Beleidsnotitie innovatiefinanciering MKB 1. Samenvatting Het versterken van de economie en concurrentiekracht. Dat is het centrale thema in het economisch programma van het coalitieakkoord ‘Meer Limburg, minder overheid’. Speciale aandacht is hierbij weggelegd voor het Midden en Kleinbedrijf (MKB). Het MKB is immers dé motor voor de Limburgse economie. Door de bedrijfsgrootte van het MKB is het niet gemakkelijk om innovatieprojecten te starten. Het MKB heeft niet altijd de netwerken en of expertise én de financiële risico’s zijn voor MKB bedrijven vaak te hoog. Kapitaalbehoefte MKB Binnen Limburg is een aantal fondsen actief die risicokapitaal verschaffen. Ook worden voor de niet ingevulde kapitaalbehoeften fondsen opgezet. Indien het in deze provincie beschikbare risicokapitaal vergeleken wordt met de behoefte van het MKB aan risicokapitaal, blijkt het tekort ca. € 20 miljoen per jaar te zijn1. Hierbij is de kapitaalbehoefte van de Chemelot Campus niet meegenomen. Voor de Chemelot Campus wordt een apart fonds opgericht. Voor Maastricht Health Campus kan via bestaande fondsen en middelen van het MUMC+ in de behoeften worden voorzien. Voor Greenport Venlo wordt de behoefte nog onderzocht. Banken mijden risico’s De banken spelen nauwelijks een rol in de eerste fasen van innovatie, omdat zij dit te risicovol vinden. Door de kredietcrisis zijn banken nog meer risico’s gaan mijden en stellen ze zich bij het financieren van MKB-ers met innovatieplannen terughoudend op. Ook in de latere fasen. Ze stellen hogere eisen aan de solvabiliteit van de bedrijven waaraan zij een lening verstrekken en kijken kritischer naar bedrijfs- en innovatieplannen. Steun overheid nodig Innoverende MKB-ers hebben daardoor steun van de overheid nodig. De vorm waarin deze steun verstrekt wordt, is afhankelijk van de aard van de innovatie en de financiële situatie van het bedrijf. Om dit zo efficiënt mogelijk te doen, zal steun via, in beginsel, een revolverend fonds worden verstrekt. Waar mogelijk zal het geld dus terugvloeien, waar dat niet mogelijk is, wordt met subsidies gewerkt. Revolverende fondsen Met het revolverend inzetten van de financiële middelen kunnen met hetzelfde geld meer ondernemers ondersteund worden dan met het verstrekken van (alleen maar) subsidies. Er komt immers een gedeelte van de financiële middelen terug die vervolgens opnieuw ingezet kunnen worden. Het Innovatiefonds en LIOF werken al met fondsen met een revolverend karakter. Faciliteren van innovatie Zoals aangegeven in de begroting van 2012, lijn 4.2, wil het Provinciebestuur het MKB faciliteren bij innovatie. We faciliteren een omgeving die ondernemerschap, valorisatie van kennis, samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen en innovatie stimuleert. Daarnaast facilteren het MKB om de toegang tot risicokapitaal te verbeteren. Hoe? 1
Bron: Europees Investeringfonds, 2010
-
door in te spelen op de verschillende fasen van innovatie; via bestaande fondsen en LIOF; door samenhang te creëren tussen de diverse fondsen; door de Beheer Innovatiefonds Provincie Limburg BV (hierna te noemen: het Innovatiefonds) te positioneren in samenhang met andere bestaande en te ontwikkelen fondsen; door via fondsen risicokapitaal beschikbaar te stellen als hefboom om private financiering te stimuleren, daar waar de markt of bestaande fondsen het tekort niet kunnen invullendoor de banken zoveel als mogelijk te betrekken bij de financiering van innovatie in het MKB. Hiertoe is regulier overleg met de banken. De rol van het risicokapitaal (eigen vermogen) en de financiering van de banken (verstrekkers van vreemd vermogen) is complementair en de financiële inzet van de Provincie Limburg zal dus niet concurrerend zijn aan die van de banken.
Leeswijzer In deze beleidsnotitie: - schetsen we een beeld van het MKB in Limburg, het innovatieklimaat en de kapitaalbehoefte bij innovatie(Hoofdstuk 2) - geven we aan waarom er een rol is weggelegd voor de overheid als het gaat om kapitaalbehoefte bij innovatie (Hoofstuk 3) - geven we de kapitaalbehoefte per fase in het innovatieproces aan (Hoofdstuk 4); - duiden we de witte vlekken in de kapitaalbehoefte per fase aan (Hoofdstuk 5); - komen we met een separaat onderliggend voorstel voor de kapitaalbehoefte op de Chemelot Campus en een aanpak voor het invullen van de kapitaalbehoeften van het MKB in de breedte (Hoofdstuk 6).
De inzet is om zoveel mogelijk via revolverende fondsen de gewenste financiële ondersteuning te verlenen.
2
2. MKB heeft als motor van de economie kapitaal nodig voor innovatie 2.1 Belang MKB voor Limburgse economie Zoals in het coalitieakkoord en ook in het programma Economie en Concurrentiekracht wordt omschreven is in de Limburgse economie een belangrijke rol weggelegd voor het MKB. Dit blijkt onder meer uit een bijdrage van 68% in de werkgelegenheid en een bijdrage van 70% in het bruto regionaal product van Limburg2, zie onderstaande tabel. Figuur 1. Belang MKB voor Limburgse economie Bijdrage in de werkgelegenheid MKB (< 250 FTE) 68% Grootbedrijf (>250 FTE) 22%
Bijdrage in bruto regionaal product 70% 30%
Via innovatie kan de economische groei bevorderd worden en de economische concurrentiekracht versterkt. Dit is zeker van belang voor Limburg waar de traditionele maakindustrie een belangrijke sector is maar die haar concurrentiekracht dreigt te verliezen. 2.2 Innovatie: sleutel tot succes Onder innovatie wordt hier verstaan de vernieuwing van producten, processen en diensten. Naast inbreng van kennis, kunde en kapitaal is ondernemerschap en de sociale dimensie van innovatie van groot belang voor het welslagen ervan. Gezien het belang van het MKB voor de Limburgse economie wordt ingezet op het ondersteunen van het MKB bij innovatie. Het startpunt voor een innovatie wordt gevormd door een idee en een ondernemer. Een idee kan bestaande kennis zijn die wordt omgezet in een product of dienst (valorisatie), een combinatie van producten en/of diensten, maar het kan ook een bestaande dienst of product zijn voor een nieuwe markt. Om het idee tot een product en/of dienst te brengen is een ondernemer nodig, beide zijn vaak aan elkaar gekoppeld, maar dit hoeft niet perse. Het koppelen van idee of kennis aan ondernemer of starter kan en moet soms gefaciliteerd worden. Zo kan het MKB tot innovatie komen via onderlinge samenwerking, samenwerking met het grootbedrijf, met kennisinstellingen of combinaties hiervan. Dit wordt gefaciliteerd via diverse initiatieven ondernomen door intermediaire organisaties als Syntens, LIOF, MERIT, Kamer van Koophandel en de onderwijsinstellingen, zie ook paragraaf 4.1. Naast ideeën en ondernemerschap is er behoefte aan risicokapitaal, daar gaat deze nota op in. Voorbeeld: Het biobieten bakje van het MKB bedrijf CSV COVAS De core business van CSV COVAS is het leveren van diensten in de suikerbietenteelt. Restproduct hierbij is bietenpulp die tot voor kort afgevoerd werd. Tijdens een creativiteitssessie heeft CSV COVAS, samen met de Eco-makelaar, het biobieten bakje bedacht. Dit bakje is een bloempot gemaakt uit droge bietenpulp in plaats van plastic. Dit betekent dat de consument de pas gekochte planten meteen (met bakje) in de grond kan plaatsen. Het bakje levert extra voedingsstoffen aan de plant en CSV COVAS heeft geen afvalproduct meer.
2
Bron: CBS 2007 3
2.3 MKB heeft steun nodig bij innovatie Ondanks het belang dat het bedrijfsleven toekent aan innovatie, blijkt het Nederlandse en Limburgse bedrijfsleven en daarbij het MKB in het bijzonder, niet goed in staat om innovatie zelf op te pakken: 1. Voor het gehele Nederlandse bedrijfsleven geldt dat de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten weinig prioriteit heeft. Vooral de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten is sterk afgenomen. Tussen 2009 en 2010 was deze daling 5% hetgeen resulteerde in het laagste peil van de afgelopen vijf jaar. Deze verminderde aandacht voor productvernieuwing werkt ook door in de omzet. Zo komt er gemiddeld 2,8% minder omzet uit nieuwe producten en diensten. Ook het verbeteren van producten en diensten krijgt weinig aandacht. De omzet uit verbeterde producten en diensten is nauwelijks veranderd en de omzet uit bestaande producten en diensten is toegenomen3. 2. De economische crisis heeft zijn weerslag op de innovatie in het MKB. Het aandeel innovatieve bedrijven is sinds 2007 in snel tempo gedaald. In 2011 heeft het aandeel het laagste niveau bereikt in de afgelopen dertien jaar. Gelet op de innovatieve activiteiten, is er vooral sprake van een daling van het aandeel bedrijven dat samenwerkt om vernieuwingen te ontwikkelen. Ook is het aandeel MKB-bedrijven met medewerkers die zich specifiek bezighouden met innovatie sterk afgenomen. Het gebruik van externe kennisnetwerken is daarentegen redelijk stabiel4. Wanneer Limburg vergeleken wordt met andere provincies dan blijkt Limburg onder het gemiddelde te scoren voor wat betreft innovatieklimaat5. Het innovatieklimaat is samengesteld uit 4 onderwerpen: a) Het regionale opleidingsniveau; dit is in Limburg gemiddeld laag; b) het aantal hoog opgeleide kenniswerkers; dit is in Limburg gemiddeld laag; c) aantal creatieve banen; dit is in Limburg gemiddeld laag; d) het aantal innovatieve banen; dit is hoog maar met name toe te schrijven aan DSM, Sabic, Océ-Technologies en Trespa en dus niet zozeer aan het MKB.
Bron: Erasmus Concurrentie en Innovatie Monitor 2010-2011 Bron: Innovatie in het MKB Ontwikkelingen 1999-2011 5 Bron: ING 2011 3 4
4
Figuur 2. Innovatieklimaat per provincie
Ook voor wat betreft de economische groei in de toekomst is de verwachting dat Limburg het laagste van alle provincies zal scoren6.
6
Bron: ING/CBS 5
Figuur 3. Regionale economische groei per provincie
De bovenstaande ontwikkelingen onderstrepen het belang van innovatie voor het MKB en tevens de moeilijkheid die het MKB ondervindt bij het realiseren van innovatie.
2.4 Ondersteuningsvraag bij innovatie van het MKB Uit onderzoek7 blijkt dat het MKB zelf aangeeft bij het realiseren van innovaties behoefte te hebben aan 1. lastenverlichting: dit ligt met name op rijks- en gemeentelijk niveau; 2. meer en beter personeel: het voorzien in voldoende gekwalificeerd personeel in Limburg wordt sectoraal opgepakt. Basis voor nieuwe acties zijn begin 2012 op te stellen Human Capital Agenda's voor de sectoren Healthcare, Chemie & Materialen, Agrofood en Logistiek. Concrete acties die momenteel lopen zijn het programma beta-techniek (instroom techniek bevorderen), License to Operate (procesoperators), Centrum voor Innovatief Vakmanschap Chemie en Centre for Expertise Chemie. 3. Kapitaal. De omvang (hoofdstuk 3) en verbijzondering naar innovatiefase (hoofdstuk 4 en 5) van de vraag naar risicokapitaal worden nader in deze nota uitgewerkt. Ook wordt een aanpak geschetst om deze vraag in te vullen.
7
Bron: EIM (2010) Financieringsmonitor MKB en rapportage inzake Zelfstandig ondernemerschap: http://cdn.ikregeer.nl/pdf/kst-31311-31.pdf.0 6
3. Omvang van de vraag naar risicokapitaal voor innovatie in het Limburgse MKB Uit onderzoeken in Nederland blijkt dat de behoefte aan risicokapitaal voor het MKB niet voldoende is ingevuld. Het ontbreekt aan risicokapitaal om innovaties te financieren. Dat geldt ook voor Limburg. Innovaties zijn nodig om ook op lange termijn concurrerend te kunnen blijven opereren. Zonder voldoende financieringsmogelijkheden, zal het innovatieve vermogen van de regio achteruit gaan. De behoefte van het Limburgse MKB aan risicokapitaal is nader onderzocht door het Europees Investeringsfonds (EIF) eind 2010. Zij hebben de omvang van het marktfalen in Limburg in kaart gebrach voor de komende jaren.8 Hieruit blijkt dat het niet ingevulde marktfalen van risicokapitaal (eigen vermogen) in Limburg ca. € 20 miljoen per jaar is, dus € 100 miljoen in vijf jaar tijd. Dit tekort is met name ontstaan door het opdrogen van een aantal innovatiesubsidies vanuit het Rijk (het programma Pieken in de Delta) en vanuit de Europese Unie (structuurfondsen die een drietal bedrijfsgerichte regelingen kenden die innovatie in het MKB steunden). Daarnaast zullen een aantal revolverende fondsen op termijn langzaam leeg raken (Techstart, Nedermaas, Innovatiefonds), tenzij er een nieuwe kapitaalinjectie in deze fondsen plaatsvindt. Het tekort is exclusief majeure ontwikkelingen zoals de ontwikkeling van de Chemelot Campus. Deze kennen een aanvullende risicokapitaalbehoefte voor het MKB die per ontwikkeling in kaart gebracht zal worden (zie ook 7.3). Ook geeft het EIF aan dat er een mogelijke kapitaalbehoefte bij het financieren van overnames is. Vooralsnog zien wij dit als iets wat door de markt gefinancierd kan worden en zien we hier geen rol voor de provinciale overheid weggelegd, tenzij er sprake is van een innovatie die samenvalt met of geïnitieerd wordt door een overname.
4. Financiering van innovatie verbijzonderd naar fase van innovatie Bij innovatie is sprake van de realisatie van iets nieuws, dat mogelijk uiteindelijk te gelde gemaakt kan worden. Hiertoe wordt in een bedrijf een aantal fasen doorlopen (waarbij in de onderstaande tabel het meest toepasselijke financieringinstrument naast deze fase staat): Figuur 5. Innovatiefase en financieringsinstrument Innovatiefase
Idee, samenwerking, valorisatie 8
Meest geschikte financieringsinstrument (kan in overlap met instrumenten uit navolgende innovatiefase) Subsidie
European Investment Fund: ASSESSMENT OF ACCESS TO FINANCE MARKET FAILURE IN LIMBURG, december 2010; vertrouwelijk in bijlage 3 is een samenvatting van dit rapport opgenomen, het rapport ligt ter inzage bij de griffie 7
(wetenschappelijke kennis beschikbaar stellen voor product en of dienstontwikkeling) Prototype Eerste klant Omzet Winst
Subsidie – Zachte lening Zachte lening – Seed capital Seed capital – Later stage capital Later stage capital, mogelijk vreemd vermogen via banken
Toelichting: - Zachte lening: lening waaraan minder strenge voorwaarden zijn verbonden - (Seed/stage) capital: benodigd (aandelen)kapitaal en/of leningen (Eigen Vermogen) 4.1 Idee, samenwerking en / of valorisatie: subsidie Het is een feit dat slechts een heel klein gedeelte van de ideeën daadwerkelijk tot een product of dienst en uiteindelijk tot winst gaat leiden. Dit gegeven vertaalt zich in de bereidheid van de markt om te investeren. Slechts weinigen zullen bereid zijn te investeren in ideeën, maar des te meer als er winst wordt gemaakt. Daarom wordt in deze ‘ideefase’ veelal met subsidies gewerkt. Door een deel van de kosten te subsidiëren wordt de ondernemer gestimuleerd om het risico deels te nemen. Om innovatie te stimuleren wordt door diverse partijen in Limburg initiatieven hiertoe ondersteunt: • Universiteit Maastricht stimuleert ondernemerschap en valorisatie via het Maastricht Centre for Entrepreneurship dat tot doel heeft het stimuleren van ondernemerschap en onderzoek en het faciliteren van onderzoek. • De hogeschool Zuyd doet dit via het Centre for Entrepreneurship Zuyd. Dit is een centrum voor ondernemerschap, waarin de faculteiten (opleidingen) en lectoren van de hogeschool Zuyd samenwerken op het gebied van ondernemerschap. Het centrum maakt en onderhoudt de verbinding tussen bedrijfsleven en hogeschool. • Syntens, LIOF, MERIT (Universiteit Maastricht) en de Kamer van Koophandel vervullen hier ook een rol in. Zij begeleiden (aspirant) ondernemers bij idee vorming, haalbaarheidsstudies en brengen hen met elkaar en kennisinstellingen in contact. Dit onder andere via direct advies aan de ondernemer, doorverwijzing en waar nodig inzet van bijvoorbeeld een kennisvoucher waarmee het MKB kennis kan inkopen bij een kennisinstelling of het grootbedrijf. Deze ondersteuning wordt gebundeld aangeboden via innoveerpunt, dat de loketfunctie vervult voor het MKB dat interesse heeft in innovatie. Met deze partijen zal een aanpak ontwikkeld worden die ondernemers faciliteert om een innovatie om te zetten in een daadwerkelijk bedrijf. 4.2 Prototype : zachte lening Bij het ontwikkelen van een prototype kan met een zachte lening gewerkt worden. Dit is een lening waaraan minder strenge voorwaarden zijn verbonden. Indien de prototype ontwikkeling mislukt, hoeft de ondernemer de lening niet terug te betalen. Als de ontwikkeling slaagt moet de lening op termijn wel terugbetaald worden.
8
4.3 Eerste klant – Omzet: groeikapitaal (seed capital) In de fasen die daarop volgen, bevinden zich de verstrekkers van seed capital, die het spreekwoordelijke zaadje laten ontkiemen. Vaak zijn dat individuele investeerders met eigen kapitaal (ook wel aangeduid als informal investors, business angels) of andere ondernemers die geloven in de ondernemer en het idee. 4.4 Omzet – Winst: later stage capital De meeste professionele investeerders (werkzaam in investeringsmaatschappijen) richten zich op de latere fasen (later stage) waarbij de onderneming omzet en vaak al winst maakt. Dit geldt ook voor participatiebedrijven van regionale ontwikkelingsmaatschappijen zoals LIOF. Ook het MKB innovatiefonds (momenteel in ontwikkeling) van het rijk richt zich op de latere fasen van innovatie. Dit fonds biedt via op te richten fondsen cofinanciering aan private partijen die willen investeren in innovatieve ondernemingen. Figuur 6. Rol van Banken Banken verstrekken leningen zoveel mogelijk op basis van zekerheden, er moet al voldoende eigen vermogen zijn opgebouwd en er moet onderpand en zicht op voldoende kasstroom zijn, om rente en aflossing te kunnen betalen. Banken financieren dus aanvullend aan de inbreng van risicokapitaal. Dit betekent in de praktijk dat zij pas leningen verstrekken als er winst gemaakt wordt, dus in de latere fasen van innovatie. Als gevolg van de kredietcrisis zijn de banken terughoudender geworden in het verstrekken van leningen. Vanuit de Rijksoverheid zijn diverse garantieregelingen die het risico voor de banken verminderen bij het verstrekken van leningen aan het MKB9. Ook door de Europese Investeringsbank wordt extra vreemd vermogen via de Nationale banken ter beschikking gesteld. Sommige banken hebben overigens aparte afdelingen of fondsen voor het verstrekken van risicokapitaal. In de regel zijn banken echter verstrekkers van vreemd vermogen.
In de eerste fasen is het risico dus groot dat de investering verloren gaat. Daarom worden in deze fasen vaak publieke middelen ingezet. Daarna wordt het risico kleiner en neemt de economische toegevoegde waarde (kasstroom10 en intellectueel eigendom) toe. Gerelateerd aan het afnemende risico, neemt ook de bereidheid van private investeerders om te financieren toe. Dit is weergegeven in de onderstaande figuur. Figuur 7. Financieringsvorm per fase van innovatie, technisch risico en toegevoegde economische waarde
9
zie bijlage 1 Cashflow positief is pas op zijn vroegst in de fase dat er winst gemaakt wordt. In de eerste fasen gaat het over intellectueel eigendom.
10
9
In de bovenstaande figuur is per fase aangegeven welke de meest geschikte financieringsvorm is om een impuls te geven aan innovatie in het MKB, gerelateerd aan het technische risico en de economische toegevoegde waarde. De fasering in de bovenstaande figuur is in de praktijk niet zo scherp afgebakend. Fondsen zullen elkaar altijd deels overlappen. Soms is dat nodig omdat de kapitaalbehoefte van een MKB te groot is om door één fonds te worden ingevuld. Ook zullen fondsen samenwerken om hun risico’s te spreiden. Verder zal een fonds indien een bedrijf succesvol is het moment van de verkoop van haar aandelen zoveel mogelijk zelf bepalen.
5 Witte vlekken kapitaalbehoefte per fase In het onderstaand schema wordt op hoofdlijnen aangegeven welke bestaande fondsen en financieringsmogelijkheden beschikbaar zijn voor het generieke MKB. Hierin zijn niet de behoeften opgenomen voor de verschillende campussen, deze worden apart toegelicht binnen de specifieke context van de betreffende campus.
10
Figuur 8 Bestaande fondsen in relatie tot de fase van innovatie
In het bovenstaande is momenteel een tweetal ‘witte vlekken’ te destilleren voor generieke MKB kapitaalverschaffing. Zowel het Rijk als de EU hebben dit marktfalen in de risicokapitaalmarkt geagendeerd en komen met maatregelen. Deze maatregelen zijn in ontwikkeling, ze richten zich voor een deel op deze twee witte vlekken, maar met name op de ‘later stage’ financieringen. Een overzicht van de financieringsmaatregelen en initiatieven is weergegeven in bijlage 1. Deze maatregelen zullen zoveel als mogelijk benut worden bij het invullen van de witte vlekken in het kapitaalaanbod. 5.2 Witte vlek - Subsidies Subsidies voor innovatie zijn onmisbaar in de vroegste innovatiefase. Momenteel zijn de regelingen grotendeels uitgeput. Het budget dat hiervoor vanuit het Rijk (met name via Pieken in de Delta), EU (EFRO) en de Provincie beschikbaar is, is nagenoeg volledig benut. Ook de Innovatielening en Techstart (beiden ondergebracht bij het LIOF) zijn nagenoeg uitgeput. Het restant zal op adequate wijze worden ingezet. Voor Techstart zal onderzocht worden of dit vervolgd kan en moet worden. Ook worden voorbereidingen getroffen om bij een eventuele nieuwe EFRO periode (vanaf 2014) innovatiesteun voor het MKB uit dit programma te financieren of andere EU gelden aan te spreken11. Het Rijk zal voorlopig geen nieuwe middelen meer beschikbaar stellen. 9 Indien NL haar standpunt inzake nettobetalingpositie aan EU moet inruilen en meedoet aan EFRO
11
Subsidies zijn niet revolverend tenzij het gesubsidieerde project een succes wordt en er vooraf een terugbetalingsovereenkomt gesloten is. Zachte Leningen. Op basis van de ervaringen opgedaan met de Beheer Innovatiefonds Provincie Limburg BV (Innovatiefonds), is duidelijk geworden dat een deel van de subsidies vervangen kan worden door (zachte) leningen of participaties. Zachte leningen zijn leningen die alleen bij een succesvolle innovatie moeten worden terugbetaald. Dit versterkt het revolverend karakter van het fonds. Omdat niet alle leningen terugbetaald zullen worden, zal een dergelijk fonds op termijn leeglopen. Op een deel van deze witte vlek richt zich het Rijksinstrument innovatiekrediet. Dit krediet moet terugbetaald worden bij een technisch succes. Dit instrument wordt opnieuw herijkt in het kader van het rijksbeleid. Onderzocht zal worden of dit instrument voldoet aan de behoeften van het MKB bij financiële ondersteuning in de fase van prototyping. 5.3 Witte vlek - Seed capital Seed capital is in Limburg beperk aanwezig. Met name grotere investeringen zijn moeilijk te financieren. Zo kan LIOF vanuit haar Startersfonds tot maximaal € 150.000,00 financieren en wordt in de regel vanuit de private fondsen beperkt geïnvesteerd. In de praktijk echter is de financieringsbehoefte groter. Ook is vaak behoefte aan een tweede financieringronde in de (nog steeds) risicovolle seed fase. Deze financiering wordt niet of in onvoldoende mate opgepakt door participatiemaatschappijen. Vanwege hun rendementdoelstellingen zullen participatiemaatschappijen hier niet als vanzelfsprekend in participeren (veel risico, kleinere kans op rendement). Het langer duren van de ontwikkelingstrajecten, het gebrek aan kapitaal om de ontwikkeltrajecten te financieren en het daardoor mislukken van innovaties staat bekend als de ‘’valley of death’’. Een fonds gericht op deze ‘witte vlek’ kan in de regel langer in stand blijven dan een fonds gericht op subsidies en zachte leningen. 5.4 Witte vlek – Risicokapitaal voor de campussen Ook vanuit de 3 campussen is aangegeven dat er behoefte is aan financiering van innovatie voor het MKB. Deze behoefte is aanvullend op de algemene behoefte van het MKB aan risicokapitaal. Omdat de campussen hun eigen specialisaties kennen en hun eigen ontwikkeldynamiek, verschilt de invulling van deze specifieke behoefte aan risicokapitaal per campus. Voor de Maastricht Health Campus wordt in de behoefte aan risicokapitaal voorzien uit bestaande fondsen en een impuls vanuit het MUMC+ , zie onderstaande tabel. Figuur 9 Risicokapitaal voor de Maastricht Health Campus Innovatiefase
Fondsen
Idee, samenwerking valorisatie Prototype Prototype – eerste klant Prototype – eerste klant -
Techstartfonds (LIOF)
Nedermaas (LIOF), Maastricht UMC+, Chemelot Venturefonds (=Limburg Ventures 2) Nedermaas (LIOF), Maastricht UMC+, Chemelot Venturefonds, LIOF
Schatting aantal bedrijven 60
40 25
12
omzet Eerste klant omzet winst
eventueel bancaire financiering (vreemd vermogen) Nedermaas (LIOF), Maastricht UMC+, Chemelot Venturefonds, LIOF en private investeerders eventueel bancaire financiering (vreemd vermogen),
Early stage fondsen (Nedermaas (LIOF), Maastricht UMC+, chemelot venturefonds, LIOF) richten zich op exit, private partijen en banken nemen de financiering over.
Daarnaast kan ook financiering verkregen worden uit het Innovatiefonds. Het Techstartfonds (uitgevoerd door LIOF) is bijna volledig benut. Mogelijk kan dit weer aangevuld worden uit de rijksmiddelen. Voor Greenport Venlo zal onderzocht worden op welke manier de financiering van innovatie door het MKB ingevuld kan worden vanuit bestaande, dan wel nieuw op te zetten fondsen. Voor Chemelot is een separaat voorstel uitgewerkt.
6 Ondersteuningsmogelijkheden: uitgangspunten en aanpak 6.1 Uitgangspunten Voor de niet ingevulde kapitaalbehoeften van het MKB hebben we gerichte ondersteuningsmogelijkheden gecreëerd samen met partners in het veld waaronder LIOF. Hierbij hanteren we de volgende uitgangspunten: 1. opereren binnen het provinciale kader Financieringsinstrumentarium (vastgesteld door PS op 9 oktober 2009); 2. opereren binnen de EU kaders voor wat betreft staatssteun; 3. de private partijen een belangrijke rol geven met name in de latere fasen; 4. het stroomlijnen en in samenhang ontwikkelen van fondsen zodat een eenduidige efficiënte en dienstverlenende aanpak ontstaat voor het MKB; 5. maximale benutting van de bestaande publieke middelen die de risicokapitaalmarkt stimuleren; 6. uitgangspunt is revolverend financieren, waarbij het in te richten fonds op termijn mogelijk leeg raakt; 7. waar nodig beperkt subsidiëren; 8. Provinciale Staten via de reguliere rapportages te informeren 9. zoveel als mogelijk de financiering inzetten als hefboom om het MKB zelf en marktpartijen mee te laten financieren in de betreffende fase, maar ook in latere fasen (later stage). 10. Optimale benutting van het Innovatiefonds als instrument om het MKB revolverend te ondersteunen bij de financiering van hun innovaties Innovatiefonds Beheer Innovatiefonds Provincie Limburg (hierna: innovatiefonds) is eind 2009 opgericht. De aandelen van het innovatiefonds zijn voor 100% in bezit van de Provincie Limburg. Uitvoering geschiedt door de medewerkers van de Afdeling Economische Zaken.
13
Met het innovatiefonds wil de Provincie Limburg een impuls geven aan het Limburgse MKB. Een impuls om innovaties te realiseren of om innovatieve ondernemingen, die als gevolg van de kredietcrisis financieringmoeilijkheden ondervinden, vooruit te helpen. Het innovatiefonds is revolverend van karakter, hetgeen inhoudt dat de verstrekte middelen op termijn terugvloeien naar het fonds. De exacte vorm (participatie, lening, etc.) van een bijdrage uit het fonds wordt per geval vastgesteld. De beoordeling of een initiatief innovatief genoeg is om een bijdrage uit het fonds te krijgen gebeurd (na een externe toets) door een externe adviescommissie, waarin MKB ondernemers en een vrouwelijke expert op het gebied van sociale innovatie vertegenwoordigd is (op wens van Provinciale Staten) Van de 20 mln die de provincie Limburg beschikbaar heeft gesteld ten behoeve van innovatie zijn maximaal 4 mln geoormerkt als subsidie, hiervan is nog 3 mln vrij te besteden De overige 16 mln zijn als revolverende financiering bestemd te voldoen vanuit het innovatiefonds, hiervan is nog ca 5 mln vrij te besteden. In het coalitieakkoord is afgesproken dat de uitvoering van het Innovatiefonds wordt neergelegd bij het LIOF. Recentelijk hebben we laten verkennen op welke wijze dit zou kunnen gebeuren binnen de kaders en doelstellingen die door de Staten zijn opgesteld ten behoeve van het Innovatiefonds. Uitgangspunt is dat het Innovatiefonds blijft bestaan in de huidige vorm met de Provincie Limburg als aandeelhouder. De uitvoering zal echter conform het coalitieakkoord niet meer plaatsvinden binnen de provinciale organisatie maar door het LIOF. Ook de besluitvorming omtrent individuele investeringsbeslissingen zal niet meer door het College van GS maar plaatsvinden door een nader te benoemen gekwalificeerd gremium. De doelstelling en het beleid zullen ongewijzigd blijven en blijven onverminderd bevoegdheid van Gedeputeerde Staten binnen de kaders en onder controle van Provinciale Staten. Op korte termijn zal GS nadere besluiten hierover nemen en uw Staten hierover infomeren. Voorbeeld van een deelneming van het innovatiefonds: detectie boezemfibrilleren Applied Biomedical Systems (ABS) onderzoekt, ontwikkelt, en vermarkt hulpmiddelen waarmee in een vroeg stadium hart-, en neurologische ziekten kunnen worden gediagnosticeerd. De producten van ABS onderscheiden zich van de huidige beschikbare diagnostische middelen door een brede inzetbaarheid, grote betrouwbaarheid en kosteneffectiviteit, en een eenvoudige en patiëntvriendelijke toepassing. Één van de diagnostische middelen is een instrument dat boezemfibrilleren vroegtijdig kan opsporen. Door vroegtijdige detectie kunnen patiënten beter behandeld worden, kan het risico op een herseninfarct sterk worden gereduceerd en kan de progressie van de ziekte worden afgeremd. Het instrument is gemakkelijk toepasbaar en kan dus laagdrempelig en breed worden ingezet. Het apparaat zal vooral door huisartsen en doktersassistenten worden gebruikt om patiënten met vage klachten, zoals vermoeidheid, een licht gevoel in het hoofd, kortademigheid en hartkloppingen te diagnosticeren.
14
6.2 Aanpak 6.2.1
Aanpak m.b.t. kapitaalbehoeften generieke MKB
1. Om het MKB te faciliteren bij innovatie, hanteren we –onverminderd het Investeringsreglement dat leidend is voor het innovatiefonds- de volgende aanpak bij het invullen van de generieke MKB kapitaalbehoeften op de volgende punten: De middelen die ingezet worden zijn generiek inzetbaar en toegankelijk voor ieder MKB bedrijf (en dus ook voor starters). Daarbij is het ook van belang dat het MKB aanhaakt bij de campusontwikkelingen en de andere belangrijke sectoren voor de Limburgse economie. Omdat juist hier kansen liggen. Ook door samenwerking tussen bedrijven uit verschillende sectoren kunnen innovaties ontstaan. 2. Doorslaggevend voor het al dan niet verstrekken van risicokapitaal aan het MKB is het innovatiecriterium. Dit wil zeggen, een vernieuwing of een valorisatie die economische potentie (kasstroom en/of intellectueel eigendom) heeft en/of de economische concurrentiekracht van Limburg versterkt. Voor het objectief kunnen beoordelen van het innovatiegehalte (dus inclusief economische potentie) zal een beroep worden gedaan op experts. 3. Gezien het wegvallen van diverse rijkssubsidies voor innovatie voor MKB zal het restant subsidiedeel (ca 3 mln.) van het huidige innovatiefonds actiever ingezet worden. Dit in een regeling met heldere criteria en actieve communicatie. Doel is om hiermee samenwerking, ideegeneratie, en valorisatie van kennis door het MKB en starters te stimuleren. 4. Inzetten op het maximaal benutten van nog beschikbare EU en rijksmiddelen (subsidies en revolverende) in huidige en toekomstige EU- en rijksprogramma’s, de mogelijkheden om de financiële middelen van de Provincie en het fonds als cofinanciering in te zetten; 5. Van de revolverende intensiveringmiddelen gereserveerd voor het financieren van innovatie door het MKB (15 mln) reeds 10 mln onder te brengen (in een keer volledig of gefaseerd) in het bestaande innovatiefonds. Hiervan kan maximaal 2 mln als subsidie verstrekt worden. Dit om hiermee: a) Een extra impuls te geven aan de daadwerkelijke uitwerking van innovatie in het MKB, vanwege het wegvallen van Rijks- en EU-subsidies. Naast de subsidie onder punt 1, kunnen hiervoor deels revolverende middelen ingezet worden, met name bij het ontwikkelen van prototypes; b) de behoefte van het MKB aan risicokapitaal voor het financieren van innovatie in te vullen; c) de revolveerbaarheid van het fonds te versnellen. Door het beschikbaar stellen van de extra middelen kan aan het begin van deze nieuwe investeringsperiode het zwaartepunt liggen op investeringen, zodat naar verwachting over 5 jaar er een relatief groter deel terugvloeit naar het fonds wat vervolgens opnieuw uitgezet kan worden; d) kosten effectief te opereren. De rente van deze middelen kan ingezet worden om de kosten van het fonds (deels) te betalen. Deze kosten zijn onderdeel van het jaarlijks vast te stellen beleidsplan.; 6. GS zal conform de afspraak in het coalitieakkoord het provinciale MKB Innovatiefonds onderbrengen bij het LIOF waarbij de provincie Limburg aandeelhouder blijft van de daartoe opgerichte vennootschap maar de uitvoering en de besluitvorming over individuele investeringsbeslissingen buiten de politieke en ambtelijke organisatie van de provincie wordt geplaatst. 7. GS zal nader uitwerken op welke wijze de punten 1 tot en met 5 samen met partijen in het veld waaronder LIOF nader uitgewerkt kunnen worden, conform het coalitie akkoord.
15
De essentie van de rol van de Provincie Limburg is in deze aanpak om met een relatief beperkte inzet als hefboom private financieringen van innovatie te realiseren, zie ook paragraaf 6.3 6.2.2
Aanpak m.b.t. kapitiaalbehoeften MKB in campussen
In het PS voorstel Chemelot Campus Sittard-Geleen d.d. 11 februari 2011 is reeds vermeld dat een voorstel rondom een venture capital fonds Chemelot Campus nader zal worden uitgewerkt. Een voorstel voor dit fonds, het zogenaamde Limburg Ventures II, is opgesteld door het Implementatieteam Chemelot Campus. Zie hiertoe het statenvoorstel inzake Chemelot Campus en Maastricht Health Campus Voor de Maastricht Health Campus wordt in de behoefte aan risicokapitaal voorzien uit bestaande fondsen en een impuls vanuit het MUMC+. Voor Greenport Venlo zal onderzocht worden op welke manier de financiering van innovatie door het MKB ingevuld kan worden vanuit bestaande, dan wel nieuw op te zetten fondsen. Op 4 november 2011 heeft uw Staten de motie duurzaamheid aangenomen. Hierin wordt GS verzocht een duurzaamheidsfonds op te richten. In de motie wordt het MKB als doelgroep genoemd. Onderzocht wordt of innovatie in duurzame energie hier deel van uit maakt en of een dergelijk fonds deel kan zijn van bestaande fondsen of nieuw opgezet moet worden.
6.3 Verwachte financiële impuls voor het innoverende MKB Door de inzet van de provinciale middelen wordt (naast de bestaande fondsen) een forse impuls gegeven aan de financiering van innovaties door het MKB. Figuur 10 Overzicht van nieuwe Limburgse publieke middelen Fonds Innovatiefonds Impuls voor het innovatiefonds zoals opgenomen in het coalitieakkoord Chemelot Maastricht Health Campus Greenport Venlo
Bedrag (mln €) 20 (hiervan is nog ca. 5 mln vrij te besteden) 15 (waarvan vooralsnog 10 mln ingezet wordt) 10 Provincie op totaal van 50 15 mln inzet door MUMC+ Nader te bepalen
Omdat de publieke bijdrage maximaal 50% per casus is, betekent dit dat minimaal hetzelfde bedrag aan private investeringen in Limburg plaats zal vinden indien de fondsen benut worden. Omdat het in de regel financieringen zijn in het eigen vermogen van een onderneming, zal de leencapaciteit van de onderneming stijgen. Banken zijn dan eerder genegen om ook een financiering te verstrekken, zij het met name in de latere fasen van innovatie (zie volgende grafiek).
16
Figuur 11 Mogelijke investeringsimpuls door inzet van publieke middelen
Banken
Privaat
Publiek
Vreemd vermogen (met name in de latere fase van innovatie)
Eigen vermogen (risicokapitaal)
Omdat de inbreng van de banken kan leiden tot een extra financiële impuls zal regulier overleg plaatsvinden met de banken die in Limburg operationeel zijn.
17
7 Bijlage 1: financieringsinstrumentarium op Limburgs-, Rijks- en EU niveau
Fase
Vorm
Idee Samen werking Valorisatie
Subsidie
Naar prototype
Zachte lening Innovatieaan project lening
Naar Klant
Lening / participatie
Naar omzet Lening / participatie subsidie Naar winst Lening / participatie
Limburgs- Toelichting Limburg instrument (maximaal bedrag / maximaal subsidie %) MKB 1 mln / 35% regelingen Bijna uitgeput OP Zuid
300K / 50% Bijna afgelopen
Nedermaas 500K / 50% (Techstart) Innovatiefonds
RijksInstrument *
Toelichting rijksinstrument (maximaal bedrag / maximaal subsidie %)
EU (toelichting)
InnovatieSamenwerking van meer dan 10 MKB-ers 30K, Kader-programma research prestatiecontract ca. 50% per MKB via samenwerkingverbanden (Kennisinstellingen grootbedrijf en MKB) Interreg Technological Topregion: businessdevelopment en matchmaking, in aanvulling hierop is een interreg clusterregeling die ook prototyping mogelijk maakt (in ontwikkeling) Innovatie krediet
Terugbetaling bij technisch succes 35% / 5 mln
Seedfaciliteit
Is cofinancering voor private fondsen (en LIOF) - EFRO (subsidiefonds) 4 mln / 50% - Deels EIF/EIB (private cofinanciering)
1 mln / 50% Innovatiefonds Omvat ook deels subsidie samen met EIF seed en participatiefasen Participaties 2 mln / (4 mln) 49% Innovatiefonds LIOF
Cofinanciering voor private fondsen sectorspecifiek Ca. 35% Innnovatiebox (6% over innovatiewinsten)
EFRO (subsidiefonds)
- EFRO (subsidiefonds) - EIF/EIB (private cofinanciering) - EFRO (subsidiefonds) - EIF/EIB (private cofinanciering)
Aanvullende rijksinstrumenten: borgstelling en fiscale maatregelen. Borgstellingen rijksoverheid. Voor het faciliteren van het verstrekken van vreemd vermogen door banken aan het MKB en risicokapitaal zijn er de volgende regelingen: • de Garantie Ondernemersfinanciering (GO) waarbij de rijksoverheid tot 50% (maximaal € 25 miljoen) garant staat voor een lening; • de groeifaciliteit die financiers die risicokapitaal verschaffen aan het MKB een garantiestelling vertrekt (50% maximaal € 2,5 miljoen bij achtergestelde lening door banken of € 12,5 miljoen voor risicokapitaal verstrekt door participatiefondsen); • Voor startende ondernemers is er de microfinanciering waarmee tot € 50.000,-- aan krediet verkregen kan worden, maar ook begeleiding, coaching en advies voor, tijdens en na de start van het bedrijf; • De borgstelling MKB kredieten biedt tot 45% en € 1,5 miljoen, voor technologische innovatie zijn deze grenzen hoger om innovatie te stimuleren, 60% en maximaal € 1,125 miljoen. Fiscale maatregelen rijksoverheid Naast de rijksinstrumenten in bovenstaande tabel, stimuleert de rijksoverheid innovatie ook via de volgende fiscale maatregelen • WBSO: Met de WBSO (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk) kunt u uw loonkosten voor R&D verlagen. De WBSO is bedoeld voor innoverende ondernemers in Nederland, van zelfstandige tot midden- en kleinbedrijf tot multinational, van starter tot familiebedrijf. • RDA: Bedrijven kunnen een verhoogde fiscale aftrek voor R&D-investeringen en R&D-exploitatiekosten krijgen. Deze regeling is in ontwikkeling • Innovatiebox: Op grond van de Innovatiebox kan een lager belastingtarief (vennootschapsbelasting) worden verkregen op winsten uit WBSO-projecten en octrooien. De Innovatiebox is een speciale tariefbox binnen de vennootschapsbelasting. Voordelen die in de box vallen worden belast tegen een effectief tarief van 5% in plaats van het toptarief van 25,5%. Dit betekent een winstvrijstelling van maximaal 80,4%
19
8 Bijlage 2: omschrijving van gebruikte begrippen Financiering: het ter beschikking stellen van geld. In de onderstaande tabel staat een aantal basisvormen van financiering opgenomen, uiteraard zijn combinaties hiervan mogelijk. Figuur 4. Overzicht van financieringsvormen
Vorm
ZekerVersterkt Senioriteit: Zeggenheden Return voor leenrangorde schap voor voor financier capaciteit terugbetalen bij financier financier voor MKB faillissement12
Kosten voor MKB
Geen
Geen financiële Via de return wel maat- voorwaarden schappelijke opbrengsten
Ja
1 (vooraan)
geen
Participatie
Geen
Variabel (dividend en waardegroei)
Ja
4 (achteraan)
dividend
Achtergestelde lening
Hoog tot Matig
Vast (rente)
3
Rente + risico opslag voor achterstelling
2
Rente obv zekerheden en kredietwaardigheid
Subsidie
Lening
Hoog
Vast (rente)
Ja
Nee
Nee
Ja
Nee
Revolverend fonds: fonds waarbij de financiële middelen die aan bedrijven verstrekt worden (deels) terug vloeien om opnieuw met hetzelfde doel in te zetten. De mate waarin deze middelen terugkomen verschilt per groeifase waarin het bedrijf verkeert. De looptijd van een financiering bedraagt in de regel 5 jaar, maar kan langer duren. De looptijd van een fonds is dus in de regel minimaal 5 jaar tot na de laatste financiering en kan vaak langer zijn. Eigen vermogen (risicokapitaal): financiering waarvoor aandelen in het gefinancierde bedrijf verkregen worden (= participatie). Er worden geen zekerheden verkregen. Gaat het bedrijf failliet of mislukt het project, dan is het geld ook weg. Maakt het bedrijf winst en keert het dividend uit, dan zal dat dividend toekomen aan de verstrekkers van het risicokapitaal. Dit kunnen de initiatiefnemers / ondernemers zijn, maar ook investeringsmaatschappijen zoals LIOF of private investeerders.
12
Nadat de kosten van het faillissement zijn verrekend en de preferente schuldeisers hun geld hebben ontvangen, zoals belastingdienst en bedrijfsverenigingen.
Vreemd vermogen: financiering op basis van zekerheden (onderpand), zoals bancaire financiering. In de regel vragen de banken voordat ze leningen verstrekken, naast zekerheden, ook een bepaalde mate van eigen vermogen, voordat zij vreemd vermogen (lening) verstrekken. Banken zien eigen vermogen als buffer. Door de kredietcrisis zijn banken voorzichtiger geworden en eisen zij een groter aandeel eigen vermogen dan voorheen. Achtergestelde lening: lening waarbij de leninggever meer risico loopt dan andere leningverstrekkers. Kan als risicokapitaal gezien worden, vanwege de achterstelling bij faillissement ten opzichte van reguliere leningen. Innovatie: vernieuwing van producten, processen en diensten. Naast inbreng van kennis, kunde en kapitaal is de sociale dimensie van innovatie van groot belang voor het welslagen ervan. Verwateren: het in omvang (procentueel) afnemen van een participatie, doordat een bedrijf nieuwe aandelen uitgeeft om meer kapitaal te genereren. MKB: Midden- en Kleinbedrijf: Ondernemingen met een omzet van maximaal € 50miljoen en/of een balanstotaal van maximaal € 43 miljoen. Binnen een MKB zijn maximaal 250 fte werkzaam. Starters vallen dus ook onder het MKB.
21
9 Bijlage 3 Samenvatting EIF rapport (Het volledige rapport ligt ter inzage bij de griffie)
Executive summary Limburg is one of 12 provinces in the Netherlands and lies furthermost South, bordering Belgium and Germany. As a result it has a greater international outlook both in politics and business than other regions in the Netherlands. Its infrastructure in rail, roads and rivers offers large international business opportunities. In fact, more than 70% of the Netherlands' international freight traffic passes through Limburg. The province represents 6‐7% of the Netherlands in terms of population, GDP and SME base. On some measures, such as average income, education and some employment opportunities, it trails slightly behind the Netherlands as a whole. Its biggest demographic problem, however, is a shrinking and ageing population (http://www.limburg.nl/upload/pdf/PBOO_Bevolkingsprognoses_2004_2035.pdf)
The province is governed by a provincial assembly, with an executive group. The current Dutch government is pursuing an agenda of reduction of budgetary deficit, of public sector streamlining and of decentralization. The core responsibilities of the province lie in the areas of public space, economy and nature. It has autonomy over close to a quarter of its budget but is under pressure to reduce expenditure. Elections for the provincial assembly are scheduled in March 2011. Limburg has historically had a strong industry base and benefits from higher than average employment in the medium tech and high tech sectors. This is partly thanks to DSM (chemicals), Oce (printing) , Nedcar (automotive) and its strength in horticulture. Limburg houses two colleges and one university (Maastricht). As part of their economic policy, both the central and provincial government are focusing on growth in the SME base – which represents 99% of businesses and 67% of employment nationally ‐ and on their innovation capacity. Limburg’s regional development agency, Liof, and the national organisation to support innovation, Syntens, are key partners in the development and delivery of innovation policy. For some time now, the public sector has supported the successful creation and development of clusters around some of its key industry players in the areas of healthcare/life sciences, materials, energy and horticulture. As in the rest of Europe, access to finance is a key barrier to growth and concern for SMEs. There is a historical high dependency on subsidies and demand is very strong, with the result that the region’s ERDF funding for 2007‐2013 in this area has already been nearly depleted. The national and regional governments have further provided a range of initiatives, including bank guarantee schemes and investment funds (particularly for early stage technology). In Limburg equity finance is primarily provided by Liof and the one year old Innovation Fund. Dutch companies, like their European counterparts, have had to endure the financial crisis of the last two years, with banks refusing credit and/or tightening their conditions. There appears to be a slight recovery but whilst a smaller proportion of Dutch companies seek finance at any point (14% vs 24% Europe) the rejection rate is currently significantly higher (30‐39% in the last year vs. 20% in Europe). With the bulk of SME finance normally met by bank loans, overdrafts or other credit, this points to a large market failure, which the BBMKB and Groeifaciliteit guarantee facilities are attempting to address, but they are not fully utilized. It is estimated that there is an unmet annual demand for debt in the region of €35 million among companies that are looking to innovate or invest in growth. 22
The demand for micro‐credit for the start‐up of micro businesses is relatively small at an estimated €1m per annum. It is a relatively new instrument in the Netherland but a national public/private initiative called Qredits has been very successful in its two years of operation in addressing this demand and it is hoped that funding for this will continue to be found. In terms of equity, Limburg is somewhat disadvantaged because of its location, although the well known proximity bias in venture capital is less of a problem in smaller countries. The public sector has stepped in through Liof, which provides a range of investments either in partnership with industry (e.g. DSM) or on its own. The region benefits from a €8 million Seed Faciliteit fund for the three southern provinces, and a €20 million Innovation Fund which started investing a year ago and is almost half committed. It is worth noting that available funding tends to be targeted toward technology sectors only, to the possible detriment of possible high growth non‐technology businesses. Similarly, there is likely to be an above average demand for MBO type finance for family businesses, which represent 70% of Limburg’s SMEs, as the largest ever cohort of retirees is anticipated. As these funds become depleted, and the national and regional policies are putting a firm end to subsidies in favour of revolving funds, there will appear a market failure for proof of concept, early stage and growth finance. A gap of €10 million per annum is clearly demonstrable and it is felt that a gap of around €25 million per annum exists for propositions that are viable but would not necessarily be funded commercially. The continued demand for SME finance has not gone unnoticed and there are number of initiatives being discussed at both national and regional level, which need to be taken into account before any recommendations can be made with respect to the establishment of a JEREMIE fund for Limburg. Until there is greater clarity on whether these initiatives will materialise or could perhaps contribute to a JEREMIE fund in the region, the assessment of the ready absorption capacity in the region would be €100 million for a 5 year fund, comprising of: • •
€10 million p.a. of equity for proof of concept, early stage and venture capital in both the technology and non‐technology sectors. €10 million p.a. of debt and mezzanine funding, preferably with the capability to provide expansion capital in MBO situations.
It is important to note that this absorption capacity assumes that innovation and business growth continue along historical trends, and excludes any step change in activity in the region, e.g. through accelerated cluster building. These financing needs could be met by a variation of VCLFs, which would be designed as a next step. Fund design should be flexible so that they can adapt to changing circumstances. Given the uncertainty around other access to finance initiatives being considered by both central and regional government (such as a dedicated Chemelot fund), the returns to the Liof and Innovation Fund in the next few years and the rate at which the economy will recover from the financial crisis, it would be prudent to set up such a fund in increments, e.g. with a first tranche of €50 million. It is important to note that this report does not commit the European Investment Fund to any form of financing or funding of possible investment activities that are mentioned within the content of the report.
23