Beleids- en beheerplan openbare verlichting 2013 - 2017
Beleids- en beheerplan openbare verlichting gemeente Oldenzaal 2013-2017
Hoofdstuk 1 - Inleiding ...........................................................................................................3 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Aanleiding.................................................................................................................................... 3 Doel van het plan......................................................................................................................... 3 Proces ......................................................................................................................................... 3 Reikwijdte .................................................................................................................................... 3 Leeswijzer.................................................................................................................................... 3
Hoofdstuk 2 - Algemeen kader ..............................................................................................5 2.1 Huidige situatie ............................................................................................................................ 5 2.2 Functies van openbare verlichting...............................................................................................5 2.3 Wet- en regelgeving en richtlijnen ...............................................................................................5 2.3.1 Richtlijn Openbare Verlichting 2011 (ROVL-2011) ...........................................................5 2.3.2 Wegenverkeerswet en Burgerlijk wetboek ........................................................................6
Hoofdstuk 3 - Technische beleidsuitgangspunten..............................................................7 3.1 Beheer en onderhoud..................................................................................................................7 3.1.1 Onderhoudsniveaus ..........................................................................................................7 3.2 Vervangingssystematiek..............................................................................................................8 3.3 Verlichtingsniveaus......................................................................................................................9 3.3.1 Verlichtingniveaus per wegsoort/gebied ...........................................................................9 3.3.2 Binnen de bebouwde kom.................................................................................................9 3.3.3 Buiten de bebouwde kom................................................................................................10
Hoofdstuk 4 - Thematische beleidsuitgangspunten..........................................................11 4.1 Verkeersveiligheid en sociale veiligheid ....................................................................................11 4.1.1 Verkeersveiligheid...........................................................................................................11 4.1.2 Sociale veiligheid ............................................................................................................11 4.2 Duurzaamheid en innovatie.......................................................................................................12 4.2.1 Duurzaamheid.................................................................................................................12 4.2.2 Innovaties........................................................................................................................14 4.3 Overig ........................................................................................................................................ 15 4.3.1 Sfeerverlichting en aanstralende verlichting ...................................................................15 4.3.2 Lichtmastreclamebakken ................................................................................................15
Hoofdstuk 5 - Samenvatting beleidsuitgangspunten ........................................................17 Hoofdstuk 6 - Beheerplan openbare verlichting ................................................................23 6.1 Correctief onderhoud.................................................................................................................23 6.2 Planmatige vervanging ..............................................................................................................23 6.2.1 Prioritering planmatige vervanging..................................................................................24 6.3 Verlichtingniveaus .....................................................................................................................24 6.4 Verlichtingsmiddelen .................................................................................................................24 6.5 Beschikbaar budget...................................................................................................................26
Hoofdstuk 7 - Beleid en beheer Verkeersregelinstallaties (VRI’s) ...................................27 7.1 7.2 7.3 7.4
Inleiding ..................................................................................................................................... 27 Plaatsingsstrategie ....................................................................................................................27 Inrichting verkeerslichten...........................................................................................................27 Organisatie van het beheer .......................................................................................................28 7.4.1 Storingen: melden en oplossen.......................................................................................28 7.4.2 Aandachtspunten in het beheer ......................................................................................28 7.4.3 Kosten voor beheer, onderhoud en vervanging ..............................................................28
Bijlagen Bijlage 1: Lijst genodigden themasessie Beleids- en beheerplan Openbare Verlichting Bijlage 2: Verslag themasessie Beleids- en beheerplan Openbare Verlichting
Hoofdstuk 1 - Inleiding 1.1
Aanleiding
In 2010 heeft de gemeenteraad van Oldenzaal de Startnotitie ‘Zicht op Licht’ vastgesteld. Op basis van de uitgangspunten in deze startnotitie is het nu voorliggende openbaar verlichtingsbeleid opgesteld. Op basis van de startnotitie zijn beleidsuitgangspunten geformuleerd. Bij deze beleidsuitgangspunten is beschreven hoe het beheer, onderhoud en de vervanging van de openbare verlichting de komende jaren (2013-2017) wordt vormgegeven.
1.2
Doel van het plan
Openbare verlichting vormt een belangrijk onderdeel van de openbare ruimte. Het vervult onder andere een belangrijke functie op het gebied van verkeersveiligheid. Openbare verlichting zorgt tijdens de avonduren alsmede onder slechte weersomstandigheden voor een goed zicht op de weg. Daarnaast biedt openbare verlichting goede mogelijkheden om bij te dragen aan de uitstraling van de openbare ruimte. Het doel van het voorliggende plan is het leggen van een bestuurlijke en beheersmatige basis voor de periode 2013-2017. Daarnaast biedt dit beleids- en beheerplan oplossingen voor bestaande knelpunten met betrekking tot de openbare verlichting. Ook zijn er op dit moment diverse actuele onderwerpen ten aanzien van de openbare verlichting die om het vaststellen van beleidsuitgangspunten voor de komende jaren vragen.
1.3
Proces
In samenspraak met een aantal (belangen)organisaties is dit plan tot stand gekomen. Een opsomming van de uitgenodigde en betrokken organisaties is te vinden in bijlage 1. In het najaar van 2012 er een themasessie georganiseerd om samen met deze organisaties te discussiëren over de conceptbeleidsuitgangspunten. De uitkomsten van deze themasessie zijn verankerd in het huidige plan. Een verslag van deze bijeenkomst is opgenomen als bijlage 2.
1.4
Reikwijdte
Buiten het bestek van dit beleids- en beheerplan vallen het verlichten van sportvelden, gemeentelijke gebouwen en verlichting aangebracht op particuliere grond. Tevens valt verlichting aan rijks- en provinciale wegen buiten dit beleids- en beheerplan1; de gemeente is immers geen wegbeheerder van deze wegen.
1.5
Leeswijzer
In hoofdstuk 1 wordt kort stilgestaan bij de reden om dit beleids- en beheerplan op te stellen. In hoofdstuk 2 worden de functie van en de kaders voor de openbare verlichting beschreven. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 en 4 de beleidsuitgangspunten beschreven voor het beheer, onderhoud en de vervanging van openbare verlichtingsmiddelen (lichtmasten, armaturen e.d.). Hoofdstuk 5 geeft vervolgens een samenvattend overzicht van alle beleidsuitgangspunten voor de komende jaren (en dient hiermee tevens als managementsamenvatting). Hoofdstuk 6 bevat het beheerplan van de openbare verlichting (vervanging openbare verlichting, technische eisen aan het ontwerp van lichtmasten en armaturen en de prioritering bij vervanging van verlichtingsmiddelen). In hoofdstuk 7 treft u het beleids- en beheerplan aan voor het onderwerp verkeersregelinstallaties (VRI’s). 1
Op dit moment zijn nog circa 100 lichtmasten langs provinciale wegen in beheer bij de gemeente Oldenzaal. Het beheer en onderhoud van deze lichtmasten wordt echter overgedragen aan de provincie Overijssel.
3
Verkeersregelinstallaties zijn aangesloten op het laagspanningsnet van Cogas en raken daarmee ook aan dit onderwerp. In het beheerplan komen de meer technische onderwerpen aan bod. De financiële kaders voor het uitvoeren van de beleidslijnen zijn weergegeven in de beheerplannen voor openbare verlichting en verkeersregelinstallaties.
4
Hoofdstuk 2 - Algemeen kader In dit hoofdstuk is allereerst de huidige situatie beschreven. Vervolgens komen de functie en toepassing van openbare verlichting aan bod. Tenslotte zijn de veranderingen op het gebied van richtlijnen en beleidskaders weergegeven, die op dit moment van toepassing zijn op het beheer en onderhoud van de openbare verlichting.
2.1
Huidige situatie
De gemeente is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van ongeveer 7080 lichtmasten en 7440 armaturen. Daarnaast worden onder verantwoordelijkheid van de gemeente nog 10 verkeersregelinstallaties (VRI’s) beheerd en onderhouden. De reguliere onderhoudstaken (bv. het vervangen van lampen) en het incidenteel bijplaatsen van nieuwe lichtmasten en armaturen zijn via een raamovereenkomst uitbesteed aan een externe partij. Het beheer van de lichtmasten wordt uitgevoerd door de afdeling Stadswerken. Dezelfde systematiek geldt ook voor het beheer en onderhoud van de VRI’s. Het dagelijks onderhoud valt buiten de reikwijdte van dit beheerplan.
2.2
Functies van openbare verlichting
Openbare verlichting beïnvloedt de openbare ruimte als geheel en staat in relatie tot verschillende andere beleidsvelden (zoals het wegenbeleid en milieubeleid). Een goed beheer en onderhoud van de openbare verlichting levert een belangrijke bijdrage aan de wijze waarop de openbare ruimte wordt beleefd. De primaire functies van de openbare verlichting zijn: Het vergroten van de verkeersveiligheid. Openbare verlichting maakt verkeersdeelnemers en objecten zichtbaar en geeft informatie over het verloop en de inrichting van de weg. Het bevorderen van sociale veiligheid door de openbare ruimte te verlichten. Daarnaast heeft de openbare verlichting nog twee secundaire functies: Het ondersteunen van de functie van de weg of van een gebied. Door de hoogte van de lichtmast en door het verlichtingsniveau draagt openbare verlichting bij aan het besef bij weggebruikers dat zij bijvoorbeeld in een woongebied rijden en zij het verkeersgedrag hierop moeten aanpassen. Het bevorderen van de kwaliteit van de openbare ruimte. Met de vormgeving van de lichtmasten en armaturen kan sfeer en gezelligheid op straat worden gecreëerd. Ook de kleur en de hoeveelheid licht bepalen de uitstraling van een gebied. Hierbij moet ook worden gedacht aan aanstralende verlichting waarmee bijvoorbeeld gebouwen of kunstwerken worden verlicht.
2.3
Wet- en regelgeving en richtlijnen
2.3.1 Richtlijn Openbare Verlichting 2011 (ROVL-2011) Er bestaat in Nederland één algemeen gehanteerde lichttechnische richtlijn voor openbare verlichting. Dit is de Richtlijn Openbare Verlichting 2011 (ROVL-2011). Deze is opgesteld door de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV). Deze richtlijn is bedoeld voor beheerders (eigenaren) van openbare terreinen, waaronder gemeenten. Het maken van een keuze tot verlichten, niet verlichten, of te besluiten tot een alternatieve maatregel is een beleidsafweging. De richtlijn geeft handreikingen voor het maken van dergelijke beleidskeuzes2. Daarbij biedt deze richtlijn handvatten om per specifieke situatie de afweging te maken om al dan niet te verlichten en zo ja welk verlichtingsniveau dan gehanteerd wordt. Dit onderdeel is anders vergeleken met de voorganger van deze richtlijn, de NPR13201-1. Deze ging standaard uit van het verlichten van een situatie. 2
Deze richtlijn heeft een aantal rekenmodellen waarmee bepaald kan worden welk verlichtingsniveau
in welke situatie wenselijk is. 5
Samenvattend: Binnen de ROVL-2011 richtlijn hoeft (in tegenstelling tot de NPR) niet elke situatie altijd verlicht te worden. Deze richtlijn biedt daarom meer beleidsvrijheid dan zijn voorganger (NPRnorm). Hoewel de ROVL-norm geen verplichtend karakter heeft, wordt deze richtlijn in Oldenzaal gehanteerd bij nieuw aan te leggen areaal en indien noodzakelijk bij reconstructies. Bij het bestaande areaal is tot nu toe gekozen om in principe 1-op-1 te vervangen. Dit betekent dat een defecte lichtmast wordt vervangen door een gelijkwaardig exemplaar op dezelfde plaats. In de praktijk levert deze werkwijze geen noemenswaardige problemen op en daarmee wordt een onnodig beslag op de gemeentelijke financiën voorkomen. 2.3.2 Wegenverkeerswet en Burgerlijk wetboek Naast de ROVL-richtlijn heeft een gemeente in het kader van de Wegenwet en het Burgerlijk wetboek bepaalde verantwoordelijkheden waaraan zij moet voldoen ten behoeve van een veilige, bruikbare en toegankelijke openbare ruimte. Kort gezegd heeft de gemeente een zorgplicht om wegen in voldoende staat van onderhoud te laten verkeren (dus ook de zichtbaarheid en daarmee de verlichting van de weg), anders loopt zij het risico om door weggebruikers aansprakelijk gesteld te worden in geval van schade. De gemeente is beheerder van alle openbare wegen in de gemeente Oldenzaal. De taken van het Rijk en de Provincie op dit gebied beperken zich tot de hoofdwegen buiten de bebouwde kom. De gemeentelijke plicht tot het onderhouden van wegen (en daarmee ook het zorgen voor een voldoende verlichtingsniveau) komt voort uit de Wegenwet. Belangrijk gegeven is dat voor de openbare verlichting een inspanningsverplichting bestaat en geen resultaatverplichting. Daarvoor moet er sprake zijn van een adequate openbare verlichting waarbij een afweging wordt gemaakt met betrekking tot de verkeersveiligheid, milieuaspecten en de beschikbare financiële middelen.
6
Hoofdstuk 3 - Technische beleidsuitgangspunten De beleidsuitgangspunten in dit beleidsplan zijn zodanig opgesteld dat deze voldoende ‘breed’ zijn om daarbinnen te kunnen inspelen op nieuwe trends en ontwikkelingen voor bijvoorbeeld onderwerpen als duurzaamheid, veiligheid en nieuwe materialen. De huidige werkwijze om verlichtingsmiddelen te plaatsen, te onderhouden en te vervangen volgt niet overal de landelijke en Europese richtlijnen. Er is een afweging gemaakt tussen nut, noodzaak, risico en kosten. Zoals eerder aangegeven zijn er geen wettelijke normen specifiek voor openbare verlichting. Wel is er op grond van de Wegenwet en het Burgerlijk Wetboek sprake van een zorgplicht voor de gemeente. Hier is rekening mee gehouden bij het opstellen van de voorgestelde beleidsuitgangspunten.
3.1
Beheer en onderhoud
Het correctief onderhoud van de openbare verlichting is uitbesteed aan een particuliere onderhoudsdienst. De gemeentelijke rol is daarom begeleidend. Het beheer van gegevens wordt binnen de gemeentelijke organisatie uitgevoerd. Het beheerbestand is voldoende actueel om het beheer en het onderhoud van de openbare verlichting goed te kunnen uitvoeren. Van veel lichtmasten (en deels de armaturen) zijn de diverse typen, leeftijd en de locatie bekend. Naast het beheren van de openbare verlichting zijn advisering, toetsing, energiebeheer, het in behandeling nemen van meldingen en klachtenbehandeling belangrijke taken van de gemeente. Voor het in behandeling nemen van meldingen en klachten is het Meldpunt Openbare Ruimte verantwoordelijk. In 2014 wordt onderzocht of een managementsysteem voor het (op afstand) dimmen van verlichting meerwaarde heeft. Zo’n managementsysteem kan nuttige informatie genereren over de mate van energiebesparing die wordt gerealiseerd met het dimmen van de verlichting. 3.1.1 Onderhoudsniveaus Het onderhoud van de openbare verlichting kan op verschillende niveaus worden uitgevoerd. Binnen de CROW3 is een landelijke objectieve systematiek hiervoor opgesteld. Hierin zijn de gewenste eigenschappen qua onderhoudsstaat inzichtelijk gemaakt. Hieronder zijn in een tabel (ambitiethema verlichting) de verschillende onderhoudsniveaus weergegeven. Op dit moment wordt voor openbare verlichting voor de aspecten ‘heel en veilig’ in principe het onderhoudsniveau B (basis) uit de kwaliteitscatalogus van het CROW gehanteerd voor de gehele stad. Een uitzondering hierop vormen het winkelgebied, het (bus)station en de ‘Groene loper’ die een meer representatieve uitstraling behoeven. Hier wordt het hogere onderhoudsniveau A gehanteerd. Het voorstel is de huidige onderhoudsniveaus ook in de toekomst te hanteren. Op bedrijventerreinen waar parkmanagement wordt toegepast kan ervoor worden gekozen een ander onderhoudsniveau dan het basisonderhoudsniveau overeen te komen met de parkmanagementorganisatie.
3
CROW is een landelijk kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur.
7
Beleidsuitgangspunt 3.1 In principe geldt voor de aspecten ‘heel en veilig’ onderhoudsniveau B (kwaliteitscatalogus CROW) voor het beheren en onderhouden van de openbare verlichtingsmiddelen. Voor sommige gebieden met een meer representatieve uitstraling wordt gekozen voor het hogere onderhoudsniveau A.
3.2
Vervangingssystematiek
In de begroting is vanaf 2013 structureel € 100.000,00 beschikbaar gesteld als extra budget voor de planmatige vervanging van de openbare verlichting en het geleidelijk wegwerken van achterstallig onderhoud. In totaal is daarmee structureel € 154.000,00 beschikbaar voor sanering. De totaal beschikbare middelen voor Openbare Verlichting zijn in het beheerplan (hoofdstuk 4) weergegeven. Deze middelen zijn gebaseerd op de huidig gehanteerde levensduur van lichtmasten van 40 jaar4. Voor armaturen wordt een termijn van 20 jaar gehanteerd. Beleidsuitgangspunt 3.2 Bij het vervangen van (verouderde) openbare verlichting wordt de volgende prioritering gehanteerd: 1. Extreem verouderde lichtmasten (>50 jaar), armaturen waarvan de lampen niet meer leverbaar zijn 2. Lichtmasten en armaturen die ouder zijn dan 40 respectievelijk 20 jaar; 3. Niet- energiezuinige armaturen. Bij een lichtmast of armatuur, waarvan de afschrijvingstermijn is verstreken, maar die technisch gezien nog wel jaren mee kan, is het mogelijk incidenteel een andere afweging te maken bij het prioriteren.
4 Omdat de financiële verordening nu nog uitgaat van een afschrijvingstermijn van 20 jaar voor lichtmasten, zal deze verordening moeten worden aangepast om de technische levensduur van 40 jaar te hanteren.
8
3.3
Verlichtingsniveaus
De inwoners van Oldenzaal zijn in zijn algemeenheid tevreden over de openbare verlichting5. Dit is meerdere keren uit publicaties in de pers naar voren gekomen. Het huidige onderhoudsniveau van het overgrote deel van het areaal valt binnen de wettelijke kaders betreffende de zorgplicht. In dat licht bezien is het niet voor de hand liggend om het huidig gehanteerde kwaliteitsniveau te wijzigen. Wel zullen achterstallig onderhoud en vervanging aandacht moeten krijgen in de komende jaren. De gemeenteraad heeft daartoe voor 2013 en latere jaren aanvullend budget beschikbaar gesteld. Voor de periode 2013-2017 wordt daarom voorgesteld het huidige verlichtingsbeeld (zie paragraaf 2.3 Verlichtingssoort per wegsoort/gebied) zoveel mogelijk als uitgangspunt te nemen. De ROVL-2011norm wordt dan alleen gehanteerd bij nieuwe aanleg van wegen en indien noodzakelijk bij reconstructies. Bij vervangingsplannen wordt 1-op-1 vervangen, dus lichtmasten en armaturen worden door een gelijkwaardig type op dezelfde plaats vervangen. Alleen indien noodzakelijk wordt een lichttechnische berekening uitgevoerd. Wel worden energiezuinige lichtbronnen en armaturen toegepast. Voor nadere technische details (gebruikt materiaal en wegsoorten waar lichtmasten geplaatst worden) wordt verwezen naar het beheerplan. 3.3.1 Verlichtingniveaus per wegsoort/gebied Oldenzaal is voor de openbare verlichting te verdelen in de gebieden: winkelgebied, (bus)station inclusief ‘groene loper’, industriegebieden en de rest van de stad. De wegen zijn verdeeld in de wegcategorieën: stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen, erftoegangswegen (woonstraten) en de carnavalsroute. Voor een gedetailleerd overzicht wordt verwezen naar het beheerplan. In de volgende sub-paragrafen worden de verlichtingsniveaus per wegsoort/gebied beschreven. 3.3.2 Binnen de bebouwde kom In het Masterplan Binnenstad is in 2009 door de raad besloten om in het winkelgebied warm wit licht toe te passen. Dit geeft het winkelgebied een hoogwaardiger en representatiever uitstraling. Voor gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom worden lichtmasten met een hoogte van 6 of 8 meter geplaatst, afhankelijk van de situatie ter plekke. Daarbij geldt dat er bij vervanging van lichtmasten uniforme modellen lichtmasten worden geplaatst (één bepaald type mast en armatuur). Voor erftoegangswegen wordt een lichtmasthoogte van 3,5 tot 4 meter gehanteerd. Vrijliggende (brom)fietspaden worden binnen de bebouwde kom alleen verlicht, indien verlichting vanaf de hoofdrijbaan niet mogelijk is en in situaties waar de verkeersveiligheid in het geding is. Wandelpaden in parken worden in principe niet verlicht tenzij het waarborgen van de verkeersveiligheid hierom vraagt. De aangebrachte lichtmasten hebben een minimale hoogte van 3,5 meter. Daar waar nu al verlichting staat wordt deze gehandhaafd. Over het verlichten van wandelpaden, met het oog op hoe veilig mensen in de openbare ruimte daadwerkelijk zijn, valt het volgende op te merken. Het verlichten van wandelpaden in parken kan op het oog veiliger lijken. Men denkt veilig te zijn (subjectieve beleving) maar de werkelijke veiligheid is niet toegenomen (dit wordt ook wel aangeduid met het begrip schijnveiligheid). De werkelijke veiligheid is ’s avonds namelijk juist laag door de vele donkere plekken buiten de paden en de afwezigheid van andere mensen die zich in het park bevinden (afwezigheid van sociale controle). Het verlichten van wandelpaden kan in deze situatie zelfs in de hand werken dat wandelaars vanuit de donkere plekken in het park goed te zien zijn, maar zelf het park niet goed kunnen overzien. Dit maakt wandelaars eerder kwetsbaarder voor onveilige situaties dan dat de veiligheid daadwerkelijk verbeterd wordt.
5
Bron: Veiligheidsmonitor Oldenzaal 2011, I&O Research Juli 2012
9
Achterpadverlichting vindt niet plaats. Wel kan het zo zijn dat woningbouwcorporatie WBO wonen achterpadverlichting plaatst bij haar woningen. Dit is echter geen gemeentelijke verantwoordelijkheid. Het eigendomsrecht van de grond ligt in dat geval namelijk bij de woningbouwcorporatie. Dit onderwerp valt daarom buiten het bestek van dit beleidsplan. 3.3.3 Buiten de bebouwde kom Voor stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen buiten de bebouwde kom, waar vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid lichtmasten dienen te worden geplaatst, wordt een lichtmasthoogte van 6 of 8 meter gehanteerd, afhankelijk van de situatie ter plekke. Bij vervanging van lichtmasten wordt uniforme verlichting toegepast (één bepaald type mast). Ook voor een aantal verkeersonveilige kruispunten in het buitengebied zijn op dit moment lichtmasten geplaatst (6 of 8 meter). Voor (brom)fietspaden buiten de bebouwde kom geldt dat deze worden verlicht vanaf de hoofdrijbaan. Er vindt dus geen separate verlichting plaats, tenzij dit vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid noodzakelijk is. Dit geldt ook voor de vrijliggende fietspaden. De hoogte van de lichtmasten is hier 4 meter. De ROVL-2011-norm wordt alleen gehanteerd bij nieuwe aanleg van wegen en indien noodzakelijk bij reconstructies.
Beleidsuitgangspunt 3.3 Handhaven huidig verlichtingsniveau bij vervanging 1-op-1 (gelijkwaardig type op dezelfde plaats). De ROVL-2011-norm wordt dan alleen gehanteerd bij nieuwe aanleg van wegen en indien noodzakelijk bij reconstructies. Per wegsoort zijn categorieën verlichtingsmiddelen aangewezen die aansluiten op het wegtype/gebiedstype. De ROVL-2011-norm wordt dan alleen gehanteerd bij nieuwe aanleg van wegen en indien noodzakelijk bij reconstructies. Achterpaden nabij woningen en wandelpaden (in parken) worden niet verlicht.
10
Hoofdstuk 4 - Thematische beleidsuitgangspunten 4.1
Verkeersveiligheid en sociale veiligheid
4.1.1 Verkeersveiligheid Het concept Duurzaam Veilig Verkeer (een initiatief van diverse Nederlandse overheden om de verkeersveiligheid te verbeteren) en de bijhorende wegencategorisering geven richtlijnen voor het vergroten van de verkeersveiligheid. Dit houdt in dat de wegen worden ingericht in overeenstemming met de functie daarvan. Verblijfsgebieden binnen de bebouwde kom worden ingericht als een 30-km zone. Door hier gebruik te maken van lage lichtmasten van maximaal 4 meter hoog, in plaats van 6 meter, wordt het karakter van verblijfsgebied extra versterkt en benadrukt. Dit komt de verkeersveiligheid ten goede. Wel zal door de toepassing van lagere masten het aantal te plaatsen lichtmasten toenemen om een voldoende verlichtingsniveau te verkrijgen. Dit wordt ook wel ‘verdichten’ genoemd. Daarmee werkt Duurzaam Veilig Verkeer kostenverhogend voor het beheer en onderhoud van de openbare verlichting. Vanuit verkeerskundig oogpunt gaat de voorkeur uit naar toepassing van Duurzaam Veilig Verkeer in alle situaties. Echter, vanwege het kostenverhogende effect wordt ervoor gekozen dit concept niet in bestaande situaties van 30-km-zones toe te passen. Alleen bij nieuwe aanleg van wegen en indien noodzakelijk bij reconstructies wordt op dit moment in 30-km-zones de verlichting vervangen door een lichtmast van vier meter. Indien de situatie ter plekke daarom vraagt (bijvoorbeeld door een andere gebruiksfunctie van het gebied dan alleen verblijfsgebied), kan echter gekozen worden voor een lichtmasttype met een lengte hoger dan vier meter. 4.1.2 Sociale veiligheid Sociale veiligheid is een belangrijk en gevoelig onderwerp. Er zijn twee soorten sociale veiligheid te onderscheiden: objectief: het is veiliger, er vindt minder criminaliteit plaats; subjectief: de betrokken persoon voelt zich veiliger. Uit onderzoeken is niet eenduidig gebleken dat het verhogen van het lichtniveau meer objectieve sociale veiligheid oplevert. Subjectief geldt echter: veel mensen voelen zich veiliger met meer licht. Hoe iemand veiligheid beleeft is per persoon verschillend. Dit is afhankelijk van verschillende factoren zoals leeftijd, geslacht, ervaringen uit het verleden en de locatie. Voorkomen dient te worden dat er juist schijnveiligheid ontstaat door het aanbrengen van verlichting. De sociale veiligheid wordt het best gewaarborgd als er meerdere mensen op een locatie aanwezig zijn, zodat je ook zichtbaar bent en mensen je kunnen zien, en als er verkeersstromen zijn. Het is dus belangrijk goed af te wegen welke gebieden men verlicht en welke niet (zie ook paragraaf 2.3 Verlichtingssoort per wegsoort/gebied). Over het algemeen voldoet het huidige verlichtingsniveau en zijn de inwoners van Oldenzaal tevreden over de openbare verlichting. Er komen sporadisch klachten over sociale veiligheid. Om de sociale veiligheid in de binnenstad te waarborgen wordt hier in woon- en voetgangersgebieden ‘warm’ wit licht toegepast. In Oldenzaal wordt op dit moment een avond- en nachtschakeling toegepast6. Dit betekent dat er op dit moment na 23.00 uur, minder verlichting brandt, doordat de lampen om en om branden. Indien er door een storing in de nachtelijke uren één of meerdere lichtmasten uitvallen, kunnen grotere onverlichte plekken ontstaan. Dit is niet wenselijk, omdat door de trage aanpassing van het oog bij veranderingen tussen licht en donker, het zicht wordt belemmerd. Daardoor wordt het donkere deel juist donkerder en zijn obstakels en andere verkeersdeelnemers minder goed zichtbaar. Daarom wordt dit principe niet meer gehanteerd en wordt geleidelijk overgestapt naar een dimregime. 6
Voor provinciale wegen worden door de provincie andere schakeltijden voor het aan- en uitschakelen van de openbare verlichting gehanteerd. Dit heeft met de hogere verkeersintensiteit op deze wegen te maken, waardoor er andere verlichtingsniveau’s nodig zijn, dan op gemeentelijke wegen die een lagere verkeersintensiteit kennen.
11
Beleidsuitgangspunt 4.1 In bestaande situaties wordt 1-op-1 vervangen door eenzelfde type lichtmast op dezelfde plaats. Bij nieuwe aanleg waar de wegen als 30 km-zone worden ingericht, wordt overgegaan op lage masten (uitgezonderd in specifieke gevallen waar de situatie vraagt om een lichtmast met een andere lengte dan 4 meter). Dit kan ook gelden voor reconstructie van wegen indien de situatie ter plaatse dit noodzakelijk maakt. De om en om uitschakeling van de lichtmasten ’s nachts wordt bij vervanging van de armaturen geleidelijk vervangen door een dimregime.
4.2
Duurzaamheid en innovatie
4.2.1 Duurzaamheid Duurzaamheid is een belangrijk aspect binnen het beleidsveld van openbare verlichting. Het gaat dan om het verminderen van energieverbruik en netwerkkosten, maar ook het hergebruik van materialen is een belangrijk aspect. Er zijn veel nieuwe innovaties beschikbaar en in ontwikkeling. Te denken valt aan nieuwe typen lampen, spiegeltechnieken in de armaturen en hergebruik van de aluminium masten. In deze paragraaf zal ook het onderwerp lichtvervuiling en de invloed daarvan op de flora en fauna worden meegenomen. 4.2.1.1 Reductie energieverbruik Bij reconstructieprojecten en in geval van nieuwe aanleg wordt continu gezocht naar de meest energiezuinige oplossing voor het verlichten van de openbare ruimte. In de afgelopen jaren is mede daardoor al een en ander gedaan om energie te besparen. In de afgelopen 20 jaar is de (kwikhoudende) TL verlichting in woonwijken bijna allemaal vervangen door compacte PL verlichting7. PL verlichting heeft een langere levensduur en is energiezuiniger dan TL verlichting. Daarnaast zijn ook op het gebied van Ledverlichting en het dimmen van de verlichting de eerste stappen gezet. Innovaties in lamp- en armatuurtechnieken volgen elkaar in snel tempo op. Enkele jaren geleden is door een extern bedrijf een energiescan uitgevoerd. Dit om te bezien hoe door toepassing van innovatieve technieken tot een energiebesparing kan worden gekomen. De resultaten van deze scan zijn bekeken op hun bruikbaarheid. De meest bruikbare oplossingen zijn verwerkt in zowel de beleidsuitgangspunten in dit beleidsplan als het beheerplan openbare verlichting. Op basis van dit onderzoek wordt erop gestuurd om een energiebesparing van 2 tot 3% per jaar te realiseren8. Om deze reductie in energieverbruik te realiseren is het uitgangspunt, in relatie en met medeneming van de overige relevante beleidsuitgangspunten in dit beleidsplan, de meest energiezuinige verlichting bij vervanging/sanering te hanteren. Per techniek wordt hieronder beschreven hoe deze wordt toegepast.
7
Dimbare verlichting wordt geplaatst bij nieuwe aanleg en reconstructie van wegen.’s Avonds nadat de verkeersintensiteit is afgenomen wordt de lamp gedimd, er is dan geen nadelige invloed op de verkeersveiligheid. De verlichting wordt na het invallen van de schemering (tijdstip is variabel al naar gelang het jaargetijde)gedimd naar 75% van het oorspronkelijke verlichtingsniveau. Om 22.00 uur wordt dit verlichtingsniveau naar 50% teruggebracht (weinig verkeer op de weg). In de ochtend wordt het verlichtingsniveau van de openbare verlichting via tussenstappen indien nodig geleidelijk naar 100% gebracht. Dit draagt bij aan de gewenste energiebesparing genoemd in de vorige paragraaf. Anders dan bij dacht- nachtschakeling is het
Verlichting met een wit kleurbeeld, minder kwikbevattend dan TL-verlichting Dit percentage is gebaseerd op landelijke berekeningen. Oldenzaal kent geen bemeterd netwerk waardoor het daadwerkelijke gebruik van elektriciteit nu op basis van het wattage van de gebruikte verlichtingsmiddelen wordt berekend. Er wordt in 2013 in overleg met de netbeheerder een initiatief opgestart om te verkennen of het bemeteren van het netwerk haalbaar is en zoja, onder welke randvoorwaarden.
8
12
dimmen niet van invloed op de verkeersveiligheid, omdat het menselijk oog zich snel aan de nieuwe omstandigheden aanpast. Doordat alle verlichting blijft branden en er geen donkere plekken ontstaan, geeft het de weggebruikers tevens ook geen onveilig gevoel. De conventionele niet dimbare SOX-verlichting9 wordt de komende jaren vervangen door dimbare CDO-verlichting10 of door Ledverlichting (tevens dimbaar). De afweging of Ledverlichting of CDO-verlichting geplaatst wordt kan per situatie verschillen.
Schakeltijden aanpassen: sinds begin 2013 is een initiatief van het platform openbare verlichting gestart om de tijden van het aan- en uitschakelen van de openbare verlichting provinciebreed aan te passen. De bedoeling van dit initiatief is enerzijds om de weg uitsluitend te verlichten als dat ook noodzakelijk is (voldoende donker). Een ander doel is het realiseren van een energiebesparing zonder investeringen en zonder de verkeersveiligheid aan te tasten. De nieuw te hanteren tijdstippen voor het aan- en uitschakelen zijn gebaseerd op ervaringen en onderzoek door het Intergemeentelijk Overleg Openbare Verlichting (IGOV). Oldenzaal is aangesloten bij dit initiatief, zodat in de praktijk de verlichting op die tijdstippen is ingeschakeld als dit ook een effectieve functie op de weg heeft. Na invoering van dit initiatief in Oldenzaal zal na een jaar een evaluatie plaatsvinden om de uitwerking van deze maatregel te beoordelen.
Ledverlichting: heeft een aanzienlijk langere levensduur (10 tot 12 jaar) in vergelijking met conventionele lampen (3 jaar) en long life lampen (8 jaar). Ledverlichting wordt waar mogelijk toegepast bij reconstructiewerkzaamheden en nieuwe aanleg. Nadeel van Ledverlichting is de smalle gerichte straal, waardoor een minder breed vlak verlicht kan worden. Bij planmatig onderhoud wordt alleen voor Ledverlichting gekozen, als de armatuur wordt vervangen en indien deze vervanging binnen de bestaande lichttechnische en financiële kaders past.
Doorontwikkeling: los van de nieuwe ontwikkelingen worden bestaande technieken waar mogelijk verder doorontwikkeld. Voor de meer conventionele lampen komen versies beschikbaar met een langere levensduur en/of een hogere lichtproductie. Bij armaturen heeft dit geleid tot modellen waarbij het licht met spiegels beter gericht wordt. Dit betekent meer licht op de weg en minder strooilicht en dus minder lichthinder. Ook valt te denken aan aanpassingen die aan het wegdek gemaakt kunnen worden bij reconstructies om zo het verlichtingsniveau te beïnvloeden. Daarnaast zal ook in de nog op te stellen Nota Duurzaamheid de nodige aandacht worden besteed aan mogelijkheden om de openbare verlichting verder te verduurzamen. Beleidsuitgangspunt 4.2 Reductie energieverbruik I.v.m. energiereductie wordt bij vervanging en wegreconstructie waar (financieel) mogelijk gebruik gemaakt van dimbare verlichtingsmiddelen (Ledverlichting of CDOverlichting) en het aanpassen van de schakeltijden van de openbare verlichting. In het dagelijks onderhoud worden innovaties in lamp- en armatuurtechnieken gevolgd en toegepast. Het dimbaar maken van de openbare verlichting zal stapsgewijs plaatsvinden. Dit betekent dat het overig areaal om en om verlicht zal blijven, totdat deze stapsgewijze vervanging voltooid is.
4.2.1.2 Bewust donker Donkerte is een oerwaarde, een ruimtelijke kwaliteit. Het gevoel voor donkerte als oerwaarde leeft bij veel mensen. Donkerte wordt, samen met stilte en rust, ook wel aangeduid als een compensatiewaarde. Een waarde die tegenwicht biedt aan de hectische maatschappij van dit moment.
9
Verlichting met een oranje kleurbeeld
10
Verlichting met een wit kleurbeeld. Heeft een helderder en warmere uitstraling dan PL verlichting.
13
Het terugdringen van lichtvervuiling kan hand in hand gaan met het realiseren van energiebesparing. Dit is echter niet altijd het geval. Soms kan met relatief eenvoudige middelen (zoals een kap op het armatuur) lichtuitstraling worden tegengegaan, zonder dat dit leidt tot energiebesparing. Dit brengt met zich mee dat het buitengebied in principe niet wordt verlicht, behalve op plaatsen waar dit vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid (zoals op gevaarlijke kruisingen/bochten in de weg) noodzakelijk is. In deze gevallen wordt per situatie bezien welk type lichtmast het meest geschikt is om de verkeersveiligheid te verbeteren. In het buitengebied van Oldenzaal staan slechts weinig lichtmasten. Naar aanleiding van het regionale project voor lichtvermindering in het buitengebied wordt bij de vervanging van deze lichtmasten per locatie bekeken of ze worden vervangen of verwijderd. Elk gebied in Oldenzaal heeft een andere relatie met donkerte en lichtvervuiling, bijvoorbeeld de relatie met de Ecologische Hoofd Structuur (EHS). Daarom wordt per gebied een integrale afweging gemaakt en worden er prioriteiten gesteld. Beleidsuitgangspunt 4.2 Bewust donker In het buitengebied wordt geen openbare verlichting geplaatst, behalve op plaatsen waar dit vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid noodzakelijk is.
4.2.1.3 Flora en Fauna Het onderwerp biodiversiteit (veelheid van variatie aan flora en fauna) is direct gekoppeld aan lichtvervuiling en donkertebescherming. Biodiversiteit is belangrijk voor het evenwicht in de natuur. Kunstlicht kan een bedreiging zijn voor sommige soorten. Het donkere nachtelijk leven is voor het in stand houden van soorten en ecosystemen belangrijk. Zowel nachtdieren als dagdieren hebben een donkere nacht nodig. Gevolgen van de verstoring door kunstlicht kunnen onder meer zijn: ontregeling van biologische ritmes; desoriëntatie; verandering van de kwaliteit van het habitat (leefgebied); aantrekking door licht (met mogelijk fatale afloop voor dieren). Dat de natuur verstoord wordt door de onnatuurlijke aanwezigheid van licht is duidelijk, over de mate waarin en de gevolgen die dit heeft is echter nog veel onbekend. Universiteit Wageningen doet onderzoek naar de effecten op flora en fauna van verschillende lichtkleuren. Vervolgens wordt situationeel bepaald welke lichtsoort wordt gekozen. Het beleidsuitgangspunt sluit aan bij de vorige paragraaf ‘bewust donker’. Beleidsuitgangspunt 4.2 Flora en Fauna Het buitengebied en ook de wandelpaden worden zo min mogelijk verlicht. Uitsluitend in die situaties waarbij de verkeersveiligheid in het geding is, kan ervoor worden gekozen om lichtmasten te plaatsen. Per situatie (afhankelijk van de voorkomende diersoorten in een gebied) wordt bepaald welk type verlichting geplaatst wordt om verstoring zo veel mogelijk tegen te gaan.
4.2.2 Innovaties De komende jaren wordt gewerkt aan het toepassen van innovatieve oplossingen om kosten te besparen danwel het zo energiezuinig maken van het areaal aan openbare verlichting. Hierop wordt waar mogelijk (eventueel tegen geringe meerkosten) al bij de vervanging van bestaande lichtmasten geanticipeerd. Zo worden eventuele meerkosten voor het separaat inbouwen van innovaties voorkomen.
14
Beleidsuitgangspunt 4.2 Innovaties Op innovaties wordt indien mogelijk al bij de vervanging van bestaande lichtmasten geanticipeerd indien dit geringe meerkosten met zich meebrengt.
4.3
Overig
4.3.1 Sfeerverlichting en aanstralende verlichting Eén van de secundaire functies van openbare verlichting is het bevorderen van de kwaliteit van de openbare ruimte, door de uitstraling van een gebied te verbeteren. Door toepassing van aanstralende verlichting van bijzondere gebouwen, kunstwerken of bijzondere bomen kan dit worden bereikt. Een voorbeeld hiervan is het gebied rondom de Plechelmuskerk. Onder het Plechelmusplein en de Ganzenmarkt is een eigen gemeentelijk netwerk aangelegd met grondspots (verlichting om de kerk aan te stralen) en verplaatsbare lichtmasten (bij evenementen te verwijderen, zodat verlichtingsmiddelen geen obstakel vormen). De uitstraling van de binnenstad krijgt daarmee nog een extra accent. De in de binnenstad aangebrachte sfeerverlichting is in eigendom en beheer bij de winkeliersvereniging. De gemeente heeft daar geen taak in. 4.3.2 Lichtmastreclamebakken Aan bepaalde lichtmasten is het toegestaan om lichtmastreclamebakken aan te brengen. Hierbij wordt opgemerkt dat dit plaatsen van lichtmastreclamebakken uitsluitend mag worden uitgevoerd door een professionele reclame-exploitant11 en dat bedrijven die reclame geplaatst willen hebben aan lichtmasten dit via deze exploitant dienen te regelen. Dit vanwege eenduidigheid in de beeldkwaliteit van de openbare ruimte. In woonwijken is het niet toegestaan lichtmastreclamebakken aan lichtmasten te bevestigen. Enerzijds omdat lichtmasten meestal technisch niet geschikt zijn om hier reclame aan te bevestigen, anderzijds om lichthinder voor omwonenden tegen te gaan. Om risico’s voor de stabiliteit van de lichtmasten te beperken geldt dat: lichtmastreclamebakken uitsluitend worden aangebracht aan lichtmasten met een minimale hoogte van 6 meter; lichtmastreclamebakken alleen aan stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen worden aangebracht; lichtmasten technisch voldoende geschikt moeten zijn of geschikt te maken zijn (bijvoorbeeld door middel van grondankers) om hier lichtmastreclame aan te brengen; lichtmastreclamebakken geen hinder of overlast voor omwonenden of verkeersdeelnemers veroorzaken. Als overgangsregeling geldt dat bestaande situaties die niet in overeenstemming zijn met het bovenstaande zullen worden getolereerd tot en met 2017. Het is immers niet de bedoeling om in bestaande situaties die reeds lange tijd aanwezig zijn onmiddellijk in te grijpen. Dit met uitzondering van situaties waar sprake is van gevaarzetting. In 2018 zullen alle aangebrachte lichtmastreclamebakken aan lichtmasten dienen te voldoen aan het vastgestelde beleid. Beleidsuitgangspunt 4.3 Overig Lichtmastreclamebakken mogen uitsluitend worden aangebracht aan lichtmasten met een minimale hoogte van 6 meter die gelegen zijn aan stroomwegen of gebiedsontsluitingswegen. In woonwijken is het niet toegestaan lichtmastreclamebakken aan te brengen. Verder moet de mast de lichtmastreclamebak kunnen dragen en daarom technisch geschikt zijn. Desnoods 11 Ook zijn in Oldenzaal andere reclamemogelijkheden in de openbare ruimte in concessie uitgegeven aan professionele reclame-exploitanten. Te denken valt aan kleine verlichte reclamevitrines (mupi’s) en reclame in bushokjes (abri’s). Hiermee wordt voorkomen dat er door het lukraak plaatsen van reclame-objecten verrommeling van de openbare ruimte optreedt.
15
dienen grondankers te worden aangebracht om de stabiliteit van de mast te garanderen. Als laatste uitgangspunt geldt dat lichtmastreclamebakken geen hinder of overlast voor omwonenden of verkeersdeelnemers mogen veroorzaken.
16
Hoofdstuk 5 - Samenvatting beleidsuitgangspunten In het vorige hoofdstuk zijn de beleidsuitgangspunten aan de orde gekomen en is toegelicht waarom hiervoor gekozen is. In dit hoofdstuk worden deze beleidsuitgangspunten nogmaals samengevat. Op deze wijze is in één oogopslag te zien welke uitgangspunten de komende jaren gehanteerd gaan worden bij het plaatsen, vervangen en onderhouden van de openbare verlichting. Er is onderscheid gemaakt in uitgangspunten die aansluiten op de huidige praktijk en uitgangpunten die nieuw zijn. In de kolom naast de beleidsuitgangspunten is een korte toelichting geschreven, om de motivatie van het beleidsuitgangspunt te verhelderen.
17
Onderwerp
Bestaand beleid
Nieuw beleid
Toelichting/motivering
Beheer en onderhoud
Het standaard basis onderhoudsniveau heel en
idem
Onderhoudsniveaus zijn gebaseerd op de
veilig (B) geldt als uitgangspunt. Alleen voor
kwaliteitscatalogus van het CROW (zie ook paragraaf 3.1)
gebieden met een meer representatieve uitstraling wordt een hoger onderhoudsniveau (A) gehanteerd Vervangings-
In bestaande situaties wordt 1-op-1 de lichtmast
idem
systematiek
vervangen door een zelfde type lichtmast op
van het budget dat beschikbaar is voor openbare
dezelfde plaats. Daarbij wordt het bestaande
verlichting.
Dit draagt bij aan het zo efficiënt mogelijk kunnen benutten
verlichtingsniveau gehanteerd als uitgangspunt. Geen vastgesteld beleid voor prioritering in
Deze prioritering wordt gehanteerd om binnen het
vervanging.
beschikbare budget die verlichtingsmiddelen het eerst te
Bij het vervangen van (verouderde) openbare
vervangen waartoe de meeste noodzaak bestaat.
verlichting wordt de volgende prioritering gehanteerd. Allereerst worden extreem verouderde lichtmasten (>50 jaar) en armaturen waarvan de lampen niet meer leverbaar zijn vervangen. Daarna worden lichtmasten en armaturen die ouder zijn dan 40 respectievelijk 20 jaar vervangen. Vervolgens zijn de niet- energiezuinige armaturen aan de beurt. Bij nieuwe aanleg waar de wegen als 30 km-zone
idem
Dit houdt in dat de wegen worden ingericht in
worden ingericht, wordt overgegaan op lage masten.
overeenstemming met de functie daarvan.
Behalve als de situatie om masten vraagt van een
Verblijfsgebieden binnen de bebouwde kom worden
andere hoogte. Dit kan ook gelden bij reconstructie
ingericht als een 30-km zone. Hier wordt gebruik gemaakt
van wegen indien de situatie dit noodzakelijk maakt.
van lage lichtmasten van maximaal vier meter hoog in plaats van zes. De verblijfsfunctie van een gebied wordt hierdoor benadrukt. In sommige situaties kan er voor worden gekozen een andere lichtmasthoogte te hanteren.
Verlichtingsniveaus
Per wegcategorie en gebiedstype zijn
idem
Ieder type wegen/gebied vraagt om een eigen
verlichtingsmiddelen aangewezen die aansluiten op
verlichtingsniveau. Per wegcategorie/gebied worden
het weg- en gebiedstype.
bepaalde standaard/types lichtmasten en armaturen geplaatst om ervoor te zorgen dat deze voldoende verlicht worden. Tevens is uniformiteit gewenst in de te plaatsen/vervangen verlichtingsmiddelen. Dit is kostenefficient en draagt bij aan een uniform straatbeeld.
18
Onderwerp
Bestaand beleid
Nieuw beleid
Toelichting/motivering
Om en om uitschakeling van lichtmasten in de
Om en om uitschakeling ’s nachts wordt geleidelijk
Op dit moment brandt er na 23.00 uur minder verlichting,
nachtperiode.
vervangen door een dimregime.
doordat de lampen om en om branden. Dit is niet wenselijk, omdat het zicht wordt belemmerd vanwege de continue wisseling van licht naar donker. Daardoor wordt het donkere deel juist donkerder en zijn obstakels en andere verkeersdeelnemers minder zichtbaar. Dit wordt versterkt bij storingen. Het dimregime betekent dat na het invallen van de schemering het verlichtingsniveau wordt teruggebracht naar 75%, na 22:00 uur naar 50%. In de ochtend wordt het verlichtingsniveau indien nodig in stappen geleidelijk naar 100% teruggebracht. Het huidige verlichtingsniveau voldoet op dit moment
De ROVL 2011 norm wordt niet standaard
De ROVL 2011-norm (landelijke richtlijn voor het
voldoende om de verkeersveiligheid te waarborgen. Over
toegepast.
verlichten van de openbare ruimte) wordt alleen
het algemeen zijn inwoners van Oldenzaal tevreden over
gehanteerd bij nieuwe aanleg van wegen en indien
het huidige verlichtingsniveau. Daarom wordt gekozen voor
noodzakelijk bij reconstructie.
een meer gelijkmatige invoering van de ROVL-norm en wordt deze uitsluitend bij nieuwaanleg gehanteerd en indien bij reconstructie van wegen de situatie ter plekke hierom vraagt. Het toepassen van de ROVL-2011 op bestaande situaties zou betekenen dat het totale areaal aan openbare verlichting tegen het licht gehouden zou moeten worden en dat er sprake zou kunnen zijn van grootschalige reconstructies. Dit is niet wenselijk vanuit het oogpunt van kostenefficiency. Tevens is het niet noodzakelijk vanwege het feit dat het huidige verlichtingsniveau als voldoende kan worden aangemerkt.
19
Onderwerp
Bestaand beleid
Nieuw beleid
Toelichting/motivering
Verkeersveiligheid
Geen vastgesteld beleid concept Duurzaam Veilig
Toepassing van concept Duurzaam veilig verkeer alleen bij reconstructie van wegen.
Toepassing van lagere lichtmasten in verblijfsgebieden/30 km zones vraagt om meer lichtmasten dichter op elkaar.
Verkeer in relatie tot openbare verlichting.
In bestaande situaties vervanging door eenzelfde
Werkt kostenverhogend
type lichtmast. Geen toepassing nieuwe achterpadverlichting; bestaande achterpadverlichting handhaven
Uitsluitend in gevallen waarin de verkeersveiligheid
Het criterium om al dan niet te verlichten is het waarborgen
in het geding komt, verlichting aanbrengen in
van de verkeersveiligheid. Het verlichten van wandelpaden
parken, achterpaden worden niet verlicht.
in parken bevordert niet de werkelijke veiligheid. Men denkt veilig te zijn door het aanbrengen van verlichting, maar de werkelijke veiligheid is ’s avonds juist laag door de vele donkere plekken buiten de paden en de afwezigheid van sociale controle in parken op die tijdstippen. Met het oog hierop wordt uitsluitend in die gevallen waar de verkeersveiligheid in het geding komt verlichting aangebracht. Daar waar nu al verlichting staat, wordt deze gehandhaafd.
Sociale veiligheid
Toepassing ‘warm’ wit licht in woon- en
idem
‘Warm’ wit licht zorgt voor een goede gezichtsherkenning.
Toepassing avond- en nachtschakeling, waarbij na
Stopzetting avond- en nachtschakeling en
Zie onder verlichtingniveaus.
23.00 uur de lichtmasten om en om branden
geleidelijke invoering dimregime bij vervanging
Duurzaamheid en
Vervanging van de grootste energieverslindende
Toepassing dimbare energiezuinige verlichting (LED
Doelstelling bij dit beleidsuitgangspunt is zoveel mogelijk
innovatie
verlichting bij vervanging en wegreconstructie.
of CDO) bij vervanging en bij wegreconstructie. In
energiebesparing. Het streven is 2 à 3% op jaarbasis
het dagelijks onderhoud worden innovaties in lamp-
(inschatting op basis van landelijke ervaringscijfers).
voetgangergebieden binnenstad
en armatuurtechnieken gevolgd en toegepast. Geen vastgesteld beleid ten aanzien van innovaties.
Anticiperen op innovaties (bijvoorbeeld
Bepaalde innovaties naderhand aanbrengen aan
voortvloeiend uit de nog op te stellen Nota
lichtmasten en armaturen kan meerkosten met zich
Duurzaamheid) indien dit geen (bijvoorbeeld
meebrengen. Daarom is het beter te anticiperen op nieuwe
initiatief aanpassing schakeltijden) of geringe
ontwikkelingen en dat soort verlichtingsmiddelen te
meerkosten met zich meebrengt.
gebruiken die reeds zijn ingericht op deze innovaties of indien mogelijk gebruik te maken van energiebesparende initiatieven die minimaal budgetneutraal zijn.
20
Onderwerp
Bestaand beleid
Nieuw beleid
Toelichting/motivering
In het buitengebied wordt geen openbare verlichting
idem
Uitsluitend situaties waar de verkeersveiligheid in het
geplaatst, behalve op plaatsen waar dit vanuit het
geding is, kunnen in aanmerking komen voor openbare
oogpunt van verkeersveiligheid noodzakelijk is.
verlichting. Voor het overige geldt dat het buitengebied niet verlicht wordt. De verlichting wordt aangepast op ter plekke voorkomende diersoorten, om verstoring zo veel mogelijk tegen te gaan.
Overig
Geen vastgesteld beleid ten aanzien van
Lichtmastreclamebakken mogen uitsluitend worden
lichtmastreclamebakken.
aangebracht aan lichtmasten met een minimale
beperken en hinder voor omwonenden tegen te gaan
hoogte van 6 meter die gelegen zijn aan
gelden deze uitgangspunten.
Om risico’s voor de stabiliteit van de lichtmasten te
stroomwegen of gebiedsontsluitingswegen. In woonwijken zijn geen lichtmastreclamebakken toegestaan. De mast moet de lichtmastreclamebak kunnen dragen en daarvoor technisch geschikt zijn. Bestaande gevallen die niet in overeenstemming zijn met het nieuwe beleid worden getolereerd tot en met 2017.
21
Hoofdstuk 6 - Beheerplan openbare verlichting In dit hoofdstuk zijn de beleidsuitgangspunten verder uitgewerkt naar een meer technisch beheerplan. De looptijd van dit beheerplan is gelijk aan het beleidsplan. Elk jaar wordt er een uitvoeringsprogramma opgesteld en geactualiseerd, zodat inzichtelijk is welke werkzaamheden worden uitgevoerd in het betreffende jaar en hoe het staat met de vervanging van verouderd areaal. Op dit moment staan in de gemeente Oldenzaal 7080 lichtmasten (2012). Ouderdom lichtmasten
Aantal
lichtmasten ouder dan 50 jaar
776
lichtmasten ouder dan 40 jaar
1226
Ouderdom armaturen armaturen ouder dan 20 jaar
Aantal 4450
Een groot aantal van de lichtmasten is voorzien van inefficiënte armaturen en/of niet energiezuinige lampen. Voor het overgrote deel zijn alle gegevens van de lichtmasten en armaturen vastgelegd in een beheersysteem. Voor een betere afstemming met wegbeheer en groenbeheer worden de gegevens de komende jaren eveneens in het beheersysteem dg DIALOG opgeslagen. Het beheer van de openbare verlichting bestaat uit planmatige vervanging en het correctief (dagelijks) onderhoud. Het correctief onderhoud betreft reparaties van storingen, zoals kapotte lampen en beschadigde lichtmasten of armaturen. De planmatige vervanging vindt plaats na de afschrijvingstermijn van 40 en 20 jaar voor respectievelijk de lichtmasten en armaturen.
6.1
Correctief onderhoud
Het correctief onderhoud bestaat uit de vervanging van lampen, het schoonmaken van armaturen en het opheffen van storingen volgens de bepalingen in het bestek. Hiervoor is in 2012 voor 3 tot 5 jaar, via een Europese aanbesteding, een aannemer gecontracteerd. Bij het onderhoud geldt als uitgangspunt dat 98% van de openbare verlichting dient te functioneren (branden). Bij vervanging van verlichting wordt spot remplace toegepast. Dit houdt in dat niet wordt vervangen, voordat de lamp is uitgevallen. Lichtmasten en armaturen worden 1-op-1 vervangen door gelijkwaardig materiaal. Bij het verhelpen van storingen zijn termijnen afgesproken waarbinnen de storing verholpen moet zijn. Afhankelijk van de aard en ernst van de storing kunnen deze termijnen wisselen.
6.2
Planmatige vervanging
Lichtmasten en armaturen worden vervangen, nadat de afschrijvingstermijn van respectievelijk 40 en 20 jaar is verstreken. Er is echter achterstand in de vervanging, waardoor het huidige areaal is verouderd. Om het verouderde areaal te vervangen, is vanaf 2013 € 100.000,00 extra structureel budget beschikbaar. In totaal is vanaf 2013 structureel € 154.000,00 vervangingsbudget beschikbaar. Hiermee is het mogelijk op jaarbasis circa 130 lichtmasten inclusief de armaturen te vervangen. De vervanging vindt op buurt-/wijkniveau plaats, dus niet in separate straten. Dit voorkomt een rommelig beeld in de woonwijken, met diverse masttypen die per straat verschillen.
23
Om zo efficiënt mogelijk te werk te gaan wordt bij reconstructie of herinrichting van wegen (de kosten van) eventueel te vervangen openbare verlichting meegenomen binnen het betreffende project(budget). Areaaluitbreidingen als gevolg van het inrichten van nieuwbouwwijken en bedrijventerreinen komen ten laste van de betreffende grondexploitatie. Er dient tevens in de begroting extra onderhoudsbudget ter beschikking te komen om het areaal naar behoren te onderhouden. Het onderhoudsbestek, op basis waarvan de opdracht destijds gegund is aan de aannemer, geeft in detail aan hoe het onderhoud van de lichtmasten en armaturen plaatsvindt. In dit bestek zijn tevens de lichtmast- en armatuurtypen benoemd welke geplaatst/vervangen kunnen worden 6.2.1 Prioritering planmatige vervanging Bij het vervangen van (verouderde) openbare verlichting wordt de volgende prioritering gehanteerd: 1. Extreem verouderde lichtmasten (>50 jaar) en armaturen waarvan de lampen niet meer leverbaar zijn worden als eerste vervangen; 2. Lichtmasten en armaturen die ouder zijn dan 40 respectievelijk 20 jaar; 3. Niet energiezuinige armaturen. De gemiddelde levensduur van lichtmasten voor openbare verlichting is ongeveer 40 jaar. Echter, door omstandigheden zoals metaalmoeheid, trillingen, vocht, strooizout, hondenurine en dergelijke kunnen masten, die op het oog nog goed lijken, aangetast zijn. Anderzijds is het ook mogelijk dat een mast, waarvan de technische levensduur is verstreken en die misschien enkele uiterlijke gebreken vertoont, nog jaren mee kan. Daarom kan incidenteel een andere afweging worden gemaakt bij het prioriteren. Van de prioriteitenstelling kan ook worden afgeweken indien het gelijktijdig uitvoeren met andere civiele projecten voordelen biedt. Het totale areaal van de openbare verlichting is opgenomen in een database die functioneert als beheersysteem. Dit systeem biedt een goed inzicht in de ouderdom en technische staat van de lichtmasten en armaturen.
6.3
Verlichtingniveaus
De ROVL-2011-norm wordt alleen gehanteerd bij nieuwe aanleg van wegen en indien noodzakelijk bij reconstructies. Deze richtlijn biedt kaders om de openbare ruimte (duurzaam) te verlichten, waarbij ook ruimte wordt geboden voor dimmen en tijdschakeling. Tevens wordt er in deze richtlijn niet vanuit gegaan dat elke situatie per se verlicht moet worden. Deze richtlijn biedt daarom meer beleidsvrijheid dan zijn voorganger, de NPR-norm.
6.4
Verlichtingsmiddelen
De Europese normen voor de verlichtingsmiddelen (de producten voor de openbare verlichting) worden gehanteerd, zodat er geen verlichtingsmiddelen worden geplaatst die een onvoldoende kwaliteit hebben. Voor verlichtingsmiddelen geldt dat gebruik wordt gemaakt van gecertificeerde lichtmasten en armaturen (voorzien van een CE-merkteken). Lichtmasten dienen tevens te voldoen aan de NEN-EN 40 norm.
24
Per weggedeelte/gebied worden de volgende masten en armaturen geplaatst: Gebieden
Lichtmasttype
Lichtmastle ngte
Armatuur
Lichtsoort
Winkelgebied
RAL 5004 Urbi Lichtmasten
3,5-5 meter
Selux Urby-1 1
Wit 3
Rond de Plechelmus
Grondspots en verwijderbare masten
4,50-10 meter
Olivio
Wit
Station incl. ‘groene loper’
RAL 7022
3,5-4 meter
Hess Campone
Wit
1
Industriegebieden
Aluminium met uithouder
6 of 8 meter
Divers 2
Wit
Stad-overig
zie ‘wegen’
Wegen
Lichtmasttype
Lichtmastle ngte
Armatuur
Lichtsoort
Stroomwegen
Aluminium met uithouder
8 meter
Furyo
Wit
Gebiedsontsluitingswegen
Aluminium met uithouder
6 of 8 meter
Furyo
Wit
Erftoegangswegen (woonstraten)
Paaltop
3,5-4 meter
Divers
Wit
Carnavalsroute
Aluminium met draaibare uithouder
8 meter
Divers
Wit
Fietspaden binnen de bebouwde kom
Paaltop (indien separate verlichting nodig is)
3,5-4 meter
Divers
Wit
Fietspad buiten bebouwde kom
Paaltop (indien separate verlichting nodig is)
3,5-4 meter
Divers
Wit
1 In dit gebied worden bijzondere (geen standaard) masten en armaturen toegepast. Momenteel wordt het hier aangegeven type toegepast. Voor de Grote Markt geldt dat tevens de afweging kan worden gemaakt andere verlichting dan het hier genoemde type verlichting te plaatsen. 2 Divers: Er zijn een beperkt aantal standaardmodellen geselecteerd die kunnen worden toegepast. 3 Wit: In sommige gebieden is nog sprake van andere verlichting dan wit licht. Deze zullen in de loop van de jaren worden vervangen, na het verstrijken van de technische levensduur. Tevens kan specifiek als variatie nog warm wit licht worden aangebracht. Bij alle verlichtingsmiddelen wordt een kleurtemperatuur gehanteerd van 3000-4000 Kelvin.
Voor de openbare verlichting in het Singelpark en de historische binnenstad gelden nog de volgende specifieke uitgangspunten. 1. Nagelstraat, Boterstraat, Waagstraat, Monnikstraat, Walstraat, Paradijsstraat, Hofmeijerstraat, Wilhelminastraat, Schoolstraat, Gasthuisstraat, Pastoriestraat, Kortestraat en Langestraat. ○ Mast met paaltoparmatuur Mithra van Indal ○ Masthoogte 3.50 m. ○ Kleur mast en armatuur RAL 5004 – zwartblauw2. Plechelmusplein en Kerkstraat: ○ Masten Olivio Sistema met armatuur Olivio Grande van Selux ○ Masthoogte 10.00 en 13.00 m. ○ Kleur mast en armatuur RAL-5004 ○ ○ ○
Olivio Medio inclusief mast van Selux Masthoogte 4.50 m. Kleur mast en armatuur RAL 5004
25
3. Groote Markt, Steenstraat, Deurningerstraat, Grotestraat en Bisschopstraat: ○ Masten en armaturen URBI 1 systeem van Selux ○ Masthoogte 3.50 en 5.00 m. ○ Kleur mast en armatuur RAL-5004 4. Ganzenmarkt: ○ Masten en armaturen URBI 3 systeem van Selux ○ Masthoogte 9.00 en 12.00 m. ○ Kleur mast en armatuur RAL-5004
6.5
Beschikbaar budget
Voor sanering van de openbare verlichting is jaarlijks € 154.000,- beschikbaar.
26
Hoofdstuk 7 - Beleid en beheer Verkeersregelinstallaties (VRI’s) 7.1
Inleiding
In de loop der jaren is de verkeersdruk in Oldenzaal toegenomen. Dit resulteert in een toename van het verkeer tijdens de spitsuren op de stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen door de stad. Het op peil houden van de bereikbaarheid en doorstroming van verkeersstromen verdient daarom aandacht. Eén van de maatregelen om verkeersstromen te geleiden is het plaatsen van verkeersregelinstallaties nabij kruispunten. In Oldenzaal staan op dit moment op 10 locaties verkeersregelinstallaties. Het plaatsen van verkeerslichten is vaak een effectieve en relatief goedkope maatregel om verkeersproblemen op kruispunten op te lossen. Echter is dit niet in alle gevallen dé oplossing. Bij de keuze of een verkeersregelinstallatie geplaatst moet worden, zijn er tevens vaak conflicterende belangen vanuit verschillende groepen weggebruikers. Het definiëren van een plaatsingsstrategie (welke afwegingen een rol spelen bij het al dan niet plaatsen van verkeersregelinstallaties) is daarom belangrijk. Deze strategie komt in de volgende paragraaf aan de orde. Daarna wordt een en ander toegelicht over de organisatie van het beheer en onderhoud en de beschikbare budgetten voor het plaatsen en onderhouden van verkeersregelinstallaties.
7.2
Plaatsingsstrategie
In de plaatsingsstrategie wordt bepaald in welke situaties verkeerslichten worden toegepast en wanneer voor een andere oplossing wordt gekozen, zoals een rotonde. Hierbij worden de volgende objectieve criteria gehanteerd, op grond waarvan tot plaatsing, handhaving en/of tot verwijdering van een verkeersregelinstallatie op kruispunten en oversteekplaatsen kan worden besloten. Het intensiteitscriterium: aan de hand van de verkeersintensiteiten, de kruispuntvormgeving en de maximale snelheid kan worden bepaald of verkeerslichten ongewenst, gewenst of noodzakelijk zijn; Het wachttijdcriterium: de wachttijden van overstekend langzaam verkeer en de mate van gebruik van de oversteek worden als deelcriteria voor plaatsing gehanteerd; Het veiligheidscriterium: het ongevallenbeeld over een periode van 12 maanden wordt hierbij gecombineerd met het intensiteitencriterium of het wachttijdcriterium. Behalve toepassing van deze algemeen geldende criteria kunnen vervolgens nog enkele aanvullende afwegingen worden gemaakt. Te denken valt aan het voorkómen dat verkeerslichten in een 30 km/uur-gebied worden geplaatst, de sturingsnoodzaak (van verkeersstromen) en de doorstroomurgentie voor hulpdiensten. Indien nodig kan nog aanvullend een simulatie van de toekomstige verkeersafwikkeling worden uitgevoerd om een definitief oordeel over de noodzakelijke aanwezigheid van verkeerslichten te geven. Voor meer details omtrent de plaatsingsstrategie wordt verwezen naar het mobiliteitsplan, dat specifieke beleidsuitgangspunten hiertoe schetst.
7.3
Inrichting verkeerslichten
De gemeente hanteert bij het ontwerp, beheer en onderhoud van de verkeersregelinstallaties de richtlijnen van het CROW (CROW-Publicatie 213 'Handboek verkeerslichtenregelingen’). Hiermee wordt uniformiteit in het ontwerp en het voldoende functioneren van de verkeersregelinstallaties en daarmee de verkeersveiligheid geborgd.
27
7.4
Organisatie van het beheer
Het onderhoud van de verkeersregelinstallaties is bij twee onderhoudsbedrijven ondergebracht. De gemeente heeft een regierol. Dit vraagt voldoende inzicht in de werking en functionaliteit van verkeersregelinstallaties, zoals storingen en onderhoudsrondes. De afdeling Stadswerken heeft hiertoe een informatiesysteem ingericht en stuurt waar nodig tijdig bij, op basis van deze verkregen informatie. 7.4.1 Storingen: melden en oplossen Weggebruikers kunnen een storing melden via het Meldpunt Openbare Ruimte van de gemeente Oldenzaal of via het digitaal loket van de gemeente. Met behulp van de beheerapplicatie worden de storingen uitgelezen. Voor het oplossen van (urgente) storingen in de automaatschakelkast wordt een externe onderhoudsdienst ingeschakeld. Er is in het verleden voor gekozen om met deze onderhoudsdienst geen contract aan te gaan, maar deze situationeel in te schakelen. Dit vanuit kostenoverwegingen. Dit levert in de huidige praktijk geen problemen op. 7.4.2 Aandachtspunten in het beheer De verkeersregelinstallaties worden steeds complexer en groter en daarnaast wordt het wegennet steeds afhankelijker van het goed functioneren van de verkeersregelinstallaties. Dit kan er in de toekomst toe leiden dat de onderhoudsorganisatie moet worden aangepast. Innovaties die de beheerbaarheid van verkeersregelinstallaties bevorderen zijn een aandachtspunt, indien zij kunnen leiden tot kostenbesparingen en/of een betere doorstroming van het verkeer. Te denken valt hier bijvoorbeeld aan het energiezuiniger maken van verkeersregelinstallaties. Daarnaast geldt ook dat er een aantal verkeersregelinstallaties (Hanzepoort en Essenlaan) wordt beheerd in samenwerking met de provincie Overijssel en het rijk. Het beheer en het onderhoud van de verkeersregelinstallaties wordt uitgevoerd door de provincie en het rijk, de gemeente Oldenzaal levert uitsluitend een financiële bijdrage. 7.4.3 Kosten voor beheer, onderhoud en vervanging De kosten aan verkeersregelinstallaties bestaan uit de beheer- en onderhoudskosten en de vervangingskosten van de verkeersregelinstallaties en de beheerapplicatie. Er wordt vervangen aan het einde van de levensduur. De onderstaande tabel geeft het benodigde en het beschikbare budget weer voor beheer, onderhoud en vervanging van verkeersregelinstallaties. De cijfers zijn gebaseerd op het aantal verkeersregelinstallaties in 2012. Verkeersregelinstallaties
2013
2014
2015
2016
2017
€ 5.000
€ 5.000
€ 5.000
€ 5.000
€ 5.000
overig uitbestede werkzaamheden € 19.340
€ 19.340
€ 19.340
€ 19.340
€ 19.340
begeleiding, toezicht en advisering
€ 4.980
€ 4.980
€ 4.980
€ 4.980
€ 4.980
kapitaallasten
€
0
€ 10.167
€ 10.167
€ 10.167
€ 10.167
totaal
€ 29.320
€ 39.487
€ 39.487
€ 39.487
€ 39.487
extra dotatie beheersplan
Er is geen budget beschikbaar voor het vervangen van de verkeersregelinstallaties, indien deze door een storing uitvallen en reparatie geen oplossing biedt en vervanging van de betreffende verkeersregelinstallatie noodzakelijk is. In deze gevallen zal een beroep worden gedaan op financiële middelen via de bestuursrapportages.
28
Bijlage 1: Lijst genodigden themasessie Beleids- en beheerplan Openbare Verlichting Dinsdag 28 november 2012
Milieu Overleg Oldenzaal IVN Politie Fietsersbond Woningcorporatie WBO Gehandicaptenraad Scholen/voortgezet onderwijs MKB en Horeca NL (ondernemers binnenstad) VVN afdeling Oldenzaal IKT Oldenzaal COSBO (Centraal Orgaan Senioren Bonden Oldenzaal – vertegenwoordiger ANBO, PCOB en SOM) Gemeenteraadsleden (via Griffie)
Landschap Overijssel en Stichting Beheer Natuur zijn door middel van een brief op de hoogte gesteld van het opstellen van het beleids- en beheerplan openbare verlichting.
29
Bijlage 2 Verslag themasessie Beleids- en beheerplan Openbare Verlichting Dinsdag 28 november 2012 Kantine Stadhuis Oldenzaal
Aanwezigen Bas Boerrigter Frans Bult Theo Valkering Gerrit Scharenborg Jan Bekke Janneke Tammenga Herman Oosterhold Dennis van ‘t Hoenderdaal Antonio Malloggi Beate Nieuwhuis Steven van Alfen Yuri Liebrand Henriette Bruyns Gerdy Walgemoet
Organisatie Horeca Horeca IVN Inwoner voormalig lid Fietsersbond Gemeenteraad Oldenzaal VVN Gemeente Oldenzaal Gemeente Oldenzaal Gemeente Oldenzaal Gemeente Oldenzaal Milieu Overleg Oldenzaal Wethouder gemeente Oldenzaal Projectleider Ondersteuning projectleider
1. Opening Wethouder Yuri Liebrand heet de aanwezigen van harte welkom. Hij geeft kort het belang aan van het beleids- en beheerplan Openbare verlichting en schetst de veelheid aan vraagstukken en gebruikers die het plan kent.
2. Inleiding Henriette Bruyns geeft een korte weergave van de aanleiding en het totstandkomingsproces van het plan. Vervolgens worden de bestaande en de nieuwe beleidsuitgangspunten toegelicht en als laatste wordt de planning gepresenteerd.
3. Discussie over beleidsuitgangspunten Na een korte voorstelronde stelt Antonio Malloggi de aanwezigen in de gelegenheid de uitgereikte samenvatting te lezen. De discussie wordt gevoerd aan de hand van de in de samenvatting genoemde beleidsonderwerpen. Beheer en onderhoud Ter verduidelijking: - uitgangspunt bij basisonderhoudsniveau is het veiligstellen van de masten, lichte scheefstand is hierbij toegestaan; - hoogwaardige verlichting geldt voor het winkelgebied en de groene loper; - het buitengebied is het gebied buiten de bebouwde kom, de definitie hiervan zal nog worden opgenomen in het beleidsplan; - de pilot met ledverlichting op het Hulsbeek en groen licht aan de Textielstraat vallen niet onder het gemeentelijk beheer.
31
Vragen/opmerkingen: - Mevrouw Tammenga verzoekt speciale aandacht te schenken aan verlichting van scholierenfietsroutes. Er zijn namelijk veel scholieren uit Denekamp die in Oldenzaal naar school gaan, waarbij sommige stukken fietspad naar haar mening onvoldoende verlicht zijn; - De heer Scharenborg wijst erop dat er nu in verschillende wijken verschillende masten staan. Hij vraagt of de gemeente ernaar streeft dit te uniformeren. Beheerstechnisch is het het meest praktisch dat overal dezelfde masten staan. Het tempo van vervanging is echter niet zodanig dat dit op korte termijn te realiseren is; - Bas Boerrigter geeft aan de type lichtmast een kwestie van smaak is. Hij geeft de voorkeur aan ouderwetse lichtmasten. Acties: 1. aandacht voor scholierenfietsroutes 2. definitie buitengebied opnemen in beleidsplan
Vervangingssystematiek en verlichtingsniveaus Ter verduidelijking: - De 6 meter hoge masten op de Thij worden op termijn (bij reconstructie) vervangen door 4 m hoge masten. Dit kan alleen bij een reconstructie omdat lagere masten ook consequenties hebben voor de breedte van de weg. Hier ligt een duidelijke relatie met het onlangs door de raad vastgestelde mobiliteitsplan. Hierin wordt aangegeven hoe de straat ingericht wordt. Dit heeft uiteraard ook gevolgen voor de manier waarop een straat verlicht wordt; - Er is onduidelijkheid over de om en om nachtuitschakeling. Deze is ooit uit bezuinigingsoogpunt ingevoerd. Het is niet de bedoeling dat deze overal direct wordt stopgezet, maar alleen op de plaatsen waar nieuwe masten worden geplaatst en een dimregime wordt ingevoerd. Gaat dus via de weg van geleidelijkheid; - Dimmen kan ook “de andere kant op”. Zo worden delen van het uitgaansgebied in het weekend om 01.00 uur ’s nacht extra verlicht. Vragen/opmerkingen: - De heer Valkering vraagt of het mogelijk is in te spelen op verschillende tijdsschalen. Aangegeven wordt dat we in het plan 5 jaar voor uit kijken. Vervangingssystematiek bestrijkt een tijdsscope van 20 tot 40 jaar. Hierin is een prioritering aangegeven. - De heer Scharenborg wil weten in hoeverre de omschakeling naar energiezuinige verlichting extra middelen oplevert ten behoeve van de vervangingssystematiek. Het is op dit moment nog onduidelijk wat de besparing gaat opleveren (zie ook onder duurzaamheid en innovatie). - De heer Van Alfen mist de wettelijke verplichtingen. Is om en om uitschakelen wel toegestaan? In de wegenverkeerswet en het burgerlijk wetboek wordt over een zorgplicht gesproken en de gestelde normen moeten als richtlijn gehanteerd worden. De om en om uitschakeling is niet verboden, maar ook niet erg wenselijk. De bedoeling is dus dat deze geleidelijk aan wordt vervangen door een dimregime. - De heer Scharenborg vraagt wat het effect is van het terugbrengen van het verlichtingsniveau naar 75 en 50%. In de praktijk merken mensen hier weinig van omdat het een egaal beeld geeft, waar je snel aan went. Het is echter niet zo dat je – om energie te besparen – het verlichtingsniveau al eerder op de avond terug kunt brengen naar een lager niveau op dit moment gaat het om 23.00 terug naar een lager niveau. Bedoeling is dat dit op termijn met een uur vervroegd wordt. - De heer Valkering vraagt of er goede gegevens zijn over wat het ervaren lichtniveau is. Acties: 1. meer aandacht voor het wettelijk kader 2. meer inzicht in effect dimmen en terugbrengen verlichtingsniveaus
Verkeersveiligheid en sociale veiligheid Ter verduidelijking:
32
-
-
Schijnveiligheid: als je in een park alleen de wandelpaden verlicht en het park zelf niet, kan sprake zijn van schijnveiligheid. De wandelaar is zelf goed zichtbaar, maar kan zijn evt. belagers niet zien. Door de paden in het park niet te verlichten, wordt deze schijnveiligheid tegengegaan. Voor stadspark de Graven geldt dat alleen de fietspaden zijn verlicht, de wandelpaden niet.
Vragen/opmerkingen: - de heer Bult vraagt of hij zijn bezwaar ten aanzien van het slecht verlicht zijn van het middenstuk van de markt in dit kader in moet brengen of dat dat bij het ontwerp van het binnenstadsplan meegenomen moet worden. Dit hoort bij het binnenstadsplan. Acties: 1. betere uitleg van het begrip schijnveiligheid
Duurzaamheid en innovatie Ter verduidelijking: - nieuwe paaltoppen zijn voorzien van een modulair systeem waar verschillende typen energiezuinige lampen in passen; - openbare verlichting is niet bemeterd. Betaling van de energierekening vindt plaats op basis van een theoretisch rekenmodel; - als de verlichting wordt aangepast wordt de facturering ook naar beneden bijgesteld; - als je het verlichtingsniveau met 50 % terugbrengt, wil dat niet automatisch zeggen dat het wattage ook met 50 % daalt; lux niet lineair met vermogen; - bijv Lubeckstraat 50 % i wattage gaat van 24 naar 16; - bij herinrichting wordt energiezuinige verlichting toegepast volgens de stand der techniek; - voordeel van het gefaseerd invoeren van energiezuinige verlichting is dat je er ervaring mee opdoet. Vragen/opmerkingen: - De heer Van Alfen vraagt of het mogelijk is een beeld te schetsen, waar je heen gaat met je energieverbruik in de planperiode. Wat levert het streven om 2 a 3 % energie te besparen op? - De heer Bult vraagt of 2 a 3 % niet heel weinig is. In zijn zaak kan hij met verlichting zo 40 % besparen. Uitgelegd wordt dat er 7800 lichtmasten zijn en dat er op jaarbasis ongeveer 150 worden vervangen. Gaat dus niet zo snel. Bij de vervanging staan de energieslurpers qua prioritering op 3. Overigens zijn veel grote energieslurpers ook al vervangen. - De heer Valkering vraagt of verlichte belijning de rol van openbare verlichting over kan nemen. Uitgelegd wordt dat het om oriëntatieverlichting gaat wat eigenlijk alleen in het buitengebied speelt. Kan dit een rol spelen of kunnen er pilots op dit vlak uitgevoerd worden? - De heer Boerrigter vraagt hoe het zit met verlichting op zonne-energie? Is alleen op sommige plekken in het buitengebied rendabel (omdat er dan geen kabel aangelegd hoeft te worden). - De heer Scharenborg merkt op dat het mobiliteitsplan fietsgebruik zoveel mogelijk stimuleert. Dan moet je belangrijke verbindingswegen als de Vissedijkweg ook goed verlichten. Een weg met die belangrijke functie moet je ook overeenkomstig verlichten. Acties 1. in beeld brengen wat het effect is van terugbrengen verlichtingsniveau op energieverbruik 2. aansprekende pilots opnemen in plan
Natuur en milieu De heer Valkering geeft aan dat bescherming van flora en fauna een beter argument is om niet te verlichten dan het argument van schijnveiligheid.
33
De heer Scharenborg geeft aan dat 1 keer per jaar de Nacht van de Nacht wordt georganiseerd en vermeldt hierbij dat het belangrijk is strooilicht te voorkomen. Aangegeven wordt dat bij nieuwe lampen geen sprake is van strooilicht naar boven. Actie 1. in plan aandacht schenken aan Nacht van de Nacht?
Overig - De heer Valkering vraagt of het bij een mooi plan blijft of dat er ook tot uitvoering wordt overgegaan. Aangegeven wordt dat onderdeel van het plan een beheerplan is dat nog verder uitgewerkt wordt in een uitvoeringsplan met budgettering. - De heer Boerrigter vraagt naar de mogelijkheid om de lichtmasten in de binnenstad ’s zomers van bloembakken te voorzien. De wethouder geeft aan dat dit buiten het kader van dit plan valt. Mevrouw Tammenga heeft de ervaring dat dit gevoelig is voor vandalisme. - De heer Scharenborg vraagt of bij straatverlichting ook het aanlichten van bijzondere gebouwen en sfeerverlichting valt. Dit wordt in het plan wel beschreven, maar valt niet altijd binnen de gemeentelijke invloedssfeer. Aanwezigen geven aan het prettig te vinden op voorhand betrokken te worden. Vanuit het MOO wordt gevraagd of het plan – voordat het in B&W wordt behandeld - nog rondgestuurd kan worden. Afgesproken wordt dat de aanwezigen in ieder geval allemaal het definitieve plan na goedkeuring door het college krijgen toegestuurd (vooruitlopend op de terinzagelegging). De wethouder overlegt dit en meldt dit nog terug.
5. Afsluiting De wethouder bedankt de aanwezigen voor hun inbreng.
34
36