Beknopt Beleidsplan stichting Kind en Onderwijs Rotterdam, Periode 2012-2016 Rotterdam heeft relatief veel arme en laag opgeleide inwoners met een sociale index van 5,5 in 2012. Het relatief lage opleidingsniveau en de relatief hoge werkeloosheid zorgen voor een gemiddeld laag inkomen per inwoner van de stad. Rotterdam heeft een groot percentage laag opgeleide bevolking maar wel een hoogwaardige economie met veel hoogwaardige banen. Eén derde van deze banen wordt vervuld door inwoners van de stad. Het merendeel wordt vervuld door mensen van buiten Rotterdam; met name de regiogemeenten. Door de grote instroom van kansarme bevolkingsgroepen ontstaan sociaal, culturele en maatschappelijke spanningen in bepaalde delen van de stad. De sociale cohesie raakt daardoor uit balans. De gemeente Rotterdam zet daarom sterk in op inburgering, veiligheid, onderwijs en jeugd. Door de toetreding van Oost-Europese landen tot de Europese Unie verwacht Rotterdam een toename van goedkope laagopgeleide mensen uit deze toegetreden landen. Zij vormen concurrentie op de arbeidsmarkt. In de deelgemeenten waar de scholen van K&O staan is de verdeling over nationaliteiten zeer verschillend. Zo heeft de wijk Kralingen 93% Nederlandse ouders terwijl Bospolder 21% Nederlandse ouders heeft en een keur aan andere nationaliteiten. De verwachting is dat in 2024 gemiddeld 75% allochtoon is in Rotterdam.
Beleidsthema’s De stichting Kind en Onderwijs Rotterdam volgt de ontwikkelingen op landelijk en gemeentelijk niveau nauwgezet. Zo is er sprake van: -
sterke nadruk vanuit de overheid op opbrengsten van de school; belang van scholing van directeuren en personeel; verhoging van ouderbetrokkenheid; discussie rond het opheffen van scholen met minder dan 100 leerlingen; invoering Passend Onderwijs; wijzigingen in bekostigings- en verantwoordingssystematieken.
Hierdoor is er veel beweging in de stichting en lopen er diverse verandertrajecten. Al deze veranderingen zijn te vatten in vijf beleidsthema's: 1. Identiteit (Missie en Visie), 2. Passend onderwijs (intern en extern via Passend Primair Onderwijs Rotterdam - PPO), 3. Onderwijskwaliteit en Opbrengst gericht werken, 4. Professionaliteit 5. Personeelsbeleid en Scholing.
Met deze beleidsthema’s beweegt de stichting zich op twee niveaus. Ten eerste op het op orde brengen en houden van het primaire proces en ten tweede, op het anticiperen op huidige en toekomstige ontwikkelingen teneinde krachtig te kunnen blijven optreden in de Rotterdamse samenleving. Deze twee niveaus zijn ook zichtbaar in de aard van de activiteiten gedurende de nu voorliggende beleidsperiode: zo is er sprake van het afronden van in voorgaande jaren gestarte trajecten, continueren van lopende trajecten en , tenslotte, van het opstarten van toekomstgerichte trajecten.
1. Missie en Visie In 2012 wordt een start gemaakt met de (her-)definiëring van de Missie en Visie van de stichting. Het belang hiervan, na de laatste fusie, is de actualisering van ons gezamenlijk vertrekpunt. Het belang is ook het komen tot het formuleren van gezamenlijke ambities op het terrein van de kwaliteit van ons onderwijs, de inrichting daarvan, de positie van de ouders en de medewerkers daarbij, de inrichting van Passend Onderwijs en daarmee: de inrichting van onze organisatie. Gekozen wordt voor deze fundamentele aanpak, gegeven de veelheid van lopende projecten op diverse beleidsterreinen. Het streven is aldus te komen tot een algemene, kader stellende missie. Deze missie moet zich vervolgens concretiseren in een daarvan afgeleide Visie hoe deze onderdelen op de afzonderlijke scholen en in de gezamenlijkheid uit te leven. Het wordt daarmee niet alleen een vertrekpunt voor huidig handelen, maar is ook richtinggevend voor toekomstige ontwikkelingen en afwegingen die daaromtrent gemaakt moeten worden.
2. Passend Onderwijs Kind en Onderwijs Rotterdam maakt deel uit van het Samenwerkingsverband - SWV - Primair Passend Onderwijs Rotterdam, kortweg PPO Rotterdam. PPO hanteert voor alle scholen de aanwezigheid van een ondersteuningsprofiel. Aan de hand hiervan wordt duidelijk wat een specifieke school aan basis- en extra ondersteuning kan bieden en wanneer via het SWV extra ondersteuning moet worden geboden. De afspraken daarover zijn terug te vinden in het Ondersteuningsplan, dat het SWV voorlegt aan de Inspectie. Het SWV is verantwoordelijk voor een dekkend netwerk van (basis)onderwijsondersteuning op de aangesloten scholen, zodat alle kinderen in hun eigen woonomgeving in hun onderwijs-behoeften kunnen voorzien. Kind en Onderwijs Rotterdam zorgt er daarom voor dat de medewerkers op de scholen voldoende zijn geschoold om met verschillen in de groep om te gaan en goed onderwijs te bieden, dat kinderen voortdurend uitdaagt en de mogelijkheid biedt hun talenten te ontwikkelen. Met ingang van 1 augustus 2014 wordt op de scholen van stichting Kind en Onderwijs Rotterdam de zorgplicht ingevoerd, in het kader van de Wet Passend Onderwijs. Dat wil zeggen dat op de scholen wordt ingespeeld op de individuele onderwijsbehoeften van de leerlingen. Alle scholen moeten voldoen aan de kerndoelen en daar passend aanbod bij aanbieden. Dit aanbod moet eigentijds zijn en aansluiten bij het onderwijskundig concept. Voor leerlingen die niet het niveau “eind groep 8” halen, zorgen de scholen voor een ontwikkelingsperspectief en aangepast leeraanbod zodat deze leerlingen het voor hen vastgestelde uitstroomperspectief kunnen halen.
De Wet Passend Onderwijs geeft via het referentiekader aan hoe de leerlingenzorg moet zijn georganiseerd, in samenspraak met de ouders, als ervaringsdeskundigen (op weg naar educatief partnerschap). Daarbij staat het groepsplan centraal (gebaseerd op Handelings- en Opbrengstgericht Werken), met daar direct aan gekoppeld de individuele ontwikkelingsprofielen voor kinderen met extra/aanvullende onderwijsbehoeften. Op dit moment is dat al standaard voor alle leerlingen op onze SBO-scholen. Op onze reguliere basisscholen zal per 1 augustus 2013 ook voor bovengenoemde leerlingen een ontwikkelingsprofiel zijn ontwikkeld. Om te zorgen dat de lijntjes zo kort mogelijk zijn, wordt veel aandacht besteed aan de verdere ontwikkeling en professionalisering van interne zorgnetwerken: MDO of ZAT (Multi Disciplinair Overleg en Zorg en Advies Team). Omdat steeds dezelfde mensen betrokken zijn (vanzelfsprekend ook van het SWV en/of CJG), kan snel worden geschakeld en is veel informatie voorhanden. Een centrale rol is hierbij weggelegd voor de Intern Begeleiders. Onze stichting zal ook in dit opzicht zorgen voor scholing en professionaliteit. Intern denkt de stichting ook na over de invulling van Passend Onderwijs, passend bij onze Missie en Visie. In beginsel zal dit zich vormen rond een wijk-organisatie, waarin zowel reguliere als SBOscholen nauw samenwerken in de uitwisseling van personeel en/of expertise, in de ondersteuning van leerling en leerkracht waar bijzondere inzet, begeleiding of zorg nodig is. In dat kader wordt gesproken over zogenaamde Kringen van Passend Onderwijs. Belangrijk aspect vanuit de identiteit van de organisatie, is de gerichtheid op de betrokkenheid van de ouders bij hun kinderen, hun leerprestaties, en de school. Niet alleen een wezenlijk onderdeel in de bepalingen binnen de wet op het Passend Onderwijs, maar een onlosmakelijk verbonden eigenheid van onze stichting. Het is aan de scholen hoe zij, op hun wijze en in hun situatie, invulling geven aan dit thema Ouderbetrokkenheid. Om inzicht hierin te krijgen, om waar mogelijk van elkaar te leren of bij te sturen, vindt in schooljaar 2013/2014 een 0-meting naar de situatie van de ouderbetrokkenheid binnen onze stichting plaats. De uitkomsten van deze metingen zullen aanleiding geven tot verandertrajecten op de afzonderlijke scholen, maar mogelijk ook in de samenhang, op wijkniveau.
3. Onderwijskwaliteit Opbrengstgericht werken is o.a. op Stichtingsniveau opgepakt. Het is belangrijk dat dit onderwerp voor de komende jaren verder wordt uitgewerkt. Daartoe zal op elke school van de stichting een 0meting worden uitgevoerd in schooljaar 2011/2012. De uitkomsten van deze metingen zullen leiden tot individuele verbeterplannen en acties voor de scholen. Hoe dan ook geldt dat op stichtingsniveau de tussenopbrengsten en de eindopbrengsten van de scholen worden verzameld en in overzichten verwerkt. De gegevens worden geanalyseerd en vormen de basis voor het evalueren van de ontwikkelingen op het terrein van de verdere verbetering van de onderwijskwaliteit. Het geambieerde niveau ligt daarbij boven dat van de Onderwijsinspectie in haar basis-niveau. Voor deze en komende beleidsperiode is gesteld dat dit niveau in gemiddelde zin niet meer mag afwijken van dat van het landelijke gemiddelde. De scholen die onder de Stichting vallen hebben allen hun eigen onderwijskundig concept. In de keuze van het concept zijn zij vrij en dat willen wij zo laten. Wij willen kinderen zo goed mogelijk begeleiden in het onderwijs zodat ze uitstromen op het voor de leerling hoogst haalbare niveau. Daarvoor stellen we ambitieuze maar reële doelen. De onderwijskundige concepten moeten daar aan bijdragen, door te werken aan hoge resultaten en hoog leerrendement, passend bij de leerlingen
van de school. Reeds eerder was bekend dat zogenaamde referentieniveaus ingevoerd zouden worden. In de nieuwere methoden wordt dan ook toegewerkt naar de referentieniveaus. Voor de scholen van de stichting is het van belang dat zij nagaan of hun methodes voldoen aan de referentieniveaus. Vanaf schooljaar 2014-2015 verzamelt de stichting ook de toetsresultaten die deze referentieniveaus vaststellen en brengt dit onder in de kwaliteitssystematiek. De stichting vindt dat een elektronische leeromgeving kan bijdragen aan de uitstroommogelijkheden van leerlingen. Het middel dat we hiervoor willen gaan gebruiken heet Cloudwise. De elektronische leeromgeving die we gaan creëren moet leerkrachten de ruimte geven om hun lessen in voor te bereiden en leerlingen de mogelijkheid geven de lessen te genieten. Verwerkte oefenstof kunnen leerlingen digitaal inleveren bij de leerkracht en kan digitaal worden nagekeken. Verwerkte oefenstof blijft in het systeem beschikbaar en kan te allen tijde worden ingezien. Voor ouders en onderwijsinspectie kan zo altijd worden aangetoond op welke wijze er aan leerdoelen is gewerkt en waarom een leerling deze doelen wel of niet heeft behaald. Discussie, evaluatie en/of advies t.a.v. gegeven lessen kan tussen IB/directie-leerkracht, leerkrachten onderling, ouders-leerkracht of welke participant ook op lesniveau per individuele leerling worden gevoerd.
4. Personeelsbeleid en scholing Kind en Onderwijs ziet zich genoodzaakt in te spelen op ontwikkelingen en tendensen in onze maatschappij die de koers van de organisatie mede bepalen. Dit vraagt om aanpassingen in de huidige wijze van sturen en daarmee om herbezinning op de huidige wijze van vormgeving en uitvoering van het personeelsbeleid tot nu toe. De organisatie heeft een inhaalslag te maken om zo meer wendbaar te worden voor bovengenoemde veranderingen en daarmee te allen tijde kwaliteit in haar dienstverlening te kunnen garanderen. Daarbij valt te denken aan een professionele organisatie waarbij de personeelsinstrumenten op een goede wijze worden ingezet. De stichting heeft het streven een lerende organisatie te worden. In een lerende organisatie nemen medewerkers, in alle geledingen, initiatieven om kennis en ervaring op te doen, deze worden gefaciliteerd en gewaardeerd maar ook gevraagd door de organisatie. Iedereen voelt zich gezamenlijk verantwoordelijk voor de voorhanden zijnde taken. Uitgangspunt is hierbij ontwikkelen, innoveren en onderhouden van de in te zetten beleidsinstrumenten en daarmee personeelsbeleid om zo een kwalitatief hoogstaande organisatie te realiseren en behouden. Daartoe start in het najaar van 2012 de gesprekscyclus met het afnemen van beoordelingsgesprekken bij alle medewerkers, inclusief leidinggevenden. Hierbij wordt ook beoordeeld op de mate van deskundigheidsbevordering en professionalisering. Resultante is een scholingsaanbod op stichtingsniveau, voor zittende leidinggevenden en potentiele leidinggevenden. Ook aan de “voorkant” wordt ingezet op extra investering. Het programma Opleiden in de School is een intensief samenwerkingstraject tussen Kind en Onderwijs Rotterdam en de Rotterdamse Pabo van hogeschool InHolland. Het richt zich daarop dat de leerkrachten die de lerarenopleiding hebben afgerond goed zijn toegerust om op de scholen in Rotterdam les te gaan geven. Daartoe neemt onze stichting, naast de eerste- en tweedejaars stagiaires, derde- en vierdejaars Pabo-studenten in dienst voor 0.3 wtf en verzorgt met de Pabo extra modules speciaal toegeschreven op de situatie in het Rotterdamse onderwijs.
Een ander belangrijk thema is het komen tot een stichtingsbreed mobiliteitsbeleid. Passend bij de doelstellingen van Passend Onderwijs en die van een professionele en lerende organisatie, wordt dit ingericht. In schooljaar 2013/2014 moet dit gestalte gaan krijgen. Het loopt hierin parallel met de verdere invulling van Functiedifferentiatie. Een van de grondgedachten daarbij is dat het voor zowel de organisatie als de medewerker zeer waardevol is om na verloop van tijd de werkplek te verruilen voor een ander, binnen onze stichting. Het bevordert bovendien de uitwisseling tussen de diverse scholen van onze stichting en is in lijn met onze visie over de toepassing van Passend Onderwijs: expertise naar het kind toebrengen, in plaats van het omgekeerde. Uiteraard moet hierbij het belang van de organisatie niet uit het oog verloren worden, in de zin van behoud van voldoende algemene en specifieke kennis en ervaring op school- en op wijkniveau.
5. Professionaliteit Elke school van de stichting maakt gebruik van een kwaliteitssysteem in een cyclisch proces om de kwaliteit van de school te monitoren. Daarbij is de stichting actief betrokken bij Vensters voor Verantwoording van de PO-raad. Dit instrument moet in de toekomst dienen om de kwaliteit te monitoren en te verantwoorden. Daartoe worden in schooljaar 2012/2013 zogenaamde prestatie indicatoren benoemd en gecategoriseerd. Deze externe verantwoording past bij de koers van onze stichting waarin zij transparant wil zijn over de inzet van de haar ter beschikking gestelde middelen en over de resultaten van die inzet op de leerprestaties van onze leerlingen en de ontwikkeling van de kinderen tot toegerust en volwaardig burger in onze samenleving. Omdat wij daarin breder willen gaan dan alleen verantwoording en informatie via Vensters voor Verantwoording, zal een communicatiebeleidsplan worden opgesteld voor onze stichting in schooljaar 2014/2015. Dit zal zich richten op zowel interne als externe betrokkenen. De stichting voert regelmatig de RI&E uit. De op geleide hiervan door te voeren veranderingen worden opgevoerd in de betreffende portefeuilles binnen de stichtingsbegroting. Aldus, of waar nodig via versnelde procedures, worden deze veranderingen vervolgens uitgevoerd. Waar de uitvoering van deze RI&E’s momenteel geschiedt in samenwerking met een collega-bestuur, moet vanaf schooljaar 2014/2015 sprake zijn van een eigen RI&E-protocol. Financieel staat de stichting er gunstig voor. Door de planning van de begroting te koppelen aan het opstellen van een verbeterplan voor de school worden de uitgaven gelinkt aan verbeteringen. Op geleide van het beleidsplan van de school, het schoolplan, wordt het jaarplan voor het komende jaar opgesteld. De financiële vertaling van deze acties en doelen vormt de opmaat tot de schoolbegroting. Hierdoor is het verband direct zichtbaar tussen doelen en financiën en kan gestuurd worden op resultaten van de scholen. Deze systematiek wordt in 2012 ingevoerd. De stichting tracht zoveel als mogelijk de scholen aantrekkelijk te maken en een kwalitatief hoogwaardige en veilige leeromgeving te laten zijn voor de kinderen. In onze scholen leren kinderen met moderne leermiddelen die in de toekomst via draadloze netwerken toegankelijk zijn. Van belang daarbij is om het gebruik van het schoolgebouw te relateren aan het aantal kinderen op die school, en aan de kwaliteit van het onderwijs. Aldus kan de resultante zijn dat specifieke locaties niet blijken bij te kunnen dragen aan de stichtingsdoelstelling. Het bestuur kan dan tot sluiting of samenvoeging van locaties besluiten. In 2013 zal nadrukkelijk een dergelijke analyse naar alle locaties worden
uitgevoerd, om tot een zo doelmatige inzet van middelen te kunnen komen in het ene streven: hoogwaardige kwaliteit van onderwijs voor al onze leerlingen. De manier waarop scholen zijn gehuisvest, draagt hieraan bij. Dag in, dag uit vormt de school de leer- en werkomgeving van (niet) onderwijzend personeel en de leerlingen. We stellen daarom dat al onze gebouwen moeten voldoen aan tenminste het ambitieniveau “frisse scholen”, energiezuinig zijn, duurzaam gebouwd of gerenoveerd, en door het gebruik van materialen en esthetiek een plezierige en waarde toevoegend effect hebben. Als stichting willen we dat op deze wijze de leerlingen in een veilige en gezonde omgeving optimaal leren en zich ontwikkelen, waar ze zich thuis en geborgen voelen, en dat de medewerkers fit, toegerust en gezond hun werk kunnen doen.
Leerdicht De wereld is van iedereen En kennis is de kracht Die het leven glans verleent Kennis en verstand Waartoe leeft de mens op aarde? Waartoe dooft het water vuur? Hoe verklaart u het gebruik van Krokodillentranen? Antwoord vinden op die vragen Middels kennis en verstand Is het doel waarnaar wij streven Ongeacht geloof of ras De school belichaamt voor ons allen De triomf van het verstand Over het instinct der dieren Kennis geeft ons macht En dat is mooi en dat is prachtig Mits we een ding niet vergeten; Kennis is niets zonder geweten Pas het geweten maakt ons mens.
Jules Deelder