinator en/of communicatieadviseur. Van opschaling naar fase 1 of 2 wordt de directie en de dijkgraaf altijd door de Operationeel Leider op de hoogte gebracht. Tot opschaling naar coördinatiefase 3 wordt door de dijkgraaf besloten op advies van in ieder geval de Operationeel Leider en eventueel van de communicatieadviseur en calamiteitencoördinator. Kleinschalige incidenten kunnen binnen de normale beheersorganisatie van het waterschap worden aangepakt. Indien het waterschap de zorg voor zijn waterstaatkundige taken – waterkering, waterbeheersing zowel kwalitatief als kwantitatief, afvalwaterzuivering en (vaar)wegenbeheer – (mogelijk) niet meer kan garanderen en de inzet van anderen en coördinatie is vereist, is er sprake van een (ernstig) incident of calamiteit/ramp. Indien het waterschap het wenselijk/noodzakelijk vindt om t.b.v. de bestrijding ook de veiligheidsregio in te schakelen (GRIP opschaling) kan het hiertoe een verzoek doen via de meldkamer noord Nederland (MkNN), zie hiervoor ook 5.7.
5.3
Gefaseerde opschaling calamiteitenorganisatie
Tijdens een calamiteit liggen de verantwoordelijkheden bij voorkeur zo laag mogelijk in de organisatie. Dat betekent dat opschaling alleen gebeurt daar waar het nodig is. Het WAT is verantwoordelijk voor de primaire bestrijding van de calamiteit. Het WOT en het WBT worden ingesteld wanneer ernstige knelpunten ontstaan of wanneer beslissingen genomen moeten worden die grote gevolgen hebben voor het tactische optreden of de strategie van het waterschap. Het WOT en WBT kunnen vervolgens afstemming zoeken met vergelijkbare teams van de organisaties in de veiligheidsregio (bijvoorbeeld het regionaal operationeel team (ROT) respectievelijk het
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
30
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
regionaal beleidsteam (RBT). Opschaling binnen het waterschap kan ook plaatsvinden doordat er opgeschaald wordt in het netwerk. Samengevat zijn de volgende 4 aspecten van primair belang voor de beslissing om tot opschaling over te gaan: Schadelijke en bedreigende effecten van de calamiteit; Aandacht vanuit de media; Bestuurlijke aandacht; Opschaling van het netwerk. Het waterschap hanteert vier fasen (0 t/m 3) in de opschaling van de calamiteitenorganisatie.
Coördinatiefase 0 In deze fase functioneert het waterschap in de dagelijkse organisatie. Problemen (calamiteiten) die zich voordoen kunnen zonder activering van (delen van) de calamiteitenorganisatie worden opgelost. Er is dan sprake van een incident met zeer beperkte lokale invloed. Hiermee wordt geen enkele uitspraak gedaan over de omvang en benodigde deskundigheid voor de bestrijding van de calamiteit. Coördinatie met de algemene kolom kan plaatsvinden via het zogenaamde „motorkapoverleg‟. Hierbij handelt iedere operationele dienst vanuit haar eigen discipline en veran twoordelijkheid.
Coördinatiefase 1 Bij coördinatiefase 1 heeft zich een incident met een beperkte invloed op de omgeving voorgedaan dat niet binnen het normale takenpakket kan worden opgelost; er is behoefte aan (lokale) coördinatie. Er wordt een WAT geformeerd die de bestrijding zal coördineren. De WAT-voorzitter houdt de Operationeel Leider en calamiteitencoördinator op de hoogte door middel van situatierapportages en telefonisch contact. Besluit tot opschaling ligt bij de procesmanager calamiteitenzorg of de Operationeel Leider in overleg met de desbetreffend procesmanager en/of een WAT-voorzitter. De procesmanager calamiteitenzorg of de Operationeel Leider informeert de directie, dijkgraaf, calamiteitencoördinator en communicatieadviseur. Het is gewenst om de bestuurders (intern de dijkgraaf en extern: de betrokken burgemeester(s))a tijdig te informeren, ook als nog geen directe actie van hen wordt verwacht (informatief opschalen). Zij kunnen dan adequaat reageren op eventuele vragen en zijn al geïnformeerd indien een verdere opschaling nodig is. Indien de behoefte er is, kunnen één of meerdere secties het WAT ondersteunen bij de bestrijding. Wanneer meerdere waterschapsmedewerkers en andere diensten op de plaats van het incident zijn, wordt een coördinator aangewezen, die als aanspreekpunt van het waterschap de afstemming met de andere diensten (politie, brandweer etc.) regelt. Veelal is dit één van de reguliere CoPI deelnemers van het waterschap.
Coördinatiefase 2 Coördinatiefase 2 is van toepassing als de aansturing door alleen een WAT niet voldoet. Er is sprake van een incident met een relatief grote invloed op de omgeving. Er is behoefte aan operationele coördinatie. Deze aanvullende coördinatiebehoefte kan ontstaan wanneer: Het WAT middelen of mensen tekort komt en deze zelf niet kan organiseren door gebrek aan mandaat en/of tijd; De calamiteit crisiscommunicatie vereist; Meerdere WAT‟s actief zijn en het WOT als informatieknooppunt noodzakelijk is; De aard van de te nemen besluiten in het WAT de bevoegdheden van de WAT-voorzitter overstijgen (zoals prioritering van noodzakelijke werkzaamheden); Opschaling binnen het netwerk (operationeel niveau) bij een watergerelateerde calamiteit.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
31
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Besluit tot opschaling ligt bij de Operationeel Leider in overleg met de betrokken procesmanager, WAT-voorzitter en eventueel de calamiteitencoördinator en een communicatieadviseur. Bij coördinatiefase 2 komt het WOT bijeen. Dit team houdt zich voornamelijk bezig met de tactische inzet van mensen en middelen en de afstemming op operationeel niveau met het netwerk. Het WOT neemt geen taken over van het WAT, maar coördineert op tactisch niveau. In deze fase worden ook een aantal ondersteunende secties actief. De Operationeel Leider zorgt ervoor dat het directieteam (DT), de dijkgraaf, calamiteitencoördinator en communicatieadviseur op de hoogte worden gesteld. Het is altijd gewenst om de bestuurders (vooral de dijkgraaf en betrokken burgemeester(s) tijdig te informeren, ook als nog geen directe actie van hen wordt verwacht (informatief opschalen). Zij kunnen dan adequaat reageren op eventuele vragen en zijn al geïnformeerd indien een verdere opschaling nodig is. Betrokken netwerkpartners worden zoals beschreven in de calamiteitenbestrijdingsplannen geïnformeerd.
Coördinatiefase 3 In coördinatiefase 3 is er sprake van een incident met een (mogelijk) zeer grote invloed op de omgeving. Er is mogelijk bedreiging van mens en milieu. Gelet op de impact en mogelijke consequenties is er behoefte aan bestuurlijke coördinatie. Aanleiding voor een grotere coördinatiebehoefte kan zijn: De aard van de te nemen besluiten in het WOT wijkt af van de normale beleidsvoering van het waterschap; Er is sprake van mogelijke grote financiële cq juridische consequenties; Er is sprake van massale (media)aandacht; Er is een risico op imagoschade; De calamiteit heeft bestuurlijke uitstraling; Het bestuurlijk netwerk schaalt op bij een (water)calamiteit. In coördinatiefase 3 komt het WBT bijeen. Dit is de maximale opschaling binnen het waterschap ! Het WBT neemt beleidsbeslissingen en maakt het mogelijk om op strategisch niveau te coördineren, dat wil zeggen af te stemmen met bestuurders van andere organisaties. De dijkgraaf informeert tijdig en periodiek de burgemeester van de betrokken gemeente n in het beheersgebied van het waterschap als het één gemeente betreft. Zijn er meer gemeenten betrokken, dan informeert de dijkgraaf de voorzitter van de veiligheidsregio. Het is mogelijk dat in deze fase de burgemeester het "opperbevel" gaat voeren op grond van artikel 5 van de Wet op de Veiligheidsregio‟ s. Het waterschap blijft echter wel verantwoordelijk voor de eigen taken. Besluit tot opschaling binnen het waterschap ligt bij de dijkgraaf in overleg met de Operationeel Leider en (eventueel) de calamiteitencoördinator en de communicatieadviseur.
5.4
Informatief opschalen
Informatieve opschaling vindt binnen de eigen calamiteitenorganisatie altijd één niveau hoger plaats dan de operationele opschaling. Hiermee wordt geborgd dat de juiste niveaus geïnformeerd worden en geïnformeerd blijven. Op deze manier kunnen de betrokken functionarissen adequaat beslissen over eventuele verdere opschaling. Bovendien kunnen zij, indien nodig, externe netwerkpartners zonder problemen te woord staan. De dijkgraaf, directie, procesmanager, Operationeel Leider, calamiteitencoördinator en communicatieadviseur, worden geïnformeerd over de situatie in het geval van informatieve opschaling.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
32
Calamiteitenplan
5.5
Waterschap Noorderzijlvest
Afschaling
Indien de situatie het toelaat, kan worden besloten om de calamiteitenorganisatie (in niveau) terug te schalen. Stap voor stap kunnen delen van de calamiteitenorganisatie worden „afgeschaald‟. Uiteindelijk zal de bestrijding zijn afgelopen. Dit betekent niet dat alle activiteiten in het kader van de calamiteitenzorg daarmee zijn beëindigd, diverse zaken als juridische afhandeling, informatieverstrekking, nazorg, etc. vragen nog een aanzienlijke tijdsbesteding.
5.6
Opschaling veiligheidsregio
Binnen de veiligheidsregio werken gemeenten, hulpdiensten en crisispartners, zoals waterschappen samen. Het waterschap Noorderzijlvest ligt in de veiligheidsregio‟s Groningen, Drenthe en voor een heel klein deel in Fryslân. Net als bij het waterschap kent de veiligheidsregio een (landelijke) opschalingprocedure, de Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure (GRIP). Elk niveau in de ops chaling geeft aan welke teams binnen de organisatie zich actief met de bestrijding bemoeien. De naamgeving van de teams komt deels overeen met die van het waterschap (gelijkgenaamde teams kunnen met elkaar in overleg kunnen treden). In tabel 5.1 is de GRIP fasering weergegeven.
Coördinatie alarm
Criteria
Organieke structuur
GRIP 0
Bronbestrijding Er kan niet worden opgeschaald naar GRIP 0, maar wel naar “Motorkapoverleg” worden afgeschaald. Daarmee wordt dan aangegeven dat weer wordt overgegaan naar de dagelijkse gang van zaken.
GRIP 1
Bronbestrijding (Drenthe: en effectbestrijding) - Ernstig in omvang - Niet routinematig - Beperkt hulpverleningsgebied - Multidisciplinair - Maatregelen binnen ongevalsgebied (brongebied)
Commando Plaats Incident
GRIP 2
Ondersteuning CoPI noodzakelijk - Gecompliceerd van aard - Ernstig in omvang - Multidisciplinair - Vereist tactische coördinatie - Maatregelen binnen en buiten ongevalsgebied (bron- en effectgebied)
Commando Plaats Incident + Regionaal Operationeel Team
GRIP 3
Bedreiging van het welzijn van (grote groepen) van de Commando Plaats bevolking Incident + - Langdurige bestrijding Regionaal - Ernstige gevolgen voor de bevolking (bijv. door Operationeel Team+ uitvalvitale infrastructuur) Gemeentelijk - Forse materiële schade Beleidsteam - Mogelijk veel doden en gewonden
GRIP 4
Gemeentegrensoverschrijdend, eventueel schaarste - Volledige opschaling op bovengemeentelijk niveau - Langdurige bestrijding - Ernstige gevolgen voor de bevolking - Forse materiële schade - Mogelijk veel doden en gewonden - Coördinatie tussen gemeenten
Commando Plaats Incident + Regionaal Operationeel Team + Regionaal Beleidsteam
Tabel 5.1 Gripfasering
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
33
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Met betrekking tot de veiligheidsregio Drenthe is in de tabel bij GRIP 1 een aanvulling weergegeven. In dit geval behoort zowel bron- als effectbestrijding tot de verantwoordelijkheid van het CoPI. Zowel bij GRIP 2 als GRIP 3 is in Drenthe niet altijd een ROT fysiek bij elkaar. Dit wordt bepaald door o.a. de aard en (te verwachten) tijdsduur van de ramp. Crisisorganisatie in veiligheidsregio Groningen en Fryslân
In zowel Groningen als Fryslân wordt met een, zoals hierboven weergegeven, crisisorganisatie gewerkt. In Groningen is het waterschap in alle situaties een vaste deelnemer in het CoPI, ROT en RBT en op verzoek in het GBT. In Fryslân wordt dit bepaald door de aard van de calamiteit en zal het waterschap vooral deelnemer zijn bij watergerelateerde situaties. Crisisorganisatie in veiligheidsregio Drenthe
In Drenthe wordt de crisisorganisatie grotendeels bepaald door de aard van de crisis/ramp. Er wordt hier een onderscheid gemaakt in een acute (een zogenaamde „flash-ramp‟ zoals een gasexplosie) en een langdurige sluimerende crisis/ramp (bijvoorbeeld wateroverlast). Acute crisis: Het CoPI bestrijdt zowel het bron- als effectgebied, zo nodig worden meerdere CoPI‟s ingesteld. Onderlinge afstemming vindt in de eerste hectische fase (ca 2 uren) „in het veld‟ plaats op basis van behoefte. Na deze fase is er ruimte voor meer gestructureerd gezamenlijk (CoPI) overleg. Vanaf GRIP 1 is ook de Operationeel Leider (OL) actief. Afstemming met de OL vindt naar behoefte plaats middels de telefoon en het LCMS. Na de hectische fase is er meer ruimte voor gestructureerd overleg. Er is geen ROT fysiek aanwezig. De informatie vanuit de kolommen komt vanuit de desbetreffende backoffices. Ingeval van GRIP 3 of 4 fungeert de OL als operationeel strategisch adviseur voor de burgmeester en maakt deel uit van het crisisteam of RBT. Sluimerende crisis: Het CoPI bestrijdt zowel het bron- als effectgebied. De interdisciplinaire afstemming vindt onder leiding van de leider CoPI gestructureerd en gezamenlijk plaats. Vanaf GRIP 2 is de OL en het ROT actief. Het ROT zetelt in de regionaal voorbereide ruimte. Er vindt in het ROT gestructureerd en gezamenlijke afstemming plaats. Bij een GRIP 3 is er tevens sprake van een crisisteam, waarbij de burgemeester het opperbevel heeft. Een RBT wordt gevormd ingeval van GRIP 4. Regionaal Voorbereidingsteam (RVT) Indien er sprake is van onzekerheid over het risico van een ernstige dreiging of daadwerkelijke crisis/ramp kan er, in de voorbereidende fase, behoefte ontstaan aan multidisciplinaire voorbereiding en afstemming. De samenstelling van dit RVT op operationeel niveau is per veiligheidsregio verschillend.
5.7
Samenhang GRIP en coördinatiefasen
Het waterschap sluit zoveel mogelijk aan bij de coördinatiefasen die de veiligheidsregio‟s hanteren. Een één op één koppeling met de GRIP-fasering is echter niet mogelijk. Hier zijn twee redenen voor. Ten eerste kan er bij het waterschap een calamiteit ontstaan, waarbij geen inzet van de veiligheidsregio noodzakelijk is. En ten tweede kan er omgekeerd een situatie op het gebied van openbare orde en veiligheid ontstaan, die wel opschaling van de veiligheidsregio vereist, maar die niets met de taken van het waterschap te maken heeft en dus ook geen opschaling binnen waterschap Noorderzijlvest vereist. Indien het waterschap een GRIP opschaling wenselijk dan wel noodzakelijk vindt kan via de meldkamer Noord Nederland (MkNN) hiertoe worden gedaan. Zo nodig wordt afgestemd met de (piket) Operationeel Leider van de veiligheidsregio. In de hieronder weergegeven tabel is de samenhang tussen de coördinatiefasen en GRIP fasering bij de diverse situaties weergegeven. Alle waterstanden zijn in m NAP.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
34
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Coördinatie
GRIP
fase
Groningen
Drenthe
Fryslân
Hoog water op de boezem (waterstanden in m NAP) Elektraboezem 1 e schil 0
- 1,16 t/m - 0,86
-
1
- 0,86 t/m - 0,66
-
2
- 0,66 t/m - 0,56
V
3
> - 0,56
2*
Elektraboezem 2 e schil 0
- 1,07 t/m - 0,77
-
1
- 0,77 t/m - 0,57
-
2
- 0,57 t/m - 0,47
V
3
> - 0,47
2*
Elektraboezem 3 e schil 0
- 0,93 t/m - 0,63
-
0
1
- 0,63 t/m - 0,43
-
-
0 -
2
- 0,43 t/m - 0,33
V
1, 2
1, 2
3
> - 0,33
2*
2*
2*
0
- 0,93 t/m - 0,33
-
1
- 0,33 t/m - 0,13
-
-
2
- 0,13 t/m + 0,07
V
1, 2
3
> + 0,07
2*
2*
Lauwersmeer 0
Fivelingoboezem 0
- 1,33 t/m - 1,03
-
1
- 1,03 t/m - 0,93
-
2
- 0,93 t/m - 0,83
V
3
> - 0,83
2*
Hoog water op zee (stormvloed) Verwachte waterstand Delfzijl (m NAP) 0
+ 2,60 tot + 3,00
-
1
+ 3,00 tot + 3,80
Informeren
2
+3,80 tot + 4,60
V
3
> + 4,60
2*
RCvD
Overige calamiteuze (watergerelateerde) situaties 0
-
0
0
1
Bij GRIP V worden nadere afspraken over opschaling gemaakt
- (V)
- (1)
- (1)
2
Bij GRIP V worden nadere afspraken over opschaling gemaakt
V
1, 2
1, 2
3
Het ROT adviseert over opschaling naar GRIP 3 en/of 4
2 (3, 4)
2 (3, 4)
2 (3, 4)
V
GRIP Voorbereidend (een regionaal voorbereidingsteam (RVT) komt bijeen)
*
Het ROT adviseert over opschaling naar GRIP 3 en/of 4
Bij coördinatiefase 2 zal in overleg met de veiligheidsregio Drenthe en/of Fryslân de GRIP fase worden bepaald. RCvD
Regionaal Commandant van Dienst, waarschuwen via de Meldkamer Noord Nederland (MKNN)
Tabel 5.3 Samenhang coördinatiefasen en Grip
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
35
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Vanaf coördinatiefase 1 wordt aan de meldkamer van de hulpverleningsdiensten (MkNN) een melding gedaan m.b.t. de calamiteit. Van hieruit kan (na overleg) verder worden bepaald of en in hoeverre de regio opgeschaald zal worden.
5.8
Landelijk draaiboek hoogwater en overstromingen
Het landelijk draaiboek hoogwater en overstromingen beschrijft de landelijke opschaling binnen de waterkolom (waterschappen, ministerie van Verkeer en Waterstaat (nu Infrastructuur en Milieu) en provincies) bij een overstroming of de dreiging van een overstroming, met bovenregionale effecten. Dat wil zeggen een overstroming waarvan de effecten zich uitstrekken over het (beheers)gebied van meerdere waterschappen, veiligheidsregio‟s, provincies en/of regionale diensten van Rijkswaterstaat. In het draaiboek worden de taken en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen in de waterkolom ten aanzien van deze bovenregionale effecten beschreven. Het gaat daarbij vooral om de landelijke coördinatie van de informatievoorziening gericht op een eenduidig landelijk beeld van de waterstaatkundige toestand, en de afstemming van eventuele maatregelen met bovenregionale effecten. De landelijke coördinatie van de informatievoorziening dient voor een goede samenwerking tussen de betrokken actoren en voor de ondersteuning van de besluitvorming door bestuurders ten aanzien van eventuele maatregelen. Het draaiboek is afgestemd met het Nationaal Crisisplan Hoogwater en Overstromingen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze beschrijft de landelijke opschaling voor de algemene kolom. De primaire doelgroep van het landelijk draaiboek zijn de verschillende dienstonderdelen van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (waaronder Rijkswaterstaat), de waterschappen en de provincies voor zover het hun watergerelateerde taken betreft. Zij kunnen in het draaiboek lezen wat van hen wordt verwacht als een bovenregionale overstroming dreigt of plaatsvindt. De secundaire doelgroep van het landelijk draaiboek zijn de actoren binnen de algemene kolom. Zij kunnen in het draaiboek lezen wat zij van de actoren in de waterkolom mogen verwachten aan ondersteuning als een bovenregionale overstroming dreigt of plaatsvindt. Afhankelijk van de ernst van de dreiging beschrijft het draaiboek de invulling van de landelijke coördinatie op drie niveaus: “Regionale alarmering” (niveau 1, kleurcode geel) Er worden wel zeer hoge waterstanden verwacht, maar de dreiging voor grootschalige overstromingen is nihil. Regionaal zi jn de waterbeheerders actief met bijvoorbeeld dijkbewaking. Landelijk wordt de informatievoorziening wel opgestart om een eenduidig landelijk beeld beschikbaar te hebben, onder andere ten behoeve van communicatie. De Landelijke Coördinatiecommissie Overstromingsdreiging (LCO) is actief. Deze situatie komt eens per 1 à 2 jaar voor. “Landelijke alarmering” (niveau 2, kleurcode oranje) De waterveiligheid is nog gewaarborgd maar de kans is aanwezig dat in de komende dagen tot het hoogste niveau moet worden opgeschaald. Grote alertheid is nodig. De LCO is volop actief. Er vindt landelijke coördinatie plaats binnen de waterkolom. De verwachte waterstanden zijn extreem hoog. Opschaling naar dit niveau komt minder dan eens per 25 jaar voor. “Kritiek” (niveau 3, kleurcode rood) Het hoogste niveau van dreiging is aan de orde wanneer een mogelijke overstroming niet is uit te sluiten. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer de wettelijke beschermingsniveaus van de waterkeringen overschreden dreigen te worden. Bij deze situati e vindt er landelijke coördinatie en aansturing plaats vanuit de nationale crisisbeheersing onder coördinatie van de minister BZK of de minister-president. Dit komt minder dan eens in de honderd jaar voor.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
36
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Voor waterschap Noorderzijlvest kan het landelijk draaiboek in werking treden ingeval van een stormvloed. De opschaling naar een van deze niveaus vindt plaats op basis van de verwachte waterstanden en standzekerheid van de waterkeringen. De opschalingscriteria voor de locatie Delfzijl zijn als volgt (zie ook het landelijk draaiboek): Fase Niveau Niveau Niveau Niveau
0: 1: 2: 3:
normaal – waarschuwing regionale alarmering landelijke alarmering Kritiek
(verwachte) waterstand Delfzijl (+ 2,60 m NAP) + 3.80 m NAP + 4,60 m NAP + 5,50 m NAP
Om besluitvorming over en uitvoering van eventuele evacuaties mogelijk te maken, is een vroegtijdige signalering van een ernstige dreiging noodzakelijk. De ontwikkeling van een extreme stormvloed op zee kan in de meeste gevallen vanaf circa 7 dagen vooraf indicatief worden aangegeven. De onzekerheden zijn dan nog zeer groot. In de algemene kolom zullen de veiligheidsregio‟s bij een grootschalige overstromingsdreiging waarbij er sprake is van bovenregionale dreiging, veelal direct opschalen tot GRIP 4. Cruciaal is dat de waterbeheerders zorgen dat de veiligheidsregio‟s op het juiste moment de juiste informatie krijgen. De landelijke coördinatiecommissie overstromingsdreiging LCO vervult een centrale uitvoerende rol in de landelijke informatievoorziening over de waterstaatkundige situatie bij een dreigende grootschalige overstroming. De LCO heeft de rol om vroegtijdig te waarschuwen. Ook heeft het LCO de taak om het landelijk beeld van de waterstaatkundige situatie en een overzicht van mogelijke waterstaatkundige maatregelen met bovenregionale effecten te maken en te verspreiden. Binnen de LCO werken KNMI, waterschappen en Rijkswaterstaat nauw samen. Bij opschaling naar niveau 1 wordt de LCO actief, maar blijft op de achtergrond. De regionale partijen hebben dan de regie. Er worden geen landelijke beelden verspreid buiten de waterkolom. Vanaf niveau 2 is de LCO volledig actief. Bij niveau 2 bewaakt het Departementaal Coördinatiecentrum (DCC) van Infrastructuur en Milieu (voorheen Verkeer en Waterstaat) het proces van de crisisbeheersing en verzorgt de informatievoorziening binnen het eigen ministerie, naar het NCC en naar overige netwerkpartners. Bij opschaling naar het niveau 3 vindt er landelijke coördinatie en aansturing plaats vanuit de nationale crisisbeheersing onder coördinatie van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of de minister-president.
5.9
Incidentenbestrijdingsplan Waddenzee
Bij de incidentbestrijding op de Waddenzee kunnen veel partijen betrokken zijn, die niet dagelijks met elkaar werken. Om die reden is het belangrijk dat vooraf vastligt wie verantwoordelijk is voor een proces en wie betrokken is bij de uitvoering. In het incidentbestrijdingsplan Waddenzee (IBP W) is beschreven: De bestuurlijke coördinatie voor het optreden bij grote incidenten De operationele uitvoering van de hulpverlening aan de hand van scenario‟s Het waterschap is vooral betrokken indien de primaire kering risico kan lopen. Voor wat betreft de waterkwaliteit ligt het bevoegd gezag bij Rijkswaterstaat. Het plan is te downloaden via de website www.waddenzee.nl (thema‟s/veiligheid/rampenbestrijding/coördinatieplan rampenbestrijding Waddenzee) of via de website van de hulpverleningsdienst Fryslân www.hvdfryslan.nl (crisisbeheersing/crw).
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
37
Calamiteitenplan
6
Waterschap Noorderzijlvest
Nazorg
De nazorg is in feite de processtap waarin de organisatie weer teruggaat naar normaal functioneren. Activiteiten als herstel van materiële- en/of infrastructurele schade, vervuiling, etc. en financiële afhandeling vallen onder de nazorg. Een ander belangrijk aspect na de beëindiging van de daadwerkelijke bestrijding, is de nazorg voor de eigen organisatie.
6.1
Nazorg eigen organisatie
Deze bestaat uit het evalueren van de calamiteit en uit het verlenen van persoonlijke nazorg aan betrokkenen van het waterschap. Binnen de eigen organisatie worden nabesprekingen gehouden voor de leden van de calamiteitenorganisatie, waarin aandacht wordt geschonken aan de bestrijding van de calamiteit. Tijdens de calamiteit zelf zal immers niet voor iedereen duidelijk zijn wat zich precies afspeelt. Daarnaast bestaat dan voor iedereen de gelegenheid om aan te geven waar leerpunten zijn voor het optreden bij een volgende calamiteit. Naast de interne nazorg is het belangrijk om samen met alle bij de bestrijding betrokken partijen te komen tot een gezamenlijke evaluatie van de calamiteit. Hierbij is het van belang om binnen één evaluatie tot een integraal beeld te komen. Veelal zal een dergelijke gezamenlijke evaluatie vanuit de veiligheidsregio worden geïnitieerd. Naast deze integrale evaluatie dient door het waterschap in een meer gedetailleerde evaluatie te worden aangegeven welke leerpunten kunnen worden omgezet in concrete acties. De uitkomsten van de nabesprekingen en van de integrale evaluatie dienen hierbij als belangrijke informatiebron. Het initiatief voor het starten van de nazorg en de evaluatie ligt op WOT niveau. De coördinatie van de diverse activiteiten vindt plaats door de calamiteitencoördinator (i.s.m. de werkgroep calamiteitenzorg). Persoonlijke nazorg In situaties waarbij medewerkers zijn geconfronteerd met traumatiserende ervaringen, kan nazorg door gespecialiseerde hulpverleners noodzakelijk zijn.
6.2
Evaluatie
Van alle calamiteiten waarvoor de calamiteitenorganisatie is opgeschaald wordt een evaluatierapport opgesteld. Na het optreden van een calamiteit wordt binnen 3 weken een eerste schriftelijke globale evaluatie opgemaakt. Voor calamiteiten die binnen coördinatiefase 0 blijven, zorgt de betrokken procesmanager voor de korte evaluatie. Deze evaluatie legt de procesmanager schriftelijk vast en blijft beperkt tot het handelen van de eigen organisatie. Bij calamiteiten met opschaling naar coördinatiefasen 1,2 en 3 initieert de calamiteitencoördinator, in opdracht van de Operationeel Leider dan wel het directieteam, de evaluatie ondersteunt door de werkgroep calamiteitenzorg. Een noodzakelijke voorwaarde om te kunnen evalueren is dat opgeschaalde teams van de calamiteitenorganisatie van het waterschap – indien voor hen van toepassing volgens de werkwijze – situatierapporten, verslagen en logboeken hebben opgesteld en bijgehouden. Voor het evalueren van calamiteiten wordt bij het waterschap momenteel een procedure en methodiek ontwikkeld.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
38
Calamiteitenplan
7
Waterschap Noorderzijlvest
Netwerkmanagement
In alle gevallen is bij de bestrijding van calamiteiten een goede samenwerking met andere overheden en instanties onontbeerlijk. Deze organisaties vormen samen het netwerk van het waterschap. Ten aanzien van calamiteiten die naar de mening van de betrokken burgemeester(s) het karakter van een ramp in de zin van de Wet veiligheidsregio‟s hebben, is deze stelling vertaald in dwingende regels en geeft genoemde wet de structuur aan waarbinnen de samenwerking gestalte moet krijgen. Veiligheidsregio In een veiligheidsregio wordt samengewerkt door in ieder geval de „kolommen‟ gemeenten, brandweer, politie en GHOR op het gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing, handhaving openbare orde en veiligheid en geneeskundige hulpverlening. Er is hierbij sprake van bestuurlijke samenwerking, een gemeenschappelijke meldkamer (operationele diensten) en een veiligheidsbureau. Het veiligheidsbureau vormt de ambtelijke ondersteuning voor bestuur en management van de veiligheidsregio. Hiervoor zijn ingericht een multidisciplinair veiligheidsbestuur, veiligheidsdirectie en veiligheidsbureau. In de Wet veiligheidsregio‟s is bepaald dat de voorzitter van het waterschap wordt uitgenodigd deel te nemen aan de vergadering van het veiligheidsbestuur van de veiligheidsregio. De dijkgraaf treedt hierbij op als adviseur en heeft geen stem bij besluitvorming. Het waterschap maakt deel uit van de veiligheidsdirectie en werkt nauw samen met het veiligheidsbureau. In Groningen is de samenwerking tussen de acht deelnemende organisaties vastgelegd in het Collectief Convenant Crisisbeheersing, vastgesteld op 17 april 2009. Hierin staat beschreven hoe de partners samenwerken om een incident effectief te bestrijden en tot welke inspanningen zij zich hiertoe verplichten. Het betreft de inliggende gemeenten, regionale brandweer, GGD/GHOR, politie, Openbaar Ministerie, provincie Groningen, inliggende waterschappen (Noorderzijlvest, Hunze en Aa‟s en Fryslân) en defensie. In de veiligheidsregio‟s Drenthe en Fryslân is de samenwerking met de waterschappen vooralsnog niet op een dergelijke wijze vastgelegd. Beleidsplan, risicoprofiel en crisisplan De (beleidsmatige) ontwikkeling van de samenwerking in de veiligheidsregio is vastgelegd in het Beleidsplan van de desbetreffende veiligheidsregio. De hoofdstructuur van de crisisorganisatie, de verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden die daarbij horen en de afspraken over de randvoorwaarden als alarmering, opschaling, leiding en informatievoorziening zijn vastgelegd in de regionale crisisplannen. Het crisisplan vervangt de gemeentelijke rampenplannen. Basis voor het crisisplan is het zogenaamde regionale risicoprofiel. Voornoemde documenten zijn door multidisciplinaire werkgroepen opgesteld, waarin ook de waterschappen vertegenwoordigd waren. Samenwerking netwerk Het onderkennen en zelfs wettelijk vastleggen van de noodzaak tot samenwerking biedt op zich echter geen garantie dat dit in voorkomende gevallen ook gebeurt. Mede omdat samenwerken onder crisisomstandigheden moet worden geleerd, is regelmatig oefenen in het hanteren van dit Beleidsplan Calamiteitenzorg en de calamiteitenbestrijdingsplannen, samen met andere overheden en instanties, van wezenlijk belang. Om optimaal gebruik te kunnen maken van het netwerk van Noorderzijlvest is het belangrijk om medewerkers tijdens calamiteiten zo veel mogelijk in te zetten voor hun normale taken en om afstemming tussen de diverse organisaties te laten verlopen via de lijn van de normale dagelijkse contacten.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
39
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Alle activiteiten die in de voorbereiding op en bij de bestrijding van calamiteiten worden ondernomen om de activiteiten van de afzonderlijke organisaties te bundelen tot een integrale aanpak, vallen onder het zogenaamde netwerkmanagement.
7.1
Netwerkpartners
Het netwerk wordt gevormd door de instanties die betrokken zijn bij de bestrijding van een calamiteit. Welke netwerkpartners bij een specifieke calamiteit zijn betrokken, is afhankelijk van de soort calamiteit. In het Supplement Netwerkoverzicht is een overzicht van de diverse netwerkpartners weergegeven, inclusief aanvullende informatie, zoals in ieder geval bereikbaarheidsgegevens. Afhankelijk van de aard en de omvang van de calamiteit kunnen o.a. de volgende instanties actief zijn in het netwerk (zie ook het Supplement Netwerkoverzicht): Gemeenten Veiligheidsregio Provincies Hulpverleningsdienst Politie Buurwaterschappen Ministeries
7.2
Milieudiensten Media Inspectie milieuhygiëne Koninklijke Landmacht Rijkswaterstaat KNMI Prorail
Elektriciteitsvoorziening LTO Nederland Gasvoorziening Telecommunicatievoorziening Drinkwatervoorziening Aannemers
Wijze van afstemming binnen het netwerk
7.2.1 Afstemming met de veiligheidsregio De veiligheidsregio maakt onderdeel uit van de algemene keten. Naast de veiligheidsregio wordt de algemene keten wordt gevormd door de gemeenten, de provincie en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Als sprake is van een gebeurtenis waarbij door een burgemeester gebruik wordt gemaakt van bevoegdheden conform de wet Veiligheidsregio‟s, dan opereren de diensten van het waterschap in gecoördineerd verband met de andere overheidsdiensten op aanwijzing van, of onder opperbevel van, de desbetreffende burgemeester(s) en onder operationele leiding van de daartoe aangewezen hulpverleningsdienst. Namens het waterschap maakt de dijkgraaf of diens vervanger deel uit het Regionaal Beleidsteam (RBT). De dijkgraaf of diens vervanger kan deel uitmaken van het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT), indien daardoor de afstemming beter wordt gewaarborgd. Als het Regionaal Operationeel Team (ROT) operationeel is, maakt een liaison van het betreffende waterschap deel uit van het ROT. Op dat ogenblik verloopt alle bestuurlijke afstemming via het RBT en de tactische coördinatie via het ROT. In het veld vindt afstemming plaats tussen liaison van het waterschap en de officieren van dienst (OvD) van de andere operationele disciplines binnen het Commando Plaats Incident (CoPI), onder leiding van de leider CoPI. Bovenstaande is in de veiligheidsregio Groningen structureel onder alle omstandigheden geregeld, in Drenthe geldt dit (voorlopig) alleen bij watergerelateerde incidenten. Aangezien het beheersgebied van wetterskip Fryslân slechts een zeer klein deel van Groningen betreft, is deelname in de crisisteams (zowel in Groningen als in Fryslân) vooralsnog niet formeel geregeld. Wel vindt er onderlinge afstemming plaats. In Drenthe wordt in een aantal situaties een enigszins afwijkende crisisorganisatie gehanteerd, zie hiervoor hoofdstuk 5.6
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
40
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
In figuur 7.1 wordt de samenwerking tussen de gemeente(n), het hulpverleningsdiensten tijdens de bestrijding van calamiteiten weergegeven:
waterschap
en
de
Uitvoerend niveau
Coördinerend uitvoerend niveau
Tactisch niveau
Strategisch niveau
Regionale samenwerking calamiteitenorganisaties Gemeente
Veiligheidsregio
Waterschap
Gemeentelijk Coördinatiecentrum (GCC)
Regionaal Coördinatiecentrum (RCC)
Waterschaps Coördinatiecentrum (WCC)
Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) / Crisisteam*
Regionaal Beleidsteam (RBT)
Waterschaps Beleidsteam (WBT)
Gemeentelijk managementteam (GMT) / Crisisteam*
Regionaal Operationeel Team (ROT)
Waterschaps Operationeel Team (WOT)
Gemeentelijk actiecentrum (GAC)
Commando Haakarmbak
Decentrale locatie
Gemeentelijk(e) actieteam(s)
Commando Plaats Incident (CoPI)
Waterschaps Actieteam (WAT)
Veldmedewerkers gemeente
Veldeenheden hulpverlening
Veldmedewerkers waterschap
Figuur 7.1 Overzicht regionale samenwerking calamiteitenorganisatie s
* In Drenthe wordt het GBT crisisteam genoemd.
7.2.2 Afstemming inzake crisiscommunicatie Een goede en open informatievoorziening kan voorkomen dat onduidelijkheden of tegenstrijdige berichten ontstaan. Voorkomen moet worden dat een onjuist beeld van de daadwerkelijke situatie ontstaat door een escalatie van (verontrustende) berichtgeving, dan wel dat reacties ontstaan die in geen verhouding staan tot de calamiteit. De bij de calamiteitenbestrijding betrokken medewerkers van het waterschap dienen zich zoveel mogelijk van contact met de media te onthouden, tenzij dat expliciet is verzocht door de sectie communicatie, de Operationeel Leider of de dijkgraaf. Binnen de veiligheidsregio bestaat de mogelijkheid gebruik te maken van de voorlichtingspool, waarvan de coördinatie bij de regio ligt.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
41
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop binnen het waterschap crisiscommunicatie en crisisvoorlichting gestalte krijgt en op welke wijze de afstemming met de voorlichting van andere organisaties plaatsvindt, wordt beschreven in het bij dit Beleidsplan Calamiteitenzorg behorende Supplement Crisiscommunicatieplan. In geval van een ramp volgens de wet Veiligheidsregio‟s berust de coördinatie van de voorlichting bij de gemeentelijke voorlichter. De informatieverstrekking zal dan via de gemeentelijke rampenstaf verlopen. Bij een gemeentegrensoverschrijdend incident, waarbij sprake is van een coördinerend burgemeester of de CdK voorzitter is van het RBT, wordt de voorlichting opgeschaald. Dit betekent dat op het niveau van het Regionaal Beleidsteam (RBT) namens de betrokken gemeenten coördinatie plaatsvindt van de aan de bevolking te verstrekken voorlichting. Het waterschap zorgt ervoor dat hierover afstemming plaatsvindt met de regionale voorlichter. Zo nodig kan waterschap een communicatieadviseur van het waterschap onder de coördinatie van de gemeentelijk of regiovoorlichter plaatsen en/of de gemeente van deskundig advies voorzien.
7.3
Bijstand van netwerkpartners
De Meldkamer Noord Nederland (MKNN) regelt en coördineert de inzet van hulpverleningsdiensten. Voor een verzoek om assistentie van brandweer, politie of geneeskundige dienst moet contact worden opgenomen met de MKNN. De burgemeesters van de gemeenten waarin zich een ramp voordoet of dreigt, zijn bevoegd tot het aanvragen van bijstand van brandweer, politie en of geneeskundige eenheden buiten de desbetreffende gemeente of regio. In al die gevallen gaat het steeds om verzoeken om bijstand. In bijzondere gevallen kan een beroep worden gedaan op militaire bijstand. In geval van militaire bijstand voor de handhaving van de openbare orde en in het kader van de Wet Rampen en Zware Ongevallen dient de burgemeester daartoe een verzoek in bij de Commissaris van de Koningin. Het formele besluit verloopt via de minister van Buitenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de minister van Defensie. In geval van militaire steunverlening in situaties waarbij het openbaar belang in geding is, kan door de CdK, burgemeester of dijkgraaf een verzoek worden ingediend bij de minister van BZK. Indien het ROT operationeel is, worden de bijstandsaanvragen door tussenkomst van het ROT gedaan. Het Korps Landelijke Politiediensten beschikt over vaartuigen en de afdeling Luchtvaart over vliegtuigen en helikopters voor het uitvoeren van verkenningsvluchten. Voor de inzet van een helikopter (Search And Rescue, SAR) bij reddingswerkzaamheden kan een aanvraag gericht worden aan het kustwachtcentrum in Den Helder. De Explosieven Opruimingsdienst (EOD) van de Koninklijke Landmacht zorgt voor de ruiming van explosieven. De EOD wordt via de politie ingeschakeld. Melding van explosieven worden gedaan aan de meldkamer van de politie. In een convenant tussen de provincie en inliggende gemeenten enerzijds en de regionale omroep anderzijds is de inschakeling van de regionale omroep bij calamiteiten vastgelegd. De Commissaris der Koningin en/of burgemeester kan deze zender gebruiken voor het doen van dringende mededelingen in het algemeen belang aan het publiek.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
42
Calamiteitenplan
8
Waterschap Noorderzijlvest
Calamiteitenzorgsysteem
Door de (gelukkig) relatief lage frequentie van calamiteiten kan de continuïteit van de calamiteitenorganisatie alleen worden gewaarborgd door – buiten de bestrijding van calamiteiten om – aandacht te schenken aan de voorbereiding van deze organisatie. Deze voorbereid ing bestaat uit diverse onderdelen zoals het schrijven van plannen, maken van afspraken met externe instanties, houden van oefeningen en opleidingen, nemen van technische maatregelen, etc. Zij zijn op te splitsen in vijf onderdelen die samen de zogeheten veiligheidsketen vormen zoals weegegeven in figuur 7.1.
risiconiveau bestuurlijk acceptabele (rest)onveiligheid (rest)onveiligheid repressie
nazorg
preparatie preventie
crisismanagement
Pro-actie Figuur 8.1 De veiligheidsketen
Voorbeelden van werkzaamheden in de vijf onderdelen van de veiligheidsketen zijn: Proactie: aanleg dijken, natte infrastructuur Preventie: vergunningverlening, handhaving, watertoets, risico-inventarisatie Preparatie: organiseren, opleiden, oefenen, netwerken Repressie: uitvoeren, bestrijden (beperken) gevolgen Nazorg: herstel, aanpassing, claims Een goede en juiste communicatie met en naar de omgeving (crisispartners, externe instanties, burgers) is een belangrijk element bij alle 5 onderdelen van de veiligheidsketen. Al deze maatregelen samen vormen het integrale crisismanagement. Aangezien de activiteiten elkaar sterk beïnvloeden is centrale coördinatie hiervan noodzakelijk. Een klein deel van de calamiteitenorganisatie is daarom ook buiten calamiteiten actief (de vaste bezetting) om deze coördinatie op zich te nemen. De vaste bezetting kan dan tevens zorgen voor het op de hoogte houden van de overige medewerkers van de organisatie over het verloop van de voorbereidingen. Bij de voorbereiding van het waterschap op mogelijke calamiteiten behoort het opstellen van een Beleidsplan Calamiteitenzorg en bestrijdingsplannen. Alleen het maken van plannen is onvoldoende om een organisatie goed voor te bereiden. Andere activiteiten zoals oefenen, personeel opleiden in de omgang met calamiteiten, evalueren van incidenten het informeren van actoren binnen en buiten het waterschap over bijvoorbeeld het calamiteitenplan zijn minstens zo belangrijk. Het is noodzakelijk bestrijding van een calamiteit niet te beschouwen als een onderwerp dat op zichzelf staat, maar als onderdeel van de normale taken en werkzaamheden. Met andere woorden: een integratie van het werken onder gewone omstandigheden èn onder crisisomstandigheden.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
43
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
De bundeling van de activiteiten in een calamiteitenzorgsysteem, zorgt ervoor dat de samenhang van de activiteiten wordt gewaarborgd en gecoördineerd. Medewerkers krijgen regelmatig informatie over de activiteiten die worden verricht ter verbetering van de calamiteitenorganisatie. De resultaten van evaluaties van het optreden van de calamiteitenorganisatie worden rechtstreeks verwerkt in opleidingen, oefeningen en de diverse plannen. De afstemming met extern e organisaties wordt gecontinueerd, juist ook wanneer er geen calamiteit is. Door het calamiteitenzorgsysteem te integreren binnen de normale taken en werkzaamheden ontstaat continuïteit en borging van de kwaliteit van de calamiteitenzorg. Met het hantere n van een dergelijk systeem wordt aan externe organisaties verduidelijkt dat het waterschap het crisismanagement structureel ter hand neemt.
8.1
Werkgroep crisismanagement
8.1.1 Taken In perioden waarin het waterschap niet betrokken is bij de bestrijding van een daadwerkelijke calamiteit, is een klein deel van de calamiteitenorganisatie wel actief. Dit is de werkgroep „Calamiteitenzorg‟, bestaande uit met vertegenwoordigers van de diverse taakvelden van het waterschap die bij de bestrijding van een calamiteit betrokken kunnen zijn. Voorzitter van de werkgroep is de calamiteitencoördinator. De werkgroep functioneert onder de directe verantwoordelijkheid van de procesmanager calamiteitenzorg. De werkgroep calamiteitenzorg coördineert alle activiteiten ter voorbereiding op de bestrijding van calamiteiten. Hieronder vallen onder andere: -
Opstellen en actualiseren van het calamiteitenplan, supplementen en bestrijdingsplannen; Opstellen van een jaarplan en jaarverslag calamiteitenzorg; Uitvoeren van activiteiten in het kader van het opleidings- en oefenprogramma; Communiceren en afstemmen binnen het waterschap over de voorbereiding op en bestrijding van calamiteiten; Communiceren en afstemmen met netwerkpartners over de voorbereiding op en bestrijding van calamiteiten; Uitvoeren van de evaluaties en nazorg na daadwerkelijke calamiteiten.
8.1.2 Werkwijze Om de coördinatie van alle activiteiten te kunnen uitvoeren, komt de werkgroep calamiteitenzorg periodiek bij elkaar voor overleg. Tijdens deze werkbespreking wordt de voortgang van de activiteiten besproken en worden eventuele nieuwe activiteiten geïnitieerd. Er wordt door de calamiteitencoördinator gerapporteerd aan de procesmanager calamiteitenzorg.
Afstemming met de directie
Afhankelijk van de onderwerpen wordt door de calamiteitencoördinator, in overleg met de procesmanager calamiteitenzorg, afgestemd met het directieteam (Dt). Periodiek overleg met de dijkgraaf
Beleidsmatige zaken worden indien noodzakelijk, in overleg met de procesmanager calamiteitenzorg, afgestemd met de dijkgraaf. Deze afstemming vindt in de regel plaats door de calamiteitencoördinator.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
44
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Interne communicatie medewerkers
Het is van groot belang dat binnen het waterschap alle medewerkers op hoofdlijnen op de hoogte worden gehouden van de activiteiten in het kader van de calamiteitenzorg. Medewerkers die een functie vervullen in de calamiteitenorganisatie ontvangen, zo nodig, daarnaast ook de benodigde bestrijdingsplannen en supplementen. Op het aquanet is, naast informatie op het hoofdscherm, een aparte site beschikbaar voor het crisismanagement. De calamiteitencoördinator zorgt voor publicatie van de belangrijkste activiteiten en rapporten op deze site. Hierop zijn tevens diverse plannen m.b.t. de calamiteitenbestrijding gepubliceerd, die gedownload kunnen worden. Besluitvorming
Besluiten die het calamiteitenzorgsysteem aangaan worden genomen in de werkgroep en vinden in principe plaats middels consensus. Dit betekent dat de leden ook zorg dragen voor de implementatie van genomen besluiten in het eigen organisatieonderdeel. Wanneer het te nemen besluit de bevoegdheid van de werkgroep te boven gaat of wanneer de werkgroep het niet eens wordt over het besluit, dan wordt afgestemd met de procesmanager calamiteitenzorg. Sommige besluiten zijn zo ver reikend dat besluitvorming door Dt, DB of AB noodzakelijk is. Documentatie
Het is noodzakelijk om de plannen regelmatig te reviseren om ze up-to-date te houden. Redenen hiervoor zijn bijvoorbeeld interne (organisatie) wijzigingen, evaluaties van calamiteiten, evaluaties van oefeningen en wettelijke wijzigingen. Het doorgeven van interne wijzigingen is deels afhankelijk van de gebruikers van de plannen. Afhankelijk van het aantal mutaties worden de plannen periodiek gereviseerd. Bij ingrijpende mutaties wordt eveneens aandacht besteed aan de implementatie hiervan. De leden van de werkgroep zorgen ervoor dat zij hun eigen „stukken‟ voor de uitvoering van hun werkzaamheden beheren. Documentatie die van belang is voor crisismanagement, wordt centraal beheerd door de calamiteitencoördinator. Voorbeelden hiervan zijn de diverse plannen voor crisismanagement, de voortgangsrapportages, de notulen van de overleggen, de evaluaties van daadwerkelijke calamiteiten en oefeningen, etc. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van de plannen m.b.t. calamiteitenzorg ligt bij de calamiteitencoördinator (bijvoorbeeld beleidsplan, opleidings- en oefenplan) dan wel bij het desbetreffend werkgroeplid (bijvoorbeeld bestrijdingsplan, crisiscommunicatieplan).
De meeste actuele versie van het betreffende document wordt door de calamiteitencoördinator beheerd. Daarbij zal naast algemene toegankelijkheid via aquanet (PDF documenten), gerichte en geregistreerde verspreiding op papier worden toegepast. Bij het actualiseren van documenten zijn meestal calamiteitencoördinator beheert de „moederversie‟.
meerdere
mensen
betrokken.
De
Onderhoud extern netwerk
Tijdens de voorbereiding op calamiteiten is afstemming met de externe netwerkpartners van groot belang. Het betreft bijvoorbeeld het op elkaar laten aansluiten van plannen, het samen ervaring opdoen in oefeningen en opleidingen en het eenvoudigweg kennen van elkaars organisatie en aanpak bij calamiteiten. De calamiteitencoördinator is degene die de afstemming met de externe organisaties coördineert. Hij is de eerste aangewezene om deel te nemen in ambtelijke afstemmingsoverleggen. Faciliteiten
Ten behoeve van het crisismanagement wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de aanwezige faciliteiten van het waterschap. Daarnaast zorgt de calamiteitencöordinator voor de centrale
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
45
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
coördinatie van faciliteiten die gebruikt worden door meerdere delen van de calamiteitenorganisatie tegelijkertijd. Het beschikbaar stellen van de aangevraagde faciliteiten vindt verder plaats conform de normale procedures die hiervoor aanwezig zijn binnen het waterschap. Mede gezien het belang van de beschikbaarheid van voldoende faciliteiten is een werkgroeplid „gebouwenbeheer‟ opgenomen in de werkgroep. Budget en planning
In het najaar stelt de calamiteitencoördinator samen met de werkgroep een opleidings- en oefenplan op. Het plan geeft een overzicht van de voorgenomen oefeningen en trainingen in het komende jaar. Daarbij wordt een indicatie gegeven van de benodigde middelen in relatie tot het jaarlijks beschikbare budget. De calamiteitencoördinator bewaakt de algehele voortgang.
8.2
kwaliteitsborging
De voorbereiding van de calamiteitenorganisatie op calamiteiten moet beschreven en geborgd zijn. Taken en verantwoordelijkheden op dit gebied moeten vastgelegd worden. Het is noodzakelijk om kwaliteitseisen aan de organisatie te stellen om zodoende te zorgen voor een goede procesgang en een adequate en zorgvuldige manier van werken tijdens een calamiteit. Vaststelling en herziening calamiteitenplan Het (concept) beleidsplan calamiteitenzorg wordt vastgesteld door het dagelijks bestuur. De op te stellen bestrijdingsplannen worden ter kennisname voorgelegd aan het dagelijks bestuur. Ingevolge de Waterwet wordt het calamiteitenplan herzien of bijgewerkt indien daar een aanleid ing voor is. Zo vaak als dat nodig blijkt, zullen de bestrijdingsplannen geactualiseerd worden. Indien het beleidsplan structureel is gewijzigd of het een structurele wijziging betreft van de wijze van bestrijding van een calamiteit wordt het afzonderlijke bestrijdingsplan opnieuw ter goedkeuring voorgelegd aan het dagelijks bestuur. In overige gevallen verloopt de procedure via het directieteam. De werkgroep calamiteitenzorg is verantwoordelijk voor de correctheid en actualiteit van de inhoud van de plannen. Het calamiteitenplan is nooit “af”, maar een “levend” document. Het calamiteitenplan (incl. de bestrijdingsplannen) moeten up-to-date worden gehouden door een periodieke (minimaal een jaarlijkse) controle van alle gegevens. Door de werking van de calamiteitenbestrijding te evalueren, kan van eventuele fouten worden geleerd en kan het plan worden verbeterd. Alvorens vaststelling van het calamiteitenplan plaatsvindt, vindt afstemming plaats met de netwerkpartners. Zodra het calamiteitenplan is vastgesteld wordt het ter beschikking gesteld aan de netwerkpartners. Op www.noorderzijlvest.nl is het actuele calamiteitenplan via internet beschikbaar. Evaluatie calamiteitenzorg Jaarlijks wordt door de calamiteitencoördinator, in samenwerking met de werkgroep calamiteitenzorg, een jaarverslag ten behoeve van het directieteam en het dagelijks bestuur opgesteld. Hierin worden de bevindingen over het uitgevoerde jaarplan en aanbevelingen voor geconstateerde knelpunten weergegeven. Dit jaarverslag wordt opgesteld op basis van o.a. praktijk- en oefenevaluaties. Calamiteitenoefeningen Jaarlijks wordt in overleg met onderdelen van de calamiteitenorganisatie en op basis van het opleiding- en oefenplan, een oefenprogramma met betrekking tot de calamiteitenbestrijding opgesteld. Ook worden op zowel strategisch, tactisch en (coördinerend) uitvoerend niveau, multidisciplinaire oefeningen gehouden, waaraan het waterschap deelneemt. Zie voor een uitwerking van het programma het supplement „opleiding- en oefenplan‟.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
46
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Evaluatie van oefeningen en calamiteiten Aansluitend aan een gehouden oefening vindt een evaluatie plaats. Hiervan wordt een evaluatierapport opgesteld met aanbevelingen en acties ter verbetering / optimalisering van het calamiteitenplan en de bestrijdingsplannen. Daarnaast worden voorstellen gedaan voor verbeteringen van de vervolgoefeningen. De evaluatierapporten worden, in verband met de beleidsmatige/planmatige aspecten, opgesteld door de werkgroep calamiteitenzorg. Ook na calamiteiten waarbij het waterschap betrokken is geweest wordt een evaluatie gehouden. Systematiek voor kwaliteitsborging Om de beheersing en verbetering van het calamiteitenzorgsysteem te borgen, wordt gebruik gemaakt van de systematiek van Deming. Deze systematiek bestaat uit vier stappen, Plan, Do, Check en Act (PDCA). Omdat het een cirkel betreft waarbij plannen worden uitgevoerd, geëvalueerd, bijgesteld en daarna opnieuw uitgevoerd, zal het systeem zichzelf steeds verbeteren. Deze werkwijze is voor zowel de calamiteitenorganisatie als de werkgroep calamiteitenzorg toe te passen.
Figuur 8.2 PDCA-cyclus
Voor de calamiteitenorganisatie is deze cirkel op de volgende manier uitgewerkt: Plan: dit omvat het opstellen van het calamiteitenplan, de calamiteitenbestrijdingsplannen en de supplementen waarin het gehele optreden van de calamiteitenorganisatie is vastgelegd. Opleidingen vallen hier ook onder omdat ze zijn gericht op het overdragen van kennis en vaardigheden waarmee medewerkers activiteiten binnen de calamiteitenorganisatie kunnen uitvoeren. Do: het feitelijk bestrijden van calamiteiten en het houden van oefeningen valt hieronder omdat daarbij de calamiteitenorganisatie uitvoering geeft aan activiteiten die in de plannen zijn beschreven. Check: dit omvat het evalueren van calamiteiten en van oefeningen waarbij de calamiteitenorganisatie controleert of uitgevoerde activiteiten de gewenste resultaten hebben opgeleverd. Act: de laatste stap betreft het bijstellen van het calamiteitenplan, bestrijdingsplannen of supplementen naar aanleiding van evaluaties. Daarmee borgt de calamiteitenorganisatie leerervaringen die zijn opgedaan tijdens de calamiteitenbestrijding of tijdens oefeningen. Voor de werkgroep calamiteitenzorg is de plan-do-check-act cirkel als volgt uitgewerkt: Plan: het opstellen van een jaarplan calamiteitenzorg met daarin de voorgenomen activiteiten inzake planvorming, risicoanalyses, opleidingen, oefeningen, evaluaties, beheer van materialen, etc. Do: de feitelijke uitvoering van de activiteiten door leden van de werkgroep of door anderen op initiatief van de werkgroep. Hieronder vallen zaken als het opstellen van plannen, het organiseren van opleidingen en oefeningen, het communiceren over de calamiteitenzorg, etc. Check: in periodieke bijeenkomsten bewaakt de werkgroep de voortgang en wordt gecontroleerd of gewenste resultaten worden bereikt. De werkgroep stelt een jaarverslag op met een toetsing over het uitgevoerde jaarplan en aanbevelingen voor evt. knelpunten. Act: als de werkgroep door de voortgangscontrole knelpunten signaleert, zal de werkgroep maatregelen nemen om activiteiten bij te sturen. De aanbevelingen uit het jaarverslag vormen de basis voor verbeteringen in het nieuwe jaarplan.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
47
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
In figuur 8.3 is schematisch het kwaliteitsborgingproces weergegeven.
Wet / regelgeving mutaties, etc.
Aanpassen plan
Voorstel door werkgroep CZ
Wettelijk vereiste herziening Tussentijdse vaststelling door het
Vaststelling door
directieteam
dagelijks bestuur
verbetervoorstellen
vastgesteld calamiteitenplan
implementatie
Jaarplan /
opleidingen
oefeningen
afhandeling
program
trainingen
audits
calamiteiten
ma
Evaluaties / jaarrapportages
figuur 8.3 schema kwaliteitsborging calamiteitenzorg
8.3
Planvorming
8.3.1 Samenhang tussen plannen Ter voorbereiding op de bestrijding van (ernstige) incidenten en rampen is naast dit Beleidsplan Calamiteitenzorg een aantal bestrijdingsplannen opgesteld. Voor een adequate toepassing van deze plannen is het essentieel dat deze plannen afgestemd zijn op de diverse plannen in de veiligheidsregio. Dit aspect is ook wettelijk bepaald. Er dient in ieder geval afgestemd te zijn met
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
48
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
het beleidsplan van de veiligheidsregio en het regionaal crisisplan. Ook zijn de plannen afgestemd met relevante nationale en internationale plannen en wetgeving. Europese richtlijn overstromingsrisico’s (ROR) Doel van de ROR is de beperking van de gevolgen van overstromingen voor mens, milieu, cultureel erfgoed en economische bedrijvigheid. De richtlijn verplicht de lidstaten onder meer om overstromingsgevaaren overstromingsrisicokaarten te vervaardigen en overstromingsrisicobeheerplannen (orbp) op te stellen. Deze verplichtingen zijn opgenomen in de Waterwet. De kaarten en plannen gelden alleen voor gebieden met mogelijk significante overstromingsrisico‟s. In Nederland werken Rijk, waterschappen, provincies, veiligheidsregio‟s en gemeenten samen om een en ander te bewerkstelligen. Men richt zich vooral op gebieden die beschermd worden door primaire of regionaal genormeerde waterkeringen. Volgens planning moeten de kaarten in 2013 en de plannen in 2015 publiekelijk beschikbaar zijn. In de plannen komen begrippen als bescherming, preventie en crisisbeheersing uitgebreid aan de orde. Waar nodig vindt ook internationale afstemming plaats. Het opstellen van de plannen wordt uitgevoerd door een landelijk schrijfteam aan de hand van de input vanuit de regio‟s , de zogenaamde bouwstenen. De bouwsteen voor Groningen en Noord- en Oost-Drenthe is opgesteld door een kerngroep bestaande uit vertegenwoordigers van de waterschappen, v eiligheidsregio‟s, provincies en gemeenten. De bouwsteen draagt bij aan het orbp voor Rijn-noord en Eems. Een overzicht van de diverse relevante externe plannen vindt u in bijlage E.
8.3.2 Risico-inventarisatie en analyse en bestrijdingsplannen De nadruk van de werkzaamheden van het waterschap Noorderzijlvest ligt op preventie, dat wil zeggen het voorkomen van problemen en overlast voor bedrijven en burgers in het beheersgebied. De dagelijkse taak van het waterschap is dan ook op risicoverkleining en risicobeheersing gericht. Het is echter niet mogelijk om de risico‟s helemaal weg te nemen; restrisico‟s, hoe klein ook, blijven altijd bestaan. Om zo veel mogelijk te voorkomen dat deze restrisico‟s leiden tot daadwerkelijke calamiteiten en om eventuele, zich toch voordoende, calamiteiten te kunnen bestrijden heeft het waterschap de belangrijkste en grootste risico‟s in kaart gebracht. Dit is de risico-inventarisatie. Op basis van de risico-inventarisatie heeft het waterschap bekeken welke risico‟s van dien aard zijn dat het noodzakelijk is dat het waterschap zich daadwerkelijk middels bestrijdingsplannen en opleiden en oefenen erop voorbereidt. Met andere woorden van welke risico‟s zijn de gevolgen zo groot, is de kans relatief groot of de combinatie van gevolgen en kans groot, dat voorbereiding hierop van groot belang is. Dit wordt risico-analyse genoemd. Zowel de risico-inventarisatie als –analyse is gedaan door deskundige medewerkers van het waterschap en zijn gestoeld op hun kennis en ervaringen uit het verleden. Door de veiligheidsregio‟s is door deskundigen van diverse organisaties ook een (multidisciplinaire) risico-inventarisatie en –analyse uitgevoerd, wat heeft geleid tot het regionale risicoprofiel. Crises (of onderdelen daarvan) zoals overstromingen, extreme weersomstandigheden, verstoring van rioolwatertransport en zuivering, ongevallen met gevaarlijke stoffen, en incidenten op water zijn door Noorderzijlvest in de diverse bestrijdingsplannen meegenomen. Voor de risicoprofielen wordt verwezen naar de betreffende documenten. Gebaseerd op de uitkomsten van calamiteitenbestrijdingsplannen opgesteld: -
deze
risicoanalyse
zijn
de
volgende
Primaire Kering Peilbeheer
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
49
Calamiteitenplan
-
Waterschap Noorderzijlvest
Uitval Zuiveringtechnische Werken Waterverontreiniging
Voor ieder bestrijdingsplan zijn op basis van de risicoanalyse een aantal scenario‟s uitgewerkt met daarin de koppeling met alarmering, opschaling en bestrijdingsmaatregelen, voor zover nodig zowel mono- als multidisciplinair. In bijlage B is per bestrijdingsplan kort toegelicht waarom het is uitgewerkt en staat aangegeven welke scenario‟s eraan gekoppeld zijn. Omdat het waterschap voor zijn functioneren in belangrijke mate afhankelijk is van diverse systemen op het hoofdkantoor, is besloten tot het opstellen van een risicoanalyse Uitval Waterschapshuis. Tevens zijn de al genomen maatregelen hierin opgenomen, zie bijlage C.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
50
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Bijlage A Overzichtskaart beheersgebied Noorderzijlvest
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
51
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Bijlage B Risicoanalyse Veel van de werkzaamheden van het waterschap Noorderzijlvest hebben betrekking op risicoverkleining en risicobeheersing. Het is echter niet mogelijk om de risico‟s helemaal weg te nemen; restrisico‟s, hoe klein ook, blijven altijd bestaan. Om zo veel mogelijk te voorkomen dat deze restrisico‟s leiden tot daadwerkelijke calamiteiten en om eventuele, zich toch voordoende, calamiteiten te kunnen bestrijden heeft het waterschap de belangrijkste en grootste risico‟s in kaart gebracht. Dit is de risico-inventarisatie. Op basis van de risico-inventarisatie heeft het waterschap bekeken welke risico‟s van dien aard zijn dat het noodzakelijk is dat het waterschap zich daadwerkelijk middels bestrijdingsplannen en opleiden en oefenen erop voorbereidt. Met andere woorden van welke risico‟s zijn de gevolgen zo groot, is de kans relatief groot of de combinatie van gevolgen en kans groot, dat voorbereiding hierop van groot belang is. Dit wordt risico-analyse genoemd. Waterschap Noorderzijlvest heeft op basis van ervaringen uit het verleden – uit praktijk en oefeningen - en met behulp van de aanwezige kennis van deskundige medewerkers de risicoinventarisatie en -analyse uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn weergegeven in deze bijlage, inclusief de verantwoording voor de risico‟s waarop het waterschap zich middels bestrijdingsplannen voorbereidt. Door de veiligheidsregio‟s is door deskundigen van diverse organisaties, waaronder de waterschappen, ook een (multidisciplinaire) risico-inventarisatie en –analyse uitgevoerd, wat heeft geleid tot het regionale risicoprofiel. Crises (of onderdelen daarvan) zoals overstroming en, extreme weersomstandigheden, verstoring van rioolwatertransport en zuivering en ongevallen met gevaarlijke stoffen zijn door Noorderzijlvest in de diverse bestrijdingsplannen meegenomen. Voor de regionale risicoprofielen wordt verwezen naar de betreffende documenten.
Primaire kering Een bestrijdingsplan voor calamiteiten met de primaire kering kan niet ontbreken omdat de fysieke, ecologische, maatschappelijke en financiële gevolgen van een overstroming enorm zijn. De snelheid en diepte van inundatie en de mogelijkheid om de schade te herstellen dan wel te beperken zijn voor een groot deel bepalend voor de grootte van de gevolgen. Bij een dergelijke calamiteit zijn altijd meerdere crisispartners betrokken en is overleg op bestuurlijk niveau altijd aan de orde. Het betreft met andere woorden calamiteiten van de hoogste orde, die hopelijk nooit plaatsvinden, maar waarop voorbereiding essentieel is om de gevolgen te kunnen beperken en herstel te kunnen bespoedigen. Gezien bovenstaande is het opstellen en in stand houden van dit bestrijdingsplan een wettelijke verplichting. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee scenario’s als bedreiging voor de primaire keringen: Hoog water op zee (stormvloed); Falen primaire kering.
Peilbeheer Een calamiteitenbestrijdingsplan is noodzakelijk vanwege de mogelijke overlast door teveel of te weinig water die de diverse scenario‟s kunnen veroorzaken. Wateroverlast kan zorgen voor (ernstige) schade aan huizen en bedrijven, maar ook aan infrastructuur. Ook kan economische schade optreden, da mate waarin wordt grotendeels bepaald door de waterhoogte en de duur van de wateroverlast. Mede gezien de grote peilverschillen in het gebied kan het falen van de kade van het Eemskanaal ernstige gevolgen veroorzaken en wordt om deze reden dit scenario verder uitgewerkt in het bestrijdingsplan.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
52
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Watertekort levert vooral problemen op voor agrariërs die afhankelijk zijn van (zoet) water voor dieren en gewassen. Echter ook gevolgen als vissterfte, verhoging van het zoutgehalte, bacteriegroei en afname van de recreatievaart mogelijkheden kunnen zich voordoen. De impact van watertekort of -overlast kan ook gevolgen hebben voor het imago van het waterschap. In het bestrijdingsplan zijn de volgende mogelijke calamiteitenscenario’s m.b.t. peilbeheer nader uitgewerkt: Hoogwater op de boezem; Hoogwater in een polder; Watertekort (droogte); Uitval Kunstwerken (incl. primaire kering); (vergroot risico op) falen van de boezemkaden; (vergroot risico op) falen van de Eemskanaalkade.
Uitval zuiveringstechnisch werken Dit calamiteitenbestrijdingsplan is opgesteld omdat uitval van een zuiveringstechnisch werk kan leiden tot een aantal problemen. Zo kunnen er nadelige gevolgen zijn voor bebouwd gebied, doordat zij hun afvalwater niet meer kwijt kunnen. Ook kan er sprake zijn van stankoverlast door o.a. overstort. Bovendien leidt grootschalige overstort tot vervuiling van oppervlaktewater en kan het leiden tot schade aan de ecologie. Verontreiniging van oppervlaktewater kan ook veroorzaakt worden doordat een zuiveringsinstallatie uitgevallen is en ongezuiverd rioolwater geloosd wordt. Door voornoemde problemen kan als bijkomend gevolg het imago van het waterschap in het gedrang raken. In het calamiteitenbestrijdingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen vier verschillende scenario’s die kunnen optreden: Uitval Rioolgemaal; Elektrische- of mechanische storing op RWZI; Calamiteuze lozing op RWZI; Lekkage of breuk Persleiding;
Waterverontreiniging Waterverontreiniging kan grote gevolgen hebben voor de ecologie, de gezondheid van mens en dier en het imago van het waterschap. Waterverontreiniging kan door verschillende oorzaken ontstaan zoals onvolledige afvalwaterzuivering, bluswaterlozing, (illegale) bedrijfsmatige lozingen, lozingen tijdens transportongevallen (lekkages bij auto‟s, schepen, leidingen, enz.) en natuurlijke (seizoensgebonden) oorzaken. Bij de laatste oorzaak kan gedacht worden aan algenbloei, bacteriegroei en dichtvriezing van (ondiep) oppervlaktewater. De waterverontreiniging is in het calamiteitenbestrijdingsplan opgedeeld in een viertal scenario’s: Verontreiniging door drijvende stoffen; Verontreiniging door zuurstofbindende stoffen; Verontreiniging door chemische stoffen; Verontreiniging door seizoeninvloeden.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
53
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Bijlage C Risicoanalyse uitval waterschapskantoor Vanwege de mogelijke gevolgen die een uitval van het waterschapskantoor kan hebben op de bestrijding van calamiteiten heeft het waterschap hiervoor een aparte risico-analyse gemaakt.
1.
Inleiding
Van de mogelijke uitval van het waterschapshuis tijdens calamiteiten zij onderstaand mogelijke risico‟s beschreven. De risico‟s zijn in kaart gebracht om aan te geven waar eventuele risico‟s liggen, die de werkprocessen in het waterschapshuis tijdens calamiteiten ernstig kunnen verstoren, ofwel daardoor niet kunnen worden uitgevoerd.
2.
Risico’s
Het waterschapshuis is gebouwd in 2000/2001. De van toepassing zijnde voorschriften die moesten worden gehanteerd in het kader van de gebruiksveiligheid zijn nageleefd. Tevens zijn er enkele aanvullende voorzieningen geïnstalleerd, die specifiek tot doel hebben om bij stroom uitval een deel van het gebouw te kunnen blijven gebruiken. Door het aanbrengen van noodvoorzieningen valt het te betwijfelen of er nog risico‟s overblijven waardoor het gebruik van het gebouw plotseling niet meer mogelijk zou zijn. In onderstaande paragraaf treft u een risico inventarisatie aan. De risico‟s voor het functioneren van het waterschapshuis zijn de volgende: Brand Stroomuitval Overspanning Wateroverlast Uitval gasvoorziening Uitval van drinkwatervoorziening De eerste vier risico‟s worden hieronder nader belicht. De overige twee risico‟s zullen niet voor een ernstige verstoring van de dagelijkse werkzaamheden zorgen en worden daarom niet verder toegelicht.
2.1. Brand Conform de landelijke voorschriften voor kantoorgebouwen is een deel van het waterschapshuis voorzien van een sprinklerinstallatie. Gebied met sprinkler: Een brand kan worden waargenomen door de rookmelders in de algemene ruimten, de meldkamer van de brandweer krijgt een automatische melding. Een brand in een kantoorvertrek zal er na enige tijd toe leiden dat de smeltpatroon in een sprinklersproeier smelt. De sproeier treedt in werking en door de daling van de waterdruk in het systeem wordt de sprinklerinstallatie verder geactiveerd. De meldkamer van de brandweer krijgt een automatische melding van het in werking treden van de sprinkler. De sprinklerinstallatie wordt maandelijks beproefd en halfjaarlijks door Bureau Veritas gekeurd voor de noodzakelijke certificering. Een sprinkler installatie is in principe bedoeld om een verdere uitbraak van een beginnende brand te vertragen, waardoor de brandweer in staat is om in stelling te komen en de brand volledig te blussen.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
54
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Gebied zonder sprinkler Een brand kan slechts waargenomen worden door de rookmelders die in de gangen en het trappenhuis zijn geplaatst en die puur dienen als vluchtwegbeveiliging. Deze rookmelders zijn aangesloten op de brandmeldcentrale van de sprinkler. Serverruimte 3 verdieping Voor de technische serverruimte, waar de systemen van automatisering staan opgesteld is later gekozen voor een gasblussysteem. Dit gasblussysteem heeft een eigen brandmeldcentrale (BMC) waarop 6 rookmelders zijn aangesloten. Op deze BMC wordt nog een aspiratie-unit aan gesloten welke luchtmonsters neemt bij de aanzuiging van de airconditioners en deze onderzoekt op rookgassen. Wanneer rookgassen worden gedetecteerd wordt door deze unit de ventilatie gestopt en moeten vervolgens de rookmelders de oorzaak verifiëren. Een brandmelding v an deze gasbluscentrale zal doorgegeven worden aan de hoofdbrandmeldcentrale van het gebouw. Ook zal dan de gasblussing in werking treden. Deze ruimte is onder beheer van het proces Data, Informatie & Advies (DIA). Het gehele systeem dat daar wordt toegepast dient ook twee keer per jaar te worden gekeurd door Bureau Veritas, een bevoegde instantie. De beide brandmeldcentrales en de inbraakcentrale die alarmmeldingen door geeft naar de meldkamer van G4S zijn allen voorzien van een batterij als noodvoeding. Zij worden normaal gevoed uit het deel van de E-installatie die ook gevoed wordt door het noodaggregaat. De elektrische voeding van de sprinklerpompinstallatie is, uit veiligheidsoverwegingen, direct aangesloten op de voeding van het Nutsbedrijf. Brandschade Gezien de aangebrachte beveiligingsinstallaties mag worden aangenomen dat brandschade aan het pand zich mogelijk tot een klein deel beperkt. Rookschade kan aanzienlijk zijn, maar zal niet leiden tot langdurig onbruikbaar zijn van het kantoor.
2.2. Uitval stroom/lichtnet: Er zijn twee momenten/risico‟s: A stroomuitval onder normale bedrijfsomstandigheden kan leiden tot verlies van data en schade aan servers. B stroomuitval tijdens een crisissituatie kan er tevens toe leiden dat de crisisbeheersing ernstig wordt gehinderd. Er is gekozen voor het installeren van een No-Breakinstallatie en een noodstroomaggregaat. De No-Break installatie vangt direct de stroomstoring op voor de daaraan gekoppelde installaties (beperkte noodverlichting, serverruimte incl. koeling en enkele belangrijke apparatuur). Het noodaggregaat zal automatisch starten en neemt vervolgens binnen 30 seconden eerder genoemde functies over en zal ook een deel van de verlichting en de crisisruimten van stroom voorzien.
2.3. Overspanning Schade elektrische/elektronische apparatuur als gevolg van overspanning Het waterschapshuis is voorzien van een bliksemafleider systeem. De hoofdvoeding verdeler HKL en de groepenkast 3NB1 (computerruimte) zijn voorzien van een overspanningsbeveiliging. Wanneer deze aangesproken worden dan wordt dit als een storing gemeld. Het functioneren van deze beveiligingen heeft geen invloed op de stroomvoorziening. Verder is de elektrische installatie niet voorzien van overspanning beveiligingen. Bij hoge verandering van veldsterkte bij en in het kantoor kan er op de elektrische leidingen een hoge inductiespanning ontstaan die schade kan veroorzaken op aangesloten apparatuur.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
55
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Niet bekend is of dit in het verleden heeft plaats gevonden. Het risico van schade is te verkleinen door te investeren in de elektrische installatie.
2.4. Overstroming Bij overstroming t.g.v. extreme weersomstandigheden is het te verwachten dat het waterschapshuis al in gebruik is. Aparte voorzieningen zijn hiervoor niet aanwezig. In geval van ongecontroleerd uitstromen vanuit (drink)waterleidingen zin op strategische punten alarmeringen aangebracht. Waterschade In de technische ruimten, de computerruimte en het archief zijn op de vloer watermelders geplaatst. Deze detectors zijn aangesloten op de inbraakmeldcentrale die op zijn beurt een melding doet aan de meldkamer van G4S. De kantoren zijn niet voorzien van sensoren.
2.5. Overige risico’s Mogelijke andere risico‟s, zoals schade door storm of mogelijk een terroristische dreiging zijn op dit moment bijna of geheel te verwaarlozen.
3.
Scenario uitval waterschapshuis
Uit de risico inventarisatie blijkt dat uitval van de stroomvoorziening in ons gebied een mogelijke bedreiging kan zijn voor het functioneren of opereren vanuit het waterschapshuis ten tijde van een calamiteit. Uitval van de stroomvoorziening kan onder bijzondere omstandigheden te maken met de capaciteit van het huidige elektriciteitsnet in ons gebied. Een uitval wordt meestal veroorzaakt door kabelbreuk als gevolg van werkzaamheden.
3.1. Maatregelen Om niet geheel verstoken te blijven van elektriciteit is destijds bij de bouw van het waterschapshuis hiervoor een plan ontworpen. Dit plan voorziet in een gedeeltelijke stroomvoorziening van het waterschapshuis. Hiervoor zijn eisen geformuleerd, om te komen tot het plaatsen van een No-Break installatie en van een noodaggregaat die beiden voldoende vermogen leveren om het gebouw deels in bedrijf te houden. In 2005 is de situatie van 2001 geëvalueerd en is het vermogen van de No-Break installatie vergroot. Op dit moment is er gezien de belasting (50%) van de No-Break geen reden voor nader onderzoek. De elektrische installatie is zo gewijzigd dat het crisis/calamiteitencentrum geheel, voorzien van noodstroom, kan blijven functioneren. In principe kan het noodaggregaat net zo lang draaien, als nodig, indien het maar voorzien wordt van de benodigde brandstof. Op de standaard brandstofvoorraad kan het aggregaat circa 10 uur draaien. Bij een langdurige stroomonderbreking kan er beroep gedaan worden op de mobiele brandstofvoorraad te Onderdendam. Zowel de No-Break als het noodaggregaat wordt jaarlijks onderhouden. Het noodaggregaat wordt maandelijks getest. Voor de No-Break is een jaarlijkse test voorzien. Het noodaggregaat neemt bij een stroomstoring de stroomvoorziening van de volgende apparatuur over: alle automatisering systemen vanuit de server ruimte 3e verdieping; koelunit server ruimte; telefooncentrale; Vergaderzalen 4 e verdieping (crisisruimten) zendapparatuur; voor het in stand houden van verbindingen via mobilofoons; noodverlichting in de verkeersruimten in het waterschapshuis; vluchtwegen worden aangegeven;
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
56
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Voor de lift geldt dat deze bij uitval van stroom nog wel de mogelijkheid heeft beide liften naar beneden te laten gaan en vervolgens blijven de liften daar staan met geopende deuren en zijn niet meer bruikbaar. Indien bovengenoemde huidige situatie als niet voldoende wordt beschouwd en er bij een calamiteit dient te worden uitgeweken naar een andere locatie binnen het waterschap of bij een andere organisatie, dan dient hiervoor nader onderzoek te worden gestart. Hierover is summier contact geweest met waterschap Hunze en Aa‟s. De vraag is gesteld om over en weer gebruik te kunnen maken van elkaars faciliteiten ten tijde van een calamiteit, indien dit nodig is. Dit is verder niet uitgewerkt. Ook zou het denkbaar kunnen zijn dat de destijds geformuleerde eisen worden aangepast en de daarvoor benodigde noodvoorzieningen worden opgewaardeerd. Indien er aanpassingen dienen te worden gedaan, dan zullen voorstellen moet en worden geformuleerd en zal hierover moeten worden besloten door het Dt of het DB.
4.
Algemene facilitaire punten/ondersteuning
4.1. Alarmering Indien een calamiteit zich voordoet buiten kantoortijd zullen de signaleringssystemen melding maken bij de daarvoor juiste instanties.
daarvoor
geïnstalleerde
Het meldingspaneel zal altijd een alarm automatisch doen uitgaan naar de meldkamer van G4S, de beveiligingsdienst. Bij brand zal dan in ieder geval de gebouwbeheerder worden geïnformeerd. Volgens de lijn van opschaling wordt de Secretaris Directeur ingelicht. De secretaris directeur zal de overige MT leden informeren. Bij het ontstaan van een brand, zal, direct na signalering, een melding binnenkomen bij de meldkamer van de brandweer (via de directe verbinding tussen waterschapshuis en meldkamer brandweer in Groningen).
4.2. Toegang tot het waterschapshuis Toegang tot het waterschapshuis is mogelijk voor de daartoe geautoriseerde personen.
4.3. Catering Bij het in werking treden van een bestrijdingsplan kan er een beroep worden gedaan op de catering van het waterschapshuis. De catering kan zowel in het waterschapshuis als op locatie worden ingeschakeld. Hiervoor kan contact worden opgenomen met de catering manager.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
57
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Bijlage D Wettelijke regelingen en juridische aspecten In deze bijlage wordt het wettelijk instrumentarium in geval van een ramp met waterstaatkundige aspecten weergegeven. De aandacht is daarbij primair gericht op de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het waterschapsbestuur en Gedeputeerde Staten tijdens een (typisch) waterstaatkundige ramp of zwaar ongeval. Een volledige beschrijving van de (meer algemene) bevoegdheden van gemeentelijke en provinciale bestuursorganen op basis van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Wet veiligheidsregio‟s is niet beoogd. Aan de onderstaande beschrijving kunnen geen rechten worden ontleend. De letterlijke teksten van de geldende wet- en regelgeving zijn te vinden op internet, onder www.wetten.nl.
Waterwet De regeling inzake het optreden bij gevaar voor waterstaatswerken en het beheer van watersystemen in buitengewone omstandigheden is in par. 4 van Hoofdstuk 5 van de Waterwet vastgelegd. In deze paragraaf wordt de plicht tot het opstellen van een calamiteitenplan en het houden van oefeningen enz. voorgeschreven. De regeling komt vrijwel overeen met de regeling zoals deze in de vroegere Waterstaatswet 1900 was opgenomen. Kernbepaling is artikel 5.30 van de Waterwet. In die bepaling wordt het waterschapsbestuur de bevoegdheid gegeven om – zolang de situatie dat noodzakelijk maakt (dat wil zeggen: dat de “veiligheid van één of meer waterstaatswerken of anderszins de goede staat daarvan in onmiddellijk en ernstig gevaar is of dreigt te komen”) – al die maatregelen te treffen, die hij nodig oordeelt, zo nodig in afwijking van wettelijke voorschriften (zij het dat de maatregelen niet in strijd mogen komen met de Grondwet of enige internationale verplichting).
Waterschapswet Artikel 96 Waterschapswet bevat een afgeleide bijzondere bevoegdheid van de voorzitter, n.l.: wanneer de omstandigheden geen voorafgaande bijeenroeping van het algemeen of dagelijks bestuur gedogen, is de voorzitter bevoegd in gevallen van dringend of dreigend gevaar, al die maatregelen te nemen waartoe die besturen bevoegd zijn.
Onteigeningswet Artikel 73 regelt de ogenblikkelijke inbezitneming ingeval van watersnood (zie ook onder “de Waterschapswet”). Ingevolge dit artikel wordt onder watersnood niet alleen verstaan het geval dat dijken zijn doorgebroken of overstromingen hebben plaatsgehad, maar ook dat van dringend of dreigend gevaar voor dijkdoorbraak of overstroming.
Wrakkenwet Op grond van deze wet kunnen vaartuigen, overblijfselen van vaartuigen en alle andere voorwerpen in openbare wateren gestrand, gezonken of aan de grond geraakt, of vastgeraakt op of in waterkeringen of andere waterstaatswerken, door de beheerder van dat water of waterstaatswerk worden opgeruimd, zonder dat deze door belanghebbende bij het vaartuig, of het opgeruimde voorwerp dan wel de zaken aan boord van of in of op het voorwerp aansprakelijk kan worden gesteld voor door die opruiming aan hen toegebrachte schade.
Wet bodembescherming Indien als gevolg van een ongewoon voorval een geval van ernstige verontreiniging ontstaat of de bodem ernstig is of dreigt te worden aangetast, nemen, op grond van artikel 30, gedeputeerde staten onverwijld de naar hun oordeel noodzakelijke maatregelen ten einde de oorzaak van de verontreiniging of aantasting weg te nemen en de bodem te saneren of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken. Voor zover de verontreiniging of aantasting de bodem onder of de kust of de oever van oppervlaktewater betreft, berusten ingevolge art. 5.30 van de Waterwet vergelijkbare bevoegdheden bij de waterkwaliteitsbeheerder.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
58
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Gemeentewet De burgemeester kan ook op grond van artikel 172, 175 en 176 van de Gemeentewet bevelen geven aan een ieder met het oog op het voorkomen, beperken en bestrijden van gevaar en ter handhaving van de openbare orde. Deze wet is niet gebonden aan buitengewone omstandigheden.
Ambtsinstructie van de Commissaris der Koningin De Ambtsinstructie geeft de Commissaris der Koningin, voor zover daarin niet bij of krachtens de wet is voorzien, bij (de dreiging van) een ramp de bevoegdheid om te bevorderen dat de bestrijding of voorkoming naar behoren geschiedt. Hierbij moet rekening worden gehouden met door de minister van Binnenlandse Zaken gegeven aanwijzingen. Wanneer daarnaast in het gebied van meer dan één gemeente bijzondere voorzieningen nodig zijn, is de Commissaris bevoegd om maatregelen te treffen en de bevelvoering te regelen indien hij daar noodzaak toe ziet.
Wet veiligheidsregio’s Met ingang van 1 oktober 2010 is de Wet veiligheidsregio‟s in werking getreden. Met de komst van deze wet verandert een aantal bevoegdheden en procedures in het geval van rampen en crises. Op basis van de wet zijn de brandweerzorg, de geneeskundige hulpverlening, met behoud van de op regionaal niveau geïntegreerd, teneinde een verzekeren, mede op basis van een gecoördineerde
rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de lokale verankering, bestuurlijk en operationeel doelmatige en slagvaardige hulpverlening te voorbereiding.
Nederland is ingevolge de Wet veiligheidsregio‟s in zogeheten veiligheidsregio‟s verdeeld. Dit betekent dat het beleidsmatig en beslissend primaat bij opschaling is gewijzigd. Vooral de positie van de gemeenten en de provincie in het veiligheidsdomein verandert hierdoor. De planvorming wordt vereenvoudigd en belegd bij de regio. De rol van de provincie bij het toezicht op de planvorming verdwijnt daarmee. Het opperbevel berust bij het bestuur van een veiligheidsregio, dat functioneert als een gemeenschappelijke regeling in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Aan het hoofd daarvan staat een burgemeester. Tijdens het operationele optreden komt het primaat, ook in gemeentegrensoverschrijdende situaties, te liggen bij een burgemeester in zijn hoedanigheid van voorzitter van de veiligheidsregio. De rol van de provincie bij het operationele optreden wordt om die reden kleiner. Op grond van de Wet veiligheidsregio‟s hebben de veiligheidsregio‟s de navolgende taken: het inventariseren van risico‟s van branden, rampen en crises; het adviseren van het bevoegd gezag over risico‟s van branden, rampen en crises; het adviseren van de colleges van B en W op het terrein van brandpreventie; de voorbereiding op de bestrijding van branden en zware ongevallen en het organiseren van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing; het instellen en in stand houden van een regionale brandweer; het instellen en in stand houden van een organisatie, belast met het organiseren van de geneeskundige hulpverlening; het voorzien in de meldkamerfunctie; het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel; het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening binnen de diensten van de veiligheidsregio en tussen deze diensten en de overige instanties die bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing betrokken zijn. In het kort is het volgende in de Wet veiligheidsregio‟s geregeld. Koude en warme fase In de Wet veiligheidsregio‟s staan de onderlinge verhoudingen tussen de gemeenten en de veiligheidsregio beschreven. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de koude en warme fase. In de
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
59
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
koude fase gaat het vooral om bestuurlijke verhoudingen in relatie tot planvorming en organisatie van de veiligheidsregio (§3, art. 8 t/m 24). In de warme fase gaat het om bevoegdheden met betrekking tot de aansturing en coördinatie van hulpdiensten en gemeenten, die zijn betrokken bij de bestrijding van een bovenlokale ramp of crisis (§9, art. 39 t/m 44). Deze beschrijving richt zich op de bevoegdheden in de warme fase. Lokale rampen en crises Indien er sprake is van een ramp of crisis op lokaal niveau, is de burgemeester verantwoordelijk voor de effectieve bestrijding ervan (art. 4 t/m 7). Er wordt gemeentelijk een beleidsteam en operationeel team ingesteld. Dit verandert niet met de komst van de Wet veiligheidsregio‟s. De burgemeester overlegt op de gebruikelijke manier met de operationeel verantwoordelijken van de hulpverleningsdiensten over de benodigde aanpak. De burgemeester zorgt er ook voor dat de gemeentelijke diensten in actie komen, bijvoorbeeld wat betreft de publieksvoorlichting (art. 7). Na afloop van de ramp of crisis legt de burgemeester verantwoording af aan de eigen gemeenteraad (art.180 Gemeentewet). Bovenlokale rampen en crises Met de komst van de Wet veiligheidsregio‟s is het onderscheid cruciaal tussen de lokale en bovenlokale aard van de ramp of crisis. Bij een bovenlokale ramp of crisis gaan de wettelijke bevoegdheden voor het bestrijden ervan over naar de voorzitter van de veiligheidsregio (art. 39). Dit geldt overigens niet alleen voor bevoegdheden met betrekking tot de rampenbestrijdi ng zelf, maar ook voor bevoegdheden met betrekking tot openbare orde. Op grond van artikel 39 verkrijgt de voorzitter deze bevoegdheden, die zijn vastgelegd in de Gemeentewet, artikelen 172 t/m 177 (met uitzondering van artikel 176, lid 3 t/m 6). Op grond van de Gemeentewet (art.175 en 176, lid 1 en 2) kan de voorzitter noodmaatregelen treffen (noodbevel en noodverordening). De voorzitter heeft ook de bevoegdheid om een lichte noodmaatregel te nemen (art. 172 Gemeentewet). Rampen houden zich vanzelfsprekend niet aan gemeentegrenzen. Soms is meteen duidelijk dat er sprake is van bovenlokale gevolgen. In andere gevallen kan een ramp of crisis escaleren, waardoor deze na verloop van tijd een bovenlokaal karakter krijgt. Op het moment dat de voorzitter van de veiligheidsregio een Regionaal Beleidsteam (RBT) in het leven roept, is er formeel sprake van een bovenlokale ramp of crisis (art. 39, lid 2). Daarmee is de verschuiving van bevoegdheden naar de voorzitter van de veiligheidsregio ook een feit. De betrokken gemeenten maken onderdeel uit van het RBT, evenals de voorzitters van de betrokken waterschappen en de Hoofdofficier van Justitie (art. 39, lid 2). Gevolgen van de Wet veiligheidsregio’s voor de bevoegdheidsverdeling op een rij
Opperbevel Bij een bovenlokale ramp of crisis is de voorzitter van de veiligheidsregio „opperbevelhebber‟ (art. 39, lid 1). Dit betekent dat de voorzitter alle bestuurlijke besluiten neemt die van belang zijn. De voorzitter heeft niet de operationele leiding. Deze rol is weggelegd voor de leider van het Regionaal Operationeel Team, dat gelijktijdig met het Regionaal Beleidsteam wordt ingesteld (art. 39, lid 3). De voorzitter geeft de operationeel leider de bevelen die hij nodig acht, in verband met de uitvoering van de door hem genomen besluiten (art. 39, lid 5).
Aanwijzingen Als hoofd van het Regionaal Beleidsteam kan de voorzitter gemeenten (en hulpdiensten) aanwijzingen geven, waaraan de burgemeester(s) van de betrokken gemeente(n) moet(en) voldoen (art. 39, lid 1 en verder). Hierover moet eerst worden gesproken in het Regionaal Beleidsteam, waarin de betrokken gemeenten zijn vertegenwoordigd (art. 39, lid 4), tenzij de vereiste spoed zich hiertegen verzet.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
60
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Afleggen van verantwoording Na afloop van de ramp of crisis zal een gemeenteraad over het algemeen behoefte hebben om de gekozen aanpak en het verloop van de bestrijding van de ramp of crisis te evalueren. In het geval van een bovenlokale ramp of crisis is de voorzitter verplicht om schriftelijk te informeren (art. 40, lid 1). Op verzoek van de betrokken gemeenteraad moet de voorzitter schriftelijke vragen beantwoorden (art. 40, lid 2) of de gemeenteraad een mondelinge toelichting geven (art. 40, lid 3). Ten aanzien van de voorzitter van de veiligheidsregio kunnen door de gemeenteraad echter geen bestuurlijke consequenties worden getrokken. Dit kunnen gemeenteraden uitsluitend doen ten aanzien van hun eigen burgemeester.
Resterende lokale verantwoordelijkheden Het feit dat de voorzitter een aantal exclusieve verantwoordelijkheden en rechten krijgt bij de verschuiving naar bovenlokaal niveau, ontslaat gemeenten niet van hun lokale verantwoordelijkheden. Naast coördinerende taken (in geval van een lokale ramp of crisis) heeft een gemeente uitvoerende taken bij de bestrijding van een ramp of crisis (ook als er sprake is van een bovenlokale aanpak). Hier gaat het bijvoorbeeld om het verzorgen van publieksvoorlichting. Alle gemeenten zijn er voor verantwoordelijk dat de gemeentelijke organisatie aansluit op de regionale rampenbestrijdingsorganisatie (art. 173 Gemeentewet en art.10 Wet veiligheidsregio‟s). Op grond van artikel 36 wordt voor de gemeentelijke maatregelen en voorzieningen een coördinerend functionaris aangesteld.
Rol Commissaris der Koningin (CdK) Hoewel de CdK bestuurlijk hiërarchisch bovengeschikt is aan burgemeesters, heeft de CdK geen doorslaggevende stem bij de bestuurlijke besluiten die worden genomen bij de bestrijding van een bovenlokale ramp of crisis. Indien de CdK hier aanleiding toe ziet, kan deze aanwijzingen geven „omtrent de samenwerking binnen het regionaal Beleidsteam‟ (art. 41, lid 1 en 2). De CdK kan dus geen aanwijzingen geven over de genomen besluiten zelf, bestuurlijk dan wel operationeel. De bevoegdheid hiertoe blijft te allen tijde bij de voorzitter van de veiligheidsregio liggen. In het geval van een ramp die zich uitstrekt over meerdere veiligheidsregio‟s, heeft de CdK wel ruimere bevoegdheden als het gaat om de inhoudelijke aansturing van de bestrijding van de ramp of crisis (art. 42, lid 1 en 2). De voorzitters van de veiligheidsregio‟s, de CdK‟s en de minister van BZK moeten elkaar in ieder geval goed op de hoogte houden, in het geval van bovenregionale rampen (art. 43). De CdK heeft ook een toezichthoudende taak op de veiligheidsregio‟s, zowel in de koude als warme fase (art. 58 t/m 60). De specifieke bevoegdheden van de CdK zijn vastgelegd in een ambtsinstructie, gegeven door het Rijk. De minister van BZK kan in het uiterste geval alle bevoegdheden van de CdK en de burgemeesters (dus ook die van de voorzitter van de veiligheidsregio) naar zich toe trekken (art. 54).
Plaatsvervanging/ waarneming Indien de voorzitter van de veiligheidsregio niet aanwezig is ten tijde van een bovenlokale ramp of crisis, of niet in staat in de functie als voorzitter naar behoren te vervullen, moet deze worden waargenomen door een ander lid van het algemeen bestuur van de veiligheidsregio (art. 11, lid 3). De vervanger of waarnemer is dus altijd één van de burgemeesters uit de veiligheidsregio, die uit eigen midden wordt aangewezen.
Coördinatie meerdere ministeries De minister van BZK is coördinerend minister, als de inzet van meerdere ministeries van belang is. De andere ministeries hebben eerst toestemming van de minister van BZK nodig, dan wel moeten de minister van BZK terstond informeren, als ze van hun bevoegdheden gebruik maken (art. 44).
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
61
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Bijlage E Overzicht externe plannen
Calamiteitenplan waterschap Hunze en Aa‟s, september 2009; Calamiteitenplan wetterskip Fryslân, juni 2007; Calamiteitenplan 2010-2014 waterschap Reest en Wieden, april 2010; Calamiteitenplan RWS Noord-Nederland, Module 1, eindversie, 17 november 2006; Raamplan Weg, raamplan voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, Regio Groningen, Versie 1.0, oktober 2007; Raamplan vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor en de vaarwegen in de regio Groningen, versie 0.3, september 2008; Raamplan LPG, Bestrijding van incidenten bij LPG-tankstations in de regio Groningen, versie 1.1, juni 2007; Rampbestrijdingsplan Suikerunie Vierverlaten BV, gemeente Groningen, 2011; Rampbestrijdingsplan Chemiepark Delfzijl, gemeente Delfzijl, augustus 2009; Incident- en rampbestrijdingsplan Groningen Airport Eelde, gemeente Tynaarlo, 11 februari 2009; Stroomuitval…. ….. en dan?, Plan tot opvang acute gevolgen van (langdurige) stroomuitval door parate diensten, gemeenten, waterschappen, provincie (concept), vastgesteld door de 25 burgemeesters van de gemeenten in de provincie Groningen op 14 december 2007; Catalogus Civiel-Militaire Samenwerking, min. Van Defensie, min. Van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, juli 2007; Landelijk draaiboek hoogwater en overstromingen, Rijkswaterstaat, september 2010; Regionaal crisisplan veiligheidsregio Drenthe, versie 1.0, 29 juni 2011; Regionaal crisisplan veiligheidsregio Groningen (concept, nog in ontwikkeling); Regionaal Beleidsplan Rampenbestrijding en Crisisbeheersing 2011-2014, veiligheidsregio Drenthe; Beleidsplan 2011-2014 Veiligheidsregio Groningen, concept 15 juli 2011; Regionaal Risicoprofiel Veiligheidsregio Drenthe, 24 februari 2011; Regionaal Risicoprofiel Regio Groningen 2010-2013, Veiligheidsregio Groningen, versie 1.1, 5 juli 2010; Incidentenbestrijdingsplan Waddenzee, Stuurgroep CRW, versie 6.1, 10 december 2009.
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
62
Calamiteitenplan
Waterschap Noorderzijlvest
Bijlage F Verzendlijst Beleidsplan Calamiteitenzorg
Gedeputeerde Staten, Commissaris van de Koningin en het Kabinet van: Provincie Groningen Provincie Drenthe Provinsje Fryslân Burgemeester en Wethouders van de gemeenten: Appingedam Assen Bedum De Marne Delfzijl Dongeradeel Eemsmond Groningen Grootegast Haren
Kollumerland en Nieuwkruisland Leek Loppersum Marum Midden-Drenthe Noordenveld Ten Boer Tynaarlo Winsum Zuidhorn
Voorzitter van de veiligheidsregio: Groningen Drenthe Fryslân Dagelijks Bestuur en de Calamiteitencoördinator van: Waterschap Hunze en Aa‟s Waterschap Reest en Wieden Wetterskip Fryslân Commandant van de: Regionale Brandweer Groningen Regionale Brandweer Drenthe Regionale Brandweer Fryslân Korpschef van de Regiopolitie Groningen Regiopolitie Drenthe Regiopolitie Fryslân Koninklijke Landelijke Politiediensten Hoofd van de meldkamer Noord-Nederland Hoofd veiligheidsbureau van: Veiligheidsregio Groningen veiligheidsregio Drenthe veiligheidsregio Fryslân Nationaal Crisiscentrum van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Departementaal Coördinatiecentrum van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu Hoofd Ingenieur-Directeur van Rijkswaterstaat Noord-Nederland Commandant van het Regionaal Militair Commando Noord
Beleidsplan Calamiteitenzorg versie 2.0, 01-09-2011
63