Vragen bij Leercasus Leiderschap, management en macht
Vraag 1 Bekijk de Leerdoelen die bij deze casus horen. Beantwoord daarna de vraag. Geef per doel aan of je dit al beheerst, waarbij N = nee, O = om verder te ontwikkelen en J = ja. Vul achter de nummers van de doelen in: N, O of J. Typ het antwoord in in het antwoordformulier. * Uitprinten om te bewaren
Vraag 2 Bij deze vraag gaat het over je eigen ervaring en je mening daarover. Bij deze vraag krijg je dan ook geen feedback. Haal jezelf een echte leider voor de geest. Geef aan waarom je deze man of vrouw een goede leider vindt. Typ het antwoord in in het antwoordformulier.
Vraag 3 Lees de tekst Inzicht in leiderschap, nuttig? en beantwoord daarna de vraag. Voor een correct antwoord is meer dan één keuze mogelijk. Welk nut heeft inzicht in leiderschapsstijlen voor medewerkers? a. Je kunt je leidinggevende beter adviseren. b. Je kunt dan beter inschatten wat je leidinggevende van je verwacht. c. Je kunt meer begrip opbrengen voor je leidinggevende. d. Dit helpt je om meer van je leidinggevende gedaan te krijgen.
Vraag 4 Lees in het Basisboek Werken in een organisatie het hoofdstuk Leiderschap, met name de paragraaf Managementstijlen en beantwoord daarna de vraag. Benoem elk van de vijf managementstijlen in de casus. Maak dus vijf juiste combinaties van fragment en managementstijl. Scène 1 Pia Scène 2 Peter Scène 3 Fien Scène 4 Viola Scène 5 Bert A. Democratisch E. Situationeel B. Laissez faire C. Country club D. Autocratisch
Pagina 1 van 5
Vraag 5 Lees in het Basisboek Werken in een organisatie in het hoofdstuk Leiderschap, management en macht de paragrafen Leiderschap en Managementstijlen. Beantwoord daarna de vraag. Voor een correct antwoord is meer dan één keuze mogelijk. Wie van de leidinggevenden oefent nadrukkelijk teamleiderschap uit? a. Pia b. Peter c. Fien d. Viola e. Bert
Vraag 6 In een organisatie is een veranderingsproces gaande in het kader van een fusie. Er moeten harde besluiten komen. Ook is er veel onrust en is het nodig dat er naar de mensen wordt geluisterd. Wie van de leidinggevenden in de casus zou bij uitstek geschikt zijn voor het vervullen van een leidinggevende rol bij zo'n veranderingsproces? a. Fien b. Pia c. Viola d. Bert
Vraag 7 Lees in het Basisboek Werken in een organisatie in het hoofdstuk Leiderschap, management en macht, met name de paragraaf Managementstijlen. Beantwoord daarna de vraag. Al tijden is de sfeer op de afdeling niet goed. Er is een conflict tussen medewerkers. Welke managementstijl is voor deze situatie het meest geschikt? a. Autocratische managementstijl b. Democratische managementstijl c. Laissez faire managementstijl d. Country club managementstijl
Vraag 8 Een leidinggevende moet een medewerker slecht nieuws brengen; hij moet de medewerker ontslaan en een toelichting geven op het ontslag. Wie van de leidinggevenden zou dit het gemakkelijkst afgaan, kijkend naar hun voorkeursstijl van aansturen? a. Pia b. Fien c. Bert
Vraag 9 Een medewerker zit niet lekker in haar vel en functioneert niet optimaal. Stel, Fien is in dit geval de leidinggevende. Zij wil dat de medewerker beter gaat functioneren. Hoe zou zij dit aanpakken, schat je in? a. Ze stelt de medewerker relevante vragen om precies te achterhalen wat er aan de hand is. De medewerker wordt op de juiste manier geholpen. b. Ze wacht af waar de medewerker mee komt en springt in op die informatie. Of de medewerker wordt geholpen, hangt af van de informatie waar zij mee komt. c. Ze zegt de medewerker wat er moet gebeuren. Zij helpt hem door de juiste oplossingen aan te dragen.
Pagina 2 van 5
Vraag 10 Lees in het Basisboek Werken in een organisatie in het hoofdstuk Leiderschap, management en macht de paragraaf Managementstijlen. Beantwoord daarna de vraag. Voor een correct antwoord is meer dan één keuze mogelijk. Hoe kan een medewerker het beste reageren richting een leidinggevende met een autocratische managementstijl? a. Geef duidelijk aan waar je voor komt. b. Maak een afspraak voor je bezoek aan de leidinggevende. c. Doe zelf voorstellen. d. Vraag hem eerst hoe het gaat. e. Vraag hem naar zijn mening. f. Geef aan dat je wilt overleggen.
Vraag 11 Lees in het Basisboek Werken in een organisatie het hoofdstuk Leiderschap, management en macht. Beantwoord daarna de vraag. Voor een correct antwoord is meer dan één keuze mogelijk. Hoe kan een medewerker het beste reageren richting een leidinggevende met een situationele managementstijl? a. Geef duidelijk aan waar je voor komt. b. Maak een afspraak voor je bezoek aan de leidinggevende. c. Doe zelf voorstellen. d. Vraag hem eerst hoe het gaat. e. Vraag hem naar zijn mening. f. Laat je emoties zien.
Vraag 12 Lees in het Basisboek Werken in een organisatie het hoofdstuk Leiderschap, management en macht, met name de paragraaf Mens en omgeving. Beantwoord daarna de vraag. Wat zal meest waarschijnlijk gebeuren met de medewerkers van Pia, wanneer Pia en Fien opeens van managementstijl zouden wisselen? De meeste medewerkers ... a. zouden dit een bevrijding vinden en onmiddellijk zelf allerlei initiatieven ontplooien. b. zouden gefrustreerd raken en gaan vragen om meer duidelijkheid. c. zouden de mogelijkheid aangrijpen om meer te overleggen en teambuildingsactiviteiten te organiseren
Vraag 13 Lees in het Basisboek Werken in een organisatie het hoofdstuk Leiderschap, management en macht, met name de paragraaf Mens en omgeving. Beantwoord daarna de vraag. Welke van de onderstaande stijlen zal Bert het minst toepassen? a. Instrueren b. Motiveren c. Participeren
Pagina 3 van 5
Vraag 14 Lees in het Basisboek Werken in een organisatie het hoofdstuk Leiderschap, management en macht, met name de paragraaf Macht. Beantwoord daarna de vraag. Wie van de personen in de casus oefent geen formele macht uit? a. Pia b. Fien c. Viola d. Peter e. Bert f. Niet van toepassing, ieder van hen oefent formele macht uit
Vraag 15, slotvraag Lees in het Basisboek Werken in een organisatie in het hoofdstuk Leiderschap, management en macht de paragraaf Macht. Beantwoord daarna de vraag Stel, Pia krijgt problemen met haar medewerkers. Ze willen niet meer naar haar luisteren en vinden dat ze vaak ongelijk en geen verstand van zaken heeft. Welke van onderstaande beweringen is/zijn juist? 1. Pia heeft veel informatiemacht. 2. Pia moet zorgen dat ze meer expertmacht krijgt. a. Alleen bewering 1 is juist. b. Alleen bewering 2 is juist. c. Bewering 1 en 2 zijn beide juist.
Pagina 4 van 5
Antwoorden 3. b, c en d. 4. Scène 1 Pia D, Scène 2 Peter A, Scène 3 Fien B, Scène 4 Viola E, Scène 5 Bert C. 5. B en d. De overige leidinggevenden bemoeien zich te weinig met de teamleden of kunnen niet goed meerdere rollen vervullen. 6. c. 7. b 8. a. Pia is degene die het duidelijkst kan zijn. Fien zou moeilijk tot harde afspraken kunnen komen, wat zou kunnen leiden tot onduidelijkheid. Bert zou proberen het te gezellig te houden, waardoor het brengen van slecht nieuws wel erg lang kan duren. Ook deze stijl kan onduidelijkheid veroorzaken, wanneer slecht nieuws moet worden gebracht. 9. b. 10. a, b en e. Bekijk scène 1, met name het gedrag van de medewerker. 11. a, c en e. Bekijk scène 4 nogmaals, met name het gedrag van de medewerker. 12. b. Het lijkt aantrekkelijk, maar ze zijn nog niet gewend dat hun zaken niet geregeld zijn. Dit kan voor onduidelijkheid en frustratie zorgen. Over antwoord a en c: waarschijnlijk komen ze niet meteen op gang, omdat ze langere tijd niet veel zelf hebben hoeven te bedenken en te organiseren. 13. a. Deze stijl is zeer taakgericht. 14. f. 15. b. Dit heeft niets met informatiemacht te maken; informatiemacht wil zeggen dat je meer weet dan een ander. Meer expertmacht zou met zich meebrengen dat ze meer van voor de groep belangrijke onderwerpen zou afweten. De groep heeft hier kennelijk behoefte aan.
Pagina 5 van 5