RCR 2008, 80 Rb. 's-Hertogenbosch 7 mei 2008, nr. 159363 / HA ZA 07-1008 Mr. W. Schoorlemmer Rechtbank 's-Hertogenbosch (Enkelvoudige handelskamer) 7 mei 2008, nr. 159363 / HA ZA 07-1008 (Mr. W. Schoorlemmer) LJN BD1836
Trefwoord Beëindiging distributieovereenkomst voor bepaalde tijd, Opzegging, Wanprestatie
Regeling BW art. 6:2, 74, 159, 248
Essentie Door de dealer de exclusiviteitsrechten te ontnemen, tastte de leverancier een van de wezenskenmerken van de distributieovereenkomst aan. Door het beëindigen van de exclusieve dealerrechten moet de distributieovereenkomst dan ook de facto als beëindigd worden beschouwd en dit levert een ernstige toerekenbare tekortkoming van de leverancier op in de nakoming van diens verplichtingen jegens de dealer. Duurovereenkomst. Mag een distributieovereenkomst voor bepaalde tijd tussentijds worden opgezegd?
Samenvatting Aquadeck B.V., voorheen de eenmanszaak Aquadeck (‘Aquadeck’) is producent van zwembadafdekkingen. Dekobo Spain Sl (‘Dekobo’) heeft voor het rayonSpanje de exclusieve verkooprechten voor zwembadafdekkingen van Aquadeck verkregen en zich in ruil daarvoor verbonden enkel zwembadafdekkingen van Aquadeck op de markt te brengen. De exclusieve distributieovereenkomst is per 1 september 2004 aangegaan voor de duur van drie jaren en eindigt van rechtswege op 1 september 2007, behoudens verlenging. De overeenkomst
wordt automatisch verlengd, telkens voor een periode van twee jaar, indien Dekobo voldoet aan de overeengekomen omzetdoelstelling. Aquadeck is — met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden — bevoegd tussentijds op te zeggen, wanneer Dekobo in enig jaar minder dan 50% van de omzetdoelstelling, de zogenaamde minimale inkoopomzet, behaalt. Na het afblazen van onderhandelingen over een nieuwe vorm van samenwerking wordt door partijen op 8 mei een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin onder meer wordt bepaald dat Dekobo de exclusieve verkooprechten voor Spanje en Portugal behoudt. In het najaar van 2006 richt Aquadeck een vennootschap op waarmee zij rechtstreeks de Spaanse en Portugese markt gaat bedienen. Op 25 oktober 2006 laat Aquadeck aan Dekobo weten dat Dekobo op grond van een ontwikkelde nieuwe aanpak, c.q. verkoopstrategie, niet langer exclusief distributeur, maar slechts dealer van Aquadeckproducten zal zijn. Bij brief van 10 november 2006 worden Dekobo om dezelfde reden ook de exclusieve rechten voor Portugal ontnomen. Op 12 maart 2007 zegt Aquadeck de distributieovereenkomst met onmiddellijke ingang op. Als reden wordt onder andereaangevoerd het niet behalen van de minimaal voorgeschreven omzetdoelstelling, het slechte betalingsgedrag, een verslechterde onderlinge verstandhouding en het feit dat het rayon te groot zou zijn om door een enkele dealer te worden bediend. Dekobo vordert schadevergoeding op grond van wanprestatie en onrechtmatige daad van Aquadeck, nader op te maken bij staat en veroordeling in de proceskosten en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. Aquadeck stelt dat het haar vrij stond om eerst de exclusiviteit op te zeggen en later ook de distributieovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen. Rb.: Als uitgangspunt heeft ten aanzien van duurovereenkomsten voor bepaalde tijd te gelden dat deze tussentijds niet kunnen worden opgezegd, behoudens daartoe getroffen voorzieningen in de overeenkomst dan wel onvoorziene omstandigheden die met zich brengen dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid instandhouding van de overeenkomst tot het overeengekomen tijdstip niet kan worden gevergd. Door het beëindigen van de exclusieve dealerrechten van Dekobo voor Spanje en Portugal per 25 oktober 2006 moet de distributieovereenkomst de facto als opgezegd worden beschouwd. Met het ontnemen van de exclusieve rechten werd een van de wezenskenmerken van de distributieovereenkomst aangetast, namelijk het recht om in de betreffende landen als enige de zwembadafdekkingen op de markt te mogen brengen, vrij van concurrentie van derden. Dekobo heeft haar bedrijfsstrategie en bedrijfsvoering ingericht op het bewerken en bedienen van deze markt, afgezien van het zich bezig houden met concurrerende producten waardoor zij in hoge mate afhankelijk werd van het succes van de Aquadeckproducten in de haar toegewezen afzetgebieden. Het stond Aquadeck niet vrij om de exclusiviteit op te zeggen, nu zij destijds geen beroep heeft gedaan op de contractuele opzeggingsgrond (daaraan refereert de brief van 25 oktober 2006 namelijk niet) en er geen sprake was van feiten of omstandigheden die — afzonderlijk of in onderling verband — met zich brengen dat van Aquadeck op grond van de redelijkheid en billijkheid niet langer kon worden gevergd dat zij de overeenkomst met Dekobo zou voortzetten. Bovendien had Dekobo ten tijde van de opzegging wel degelijk voldaan aan de aan haar gestelde minimumomzeteisen.
2
Daargelaten de vraag of en in hoeverre de beëindiging van de exclusiviteitsaanspraken van Dekobo als een opzegging van de distributieovereenkomst is aan te merken, laat dit onverlet dat de beëindiging van de exclusiviteit in ieder geval als een ernstige en toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de distributieovereenkomst is te beschouwen, nu vaststaat dat Aquadeck tussentijds en eenzijdig wijzigingen heeft aangebracht in de voorwaarden waaronder zij Dekobo het exclusieve dealerschap voorhaar producten voor de Spaanse en Portugese markt had toegekend (rechtstreekse bediening van de markt, staking bijdrage promotiekosten per januari 2007). De stelling van Aquadeck dat de overeenkomst als gevolg van de opzegging bij brief van 12 maart 2007 si geëindigd, onder meer op grond van de omstandigheid dat Dekobo niet aan de minimumomzeteis zou hebben voldaan en een concurrerend product zou aanbieden, wordt verworpen. De gedragingen van Aquadeck hebben een merkbare invloed uitgeoefend op de omzet die Dekobo realiseerde met Aquadeckproducten. Onder deze omstandigheden staat de goede trouw die de verhouding tussen partijen beheerst er aan in de weg dat Aquadeck met gebruikmaking van een (mede) door haar gedragingen ten dienste gekomen opzeggingsgrond overgaat tot opzegging van de overeenkomst. Om diezelfde reden kan Aquadeck zich er evenmin op beroepen dat Dekobo concurrerende producten is gaan aanbieden. In beginsel dient ervan uitgegaan te worden dat de distributieovereenkomst per 1 september 2007 door tijdsverloop is geëindigd, en de omstandigheid dat Aquadeck mogelijk nalatig is gewest met het bekendmaken van de omzetdoelstellingen voor de lange termijn maakt dit niet anders. Indien de wanprestatie van Aquadeck wordt weggedacht en vast zou komen te staan dat Dekobo voldaan zou hebben aan de omzetverwachting zou de distributieovereenkomst echter automatisch met twee jaar zijn verlengd. Met deze — vooralsnog fictieve — verlenging zal bij de berekening van de geleden en nog te lijden schade in de schadestaatprocedure rekening gehouden moeten worden.
Verwante Rechtspraak Zie ook:
HR 21 oktober 1988, NJ 1990, 439 (Mondia/Calanda); HR 21 april 1995, NJ 1995, 437 (Kakkenberg/Kakkenberg); HR 3 december 1999, NJ 2000, 120 (Maison Latour); Rb. Arnhem 14 april 2004, LJN AP3447; J.E. Brink-van der Meer & A.J. van der Vegt, ‘Beëindiging van duurovereenkomsten. Evaluatie van (recente) jurisprudentie en literatuur’,Contracteren 2007, p. 90-96; S. van Willigenburg, ‘Wijziging en beëindiging van duurovereenkomsten’, Juridisch up to Date 2007, 19, p. 15-18; C.A.M. van de Paverd, De opzegging van distributieovereenkomsten. Een onderzoek naar regels betreffende de opzegging van distributieovereenkomsten, in het
3
bijzonder naar de grondslagen daarvan (diss.), Vrije Universiteit van Amsterdam 1999; J.F.M. Strijbos, Opzegging van duurovereenkomsten, Deventer: Kluwer 1985.
Wenk Uitgangspunt is dat duurovereenkomsten voor bepaalde tijd niet tussentijds kunnen worden opgezegd, behoudens daartoe getroffen voorzieningen in de overeenkomst, dan wel onvoorziene omstandigheden die met zich brengen dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid instandhouding van de overeenkomst tot het overeengekomen tijdstip niet kan worden gevergd. Wanneer partijen in een dergelijke duurovereenkomst voor bepaalde tijd gevallen hebben omschreven waarin die duurovereenkomst tussentijds door een partij of beide partijen kan worden opgezegd, dan moet de opzeggingsbrief ook duidelijk melding maken van de betreffende opzeggingsgrond, onder uitdrukkelijke verwijzing naar de betreffende bepaling in de distributieovereenkomst. Indien er nadere overeenkomsten tussen partijen worden gesloten, zoals in dit geval een vaststellingsovereenkomst, is het zaak om die zo helder mogelijk te formuleren, zodat er ook geen enkel misverstand kan ontstaan over het wel al niet voortduren van bepaalde rechten en verplichtingen zoals die in de distributieovereenkomst waren neergelegd. In dit geval is niet de distributieovereenkomst door de leverancier beëindigd, maar is daaraan (enkel) het exclusieve karakter ontnomen. De dealer is als gevolg daarvan verworden tot een van wederverkopers op de betreffende markt, naast in ieder geval (een vennootschap van) de leverancier zelf. Omdat de overeengekomen exclusiviteit een van de wezenskenmerken van de distributieovereenkomst vormde, werd daardoor echter — aldus de rechtbank — de facto die distributieovereenkomst terdege beëindigd en dat kon en mocht alleen conform de in de distributieovereenkomst vastgelegde regeling. In dat kader was ook van belang dat de dealer zich verbonden had geen concurrerende producten te verkopen en ook een minimumomzetverplichting op zich genomen had. Het betrof hier een duurovereenkomst voor bepaalde tijd met de mogelijkheid van een stilzwijgende verlenging. In het kader van een dergelijke stilzwijgende verlenging is bovendien nog het volgende relevant: als een toerekenbare tekortkoming van de leverancier zelf er mogelijk toe heeft geleid dat de voorwaarde die vervuld moest zijn om tot verl enging van de overeenkomst te geraken daardoor door de dealer niet wordt vervuld (i.c. het halen van de minimumomzetverplichting) dan leidt dat — aldus de rechtbank — niet tot een automatische verlenging van de distributieovereenkomst, maar wel tot mogelijke schadeplichtigheid van de leverancier (voor schade geleden door de dealer tijdens de overeengekomen duur van de verlenging), omdat dan bekeken moet worden of — de wanprestatie van de leverancier weggedacht — de voorwaarde wel door de dealer zou zijn vervuld. Als dan vaststaat dat leverancier zelf de betreffende markt rechtstreeks is gaan bedienen, met gebruikmaking van de diensten van een voormalig werkneemster van de
4
dealer en daartoe zelfs een vennootschap heeft opgezet en in verband daarmee leverancier ook de bijdrage in promotiekosten van de dealer heeft gestaakt, dan is het volgens de rechtbank aannemelijk dat deze gedragingen van de leverancier een merkbare invloed hebben uitgeoefend op de omzet die dealer vervolgens nog realiseerde. Onder de genoemde omstandigheden staat de goede trouw die de verhouding tussen partijen beheerst er aan in de weg dat leverancier met gebruikmaking van een (mede) door zijn gedragingen ten dienste gekomen opzeggingsgrond over gaat tot opzegging van de overeenkomst. Het niet voldoen aan de minimumomzeteis is dan voor de leverancier geen geldige reden om de overeenkomst op te zeggen. De periode waarover de schade dient te worden berekend stopt dus niet zonder meer op de datum waarop de overeenkomst is geëindigd, maar — afhankelijk van de omstandigheden van het geval — kan die zich ook uitstrekken tot de periode van de stilzwijgende verlenging. Hoewel het vonnis er niet over rept, ligt het voor de hand aan te nemen dat in de betreffende overeenkomsten een rechtskeuze is gemaakt voor de toepasselijkheid van Nederlands recht. Anders zou deze kwestie, nu de distributeur in Spanje was gevestigd, naar alle waarschijnlijkheid overeenkomstig Spaans recht moeten zijn afgehandeld.
Partijen Dekobo Spain SL, te Javea (Alicante), Spanje, eiseres, proc. mr. H. Knotter, tegen Aquadeck B.V., te Budel, gemeente Cranendonck, gedaagde, proc. mr. M. Franke.
Tekst Rechtbank: 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: — het tussenvonnis van 29 augustus 2007 — het proces-verbaal van comparitie van 29 november 2007 — de akte overlegging beslagstukken zijdens Dekobo —
5
de antwoordakte zijdens Aquadeck. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten 2.1. Dekobo en de eenmanszaak Aquadeck, eigendom van V., bestuurder van Aquadeck BV hebben op 2 november 2004 een distributieovereenkomst gesloten, op grond waarvan Dekobo met ingang van 1 september 2004 is gaan optreden als distributeur van zwembadafdekkingen voor Aquadeck die deze zwembadafdekkingen produceert. Ten tijde van het sluiten van de overeenkomst was Dekobo reeds distributeur in zwembadafdekkingen en aanverwante artikelen, zulks in de ruimste zin van het woord. 2.2. Op grond van deze distributieovereenkomst heeft Dekobo voor het rayon Spanje de exclusieve verkooprechten verkregen op de zwembadafdekkingen van Aquadeck en heeft zich in ruil daarvoor verbonden in Spanje geen andere zwembadafdekkingen dan die van Aquadeck op de markt te brengen. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van drie jaren, ingaande 1 september 2004 en alzo — behoudens uitdrukkelijke verlenging, welke dan telkens voor twee jaar geschiedt — van rechtswege eindigend op 1 september 2007. In of omstreeks de maand september van ieder jaar, voor het eerst op 1 september 2006, zal Aquadeck met Dekobo bespreken of en zo ja onder welke voorwaarden de overeenkomst zal worden verlengd. Indien de overeenkomst niet wordt verlengd eindigt de overeenkomst steeds per de eerstvolgende datum van 1 september. Indien Dekobo aan de omzetdoelstelling voldoet dan wordt de overeenkomst automatisch verlengd met twee jaar. Dekobo verplicht zich in de overeenkomst tot een omzetdoelstelling op inkoop van — € 100.000 in de periode 1 mei 2004– 30 april 2005 — € 200.000 in de periode 1 mei 2005– 30 april 2006 — € 400.000 in de periode 1 mei 2006– 30 april 2007. Op straffe van opzegging van het contract is Dekobo verplicht om er voor te zorgen dat haar inkoopomzet ieder kalenderjaar tenminste 50% van de doelstelling bedraagt. Aquadeck is bevoegd de overeenkomst tussentijds, met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden, op te zeggen indien Dekobo in enig jaar niet de
6
minimale inkoopomzet behaalt. De overeenkomst kan voorts met onmiddellijke ingang worden opgezegd indien Dekobo gedurende 30 dagen na aanmaning nalatig blijft in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst of jegens Aquadeck. 2.3. Eind 2005/begin 2006 heeft Dekobo met V., handelend onder de naam Aquadeck Holding BV i.o. overleg gevoerd om te komen tot de oprichting van een nieuwe (Spaanse) vennootschap (Aquadeck Spain S.L.) waarin beide partijen zouden participeren en van waar uit de Spaanse markt zou worden bediend. Bovendien zou deze nieuw op te richten vennootschap tevens de exclusieve distributeur van Aquadeckproducten in Portugal worden. De voorgenomen samenwerking is neergelegd in een intentieovereenkomst van 6 maart 2006. Te elfder ure is deze samenwerking afgeblazen; in verband hiermee heeft Dekobo met V. Holding BV een vaststellingsovereenkomst gesloten, gedateerd 8 mei 2006. In deze overeenkomst wordt onder meer bepaald dat Dekobo de exclusieve verkooprechten voor Spanje en Portugal behoudt en dat het exclusieve distributiecontract met Dekobo niet beëindigd kan worden indien de lange termijn omzetdoelstelling gehaald wordt, welke omzetdoelstelling in goed overleg zal worden vastgelegd. Daarnaast heeft V. Holding BV zich — onder meer — verbonden om de loonkosten te vergoeden van een werkneemster (M.) die Dekobo inmiddels met het oog op de nieuwe samenwerking begin 2006 in dienst had genomen. Voorts verbindt Aquadeck zich om 50% van de marketing en promotiekosten van Dekobo te betalen. In de vaststellingsovereenkomst wordt tenslotte afgesproken dat tussen Dekobo en Aquadeck BV de betalingstermijn wordt teruggebracht van 60 naar 30 dagen, met een overgangstermijn van drie maanden en dat de maximale kredietfaciliteit € 25.000 bedraagt. 2.4. Bij brief van 25 oktober 2006 laat Aquadeck BV aan Dekobo weten dat Dekoboop grond van een door Aquadeck BV ontwikkelde nieuwe aanpak c.q. verkoop strategie niet langer exclusief distributeur voor geheel Spanje zal zijn maar dat Dekobo wel dealer blijft voor de Aquadeck-producten. Bij brief van 10 november 2006 laat Aquadeck BV weten dat Dekobo om diezelfde reden ook geen exclusieve rechten meer heeft voor Portugal. Aquadeck BV heeft in diezelfde periode een vennootschap opgericht, Aquadeck Spain, waarmee zij rechtstreeks de Spaanse en Portugese markt bedient met Aquadeck-producten. Aquadeck BV laat verder weten dat met ingang van 2007 de bijdrage in de marketing en promotiekosten ad 50% wordt gestaakt. 2.5. Bij brief van 12 maart 2007 zegt mr. Franke namens Aquadeck BV de distributieovereenkomst met Dekobo met onmiddellijke ingang op. Mede onder verwijzing naar de verslechterde onderlinge verstandhouding wordt als reden voor de opzegging aangevoerd dat Dekobo niet de minimaal voorgeschreven omzet heeft
7
behaald, dat Spanje te groot is om door één dealer bediend te worden, dat het betalingsgedrag van Dekobo te wensen overlaat alsook dat het Aquadeck BV is gebleken dat Dekobo inmiddels concurrerende producten aanbiedt. 2.6. De daadwerkelijke inkoopomzet van Dekobo was € 47.782,84 in de periode 1 mei 2004 – 30 april 2005, € 117.782,26 in de periode 1 mei 2006 – 30 april 2006 en € 114.794,44 in de periode 1 mei 2006– 30 april 2007.
3. Het geschil 3.1. Dekobo vordert — samengevat — dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat Aquadeck toerekenbaar ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Dekobo uit hoofde van de distributieovereenkomst, te verklaren voor recht dat Aquadeck BV onrechtmatig heeft gehandeld jegens Dekobo, Aquadeck BV te veroordelen tot vergoeding van de door Dekobo geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede Aquadeck B.V. te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten uitgaande van 2 punten van het toepasselijke liquidatietarief, alles met veroordeling van Aquadeck BV in de proceskosten, de beslagkosten daaronder begrepen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover ingaande de 15e dag na het vonnis. Dekobo voert daartoe aan dat Aquadeck BV ten onrechte, want zonder geldige, in de overeenkomst voorziene, reden de distributieovereenkomst heeft opgezegd terwijl partijen het in het kader van de vaststellingsovereenkomst reeds eens waren geworden over een verlenging met twee jaar met ingang van 1 september 2007. Als gevolg van die onregelmatige respectievelijk onrechtmatige opzegging heeft Dekobo schade geleden nu zij niet langer op basis van exclusiviteit de Spaanse en Portugese markt kan bedienen met Aquadeckproducten tot 1 september 2009. Ten aanzien van het afzetgebied Spanje heeft Dekobo schade geleden vanaf 1 oktober 2006; voor het afzetgebied Portugal is schade opgetreden vanaf 8 mei 2006. Dekobo heeft een raming van de geleden en nog te lijden schade gemaakt die uitkomt op een misgelopen nettomarge van ruim € 228.000. Ter comparitie heeft Dekobo nog aangevoerd dat, ook indien aangenomen moet worden dat de distributieovereenkomst niet reeds in het kader van de vaststellingsovereenkomst was verlengd tot 1 september 2009, door de eenzijdige beëindiging van de exclusiviteitsrechten van Dekobo ten aanzien van Spanje en Portugal alsmede het rechtstreeks bewerken van deze markten door Aquadeck BV vanaf juli/augustus 2006 Aquadeck BV heeft bewerkstelligd dat Dekobo niet kon voldoen aan de omzetdoelstelling van € 400.000 per 30 april 2007. Dekobo had vanaf januari 2006 fors geïnvesteerd in een dealernetwerk en het is heel goed denkbaar
8
dat — de wanprestatie van Aquadeck BV weggedacht — Dekobo daarmee op 30 april 2007 een omzet van € 400.000 zou hebben gerealiseerd, waarmee zij automatisch verlenging van de distributieovereenkomst zou hebben bewerkstelligd. 3.2. Aquadeck B.V. voert verweer. Zij stelt om te beginnen dat Dekobo, gelet op de grondslag van de vordering, de verkeerde partij heeft gedagvaard. De distributieovereenkomst is gesloten met de eenmanszaak van V., Aquadeck geheten, terwijl de besloten vennootschap Aquadeck BV is gedagvaard. Om die reden dient Dekobo niet-ontvankelijk te worden verklaard. Subsidiair betwist Aquadeck BV de stellingen die Dekobo aanvoert ter staving van haar vorderingen. Zo is er geen sprake van dat bij het totstandkomen van de vaststellingsovereenkomst reeds is afgesproken dat de distributieovereenkomst zou worden verlengd tot 1 september 2009. Dekobo diende uit het afgelasten van de voorgenomen samenwerking veeleer te begrijpen dat de nog lopende distributieovereenkomst op zijn einde liep. Wel is juist dat Dekobo vanaf mei 2006 ook exclusief distributeur voor Portugal zou worden. Dat Dekobo reeds een dealernetwerk aldaar had opgebouwd wordt echter betwist. In oktober 2006 heeft Aquadeck BV Dekobo laten weten niet langer op basis van exclusiviteit te willen samenwerken, onder meer omdat Dekobo niet aan de gestelde omzeteisen voldeed. Zowel in de periode 1 mei 2004 – 30 april 2005 alsook in de periode 1 mei 2007 – 30 april 2007 heeft Dekobo niet voldaan aan de eis dat zij minimaal 50% van de omzetdoelstelling dient te halen. Er zijn geen nieuwe omzetdoelstellingen afgesproken zodat de doelstellingen zoals in de distributieovereenkomst opgenomen onverkort gelden. Verder hield Dekobo zich niet aan de afgesproken betalingstermijnen. Omdat de investeringen en ontwikkelingen niet hadden geleid tot de beoogde omzet was een nieuwe aanpak en strategie nodig. In verband daarmee heeft Aquadeck BV bekend gemaakt dat zij niet langer op exclusieve basis met Dekobo wilde samenwerken. Uit kostenoverwegingen wilde Aquadeck BV zelf haar producten in Spanje en Portugal distribueren. Bovendien waren beide gebieden te groot voor Dekobo alleen, mede in aanmerking nemende dat Dekobo feitelijk gedreven wordt door 2 personen, de heer en mevrouw K., die beiden al op leeftijd zijn. Ook het feit dat klanten in toenemende mate rechtstreeks contact zochten met Aquadeck BV leidde tot het inzicht dat het inschakelen van Dekobo voor Aquadeck BV geen meerwaarde meer inhield. Dit hield echter geen beëindiging in van het dealership; Dekobo kon onverminderd producten van Aquadeck BV betrekken onder vigeur van de distributieovereenkomst. Omdat de exclusiviteit per oktober 2006 was beëindigd voelde Aquadeck BV zich ook niet langer gehouden bij te dragen in de marketing- en reclamekosten van Dekobo. Er was immers geen sprake meer van een distributiemaar van een handelsrelatie. Mede omdat de verhoudingen steeds verder verslechterden heeft Aquadeck BV uiteindelijk de overeenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd per 12 maart 2007; de distributieovereenkomst bood daartoe ook
9
de mogelijkheid, gezien de achterblijvende omzet en het (wan-)betalingsbedrag van Dekobo. Aquadeck BV betwist dat Dekobo als gevolg van het verlies van de exclusiviteit schade heeft geleden. De overeenkomst is geëindigd door de mededeling van Aquadeck BV per brief van 25 oktober 2006 dat zij niet langer op basis van exclusiviteit wilde samenwerken. De samenwerking is geëindigd in mei 2007. Subsidiair, voor het geval geen sprake is van een geldige opzegging, moet worden aangenomen dat de overeenkomst in ieder geval per 1 september 2007 is geëindigd. Met betrekking tot de gestelde schade voldoet Dekobo bij gebreke van enige onderbouwing niet aan haar stelplicht. Voor zover Dekobo al berekeningen presenteert kloppen deze niet. Aquadeck BV bestrijdt dat de door haarzelf gerealiseerde resultaten in Spanje en Portugal een belangrijke aanwijzing kunnen opleveren voor de door Dekobo geleden schade. Aquadeck BV heeft zulks voor eigen rekening en risico gedaan na beëindiging van de distributieovereenkomst. Aquadeck BV heeft overigens vanaf het beëindigen van de exclusiviteit slechts 5 afdekkingen verkocht; het daarop door Dekobo te behalen resultaat is uiterst beperkt. Ook de buitengerechtelijke incassokosten worden betwist, nu het ziet op werkzaamheden waarvoor artikel 237 Rv reeds een vergoeding pleegt in te houden. Bovendien is niet gebleken dat dergelijke kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en voldoen zij niet aan de dubbele redelijkheidstoets. De beslagkosten moeten in ieder geval worden afgewezen nu de bank op grond van het gelegde beslag ook geld inhoudt van V., h.o.d.n. Aquadeck. Dekobo heeft derhalve ten onrechte ook beslag gelegd ten laste van V. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling 4.1. Het prealabel ontvankelijkheidsverweer van Aquadeck BV dient te worden verworpen. Als gesteld en ter comparitie erkend staat vast dat de eenmanszaak bij akte (via een holdingmaatschappij van V.) is ingebracht in Aquadeck BV en dat de onderneming thans door en vanuit Aquadeck BV wordt gedreven. Verder staat als onweersproken vast dat Dekobo met deze overgang bekend was, daar mee heeft ingestemd en dat als gevolg daarvan de rechtsverhouding tussen de eenmanszaak Aquadeck en Dekobo is overgegaan op Aquadck BV op de wijze als voorzien inartikel 6:159 BW. Dat Aquadeck BV er zelf (mét Dekobo) ook immer van is uitgegaan dat zij de drager van de rechten en plichten uit de distributieovereenkomst was geworden als gevolg van de inbreng van de eenmanszaak blijkt onder meer (maar niet uitsluitend) uit de brief van Aquadeck BV van 25 oktober 2006, waarin zij een einde maakt aan het exclusieve dealership van Dekobo alsook uit de brief van mr Franke
10
van 12 maart 2007, waarin zij de distributieovereenkomst namens Aquadeck BV opzegt. In verband hiermee doet Dekobo terecht ook een beroep op het vertrouwen dat Aquadeck BV aldus heeft gewekt dat Aquadeck BV haar contractspartner was bij de distributieovereenkomst. In verband met dit — door Aquadeck BV — opgewekt vertrouwen komt haar geen beroep toe op het feit dat zij geen contractspartij is. In verband hiermee kan Aquadeck BV zich er evenmin op beroepen dat de vaststellingsovereenkomst van 8 mei 2006 niet door haar maar door V. Holding BV is aangegaan. Voor zover V. in deze overeenkomst afspraken heeft gemaakt respectievelijk toezeggingen heeft gedaan in het kader van de tussen Aquadeck BV en Dekobo geldende distributieovereenkomst dienen deze afspraken respectievelijk toezeggingen aan Aquadeck BV te worden toegerekend. Dat V. dit zelf ook zo heeft bedoeld blijkt uit hetgeen hij hierover ter comparitie heeft verklaard. 4.2. Als uitgangspunt heeft ten aanzien van duurovereenkomsten voor bepaalde tijd te gelden dat deze tussentijds niet kunnen worden opgezegd, behoudens daartoe getroffen voorzieningen in de overeenkomst dan wel onvoorziene omstandigheden die met zich brengen dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid instandhouding van de overeenkomst tot het overeengekomen tijdstip niet kan worden gevergd. Aquadeck BV stelt primair dat de distributieovereenkomst door opzegging van haar kant is beëindigd. Zij maakt echter niet duidelijk op grond van welke opzegging de overeenkomst is geëindigd, noch geeft zij aan op welk moment de overeenkomst vervolgens is geëindigd. In haar conclusie van antwoord lijkt Aquadeck BV dienaangaande innerlijk tegenstrijdige standpunten in te nemen. Enerzijds stelt zij namelijk dat Aquadeck BV de exclusiviteit in oktober 2006 beeindigde maar dat dit het dealership van Dekobo onverlet liet; Dekobo zou ook nog tot februari 2007 producten hebben afgenomen.* [1] Het beëindigen van de exclusiviteit zou dus niet tot beëindiging van de distributieovereenkomst hebben geleid. Aan die overeenkomst zou een einde zijn gekomen door de opzegging begin maart 2007* [2] , zonder dat daarbij wordt aangegeven op welk moment de overeenkomst als gevolg daarvan eindigde. Uit het feit dat in de brief wordt aangekondigd dat slechts gedane orders nog zullen worden afgewerkt is mogelijk af te leiden dat geen opzegtermijn in acht wordt genomen en dat de overeenkomst dus per direct een einde neemt. Elders in de conclusie van antwoord* [3] betrekt Aquadeck BV evenwel het standpunt dat door de beëindiging van de exclusiviteit op 25 oktober 2006 de grondslag van de overeenkomst is komen te vervallen en dat de overeenkomst per die datum is opgezegd. Aquadeck BV vervolgt met de — niet nader toegelichte — stelling dat de samenwerking vervolgens in mei 2007 zou zijn geëindigd. 4.3. De rechtbank is van oordeel dat door het beëindigen van de exclusieve dealerrechten van Dekobo voor Spanje en Portugal per 25 oktober 2006 de distributieovereenkomst
11
de facto als opgezegd moet worden beschouwd. Aquadeck BV gaat daar ook van uit, althans legt niet uit hoe haar — ogenschijnlijk — innerlijk tegenstrijdige anders geduid moeten worden. Door Dekobo de exclusieve rechten voor Spanje en Portugal te ontnemen taste Aquadeck BV een van de wezenskenmerken van de distributieovereenkomst aan, namelijk het recht van Dekobo om in de betreffende landen als enige de zwembadafdekkingen van Aquadeck BV op de markt te mogen brengen, vrij van concurrentie van derden die deze markt met dezelfde producten willen bewerken. Niet alleen heeft Dekobo — naar zij stelt en ook valt aan te nemen — haar gehele bedrijfsstrategie en bedrijfsvoering ingericht op het bewerken en bedienen van deze markt, maar Dekobo heeft er in ruil voor deze exclusieve positie ook van afgezien om zich bezig te houden met concurrerende producten, waardoor zij in hoge mate afhankelijk werd van het succes van de Aquadeckproducten in de haar toegewezen afzetgebieden. Dat Dekobo daarbij succesvol was blijkt uit de ontwikkeling van de omzet in Aquadeckproducten als weergegeven onder de vaststaande feiten, waarbij aantekening verdient dat de omzet over de laatste periode (1 mei 2006 – 30 april 2007) met de nodige reserves en kanttekeningen dient te worden beschouwd (en waarop de rechtbank nog nader in zal gaan). 4.4. Aquadeck BV stelt dat het haar vrij stond om de exclusiviteit (en daarmee de gehele distributieovereenkomst) op te zeggen en somt daarvoor aan aantal feiten en omstandigheden op in de onderdelen 27 tot en met 33 van haar conclusie van antwoord. Met uitzondering van het beroep op artikel 11 lid 2 van de distributieovereenkomst leveren geen van die feiten of omstandigheden gronden op die een bevoegdheid in het leven roepen voor Aquadeck BV om de distributieovereenkomst op te zeggen of die — afzonderlijk of in onderling verband — met zich brengen dat van Aquadeck BV op grond van de redelijkheid en billijkheid niet langer kon worden gevergd dat zij de overeenkomst met Dekobo zou voortzetten. Het beroep van Aquadeck BV op artikel 11 lid 2 van de distributieovereenkomst gaat niet op, reeds omdat Aquadeck BV in haar brief van 25 oktober 2006 niet refereert aan de in die bepaling genoemde norm. Aquadeck BV stelt slechts: ‘Gezien de recente ontwikkelingen en onze gedane investeringen in Spanje, welke niet hebben geresulteerd in de beoogde omzetten, vereist dat een nieuwe aanpak c.q. Verkoop strategie. De marge waarvoor Dekobo onze producten moet distribueren naar zwembadbouwers in Spanje of Portugal is te klein voor Dekobo om daaruit een goede ondersteuning te geven en een naar behoren winst te genereren. Anderzijds remt het de te behalen omzet groei voor Aquadeck. Daarom denken wij dat het voor beide partijen interessanter is om Dekobo geen exclusiviteit meer te geven. Dekobo blijft echter wel het dealership voor onze producten behouden’. Bovendien had Dekobo ten tijde van de opzegging wel degelijk voldaan aan de aan haar gestelde minimumomzeteisen, althans waar het de periode 1 mei 2004 tot en
12
met 30 april 2006 betrof, waarbij ten aanzien van de eerste periode rekening moet worden gehouden met het feit dat het eerste jaar voor Dekobo slechts een periode van 8 maanden (1 september 2004 – 30 april 2005) in plaats van 12 maanden (1 mei 2004 – 30 april 2005) besloeg en Dekobo desondanks € 47.782 inkoopomzet heeft gerealiseerd. Geëxtrapoleerd zou dit over 12 maanden uitkomen op € 71.673, derhalve ruimschoots boven de minimumomzetnorm. Door desondanks de overeenkomst tussentijds op te zeggen is Aquadeck BV tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Dekobo. 4.5. Daargelaten de vraag of en in hoeverre de beëindiging van de exclusiviteitsaanspraken van Dekobo als een opzegging van de distributieovereenkomst is aan te merken, laat dit onverlet dat de beëindiging van de exclusiviteit in ieder geval als een ernstige en toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de distributieovereenkomst is te beschouwen. Vast staat namelijk dat Aquadeck BV sedert einde oktober 2006 de Spaanse en Portugese markt zelf rechtstreeks, met gebruikmaking van de diensten van M., heeft bediend en daartoe zelfs een vennootschap naar Spaans recht heeft opgericht. In verband hiermee heeft Aquadeck BV voorts haar bijdrage in de promotiekosten van Dekobo gestaakt per januari 2007. Aquadeck BV had op grond van de overeenkomst echter niet het recht om tussentijds en eenzijdig wijziging aan te brengen in de voorwaarden waaronder zij Dekobo het exclusieve dealerschap voor haar producten voor de Spaanse en Portugese markt had toegekend. Door dit wel te doen en voorts ook die exclusiviteit ook feitelijk niet langer te respecteren door de betreffende afzetgebieden te bedienen heeft Aquadeck BV wanprestatie gepleegd uit hoofde van de distributieovereenkomst van 2 november 2004. De gevorderde verklaring voor recht dat Aquadeck BV jegens Dekobo is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de distributieovereenkomst is — ook om die reden — toewijsbaar gelijk gevorderd. 4.6. Dekobo heeft voorts een verklaring voor recht gevorderd dat Aquadeck BV onrechtmatig heeft gehandeld. Voor zover Dekobo bedoeld heeft omdit subsidiair te vorderen, voor het geval de verklaring voor recht, inhoudende dat Aquadeck BV is tekortgeschoten, wordt geweigerd dient deze te worden afgewezen, gezien hetgeen hiervoor onder 4.5. is overwogen. Voor zover Dekobo een zelfstandige verklaring voor recht beoogt te vorderen naast de reeds toewijsbaar geoordeelde dient deze te worden afgewezen bij gebreke van enige feitelijk onderbouwing. Dekobo heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan — zo deze zouden komen vast te staan — een opzegging van de overeenkomst door Aquadeck BV, zo deze regelmatig zou zijn gedaan, desondanks jegens haar onrechtmatig is.
13
4.7. Dekobo heeft schadevergoeding gevorderd, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Zij heeft daartoe een prognose gegeven van de omzet die zij zou hebben gemaakt indien de overeenkomst zou zijn gecontinueerd tot 1 september 2009. Dekobo stelt namelijk dat zij in mei 2006 reeds met Aquadeck BV is overeengekomen dat de distributieovereenkomst per 1 september 2007 zou worden verlengd tot 1 september 2009, vooropgesteld dat Dekobo een — nog in nader overleg vast te stellen — lange termijn omzetdoelstelling zou behalen. Aquadeck BV heeft betwist dat in mei 2006 een dergelijk afspraak is gemaakt en stelt daar tegenover dat Dekobo juist vanwege het afblazen van de samenwerking in Spanje juist had moeten begrijpen dat er een einde zat aan te komen van de distributieovereenkomst. K. heeft ter comparitie verklaard dat hijuit de vaststellingsovereenkomst, meer in het bijzonder de passage waarin Dekobo ook voor de toekomst Spanje en Portugal als exclusief werkgebied in het vooruitzicht werd gesteld, afhankelijk van een nog nader te bepalen lange termijn omzetdoelstelling, heeft begrepen dat reeds toen besloten is om de distributieovereenkomst te verlengen tot 1 september 2009. V. heeft ter comparitie verklaard dat de bedoelde passage in de vaststellingsovereenkomst aansloot bij de verlengingsregeling in de bestaande distributieovereenkomst en dat hij niet de bedoeling heeft gehad reeds toen de distributieovereenkomst te verlengen tot 1 september 2009 De tekst van de vaststellingsovereenkomst waaraan partijen refereren luidt als volgt: Het exclusieve distributiecontract met Dekobo Spain kan niet beëindigd worden indien de lange termijn doelstelling gehaald wordt. Deze omzetdoelstelling wordt in goed onderling overleg vastgelegd. Deze bepaling wijkt niet wezenlijk af van hetgeen de distributieovereenkomst reeds in artikel 2 lid 8 bepaalt: Indien de distributeur aan de omzetverwachting voldoet wordt de overeenkomst automatisch verlengd met de in punt 4 gestelde termijn met dien verstande dat de distributieovereenkomst de doelstelling (omzetverwachting) reeds had ingevuld in artikel 11 lid 1. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan Dekobo niet worden gevolgd in haar betoog dat zij louter op grond van de hiervoor geciteerde passage uit de vaststellingsovereenkomst mocht begrijpen dat de distributieovereenkomst zou worden verlengd tot 1 september 2009. Naast het feit dat de tekst daarvoor geen aanknopingspunten biedt waren er ook duidelijke indicaties dat verlenging niet (zonder meer) aan de orde was, te weten de omstandigheid dat Aquadeck BV te elfder ure besloten had om toch niet met Dekobo in zee te gaan bij het oprichten van een nieuwe vennootschap voor de Spaanse en Portugese markt alsmede het feit dat ook Dekobo ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst (8 mei 2006) er mee bekend moet zijn geweest dat zij op dat moment weliswaar de minimaal te
14
behalen omzet had gerealiseerd over de periode 1 mei 2005– 30 april 2006, maar dat deze omzet ver onder de voor diezelfde periode geldende omzetverwachting lag. Dekobo heeft geen (andere) feiten of omstandigheden aangevoerd die, zo deze zouden komen vast te staan, met zich brengen dat de distributieovereenkomst reeds in mei 2006 is verlengd tot 1 september 2009, zodat de rechtbank voorbij gaat aan het gedane bewijsaanbod. Er dient derhalve — in beginsel — van te worden uitgegaan dat de distributieovereenkomst per 1 september 2007 door tijdsverloop is geëindigd. De omstandigheid dat Aquadeck BV mogelijk nalatig is geweest met het bekendmaken van omzetdoelstellingen voor de lange termijn gelijk overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst maakt dit niet anders. 4.8. Voor zover in de stellingen van Aquadeck BV tevens de stelling besloten ligt dat de overeenkomst als gevolg van de opzegging bij brief van 12 maart 2007 reeds vóór 1 september 2007 is geëindigd dient deze te worden verworpen. In voornoemde brief worden 3 redenen genoemd die op grond van de distributieovereenkomst aanleiding kunnen vormen om de overeenkomst tussentijds, al dan niet met inachtneming van een opzegtermijn, op te zeggen: Dekobo zou niet aan de minimumomzeteis hebben voldaan, zij zou nalatig zijn in de nakoming van haar betalingsverplichtingen jegens Aquadeck BV en zij zou een concurrerend product aanbieden. Ten aanzien van het omzetargument heeft de rechtbank in r.o. 4.4. reeds het nodige opgemerkt met betrekking tot de voor de periode 1 mei 2004 – 30 april 2005 geldende omzeteis. Ten aanzien van de periode 1 mei 2006– 30 april 2007 staat vast dat Dekobo met € 114.794 ruimschoots onder de voor die periode geldende minimumomzet van € 200.000 is gebleven. Vast staat echter ook dat Aquadeck BV in ieder geval sedert eind oktober 2006, doch vermoedelijk al eerder (zie in dit verband de verklaring van V. ter comparitie met betrekking tot de inzet van M.) rechtstreeks is gaan opereren op de Spaanse en Portugese markt, met gebruikmaking van de diensten van een voormalig werkneemster van Dekobo. Ook staat vast dat Aquadeck BV vanaf januari 2007 niet langer participeerde in de promotiekosten van Dekobo voor Aquadeckproducten. Voorshands valt aan te nemen dat deze gedragingen van Aquadeck BV een merkbare invloed hebben uitgeoefend op de omzet die Dekobo realiseerde met Aquadeckproducten. Tevens valt aan te nemen dat Dekobo in verband met de eenzijdige ingrepen van Aquadeck BV in de contractsvoorwaarden heeft getracht de schade die zij als gevolg van deze ingrepen dreigde te lijden zoveel mogelijk te beperken, bijvoorbeeld door zich meer op andere, deels concurrerende producten te richten en minder op Aquadeckproducten, nu zij daarvoor immers het exclusieve dealerschap was kwijtgeraakt. Afgezien van het feit dat ten tijde van de opzegging de periode waarbinnen Dekobo moest voldoen aan de minimumomzeteis van € 200.000 nog niet was verstreken (Dekobo had nog anderhalve maand te gaan op 12 maart 2007) staat onder deze omstandigheden de goede trouw die de
15
verhouding tussen partijen beheerst er aan in de weg dat Aquadeck BV met gebruikmaking van een (mede) door haar gedragingen ten dienste gekomen opzeggingsgrond over gaat tot opzegging van de overeenkomst. Om diezelfde reden kan Aquadeck BV zich er evenmin op beroepen dat Dekobo concurrerende producten (in de zin van de distributieovereenkomst) is gaan aanbieden. Ten aanzien van het betalingsgedrag van Dekobo heeft Aquadeck BV als productie 3 een aantal staten uit haar debiteurenadministratie overgelegd, waaruit zou moeten blijken dat Dekobo een wanbetaler is op grond waarvan Aquadeck BV het recht toekomt de overeenkomst op te zeggen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan de rechtbank op basis van de overgelegde stukken niet vaststellen of Dekobo inderdaad structureel te laat is geweest met het betalen van haar facturen. Verder blijkt uit de overgelegde stukken niet of en zo ja wanneer precies Dekobo is gemaand om alsnog tot betaling van de achterstallige bedragen over te gaan, hetgeen van belang is voor de vraag of en zo ja op welk moment grond bestaat om tot opzegging over te gaan. Tenslotte staat vast dat het totaal van de openstaande facturen immer binnen de tussen partijen overeengekomen kredietlimiet bleef.Derhalve lag naar het oordeel van de rechtbank ook in het betalingsgedrag van Dekobo geen geldige reden besloten om over te gaan tot tussentijdse opzegging van de overeenkomst. 4.9. Dekobo stelt schade geleden te hebben en heeft als productie 16 een raming daarvan overgelegd. Aangezien Dekobo schadevergoeding vordert, op te maken bij staat, is vereist (maar ook voldoende) dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is.* [4] Dit laatste is naar het oordeel van de rechtbank het geval. Aan te nemen valt dat Dekobo als gevolg van het verlies van zijn exclusieve rechten en de — daarmee samenhangende — concurrentie die AquadeckBV haar vanaf dat moment op de Spaanse en Portugese markt is gaan aandoen te maken heeft gekregen met teruglopende orders voor de Aquadeckproducten. Dit blijkt — bij gebreke van een gestelde of gebleken alternatieve oorzaak — uit de (ten opzichte van de periode 1 mei 2004 – 30 april 2006) teruggelopen omzet over de periode 1 mei 2006– 30 april 2007. Verder heeft V. ter comparitie ook erkend dat Aquadeck feitelijk al sedert juli/augustus gebruik maakt van de diensten van Hidalgo, die — naar vast staat — voor Dekobo actief is geweest op de Spaanse en Portugese markt. In verband daarmee valt voorshands aan te nemen dat Aquadeck BV derhalve al sedert juli/augustus 2006 de Spaanse en Portugese markt heeft bewerkt met haar producten, hetgeen — naar voorshands mag worden aangenomen — van invloed zal zijn geweest op de door Dekobo behaalde resultaten. Aquadeck BV heeft verder erkend dat zij rechtstreeks 5 zwembadafdekkingen heeft afgezet, hetgeen in ieder geval omzetderving betekent voor Dekobo. Aquadeck heeft geen inzicht verschaft in de omzet die zij via Aquadeck Spain S.L. heeft gemaakt op de Spaanse en Portugese markt. Vast staat tenslotte ook dat Aquadeck BV per 1 januari 2007 niet langer heeft bijgedragen in de promotiekosten van Dekobo ten behoeve van de
16
Aquadeckproducten, hetgeen eveneens een schadepost voor Dekobo oplevert. Al hetgeen Aquadeck BV met betrekking tot de schade heeft aangevoerd kan niet afdoen aan het feit dat de mogelijkheid dat zich schade heeft voorgedaan gezien het voorgaande aannemelijk is geworden en behoort voor het overige aan bod te komen in de schadestaatprocedure. 4.10. Hoewel, gelijk hiervoor overwogen, aangenomen moet worden dat de overeenkomst — bij gebreke van een uitdrukkelijk overeengekomen verlenging — per 1 september 2007 is geëindigd betekent dit niet dat de periode waarover de schade dient te worden berekend reeds daarom en zonder meer ook eindigt op 1 september 2007. Indien immers zou komen vast te staan dat Dekobo over de periode 1 mei 2006 – 30 april 2007 voldaan zou hebben aan de voor die periode geldende omzetverwachting van € 400.000 — de wanprestatie van Aquadeck weggedacht — dan geldt dat de distributieovereenkomst op grond van artikel 2 lid 2 automatisch zou zijn verlengd met 2 jaar tot 1 september 2009. Indien deze — vooralsnog fictieve — verlenging aan de orde blijkt te zijn (zulks zal in de schadestaatprocedure duidelijk moeten worden) zal daar bij de berekening van de geleden en nog te lijden schade rekening mee dienen te worden gehouden. Verder debat daaromtrent zal eveneens in de schadestaatprocedure gevoerd dienen te worden. 4.11. Met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten overweegt de rechtbank dat, gelet op het te dier zake gevoerde debat, vanuit efficiency-oogpunt aanleiding bestaat om ook de uit dien hoofde geleden schade in de te voeren schadestaatprocedure vast te doen stellen. In verband daarmee wordt het thans gevorderde bedrag afgewezen. 4.12. Aquadeck BV dient als de nagenoeg volledig in het ongelijk gestelde partij te worden beschouwd en heeft mitsdien de kosten van deze procedure te dragen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de gevorderde beslagkosten af te wijzen, met dien verstande dat ter zake de kosten van het opstellen van het rekest conform het te dezen te hanteren liquidatietarief 1 punt zal worden toegekend. Het feit dat de bank op grond van het beslag ten laste van Aquadeck BV gelden van V., h.o.d.n. Aquadeck heeft geblokkeerd kan niet aan Dekobo worden tegengeworpen doch betreft veeleer een — mogelijke — fout van de bank. De kosten aan de zijde van Dekobo worden geraamd als volgt: — kosten dagvaarding € 84,31 — vastrecht (incl. beslag) € 251 — salaris procureur (3 pnt à € 452) € 1356
17
— beslagkosten: deurwaarderskosten € 328,44 Totaal € 2019,75
5. De beslissing De rechtbank; verklaart voor recht dat Aquadeck BV toerekenbaar ernstig tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Dekobo uit hoofde van de tussen partijengesloten distributieovereenkomst d.d. 2 november 2004; veroordeelt Aquadeck tot vergoeding van de door Dekobo geleden en nog te lijden schade, waaronder te begrijpen de buitengerechtelijke incassokosten, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; veroordeelt Aquadeck in de kosten van de procedure, de beslagkosten daaronder begrepen, aan de zijde van Dekobo tot heden begroot op € 2019,75, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover ingaande 15 dagen na heden; verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde.
*[1] Onderdeel 54 cva. *[2] Onderdeel 35 cva; kennelijk wordt hier gedoeld op de brief van mr. Franke van 12 maart 2007, ter comparitie overgelegd. *[3] Onderdeel 58. *[4] HR 17 oktober 1997, NJ 1998, 241 en HR 27 november 1998, NJ 1999, 197.
Copyright (C) Kluwer 2008
RCR 2008/80
© Kluwer
18