februari 2009
beleidsnota 30 De vergeten Adam Smith
Inleiding • Die ene Adam Smith ... • ... en die andere Adam Smith ... • ... toch één coherent geheel
Beleidsnota 30 - De vergeten Adam Smith
• De rat race en het geweten
Exact 250 jaar geleden verscheen van de hand van Adam Smith, de grondlegger van de moderne economische wetenschap, het boek The Theory of Moral Sentiments. De tand des tijd verdreef dit boek volledig in de schaduw van wat genoegzaam bekend staat als Smith’s magnum opus: The Wealth of Nations. Redelijk ten onrechte, zo moeten we anno 2009 concluderen. Naar aanleiding van de wereldwijde financiële en economische problemen die zich dezer dagen manifesteren, valt er namelijk minstens evenveel lering te trekken uit het vergeten tractaat van Adam Smith dan uit zijn nu reeds méér dan twee eeuwen lang gelauwerd werkstuk.
In het zog van een financiële crisis duikt zowat de ganse wereld in een recessie. Voor beide onaangename ontwikkelingen luidt de consensusvisie dat het om de zwaarste schokken sedert de depressie van de jaren 1930 gaat. Het kan dan ook geen verbazing wekken dat de discussie omtrent de oorzaken van die financieel-economische rampspoed hoog oplaait. Voor velen snijdt het mes van deze crisis dermate diep dat het basisidee achter de heersende sociaal-economische ordening ernstig in vraag dient gesteld te worden.
Inzake dat basisidee gaat het, uiteraard, geheel of gedeeltelijk om de principes van de vrije markteconomie. Steevast duikt in die discussie de naam van Adam Smith (1723-1790) op. De Schotse filosoof en econoom behoorde niet enkel tot de centrale figuren van de invloedrijke Schotse Verlichting maar geldt tevens als de grondlegger van de economische wetenschap zoals we die thans kennen. “It All Started with Adam”, zo luidt de erg verdedigbare titel van het eerste hoofdstuk van Mark Skousen’s historiek
Auteur: Johan Van Overtveldt
van het economisch denken . In de woorden van Todd Buchholz:
“Andy Warhol said that in the future everyone would be famous for fifteen minutes. Adam Smith has been famous for more than two centuries … He did not invent the market; nor did he invent economics. But he taught the world about the market and economics”. Skousen, 2001. Skousen parafraseert daarmede Alfred Marshall, die andere grondlegger van de economische wetenschap, die, zo wil de overlevering, ooit zei omtrent economische kennis: “It is all in Adam Smith”. Buchholz, 1989, p. 40.
Voor een kort overzicht van Adam Smith’s leven, zie de kader binnenin deze beleidsnota.
bladzijde
Die ene Adam Smith... ... en die andere Adam Smith ...
... toch één coherent geheel
De rat race en het geweten
ring van TMS te corrigeren, zeker omdat uit één en ander belangrijke lessen voor de huidige crisissituatie opborrelen. Adam Smith ontving voor TMS uitgebreide lof van niet enkel Britse tijdsgenoten als David Hume en Edmund Burke maar via de vertalingen ook van mensen als Immanuel Kant en Voltaire.
Die ene Adam Smith … In een lezing gehouden in 1749 verklaarde Adam Smith:
“Little else is required to carry a state to the highest degree of affluence from the lowest barbarism than peace, easy taxes, and a tolerable administration of justice; all the rest being brought about by the natural course of things”.
Smith zoals geciteerd in Weinstein, 2001, p. 59.
bladzijde
Smith zoals geciteerd in Rae, 1895, p. 63.
“Smith had one overwhelmingly important triumph: he put into the center of economics the systematic analysis of the behaviour of individuals pursuing their self-interest under conditions of competition”.
Vooraleer het bredere beeld omtrent de inzichten van Adam Smith scherp te stellen, en dus zijn concept van “the natural course of things” nauwkeuriger af te lijnen, lijkt het zinvol om toch maar van start te gaan met de Adam Smith van WN. Zoals de volledige titel van het boek al duidelijk suggereert, spitst Smith zich in WN vooral toe op het proces van economische groei waarin het concept van de arbeidsverdeling, of beter nog, de arbeidsspecialisatie, centraal staat. Arbeidsspecialisatie maakt een verhoogde arbeidsproductiviteit mogelijk, een fenomeen dat Smith illustreerde met het befaamde voorbeeld van de speldenproductie. Finaal vloeit alle welvaart uit die hogere specialisatie van arbeid voort. Belangrijk om Stigler, 1976, p. 1201. Vooraleer Adam Smith zijn “ division of labor” ontwikkelde, had David Hume al gewezen op het grote belang van de “partition of employments”. Smith onderkende het gevaar van afstomping en vervreemding als gevolg van een doorgedreven arbeidsspecialisatie. In die zin vormde Adam Smith ook een bron van inspiratie voor Karl Marx.
Beleidsnota 30 - De vergeten Adam Smith
Sleutelelement voor een goed begrip van dit citaat in het kader van Smith’s globaal werk is “the natural course of things”, de natuurlijke gang van zaken. Voor diegenen die Adam Smith herleiden tot Wealth of Nations, zijnde in ieder geval het grote merendeel der economen, vertolkte wijlen George Stigler, laureaat van de Nobelprijs Economie in 1982, allicht het best wat Adam Smith zou
verstaan hebben onder die natuurlijke gang van zaken:
februari 2009
Telkens wanneer de naam van Adam Smith over de tong gaat, spitst nagenoeg steevast alle aandacht zich toe op zijn boek An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations (1776). Veel minder aandacht krijgt het enige andere boek dat Adam Smith schreef, nl. The Theory of Moral Sentiments (1759). De exclusieve aandacht voor Wealth of Nations (WN) vormt één van die merkwaardige kronkels van de intellectuele geschiedenis. Adam Smith zelf beschouwde The Theory of Moral Sentiments (TMS) immers als zijn belangrijkste boek en in ieder geval als zijn “veel betere boek”. Nu we in 2009 de 250ste verjaardag vieren van de eerste publicatie van TMS lijkt het moment uitgelezen om die historische nege-
februari 2009
Die ene Adam Smith... ... en die andere Adam Smith ...
... toch één coherent geheel
De rat race en het geweten
tot hogere arbeidsspecialisatie te komen, is ook de accumulatie van kapitaal of, in de terminologie van Smith zelf, “stock”. De vereiste kapitaalaccumulatie, zo benadrukt Smith, noopt tot voldoende sparen. Adam Smith geeft ook duidelijk aan dat de graad van arbeidsspecialisatie in hoge mate bepaald wordt door de omvang van de markt (“the extent of the market”).
Beleidsnota 30 - De vergeten Adam Smith
Om tot arbeidsspecialisatie, kapitaalaccumulatie, meer economische groei en verhoogde welvaart voor het geheel van de maatschappij te komen, pleit Adam Smith voor het mechanisme van de concurrentie binnen een vrije markteconomie. Via dat mechanisme zal immers op een subtiele en indirecte wijze het eigenbelang van de burgers gekanaliseerd worden naar het dienen van het collectieve belang. Of zoals het in allicht de meest geciteerde passus uit WN klinkt:
“It is not from the benevolence of the butcher, the brewer, or the baker, that we expect our dinner, but from their regard to their own interest. We address ourselves, not to their humanity but to their self-love, and never talk to them of our own necessities but of their advantages”.
Smith, 1776, I, p. 18.
Het inzicht omtrent het dienen van het algemeen belang via het nastreven van het eigenbelang leidt tot die andere befaamde uitspraak van Adam Smith over de “invisible hand”:
“… by directing that industry in such a manner as its produce may be of the greatest value, he intends only his own gain, and he is in this, as in many other cases, led by an invisible hand to promote an end which was no part of his intension. Nor is it always the worse for the society that it was no part of it. By pursuing his own interest he frequently promotes that of the society more effectually than when he really intends to promote it”.10
In tegenstelling tot wat al te vaak geponeerd wordt, ziet Adam Smith in WN een duidelijke rol voor de overheid. Meer bepaald bakent hij drie terreinen af op dewelke de overheid actief moet optreden omdat het privé-initiatief tekortschiet: landsverdediging, een adequaat rechtsapparaat (“system of justice”) en tot slot publieke instituties (vooral onderwijs) en publieke infrastructuurwerken. Vooral met de noodzaak aan
10 Smith, 1776, I, p. 477-478. Deze passage vormt de enige in de WN waarin « the invisible hand » ter sprake komt. Zoals we verderop zullen zien, komt ook in TMS de onzichtbare hand exact één keer aan de orde.
“... protecting, as far as possible, every member of the society from the injustice or oppression of every other member of it”11
sluit Adam Smith naadloos aan op stellingen ontwikkeld in zijn Theory of Moral Sentiments.
… en die andere Adam Smith … In TMS, een zoektocht naar de ware aard van de menselijke natuur en vooral naar de origine van ethische goed- en afkeuring, komen de inzichten van de twee intellectuelen die een grote invloed uitoefenen op Adam Smith, nl. Francis Hutcheson en David Hume, duidelijk aan de orde (zie ook kader). Hutcheson benadrukt sterk het verheven karakter, de aangeboren goedheid en het ethische gevoel van de mens. Hume daarentegen koestert een veel groter gevoel van wantrouwen ten aanzien van de menselijke intenties en motieven. Menselijk gedrag, aldus Hume, komt nagenoeg uitsluitend tot stand als gevolg van het nastreven van eigenbelang, al gaat Hume daarin niet zo ver als bijvoorbeeld zijn tijdsgenoten Thomas Hobbes en Bernard Mandeville. Adam Smith analyseert en beschrijft intens dit spanningsveld tussen het “zachte” en het “harde” gelaat van de Schotse 11 Smith, 1776, II, p. 231.
bladzijde
Die ene Adam Smith... ... en die andere Adam Smith ...
... toch één coherent geheel
De rat race en het geweten
Verderop in TMS stelt Adam Smith:
Verlichting 12. Het is nauwelijks overdreven te stellen dat Smith zijn leven lang naar het ultieme inzicht in, en dus ook de finale oplossing voor, dit humane spanningsveld zocht.
12 Voor een schitterende situering van de Schotse Verlichting, en van het verhaal van Schotland in het algemeen, zie Herman, 2001. Zie ook Himmelfarb, 2004.
bladzijde
Smith tracht ook Hutcheson’s argument inzake het aangeboren ethisch besef van de mens dat moet toelaten de passies en de driften van binnenuit in bedwang te houden, duidelijker te kaderen en daardoor meer te objectiveren. Centraal daarin staat het concept van de “impartial spectator”, letterlijk vertaald de “onbevooroordeelde toeschouwer” maar beter te begrijpen
Waar het ten gronde om gaat, beschrijft Adam Smith als volgt:
When I endeavour to examine my own conduct, when I endeavour to pass sentence upon it, and either to approve or condemn it, it is evident that, in all such cases, I divide myself, as it were, into two persons; and that I, the examiner and the judge, represent a different character from that other I, the person whose conduct is examined into or judged of. The first is the spectator, whose sentiments with regard to my own conduct I endeavour to enter into, by placing myself in his situation, and by considering how it would appear to me, when seen from that 15 Ook Francis Hutcheson en David Hume voeren in hun geschriften reeds het beeld van de onbevooroordeelde toeschouwer op.
13 Smith, 1759, p. 9.
16 Smith, 1759, p. 25.
14 Ibid., p. 152.
17 Ibid., p. 38, 39 en 134.
Beleidsnota 30 - De vergeten Adam Smith
Om de menselijke passies en driften in toom te houden, zo luidt één van de conclusies van David Hume, dient er een sterke politieke autoriteit te bestaan. Adam Smith leunt in TMS echter nauwer aan bij zijn leermeester Frances Hutcheson wiens concept van het aangeboren ethisch besef hij meer concreet tracht te maken. Zo komt Smith tot de begrippen “fellow feeling” en “sympathie” die slaan op wat hij omschrijft als de natuurlijke tendens van mensen om zich met het lot van andere mensen te identificeren. Vandaar de openingszin van TMS:
“Our sensibility to the feelings of others, so far from being inconsistent with the manhood of self-command, is the very principle upon which manhood is founded … The man of the most perfect virtue … is he who joins, to the most perfect command of his own original and selfish feelings, the most exquisite sensibility both to the original and sympathetic feelings of others”.14
als het geweten van de mens, die een authentiek oordeel kan vellen over het al dan niet ethische karakter van het menselijke gedrag 15 . In TMS duikt de term “impartial spectator” voor het eerst op na ruim 25 pagina’s16. Verderop schrijft Smith over de “cool and impartial spectator” en de “indifferent spectator”. Hij omschrijft het begrip ook als “the great inmate of the breast” en als”this judge within”17. Kortom, de stem van het geweten van de mens.
februari 2009
“How selfish soever man may be supposed, there are evidently some principles in his nature which interest him in the fortune of others, and render their happiness necessary to him, though he derives nothing from it except the pleasure of seeing it”.13
Die ene Adam Smith... ... en die andere Adam Smith... ... toch één coherent geheel
februari 2009
De rat race en het geweten
particular point of view. The second is the agent, the person whom I properly call myself, and whose conduct, under the character of a spectator, I was endeavouring to form some opinion. The first is the judge; the second the person judged of ”.18
Beleidsnota 30 - De vergeten Adam Smith
Met zijn argumentatie rond de “impartial spectator” maakte Adam Smith duidelijk school. Immanuel Kant’s categorisch imperatief en Sigmund Freud’s superego vormen concepten die een duidelijke relatie vertonen met het centrale begrip uit Adam Smith’s TMS. Nog evidenter is de link met het onderscheid dat filosoof en socioloog George Herbert Mead (1863-1931), één van de grondleggers van de filosofie van het pragmatisme, maakt tussen het “me” dat mijn perceptie weergeeft van hoe anderen mij zien en het “I” dat in staat is om het “me” te beoordelen. Eenzelfde nauwe band met Smith’s “impartial spectator” kan gelegd worden met het concept van het “looking-glass self” dat Charles Horton Cooley (1864-1929), een pionier inzake psychosociologie, ontwikkelde.
… toch één coherent geheel De 19 de eeuwse historicus Henry Thomas Buckle schreef in 1861 over de twee boeken van Adam Smith: 18 Ibid., p. 113.
“In the Moral Sentiments, he investigates the sympathetic part of nature; in the Wealth of Nations, he investigates the selfish part”.19
Met die stelling nam Buckle een tussenpositie in op het discussieterrein dat zich grofweg een eeuw na het verschijnen van Smith’s boeken aftekende inzake het zogenaamde Adam Smith Probleem, nl. dat van de (vermeende) inconsistentie tussen de inzichten ontwikkeld door Adam Smith in zijn twee boeken. De Duitse econoom Bruno Hillebrand stak in 1842 het vuur aan de lont van dit debat met de lancering van de Umschwungstheorie: de Adam Smith van WN is een ander persoon dan die van TMS. Van zijn geloof in altruïsme en sympathie typisch voor TMS bleef in de op het rucksichtlos nastreven van het eigenbelang gebaseerde WN niets meer over, zo luidde de aantijging.
Dit Adam Smith Probleem blijft bij verificatie niet overeind 20. Als kind van de Schotse Verlichting wilde Adam Smith allereerst ontdekken hoe de mens echt in elkaar zit. In TMS schildert Smith terzake het brede beeld van de menselijke
drijfveren waarbij hij de egoïstische trekjes van die mens zeker niet uit het oog verliest. Integendeel zelfs, in TMS komen talrijke verwijzingen voor naar “self-love” en “selfishness”, naar de “selfish and original passions of human nature”21 en naar de realiteit dat “we are always so much more deeply affected by whatever concerns ourselves, than by whatever concerns for other men”22 .
Adam Smith onderkent dat niet één, maar een veelheid aan drijfveren de menselijke handelingen inspireert. WN situeert zich binnen het globale beeld geschilderd in TMS. Nergens, ook niet in WN, reduceert hij de mens louter tot de homo economicus. In TMS zit Smith helemaal in de wereld van WN met argumenten als:
“Every man is, no doubt, by nature, first and principally recommended to his own care; and he is fitter to take care of himself than of any other person, it is fit and right that it should be so”. 23
Of daar waar Smith het in TMS heeft over:
19 Buckle zoals geciteerd in de inleiding van Rafael & Macfie tot Smith, 1759, p. 21. 20 Zie voor de argumentatie terzake bijvoorbeeld ook Oncken, 1897 en de inleiding van de 1973-versie van Smith, 1759, vooral p. 20-25. Voor een moderne versie van het Adam Smith Probleem, zie Otteson, 2002.
21 Smith, 1759, p. 135. 22 Ibid., p. 137. 23 Smith 1759, p. 82, 83.
bladzijde
Die ene Adam Smith ... ... en die andere Adam Smith ... ... toch één coherent geheel
De rat race en het geweten
“… that great purpose of human life that which we call bettering our condition …”. 24
Veelbetekenend in de context van de eenheid tussen WN en TMS is ook het feit dat Adam Smith reeds in TMS expliciet verwijst naar “the invisible hand”:
24 Ibid., p. 50. 25 Ibid., p. 184,185.
bladzijde
Adam Smith vatte reeds in 1737 studies aan de universiteit van Glasgow aan en trok drie jaar later naar de universiteit van Oxford. Aan zijn verblijf op deze laatste, prestigieuze universiteit in Engeland hield Smith geen te positieve herinneringen over: de heersende intellectuele luiheid aldaar stootte hem erg tegen de borst. Aan de universiteit van Glasgow kwam hij sterk onder de invloed van theoloogfilosoof Francis Hutcheson (1694-1746). Een tweede grote invloed op Adam Smith kwam van David Hume (1711-1776). Alhoewel hij het in belangrijke mate oneens was met een aantal van Hume’s stellingen en inzichten zoals neergelegd in diens Treatise on Human Nature, beschouwde Smith David Hume toch als zijn dierbaarste vriend. Na enkele opgemerkte publieke lezingen in de periode 1748-51 kreeg Adam Smith in 1751 aan de universiteit van Glasgow de leerstoel logica aangeboden, al gauw gevolgd door de promotie tot professor ethiek en filosofie (“moral philosophy”). In 1759 verscheen Smith’s eerste boek, The Theory of Moral Sentiments, dat hem onmiddellijk naam, faam en niet onaanzienlijke inkomsten bezorgde. In 1764 vertrok Adam Smith naar Frankrijk als instructeur van de jonge hertog van Buccleuh, stiefzoon van Charles Townshend. Toen Smith in 1766 terugkeerde naar Engeland trok deze Charles Townshend, in die dagen minister van Financiën, Smith aan als advizeur. In 1767 keerde Smith terug naar Kircaldy waar hij aan de Wealth of Nations begon te werken, levend van een royale vergoeding vanwege de hertog van Buccleuh. Tussen 1773 en 1776, het jaar van publicatie van Wealth of Nations, keerde hij terug naar Londen. In 1778 werd Adam Smith, de intellectuele vader van de vrije markteconomie, aangesteld tot … hoofd van de belastingen in Edinburgh (een job vergelijkbaar met die van zijn vader). Vervolgens leefde Smith tot aan zijn dood in 1790 in Edinburgh, samen met Glasgow de hoofdstad van de Schotse Verlichting. 1 Er bestaat een massa literatuur over het leven van Adam Smith. Tot het betere werk behoren Rae, 1895; de twee bijdragen over Adam Smith in Viner, 1991; Muller, 1993; Ross, 1995; Weinstein, 2001; Dougherty, 2003 en Buchan, 2006.
Beleidsnota 30 - De vergeten Adam Smith
“(The rich) consume little more than the poor, and in spite of their natural selfishness and rapacity, though they mean only their own conveniency, though the sole end which they propose from the labours of all the thousands whom they employ, be the gratification of their own vain and insatiable desires, they divide with the poor the produce of all their improvements. They are led by an invisible hand to make nearly the same distribution of the necessities of life, which would have been made, had the earth been divided into equal portions among all the inhabitants, and thus without intending it, without knowing it, advance the interest of society, and afford means to the multiplication of the species”. 25
Geboren in 1723 in het Schotse Kircaldy, een mijnwerkers- en vissersdorp vlakbij Edinburgh, groeide Adam Smith op zonder vader die stierf voor Adam’s geboorte. Hij had een erg nauwe band met zijn moeder Margaret Douglas, de dochter van een grootgrondbezitter, die slechts enkele jaren voor hem zou sterven. Adam Smith bleef zijn ganse leven vrijgezel en overleed in 17901.
februari 2009
Volbloed Schot
februari 2009
Die ene Adam Smith ... ... en die andere Adam Smith
... toch één coherent geheel
De rat race en het geweten
Adam Smith zelf benadrukt ook sterk de eenheid in zijn werk. Zo schrijft hij in de speciale inleiding van de zesde editie van TMS (uitgegeven in 1790):
“In the last paragraph of the first edition of the present work, I said, that I should in another discourse endeavour to give an account of the general principles of law and government, and of the different revolutions of which they have undergone in the different ages and periods of society; not only in what concerns justice, but in what concerns police, revenue, and arms, and whatever else is the object of law. In the Enquiry concerning the Nature and Causes of the Wealth of Nations, I have partly executed this promise; at least so far as concerns police, revenue, and arms. What remains, the theory of jurisprudence, which I have long projected, I have hitherto been hindered from executing …”. 26
opinions of The Wealth of Nations” verkondigde in het kader van zijn colleges aan de universiteit van Glasgow 27.
Tot slot kunnen we hier niet voorbij aan het gegeven dat Adam Smith zelf klaarblijkelijk TMS als zijn belangrijkste boek beschouwt (zie ook supra). Zo besteedde hij het laatste jaar van zijn leven grotendeels aan de zesde en grondig herwerkte editie van TMS (van WN werden vier edities gepubliceerd tijdens Smith’s leven). Bijzonder significant is de toevoeging in de zesde editie van TMS van een volledig nieuw hoofdstuk met als titel:
“On the Corruption of Our Moral Sentiments, Which is Occasioned by this Disposition to Admire the Rich and the Great, and to Despise or Neglect Persons of Poor and Mean Condition”
Aan dat derde luik is Adam Smith nooit meer toegekomen. Beleidsnota 30 - De vergeten Adam Smith
De rat race en het geweten Voorts dient er nog op gewezen te worden dat Adam Smith reeds lang voor de finalisering van TMS met de thema’s uit WN begaan was. Zo stelt Dugald Stewart, een student van Adam Smith, dat Smith tegen het midden van de jaren 1750 reeds “many of the most important 26 Smith, 1759, p. 3.
250 jaar na de publicatie van The Theory of Moral Sentiments levert dit ietwat miskende meesterwerk van Adam Smith nog altijd veel stof tot nadenken, ook over de branden27 Stewart zoals geciteerd in de inleiding van Rafael & Macfie tot Smith, 1759, p. 1,2. In deze inleiding komen nog andere bronnen die in dezelfde richting wijzen aan de orde.
de actualiteit. Zo durven we concluderen dat er op zich niks fout is met het nastreven van het eigenbelang, hét basisconcept van een vrije markteconomie. Al vertoont het systeem onmiskenbaar zwakheden en hiaten, toch maakt deze vorm van economische organisatie een niveau van welvaart en welzijn mogelijk waar andere bekende organisatievormen totaal niet kunnen aan tippen. Meer nog, de menselijke geschiedenis leert op een even duidelijke als pijnlijke wijze dat maatschappijen die bij het brede publiek trachten dat nastreven van het eigenbelang fundamenteel aan banden te leggen steevast op een dramatische wijze derailleren. Wat Adam Smith’s TMS ons leert omtrent ons sociaal-economisch werken leefkader, is het maatschappelijke belang van ons geweten te laten spelen, van de moed te hebben om, als een “impartial spectator”, op een onbevooroordeelde wijze naar het ethische gehalte van onze daden (en intenties) te peilen.
Reglementen en juridische geen verbodsbepalingen kunnen ons gedrag mede richting geven en veranderen, maar gaan veelal niet naar de kern van de problematiek. Zo staat het inzake de huidige financiële crisis vast dat het type van geldende reglementering (vergeet de kreet van de totaal ongereglementeerde financiële markten!) en het (al dan niet) toezicht daarop een erg belangrijke determinant van deze crisis was en is. Een adequatere en
bladzijde
Die ene Adam Smith ... ... en die andere Adam Smith
... toch één coherent geheel
De rat race en het geweten
Bibliography Buchan, J. (2006). The Authentic Adam Smith. His Life and Ideas. New York: W.W. Norton & Company. Buchholz, T. (1989). New Ideas from Dead Economists. NY: Penguin Books. Dougherty, P. (2003). Who’s Afraid of Adam Smith? How the Market Got Its Soul, Hoboken, NJ: John Wiley & Sons. Herman, A. (2001). How the Scots Invented the Modern World, NY: Tree Rivers Press.
Muller, J. (1993). Adam Smith in His Time and Ours. Designing the Decent Society. NY: The Free Press. Oncken, A. (1897). The Consistency of Adam Smith. Economic Journal of London, vii Otteson, J. ( 2002). Adam Smith’s Marketplace of Life. NY: Cambridge University Press. Rae, J.(1895). Life of Adam Smith, Londen: Macmillan & Co. Ross, I.S. (1995). The Life of Adam Smith. Oxford: Oxford University Press. Skousen, M. (2001). The Making of Modern Economics. The Lives and Ideas of the Great Thinkers, NY: M.E. Sharpe. Smith, A. (1759). The Theory of Moral Sentiments. Oxford: Oxford University Press (1982, Raphael, D.D. & Macfie, A.L., eds. Indianapolis: Liberty Fund. Smith, A. (1776). An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations. Chicago: University of Chicago Press (1976, Cannan, E., eds.) Stigler, G. (1976). The Successes and Failures of Professor Smith. Journal of Political Economy; December.
Himmelfarb, G. (2004). The Road to Modernity. The British, French, and American Enlightenments, NY: Alfred A. Knopf.
Viner, J. (ed. Douglas Irwin). (1991). Essays on the Intellectual History of Economics, Princeton: Princeton University Press.
Hume, D. (1739-1740). Treatise on Human Nature. NY: Oxford University Press (2001, Norton, D.F. & Norton, M., eds.).
Weinstein, J.R. (2001). On Adam Smith, Wadsworth Philosophers Series, Belmont, Cal., Wadsworth, Thomson Learning.
colofon Redactieadres:
Sneeuwbeslaan 20 - 2610 Wilrijk Tel.: 03 829 25 06 Fax: 03 829 25 22 E-mail:
[email protected] www.vkwmetena.be
Verantwoordelijke uitgever: VKW Denktank Realisatie: Vormgeving en uitvoering: Lieve Swiggers
Wettelijk depot d/2009/10.346/1
Beleidsnota 30 - De vergeten Adam Smith
Anno 2009 beschikken we tegelijk over géén en tegelijk toch ook weer een erg concrete en belangrijke keuzemogelijkheid. Géén keuze bestaat er omtrent het basisgegeven van onze sociaal-economische organisatie: het principe van de vrije markteconomie blijft torenhoog boven alle mogelijke alternatieven uitsteken. De keuze die elk van ons wel heeft, is om binnen die marktordening gewetensvol te han-
delen. Wetten en reglementen allerhande kunnen terzake hoogstens een zijdelings hulpmiddel(tje) vormen, waarmede helemaal niet gezegd is dat aan de uitdoktering en toepassing van wetten en reglementen niet de nodige minutieuze aandacht dient geschonken te worden. De echte keuze wordt echter altijd en overal door de mens individueel gemaakt. De Adam Smith van The Theory of Moral Sentiments biedt zelfs 250 jaar na de eerste publicatie van het boek nog altijd boeiende inzichten.
februari 2009
correcter toegepaste reglementering had zeker veel averij kunnen voorkomen. Tegelijk mag er een redelijk vermoeden bestaan, zo leert de financiële geschiedenis van de voorbije eeuwen, dat ook een andere, en zelfs betere, reglementering tot “zijwegen”, “vluchtwegen” en andere door regulatie gedreven innovatie aanleiding zou hebben gegeven. Zo ontspint zich als het ware een echte rat race tussen de private sector en de regulerende overheden, welke deze laatste echter nooit structureel kunnen winnen. Om die rat race, en vooral de negatieve maatschappelijke gevolgen daarvan, binnen de perken te houden, blijft er finaal weinig anders over dan de roep van het geweten of de stem van Adam Smith’s “impartial spectator”, ook, en niet in het minst, voor de mens die zich laat inspireren door zijn (haar) eigenbelang.