Beleid schoolveiligheid Sociale veiligheid
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
1
Inhoudsopgave
1. 2. 3. 4. 5.
INLEIDING .............................................................................................................................................. 3 BELEIDSKADERS ..................................................................................................................................... 3 KLACHTENREGELING ............................................................................................................................. 4 GEDRAGSCODE ...................................................................................................................................... 8 MELDCODE HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING ................................................................ 9
BIJLAGE 1 Wetgeving i.r.t. Schoolveiligheid .............................................................................................. 13 BIJLAGE 2 Pestprotocol obs De Kaardebol BIJLAGE 3 Sanctiebeleid bij ongewenst gedrag obs De Kaardebol BIJLAGE 4 Protocol infectieziekten obs De Kaardebol BIJLAGE 5 Protocol hoofdluizenbeleid obs De Kaardebol
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
2
1. INLEIDING De stichting voor Openbaar Primair Onderwijs Rivierenland [OPO-R] is bevoegd gezag van twaalf basisscholen in Tiel en Culemborg. De stichting is verantwoordelijk voor een transparant veiligheidsbeleid, waaronder beleid m.b.t. ongewenst gedrag. Op de scholen zijn afspraken van kracht m.b.t. de omgang van medewerkers met leerlingen, ouders, collega’s en andere betrokkenen. Deze afspraken zijn vastgelegd in een gedragscode, die is opgenomen in dit beleidsdocument. De stichting OPO-R hecht groot belang aan de realisering van de missie, die herkenbaar is in de omgang met en tussen mensen, kinderen in het bijzonder: m.a.w. wij formuleren welk gedrag we verwachten. Op onze scholen heerst een klimaat van veiligheid en rust waarin de kinderen optimaal tot ontwikkeling kunnen komen. De wereld om de school heeft een centrale rol. Wij bereiden kinderen voor op een samenleving waarin mensen verschillen en respectvol met elkaar omgaan. Wij accepteren elkaar zoals wij zijn. Van ieder die bij de school betrokken is, wordt respect verwacht voor de ander en diens eigendommen. Ook zorgvuldig omgaan met de omgeving van de school hoort daarbij. Soms kan het misgaan tussen mensen. Als mensen zich door het gedrag van anderen bedreigd, beledigd of geïntimideerd voelen moet de stichting duidelijkheid verschaffen over de wijze waarop klachten worden behandeld. In deze notitie worden uitspraken gedaan over klachtenregeling en –procedure. Het bevoegd gezag draagt zorg voor: het voldoende kenbaar maken van het veiligheidsbeleid waaronder beleid m.b.t. ongewenst gedrag, adequate informatie over de gedragscode, het toezicht houden op de naleving van de gedragscode, een klachtenregeling en –procedure (o.a. vertrouwenscontactpersonen), registratie van incidenten, een professionele houding van de medewerkers.
2. BELEIDSKADERS Scholen kennen diverse verplichte maatregelen ter voorkoming van seksuele intimidatie, agressie en geweld (zie voor een overzicht bijlage). Voor deze beleidsnotitie zijn belangrijk om te noemen: 1. maatregelen volgens de ARBO wet, 2. volgens de Kwaliteitswet beschikken scholen over een voorziening om klachten te behandelen: de verplichting tot het hebben van een klachtenregeling en/of aansluiten bij een onafhankelijke klachtencommissie, aanstellen van in- en externe vertrouwenspersonen, 3. bij een vermoeden van seksueel misbruik en andere wettelijk vastgestelde gedragingen geldt de meld- en aangifteplicht . Er zijn recent [2010] wettelijk gedragingen vastgesteld die strafbaar zijn: 1. Grooming: via internet benaderen en verleiden van minderjarigen met als doel seksueel misbruik. 2. Bekijken kinderporno op internet 3. Aanschouwen seksueel misbruik
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
3
De stichting OPO-R hanteert de wettelijke kaders; ze worden benut als basis voor het stichtingsbeleid. Dit houdt onder meer in dat de stichting beschikt over een sluitend systeem voor het registreren van incidenten.
3. KLACHTENREGELING De inwerkingtreding van de Kwaliteitswet betekent onder meer dat de schoolbesturen verplicht zijn een klachtenregeling vast te stellen en in te voeren. Volgens de voorgestelde wetgeving kunnen ouders en leerlingen klachten indienen over gedragingen en beslissingen of het nalaten daarvan van het bevoegd gezag en het personeel. Het klachtrecht heeft een belangrijke signaalfunctie met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs. Door de klachtenregeling ontvangen het bevoegd gezag en de school op eenvoudige wijze signalen die hen kunnen ondersteunen bij het verbeteren van het onderwijs en de goede gang van zaken op school. De klachtenregeling van de stichting OPO-R is gebaseerd op de Modelklachtenregeling waarover een akkoord is bereikt tussen de landelijke ouderorganisaties, vakorganisaties, schoolleidersorganisaties en besturenorganisaties. Met de regeling wordt beoogd een zorgvuldige behandeling van klachten, waarmee het belang van de betrokkenen wordt gediend, maar ook het belang van de school (een veilig schoolklimaat). Er wordt altijd eerst in overweging genomen of een intern traject voor de klachtbehandeling tot de mogelijkheden behoort. De school kan zelf veel doen om de problemen op te lossen en te voorkomen dat onvrede escaleert. De eerste stap is: klachten serieus nemen! Er zijn diverse trajecten die tot de oplossing van een klacht kunnen leiden. De vertrouwenscontactpersoon kan een dergelijk traject in gang zetten, maar dat kan ook de klager zelf of de schoolleider zijn. KLACHTENREGELING ONDERWIJS Begrippen In deze regeling wordt verstaan onder: a. school: een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs; b. commissie: de commissie als bedoeld in artikel 3; c. klager: een (ex-)leerling, een ouder/voogd/verzorger van een minderjarige (ex-)leerling, (een lid van) het personeel, (een lid van) de directie, (een lid van) het bevoegd gezag of een vrijwilliger die werkzaamheden verricht voor de school, alsmede een persoon die anderszins deel uitmaakt van de schoolgemeenschap, die een klacht heeft ingediend; d. klacht: klacht over gedragingen en beslissingen dan wel het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen van de aangeklaagde; e. vertrouwenscontactpersoon: de persoon als bedoeld in artikel 1; f. vertrouwenspersoon: de persoon als bedoeld in artikel 2; g. aangeklaagde: een (ex-)leerling, ouder/voogd/verzorger van een minderjarige (ex-)leerling, (een lid van) het personeel, (een lid van) de directie, (een lid van) het bevoegd gezag of een vrijwilliger die werkzaamheden verricht voor de school, alsmede een persoon die anderszins deel uitmaakt van de schoolgemeenschap, tegen wie een klacht is ingediend.
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
4
Behandeling van de klachten 1. De vertrouwenscontactpersoon Namens het bevoegd gezag wordt op iedere school ten minste één contactpersoon aangewezen die de klager verwijst naar de vertrouwenspersoon. De vertrouwenscontactpersoon kan de klager ondersteunen over/bij de gang naar de vertrouwenspersoon. De vertrouwenscontactpersoon heeft een onafhankelijke positie en kan op een vertrouwelijke manier omgaan met informatie. De volgende typen klachten kunnen aan hen worden toevertrouwd: klachten tussen leerlingen onderling, klachten tussen leerling en personeel, klachten tussen personeel onderling, klachten tussen leidinggevenden en personeel. Hij/zij kan ook benadert worden als er aanwijzingen zijn voor klachten. De vertrouwenscontactpersoon kan (ongevraagd) adviseren t.a.v. te ontwikkelen beleid Hij/zij registreert de eigen werkzaamheden. 2. De vertrouwenspersoon Het bevoegd gezag beschikt over ten minste één vertrouwenspersoon die functioneert als aanspreekpunt bij klachten. De vertrouwenspersoon gaat na of door bemiddeling een oplossing kan worden bereikt, dan wel of de gebeurtenis aanleiding geeft tot het indienen van een klacht. Hij/zij begeleidt de klager desgewenst bij de verdere procedure en verleent desgewenst bijstand bij het doen van aangifte bij politie of justitie. De vertrouwenspersoon verwijst de klager, indien en voor zover noodzakelijk of wenselijk, naar andere instanties gespecialiseerd in opvang en nazorg. Indien de vertrouwenspersoon slechts aanwijzingen, doch geen concrete klachten bereiken, kan hij/zij deze ter kennis brengen van de klachtencommissie of het bevoegd gezag. De vertrouwenspersoon geeft gevraagd of ongevraagd advies over de door het bevoegd gezag te nemen besluiten. De vertrouwenspersoon neemt bij zijn/haar werkzaamheden de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht. De vertrouwenspersoon is verplicht tot geheimhouding van alle zaken die hij/zij in die hoedanigheid verneemt. Deze plicht vervalt niet nadat betrokkene de taak als vertrouwenspersoon heeft beëindigd. De vertrouwenspersoon brengt jaarlijks aan het bevoegd gezag schriftelijk verslag uit van zijn/haar werkzaamheden. 3. De klachtencommissie Er is een klachtencommissie voor alle scholen van het bevoegd gezag die de klacht onderzoekt en het bevoegd gezag hierover adviseert. Het bevoegd gezag heeft zich aangesloten bij de landelijke commissie de LKC. De LKC is gevestigd aan de Polanerbaan 15, te Woerden. Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden. Tel: 0348 – 405245, fax: 0348 – 405244, www.lgc-lkc De klachtencommissie geeft gevraagd of ongevraagd advies aan het bevoegd gezag over: (on)gegrondheid van de klacht; het nemen van maatregelen; overige door het bevoegd gezag te nemen besluiten. Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
5
De klachtencommissie neemt, ter bescherming van de belangen van alle direct betrokkenen, de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht bij de behandeling van een klacht. De leden van de klachtencommissie zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken die zij in die hoedanigheid vernemen. Deze plicht vervalt niet nadat betrokkene zijn taak als lid van de klachtencommissie heeft beëindigd. De klachtencommissie brengt jaarlijks aan het bevoegd gezag schriftelijk verslag uit van haar werkzaamheden. De klachtencommissie is in verband met de voorbereiding van de behandeling van een klacht bevoegd alle gewenste inlichtingen in te winnen. Zij kan daartoe deskundigen inschakelen en hen zo nodig uitnodigen voor de hoorzitting. Indien hieraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het bevoegd gezag vereist.
Indienen van een klacht De klager dient de klacht in bij: a. het bevoegd gezag; de vertrouwenspersoon is namens deze aanspreekpunt b. de klachtencommissie. De klacht dient binnen een jaar na de gedraging of beslissing te worden ingediend, tenzij de klachtencommissie anders beslist. Indien de klacht bij het bevoegd gezag wordt ingediend, verwijst het bevoegd gezag de klager naar de vertrouwenspersoon of klachtencommissie. Het bevoegd gezag kan de klacht zelf afhandelen indien hij van mening is dat de klacht op een eenvoudige wijze kan worden afgehandeld. Het bevoegd gezag meldt een dergelijke afhandeling op verzoek van de klager aan de klachtencommissie. Indien de klacht wordt ingediend bij een ander orgaan dan bevoegd gezag (vertrouwenspersoon) of klachtencommissie, verwijst de ontvanger de klager aanstonds door naar de klachtencommissie of naar het bevoegd gezag. De ontvanger van een klacht is tot geheimhouding verplicht. Het bevoegd gezag kan een voorlopige voorziening treffen. Op de ingediende klacht wordt de datum van ontvangst aangetekend. Na ontvangst van de klacht deelt de klachtencommissie het bevoegd gezag, de klager en de aangeklaagde binnen vijf werkdagen schriftelijk mee dat zij een klacht onderzoekt. Het bevoegd gezag deelt de directeur van de betrokken school schriftelijk mee dat er een klacht wordt onderzocht door de klachtencommissie. Klager en aangeklaagde kunnen zich laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Intrekken van de klacht Indien de klager tijdens de procedure bij de klachtencommissie de klacht intrekt, deelt de klachtencommissie dit aan de aangeklaagde, het bevoegd gezag en de directeur van de betrokken school mee. Inhoud van de klacht De klacht wordt schriftelijk ingediend en ondertekend. Van een mondeling ingediende klacht wordt terstond door de ontvanger een verslag gemaakt, dat door de klager voor akkoord wordt ondertekend en waarvan hij een afschrift ontvangt. De klacht bevat ten minste: de naam en het adres van de klager; de dagtekening; een omschrijving van de klacht. Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
6
Indien hieraan niet is voldaan wordt de klager in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen twee weken te herstellen. Is ook dan nog niet voldaan aan het gestelde, dan kan de klacht nietontvankelijk worden verklaard. Indien de klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard wordt dit aan de klager, de aangeklaagde, het bevoegd gezag en de directeur van de betrokken school gemeld.
Hoorzitting van de klachtencommissie De voorzitter bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de klager en de aangeklaagde tijdens een niet-openbare vergadering in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. De hoorzitting vindt plaats binnen vier weken na ontvangst van de klacht. De klager en de aangeklaagde worden buiten elkaars aanwezigheid gehoord, tenzij de klachtencommissie anders bepaalt. De klachtencommissie kan bepalen, al dan niet op verzoek van de klager of de aangeklaagde, dat de vertrouwenspersoon bij het verhoor aanwezig is. Van het horen van de klager kan worden afgezien indien de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. Van de hoorzitting wordt een verslag gemaakt. Het verslag bevat: de namen en de functie van de aanwezigen; een zakelijke weergave van wat over en weer is gezegd. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie. Voor het houden van een zitting is vereist, dat ten minste twee leden van de klachtencommissie, waaronder de voorzitter, aanwezig zijn. De voorzitter en de leden van de klachtencommissie nemen niet deel aan de behandeling van een klacht, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Advies van de klachtencommissie De klachtencommissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het advies. De klachtencommissie rapporteert haar bevindingen schriftelijk aan het bevoegd gezag, binnen vier weken nadat de hoorzitting heeft plaatsgevonden. Deze termijn kan met vier weken worden verlengd. Deze verlenging meldt de klachtencommissie met redenen omkleed aan de klager, de aangeklaagde en het bevoegd gezag. De klachtencommissie geeft in haar advies een gemotiveerd oordeel over het al dan niet gegrond zijn van de klacht en deelt dit oordeel schriftelijk mee aan de klager, de aangeklaagde en de directeur van de betrokken school. De klachtencommissie kan in haar advies tevens een aanbeveling doen over de door het bevoegd gezag te treffen maatregelen. Besluitvorming door het bevoegd gezag Binnen vier weken na ontvangst van het advies van de klachtencommissie deelt het bevoegd gezag aan de klager, de aangeklaagde, de directeur van de betrokken school en de klachtencommissie schriftelijk gemotiveerd mee of hij het oordeel over de gegrondheid van de klacht deelt en of hij naar aanleiding van dat oordeel maatregelen neemt en zo ja welke. De mededeling gaat vergezeld van het advies van de klachtencommissie en het verslag van de hoorzitting, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. Deze termijn kan met ten hoogste vier weken worden verlengd. Deze verlenging meldt het bevoegd gezag met redenen omkleed aan de klager, de aangeklaagde en de klachtencommissie.
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
7
De beslissing door het bevoegd gezag wordt niet genomen dan nadat de aangeklaagde in de gelegenheid is gesteld zich mondeling en/of schriftelijk te verweren tegen de door het bevoegd gezag voorgenomen beslissing.
Het bevoegd gezag legt deze regeling op elke school ter inzage en stelt alle belanghebbenden op de hoogte van deze regeling. De klachtenregeling geldt voor iedere school binnen de stichting OPO-R; in de schoolgids wordt hiernaar verwezen. De gegevens over geregistreerde incidenten worden anoniem opgenomen in het sociaal jaarverslag.1
4. GEDRAGSCODE De gedragscode dient twee doelen. De code vormt de leidraad voor het gedrag tussen bij de school betrokkenen en voorkomt ongewenst gedrag (preventief). Daarnaast is deze toetssteen bij overtreding, ofwel ongewenst gedrag (curatief). De gedragscode is onderdeel van zowel leerlingenzorg als personeelsbeleid. De code geldt daarmee voor: personeel (vast en tijdelijk), leerlingen en ouders van de school, andere personen die in opdracht van de school werkzaam zijn, bezoekers van de school. De gedragscode is een gezamenlijk afgesproken code over omgangsvormen. Het gaat daarbij om de discussie over waarden, normen, omgangsvormen en grenzen én om het elkaar op constructieve wijze aanspreken daarop. Resultaat is een veilig klimaat om in te leren en te werken. Gedrag professionals contact tussen personeel (volwassenen) en leerlingen (kinderen) is altijd functioneel een personeelslid, dat met een individuele leerling aan het werk is, is zichtbaar (door raam of open deur) of zorgt dat een collega geïnformeerd is. indien een leerling na schooltijd op school verblijft worden de ouders/verzorgers hiervan op de hoogte gesteld, lichamelijke hulp (aan en uitkleden, toilethulp) wordt alleen geboden aan kinderen die dat niet zelfstandig kunnen, door de vertrouwde beroepskracht. Hierbij wordt nagegaan hoe het kind de hulp ervaart. iedereen die een kind lichamelijke hulp biedt, zorgt daarbij zichtbaar te zijn. (toiletdeur, deur kleedruimte open). hulp bij gymnastiek dient slechts het aanleren van een techniek of een spel (b.v. het ondersteunen bij een koprol) of gebeurt in het belang van de veiligheid.
1
De invoering van een wettelijke verplichting om incidenten op scholen te registreren ten behoeve van de veiligheid is een jaar uitgesteld. Het
wetsvoorstel is in de maak, maar is het niet mogelijk om de registratieverplichting met ingang van het schooljaar 2011-2012 in te voeren. De verplichte registratie van incidenten is onderdeel van een breder veiligheidsbeleid op scholen. Door incidenten zoals homodiscriminatie en geweldsincidenten te registreren, krijgen scholen beter inzicht in de eigen veiligheidssituatie. Bovendien kan er een landelijk beeld gevormd worden van de omvang en de aard van incidenten.
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
8
wanneer het gebruikelijk is om te douchen na de gymles wordt er alleen toezicht gehouden door de eigen leerkracht/onderwijsassistente of vakdocent. Zij lopen niet onaangekondigd (zonder kloppen) de kleedruimtes in. een leerkracht kondigt tijdens het omkleden aan dat hij de kleedruimte betreedt en geeft iedereen voldoende tijd om zich te bedekken. Een medewerker respecteert de grenzen van het kind, waarbij het de verantwoordelijkheid van de volwassene is om de grens van het kind te kennen.
Gedrag personeel, leerlingen en ouders men heeft geen racistische of discriminerende houding men maakt geen grappen met een vernederende strekking die kwetsend bedoeld zijn men hanteert geen denigrerende aanspreekvormen men maakt geen seksueel getinte opmerkingen er is geen sprake van handtastelijkheden die als vervelend kunnen worden ervaren kinderen spelen buiten/binnen altijd in het zicht of onder toezicht van leerkrachten/begeleiders personeel signaleert racistisch of discriminerend gedrag en neemt actief stelling als veelvuldig agressief of gewelddadig gedrag voorkomt, wordt dit vastgelegd op een incidentmeldingsformulier (zie ook LVS) bij ernstig ongewenst gedrag van een leerling kan door de directie worden overgaan worden tot een ‘time-out’ met onmiddellijke ingang bij een volgend ernstig incident, of een zeer ernstig incident kan in overleg met het bestuur worden overgegaan tot een formele schorsing of verwijdering door het bestuur OPO-R scholen willen een pestvrije omgeving bieden De stichting OPO-R wil dat de scholen van de stichting pestgedrag actief tegengaan. De scholen hebben hiervoor regels geformuleerd in een pestprotocol. In deze protocollen wordt tenminste opgenomen: pesten wordt als een probleem erkend personeel heeft een signalerende rol m.b.t. pesten personeel neemt (actief) stelling tegen pesten personeel heeft een voorbeeldfunctie m.b.t. het respecteren van elkaar
5. MELDCODE HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING Kader De meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is bedoeld voor professionals, die in hun beroep te maken krijgt met huiselijk geweld (zoals leerkrachten) en een geheimhoudingsplicht hebben. Zij vinden het door die plicht soms lastig om hulp te bieden. De meldcode is een stappenplan dat zij kunnen gebruiken als ze vermoedens van mishandeling hebben. Professionals moeten verplicht met een meldcode gaan werken als zij een signaal krijgen van huiselijk geweld. De ministerraad heeft ingestemd met het wetsvoorstel dat dit regelt. In dit wetsvoorstel staat dat organisaties en professionals in de volgende 6 sectoren een meldcode moeten hebben:
gezondheidszorg; onderwijs; kinderopvang; maatschappelijke ondersteuning; jeugdzorg; justitie.
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
9
De verplichte wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling gaat naar verwachting begin 2012 van kracht. De stichting OPO-R heeft zelf een meldcode opgesteld aan de hand van het basismodel van het ministerie van VWS. In het beleid sociale veiligheid legt de stichting vast dat zij verantwoordelijk is voor een veilig werkklimaat. In dit beleid past dat huiselijk geweld en kindermishandeling gesignaleerd kunnen worden en de stappen van de meldcode gezet kunnen worden. OPO-R draagt er zorg voor dat: binnen de organisatie bekendheid wordt gegeven aan het doel en de inhoud van de meldcode; er binnen deskundigheidsbevordering aandacht wordt gegeven aan voldoende kennis en vaardigheden bij haar professionals voor het signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling en voor het zetten van de stappen van de code; de intern begeleiders de leerkrachten kunnen ondersteunen bij het signaleren en het zetten van de stappen van de code; de werking van de meldcode regelmatig wordt geëvalueerd en dat zo nodig acties in gang worden gezet om de toepassing van de meldcode te optimaliseren; er afspraken worden gemaakt over de wijze waarop professional worden ondersteund als zij worden aangesproken op de wijze waarop zij de meldcode toepassen. Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling De stichting OPO-R heeft een meldcode vastgesteld zodat alle beroepskrachten weten welke stappen van hen worden verwacht bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling. In deze code is ook vastlegt op welke wijze zij het personeel bij deze stappen ondersteunt. Bij het vaststellen van de code neemt de stichting de relevante wetgeving in aanmerking . M.b.t. de omgang met persoonsgegevens is het privacyreglement van OPO-R van toepassing. Begrippen Onder huiselijk geweld wordt verstaan: (dreigen met) geweld, op enigerlei locatie, door iemand uit de huiselijke kring, waarbij onder geweld wordt verstaan: de fysieke, seksuele of psychische aantasting van de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, daaronder ook begrepen ouderenmishandeling en eergerelateerd geweld. Tot de huiselijke kring van het slachtoffer behoren: (ex) partners, gezinsleden, familieleden en huisgenoten; Onder kindermishandeling wordt verstaan: iedere vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend, of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel, daaronder ook begrepen eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking; Onder beroepskracht in deze code wordt verstaan: de beroepskracht die voor OPORivierenland werkzaam is en die in dit verband aan leerlingen van de organisatie onderwijs, begeleiding, en zorg biedt; Onder leerling in deze code wordt verstaan: iedere persoon, die bij een van de scholen is ingeschreven en aan wie de beroepskracht zijn professionele diensten verleent
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
10
Meldcode stappenplan Stap 1: In kaart brengen van signalen Breng de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en leg deze vast. Leg ook de contacten over de signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen. Beschrijf de signalen zorgvuldig: d.w.z. zo feitelijk mogelijk! Worden ook hypothesen en veronderstellingen vastgelegd, vermeld dan uitdrukkelijk dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. Maak een vervolgaantekening als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht. Vermeld de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd. Leg diagnoses alleen vast als ze zijn gesteld door een bevoegde beroepskracht. Betreffen de signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een beroepskracht, meld de signalen dan bij de leidinggevende of de directie, conform de interne richtlijnen (de klachtenprocedure). In dat geval is dit stappenplan niet van toepassing. Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van het Meldpunt Bijzondere Zorg Rivierenland Bespreek de signalen met een deskundige collega, bij voorkeur de intern begeleider. Vraag zo nodig ook advies aan het Meldpunt Bijzondere Zorg Rivierenland. Stap 3: Gericht nader onderzoek Onderzoek de signalen gericht door observaties en (zo mogelijk) een gesprek met de leerling. Hebt u ondersteuning nodig bij het voorbereiden of het voeren van het gesprek raadpleeg dan een deskundige collega (IB-er) en/of het MBZ Rivierenland, het Advies-en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld. Het doen van een melding zonder dat de signalen zijn besproken met de leerling, is alleen mogelijk als: de veiligheid van de leerling, die van u zelf, of die van een ander in het geding is; of als u goede redenen hebt om te veronderstellen dat de leerling door het gesprek het contact zal verbreken . Stap 4: Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling Weeg op basis van het onderzoek naar de signalen, van het ingewonnen advies en van het gesprek met de leerling het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling. Weeg eveneens de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. Raadpleeg zo nodig de Verwijsindex2. Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden Hulp organiseren en effecten volgen Meent u, op basis van uw afweging in de voorgaande stap, dat u uw leerling en zijn gezin redelijkerwijs voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling kunt beschermen: organiseer dan de noodzakelijke hulp; volg de effecten van deze hulp; doe alsnog een melding als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt of opnieuw begint.
2
De digitale verwijsindex registreert meldingen van hulpverleners over problemen met jongeren tussen 0 en 23 jaar. Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
11
De vijf stappen van het basismodel meldcode in het kort: 1. In kaart brengen van signalen 2. Collegiale consultatie: de leerkracht overlegt intern. Zo nodig raadpleging van Advies- en Meldpunt Kindermishandeling3 3. Er vindt nader onderzoek plaats: gesprek met leerling 4. Inschatten risico, aard en ernst van het geweld 5. Beslissen: hulp organiseren of melden
3
In Rivierenland: Meldpunt Bijzondere Zorg. GGD Rivierenland 0344 698845 of
[email protected] Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011 12
BIJLAGE 1 Wetgeving i.r.t. Schoolveiligheid Schoolveiligheid en in het bijzonder ongewenst gedrag hebben een nauwe relatie met diverse wetgeving waaraan scholen zijn gehouden. Hieronder wordt een opsomming gegeven van de meest relevante wetgeving in dit verband. Zedenwetgeving Misdrijven tegen de zeden zoals ze staan omschreven in het Wetboek van Strafrecht worden hier uitgelicht: schennis van de eerbaarheid, ontucht, aanranding, verkrachting. Grooming Onder grooming wordt verstaan het door een volwassen persoon op internetsites actief benaderen en verleiden van minderjarige leerlingen met als uiteindelijke doel het plegen van seksuele handelingen met die minderjarige. Sinds 2010 is grooming strafbaar gesteld. Kinderporno Sinds 2010 is niet alleen het bezit, maken en verspreiden van kinderporno wettelijk strafbaar maar ook het 'bekijken' ervan. De strafmaat is vastgesteld op maximaal vier jaar gevangenisstraf. Meld- en aangifteplicht De Wet bestrijding seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs , ook wel de Meld- en aangifteplicht genoemd, verplicht tot het zorgvuldig omgaan met een vermoeden van strafbare feiten gepleegd binnen de schoolsituatie. Kwaliteitswet De Kwaliteitswet verplicht scholen om verantwoording af te leggen. Binnen de Kwaliteitswet, regelt het Klachtrecht dat leerlingen, hun ouders en personeel van een school het recht hebben om te klagen over getroffen maatregelen, nagelaten maatregelen en gedrag. Met de Kwaliteitswet oftewel het Klachtrecht, hebben leerlingen, hun ouders en personeel van school het recht om te klagen over maatregelen, nalatigheid en gedrag. Arbowet Scholen zijn volgens de Arbowet als werkgever verplicht om personeel te beschermen tegen seksuele intimidatie, agressie, geweld en pesten. Verklaring Omtrent Gedrag Een verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), ook wel bewijs van goed gedrag genoemd, staat beschreven in de Wet justitiële gegevens. Een onderwijsmedewerker is wettelijk verplicht een VOG te overleggen aan de werkgever. Privacy Er zijn diverse wetten die onze privacy regelen. De belangrijkste is de Wet Bescherming Persoonsgegevens (2001). Deze regelt een zorgvuldige omgang met persoonsgegevens. Voor contact- en vertrouwenspersonen is deze wet van belang omdat zij met privacygevoelige informatie van klagers en aangeklaagden werken. Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
13
Informatieplicht Scholen hebben een informatieplicht, die is geregeld in de Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp). Omgekeerde bewijslast De wet op gelijke behandeling vrouwen en mannen werd in 2006 gewijzigd met het opnemen van een verbod op (seksuele) intimidatie. Hierin is opgenomen de zogenoemde omgekeerde bewijslast. Portretrecht Op scholen wordt heel wat gefotografeerd. Naast de gewenste foto's zoals de schoolfoto's worden ook ongewenste foto's gemaakt en verspreid, bijvoorbeeld via mobieltjes. Het portretrecht bepaalt dat opnames niet zonder toestemming van degene die gefotografeerd of gefilmd is, verspreid mogen worden. Smaad Het tonen en verspreiden van ongewenste foto's van een ander of iemand opzettelijk belachelijk maken bijvoorbeeld op internet, kan worden aangemerkt als smaad en laster en is wettelijk strafbaar. (Cyber)stalking Op basis van de anti-stalkingwet die sinds 2000 van kracht is kan naast stalking ook het stelselmatig lastigvallen via internet, oftewel cyberstalking, aangepakt worden. Kerndoelen In de kerndoelen onderwijs zijn de belangrijkste dingen vastgelegd die kinderen moeten leren op school. In deze streefdoelen staat ook vermeld waar scholen zich op moeten richten bij de ontwikkeling van leerlingen ten aanzien van seksualiteit, seksuele weerbaarheid en sociale veiligheid. De kerndoelen zijn op de scholen bekend en zijn richtlijn voor handelen en gedrag. CAO's In de diverse onderwijs Collectieve Arbeidsovereenkomsten (CAO's) zijn afspraken gemaakt over het voorkomen van seksuele intimidatie, racisme, agressie en geweld binnen de school. Zorgplicht Op scholen rust een bijzondere zorgplicht ten aanzien van de gezondheid en de veiligheid van leerlingen en personeel. Scholen zijn verantwoordelijk voor hun medewerkers en de aan hun zorg toevertrouwde leerlingen en moeten erop toezien dat ze geen schade toebrengen aan zichzelf of anderen. Meldcode Scholen zijn naar verwachting per januari 2012 verplicht om een meldcode kindermishandeling te hanteren op grond van de Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (die in voorbereiding is).Het doel van de wet is sneller en adequater ingrijpen bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. De meldcode is een stappenplan voor professionals dat zij kunnen gebruiken als ze vermoedens van huiselijk geweld en mishandeling hebben.
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
14
BIJLAGE 2
Pestprotocol obs De Kaardebol Pesten op school: hoe ga je er mee om? Pesten komt helaas op iedere school voor, ook bij ons. Het is een probleem dat wij onder ogen zien en op onze school serieus aan willen pakken. Het doel van dit pestprotocol is dat alle kinderen zich in hun basisschoolperiode bij ons op school veilig voelen, zodat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen. In dit pestprotocol leggen we regels en afspraken vast waarop we elkaar kunnen aanspreken als er zich ongewenste situaties voordoen. Pesten: signalen Pesten gebeurt op allerlei manieren, soms heel duidelijk, maar veel vaker op een minder zichtbare manier. Hieronder een (niet volledige) opsomming van dingen die als pesten gezien kunnen worden:
altijd een kind met een bijnaam aanspreken, nooit bij de eigen naam noemen zogenaamde leuke opmerkingen maken over een klasgenoot een klasgenoot voortdurend ergens de schuld van geven briefjes doorgeven met vervelende opmerkingen over een ander beledigen opmerkingen maken over kleding isoleren buiten school opwachten, slaan of schoppen op weg naar huis achterna rijden naar het huis van het slachtoffer gaan bezittingen afpakken schelden of schreeuwen tegen het slachtoffer vervelende en/of bedreigende opmerkingen maken middels telefoontjes, sms-jes, chatten, Twitter, Facebook, Hyves, e.d.
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
15
Voorwaarden voor de aanpak van pesten
Pesten moet als probleem worden gezien door alle direct betrokken partijen: leerlingen (gepeste kinderen, pesters en de andere leerlingen van de groep), leerkrachten en de ouders/verzorgers (hierna genoemd: ouders). De school moet proberen pestproblemen te voorkomen. Los van het feit of pesten wel of niet aan de orde is, moet het onderwerp pesten met de kinderen bespreekbaar worden gemaakt, waarna met hen regels worden vastgesteld. Als pesten optreedt, moeten leerkrachten (in samenwerking met de ouders) dat kunnen signaleren en duidelijk stelling nemen.
Regels en afspraken om pesten tegen te gaan
Je doet niets bij een ander kind, wat jezelf ook niet prettig zou vinden Je komt niet aan een ander als de ander dat niet wil Je doet niemand opzettelijk pijn, je wacht niemand op, je zit niemand achterna om te pesten We noemen elkaar bij de voornaam en gebruiken geen scheldwoorden Uitlachen, roddelen en dingen afpakken of kinderen buitensluiten vinden we niet goed Je zit niet aan de spullen van een ander We luisteren naar elkaar We beoordelen Iemand niet op het uiterlijk Nieuwe kinderen willen we goed ontvangen en opvangen. Zij zijn ook welkom op onze school Als je kwaad bent, ga je niet slaan, schoppen, krabben (je komt niet aan de ander). Probeer eerst samen te praten. Ga anders naar de meester of de juf. Als je gepest wordt, praat er thuis dan ook over: je moet het niet geheim houden Vertel de meester of de juf wanneer je ziet dat iemand anders wordt gepest: we zijn allemaal verantwoordelijk voor een goede sfeer in de groep! Als de pester door blijft gaan, vertel het dan aan de meester of juf: als jezelf gepest wordt of als je ziet dat iemand anders gepest wordt.
Bovenstaande regels worden aan het begin van elk schooljaar (en zo vaak als verder nodig is) in de klas besproken en worden zichtbaar in de klas opgehangen. Kinderen mogen in hun eigen groep een aanvulling geven op deze vastgestelde schoolregels, in overleg met de leerkracht. Die aanvulling wordt opgesteld, door en met de groep, dit zijn de zgn. groepsregels. Ook de groepsregels worden zichtbaar in de klas opgehangen. Aanpak van ruzies en pestgedrag
Als leerlingen ruzie met elkaar hebben en/of elkaar pesten, proberen zij er eerst zelf (samen) uit te komen. Op het moment dat een van de leerlingen er niet uitkomt (in feite het onderspit delft en verliezer of zondebok wordt) heeft deze het recht en de plicht het probleem aan de meester of juf voor te leggen. De leerkracht brengt de partijen bij elkaar voor een verhelderingsgesprek en probeert samen met hen de ruzie of pesterijen op te lossen en (nieuwe) afspraken te maken. Vast onderdeel is dat de pester excuses aanbiedt aan de gepeste.
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
16
Indien nodig probeert de leerkracht in afzonderlijke gesprekken met zowel de gepeste als de pester duidelijkheid in de situatie te brengen en eventueel gedragsveranderingen te stimuleren: o In gesprek met de gepeste wordt nagegaan hoe de gepeste zelf reageert op het pestgedrag en wat hij/zij voorafgegaan aan het pestgedrag gedaan heeft. Er wordt gekeken naar een andere manier van reageren dan bijvoorbeeld boos worden, huilen of zich afzonderen. Het kind wordt eventueel geholpen om hiermee te oefenen. Het kind moet gestimuleerd worden om zelf ook met oplossingen te komen. o In gesprek met de pester wordt gezocht naar de reden van het ruzie maken/pesten en wordt geprobeerd de pester te laten inzien wat het effect van zijn/haar gedrag is voor de gepeste. Bij herhaald of ernstig pestgedrag maakt de leerkracht hiervan melding in het leerlingenvolgsysteem Parnassys. Zowel bij de pester als bij de gepeste. Bij elke melding wordt een korte omschrijving gegeven van de aard van de toedracht. Bij herhaling van pesterijen / ruzies tussen dezelfde leerlingen volgen sancties. Bij pestgedrag dat structureel dreigt te worden of dat meteen al ernstige vormen aanneemt, worden zowel de ouders van het gepeste kind als die van de pester bij de oplossing van het probleem betrokken. Ook de directie wordt van het probleem op de hoogte gesteld en eventueel bij de oplossing ervan betrokken. Indien nodig wordt, in overleg met de ouders, naar een sociale vaardigheidstraining gezocht en/of een extern deskundige ingeschakeld (voor gepeste en/of pester).
De rol van ouders De aanpak van ernstig pestgedrag kan meestal niet zonder een goede bijdrage van de ouders. Ouders van zowel pesters als gepeste kinderen doen er goed aan het pestgedrag serieus te nemen. Vaak helpt het als ouders van gepesten en pesters onderling in contact komen en samen naar oplossingen zoeken. Voor de duidelijkheid naar pesters en gepesten toe is het goed als ouders en school op dezelfde lijn zitten. Het respecteren en consequent nakomen van samen gemaakte afspraken is noodzakelijk voor het komen tot een blijvende oplossing van een pestprobleem. School, ouders en leerlingen hebben hierin een gedeelde verantwoordelijkheid.
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
17
BIJLAGE 3
Sanctiebeleid bij ongewenst gedrag Hoe te handelen bij (ernstig) ongewenst gedrag? De schoolregels moeten duidelijk zijn en consequent gehanteerd worden. De personeelsleden dragen hier zorg voor. Als een leerling een regel overtreedt of een afspraak niet nakomt, wordt dit door de leerkracht benoemd en wordt aangegeven wat het gewenste gedrag is. Er wordt ook bij de leerling nagevraagd of hij weet wat het gewenste gedrag is door hem/haar dit te laten verwoorden. Als de regels en/of afspraken daarna opnieuw genegeerd worden kan een personeelslid een straf opleggen. Bij (ernstig) ongewenst gedrag gaat het om een situatie waarin psychisch of lichamelijk letsel door derden wordt toegebracht.
Een straf kan in de vorm van onder andere: -
opschrijven waarom hij/zij iets gedaan heeft en dit wordt afgesloten met een gesprek
-
time-out binnen de groep of buiten de groep in zicht van leerkracht
-
strafwerk
-
opruimen van de door de leerling gemaakte rommel
-
vergoeden van iets dat vernield is (geen straf, maar verplichting naar gedupeerde)
-
uit de klas sturen, waarbij gezorgd wordt voor een gerichte opvang in overleg met collega’s
-
werk na schooltijd laten afmaken, indien dit mogelijk is
-
in de pauze binnen blijven en een ‘werkje’ maken
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
18
Het laten nablijven van de leerlingen is niet altijd realiseerbaar, omdat ze uit school worden opgehaald of worden opgehaald door de buitenschoolse opvang.
Bovenstaande straffen kunnen veelal in elke groep gebruikt worden. Als school zijn we tegen collectieve straffen. Het blijft soms wel noodzakelijk om praktische maatregelen te nemen die een hele groep treffen. Het gaat hierbij echter nooit om straffen. Naarmate de leerlingen ouder worden kan een straf langer duren. Het moet voor de leerlingen wel te overzien zijn. Bij de leerlingen is het wel belangrijk dat er direct gestraft wordt.
Een straf moet voldoen aan de volgende eisen: -
Duidelijk: de leerling moet de inhoud van de straf begrijpen en moet weten waarom hij deze krijgt. Dit eventueel controleren door de leerling de straf en het ongewenste gedrag zelf te laten verwoorden.
-
Betekenisvol: de straf moet indien mogelijk in relatie staan met het ongewenst gedrag.
-
Effectief: de straf moet voldoende onaangenaam zijn teneinde effect te kunnen sorteren. Niet elk kind ervaart dezelfde straf als onaangenaam. Het hangt vaak af van de persoon, de situatie en de leeftijd wat als aangenaam en wat als onaangenaam ervaren wordt.
-
Zinvol: de straf sluit bij voorkeur inhoudelijk aan op ongewenst gedrag.
-
Consistent en consequent: elke keer als een bepaald soort ongewenst gedrag naar voren komt, dient dezelfde of een soortgelijke bijpassende straf opgelegd te worden. Afspraken worden nagekomen.
-
Realistisch: moet goed uitvoerbaar zijn. Een motorisch onhandige leerling laat je bijvoorbeeld geen strafwerk schrijven.
-
Gepast: de straf moet in overeenstemming zijn met de zwaarte van het ongewenst gedrag
-
Niet eindeloos: de straf moet te overzien zijn en het kind moet vergeven worden na de straf.
Straffen die in géén geval toegepast worden zijn: -
schelden tegen de leerling
-
fysiek straffen
Wat te doen bij: 1. Bij leerlingen die straf gekregen hebben vanwege ongewenst gedrag, kan de betreffende ouder Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
19
binnen geroepen worden en in het bijzijn van het kind wordt dan nogmaals over de overtreding gesproken. De ouder kan ook telefonisch geïnformeerd worden door de leerkracht. 2. Wanneer een leerkracht ziet dat een leerling overstuur is door de straf die hij gekregen heeft, neemt de groepsleerkracht contact op met de ouders.
Het doel van straffen is de leerling te wijzen op het gewenste gedrag en het afleren van het ongewenste gedrag. Als de leerling na de straf het gewenste gedrag laat zien, kan dit beloond en/of benoemd worden.
Als een leerling na moet blijven, belt de groepsleerkracht de ouders/verzorgers/oppas. De straf wordt altijd afgesloten met een gesprek, waarin zowel de leerling als de leerkracht aangeeft wat zijn/haar verwachtingen zijn naar aanleiding van wat gebeurd is en hoe het verder gaat.
Als een ander dan de groepsleerkracht de straf geeft, geeft hij/zij dit door aan de groepsleerkracht. De leerkracht draagt zorgt voor registratie in de klassenmap en zorgt voor communicatie naar de ouders. De groepsleerkracht houdt overzicht van de voorvallen en de gegeven interventies c.q. straffen die een leerling gekregen heeft. Bij groepsbesprekingen wordt door de intern begeleider gevraagd naar de registratie van de incidenten en wordt besproken welke maatregelen er tot nu toe zijn genomen en of er actie ondernomen moet worden met betrekking tot een specifieke leerling. Als een leerling 2 keer in één week, met betrekking tot de punten op ‘het gespreksformulier veiligheid’, ongeoorloofd gedrag vertoont, worden de ouders uitgenodigd voor een gesprek. Op het gespreksformulier worden de gemaakte afspraken genoteerd en dit formulier wordt door de ouders ondertekend. De groepsleerkracht draagt er zorg voor dat het formulier opgeborgen wordt in het leerling-dossier.
Als het gedrag van een leerling mogelijk gaat leiden tot onveilige situaties voor de leerling zelf, andere leerlingen en/of de leerkracht wordt er, in overleg met de directie, een gesprek gevoerd met de ouders. In dit gesprek worden specifieke afspraken gemaakt met betrekking tot het gedrag van de leerling. Deze afspraken worden vastgelegd op het ‘Formulier bijzondere maatregelen t.a.v. ongeoorloofd gedrag’ en ondertekend door de ouders, groepsleerkracht en de directie. Dit formulier wordt opgeborgen in het leerling-dossier.
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
20
GESPREKSFORMULIER ONGEOORLOOFD GEDRAG T.A.V. VEILIGHEID
Leerling:
Groep:
Datum:
Schooljaar:
Leerkracht:
Korte probleemomschrijving:
Respect: - De leerling spreekt ouders, leerkracht of leerlingen aan zonder stemverheffing, ongeoorloofd en /of uitdagend taalgebruik. - De leerling houdt zich aan gemaakte afspraken. - De leerling gebruikt geen lichamelijk geweld tegen anderen.
Opmerkingen leerkracht:
Afspraken:
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
21
Ouders in kennis gesteld d.d.:
Handtekening ouders:
Handtekening leerkracht:
Handtekening directie:
FORMULIER BIJZONDERE MAATREGELEN
Leerling:
Groep
Datum:
Schooljaar
Leerkracht:
Korte probleem omschrijving:
Maatregelen / afspraken:
Evaluatie:
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
22
Ouders in kennis gesteld d.d.:
Handtekening ouders:
Handtekening leerkracht:
Handtekening directie:
BIJLAGE 4
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
23
Protocol infectieziektes
Infectieziekte
Verschijnselen
Wering
Handelen
Bof
Dikke wang en hals, pijn in of achter het oor, droge mond, soms koorts, soms hoofdpijn.
Thuishouden tot een week na het verdwijnen van de zwelling.
Diarree
Dunne ontlasting, soms met slijm of bloed.
Alleen bij bloederige diarree thuishouden, tot bekend is wat de oorzaak is.
Zorg voor een goede algemene hygiëne. Leer kinderen hoest- en niesdiscipline aan. Zorg voor een goede algemene hygiëne.
Griep
Hoge koorts, hoesten, hoofdpijn, spierpijn.
Thuisblijven tot de koorts weg is.
Hand-, voet- en mondziekte
Pijnlijke blaasjes in de mond, op de handpalmen en voetzolen.
Niet nodig.
Leer kinderen hoest- en niesdiscipline aan. Zorg voor een goede ventilatie en lucht de ruimten regelmatig. Zorg voor een goede algemene hygiëne. Leer
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
Melden bij GGD Hoeft niet gemeld te worden.
Bericht anderen Niet noodzakelijk.
Melding verplicht als meer dan een derde deel van de groep klachten heeft binnen een week. Hoeft niet gemeld te worden.
Niet noodzakelijk.
Hoeft niet gemeld te
Niet noodzakelijk.
Ouders van kinderen met suikerziekte of hartafwijkingen waarschuwen.
24
Hepatitis A (geelzucht)
Koorts, geen eetlust, misselijkheid, pijn in de bovenbuik, geelverkleuring van oogwit en huid.
Thuisblijven tot een week na het ontstaan.
Hepatitis B (geelzucht)
Koorts, geen eetlust, misselijkheid, pijn in de bovenbuik, geelverkleuring van oogwit en huid.
Niet nodig. Niet besmettelijk.
Hersenvliesontsteking (meningokokken)
Hoge koorts, hoofdpijn, misselijkheid, lichtschuwheid, nekstijfheid.
Thuisblijven tot het kind weer beter is.
Hersenvliesontsteking (bacteriën)
Hoge koorts, hoofdpijn, misselijkheid, lichtschuwheid, nekstijfheid.
Thuisblijven tot het kind weer beter is.
kinderen hoest- en niesdiscipline aan. Zorg voor een goede ventilatie en lucht de ruimten regelmatig. Zorg voor een goede algemene hygiëne. Leer kinderen hoest- en niesdiscipline aan. Zorg voor een goede ventilatie en lucht de ruimten regelmatig. Zorg voor een goede algemene hygiëne. Leer kinderen hoest- en niesdiscipline aan. Zorg voor een goede ventilatie en lucht de ruimten regelmatig. Zorg voor een goede algemene hygiëne. Leer kinderen hoest- en niesdiscipline aan. Zorg voor een goede ventilatie en lucht de ruimten regelmatig. Zorg voor een goede algemene hygiëne. Leer kinderen
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
worden.
Melden.
In overleg met GGD.
Melden.
In overleg met GGD.
Melden.
In overleg met GGD.
Melden.
In overleg met GGD.
25
hoest- en niesdiscipline aan. Zorg voor een goede ventilatie en lucht de ruimten regelmatig. Zorg voor een goede algemene hygiëne. Leer kinderen hoest- en niesdiscipline aan. Zorg voor een goede ventilatie en lucht de ruimten regelmatig. Melden aan ouders van het kind.
Hersenvliesontsteking (virus)
Hoge koorts, hoofdpijn, misselijkheid, lichtschuwheid, nekstijfheid.
Thuisblijven tot het kind weer beter is.
Hoofdluis
Jeuk aan de hoofdhuid. Kleine witte eitjes aan de haarwortels.
Thuisblijven niet nodig, mits er direct behandeld wordt.
Keelontsteking
Keelpijn, hangerig, koorts, overgeven.
Niet nodig tenzij het kind zich ziek voelt.
Zorg voor een goede algemene hygiëne.
Kinkhoest
Neusverkoudheid, hoesten. Overgaand op hoestaanvallen (taai slijm). Soms braken en ademhalingsmoeilijkheden.
Drie weken na het begin van de hoestbuien.
Koortslip
Vochthoudende blaasjes rond de mond.
Niet nodig.
Krentenbaard (impetigo)
Kleine blaartjes rondom de mond, neus of oren. Soms
Tot de uitslag weg is.
Zorg voor een goede algemene hygiëne. Leer kinderen hoest- en niesdiscipline aan. Zorg voor een goede ventilatie en lucht de ruimten regelmatig. Regelmatig handen wassen. Open plekjes laten afdekken. Zorg voor een goede
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
Melden.
In overleg met GGD.
Hoeft niet gemeld te worden.
Alle ouders van de groep worden dezelfde dag op de hoogte gesteld: zie luizenprotocol Niet noodzakelijk.
Hoeft niet gemeld te worden. Melden.
Hoeft niet gemeld te worden. Melden verplicht
In overleg met GGD.
Niet noodzakelijk.
Ouders van de groep op de 26
‘krentenbaard’.
algemene hygiëne. Vermijdt krabben en laat vaak handen wassen.
Mazelen
Verkoudheid, rode ogen, hoesten, koorts, mondontsteking. Daarna treden de vlekjes op. Uitslag begint achter de oren.
Minimaal 10 dagen. Langer als er sprake is van looporen.
Zorg voor een goede algemene hygiëne. Zorg voor een goede ventilatie en lucht de ruimten regelmatig. Zorg voor een goede algemene hygiëne.
Oogontsteking
Rode ogen, opgezette oogleden, groen of gele pus uit het oog.
Niet nodig tenzij het kind zich ziek voelt.
Oorontsteking (loopoor)
Oorpijn,koorts,hangerigheid (pus uit oor).
Niet nodig tenzij het kind zich ziek voelt.
Zorg voor een goede algemene hygiëne.
Pfeiffer
Keelpijn, klierzwelling (hals, liezen, oksels), koorts, moeheid, soms geelzucht.
Niet nodig. Bij jonge kinderen verloopt de ziekte niet ernstig.
Polio (kinderverlamming)
Griepachtige verschijnselen (hoofdpijn, spierpijn). Daarna misselijkheid, diarree, verlammingsverschijnselen.
In overleg met GGD.
Pseudocroup
Verkoudheid, blaffende hoest, hese stem, soms koorts, toenemende benauwdheid met
Niet nodig.
Zorg voor een goede algemene hygiëne. Knuffelen proberen te vermijden. Zorg voor een goede algemene hygiëne. Leer kinderen hoest- en niesdiscipline aan. Zorg voor een goede ventilatie en lucht de ruimten regelmatig. Leer kinderen hoest- en niesdiscipline aan. Zorg voor
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
als er 2 of meer gevallen zijn binnen 2 weken in dezelfde groep. Melden.
hoogte stellen
Hoeft niet gemeld te worden. Hoeft niet gemeld te worden. Hoeft niet gemeld te worden.
Niet noodzakelijk.
Melden.
In overleg met GGD.
Hoeft niet gemeld te
Niet noodzakelijk.
In overleg met GGD.
Niet noodzakelijk.
Niet noodzakelijk.
27
piepende ademhaling.
een goede ventilatie en lucht de ruimten regelmatig. Zorg voor een goede algemene hygiëne. Zorg voor een goede ventilatie en lucht de ruimten regelmatig. Zorg voor een goede algemene hygiëne. Zorg voor een goede ventilatie en lucht de ruimten regelmatig.
Rode hond (Rubella)
Lichte verkoudheid (soms klierzwelling in de nek). Dan rode vlekjes in het gezicht en daarna uitbreiding over lijf, armen en benen.
Thuishouden tot 7 dagen na het uitbreken van de vlekjes.
Roodvonk
Hoge koorts, keelpijn, hoofdpijn, braken. Daarna rode vlekjes (kippenvel) in de liezen en breidt zich uit over het verdere lichaam. Rode puntjes op de tong (frambozentong). Na een paar dagen gaat de huid vervellen.
Thuishouden tot 2 dagen na begin van de antibioticakuur.
Schurft
Jeuk.
Thuishouden tot 24 uur na de start van de behandeling.
Verkleedkleren en knuffels wassen op 60° C.
Spoelwormen
Temperatuurverhoging, algemene malaise, buikpijn, prikkelhoest.
Niet nodig.
Na het spelen in de zandbak de handen laten wassen.
Tuberculose (TBC)
Langdurige hoest, soms koorts, slechte eetlust, algemene malaise.
In overleg met GGD.
Vijfde ziekte
Rode vlekjes in het gezicht en verspreiden zich daarna over de rest van het lichaam, licht koorts, soms pijn in gewrichten).
Thuishouden tot de vlekjes weg zijn.
Leer kinderen hoest- en niesdiscipline aan. Zorg voor een goede ventilatie en lucht de ruimten regelmatig. Zorg voor een goede algemene hygiëne. Zorg voor een
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
worden.
Melden.
Alle ouders van de school op de hoogte stellen.
Melden verplicht als er 2 of meer gevallen zijn binnen 2 weken in dezelfde groep. Melden verplicht als er 3 of meer gevallen zijn in dezelfde groep. Hoeft niet gemeld te worden. Melden.
In overleg met GGD.
Melden verplicht als er 2 of meer gevallen
Alle ouders van de school op de hoogte stellen.
In overleg met GGD.
Niet noodzakelijk.
In overleg met GGD.
28
goede ventilatie en lucht de ruimten regelmatig. Waterpokken
Vlekjes, blaasjes, korstjes , jeuk, soms koorts. De vlekjes zitten ook onder het haar.
Thuishouden tot de blaasjes ingedroogd zijn.
Zorg voor een goede algemene hygiëne. Voorkom krabben.
Wormpjes
Jeuk rond de anus.
Niet nodig.
Zesde ziekte
Plotseling hoge koorts, waarna vlekjes voorkomen op lijf en gezicht.
Niet nodig tenzij het kind zich ziek voelt.
Zorg voor een goede algemene hygiëne. Gebruik vloeibare zeep en papieren handdoekjes. Zorg voor een goede algemene hygiëne. Zorg voor een goede ventilatie en lucht de ruimten regelmatig.
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
zijn binnen 2 weken in dezelfde groep. Melden verplicht als er 2 of meer gevallen zijn binnen 2 weken in dezelfde groep. Hoeft niet gemeld te worden.
Melden.
In overleg met GGD.
Niet noodzakelijk.
In overleg met GGD.
29
BIJLAGE 5
Protocol hoofdluizenbeleid obs De Kaardebol
Protocol hoofdluizenbeleid obs De Kaardebol Hoofdluis is een vervelend en hardnekkig verschijnsel dat in de beste families voorkomt. Het is gemakkelijk van mens tot mens over te dragen en heeft niets met hygiëne te maken. Vrijwel elke basisschool heeft een of meerdere malen per jaar te maken met hoofdluis. Kinderen spelen vaak met hun hoofden dicht bij elkaar en jassen hangen dicht naast elkaar aan de kapstok. Om verregaande verspreiding van hoofdluis tegen te gaan is het van groot belang dat hoofdluis tijdig ontdekt en bestreden wordt. Op De Kaardebol worden in de week na elke vakantie alle kinderen van de school door de zgn. luizenouders op hoofdluis gecontroleerd. Zodra er hoofdluis bij een kind wordt gesignaleerd (dit kan ook op een ander moment dan bij de reguliere luizencontrole), worden door de school de volgende stappen genomen:
De ouders van het kind wordt gevraagd om het kind zo snel mogelijk op te halen en de hoofdluis te behandelen. Het kind wordt pas weer op school toegelaten als de hoofdluis behandeld is. De ouders van alle andere kinderen van de groep worden dezelfde dag middels een brief op de hoogte gesteld van het feit dat er hoofdluis in de groep geconstateerd is. Aan alle ouders van de groep wordt gevraagd om de dagen erna hun eigen kind goed te controleren op hoofdluis en om de school te informeren als zij bij hun kind hoofdluis ontdekken. Alle kinderen van de groep krijgen een folder van de GGD mee naar huis waarin staat hoe er bij hoofdluis gehandeld moet worden.
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
30
Op een zo kort mogelijke termijn worden alle kinderen van de groep extra gecontroleerd op de aanwezigheid van hoofdluis. Als geconstateerd wordt dat hoofdluis steeds bij hetzelfde kind aanwezig is, volgt een gesprek met de ouders van het kind. Hierbij zal in ieder geval gewezen worden op de mogelijkheid van consultatie van de GGD.
Beleid schoolveiligheid sociale veiligheid concept versie GMR september 2011
31