‘Belasting betaal ik graag en zonder mopperen’ Eindelijk had hij genoeg geld bij elkaar gespaard om te kunnen vluchten uit de hel die Noord-Iraaks Koerdistan was, toen Saddam Hoessein er nog regeerde. Nawraz Jamal-Ali was als de dood voor een nieuwe aanval met gifgas. Hij had gezien dat ‘Ali Chemicali’, neef en rechterhand van de dictator, nergens voor terugdeinsde als het erom ging die lastige Koerden onder de knoet te houden. Daarom wilde Nawraz weg, naar een veiliger land. Hij moest lang sparen van zijn loontje als automonteur, voordat hij genoeg had om een plaatsje te bemachtigen in de vrachtwagen die hem de grens oversmokkelde, over smalle bergpassen, richting Turkije. Daar lieten de mensensmokkelaars hem overstappen in een andere truck. Er bleken al zeven gelukszoekers in verstopt te zitten die Nawraz nooit eerder gezien had. Ze wisten niet beter, of de reis zou eindigen in Duitsland of Zwitserland. Dat was de afspraak. Na dagenlang bonken, hobbelen en soms urenlang muisstil stilstaan in een pikdonkere laadbak, ging de achterklep eindelijk open. “We moesten ons verspreiden. Iedereen moest zelf maar zien hoe hij verder kwam. Bleken we in Nederland te zijn. Ik had geen stuiver meer op zak en wist niks anders te bedenken dan zonder
‘Ik wist waar Ali Chemicali toe in staat was en spaarde lang voor een veilig land’
kaartje in een trein te gaan zitten, net zo lang totdat ik werd aangehouden en overgebracht naar de IND. “ Dat was op 18 februari 1998. Het spel van afwijzen en daar tegen procederen begon. Pas op 24 april 2006 viel het laatste woord en was Nawraz illegaal hier. Hoe hij zich twee jaar redde buiten de reguliere opvang om? “Soms sliep ik in stations. Maar meestal kreeg ik wel een poosje onderdak bij steeds andere Koerdische families. Ze gaven me eten, een bed en kleding als de mijne versleten was. Als tegenprestatie deed ik klusjes. Tuinieren, schoonmaakwerk, auto’s wassen van buren en kennissen. Of kapotte onderdelen van een auto repareren door op een sloperij naar vervangende onderdelen te gaan zoeken. Zo hield ik soms wel een tientje over.” Nooit kwam de inmiddels 36-jarige vluchteling in aanraking met de politie en dat bracht hem in beeld voor het generaal pardon. “Wees niet bang. Ik zit heus niet te vlassen op een uitkering. Ik ga wit werken nu het hier eindelijk mag en betaal daarover graag belasting. Zonder te mopperen.”
29
Sudan Quamar Margani
Studeren, werken, niets mag als je asielzoeker bent. dat verloren decennium wil Quamar zo snel mogelijk inhalen.
‘Mijn leven stond tien jaar lang stil’ “Tien jaar lang stond mijn leven stil. Ik wilde niks liever dan werken, maar dat mocht niet als asielzoeker. Studeren was ook al verboden. Nu ik onder de regeling van het generaal pardon val, wil ik die verloren tijd van leven zo vlug mogelijk inhalen.” Quamar Margani (30) komt uit Sudan. Ondanks een met succes afgeronde hbo-studie aan het Agrarisch Instituut, zag hij geen toekomst in zijn geboorteland. Aan de oorlog leek nooit een einde te komen, dus zocht hij een uitweg. Op 9 september 1999 omhelsde hij voor de laatste keer zijn moeder, drie zussen en twee broers en koos een vliegtuig naar een beter oord. “Ik had de VS of Canada in gedachten, maar mensen met goede kennis van vluchtroutes wezen me op de opvangkansen in Nederland, een land waar ik zelf helemaal niks van wist.” De IND zette vraagtekens bij zijn feitenrelaas, maar het vergde tijd om dat juridisch te controleren. Na zes jaar was hij uitgeprocedeerd. Quamar werd vanaf dat moment afgesneden van alle opvangvoorzieningen. Volgens de letter van de bureaucratie was hij ‘vertrokken zonder bekende bestemming’, maar in werkelijkheid zette Quamar geen stap buiten Nederland. Hij bleef hier al die tijd illegaal, zonder een rode cent op zak.
‘Ik spreek vloeiend Arabisch en Engels. Dat komt van pas bij import en export’
“Ik werd opgevangen door landgenoten die ik hier had leren kennen en die wel een verblijfsvergunning hadden bemachtigd. Dan woonde ik twee maanden bij Ali, dan eens zes maanden bij Hatim, dan weer een poos bij Osman, daarna bij Achmed. Ze gaven me eten en kleren en brachten me in contact met Nederlandse collega’s, want ze hadden banen bij bedrijven als Philips en TNT.” Op buurt- en verjaardagsfeestjes leerde Quamar steeds meer mensen kennen. Het sprak zich rond dat hij handig was met computers. “Zo kreeg ik af en toe wat klusjes te doen. Of vertaalwerk voor bedrijven met import en export in het Midden-Oosten, want ik spreek vloeiend Arabisch en Engels.” Mede omdat hij zich in die jaren als platzakke illegaal nooit schuldig maakte aan een misdrijf, tekende Thom de Graaf een burgemeestersverklaring. Dat effende voor Quamar de weg naar het generaal pardon. “Ik kan weer vooruit en twijfel nog tussen drie opties na afronding van mijn inburgeringscursus: verder studeren aan Wageningen Universiteit, iets doen met mijn talenkennis in de handel, of de ICT-business in.”
31
Kongo Belinda Bolodgua
Nadat haar zes kinderen her en der als illegalen waren ondergedoken, had hun moeder een dagtaak aan het bijhouden van hun onophoudelijke verhuisbewegingen.
Hoe een diepgelovig gezin uit elkaar viel Straks kunnen ze voor het eerst sinds jaren samen aan één tafel elke feestdag vieren: Belinda Bolodgua (34) met haar moeder, broers en zussen. Het zevenkoppige, diepgelovige gezin uit Kongo valt onder het generaal pardon voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Daardoor kunnen ze nu eindelijk uit hun schulp komen. En gelukkig krijgt moeder binnenkort een huurhuisje zodat ze haar kinderen kan ontvangen. “Zelfs feestdagen als Kerstmis moesten we gescheiden van elkaar vieren, al die tijd dat we illegaal in Nederland waren. Iedereen zat in een ander gastgezin. De een in Leeuwarden, de ander in Helmond, ik in Nijmegen. Geen enkel gezin, hoe gastvrij ook, had voldoende plek om ons gezamenlijk een maaltijd aan te bieden. En zelf hadden we geen geld om de trein te nemen en ergens af te spreken. Dat durfden we niet eens, uit angst voor identitietscontrole en uitwijzing.” Belinda was 20 en de oudste van de zes kinderen, toen haar moeder Kinshasa ontvluchtte. “We hadden politieke problemen. Vader was zakenman en overleden. Moeder verkocht huis en haard om de zeven tickets te betalen.” Dat was november 1994. Erna volgde een odyssee langs tal van asielzoekerscentra en COA-woningen. Pas elf jaar later waren ze
‘Leven in illegaliteit is zwaar als je Gods weg wil blijven bewandelen’
uitgeprocedeerd. Toen begon de diaspora. Ieder gezinslid moest ergens anders onderdak zien te vinden. “We werden geholpen door volgelingen van de evangelische kerk. Het waren steeds andere gezinnen die iemand van ons een poosje onderdak verschaften. Maar nooit voor lang, vanwege de stress. Leven in illegaliteit is heel zwaar als je Gods weg wil blijven bewandelen. Moeder had een dagtaak aan het bijhouden van alle verhuisbewegingen van haar kinderen, om te blijven weten waar ze nu weer ondergedoken zaten.” Belinda twijfelt er geen seconde aan dat het de hand van God was, die de pen stuurde waarmee de burgemeester de verklaring tekende die leidde naar hun generaal pardon. “Na dertien jaar zijn de gebeden verhoord van ons en iedereen die ons hielp.” Na die lange periode van afhankelijkheid willen de broers en zussen maar één ding: een eigen inkomen. Zelf loopt ze alvast stage bij diverse instellingen en bedrijven. Ook is Belinda begonnen aan een opleiding om haar ultieme droom te verwezenlijken: vast werk vinden als medisch secretaresse.
33
Angola Zetout Diamonomosi
Dakloos en met lege maag pleegde hij als illegaal wel eens winkeldiefstal.
‘God begreep mijn wanhoopsdaden’ Terwijl de burgeroorlog tussen Unita en MPLA in Angola in volle hevigheid woedde, kwam hij hier aan als berooide asielzoeker. Het was januari 1996. Zes jaar later kwam er een bestand en dat bezegelde tevens zijn toelatingsprocedure. Maar Zetout Diamonomosi, 39 jaar inmiddels en van origine kok van beroep, wilde niet terug. Hij had te veel familie en vrienden verloren in het geweld en bloedige taferelen bleven door zijn hoofd spoken. Daarom bleef hij liever als ongewenst vreemdeling hier. En je wist maar nooit. Misschien dat God zich ooit nog over hem zou ontfermen. Zijn neefje Joao, die twee jaar eerder dan hij naar Nederland was uitgeweken (maar dan als minderjarige asielzoeker) had uiteindelijk toch wél een verblijfsvergunning gekregen? Bij Joao kon hij aanvankelijk inwonen, nadat hij in 2002 het AZC was uitgezet. Hun band werd poreuzer naarmate de tijd verstreek. Zetout zat doelloos en zwaar depressief thuis op de bank; Joao werkte legaal in een fabriek, trouwde een vriendin en kreeg drie kinderen. Zetout begreep dat het jonge gezin leed onder zijn zwaarmoedige, nutteloze en uitzichtloze aanwezigheid en vertrok. “Ik sliep daarna steeds bij andere kennissen. Bij de één drie nachten, bij de ander drie maanden. Pakte mijn boeltje zodra ik
’Inwonen bij krakers. Zwart werker als orderpikkers. Zo probeerde ik te overleven’
merkte tot last te zijn. In uiterste nood kon ik vaak bij krakers terecht.” Werken mocht hij niet zonder verblijfsvergunning. “Dat moest dus zwart gebeuren. Ooit zelfs acht maanden, als orderpikker in een magazijn. Kon ik eindelijk betalen voor de kost en inwoning.” Soms liep hij dagen dakloos rond zonder voeding. “Uit wanhoop, om te overleven, pleegde ik dan wel eens winkeldiefstal. Maar nooit voor meer dan tien, vijftien euro. De opbrengst moest net genoeg zijn om voedsel te kunnen kopen. Of ik had een nieuw T-shirt nodig omdat het mijne versleten was. Gelukkig ben ik nooit betrapt. God toonde begrip voor mijn wanhoopsdaden.” Nu hij onder het pardon valt, werkt hij wit als hovenier. “Dat deed ik in mijn tijd als illegaal ook al, maar dan als vrijwilliger. Het is minder gestrest dan het koksvak. Spanning moet ik vermijden nu ik bevrijd ben van mijn depressies. Dankzij de pardonregeling kan ik na twaalf jaar eindelijk zonder Prozac. Het heeft een haartje gescheeld of ik was – zoals zoveel lotgenoten – letterlijk gek geworden van alle spanning en angst.”
35
Sudan Abdulwahab Mohamad
Nu hij reispapieren heeft, hoopt Chiko overal te kunnen gaan werken voor Artsen Zonder Grenzen.
‘Ik hoef niet zo nodig in Nederland te blijven’ “Het liefst stap ik nu meteen in een vliegtuig om ergens ver hier vandaan aan de slag te gaan”, zegt de 39-jarige Abdulwahab Mohamad. Dat klinkt merkwaardig uit de mond van iemand die na jaren van ronddolen als illegale vreemdeling, eindelijk een verblijfsvergunning heeft bemachtigd. Maar Abdulwahab – Chiko voor zijn vrienden – legt uit dat hij vroeger, toen hij nog in Sudan leefde, voor Artsen Zonder Grenzen werkte. Als logistiek medewerker in vluchtelingenkampen. Tenten opzetten, gaarkeukens bevoorraden, vervoer regelen, vluchtelingen registreren, dat soort klussen. Die functie maakte hem echter interessant voor veiligheidsdiensten. Zij wilden Chiko voor hun karretje spannen, “maar ik wilde geen dubbelspel spelen in de burgeroorlog”. In Port Sudan kocht hij een matroos van een vrachtschip om. Zo kwam hij als verstekeling, via de Rode Zee, in de haven van Rotterdam aan. “Eenmaal aan wal kon ik niemand vertrouwen. Gelukkig duurde het niet lang voordat ik een zwart iemand zag. Hem durfde ik uit te leggen wat mijn probleem was en deze onbekende legde me uit dat ik tot bij het aanmeldcentrum in Zevenaar moest zien te komen.”
Hij kocht een matroos om en kwam als verstekeling op een vrachtschip in Rotterdam aan
Dat was in 1999 en pas in 2004 werd zijn toelatingsverzoek definitief afgewezen door de IND: veel vragen in zijn vluchtverhaal stonden na al die tijd nog steeds open. De jaren daarna leefde Abdulwahab ondergedoken, bij landgenoten uit Sudan. Vooral in Amsterdam, Gouda en Den Haag, maar regelmatig ook in Nijmegen, waar de gemeente na een onderzoek tot de conclusie kwam dat de Afrikaan in die jaren als illegaal nooit dingen had gedaan die niet door de beugel kunnen. Hij kreeg een burgemeestersverklaring en zo kwam Chiko uiteindelijk in aanmerking voor het generaal pardon. Nu hij zijn ID-kaart heeft, wil hij ons land zo snel mogelijk weer uit. “Ik hoef niet zo nodig hier in Nederland te blijven. Dat is nooit mijn opzet geweest. Maar dankzij deze reispapieren kan ik eindelijk weer de grens over. Ik hoop spoedig ergens aan de slag te kunnen als medewerker bij Artsen Zonder Grenzen. Waar ter wereld, maakt mij niet uit. Ik hield van mijn vak en wil niks liever dan er morgen mee verder gaan.” Chiko grijnst zijn breedste lach. “Ik ben nooit hierheen gekomen om te kunnen leven van een uitkering, maar omdat het werk in Sudan mij onmogelijk werd gemaakt door de veiligheidsdiensten. Ik had gewoon een ander paspoort nodig om elders te kunnen gaan werken voor Artsen Zonder Grenzen.”
37
China Moeder en dochters Long
Als gescheiden moeder met twee dochters zocht ze een smokkelweg naar Europa.
Altijd angst voor die klop op de deur Haar ouders woonden met hun twee dochtertjes in de miljoenenstad Guangzhou. Vader liet het gezin op een kwade dag in de steek en verdween spoorloos. “Vanaf dat moment zag onze moeder geen toekomst meer voor ons in China. Ze zocht een uitweg voor ons drietjes en uiteindelijk zijn we via via naar Nederland gesmokkeld,” vertelt Xiao Jun Huang terwijl ze een paraplu ophoudt tegen de regen. Dertien lange, bange jaren moest ze wachten op de verblijfsvergunning, evenals haar twee jaar jongere zusje Shao en hun moeder Yu Yi Long. Yu Yi (48): “Je mag maar één kind hebben in China. Voor twee dochters moet je hogere belasting afdragen voor school, medische zorg, voor alles. Onbetaalbaar voor een normale burger, zeker voor een alleenstaande moeder. Ik kreeg het niet over mijn hart om één van mijn dochters ter adoptie af te staan, zoals in zulke gebroken gezinssituaties vaak gebruikelijk is in China, maar wilde hen wél een eerlijke kans geven in het leven. Daarom heb ik China samen met hen verlaten.” Dat was in juni 1995. De IND was sceptisch over hun vluchtverhaal. Toch duurde het tot maart 2003 voordat het gezinnetje was uitgeprocedeerd. Als illegale vreemdelingen werden ze toen afgesneden van alle opvangvoorzieningen, behalve van het recht op
‘Moeder kon het niet over haar hart verkrijgen om een van haar beide dochters te laten adopteren’
onderwijs tot de meisjes achttien waren. Ze moesten wel meteen uit hun COA-woning in Lindenholt. “Onze buren vonden het onmenselijk dat we op straat stonden. We mochten bij hen intrekken. Drie jaar later kregen zij een derde kind en was hun huis echt te klein.” Ze doolden van hot naar her en zaten onder andere in een stacaravan aan de Mookseplas en als ‘antikraak’ in een sloopwoning in het Willemskwartier. En voortdurend was er die angst voor uitwijzing, zeker in de acht maanden dat ze in uitzetcentrum Ter Apel verbleven. Redders in nood waren sympathisanten én vluchtelingenwerk, dat zorgde voor leefgeld en spulletjes. Toen ze achttien werd, moest XiaoJun Huang haar opleiding tot apothekersassistente afbreken. “Ik wilde op stage, maar zonder legitimatie en sofinummer mag niemand je aannemen.” Dankzij het generaal pardon kon ze haar studie toch weer oppakken. Inmiddels heeft ze die afgerond, na een succesvolle stage. Xioa volgt nu een hbo-cursus pharmakunde in Utrecht, haar zusje Shao een hbo-studie Aziatische economie in Rotterdam. Moeder Yu Yi volgt de taal- en inburgeringscursus en is blij met de aan haar toegewezen woning aan de westkant van het Maas-Waalkanaal. “Eindelijk zijn we verlost van onze angst voor die klop op de deur en kunnen we ons vrij bewegen als iedereen.”
39
Guinee Conakry Cheick Condé
“Tegen mijn zin ging ik met vreemden naar bed. Om als illegaal toch een dak boven mijn hoofd te hebben.”
‘Zonder geld doe je verkeerde dingen’ Hij wil maar één ding: zijn opleiding razendsnel doorlopen en geld verdienen in de logistiek, als heftruckchauffeur. Maar vooruit, voor deze bundel aan levensverhalen wil Cheick Condé (23) nog één keer vertellen over die akelige tijd als illegale vreemdeling hier. “Omdat iedereen moet weten wat je overkomt in zo’n situatie. Je ontmoet lieve mensen die belangeloos helpen. Maar ook rotzakken, die jouw machteloosheid misbruiken. Ze weten dat je vogelvrij bent en buiten dat onbeschaamd uit.” Cheick kwam in januari 2001 als minderjarige asielzoeker naar Nederland. Hij verklaarde afkomstig te zijn uit het Westafrikaanse Guinee Conakry, waar zijn vader als hoge militair verdacht werd van betrokkenheid bij een staatsgreep. Cheick haalde op het ROC zijn startkwalificatie voor de arbeidsmarkt, maar moest zijn vervolgopleiding onderbreken toen hij in 2004 uitgeprocedeerd raakte. “Vanaf dat moment was ik vogelvrij. Dankzij de mensen op mijn oorspronkelijke opvangadres in de wijk Lankforst heb ik het gered. Zelfs nadat hen officieel was aangezegd mijn opvang te beëindigen, mocht ik op die kamer blijven wonen.” Maar dat viel op en de Vreemdelingenpolitie kwam regelmatig
‘Na drie dagen zonder eten val je voor verleidingen die je anders zou afwimpelen’
aan de deur. “Om uitzetting te voorkomen moest ik dan steeds een poos onderduiken. Dat deed ik in Rotterdam of Amsterdam, waar je als zwarte Afrikaan op straat minder opvalt.” Soms zwierf hij daar wekenlang dakloos rond. Had vaak twee, drie dagen niks te eten. “Dán ben je kwetsbaar en zwicht je voor verleidingen die je normaal gesproken zou hebben afgewimpeld. Zoals wiet halen voor toeristen als ze zelf de koffieshop niet in durven. Met die vijf euro kom je toch maar mooi de dag weer door. “ Of hij accepteerde zwart werk: dagenlang ononderbroken sjouwen in een magazijn. Om na afloop niet het afgesproken tientje per uur te krijgen, maar een habbekrats. “Ze lachen je uit als je protesteert: ‘Meneer is ontevreden? Loop dan naar de politie als je durft,’ zeiden ze dan.” “In die tijd heb ik me zelfs geprostitueerd. Ging tegen mijn zin met vreemden mee naar huis. Om een dak boven mijn hoofd te hebben. En in de hoop dat ze me na afloop wat geld meegaven. Sommige mensen zullen hun oordeel over mij nu wel klaar hebben. Maar dan vraag ik: hoe zou jij vier jaren als illegaal overleven?”
41
Afghanistan Karim Taherï
Als kind was hij in Afghanistan vaker bezig met het verdienen van een grijpstuiver op straat dan met huiswerk voor school.
Terug naar af, maar wel met 20.000 euro schuld Als jochie van zes werkte hij al in de garage van de buurman. Vloer aanvegen, gereedschap aanreiken, boodschappen doen. Dat is heel normaal in Afghanistan. Kinderen zijn daar langer bezig met het verdienen van een grijpstuiver op straat, dan met huiswerk of naar school gaan. Net acht was-ie toen een filmploeg neerstreek in zijn woonwijk. Karim Taherï was niet weg weg te slaan op de set en kreeg warempel een rolletje. De gedachte ‘dát wil ik later worden’, zette zich vast in zijn hoofd. Inmiddels is hij 30 en die dagdroom koestert hij nog steeds. “Ik heb 3500 Bollywoodfilms bestudeerd. Kan daardoor goed acteren in cultfilms, of in een tv-soap over allochtonen”, zegt de Afghaan die pas in de herkansing een verblijfsvergunning voor Nederland kreeg. Karim was de taliban beu. Voor “belachelijk veel geld” kocht hij in 2000 een plaatsje in de vrachtwagen van een mensensmokkelaar. “Dagenlang lag ik verborgen onder een partij goederen. In het donker, in een benauwde ruimte.” Soms moest hij overstappen, nu eens in een busje, dan in een Mercedes met geblindeerde ramen, of opnieuw in een truck. Na een maand verstoppertje spelen werd hij gedropt. “Nederland bleek mijn eindbestemming.”
Na het generaal pardon aast Karim op een rolletje in een televisiesoap
Karim kreeg vrij snel een voorlopige verblijfsvergunning, met werkpermissie en een woning. Ging ‘wit’ aan de slag in een kippenslagerij: “Elke werkdag telde ik mijn productie aan de lopende band.” De teller stond op 4,4 miljoen kipfilets toen hij zijn baan verloor door een misverstand met Justitie: hij was verhuisd en miste de oproep voor de zitting over zijn definitieve verblijfsvergunning. Als reactie op dat verzuim werd zijn vergunning met onmiddellijke ingang ingetrokken. Diezelfde dag al was Karim illegaal en dus zijn inkomen kwijt. Maar huur, telefoon- en energierekening liepen nog even door. En omdat hij een sofinummer had, wist ook de ziektekostenverzekering hem nog te vinden. Zo bouwde hij voor 1 15.000 aan schuld op. Via dwangbevelen van deurwaarders liep dat totaal vlug op tot 1 20.000. De pardonregeling is nu op Karim van toepassing verklaard, mede omdat hij buiten zijn schuld afwezig was op die rechtszitting. “Maar die financiële schuld blijft staan. Die moet ik nu eerst zien af te lossen. Liefst via een rol in Onderweg Naar Morgen, desnoods met het snijden van miljoenen kipfilets.”
43
China Familie Dong
Jong Chinees gezin durft zich nu pas openlijk op straat te vertonen.
Schaduwen achter gesloten gordijnen Wenou Dong (24) en zijn één jaar jongere levenspartner Jun Ying Zhan durven zich wat vaker buiten te vertonen nu het generaal pardon voor hen geldt. Dat werd tijd ook, want wegwijs in Nijmegen zijn deze ouders van drie kinderen bepaald niet, ook al leefden ze hier vijf jaar als illegaal voordat het pardon hen ‘redde’. Ze verscholen zich voornamelijk binnenshuis, meestal bij Chinese gastgezinnen. Dat waren dan kennissen van kennissen uit het Opvangcentrum voor Asielzoekers waar ze eerst zaten. Al waren die helpers nog zo krap behuisd, altijd hadden ze wel een plekje waar een extra (lucht)bed paste voor een week of langer. Wenou: “En anders bleef iemand op de bank slapen.” De Stichting Gast (Geef Asielzoekers een Toekomst) kwam ter ore dat een jong, illegaal gezin met inmiddels drie kinderen zo van huis naar huis zwierf. De Stichting, gefinancierd uit giften, regelde voor hen een woning op de Hatertse Hei en 80 euro leefgeld per week. Maar daarna durfden ze nog steeds amper de deur uit. Bang te worden opgepakt als iemand vroeg naar hun identiteitspapieren. “Onze voornaamste bezigheid was binnen zitten hopen op een gunstig besluit van de regering.” Onafhankelijk van elkaar kwamen Wenou en Jung Ying acht jaar
‘Nooit deden we iets of iemand kwaad. We hielden het vol voor onze kinderen’
geleden als minderjarige asielzoekers hier aan. Ze leerden elkaar kennen in het Opvangcentrum in Zwolle, werden verliefd en zwoeren dat ze zich nooit, nooit zouden laten terugsturen. Hun vluchtverhalen maakten weinig indruk en op hun achttiende verjaardag waren ze automatisch uitgeprocedeerd. Toen begon hun zwerftocht langs talloze adresjes. Kimberly (nu 5) werd geboren, daarna Diana (4), later Sam (anderhalf). Een ziektekostenverzekering hadden ze niet. Medische hulp kregen ze van artsen en verloskundigen die sympathiseerden met de Stichting Gast. “Het generaal pardon was de enige oplossing voor gezinnen als het onze. We hoeven nu niet meer te leven als schaduwen achter gesloten gordijnen. We mogen nu een taalcursus volgen, werken en onze toekomst zelf vorm geven.” Ze zijn ongeschoold maar bereid tot elk werk. Het liefst wordt Wenou chauffeur. Taxi, bus, vrachtauto, dat is hem om het even. Daarom wil hij na de taal- en inburgeringscursus zoveel mogelijk rijbewijzen halen. “Hoe slecht onze vooruitzichten ook waren, nooit deden we iets of iemand kwaad. Later willen we tegen de kinderen kunnen zeggen: Doe als ons, blijf zelfs in beroerde situaties netjes. Door dat te doen, hebben we deze kans gekregen in het leven.”
45
Sierra Leone Abdullaye Jalloh
Hij werkte, betaalde sociale premies en belasting, maar valt buiten generaal pardon.
Velen mogen blijven, maar Abdu niet Hij spreekt vloeiend Nederlands; haalde zijn startkwalificatie voor de arbeidsmarkt op het ROC; had werk en een sofinummer; betaalde belasting en sociale premies; zegt met een beleefd hoofdknikje ‘gezondheid’ als aan het tafeltje naast ons iemand in een niesbui schiet; gaat voornamelijk om met Nederlandse vrienden; heeft een blanco strafblad; speelde basketbal bij Wild Cats en trainde de ukkies van Joy-M in Malden. De regering zou Abdullaye Jalloh (23) kunnen voordragen als hét voorbeeld voor asielzoekers: kijk eens, zo goed ingeburgerd kun je zijn, al na een paar jaar in Nederland. Maar dat gebeurt dus niet. Abdu moet het land uit. Het generaal pardon geldt niet voor hem. De reden? Hij voldoet aan alle voorwaarden, op één na: Abdu arriveerde niet vóór de datum 1 april 2001, zoals de regeling eist, maar op 26 januari 2002. Zijn verblijfsvergunning eindigde formeel op 19 november 2008. Vanaf dat moment moest hij ófwel meewerken aan uitzetting naar zijn geboorteland Sierra Leone, ófwel als illegaal zien te overleven. Abdu koos voor dat laatste. Uit angst te worden opgespoord, houdt hij zijn verblijfplaats geheim. Abdu, die destijds als minderjarige asielzoeker (ama) bij de IND aanklopte, is nu volledig aangewezen op de barmhartigheid van derden. “En dat alleen maar omdat er in 2007 een fout is gemaakt bij de laatste
Wanhoopsoffensief van vrienden tegen uitwijzing wil maar niet slagen
check voor de afgifte van mijn definitieve verblijfsvergunning”, zegt Abdu. Een controleur nam een finale taaltest bij hem af, om te zien of hij wel echt uit Sierra Leone kwam. “Zelf kwam die tolk uit buurland Guinee. Hij praatte madingo, terwijl wij thuis krio praten. Hij verklaarde dat ik uit Mali kwam en dat werd mij fataal. Had die tolk die fout niet gemaakt, dan had ik al in 2007 een paspoort gehad. Nu was ik afhankelijk van het generaal pardon en daarvoor was ik een half jaar te laat hier.” Abdu vindt het oneerlijk: “De IND beweert nu dat ik uit Mali kom, maar als ze me vinden, willen ze me uitzetten naar Sierra Leone. Dat is toch krom?” Kans op heropening van de procedure is er niet. Wat Abdu hooguit kan doen, is een verzoek indienen bij de regering om op humanitaire gronden te mogen blijven. Maar dat moet stevig onderbouwd zijn. Vrienden, pleegouders, collega’s, medesporters, buren en ex-docenten hebben nu in brieven verklaard dat Abdu in elk stadium van zijn verblijf een prettige medelander was. Ze hebben die verklaringen samengevoegd tot een petitie in de vorm van een tijdsbalk. Die laat zien dat Abdu zich in de loop der jaren heeft ontwikkeld tot voorbeeldig landgenoot, maar dan wel een zonder bestaansrecht. Abdu: “Als die petitie geen indruk maakt in Den Haag, raak ik vroeg of laat verloren.”
47
Zuid-Sudan Abdo Hassan
“Ik zat acht maanden vast op de detentieboot, mijn vrienden bleven schrijven.”
‘Een rotmens stuur je toch geen wenskaart’ “Heftruckchauffeur. Dat word ik het liefst. Of anders schilder. Fietsenmaker is ook best. Met een baan als glazenwasser of schoonmaker ben ik net zo blij. Als ik maar werk krijg. Ik wil mijn eigen kost verdienen. Zodat ik iets terug kan doen voor al die lieve mensen die me zo lang geholpen hebben.” Abdo Abdulrahim Hassan is klein en tenger van postuur. Hij ziet er jongensachtig uit voor zijn 34 jaar. Dat komt door de aandoenlijke, natuurlijke glimlach die geen seconde van zijn gezicht te branden is. “Abdo lacht altijd”, zegt de vriendengroep uit het Willemskwartier die hem beurtelings van de straat hield in de jaren dat hij hier als illegaal rondscharrelde. Aan zijn opgeruimde indruk lees je niet af hoe moeilijk zijn jeugd moet zijn geweest. School? Abdo heeft in zijn kinderjaren nooit een klaslokaal van binnen gezien. Als baby hing hij op de rug van zijn moeder tijdens het werk op de koffieplantage van zijn vader in Zuid-Sudan. En vanaf het moment dat hij kon lopen, werd hij ingezet bij de bonenpluk. Abdo is analfabeet gebleven. De taalcursus Nederlands, die hij sinds enkele maanden verplicht volgt, vraagt het uiterste van hem. Maar hij bijt zich er doorheen. “Ik ben ontzettend blij dat
Hij accepteert elke baan waarmee hij de kost kan verdienen
ik op de valreep een verblijfsvergunning heb gekregen. Doe dus mijn best om jullie taal te leren, want hier wil ik voor altijd blijven wonen.” Hoe hij het kapitaaltje bij elkaar verzamelde waarmee hij een plekje kocht op het smokkelschip dat hem in 1998 naar Rotterdam bracht, blijft onduidelijk. Abdo zegt dat hij hard gespaard heeft in de jaren dat hij in een gehuurde Mitshubishi pick-up vrachtjes bezorgde in zijn land, totdat de oorlog uitbrak. Enfin, zijn asielaanvraag werd na drie jaar aarzelen afgewezen en Abdo zat uiteindelijk zelfs acht maanden vast in Rotterdam, op de detentieboot Stockholm, in afwachting van uitzetting. Daaraan ontsnapte hij op de valreep, doordat nét op tijd het pardon van kracht werd. Hij laat een stapel wenskaarten van twintig centimeter dik lezen, gekregen van Nederlandse vrienden in die maanden dat hij vast zat. “Als illegaal kreeg ik nooit met iemand ruzie, nooit een boete. Hielp veel Nederlanders juist met klusjes in huis. Van hen kreeg ik deze lieve post. Die hadden ze toch nooit verzonden als ze mij hadden leren kennen als een rotmens?”
49
Somalië Familie Nour Farah
Zijn drie kinderen weten nu pas zeker dat hun papa bij hen in Nederland mag blijven.
De dag waarop het geluk binnenkierde Dag en nacht was er die angst: mag papa bij ons blijven, of komen ze hem op een kwaad moment ophalen, om terug te sturen naar Somalië? En hoe vaak moet mama solliciteren, voordat ze een baan krijgt en we geld hebben voor speelgoed of een dagje naar een pretpark? Toen kwam de dag waarop het geluk als een zonnestraal binnenkierde bij de Nour Farahs in Hatert. “Om 12.00 uur kregen we een telefoontje dat het generaal pardon ook geldt voor mijn man. Twee uur later hoorde ik dat ik zelf was aangenomen voor de baan waar ik naar had gesolliciteerd”, zegt Ayan-Idle. “Zoveel geluk op één dag, na jaren van spanning en onzekerheid. Voor ons jonge gezin begon die dag onze toekomst.” Zij is getrouwd met Ahmed (39) en moeder van hun zoontjes Kader (8), Warsana (3) en hun dochtertje Tousan (4). Ayan-Idle kwam begin jaren negentig als minderjarige asielzoeker vanuit Somalië naar Nederland, samen met een broertje. Ze volgden school en taallessen en kregen een Nederlands paspoort op het moment dat ze 18 werden. Ayan-Idle leerde Ahmed hier pas kennen. Hij kwam pas zes jaar later dan haar hierheen. Ze ontmoetten elkaar voor het eerst bij
‘Ik wil het beste voor mijn gezin. Daarom accepteer ik alle werk onder mijn niveau’
wederzijdse kennissen, kregen verkering en trouwden in 2000. Op dat moment liep het asielverzoek van Ahmed nog steeds. Ze gingen er vanuit dat het huwelijk de zaak wel zou bespoedigen, maar het politieke klimaat voor nieuwkomers sloeg om. Ahmed raakte uitgeprocedeerd en werd gesommeerd terug te keren naar Somalië, waar de situatie volgens de regering veilig genoeg was. Ayan-Idle: “Inmiddels hadden we drie kinderen, die net als ik een Nederlands paspoort hadden. Ze belden aan en zeiden dat alleen Ahmed naar het uitzetcentrum in Ter Apel hoefde!” Na een bange week werd hij vrijgelaten. Het generaal pardon was op handen en Ahmed voldeed aan alle voorwaarden. Ayan-Idle werkt nu bij de formulierenbrigade van Interlokaal: mensen helpen met de afwikkeling van hun papierwinkel. Ahmed was als illegaal huisman, maar is gediplomeerd boekhouder. “Pas als ik de taal perfect spreek, vind ik werk in dat vak. Toch wil ik nu al het beste voor mijn kinderen. Daarom doe ik voorlopig productiewerk in ploegendienst, trouwens meteen al vanaf de week waarin ik mijn werkvergunning kreeg.”
51
Afghanistan Fahad Hemmat
“De IND verdacht me ervan dat ik met de Russen had gevochten in de strijd tegen de mudjahedien.”
Van helikopterpiloot tot taxichauffeur Hij komt uit de hoofdstad Kabul en kreeg van zijn ouders - heel ongebruikelijk in Afghanistan - de kans om diploma’s te halen. Met vlijt en intelligentie verdiende Fahad Hemmat zelfs een studiebeurs in de Sovjet Unie. Hij volgde de opleiding tot helikopterpiloot in de ‘bevriende natie’. Het was in de jaren dat de USSR Afghanistan bezet hield. “Ik had er mijn vliegbrevet nét gehaald, toen de Russen zich terugtrokken. Ik werd uitgewezen, maar terug in Kabul pakte het nieuwe regime mij op vanwege collaboratie met de vijand. Een invloedrijke neef wist bewakers om te kopen. Zo kwam ik uit de gevangenis.” Dezelfde neef betaalde 10.000 dollar aan een mensensmokkelaar. “De reis naar West-Europa, met negen andere asielzoekers, duurde bijna drie maanden. We stapten van de ene in de andere vrachtwagen. Soms zaten we twee weken opeengepakt in een kamer, half uitgehongerd te wachten op het vervolg van de trip.” De IND stond niet te vlaggen toen Fahad in 1999 aanklopte voor een verblijfsvergunning. “Ze verdachten me ervan dat ik als piloot had gevochten tegen de mudjahedien. Maar nooit was ik betrokken bij gevechtsacties, was nét klaar met mijn training toen de Russen zich terug trokken. Na vijf jaar geloofde de IND mijn verhaal, maar toen was
‘Wie het beter heeft, sleept zijn vrienden door slechte tijden heen. Zo gaat dat bij ons’
het opeens: je kunt wel terug, want de taliban zijn verdreven en de situatie is weer veilig voor jou.” Dat was geen optie voor Fahmad: “De politiek in Afghanistan kan elk moment omslaan als het blad aan een boom.” Liever koos hij ervoor als illegaal onder te duiken, in afwachting van betere tijden, binnen een netwerk van Afghaanse kennissen dat hem voorzag van onderdak, eten en kleding. “Bij ons is dat vanzelfsprekend. Wie het goed heeft, helpt de ander. Desnoods geef je een vriend drie jaar lang onderdak. Iedereen beleeft in zijn leven vette en magere jaren. Stél dat mijn neef straks bij mij aanklopt: dan doe ik met plezier het dubbele voor hem, als hij tien jaar geleden voor mij.” Het generaal pardon is op hem van toepassing verklaard. Op een baan als piloot rekent Fahad niet meer, nu hij zijn veertigste levensjaar heeft bereikt. “Na zes maanden niet vliegen, verlies je al het brevet en een nieuwe opleiding duurt me te lang. Ik ga voor taxichauffeur. Alles is beter dan niets doen. Dat heb ik ervaren in die lege jaren als illegaal. Ik ben blij dat ik eindelijk mág werken.”
53
Wie is bezorgd om een verdwenen illegaal?
Het generaal pardon heeft geen einde gemaakt aan de schrijnende situatie van een grote groep illegalen die net buiten deze regeling is gevallen, weet huisarts Maria van den Muijsenbergh. Waar mag Miriam zijn? Is ze nog in leven? En haar twee dochtertjes van 4 en 6? Die moeten nu echt behandeld worden tegen hun sikkelcelziekte, een veelvoorkomende vorm van bloedarmoede in Afrika. Ze zijn nu al maanden niet in haar praktijk geweest. Dus maakt dokter Maria van den Muijsenbergh zich zorgen. Als enige, zo lijkt het. Want verder lijkt nagenoeg niemand dit spoorloos verdwenen gezin te missen. “Miriam moet nu 32 zijn. Ze kwam jaren geleden uit Angola, zwierf illegaal door Nederland, zocht onderdak en vond dat bij mannen die er iets voor terug wilden.” Meestal duurde zo’n relatie hooguit een paar maanden. De laatste tijd leek het haar beter te gaan, met iemand uit Nijmegen. Maar nu is ze ook door hem mishandeld. En de straat opgeschopt toen ze zwanger bleek. “Ze zat hier radeloos in de spreekkamer, haar dochtertjes speelden onder mijn bureau. Abortus wees ze af vanwege haar geloof, maar vroeg zich af hoe ze een derde kind in leven kon houden. Daarna heb ik Miriam nooit meer gezien. Haar laatste vriend zegt dat ze met de noorderzon vertrokken is. Klopt dat? Is ze opnieuw aan het zwerven geraakt? Heeft ze nu in een andere stad een nieuwe vriend? Zijn ze vermoord? Niemand die het met zekerheid weet en niemand die het uitzoekt. Want volgens alle Haagse logica is het probleem van een ongewenste vreemdeling vanzelf opgelost als die ‘met onbekende bestemming’ verdwenen is.” Het verhaal van Miriam is er één van de vele die de huisarts kwijt wil. Van den Muijsenbergh is vertrouwenspersoon van veel illega-
len in deze regio. “Dat is zo gegroeid in de loop der jaren.” Volgens haar heeft het pardon geen einde gemaakt aan alle probleemgevallen. “In mijn praktijk zie ik nog steeds tientallen illegalen: kanslozer, wanhopiger en afhankelijker dan ooit. Ze kunnen geen kant op. In het thuisland is ooit het complete familiekapitaal gestoken in hun smokkelroute naar het Westen, in de hoop dat ze hier permanent voor inkomsten gingen zorgen. Dat is mislukt. De voortrekker van de familie wordt tegengehouden als ‘ongewenste gelukszoeker’. Schaamte, angst voor represailles en onvermogen om in het thuisland een herstart te maken, dwingen hen hier te blijven. Maar de kansen zijn kleiner dan ooit. Sinds het generaal pardon overheerst de mening dat het mooi geweest is met het uitstrooien van verblijfsvergunningen en sofinummers.” Van den Muijsenbergh ervaart dat momenteel ernstig misbruik wordt gemaakt van de positie van deze illegalen. “Ik zie zwart werken tegen hongerloon, prostitutie en semi-prostitutie waarbij een vrouw een poos onderdak krijgt in ruil voor seksuele diensten.” De huisarts vindt dat beter nagedacht moet worden over een oplossing voor deze wantoestanden. “Ook al uit het oogpunt van volksgezondheid. Ik zie mensen met tbc, geslachtsziekten, hepatitis en zware psychische klachten die op het punt staan om te escaleren in wanhoopsdaden tot zelfmoord toe.” De meeste gebleven illegalen komen uit zwart Afrika en OostEuropese landen buiten de EG. En dan zijn er nog de Turkse en Marokkaanse meisjes. Ooit naar Nederland gehaald en uitgehuwd aan een veel oudere achterneef. Ze zijn weggelopen maar kunnen nergens heen om een evenwichtig leven op te bouwen. “De familie thuis wil niets meer met hen te maken hebben, toch moeten ze
volgens de wet terug. Zijn we nog wel een beschaafd en weldenkend land, als we voor zulke schrijnende gevallen geen oplossing meer kunnen bedenken?”
Uitgespuugd door familie, niet welkom hier In het West-Afrikaanse Guinee krijgt een 26-jarige ongehuwde moeder van een ziekelijk zoontje contact met een toerist. Zij vertelt hem dat haar moeder haar wil uithuwelijken aan een oude oom. De Nederlander belooft haar een betere toekomst en betaalt haar vliegticket. Hij belooft haar werk, maar ze wordt opgesloten in een huis en verkracht; door vrienden van haar ‘weldoener’, die zich daarvoor laat betalen. De vrouw vlucht en komt na omzwervingen bij Van den Muijsenbergh terecht: “Zij was besneden, waardoor de verkrachting ook veel fysieke schade toebracht. Ze was ingescheurd, had geslachtsziekte en was psychisch een wrak. Terug naar Afrika kon niet, want ze had haar familie te schande gemaakt door die oom te weigeren. Maar haar vluchtverhaal was geen reden voor een verblijfsvergunning. Ze leeft hier nu illegaal en wordt opgevangen door landgenoten. In een te klein flatje. Dat blijft niet goed gaan.” Verzin nu maar eens een oplossing, zegt de huisarts. “Extra pijnlijk is dat haar zoontje is achtergebleven bij een vriendin. Ze wilde hem pas laten komen als hier alles op orde was. De jongen lijdt aan epileptische aanvallen, als gevolg van zuurstofgebrek tijdens de bevalling die zwaar was door de besnijdenis. Hij heeft medicijnen nodig, maar ze vreest dat haar vriendin die niet meer koopt nu ze geen geld kan overmaken.”
55
Inhoudsopgave
Voorwoord
3
‘Mijn leven stond tien jaar lang stil’
31
Inleiding
5
Hoe een diepgelovig gezin uit elkaar viel
33
Geen legitimatie? Dan ook geen vaderschap
7
‘God begreep mijn wanhoopsdaden’
35
Eindelijk voelt Abdu zich écht welkom in Nijmegen
9
‘Ik hoef niet zo nodig in Nederland te blijven’
37
Te lang, te vaak heen en weer tussen hoop en vrees 11
Altijd angst voor die klop op de deur
39
Ongeschoold maar absoluut niet dom
13
‘Zonder geld doe je verkeerde dingen’
41
‘Zwartwerken was mijn redding’
15
Terug naar af, maar wel met 20.000 euro schuld
43
Een ander schietgebedje voor Janneke
17
Schaduwen achter gesloten gordijnen
45
Als je levenslang vluchteling bent…
19
Velen mogen blijven, maar Abdu niet
47
Ereschuld aan talloze gastvrije pleeggezinnen
21
‘Een rotmens stuur je toch geen wenskaart’
Net op tijd vrij voor de geboorte van zijn zoontje
23
De dag waarop het geluk binnenkierde
51
Toiletjuffrouw hoopt op heel veel overuren
25
Van helikopterpiloot tot taxichauffeur
53
Gouden toekomst voor hardwerkende Armeniërs
27
Wie is bezorgd om een verdwenen illegaal?
54
‘Belasting betaal ik graag en zonder mopperen’
29
49
allemaal Dé Nijmegenaar bestaat niet. Iedere Nijmegenaar heeft een eigen verhaal, bijvoorbeeld over zijn afkomst, achtergrond, leefstijl of generatie. Omdat we allemaal stadgenoten zijn en met elkaar
samenleven, is het belangrijk dat we elkaar leren kennen, van elkaar
nijmegenaren kunnen leren en elkaar respecteren. Dat kan alleen wanneer je meer
van elkaar weet. De serie ‘Allemaal Nijmegenaren’ biedt ons daarom een kijkje achter de schermen in het leven van stadgenoten.
allemaal
nijmegenaren
2