Beheersverordening Marlo Center-Oranjebuurt Gemeente Beverwijk Vastgesteld
Beheersverordening Marlo Center-Oranjebuurt Gemeente Beverwijk Vastgesteld
Rapportnummer:
211x06097.073302_3
Datum:
20 juni 2013
Contactpersoon opdrachtgever: De heer mr. R.F.C. Kleine Deters Gemeente Beverwijk Projectteam BRO:
Bianca Laheij, Roeland Mathijsen, Jochem Visser
Concept:
22 januari 2013, 7 maart 2013
Vaststelling:
20 juni 2013 (raadsbesluit INT-13-01958)
Trefwoorden:
Beheersverordening, Beverwijk
Bron foto kaft:
BRO, Abstract 4
Beknopte inhoud:
Beheersverordening van de gemeente Beverwijk (gebied rondom het Marlo Center en de Oranjebuurt).
BRO Hoofdvestiging Postbus 4 5280 AA Boxtel Bosscheweg 107 5282 WV Boxtel T +31 (0)411 850 400 F +31 (0)411 850 401
Toelichting
Inhoudsopgave
pagina
1. INLEIDING 1.1 Aanleiding en doel 1.2 Ligging en begrenzing plangebied
3 3 3
2. BESTAANDE SITUATIE 2.1 Historische ontwikkeling 2.2 Ruimtelijke structuur 2.3 Functies 2.4 Verkeer 2.5 Cultuurhistorie en archeologie
5 5 5 6 6 7
3. BELEIDSKADERS 3.1 Rijksbeleid 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 3.4 Gemeentelijk beleid
11 11 12 15 16
4. MILIEUASPECTEN 4.1 Algemeen 4.2 Luchtkwaliteit 4.3 Geluid 4.4 Externe veiligheid 4.5 Ecologie 4.6 Bodem 4.7 Milieuzonering 4.8 Duurzaamheid
23 23 23 24 25 31 33 34 34
5. WATER 5.1 Algemeen 5.2 Oppervlaktewater 5.3 Riolering 5.4 Grondwater 5.5 Compensatie toegenomen verharding 5.6 Waterkeringen 5.7 Overleg Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
37 37 37 38 39 41 41 42
Inhoudsopgave
1
6. PLANBESCHRIJVING 6.1 De beheersverordening 6.2 Systematiek van de beheersverordening 6.3 De zone Wonen nader beschouwd 6.4 Artikelsgewijze toelichting
43 43 44 45 48
7. UITVOERBAARHEID VAN HET PLAN 7.1 Economische uitvoerbaarheid 7.2 Handhaving van het plan
53 53 53
BIJLAGEN BIJ TOELICHTING Bijlage 1: Toelichting Bedrijvenlijst Bijlage 2: Cultuurhistorische onderlegger
2
Inhoudsopgave
1.
INLEIDING
1.1 Aanleiding en doel De gemeente Beverwijk heeft ervoor gekozen om voor het plangebied ‘Marlo Center - Oranjebuurt’ geen bestemmingsplan maar een beheersverordening vast te stellen. Ingevolge artikel 3.38 Wro (Wet ruimtelijke ordening) is het mogelijk om in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vast te stellen. Een beheersverordening kan worden toegepast voor gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien. De doelstelling van de beheersverordening is het beschikken over een actueel beheerskader voor de bestaande situatie binnen het plangebied. Met voorliggende beheersverordening worden het feitelijk bestaand gebruik, hoogten en bouwmogelijkheden vastgelegd.
1.2 Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied ligt in het noordoosten van de kern Beverwijk (gemeente Beverwijk). In figuur 1 is het plangebied omkaderd. Het gebied wordt globaal begrensd door de Sint Aagtendijk, de Spoorsingel (parallel aan de spoorlijn Haarlem-Uitgeest), via de Schans in noordoostelijke richting de Graaf Janstraat, dan via de Graaf Florislaan door de Van Borsselestraat, dan in noordwestelijke richting door de Zweedse laan en via de Munnikenweg terug richting de Sint Aagtendijk.
Hoofdstuk 1
3
Figuur 1. Plangebied beheersverordening Marclo Center – Oranjebuurt (bron: maps.google.nl)
4
Hoofdstuk 1
2.
BESTAANDE SITUATIE
2.1 Historische ontwikkeling Beverwijk is een kern die op een strandwal is ontstaan. De eerste schriftelijke melding van Beverwijk dateert uit de 10e eeuw. Door de eeuwen heen groeide Beverwijk en vanaf de 17e eeuw kreeg de tuinbouw een rol rondom Beverwijk. Tot 1900 was Beverwijk een dorp dat in hoofdzaak bestond uit lintbebouwing. De eerste verdichting van bebouwing vond plaats vanaf 1900. Uitbreidingswijken werden van 1920 aan het dorp toegevoegd. Na de Tweede Wereldoorlog vonden de eerste echte grote uitbreidingen plaats.
2.2 Ruimtelijke structuur Stedenbouwkundige structuur plangebied Het plangebied bestaat grofweg uit drie delen met elk hun eigen structuur:
Marlo Center: dit terrein kenmerkt zich door een simpele opzet bestaande uit verschillende rechthoekige vlakken. Binnen deze vlakken zijn verschillende gebouwen gerealiseerd die een vrij simpele doelmatige massa hebben. Bedrijventerrein: het bedrijventerrein ten zuiden van de Vennelaan kent twee wegen waaraan het terrein is opgehangen (Vennelaan en Brink). De bebouwing op het plangebied is van verschillende omvang, waarbij het woonwagenpark een uitzondering vormt. Dit woonwagenpark ligt ingeklemd tussen bedrijven en kent haar eigen kleinschalige opzet. Woongebieden: de woongebieden binnen het plangebied stammen verschillende tijdvakken. Duidelijk is dat elk van de woongebieden een planmatige opzet kent.
Groen en water plangebied Op het bedrijventerrein en het Marlo Center is beperkt groen aanwezig. De woonwijken daarentegen kennen een redelijke hoeveelheid aan groenvoorzieningen, openbaar dan wel privaat. Daarnaast zijn er twee grotere openbare groengebieden in het plangebied aanwezig, ten zuiden van de straat Oever en bij de Hendrik Mandeweg/ Graaf Florislaan. Er is nauwelijks sprake van een waterstructuur in het plangebied. Langs de Sint Agtendijk ligt een structuurdragende waterloop. Rondom het Marlo Center is water aanwezig. Verder is er binnen het plangebied geen water.
Hoofdstuk 2
5
2.3 Functies Het plangebied kent een drietal hoofdfunctie: wonen, detailhandel en bedrijvigheid. Ten behoeve van de beheersverordening is een inventarisatie uitgevoerd. Deze inventarisatie is verwerkt tot een gebruikskaart. Deze is als bijlage 3 bij de regels van onderhavige beheersverordening toegevoegd. Naast de eerder genoemde hoofdfuncties bevinden zich verspreid over het plangebied aan paar maatschappelijke functies (waaronder de brandweer en het servicebureau gemeente Beverwijk). Verder is binnen het plangebied één eetcafé/ zaalverhuur locatie aanwezig. Ook is er een tankstation gevestigd aan de spoorsingel, dit betreft een tankstation zonder LPG. Als bijlage bij de verordening is een overzicht opgenomen met daarin de bedrijven die gevestigd zijn in het plangebied, ten tijde van het opstellen van de beheersverordening.
2.4 Verkeer De verkeerstructuur op stadsniveau wordt gekenmerkt door een ring bestaande uit de Westelijke Randweg en de Oostelijke Doorverbinding. Het plangebied kan bereikt worden met de auto, fiets en het openbaarvervoer.
Figuur 2. Wegencategorisering gemeente Beverwijk
6
Hoofdstuk 2
Autoverkeer: Uit het Gemeentelijk verkeers en vervoerplan (GVVP) blijkt dat In het plangebied verschillende type wegen liggen. Dit zijn wijksontsluitingswegen en erftoegangswegen (zie figuur 2). De wijkontsluitingswegen zijn de Spoorsingel - Graaf Florislaan Van Borsselestraat, Zweedselaan en Vennelaan. In het GVVP (eindbeeld 2020) zijn de overige wegen allemaal aangewezen als erftoegangswegen (30 km/h). Fietsverkeer Binnen het plangebied liggen enkele fietsroutes, die zijn opgenomen in het gemeentelijk fietsnetwerk: • • •
over de Schans ligt een primaire fietsroute; over de Hendrik Mandeweg en Beatrixlaan ligt een primaire en een recreatieve fietsroute; langs de Spoorsingel ligt een primaire fietsroute.
Openbaar vervoer Door het plangebied lopen twee openbaarvervoerverbindingen:
• Lijn 73 (RandstadNet of R-net) over de Schans; • Lijn 74 over Schans, Hendrik Mandeweg, Zweedselaan,Vennelaan en Overboslaan.
2.5 Cultuurhistorie en archeologie Ten behoeve van deze beheersverordening heeft de gemeente Beverwijk een Cultuurhistorische onderlegger laten vervaardigen, deze is als bijlage bij de beheersverordening toegevoegd. Cultuurhistorie De Monumentenwet biedt sinds 2007 bescherming aan zowel archeologische waarden als cultuurhistorische monumenten. Door middel van deze wet is het sindsdien verplicht archeologie planologisch te beschermen via het bestemmingsplan. Gebouwde monumenten werden al langer beschermd via verordeningen. Sinds januari 2012 biedt de wet ook bescherming aan historisch-geografische elementen, zoals dijken, verkavelingspatronen, wegen etc. Het Besluit ruimtelijke ordening voorziet daarin, want daarin is bepaald dat alle cultuurhistorische waarden moeten worden geïnventariseerd en meegewogen in bestemmingsplannen.
Hoofdstuk 2
7
Historische ontwikkeling plangebied in het kort Het plangebied ligt ten noordoosten van het centrum van Beverwijk. In deze omgeving liggen de strandwalflank en strandvlaktes dicht onder de oppervlakte. De strandwallen zijn opgeworpen door de zee. Deze ontstonden in meerdere reeksen parallel aan de kust. De oudste van de bewaard gebleven strandwallen is het meest oostelijk gelegen. Op de strandwallen ontstonden lage duinen door zandverstuivingen, de zogenaamde Oude Duinen. De strandwallen en Oude Duinen werden al vroeg gebruikt voor bewoning en als akkerland. In de omgeving van het plangebied zijn dan ook resten van bewoning vanaf de Late Bronstijd gevonden. In de Middeleeuwen ontstonden twee nederzettingen (Sint Agathendorp op de Geest Hofland en Wijk rond de Breestraat) die later samensmolten tot Beverwijk. Ongeveer vanaf de 10e eeuw kwamen nieuwe zandverstuivingen in de kuststrook voor, waarbij de veel hogere Jonge Duinen werden opgeworpen. Ten oosten van het plangebied werd in de 12e eeuw de Aagtendijk langs het Wijkermeer aangelegd. Geest Hofland (ligt onder de noordpunt van de rode lijn).
De Munnikenweg.
Archeologiegebied zonder hoge waarde.
De oude verkavelings-as in groen.
De Schans
Figuur 3. Cultuurhistorische beleidskaart voor het gebied Marlo Center – Oranjebuurt.
Het is de oudste dijk van Kennemerland. Het gebied was toen in handen van de graven van Holland die een domeinhof rondom de Geest Hofland bezaten. Nadat deze hof in 1248 was 18 opgeheven, werden door diverse edellieden kastelen gebouwd op delen van de voormalige hof. In de 15e eeuw werd ten westen van het plangebied het klooster Maria in Sion gesticht. Nadat het klooster was gesloopt wrd van de
8
Hoofdstuk 2
ruïnes in de 16e eeuw een militaire schans gebouwd en in de 17e eeuw een buitenplaats die vernoemd werd naar de Schans, maar die ook de naam Oud Merestein droeg. Vermoedelijk liggen in de uiterste westpunt van het plangebied nog resten van deze dynamische geschiedenis van het terrein. In het plangebied liggen twee oude structuren die waar mogelijk behouden zouden moeten blijven. Dat zijn de Munnikenweg en een verkavelings-as ten oosten van de Kerkbeeklaan. De archeologische waardevolle gebieden (zie figuur 4) worden beschermd met toepassing van 3 verschillende ‘waarde – archeologie’ zones. Deze zijn vormgegeven conform de gemeentelijke archeologische beleidskaart.
Figuur 4. Archeologische beleidskaart gemeente Beverwijk
Hoofdstuk 2
9
10
Hoofdstuk 2
3. BELEIDSKADERS
In dit hoofdstuk worden de beleidsnota’s behandeld die relevant zijn voor het plangebied.
3.1 Rijksbeleid Structuurvisie Instastructuur en Ruimte Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Uit de SVIR blijkt dat het Rijk zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten gaat zitten en zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel richt. Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio’s leefbaar te houden. Om dit te bereiken, is een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit is een wijziging van het Barro (per 1 oktober 2012) ingevoerd. Bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. De ladder werkt met de volgende opeenvolgende stappen: 1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en intergemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen waarin nog niet elders is voorzien. Naast de kwantitatieve beoordeling gaat het ook om kwalitatieve vraag op regionale, intergemeentelijke schaal. 2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten. 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.
Hoofdstuk 3
11
Conclusie voor de beheersverordening Aangezien de beheersverordening geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt en sprake is van bestaand stedelijk gebied, heeft de SVIR geen gevolgen voor de beheersverordening. Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (en per 1 oktober 2012 gewijzigd, zie hiervoor). Het Barro vervangt de AmVB Ruimte. In het Barro wordt geregeld dat nationale belangen op perceelsniveau moeten worden verwerkt in onder andere beheersverordeningen. De regels van de in het Barro opgenomen ruimtelijke belangen kunnen op perceelsniveau samenvallen. Voor zover deze regels onderling niet strijdig zijn dient de gemeente de betrokken belangen in de beheersverordening op te nemen. Conclusie voor de beheersverordening Aangezien de beheersverordening geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt en sprake is van bestaand stedelijk gebied, heeft het Barro geen gevolgen voor de beheersverordening.
3.2 Provinciaal beleid Structuurvisie Noord-Holland 2040 De Structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 22 juni 2010. De eerste actualisering van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 van de provincie Noord-Holland is vastgesteld op 23 mei 2011. De provincie Noord-Holland geeft in haar structuurvisie aan op welke wijze zij de komende 30 jaar de ruimte in de provincie wil benutten. De provincie Noord-Holland wil dat er zowel kwalitatief als kwantitatief genoeg ruimte beschikbaar is waar het gaat om de Noord-Hollandse economie. Het beeld dat de provincie voor haar grondgebied heeft is een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie. Dit wil de provincie bereiken door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik. De provincie heeft een drietal hoofdbelangen geformuleerd en twaalf ondergeschikte belangen. De drie hoofdbelangen vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie. Aan de ruimtelijke beslissingen van de Provincie Noord-Holland zal daarom altijd een afweging van deze drie belangen voorafgaan.
12
Hoofdstuk 3
Figuur 5. Provinciale belangen
Als er ruimtelijke ontwikkelingen plaats vinden binnen het grondgebied van de provincie Noord-Holland dient de SER – ladder te worden toegepast. De SER – ladder bestaat uit de volgende stappen: is er ruimte beschikbaar binnen het Bestaand Bebouwd Gebied, kan er door herstructurering nog ruimte worden gemaakt, kan de ruimte effectiever worden benut. Conclusie voor de beheersverordening Het plangebied van deze beheersverordening ligt binnen bestaand bebouwing gebied en laat geen ruimtelijke ontwikkelingen toe, anders dan de ontwikkelingen die al in eerdere plannen zijn toegestaan. De verordening heeft geen gevolgen voor de beheersverordening. Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (vastgesteld op 21 juni 2010) is opgesteld omdat de provincie in het belang van een goede ruimtelijke ordening het noodzakelijk acht algemene regels vast te stellen betreffende de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen (de actualisatie van de verordening is vastgesteld op 23 mei 2011). Dit geldt ten aanzien van onderwerpen in zowel het landelijk als het stedelijk gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Nieuw beleid (herzieningen, aanvullingen) als uitvloeisel van nieuwe ruimtelijke keuzes zoals deze onder de vlag van de structuurvisie gemaakt zullen gaan worden, zullen zo nodig worden vervat in een nieuwe ruimtelijke verordening. Het plangebied maakt deel uit van het Bestaand Bebouwd Gebied.
Hoofdstuk 3
13
Conclusie De structuurvisie heeft geen gevolgen voor deze beheersverordening. Waterplan 2010 – 2015 In het Waterplan 2010 – 2015 (vastgesteld op 16 november 2009) beschrijft de provincie Noord-Holland haar kaders voor het waterbeheer. Binnen deze kaders nemen hoogheemraadschappen, waterleidingbedrijven en gemeenten maatregelen om inwoners te beschermen tegen wateroverlast, de kwaliteit van het water te verbeteren en te zorgen voor voldoende water aan- en afvoer. Provinciaal Milieubeleidsplan In het Provinciaal Milieubeleidsplan (vastgesteld op 21 september 2009) zijn de milieudoelstellingen van de provincie Noord-Holland beschreven. De activiteiten in de komende vier jaar moeten er in ieder geval toe leiden dat eind 2013 overal in Noord-Holland de zogeheten basiskwaliteit is bereikt. De basiskwaliteit is vastgelegd in Europese en nationale milieunormen en regels en hangt samen met de functie van een gebied: wonen, werken of recreëren. Er zijn twee overkoepelende doelen: 1. het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid, dier en plant. 2. het stimuleren van duurzame ontwikkeling in Noord-Holland voor nu en in de toekomst, zonder afwenteling van de milieubelasting naar elders. Om de doelen te bereiken worden activiteiten uitgevoerd op de volgende acht thema’s: Afval; Bodem; Externe Veiligheid; Geluid; Geur; Licht en donkerte; Lucht; Klimaat en energie. De keuze voor de activiteiten is gebaseerd op enerzijds de wettelijke taken, en anderzijds op de rol die de provincie kan spelen. Ook sluiten de activiteiten aan bij onze doelen en de gesignaleerde trends en knelpunten. De omvang en aard van de activiteiten verschillen hierdoor per thema. Voor de uitvoering van dit milieubeleidsplan maakt de provincie tweejaarlijkse uitvoerings- en monitoringprogramma’s. Gedeputeerde Staten hebben eind 2009 het uitvoerings- en monitoringprogramma Milieu 2010-2011 vastgesteld. Door middel van het monitoringprogramma volgt de provincie de voortgang van het milieubeleid en stuurt bij waar nodig.
14
Hoofdstuk 3
Toetsingskader groepsrisico bij ruimtelijke ontwikkelingen De provincie Noord-Holland heeft in oktober 2005 het ‘Toetsingskader groepsrisico bij ruimtelijke ontwikkelingen voor gemeenten en provincie’ gepubliceerd. Met dit toetsingskader wil de provincie aangeven hoe de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico doorlopen kan worden. Tevens maakt dit kader duidelijk op welke wijze de provincie bij haar ingediende plannen zal toetsen aan het groepsrisico. Dit neemt niet weg dat de gemeente zelf verantwoordelijk is conform het BEVI te handelen in haar besluitvorming. Conclusie voor de beheersverordening Aangezien de beheersverordening geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt en sprake is van bestaand stedelijk gebied, hebben deze thema’s geen gevolgen voor de beheersverordening.
3.3 Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Waterbeheersplan 4 (WBP4) Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft in 2009 een nieuw waterbeheerplan vastgesteld. Het plan beschrijft de uitgangspunten en strategische doelen voor het waterbeheer voor de periode van 2010 tot en met 2015. De missie van het hoogheemraadschap is erop gericht om ook de komende jaren Noord-Holland boven het Noordzeekanaal veilig te houden tegen overstromingen en te zorgen voor droge voeten en schoon water. Een van de uitgangspunten is dat water een ordenend principe is in de ruimtelijke inrichting. Middels de (verplichte) watertoets wordt in samenwerking met het hoogheemraadschap afgestemd hoe met het aspect water wordt omgegaan bij een ruimtelijke ontwikkeling. Ten aanzien van de waterkwantiteit geldt: Dempen = graven; 100% compensatie van gedempt oppervlaktewater binnen het plan- of peilgebied. Compensatie van toename verharding afhankelijk van o.a. de toelaatbare peilstijging, afvoercapaciteit en rioolstelsel. Waar mogelijk en wenselijk verbetering van de waterhuishouding in samenwerking met het hoogheemraadschap door realisatie van extra waterberging (evt. in combinatie met natuur, openbaar groen of recreatie). Lozingen op het oppervlakte water vanuit hemelwaterstelsels kunnen door ongewenste lozingen in de hemelwaterriolering leiden tot verontreiniging van het oppervlaktewater. Het hoogheemraadschap adviseert en ziet toe hoe het beste met lozingen om kan worden gegaan.
Hoofdstuk 3
15
De gemeente heeft de zorgplicht voor het hemelwater. Dit houdt in dat zij op een verantwoorde wijze met het hemelwater dient om te gaan. Indien er een vermoeden is dat het afstromende hemelwater verontreinigingen (kan) bevat(ten) (bijvoorbeeld als gevolg van het gebruik van uitlogende bouwmetalen of door verontreinigende activiteiten) of indien het hemelwater loost op kwetsbaar water (EHS, zwemwater etc.) dan moet de gemeente in overleg met het hoogheemraadschap naar een doelmatige oplossing zoeken. Conclusie voor de beheersverordening. In de beheersverordening is een waterparagraaf opgenomen (deze is verwerkt in hoofdstuk 5). Hierin wordt onder andere ingegaan op de waterhuishouding binnen het plangebied. Uit hoofdstuk 5 blijkt dat water geen belemmering vormt voor de beheersverordening.
3.4 Gemeentelijk beleid Vigerende bestemmingsplannen Ter plaatse van het plangebied gelden een aantal bestemmingsplannen. Het Uitbreidingsplan in onderdelen ‘Grote Houtweg-Munnikenweg’ (A) is op september 1950 en goedgekeurd door gedeputeerde staten op 15 augustus 1951. Het plan ‘Grote Houtweg-Munnikenweg’ (ook wel aangeduid als het ‘Plan Grote Houtweg/Munnikenweide’) is gedeeltelijk vervangen door het latere plan uitbreidingsplan in onderdelen ‘Adrichem I’ (F). Dit plan is vastgesteld op 12 april 1962 en goedgekeurd op 14 mei 1963. Voor een klein gedeelte van het plangebied geldt het uitbreidingsplan in hoofdzaak ‘Noord-Oost’ (C), vastgesteld op 23 maart 1953 en goedgekeurd op 07-04-1954. Op grond van artikel 10 van de Overgangswet ruimtelijke ordening en volkshuisvesting 1965 of ingevolge enige andere wettelijke bepaling werden bovengenoemde plannen geacht ‘bestemmingsplannen’ in de zin van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te zijn. Bij de wetswijziging naar de Wet ruimtelijke ordening van 1 juli 2008 is echter, gelet op artikel 9.3.2, lid 2 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (Wro), bepaald dat dergelijke plannen na vijf jaar van rechtswege vervallen. Op de hierboven genoemde uitbreidingsplannen is voorts een paraplubestemmingsplan van toepassing (genoemd als verordening) ‘Verordening regelende het bouwen van bijgebouwen een aanbouwen bij eengezinshuizen en het gebruik van gronden en opstallen’ (vastgesteld 09 juli 1981, goedgekeurd 12 januari 1982).
16
Hoofdstuk 3
Daarnaast wordt het paraplubestemmingsplan Woonwagencentra Beverwijk (ZA), gedeeltelijk vervangen (vastgesteld 4 oktober 2007). Tot slot geldt voor een deel van het plangebied de Bouwverordening, deze is vastgesteld op 12 april 1962 en goedgekeurd op 14 mei 1963. Hieronder is een uitsnede opgenomen van de vigerende bestemmingsplannen.
Figuur 6. Vigerende bestemmingsplannen en bouwverordeningsgebied (schuin gearceerd)
Groenstructuurplan Om het groen van Beverwijk aantrekkelijk en beter toegankelijk te maken voor inwoners en bezoekers heeft de gemeente Beverwijk een groenstructuurplan opgesteld. Dit groenstructuurplan vormt een kader voor de inrichting van het groen. Met dit kader kan in de komende jaren de kwaliteit van het groen verbeterd worden. Het groenstructuurplan zet niet in op uitbreiding van het groen, maar vooral op het kwalitatief verbeteren van het bestaande groen. Verder worden bepaalde delen van de groenstructuur van de gemeente Beverwijk aantrekkelijker gemaakt om in te verblijven door het toevoegen van recreatieve routes en functies.
Hoofdstuk 3
17
De visie op de gemeentelijke groenstructuur (stadsniveau) is als volgt: Versterken van de geldende werking van de twee grote groene bieden. In de grote groengebieden wordt het groen uitgebreid en toegankelijker gemaakt. De beplanting wordt hier afgestemd op de onderliggende bodem.
Figuur 7. Groenstructuur plan voor Oost-Beverwijk
Versterken groene begeleiding langs oude wegen, - Groen als structurerende element langs nieuwe wegen. In de stad zijn oude en nieuwe verbindende lijnen te vinden. Beide typen lijnen worden benadrukt met boombeplanting, elk op een eigen manier. Knooppunten als visitekaartjes van Beverwijk. Daar waar oude lijnen en nieuwe lijnen elkaar snijden, ontstaan knooppunten. Hier wordt de groenstructuur aangepast, waardoor deze punten een verbijzonderd uiterlijk krijgen. Ook de entrees van de kernen krijgen een verbijzonderde aankleding. Recreatief aantrekkelijker maken groene punten. Groene plekken in de stad en in het buitengebied worden recreatief aantrekkelijker gemaakt door bijvoorbeeld bankjes neer te zetten en sierstruiken te planten.
18
Hoofdstuk 3
De visie groenstructuur op stadsdeelniveau in het kort is als volgt: De groene identiteit van de stadsdelen versterken. De beplanting voor de stadsdelen wordt afgestemd op de functie (bedrijven, wonen, centrum), de stedenbouwkundige verkaveling en bodemopbouw. Stadsdelen hebben straks ieder een eigen aanpak wat betreft beplanting. In het groenstructuurplan wordt het volgende actieprogramma beschreven voor de wijk waar het plangebied in ligt. Volgens dit programma worden beeldbepalende wegen begeleid door boomsoorten van de eerste grootte op een informele manier. Het informele groene karakter van dit stadsdeel moet bij herinrichtingen zoveel mogelijk behouden blijven. Het verbeteren van de groene aansluiting vanuit de wijken naar park Overbos behoort ook tot het actieprogramma. In figuur 7 is een afbeelding opgenomen uit het groenstructuurplan voor de wijk Oost-Beverwijk. Bomenbeleidsplan In het bomenbeleidsplan wordt beschreven hoe de gemeente met bomen omgaat. Het plan vormt een kader voor omgang van bomen. Aan de hand van dit kader kan de kwaliteit van bomen verbeterd worden. In het beleidsplan wordt onder andere de visie van de gemeente Beverwijk op bomen beschreven. Het gaat dan onder andere om de bomenstructuur, ontwerp en inrichting, beheer en onderhoud, regelgeving en handhaving, communicatie en organisatie. Samenhang en afstemming is de sleutel tot een verantwoord bomenbeleid, waarmee kan worden gewerkt aan een duurzaam en hoogwaardig bomenbestand. De beheersverordening Marlo CenterOranjebuurt laat groen toe binnen alle verschillende zones. Uitvoering van het bomenbeleidsplan is mogelijk binnen de kaders van de beheersverordening. Gemeentelijk milieubeleidsplan Op 28 augustus 2007 is het milieubeleidsplan 2008-2012 vastgesteld. Hierin is het milieubeleid van de gemeente Beverwijk vastgelegd. Het plan geeft een overzicht van alle uit te voeren gemeentelijke milieutaken en de wijze waarop deze uitgevoerd gaan worden. Naast de uitvoering van de wettelijke milieutaken voert de gemeente ook een aantal milieutaken uit binnen andere taakvelden. Voorbeelden zijn Ruimtelijke ordening (milieuparagraaf in het bestemmingsplan), Bouwen en wonen (duurzaam bouwen), Economische zaken (bedrijfsvestiging) en Verkeer en vervoer (luchtkwaliteit). In het milieubeleidsplan worden ook op dit gebied de doelen nader gespecificeerd. Het plan geeft een kader aan voor de uitvoering van een aantal actuele thema ’s, zoals schone lucht en klimaat, schone energie en duurzame mobiliteit.
Hoofdstuk 3
19
Economische visie IJmond In de economische visie IJmond worden ambities en doelstellingen voor zes economische thema’s benoemd. Het gaat om de thema’s: 1. Ruimte voor bedrijven; onder andere ruimte bieden voor duurzame groei en voorrang geven aan logistieke sector 2. Detailhandel; binding van consumenten binnen de regio versterken en het binden van toeristen en recreanten. 3. Bereikbaarheid; het gaat hier om het verbeteren externe bereikbaarheid OostWest, het verbeteren bereikbaarheid bedrijventerreinen en kust en investeren in vervoer over water 4. Toerisme & recreatie; onder andere het koppelen van verschillende toeristische attracties en verbeteren bereikbaarheid. 5. Innovatie & ondernemerschap; inzet op een duidelijke koppeling met de sterke economische sectoren in de regio. 6. Arbeidsmarkt & onderwijs: een goede aansluiting tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt is belangrijke voorwaarde voor verdere economische ontwikkeling. Nieuwe Erfgoedverordening Beverwijk 2010 In de Nieuwe Erfgoedverordening Beverwijk staat beschreven op welke wijze omgaat met archeologie en monumenten. In de verordening is een artikel (22) opgenomen waarin de bescherming van archeologische terreinen is geregeld. In paragraaf 2.6 van deze toelichting is ingegaan op het te beschermen terrein binnen het plangebied. Structuurvisie Beverwijk 2015 + De Structuurvisie Beverwijk 2015 + beschrijft de vier pijlers van het gemeentelijke ruimtelijke beleid. Deze betreffen: Gevarieerd wonen: de gemeente Beverwijk wil een grotere keuze bieden aan woningtypen en woonmilieus. Hierbij is het van belang dat elke woonwijk diverse woningen heeft. Elke woonwijk heeft weer zijn eigen identiteit. Een en ander kan betekenen dat er problemen opgelost moeten worden. Werken: Beverwijk is van oudsher een woon-werkstad, de gemeente Beverwijk wil dit behouden. Hier wordt vorm aan gegeven door bestaande economische potenties beter te benutten. Openbaar leven: de gemeente Beverwijk mooie routes en plekken nog mooier maken door deze te verbinden met het groene buitengebied. Daarnaast wil de gemeente de kwaliteit van de openbare ruimte in de stad verbeteren. Het voornaamste uitgangspunt voor het behouden en verbeteren van het sociale leven in Beverwijk is het op peil en actueel houden van het kwalitatief hoogwaardige en gewaardeerde voorzieningenaanbod. Bereikbaarheid: om het stedelijk leven in Beverwijk zo goed mogelijk te ondersteunen en dus de milieukwaliteit (met name lucht en geluid) te verbeteren zal
20
Hoofdstuk 3
het bestaand stedelijk gebied, voor wat betreft doorgaand verkeer, zo veel als mogelijk ontlast moeten worden. En tegelijkertijd een goed alternatief rondom Beverwijk geboden moeten worden. De ringwegen om de stad zorgen ervoor dat de stad goed bereikbaar blijft. Detailhandelstructuurvisie In de Detailhandelstructuurvisie van de gemeente Beverwijk is een aantal beelden geschetst van de toekomstige winkelstructuur: het centrum versterken als belangrijkste recreatieve winkelgebied; op wijkniveau levensvatbare winkelcentra voor dagelijkse boodschappen realiseren; versterken woonboulevard door clusteren en profileren van thema woninginrichting; Met betrekking tot het Marlo Center wordt aangegeven dat deze locatie ook in de toekomstige winkelstructuur met name geschikt is voor detailhandel in volumineuze artikelen. Daarnaast is het tevens een locatie voor winkels, die gerichte aankopen aanbieden en zich niet kunnen vestigen in het centrum, bijvoorbeeld vanwege de omvang. Het Marlo Center is bedoeld voor het winkelwezen dat valt onder run shoppen en gericht aankopen waarbij het centrumgebied is aangewezen voor funshoppen. Op het Marlo Center zijn ook indoor-recreatieve voorzieningen toelaatbaar tot een oppervlakte van 500 m² per activiteit. Voor hervestiging van detailhandel met een recreatief karakter op het Marlo Center zal de gemeente een open houden, indien dit noodzakelijk is om het voorzieningenniveau van Beverwijk in stand te houden. Met het bovenstaande wordt invulling gegeven aan de visie van de gemeente op het gebied van detailhandel. Deze luidt als volgt: het versterken van Beverwijk als winkelstad voor Beverwijk en de regio, het onderling positioneren van verschillende winkelconcentraties en ruimte bieden en sturen van nieuwe ontwikkelingen. Duurzaam Ruimtegebruik De gemeente Beverwijk beschrijft in haar notitie Duurzaam Ruimtegebruik waar wel en waar niet gebouwd wordt. Door op specifieke plaatsen in de stad te verdichten zijn er mogelijkheden om andere plekken open te kunnen houden, Met verdichten kan een hogere ruimtelijke en functionele kwaliteit in de stad worden bereikt. Verdichten op bepaalde plaatsen biedt tegelijkertijd de mogelijkheid om de open, onbebouwde ruimte te versterken of te behouden. Open plekkenplan In het Open plekkenplan van de gemeente Beverwijk wordt de ontwikkelingsrichting beschreven van de meeste open plekken van Beverwijk. Er is in de gemeente Beverwijk weinig open ruimte meer beschikbaar. Wel zal er extra ruimte moeten
Hoofdstuk 3
21
worden gevonden wonen en parkeren. Tegelijkertijd dient er ruimte over blijven voor water, groen en recreatie. Het plangebied Marlo Center – Oranjebuurt ligt in gebied 2, op kaart 2 ‘opgavenkaart’ die hoort bij het Open plekkenplan. Op deze kaart staan aangegeven waar de onbebouwde ruimte en inrichting behouden moet blijven, of waar er juist een ontwikkelingsopgave aan de orde is. Binnen het plangebied van de beheersverordening zijn er 3 ontwikkelingsgebieden (met bebouwing en/of water) en 2 groene gebieden, waar geen ontwikkelingen mogelijk zijn. De beheersverordening is in lijn met het Open plekkenplan. Beleidsvisie externe veiligheid kerngemeenten IJmond De verschillende IJmond gemeenten hebben gezamenlijk de beleidsvisie externe veiligheid kerngemeenten IJmond vastgestel. Het doel van deze beleidsvisie is tweeledig: enerzijds is het doel het inzichtelijk maken welke ruimte er voor welke ontwikkelingen beschikbaar is binnen welke randvoorwaarden betreffende externe veiligheid zodat een goede, efficiënte afweging wordt gemaakt betreffende het ruimtegebruik in de regio IJmond. Anderzijds is/ wordt externe veiligheid een vanzelfsprekend onderdeel van de besluitvorming bij plannen waarbij toetsing aan externe veiligheid in een vroegtijdig stadium van de planontwikkeling plaatsvindt. De beleidsvisie dient ook als bouwsteen voor de structuurvisies die de IJmond gemeenten op grond van de Wet op de ruimtelijke ordening opstellen. Hiermee is de visie ook een bouwsteen voor de bestemmingsplannen. De beleidsvisie externe veiligheid kerngemeenten IJmond is daarmee een document dat voor burgers, bedrijven en alle andere betrokkenen helderheid geeft over de vraag wat de regio nastreeft op het vlak van externe veiligheid. Gemeentelijk vervoer en beleidsplan In het Gemeentelijk verkeer- en vervoerplan (GVVP) worden een groot aantal verkeersmaatregelen voor de korte en lange termijn in en rond Beverwijk beschreven. Deze maatregelen moeten genomen worden om Beverwijk bereikbaar te houden, niet alleen met de auto, maar ook met de fiets en het openbaar vervoer. De doelstellingen van het GVVP zijn als volgt: In 2020 moet de gemeente beter bereikbaar zijn met alle vervoerwijzen In 2020 moet de gemeente regionaal beter bereikbaar zijn In 2020 moet de gemeente lokaal beter bereikbaar zijn In 2020 moet de verkeersveiligheid in de gemeente zijn toegenomen De ringstructuur van Beverwijk is een belangrijke kapstop in het plan. Deze bestaat uit een buitenring voor doorgaand regionaal verkeer, een stedelijke ring voor verkeer dat in de stad moet zijn en een centrumring voor verkeer dat in het centrum moet zijn. Verder is een samenhangend fietsnetwerk van groot belang.
22
Hoofdstuk 3
4.
MILIEUASPECTEN
4.1 Algemeen In dit hoofdstuk worden de verschillende milieuaspecten beschouwd. De beheersverordening is conserverend van aard. Dit houdt in de er geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Wel is in het hoofdstuk milieuaspecten gekeken naar eventuele knelpunten.
4.2 Luchtkwaliteit Wet luchtkwaliteit In 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Met deze wet zijn luchtkwaliteitseisen verankerd in de Wet milieubeheer. Op de beoordeling van luchtkwaliteit is niet alleen de Wet milieubeheer van toepassing, maar ook het Besluit niet in betekende mate bijdragen en drie regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (NIBM), de Regeling beoordeling luchtkwaliteit en de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007). Er is een andere wijze van toetsing van bouw- en bestemmingsplannen opgenomen. Zo dient te worden onderzocht of een project ‘in betekenende’ mate van invloed is op de luchtkwaliteit. In het Besluit NIBM en de Regeling NIBM zijn handvaten aangereikt om te bepalen of een project niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als een bijdrage die maximaal 3 % bedraagt van de grenswaarde voor stikstofdioxide en fijn stof. De mate van schaalgrootte waaronder niet hoeft te worden getoetst (de vertaling van bovengenoemde 3% norm naar concrete bouwprojecten), bedraagt 1500 woningen bij één ontsluitingsweg. Voor het ontwikkelen van kantoorlocaties geldt een schaalgrootte van 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij één ontsluitingsweg. De Regeling NIBM benoemt tevens categorieën van gevallen die niet in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging. Als een project in één van deze categorieën valt of voldoet aan de gestelde criteria voor de schaalgrootte van het plan (1500 woningen of 100.000 m2 kantooroppervlakte) dan hoeft er niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. De begrippen goede ruimtelijke ordening en blootstelling van kwetsbare groepen blijven van belang. Situaties waar de luchtkwaliteitsnormen worden overschreden zullen integraal worden aangepakt met maatregelpakketten voor probleemgebieden. Er worden op drie
Hoofdstuk 4
23
bestuurslagen maatregelen genomen, namelijk door het rijk, provincie en gemeenten (Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit, NSL). Samenvattend vormt de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als: • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; • een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging; • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL. Luchtkwaliteitsnormen De luchtkwaliteitsnormen zijn opgenomen in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit. De volgende grenswaarden (jaargemiddeld) zijn opgenomen: Zwavel (SO2): 125 micro g/m3 Stikstofdioxide: 40 micro g/m3 Fijn stof (PM 10): 40 micro g/m3 Koolstofmonoxide: 8 uurgemiddelde 6 micro g/m3 Benzeen: 10 micro g/m3 Lood: 0,5 micro g/m3 In de praktijk zijn alleen de normen voor stikstofdioxide en fijn stof van belang Conclusie De beheersverordening is conserverend van aard, er zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Uit de Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) blijkt dat in het plangebied geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen optreden. De conclusie is dat de Wet luchtkwaliteit geen knelpunt vormt voor de realisatie van de beheersverordening.
4.3 Geluid In het kader van de Wet geluidhinder liggen er zones rond wegen, spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen zone. Binnen een geluidszone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting.
24
Hoofdstuk 4
Woningen, scholen, kinderdagverblijven en zieken- en verzorgingstehuizen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidgevoelige bestemmingen. Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Hierna wordt voor het plangebied de situatie beschreven voor wegverkeers-, railverkeers-, industrie- en luchtvaartlawaai. Wegverkeerslawaai Binnen het plangebied liggen enkele gezoneerde wegen. Net buiten het plangebied ligt de Spoorsingel, waarvan de geluidszone over een deel van het plangebied ligt. Ook buiten het plangebied ligt de snelweg A22, waarvan de geluidszone circa 250 meter het plangebied in ligt. Railverkeerslawaai Aan de zuidoostkant en net buiten het plangebied loopt de spoorlijn Beverwijk – Uitgeest. De geluidszone ligt ongeveer 50 meter het plangebied in. Industrielawaai Het plangebied ligt niet binnen de geluidszone van een in het kader van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein. Luchtvaartlawaai Het plangebied ligt niet binnen zones die verband houden met de luchthaven Schiphol. Conclusie voor de beheersverordening Aangezien de beheersverordening geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, heeft de Wet geluidhinder geen gevolgen voor de beheersverordening.
4.4 Externe veiligheid Risico’s Bij externe veiligheid gaat het om de risico’s voor de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico’s doen zich voor rondom risicovolle bedrijven, transportassen of buisleidingen waarover, respectievelijk waardoor, gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Hoofdstuk 4
25
Normen externe veiligheid Aan deze risico’s zijn normen gekoppeld. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving, circulaires en beleidsnota’s. Deze externe veiligheidsnormen stellen soms harde grenzen. In het geval geen duidelijk grenzen zijn vastgesteld is sprake van een wettelijke verplichting voor het bevoegde gezag om expliciet en consequent te motiveren hoe met de veiligheid van burgers wordt omgegaan in een bepaald gebied. In Nederland worden twee normen gehanteerd voor externe veiligheidsrisico’s, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Plaatsgebonden risico (PR) Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt.
Figuur 8. Het plangebied in zijn omgeving (uitsnede prof. Risicokaart d.d. 12.12.12)
Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas. Het maximaal toegestane plaatsgebonden risico is genormeerd en dient in acht genomen te worden bij milieuvergunningverlening en ruimtelijke ordening.
26
Hoofdstuk 4
Groepsrisico (GR) Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt weergegeven als een grafiek met het aantal personen op de horizontale as en de cumulatieve kans op overlijden op de verticale as. Het bevoegde gezag is verplicht om zich bij besluitvorming in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer te verantwoorden over het geaccepteerde groepsrisico. Situatie In het kader van de procedure om tot komen tot een beheerverordening ‘ MarloCenter-Oranjebuurt’ - een document vergelijkbaar met een conserverend bestemmingsplan (geen ruimtelijke ontwikkelingen beoogd) – is nagegaan welke risicobronnen er in de omgeving van het plangebied zijn gesitueerd. er is een inrichting, op grote afstand van het plangebied, waar handelingen met gevaarlijke stoffen worden uitgevoerd die, in geval van een ongeval, invloed kunnen hebben op de situatie ter plaatse van het plangebied; • het plangebied ligt in het invloedsgebied van een weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; • het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van het spoor (over het tracé Haarlem – Uitgeest worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd) en het water. Eye Film Instituut Deze inrichting is gelegen aan de Achterweg in het Heemskerkerduin. In de voormalige bunker worden, onder geconditioneerde omstandigheden, oude nitrocellulose films opgeslagen. In geval van een calamiteit kan naast brand ook een toxische wolk ontstaan. De 1% letaliteitscontour (ca. 4,5 km.) van het maatgevend scenario ligt over het plangebied. Plaatsgebonden risico. Het plangebied valt buiten de 10-6/jaar contour. De beheersverordening voldoet hiermee aan het BEVI.
Groepsrisico Het mogelijke aantal dodelijke slachtoffers als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen uitgezet tegen de kans op het mogelijke aantal dodelijke slachtoffers.
Hoofdstuk 4
27
Figuur 9. Groepsrisicocurve. Het mogelijke aantal dodelijke slachtoffers als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen uitgezet tegen de kans op het mogelijke aantal dodelijke slachtoffers.
Een procedure in het kader van de Wet milieubeheer (revisievergunning 12-2010) is recent het kader om risicoreducerende alternatieven te onderzoeken en te beoordelen. De mogelijkheden om het risico aan de bron te beperken zijn zeer divers en tegelijk weer zeer beperkt. In de door TNO opgestelde reportages zijn naar de mening van de Milieudienst alle redelijke en relevante mogelijkheden onderzocht. De voorgestelde risicoreducerende maatregelen en de door de regionale brandweer geformuleerde adviezen zijn als voorschriften aan de vergunning verbonden. De overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is een factor twee. Dit is een relatief kleine overschrijding. Dit neemt echter niet weg dat intensief naar mogelijkheden tot verlaging hiervan is gezocht. De onderzochte maatregelen zijn om diverse redenen niet haalbaar gebleken. De opslag verplaatsen naar een andere opslag waarbij wel aan de oriënterende waarde wordt voldaan is in dit stadium niet voorhanden. De vergunninghouder beschikt over drie locaties waar nitraatfilms worden opgeslagen, waaronder de huidige locatie. De vergunninghouder geeft aan dat de andere twee locaties onvoldoende capaciteit hebben om (een deel van) de nitraatfilms van de huidige locatie op te slaan. De vergunninghouder zou dan een nieuwe opslagruimte moeten realiseren, het geen hoge kosten met zich meebrengt. De vergunninghouder heeft aangegeven dat het realiseren van een nieuwe opslag in de toekomst een mogelijkheid is. Bij werkzaamheden op en aan de bunker kan de temperatuur en het vochtgehalte in de opslagbunker niet op het gewenste niveau worden gehouden. De werkzaamheden kunnen alleen worden uitgevoerd als de nitraatfilms tijdelijk zijn uitgenomen. Dit vergt inzet van personeel, transport en een tijdelijke geconditioneerde opslaglocatie waardoor de kosten hoog zijn.
28
Hoofdstuk 4
Onuitvoerbaarheid maatregelen Om de twee opslagruimten in de bunker met nitraatfilms onderling brandwerend van elkaar te scheiden moeten onder meer de deuren worden vervangen/ aangepast. Het is onzeker dat hier de noodzakelijke monumentenvergunning voor wordt verleend. Tijdelijke verhoging van het risico Door werkzaamheden in de bunker, aanwezigheid van personen en verplaatsen van films ontstaan nieuwe risicobronnen. De Milieudienst heeft dit niet apart laten onderzoeken, maar het dominante risico wordt veroorzaakt door externe factoren door menselijk handelen. Bovendien worden de films uit de beschermende atmosfeer gehaald waardoor de degeneratie van de films kan worden versneld waardoor het risico toeneemt. Veiligheidswinst is gering Bouwkundige maatregelen hebben effect op het groepsrisico. Het groepsrisico zonder maatregelen is tweemaal de oriënterende waarde. Dit kan door de maatregelen worden verlaagd tot bijna eenmaal de oriënterende waarde. De fixatie op de oriëntatiewaarde lijkt soms belangrijker dan discussie over de veiligheid van de bron, de interactie met de omgeving en de capaciteiten van de hulpverlening of de mogelijkheid tot zelfredzaamheid. Gelet op de grote afstand van het Eye Film Instituut tot het plangebied ‘MarloCenter-Oranjebuurt’ in Beverwijk (ca. 4.500 m,) vormt het Eye Film Instituut geen belemmering voor de beheersverordening. Vervoer over de weg: A22 De A22 is opgenomen in het basisnet-Wet. Dit basisnet van rijkswegen waarover gevaarlijke stoffen mogen worden getransporteerd maakt onderdeel uit van de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Naar verwachting zal de circulaire binnen afzienbare tijd worden vervangen door het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid. Over de weg worden verschillende soorten gevaarlijke stof vervoerd. In de spreekwoordelijke 90% van de gevallen blijkt LPG bepalend te zijn voor het groepsrisico. Voor de bepaling van het risico van het LPG-transport wordt uitgegaan van een BLEVE die ontstaat bij het bezwijken van de tank door een mechanische inwerking op de tank. De tankauto botst bijvoorbeeld tegen een massief voorwerp. Er is ook een andere oorzaak waardoor een BLEVE kan ontstaan. Dat is het bezwijken van de tank door een thermische inwerking op de tank. De tank staat in de vlammen van
Hoofdstuk 4
29
een brand. De eerste BLEVE wordt koude BLEVE genoemd; de tweede warme BLEVE. Het verschil tussen beide zit in de afstand tot waarop de vuurzee nog een dodelijke hittestraling kan hebben. Het 1% letaliteitcriterium leidt voor de koude BLEVE tot een afstand van ongeveer 150 meter en voor de warme BLEVE tot 300 meter. Bij risicoberekeningen van het vervoer van LPG over de weg wordt uitgegaan van het koude BLEVE-scenario. Plaatsgebonden risico Uit bijlage 2 van de cRNVGS blijkt dat de A22 geen 10-6 /jaar PR-contour heeft. Het plan – de beheersverordening ‘MarloCenter-Oranjebuurt’ voldoet. Groepsrisico Voor de bebouwing binnen 200 meter moeten gemeenten rekening houden met het groepsrisico. Dat betekent dat gemeenten bij plannen voor dichte bebouwing langs hoofdFiguur 10. Vervoer over de weg wegen moeten kijken naar mogelijkheden om het GR te beperken en naar lokale veiligheidsaspecten zoals de mogelijkheden voor de hulpverlening en de zelfredzaamheid, blusvoorzieningen en vluchtwegen voor de bewoners of gebruikers van de gebouwen.
30
Hoofdstuk 4
Tabel afstanden en vervoerscijfers Basisnet weg
Weg vak
N83
N93
N89
Naamgeving
Rijksweg A22 A22: knp. Beverwijk – afrit Beverwijk A22: afrit Beverwijk – afrit IJmuiden (incl. Velsertunnel) A22: afrit IJmuiden – knp. Velsen
Veiligheids zone gemeten vanaf het midden van de weg
Vervoershoeveelheid GF3 voor het berekenen van het GR
0
1500
0
0
0
3000
Bijzonderheden
Categorie D tunnel
De personendichtheid in het plangebied is ca. 60-70 personen/hectare. Het groepsrisico vanwege de A22 is lager dan de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Conclusie Nagegaan is welke risicobronnen er in de directe omgeving van het plangebied gesitueerd zijn. Het betreft de opslag van nitrocellulosefilms in het Eye Film Instituut in Heemskerk en de A22. Het plangebied ligt niet binnen de 10-6/jaar PR-contour van het Eye Film Instituut. Het groepsrisico van het Eye Film Instituut bedraagt 2 x de oriënterende waarde. Bij het verlenen van de revisievergunning in december 2010 is gemotiveerd besloten een overschrijding van het groepsrisico toe te staan. De A22 heeft geen 106 /jaar PR-contour. Het groepsrisico vanwege de weg ligt onder de oriënterende waarde. Geconcludeerd kan worden dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de beheersverordening.
4.5 Ecologie Wetgeving met betrekking tot de bescherming van de natuur richt zich op twee hoofdthema’s. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).
Hoofdstuk 4
31
Gebiedsbescherming Gebiedsbescherming wordt geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische hoofdstructuur (EHS). De provincie is hiervoor het bevoegde gezag. Voor bestemmingsplannen, bouwplannen of andere activiteiten, kan het noodzakelijk zijn dat een vergunning ex artikel 19d Natuurbeschermingswet aangevraagd moet worden bij de provincie. Het afwegingskader van de Habitatrichtlijn staat bekend als de Habitattoets. Deze bestaat uit een Voortoets en eventueel een zogenoemde “passende beoordeling” als uit een Voortoets blijkt dat er mogelijk significante gevolgen zijn. De belangrijkste aspecten bij de beoordeling van mogelijke invloed op natuurgebieden aan de orde komen zijn: oppervlakteverlies, verontreiniging, verdroging, geluid, licht, verstoring door mensen, mechanische effecten en versnippering. Soortbescherming Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en fauna wet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen. De wet maakt een onderscheid tussen licht (tabel 1), middelzwaar (tabel 2) en zwaar beschermde soorten (tabel 3). Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, licht beschermde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Als er negatieve effecten optreden op zwaar beschermde soorten (tabel 3 Flora- en faunawet) dient een ontheffing volgens art. 75 van de flora- en faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie van LNV. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (groot maatschappelijk belang, in sommige gevallen ook ruimtelijke inrichting en ontwikkeling); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet.
32
Hoofdstuk 4
Conclusie In de beheersverordening zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Dit betekent dat er geen negatieve effecten op beschermde soorten op kunnen treden en dat er geen ecologisch onderzoek hoeft te worden verricht. De conclusie is dat er wordt voldaan aan de bepalingen van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Floraen faunawet.
4.6 Bodem In de beheersverordening dient rekening te worden gehouden met de kwaliteit van de bodem ter plaatse. Het is wettelijk verboden om te bouwen op verontreinigde grond. Om te kunnen bepalen of de bodem in het plangebied geschikt is voor het beoogde gebruik dient bij voorgenomen bouwactiviteiten een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Hierdoor dient bij ontwikkelingen in het gebied altijd een historisch bodemonderzoek te worden verricht en vaak ook een verkennend bodemonderzoek. Uit het historisch onderzoek kan blijken dat (op een deel van een locatie) reeds een recent bodemonderzoek heeft plaatsgevonden. In dat geval kan mogelijk worden volstaan met de resultaten van dat bodemonderzoek mits het uitgevoerde onderzoek voldoende betrekking heeft op het te ontwikkelen terrein. Uit het historisch onderzoek kan tevens blijken dat in een eerder uitgevoerd bodemonderzoek een verontreiniging is aangetoond die een belemmering zou kunnen vormen voor het beoogde gebruik. Indien uit een verkennend bodemonderzoek blijkt dat er een verontreiniging is aangetoond dan dient een nader bodemonderzoek te worden uitgevoerd om de eventuele ernst van de verontreiniging en eventuele noodzaak tot bodemsanering vast te stellen. Wanneer de locatie naar aanleiding van het historisch of verkennend bodemonderzoek als asbestverdacht wordt aangemerkt dan dient tevens een asbestonderzoek te worden verricht conform de geldende normen. In de gemeente Beverwijk is het generieke beleid vanuit het Besluit bodemkwaliteit van kracht. Op basis van het Besluit bodemkwaliteit is een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld. Het plangebied valt in de klasse wonen. Bij grondverzet dient de kwaliteit van de bodem te worden vastgesteld door middel van partijkeuringen. Dit geldt zowel voor de kwaliteit van de toe te passen grond als van de ontvangende bodem. Om een partij grond te mogen toepassen moet de partij worden getoetst aan zowel de bodemkwaliteit van de ontvangende bodem als aan de bodemfunctieklasse van de ontvangende bodem. Bij deze dubbele toets geldt dat de kwaliteitsklasse van de toe te passen partij grond moet voldoen aan de strengste norm.
Hoofdstuk 4
33
4.7 Milieuzonering Milieuzonering Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium “een goede ruimtelijke ordening”. Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), het zogenaamde ‘groene boekje’, een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand bedrijven gesitueerd worden. Het Groene Boekje geeft adviesafstanden (die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening. Conclusie De publicatie bedrijven en milieuzonering is niet bedoeld voor het beoordelen van bestaande situaties. In de bestaande situatie is er sprake van een bedrijventerrein en een tweetal woonwijken. Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, geeft het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor de vaststelling van deze beheersverordening.
4.8 Duurzaamheid In de beheersverordening dient rekening gehouden geworden met duurzaam bouwen, duurzaam renoveren en energiebesparing bij bedrijven. Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen Gemeente Beverwijk en de Milieudienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in “Kwaliteit en duurzaam bouwen” en in het milieubeleidsplan 2008-2012. De beleidsplannen vanaf 2013 zijn in ontwikkeling, voorlopig wordt uitgegaan van het milieubeleidsplan 2008-2012 en voor de toekomst geanticipeerd op het nieuwe beleid.
34
Hoofdstuk 4
Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007-2011 Het Rijk en de gemeenten hebben een klimaatakkoord ondertekend. Hierin staan afspraken over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie. De gemeenten onderschrijven de ambities van het kabinet: een reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990, een energiebesparingspercentage van 2% energiebesparing per jaar en een aandeel van 20% duurzame energie in 2020. Het kabinet Rutte II hanteert een aandeel van 16% duurzame energie in 2020. De ambitie is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 50% is verlaagd. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren is de energieprestatie coëfficiënt voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en wordt deze verder aangescherpt in 2015 naar 0,4. GPR Gebouw Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de Milieudienst IJmond en de gemeente Beverwijk het gebruik van GPR Gebouw. GPR Gebouw is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties gemeten kunnen worden, compleet met rapportcijfers van 1 tot 10. Dit instrument kijkt breder dan alleen energie. De GPR-lijst kan online ingevuld worden. De kosten van het gebruik van GPR Gebouw worden gedragen door de Milieudienst IJmond. De ambitie van de gemeente is een 7.0 te scoren op het thema energie en gemiddeld een 7.0 voor de thema’s milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Energiebesparing bedrijven Wanneer blijkt dat de normen van de jaarverbruikcijfers in de oude bedrijfsvoering al worden overschreden (jaarverbruik meer dan 50.000 kWh elektriciteit en/of 25.000 m³ gas) of als uit de bouwaanvraag blijkt dat de normen zullen worden overschreden (aan de hand van m² vloeroppervlak en m³ gebouwinhoud, na toepassing van de kengetallen), moet op grond van artikel 2.15, eerste lid uit het Activiteitenbesluit aangeven worden op welke wijze wordt voldaan aan BBT (Best Beschikbare Techniek). Voorwaarde hierbij is dat de terugverdientijd vijf jaar of minder is. Mogelijkheden die niet door de architect in overweging zijn genomen, kunnen op grond van BBT alsnog verlangd worden. Conclusie Overeenkomstig het beleid van de gemeente dient duurzaam te worden gebouwd en bij bedrijven energiebesparende maatregelen te worden genomen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder. Nieuwe bouwplannen bieden kansen om duurzaam te bouwen. Duurzame gebouwen zijn doorgaans comfortabeler en in de exploitatie worden besparingen bereikt. Inmiddels is de EPC (Energie Prestatie Coëf-
Hoofdstuk 4
35
ficiënt) voor woningen aangescherpt naar 0,6 en over 2,5 jaar wordt deze weer verder aangescherpt naar 0,4 (1 januari 2015). Deze toekomstige waarde kan behaald worden door nu bij de realisatie gebruik te maken van hoge isolatiewaarden en duurzame technieken. Nu anticiperen op toekomstige bouweisen resulteert in een kwalitatief betere en comfortabelere woning en een beter bedrijfspand met een lagere energiekosten en met een hogere marktwaarde en dus in de exploitatie een hoger rendement oplevert.
36
Hoofdstuk 4
5.
WATER
5.1 Algemeen Water en ruimtelijke ordening zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Enerzijds is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Het wateraspect vraagt om die reden bijzondere aandacht. Het plangebied maakt in waterstaatkundig opzicht deel uit van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, die als waterkwantiteitsbeheerder voor de polderen boezemwateren optreedt. Het hoogheemraadschap beheert ook de waterkwaliteit van boezemen polderwater. Bij veranderingen in de inrichting dan wel het beheer van het water binnen het plangebied dient in een vroegtijdig stadium het overleg gezocht te worden tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
5.2 Oppervlaktewater In figuur 11 is een afbeelding opgenomen met daarin de verschillende waterlopen binnen het plangebied.
Figuur 11. Oppervlakte water binnen plangebied
Hoofdstuk 5
37
Binnen het plangebied zijn enkele primaire watergangen gelegen. Deze watergangen zijn van belang voor de aan- en afvoer van water en waterberging op regionaal en polderniveau.
5.3 Riolering De afvoer van hemelwater en huishoudelijk afvalwater in dit gebied geschiedt door middel van een gemengd rioolstelsel. In perioden met extreem veel neerslag kan het voorkomen dat de riolering het regenwater niet meer kan verwerken. Het water in de riolering kan dan terugstromen op straat of via bijvoorbeeld het toilet in woningen. Om dit te voorkomen zijn bij grotere vijvers overstortvoorzieningen aangebracht die het teveel aan rioolwater in extreme situaties direct op het oppervlaktewater lozen. Ook in de waterpartij langs de Laan der Nederlanden (buiten het plangebied)en in de sloot langs de Spoorsingel (overstort Zwaansmeer) is een dergelijke overstortvoorziening aangebracht. Door deze overstortingen stroomt echter verdund rioolwater in de vijvers waardoor het water vervuild kan raken. Het diepriool van Beverwijk-Oost, gelegen tussen de Laan der Nederlanden en de RWZI aan de Wijkermeerweg, transporteerde voorheen afvalwater vanuit de gemeenten Heemskerk en Uitgeest. Een groot deel van de afvalwaterstroom worden nu met een persleiding rechtsstreeks naar de RWZI afgevoerd. In de huidige situatie vertegenwoordigt het diepriool veel berging in het bemalingsgebied BeverwijkOost. Dit gebied heeft volgens een uitgevoerde berekening ruim voldoende berging en de berging in het diepriool draagt weinig bij aan de totale emissiereductie. Door enkele aanpassingen kan deze berging worden ingezet voor het gebied BeverwijkWest, waar juist een bergingstekort is. Deze toename van de berging in BeverwijkWest heeft een gunstig effect op de emissiereductie. In het plangebied ligt een beekriool ter plaatse van de Vennelaan en Beijneslaan. In figuur 12 is deze afgebeeld. In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2010-2015 wordt onder meer beschreven hoe de gemeente omgaat met het verwerken van het hemelwater. Het zoveel mogelijk gescheiden inzamelen van huishoudelijk afvalwater en regenwater is één van de maatregelen. Daarnaast streeft de gemeente er naar om bij renovatie van de riolering of bij nieuwbouw- of renovatieprojecten waterstromen te scheiden. Het hemelwater wordt daarbij in principe zoveel mogelijk verwerkt op de plek waar het valt. Maximaal dezelfde belasting op het oppervlaktewater als in de huidige situatie is een belangrijk uitgangspunt bij een (her-)ontwikkeling. Er zal altijd moeten worden overlegd met de gemeente en waterbeheerder waar het gaat om de inrichting van de watersystemen voor afval-, hemel-, grond- en oppervlaktewater. Alleen wanneer een goede waterkwaliteit kan worden gewaarborgd zal medewerking worden verleend.
38
Hoofdstuk 5
Beekriool
Figuur 12. Ligging beekriool Vennelaan en Beijneslaan
5.4 Grondwater De grondwaterstand in het plangebied van voorliggende beheersverordening varieert van 0,5 meter tot meer dan 1,3 meter beneden het gemiddelde straatpeil (maaiveld). Blijkens de rapportage ‘Actualisatie grondwaterbeheerplan, gemeente Beverwijk’ is er sprake van een actueel risico op grondwateroverlast in bepaalde gebieden. Het gaat dan om plekke waar de gemiddelde ontwateringsdiepte in een representatief natte periode minder dan 0,7 m en is de belangrijkste gebruiksfunctie woonbebouwing of industriegebied.
Hoofdstuk 5
39
De gebieden met een ontwateringsdiepte in een natte periode tussen 0,7 en 1,0 m zijn potentiële risicogebieden. Indien de grondwatersituatie veranderd, ontstaat hier mogelijk een actueel risico op grondwateroverlast Het rapport geeft alleen een indicatie van het risico op een te hoge grondwaterstand weergegeven. Of er daadwerkelijk overlast optreedt is ook afhankelijk van de bouwkundige staat van de bebouwing.
Figuur 13. Uitsnede kaart gemiddelde ontwateringsdiepte.
Grondwaterkwaliteit Het grondwater in heel Beverwijk bevat een licht verhoogde concentratie aan arseen en ijzer. De verontreinigingen zijn niet ernstig en komen in de regio van nature in de bodem voor. Omdat het oppervlaktewater voor een deel bestaat uit grondwater kan het dus ook een verhoogde concentratie aan genoemde stoffen bevatten. Beheer en onderhoud Ten aanzien van beheer en onderhoud wordt er onderscheid gemaakt in drie verantwoordelijke partijen: 1. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de waterkering, waterstaatkundige voorzieningen , de beheersing van de kwaliteit en het peil van het oppervlakte water. Verder is zij verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van het watersysteem.
40
Hoofdstuk 5
2. De gemeente Beverwijk heeft de verantwoording over het onderhoud van de riolering, drainage- en infiltratievoorzieningen. 3. Tot slot zijn de eigenaars van particuliere gronden verantwoordelijk voor het onderhoud van drainage- en infiltratievoorzieningen en rioleringen.
5.5 Compensatie toegenomen verharding De beheersverordening is een beheersdocument, nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt middels deze beheersverordening. Mocht er verharding plaats vinden binnen het plangebied dan zal het gaan om relatief kleine veranderingen. In de keur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is bepaald dat het zonder vergunning van het dagelijks bestuur verboden is neerslag versneld tot afvoer te laten komen: door bebouwing of verharding van 800 m² of meer onverharde grond; door realisatie van verscheidene min of meer aaneengesloten bouwplannen met een gezamenlijke oppervlakte van 800 m² of meer; door aanleg van nieuw verhard oppervlak dat meer dan 10% van het oppervlak van het desbetreffende peilvak beslaat; door uitbreiding van het verhard oppervlak met minder dan 800 m², indien het desbetreffende watersysteem de toename van de piekafvoer niet kan verwerken. In dergelijke gevallen zal een wateradvies bij het hoogheemraadschap worden ingewonnen.
5.6 Waterkeringen Ten oosten van het plangebied ligt de Sint Aagtendijk. Deze dijk betreft een primaire waterkering. De beschermingszone die bij de kering hoort reikt tot binnen het plangebied van de beheersverordening ‘Marlo Center – Oranjebuurt’. Om die reden is er planologisch beschermingsregime opgenomen in voorliggende beheersverordening.
Hoofdstuk 5
41
5.7 Overleg Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier De concept beheersverordening ‘Marlo Center – Oranjebuurt’ is voorgelegd aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Hiermee is het hoogheemraadschap in de gelegenheid gesteld te reageren op de beheersverordening. De waterparagraaf is aangepast en aangevuld naar aanleiding van opmerkingen van het hoogheemraadschap. Verder is de waterparagraaf akkoord bevonden.
42
Hoofdstuk 5
6.
PLANBESCHRIJVING
6.1 De beheersverordening De vormgeving van verbeelding en planregels van een bestemmingsplan wordt ingegeven door de RO-Standaarden 2008, die op 1 januari 2010 van kracht zijn geworden. Een beheersverordening behoeft niet aan deze standaarden te voldoen. Een beheersverordening is een beheerregeling en heeft betrekking op een gebied waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien. Een beheersverordening legt de bestaande situatie vast (bestaande bebouwing en functies), met eventueel daarnaast de gebruikelijke beperkte uitbreidingsmogelijkheden. De gemeente Beverwijk sluit zich aan bij het advies van de VNG om beheersverordeningen qua opzet niet aan te laten sluiten bij de systematiek van de SVBP2008. Een beheersverordening is nu eenmaal geen bestemmingsplan. Met betrekking tot de "bestaande" situatie dient daarbij het volgende te worden opgemerkt. Volgens de VNG kan daarbij onderscheid worden gemaakt in "gebruik in enge zin" en "gebruik in ruime zin.
Gebruik in enge zin is het gebruik dat feitelijk bestaand is dat op het moment van het vaststellen van de beheersverordening. Dit geldt voor zowel voor het gebruik van gronden en opstallen als van de aanwezige bouwwerken. Het feitelijk bestaand gebruik van gronden en van opstallen en de aanwezige gebouwen moet worden geïnventariseerd en vastgelegd. Bij het gebruik gaat het dan niet alleen om specifieke vormen van gebruik, maar meer om algemene functies. Zo gaat het bijvoorbeeld niet om een bakkerij, maar om detailhandel. Bij gebruik in ruime zin gaat het niet om de feitelijk bestaande situatie, maar om het vigerende bestemmingsplan. Al het in het vigerend bestemmingsplan toegelaten gebruik en al de op basis van het bestemmingsplan toegestane bouwwerken worden in deze uitleg als bestaand beschouwd. Het gaat hier dus om wat op basis van het vigerende bestemmingsplan is toegestaan. Dus ook de ontwikkelingen die wel zijn toegestaan, maar nog niet gerealiseerd.
De VNG adviseert daarom bij een keuze voor een beheersverordening op basis van vigerend bestemmingsplan (gebruik in ruime zin) te kiezen voor de beperkte uitleg, gelet op de overwegingen omtrent beheer en ruimtelijke ontwikkelingen in de voorgaande alinea’s. Daarbij dient te worden bedacht dat een beheersverordening een mix van regelingen kan bevatten, in die zin dat voor het ene gebied gekozen wordt voor de feitelijk bestaande situatie en in een ander gebied voor het gebruik in ruime zin overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan met inachtneming van
Hoofdstuk 6
43
het hiervoor gestelde. Binnen een gebied kan ook worden gedifferentieerd. Het spreekt van zelf dat iedere keus in de toelichting op de beheersverordening moet worden verantwoord. Het (relatieve) voordeel van een beheersverordening boven een bestemmingsplan is dat de procedure korter is en dat de voorbereidingskosten (dus) beperkter zijn.
6.2
Systematiek van de beheersverordening
De beheersverordening kenmerkt zich door een gedetailleerdere beheerregeling voor de in het gebied aanwezige functies. Voorwaarde hiervoor is dat de bestaande situatie uitgebreid wordt geïnventariseerd en vastgelegd. In deze verordening is er voor gekozen de bestaande situatie te documenteren aan de hand van een Gebruikskaart, waarop de huidige gebruiksfunctie met de huidige goot- en bouwhoogte per perceel is aangegeven. Bovenstaande kaart dient als bijlage voor de in de beheersverordening opgenomen regels en de daarbij behorende verbeelding. Op de verbeelding zijn enkele zones aangewezen waarbinnen regels gelden voor het toegestane gebruik en de bijpassende bebouwing. De toegestane maatvoering van de bebouwing is op de als bijlage opgenomen Gebruikskaart aangegeven. Verder is ten aanzien van de situering van gebouwen in de regels geregeld dat bestaande gebouwen door gebouwen op dezelfde locatie mogen worden vervangen. Omdat zones meerdere gebruiksfuncties omvatten zijn de nu voorkomende functies aangegeven op de (ook als bijlage opgenomen) Gebruikskaart. De regels en de verbeelding vormen een directe toetsingsgrond voor een aanvraag van een omgevingsvergunning. In de volgende paragraaf wordt uitgebreid ingegaan op de regelingen die voor de zones (en met name de Zone Wonen) van toepassing zijn. Daarna worden de overige regelingen in het plan in het kort toegelicht. De in de beheersverordening opgenomen zones zijn: Zone Bedrijf; Zone Gemengd; Zone Wonen.
44
Hoofdstuk 6
6.3 De zone Wonen nader beschouwd In deze paragraaf worden de regelingen die op het wonen van toepassing zijn nader verklaard. Hierboven is in paragraaf 6.1 aangegeven dat de beheersverordening een mix van regelingen kan bevatten, in die zin dat voor het ene gebied gekozen wordt voor de feitelijk bestaande situatie en in een ander gebied voor het gebruik in ruime zin overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. Voor de Zone Wonen geldt dat de functie vrij eenduidig is en dat de ontwikkelingen die zich de laatste jaren hebben plaatsgevonden gekarakteriseerd kunnen worden als "kleine – ruimtelijk en functioneel – ondergeschikte uitbreidingsmogelijkheden bij de woningen". Voor deze zone is daarom gekozen voor de strategie "gebruik in enge zin". Uitzondering vormen de hier en daar voorkomende functies (maatschappelijk/bedrijf) deze kunnen in de toekomst de gebruikelijke functiewijzigingen krijgen. Leidraad is hier de indeling in hoofdgroepen van bestemmingen uit de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008. In feite geldt voor deze functies dus een iets ruimere strategie ("gebruik in ruime zin, met beperkte uitleg"). Op deze wijze worden planschadestellingen vermeden. Dus waar nu in Zone Bedrijf een autogaragebedrijf zit zou in de toekomst een aannemersbedrijf kunnen komen en waar nu in Zone Gemengd een dienstverlenend bedrijf zit zou in de toekomst een detailhandel kunnen komen. Bij het opstellen van deze regels is ten eerste rekening gehouden met de regelgeving zoals opgenomen in recente bestemmingsplannen. Het uitgangspunt is daarbij geweest deze regeling zo veel mogelijk voort te zetten. Op deze wijze wordt een zekere continuïteit bereikt in de diverse ruimtelijke regelingen. Onderscheid is gemaakt tussen hoofd- en bijgebouwen. In de begripsomschrijvingen van artikel 1 wordt het onderscheid tussen een hoofdgebouw, een aanbouw en een bijgebouw gedefinieerd. Een hoofdgebouw is in het algemeen de woning in twee of meer bouwlagen, het appartementencomplex en dergelijke. Een aanbouw en een bijgebouw zijn visueel en functioneel ondergeschikt aan een hoofdgebouw. Sinds de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen samengevat onder de term "bijbehorende bouwwerken". In deze beheersverordening wordt aangesloten bij de termen voorerf, zijerf en achtererf uit het omgevingsrecht. Hoofdgebouwen Een bouwperceel is "verdeeld" in een (bestaand) hoofdgebouw, gronden met erfbebouwing (zij- en achtererf) en gronden zonder erfbebouwing (voorerf). Onder het hoofdgebouw wordt in beginsel verstaan: de oorspronkelijk opgerichte bebouwing (dus zonder latere toevoegingen). De gronden van een bouwperceel, die vanaf één meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw zijn gelegen, worden aangemerkt
Hoofdstuk 6
45
als achtererfgebied (met erfbebouwing); resterende gronden zijn bestemd als “voortuin” waarop (volgens deze beheersverordening) slechts vergunningsvrije bouwwerken mogen worden opgericht. In de toelichting bij het Besluit omgevingsrecht is dit in figuur 14 toegelicht.
Figuur 14. Verdeling van het achtererf
In de bestemming "Zone Wonen" is voorts bepaald dat appartementen c.q. meergezinswoningen uitsluitend mogen worden gebouwd op de gronden met op de verbeelding de aanduiding "gestapeld". Als vangnet geldt tot slot dat bestaande (niet als zodanig onderkende) situaties met een afwijkende (hogere) goot- en of bouwhoogte eveneens zijn toegestaan (artikel 11.2). Kappen en dakkapellen In de beheersverordening is een regeling opgenomen voor dakkapellen (zij het minimaal). Veel dakkapellen zijn immers vergunningsvrij toegestaan. De beheersverordening bevat wel een afwijkingsmogelijkheid om dakopbouwen via een afwijkingsbevoegdheid te realiseren. Op deze wijze kunnen de woningen op de zolderverdieping tot maximaal 1 meter boven de toegestane bouwhoogte worden vergroot. Dakkapellen die niet vergunningsvrij ingevolge de artikelen 2 en 3 van Bijlage 2 van het Bor zijn te realiseren en waarvan de (gezamenlijke) breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak zijn in strijd met de beheersverordening bij overschrijding van de maximale goothoogte. Dergelijke dakkapellen passen ook niet in het vigerende kruimelgevallenbeleid.
46
Hoofdstuk 6
Aanbouwen en bijgebouwen Aanbouwen en bijgebouwen (zogenaamde bijbehorende bouwwerken) mogen worden gerealiseerd op het zij en achtererf. Bijgebouwen zijn alle gebouwen die los staan van de woning. Aanbouwen zitten aan de woning vast, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in: een vergroting van een ruimte in de woning door bijvoorbeeld een erker; een extra ruimte bij de woning, zoals een bijkeuken; een aangebouwd gebouw, zoals een schuurtje of garage die niet direct vanuit de woningtoegankelijk is. Als algemene regel geldt dat ten hoogste 50% van het zij- en achtererf mag worden bebouwd. Daarbij geldt een maximum van 50 m² voor percelen kleiner dan 500 m². Op percelen groter dan 500 m² mag ten hoogste 10% van deze gronden worden bebouwd, met een maximum van 150 m². In figuur 15 wordt een en ander schematisch weergegeven. In een aantal gevallen is in de voortuin (voorerf) ook bebouwing aanwezig. In dat geval dient de oppervlakte aan gebouwen in de voortuin afgetrokken te worden van de toegestane oppervlakte bebouwing op het zij- en achtererf. Voor aanbouwen is de maximale hoogte gesteld op 0,25 meter boven het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw. Op aanbouwen kan geen kap worden geplaatst. Voor bijgebouwen is een maximale goothoogte van 3,0 meter geregeld.
Figuur 15. Oppervlakte erfbebouwing
Erfafscheidingen Voor erfafscheidingen is de in de gemeente Beverwijk gebruikelijke standaardregeling aangehouden. Dit betekent dat vóór de voorgevelrooilijn (dus op het voorerf) de hoogte van hekwerken en schuttingen maximaal 1 meter mag bedragen. Achter de voorgevelrooilijn bedraagt de maximale hoogte 2 meter. In feite komt dit neer op het toestaan van "vergunningsvrije" erfscheidingen, met dien verstande dat deze bij zijerven aan een openbaar toegankelijk gebied niet zijn toegestaan.
Hoofdstuk 6
47
Aan huis verbonden beroepen De beheersverordening biedt de mogelijkheid dat de bewoners aan huis hun beroep uitoefenen. De criteria die daarbij in acht moeten worden genomen zijn opgenomen in de "specifieke gebruiksregels". Zoals de naam al aangeeft dient het aan huis verbonden beroep door een van de bewoners te worden uitgeoefend. Het beroep mag zowel in de woning als in de aanbouwen en bijgebouwen worden uitgeoefend. Maximaal 30% van het totale vloeroppervlak mag voor de aan huis verbonden beroepen worden gebruikt. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat de woonfunctie te veel in het gedrang komt. Daarnaast geldt een maximum van 50 m². Een dergelijke oppervlakte biedt voldoende mogelijkheden voor het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep. De aan huis verbonden beroepen worden uitgeoefend in of bij woningen en dus in woonbuurten. Daarbij is het natuurlijk niet de bedoeling dat de kwaliteit van het woonmilieu en de woonomgeving wordt aangetast. De aan huis verbonden beroepen mogen dan ook geen milieuhinder veroorzaken, een verkeersaantrekkende werking hebben en/of de parkeerdruk extra vergroten. In het plangebied is dat met name het geval in de situaties waarbij geregeld 's avonds bezoek wordt ontvangen. In afwijking van de regeling in recent vervaardigde bestemmingsplannen is in deze beheersverordening géén afwijkingsmogelijkheid opgenomen om bedrijven aan huis toe te staan. Een dergelijke regeling zou immers een "ontwikkeling" inhouden, die in strijd is met het karakter van de beheersverordening en de gekozen strategie.
6.4 Artikelsgewijze toelichting Het artikel ‘Wonen’ is in de vorige paragraaf uitgebreid behandeld. In deze paragraaf komen de overige artikelen kort aan bod. Artikel 1: Begrippen In dit artikel worden de belangrijkste begrippen voorzien van een definitie. De begripsomschrijvingen van juridische termen zijn in dit artikel opgenomen. Daarnaast zijn ook nog begrippen opgenomen waarbij het van belang is dat over deze begrippen geen onduidelijkheid ontstaat. Artikel 2: Wijze van meten Dit artikel beschrijft de wijze van meten.
48
Hoofdstuk 6
Artikel 3: Zone Bedrijf Binnen de het besluitvlak ‘Zone Bedrijf’ zijn de gronden bestemd voor de functies die zijn aangegeven op de van de regels deel uitmakende Gebruikskaart. De gronden zijn met name bestemd ten behoeve van bedrijven en bijbehorende reeds bestaande woningen. Bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en categorie 2 zijn rechtstreeks toegestaan, bedrijfsactiviteiten in hogere categorie zijn uitsluitend toegestaan daar waar een besluitsubvlak ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ dan wel een besluitsubvlak ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’ op de verbeelding is opgenomen. Voor de situering van gebouwen is van belang dat bestaande gebouwen mogen worden vervangen door gebouwen op dezelfde locatie en dat de maximale goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangegeven op de Gebruikskaart. Artikel 4: Zone Gemengd Binnen de het besluitvlak ‘Zone Gemengd’ zijn de gronden bestemd voor de functies die zijn aangegeven op de van de regels deel uitmakende Gebruikskaart. De gronden zijn met name bestemd ten behoeve van: bedrijven; detailhandel; dienstverlening; een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’; horeca, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak ‘horeca’. Bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en categorie 2 zijn rechtstreeks toegestaan, bedrijfsactiviteiten in hogere categorie zijn uitsluitend toegestaan daar waar een besluitsubvlak ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ dan wel een besluitsubvlak ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’ op de verbeelding is opgenomen. Voor detailhandelsactiviteiten geldt dat detailhandel in de vorm van supermarkten alleen is toegestaan ter plaatse van het besluitsubvlak ‘supermarkt’. Voor de situering van gebouwen is van belang dat bestaande gebouwen mogen worden vervangen door gebouwen op dezelfde locatie en dat de maximale goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangegeven op de Gebruikskaart. Er bestaat een mogelijkheid om onder voorwaarden van deze bepalingen af te wijken, door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning. Artikel 6: Waarde – Archeologie 1 t/m 3 In het plangebied zijn er drie archeologisch waardevolle gebieden gelegen (zie ook paragraaf 2.4). Volgens de Nieuwe Erfgoedverordening van de gemeente Beverwijk dienen dergelijke gronden beschermd te worden. Om die reden zijn aan die gron-
Hoofdstuk 6
49
den de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1 t/m 3’ toegekend. Ter bescherming van de archeologische waarden is er een regeling opgenomen die inhoudt dat bij de aanvraag van een omgevingsvergunning er een toets moet plaats vinden op archeologische waarden. Bij sloop mag eerst slechts tot het maaiveld worden gesloopt, in bestaande bebouwing mogen onder vergunning geen kelders en andere ondergrondse bouwwerken worden aangebracht. Indien er in een te slopen pand bouwhistorische waarden aanwezig blijken, dienen deze waarden door een bouwhistoricus te worden gedocumenteerd, opdat deze informatie over de ontwikkelingsgeschiedenis van de stad niet verloren gaat. Bij grondroerende werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden. Afhankelijk van de mate van bescherming (Waarde – Archeologie 1 t/m 3) heeft dit betrekking op: plannen met een oppervlakte van 30 m2 of groter, die dieper reiken dan 35 cm beneden het maaiveld (W-A 1); plannen met een oppervlakte van 500 m2 of groter, die dieper reiken dan 40 cm beneden het maaiveld (W-A 2); plannen met een oppervlakte van 2.500 m2 of groter, die dieper reiken dan 40 cm beneden het maaiveld (W-A 3). Bij sloop of verbouw van bebouwing die dateert van vóór 1945 dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van bouwhistorische waarden. Indien relevante historische bouwdelen aanwezig zijn die dreigen te verdwijnen is een bouwhistorische opname nodig om de bestaande toestand vast te leggen. Artikel 9: Waarde – Waterkering Omdat de beschermingszone van de primaire waterkering (Sint Aagtenijk) binnen het plangebied van voorliggende beheersverordening valt, heeft deze de functie ‘Waterstaat – Waterkering’ gekregen. Hiermee zijn de waterstaatsbelangen beschermd. Artikel 10: Anti-dubbeltelregel Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Artikel 11 & 12: Algemene bepalingen In deze artikelen worden onder meer het ondergronds bouwen en de legale afwijkingen van de verordening geregeld.
50
Hoofdstuk 6
Artikel 13: Overgangsrecht Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van de beheersverordening mag eveneens worden voortgezet. Artikel 14: Slotregel In het laatste artikel wordt de naam van de beheersverordening gedefinieerd.
Hoofdstuk 6
51
52
Hoofdstuk 6
7.
UITVOERBAARHEID VAN HET PLAN
7.1 Economische uitvoerbaarheid De beheersverordening ‘Marlo Center-Oranjebuurt’ is een beheerplan dat geen ontwikkelingen mogelijk maakt. Ook is er geen sprake van een actief gemeentelijk grondbeleid. De voorliggende beheersverordening heeft dan ook geen financiële gevolgen voor de gemeente Beverwijk.
7.2 Handhaving van het plan De beheersverordening heeft betrekking op een bestaand stedelijk gebied, waarbij weinig of geen ontwikkelingen zijn voorzien. Als de verordening van kracht wordt, gaat het dan ook met name om de handhaving. Een belangrijk aspect van die uitvoering is de handhaving van de in de verordening opgenomen spelregels door de verantwoordelijke overheid en de naleving ervan door de betrokken burgers. Om bij de handhaving misverstanden te voorkomen is het belangrijk dat de bestaande situatie goed wordt vastgelegd. Op die manier kan de toetsing van bouwplannen en eventuele beperkte gebruiksveranderingen snel en doeltreffend plaatsvinden. En alleen dan is het mogelijk om adequaat tegen illegaal bouwen op te treden. De huidige situatie is uitgebreid geïnventariseerd ten behoeve van het opstellen van de beheersverordening. Binnen de gemeente is dan ook nauwkeurige en gedetailleerde informatie aanwezig over zowel de bebouwing als de in het gebied aanwezige functies. Voor de handhaving van zowel de gebruiksmogelijkheden als bebouwingsmogelijkheden wordt gebruik gemaakt van de gebruikskaart, die als bijlage bij de beheersverordening is gevoegd. De bestaande situatie is in de gebruikskaart vastgelegd. De gemeente heeft een handhavingsbeleid ontwikkeld dat is vormgegeven in een nota waarin specifieke onderdelen van handhaving aan de orde komen. Relevant voor het plan is dat het Handhavingteam actief controleert op bouwen zonder of in afwijking van een bouwvergunning. Tevens wordt er in elke wijk tenminste eens in de twee jaar gecontroleerd of er gebruik plaatsvindt dat strijdig is met het bestemmingsplan of de beheersverordening. De handhaafbaarheid van het plan wordt overigens bevorderd door de gedetailleerde planregeling.
Hoofdstuk 7
53
7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid De beheersverordening beoogt geen verandering ten opzichte van het feitelijk bestaande of vigerend (planologisch) bestaande gebruik binnen het plangebied. Gelet hierop is niet noodzakelijk om inspraak te bieden. Tevens kent de Wet ruimtelijke ordening geen voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening. Het is dan ook niet noodzakelijk om een ontwerp van de beheersverordening ter visie leggen voor zienswijzen. Tegen het besluit tot het vaststellen van een beheersverordening kan geen bezwaar bij de gemeenteraad of beroep bij de bestuursrechter worden aangetekend. In het kader van een zorgvuldige voorbereiding bij de totstandkoming van deze beheersverordening zijn de volgende diensten en instanties betrokken geweest: Milieudienst IJmond, Cultuurcompagnie Noord-Holland, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Ministerie EL&I/energie (via elektronische kennisgeving), Ministerie van I&M / Rijkswaterstaat Noord-Holland (via elektronische kennisgeving) en de Provincie Noord-Holland, Unit Vergunningen Omgeving (via elektronische kennisgeving). Tevens is overleg geweest met enkele eigenaren cq. vertegenwoordigers van bedrijven/gebouwen in en rond het Marlo Center. Uit deze overleggen bleek niet van concrete relevante ruimtelijke ontwikkelingen de komende jaren.
54
Hoofdstuk 7
BIJLAGEN BIJ TOELICHTING
Bijlage 1: Toelichting Bedrijvenlijst
Bedrijvenlijst Beheersverordening Marlo Center-Oranjebuurt Inrichtingen Brink te Beverwijk Regel 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Huisnummer Info 6 9 10 12 12 A 16 18 18 26 28 125 125
Inr. nr. BW000113.000 BW000114.000 BW001295.000 BW000647.000 BW002677.000 BW001120.000 2012E0631 BW000117.000 BW100276.000 BW001031.000 2011E0007 BW000074.000
Inr. naam Autobedrijf H. Burgering Auto Drogtrop b.v. Aannemersbedrijf J.S. Siemensma BV Selektvracht A. Heijne- J. Luntz -, W. Hoogewerf Bouwinrichting Meergroep (IJmond Groen) Garage Wijkeroog Watering R. v.d. Hollandivani Garagebedrijf W. Los Fitnesscentrum Klok B.V. Het Motorhuis IJmond
Verg.pl/Amvb Categorie B Categorie B Categorie B Categorie A Categorie A Categorie B Categorie B Categorie A Categorie A Categorie B Categorie A Categorie B
Milieu-archiefnr
Brandw. archiefnr
Sbi-code 501 501 45 A 641 45 A 9305 B
Sbi-omschrijving Handel in en reparatie van auto's (1) Handel in en reparatie van auto's (1) Bouwbedrijven en aannemersbedrijven met werkplaats Post- en koeriersdiensten Bouwbedrijven en aannemersbedrijven met werkplaats Persoonlijke dienstverlening n.e.g.
514 514 501
Groothandel in overige consumentenartikelen Groothandel in overige consumentenartikelen Handel in en reparatie van auto's (1)
501
Handel in en reparatie van auto's (1)
nieuw
Inrichtingen Zweedselaan te Beverwijk Regel 1
Huisnummer Info 40
Inr. nr. Inr. naam BW000931.000 I.S.N.
Verg.pl/Amvb Categorie A
Milieu-archiefnr
Brandw. archiefnr
Sbi-code Sbi-omschrijving 9131 Levensbeschouwelijke organisaties
Verg.pl/Amvb Milieu-archiefnr Categorie A Categorie A Categorie B Niet van Toepass Categorie A
Brandw. archiefnr
Sbi-code 9133.1 A 52 A 554 52 A 74 A
Sbi-omschrijving Buurt- en clubhuizen Detailhandel voor zover n.e.g. Caf¿s e.d. Detailhandel voor zover n.e.g. Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
Verg.pl/Amvb Milieu-archiefnr Niet van Toepass Categorie B
Brandw. archiefnr
Sbi-code XXX 553
Sbi-omschrijving Onbekend Restaurants, cafetaria's, snackbars e.d.
Inr. naam Districtstation DSR10 Bergbezinkbassin Zwaansmeer Brandweer Beverwijk Gamma Bouwmarkt Beverwijk Dekamarkt Tankstation Action Non Food BV Praxis Megastore & Tuincentrum Cafetaria 't Spoor Brezan automaterialen Beverwijk Stichting Adminstratiekantoor Spoorsingel Centuri snelservice Stucadoors- en Afbouwbedrijf Berrie van den Elzen Rekon Klussenbedrijf Midnight Moon Tackle import Drukkerij Spirid v.o.f. DistriQ JVR Meubelmakerij Biker's World L & N Partners Timmer Muziek B.V. Aannemersbedrijf Egmond & V.d. Laan V.O.F. Diving Service Beverwijk Bouwbedrijf R. Schenk Deze B.V. Werkplaats gemeente Beverwijk afd. Wijkzaken Dekamarkt J.G. van Oort Gilden Bedrijfsdiensten Glashandel Van Leeuwen Van Hoften Klussenservice J.J. Pirovano De Meergroep (Nummer 115 t/m 133) Kringloopcentrum Kook-Beverwijk de Meergroep (IJmond Groen)
Verg.pl/Amvb Milieu-archiefnr Categorie B Categorie B Categorie B Categorie B Act.-AMvB catego Niet van Toepass Categorie A Categorie B Categorie B Categorie A Categorie A Categorie B Categorie A Niet van Toepass Categorie B Categorie A Categorie B Categorie B Niet van Toepass Categorie A Categorie B Niet van Toepass Categorie B Categorie A Categorie B Categorie B Niet van Toepass Niet van Toepass Categorie A Niet van Toepass Categorie A Niet van Toepass Categorie A Categorie B Categorie B
Brandw. archiefnr
Sbi-code 40 D4 00038 7525 5211/2 505 3 5211/2 5211/2 553 5249 74 A 503 45 A 45 A 514 2222.6 641 2010.1 501 XXX 52 A 45 A 9305 B 45 3 527 281 1 5211/2 XXX 747 2615 XXX 9305 B 74 A 5211/2 557 317
Sbi-omschrijving Gasdistributiebedrijven: - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C rioolgemalen Brandweer Supermarkten, warenhuizen Benzineservisestations: - zonder LPG Supermarkten, warenhuizen Supermarkten, warenhuizen Restaurants, cafetaria's, snackbars e.d. Overige winkels (2) Overige zakelijke dienstverlening: kantoren Handel in auto-onderdelen en -accessoires Bouwbedrijven en aannemersbedrijven met werkplaats Bouwbedrijven en aannemersbedrijven met werkplaats Groothandel in overige consumentenartikelen Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen Post- en koeriersdiensten Houtzagerijen Handel in en reparatie van auto's (1) Onbekend Detailhandel voor zover n.e.g. Bouwbedrijven en aannemersbedrijven met werkplaats Persoonlijke dienstverlening n.e.g. Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² Reparatie van consumentenartikelen (geen auto's en motorfietsen) Constructiewerkplaatsen: - gesloten gebouw Supermarkten, warenhuizen Onbekend Reiniging van gebouwen en transportmiddelen e.d. Vervaardiging en bewerking van overig glas Onbekend Persoonlijke dienstverlening n.e.g. Overige zakelijke dienstverlening: kantoren Supermarkten, warenhuizen Cateringbedrijven Sociale werkvoorziening
Inr. naam dhr. M. van Goethem Het Autoschadehuis ENW-afd. energietransport Huismandak B.V. Markiezenfabriek Noord-Holland B.V. SWA Groep B.V. Aldi Beverwijk
Verg.pl/Amvb Categorie A Categorie B Categorie B Categorie B Categorie B Categorie A Categorie B
Milieu-archiefnr
Brandw. archiefnr
Sbi-code 514 5020.4 C 40 C1 45 A 45 A 74 A 5211/2
Sbi-omschrijving Groothandel in overige consumentenartikelen Autospuitinrichtingen Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: - < 10 MVA Bouwbedrijven en aannemersbedrijven met werkplaats Bouwbedrijven en aannemersbedrijven met werkplaats Overige zakelijke dienstverlening: kantoren Supermarkten, warenhuizen
Inr. naam Daily Pie Franklin Dubelaar APK APK Beverwijk
Verg.pl/Amvb Categorie A Categorie B Categorie B
Milieu-archiefnr
Brandw. archiefnr
Sbi-code 5224 501 501
Sbi-omschrijving Winkels in brood en banket, chocolade en suikerwerk Handel in en reparatie van auto's (1) Handel in en reparatie van auto's (1)
Inrichtingen Schans te Beverwijk Regel 1 2 3 4 5
Huisnummer Info 1 2 10 14 --18 33
Inr. nr. BW001000.000 BW000961.000 BW000361.000 BW000030.000 BW002255.000
Inr. naam Jongeren Informatie Punt (Buurthuis De Schans) Hergarden's ijzerhandel B.V. Cafe de Wijckermolen Bemar Inex Design Noordhollands Dagblad
Inrichtingen Graaf Janstraat te Beverwijk Regel
Huisnummer Info 16 2 44
Inr. nr. Inr. naam BW100412.000 Rabobank BW000687.000 Shalom
Inrichtingen Spoorsingel te Beverwijk Regel 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35
Huisnummer Info 0 -ONG 0 -ONG 1 3 5A 5A 7 9 15 24 C 26 A 31 33 35 37 39 - 41 43 45 47 49 57 59 61 63 67 - 69 73 81 85 95 - 97 99 111 115 115 - 11 129 133
Inr. nr. BW000758.000 BW100229.000 BW000867.000 BW000071.000 BW001315.000 BW100275.000 BW001067.000 BW001106.000 BW100146.000 BW000572.000 BW000369.000 BW100306.000 BW002676.000 BW100300.000 BW001264.000 BW100184.000 BW001135.000 BW002532.000 BW002585.000 BW002586.000 BW002588.000 BW001160.000 BW100314.000 BW002589.000 BW100161.000 BW001043.000 BW001115.000 BW002591.000 BW100322.000 BW002596.000 BW002600.000 BW002602.000 BW001249.000 BW002593.000 2012E0218
Inrichtingen Beijneslaan te Beverwijk Regel 1 2 3 4 5 6 7
Huisnummer Info 16 26 28 49 51 169 169
Inr. nr. BW001233.000 BW002701.000 BW000073.000 BW002604.000 BW000903.000 BW002603.000 BW002750.000
Inrichtingen Vennelaan te Beverwijk Regel
Huisnummer Info 14 26 38
Inr. nr. BW002722.000 BW001158.000 BW100180.000
Pagina 1 van 1
Bijlage 2: Cultuurhistorische onderlegger
Cultuurhistorische onderlegger voor de beheersverordening MarlocenterOranjebuurt te Beverwijk, Gemeente Beverwijk
Colofon
Afbeelding omslag: Deze kopergravure van Oud Merestyn of de Schans aan de Wyk (gemeente Heemskerk en gemeente Beverwijk) is vermoedelijk van Abraham Rademaker uit 1728. Cultuurhistorische onderlegger voor de beheersverordening MarlocenterOranjebuurt te Beverwijk, Gemeente Beverwijk Opdrachtgever: Status: Datum: Auteur: Illustraties:
Gemeente Beverwijk Definitieve versie 14 februari 2013 C.L. Nyst Cultuurcompagnie Noord-Holland, tenzij anders vermeld
Autorisatie: Datum: ISSN: 1871-398X © Cultuurcompagnie Noord-Holland, Alkmaar, 2013 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. De Stichting aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
2
Inhoudsopgave
Inleiding ............................................................................................................ 4 1. Het plangebied nu .................................................................................... 5 2. Historisch gebruik en landschappelijke ontwikkeling in het plangebied .............. 6 3. Cultuurhistorische elementen in het plangebied .......................................... 12 4. Archeologisch onderzoek in het plangebied ................................................ 15 5. Cultuurhistorie in het bestemmingsplan ...................................................... 17 Literatuur- en documentatielijst .......................................................................... 19 Afbeeldingen .................................................................................................... 21
3
Inleiding In 2007 heeft Cultuurcompagnie (toen nog Cultureel Erfgoed Noord-Holland) een beleidsnota voor cultuurhistorie geschreven voor de gemeente Beverwijk. 1 De gemeente was daarmee vooruitstrevend, want pas per 1 januari 2012 zijn gemeenten verplicht cultuurhistorische elementen te inventariseren, waarderen en mee te wegen in bestemmingsplannen. Sinds 2007 is het al wel verplicht archeologie op te nemen in de toelichting en de planregels en als dubbelbestemming op de verbeelding van elk bestemmingsplan. Maar in 2012 moeten ook het cultuurlandschap en waardevolle gebouwen meegewogen worden. Ten behoeve van dit cultuurhistorisch kader is de beheersverordening MarlocenterOranjebuurt onderzocht door middel van een bureauonderzoek. Verschillende bronnen zijn daarbij gebruikt. Zo zijn er kaarten en databases gebruikt die door het Rijk zijn gebundeld in het Archeologische Informatiesysteem (ARCHIS, zie afb. 2)). De Provincie Noord-Holland heeft op haar beurt de archeologische, historischgeografische en bouwkundige elementen verbeeld die de Provincie waardevol acht op de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie (zie afb. 5). De gemeente heeft een cultuurhistorische inventarisatie van de hele gemeente laten maken (zie afb. 4).2 Deze documenten zijn vanzelfsprekend betrokken bij onderhavige verkenning. De bebouwde kom buiten de historische kern bestaat uit voormalig landelijk gebied, waar vanaf circa 1880 woonwijken en bedrijventerreinen zijn aangelegd (zie afb. 6). Daarbij zijn meermaals archeologische vindplaatsen beschadigd of overbouwd geraakt en historisch-geografische elementen en structuren verloren gegaan. Toch bestaat er nog steeds een goede kans, dat incidenteel archeologische waarden aanwezig zijn, die bij inbreiding of hernieuwing, dan wel vervanging van bebouwing alsnog verloren kunnen gaan. Ook zijn enige historisch-geografische elementen herkenbaar, zoals het tracé van de oude Munnikenweg en het tracé van de Aagtendijk, net buiten het plangebied (zie de oude kaarten op afb. 6 achterin dit rapport).
1
Visser-Poldervart 2007.
2
Horst 2011.
4
1.
Het plangebied nu
Het bestemmingsplangebied wordt gekenmerkt door hoog- en laagbouw uit de periode 1945 tot eind 20e eeuw ten noordoosten van de oude kern van Beverwijk. In het hart van het plangebied ligt het winkel- en bedrijvencomplex Marlo Center met winkels van landelijke ketens en het pand van de brandweer langs het spoor. Het gebied heeft enkele groenzones en waterlopen. Het plangebied ligt ten noorden van het treinspoor van de lijn Haarlem-Uitgeest en wordt ook begrensd door de straten Schans, Graaf Janstraat, Graaf Florisstraat, Van Borsselestraat, de Munnikenweg en de Aagtendijk (die overigens net buiten het plangebied ligt (zie afb. 5).
5
2.
Historisch gebruik en landschappelijke
ontwikkeling in het plangebied Oude kaarten van het plangebied Van het plangebied is een groot aantal oude kaarten bekend, dankzij de ligging nabij het oude centrum en de buitenplaatsen ten noordoosten daarvan (zie afb. 6). Op de oudst bekende kaarten –uit de 17e eeuw- is de buitenplaats Schans (ook wel Oud Meerestein) afgebeeld. De kaarten en schetsen van Van Breen uit 1648-1649 zijn zeer gedetailleerd. Zo is op de twee afbeeldingen achterin dit rapport de Schans te zien met de Munkeweg (gecorigeerd tot Munnikeweg). Het oudste kadastrale minuutplan van Beverwijk uit 1817 toont echter een nietbebouwd gebied en is daarom niet opgenomen in dit rapport. Minuutplans zijn zeer gedetailleerde kadasterkaarten, het ziet ernaar uit dat het gebied verkaveld akkerland was. Prehistorisch landschap In de gemeente Beverwijk liggen strandwallen en strandvlaktes dicht onder de oppervlakte (zie de hoogtekaart in afb. 7). De strandwallen zijn vanaf circa 5000 jaar geleden opgeworpen door de zee en ontstonden in meerdere reeksen parallel aan de kust. Op de strandwallen ontstonden lage duinen door zandverstuivingen, de zogenaamde Oude Duinen. De strandwallen en Oude Duinen werden al vroeg gebruikt voor bewoning en als akkerland. De Oude Duinen onderscheiden zich van de veel jongere en hogere Jonge Duinen, die door zandverstuivingen in de tiende eeuw ontstonden. Beverwijk ontstaat Het huidige Beverwijk is ontstaan uit twee middeleeuwse nederzettingen, te weten Sint Agathendorp en Wijk. Het eerste was een kerkdorp gelegen bij de middeleeuwse akker ‘geest Hofland’ die een groot deel van het onderhavige plangebied beslaat. Dergelijke akkers, of geesten, werden in de middeleeuwen aangelegd op zandgronden die vaak wat hoger lagen dan de omgeving. De zandgronden werden verrijkt met humeuze (mest)grond en omzoomd door bebouwing en wegen (zie ook volgend hoofdstuk). In 860 na Chr. wordt de plaats Beverhem genoemd als een plaats waar een kerk stond. Deze kerk was na 948 na Christus gewijd aan Sint Agatha, want in 1063 wordt in een oorkonde de Agathenkiricha genoemd. Rond deze kerk groeide de agrarische nederzetting Sinte Aghetendorpe of Agathenkerke. De geest Hofland lag op de strandwal die hier in de bodem aanwezig is en volgde ook de ovale vorm van deze strandwal. De wegen langs de buitenzijde liepen (en lopen) om de geest heen. Hoewel de bewoning in later perioden langs de geest gelegen was, waren de boerderijen in eerste instantie op de geest gebouwd. De tweede nederzetting ‘Wijk’ was een handelsnederzetting, gesticht in de buurt van het hierboven genoemde Sint Agathendorp en gelegen op de oever van het
6
Wijkermeer. Deze nederzetting is hier ontstaan, omdat een landroute (KoningswegHoflanderweg en Grote Houtweg) en een waterroute (over het Wijkermeer) er dicht bij elkaar kwamen. Vermoedelijk breidde het IJ zich in de 12e eeuw door stormvloeden in westelijke richting uit tot aan de strandwal waarop Sint Agathendorp lag. De monding in zee was in die tijd al gesloten, maar het IJ bleef een belangrijk water, waarop schepen naar het noorden van Kennemerland voeren, tot bij de abdij van Egmond. Waar het open water van het IJ de doorgaande strandwal raakte -nabij de plek waar een hoofdweg (Velserweg/ Koningstraat) het dorp passeerde- ontstond Wijk rond 1200. In deze tijd lag de westoever van het IJ ter hoogte van de huidige rooilijn van de Meerstraat en de boten voeren hier in de modderige oever om aan te landen of legden aan bij aanlandingshoofden die haaks op de oever stonden.3 Wijk ontstond vermoedelijk aan het Slangenwegje, waarna de Breestraat het handelscentrum werd. De marktfunctie van deze straat is nog altijd te herkennen aan het verloop van de rooilijnen erlangs. In het midden is de straat veel breder dan aan de uiteinden. Het Slangewegje volgde het verloop de oever van het Wijkermeer. Dit is kenmerkend voor de handelsnederzettingen op de oever van een rivier of meer. Deze handelsnederzetting en de agrarische nederzetting zijn in 1298 met elkaar vergroeid en werden Beverwijk genoemd. Middeleeuwse dijken Het noordelijk gedeelte van het Wijkermeer, de Wijkerbroekpolder, werd reeds aan het eind van de 12e eeuw bedijkt met de Sint Aagtendijk. Deze dijk loopt vlak langs de oostgrens van het plangebied Marlocenter-Oranjebuurt. De Sint Aagtendijk, die de hoge gronden rond het Hofland verbond met de hogere gronden in Heemskerk werd aan het einde van de 13e eeuw verder naar het noorden toe doorgetrokken tot aan Uitgeest. De smalle haventoegang De Pijp werd vanaf de 17e eeuw ook gebruikt als afwateringskanaal voor het Wijkermeer. Om dit afwateringskanaal tegen dichtslibben te beschermen werd de Pruimendijk aangelegd. De Pruimendijk ligt ten zuiden van het plangebied Marlocenter-Oranjebuurt en onder het huidige spoortracé. Klooster Maria in Sion In Beverwijk stonden enkele middeleeuwse kloosters waaronder het omgrachte klooster van Maria in Sion dat deels in het plangebied Marlocenter-Oranjebuurt lag. Het klooster werd rond 1430 door de reguliere monniken van Windesheim gebouwd en had vermoedelijk een groot stuk land met gebouwen, boomgaarden en aangrenzende weilanden. Het gebruik van de naam Munnikenweide op oude kaarten (tot in de 20e eeuw) voor het plangebied is vermoedelijk hier een aanwijzing van. Het klooster brandde af in 1575. Op de plaats van het klooster is later achtereenvolgens een schans (na 1575) en een buitenplaats (rond 1650) gebouwd.
3
Alders e.a., 1998, p. 23
7
Tijdens de bouw van de buitenplaats stonden nog minstens twee kanonnen op het terrein.4 Kastelen en buitens De graven van Holland bezaten in Beverwijk een domeinhof rondom de geest Hofland. Nadat deze hof in 1248 was opgeheven, werden door diverse edellieden kastelen gebouwd op delen van de voormalige hof. De kastelen lagen voornamelijk aan de rand van de strandwal in de overgangszone naar het natte klei- en veengebied. Enkele van deze kastelen werden later omgevormd tot buitenplaatsen. Andere kastelen gingen verloren en zijn nu nog slechts als toponiemen bekend en ondergronds aanwezig. De buitenplaatsen van het 17e-eeuwse Beverwijk behoorden tot een reeks buitens rond het Wijkermeer en de binnenduinrand tussen Heemskerk en Bennebroek. De buitenhuizen die bewaard zijn gebleven (Scheijbeek, Akerendam en Westerhout) zijn tegenwoordig rijksmonumenten. Van de andere buitenplaatsen zijn enkele restanten bovengronds maar vooral ondergronds behouden. In het plangebied lag de buitenplaats Schans die gebouwd was op de plaats van het 15e-eeuwse klooster en de 16e-eewse militaire schans. Buitenplaats de Schans/ De Grote Boomgaert/Oud Merestein/Vieux Merestein5 In de eerste decennia van de 17e eeuw werd uit de ruïne van het verwoeste klooster Sion van de Regulieren de buitenplaats Schans gebouwd. Het bezit grensde aan het Wijkermeer en aan een stuk land dat Merestein heette. De buitenplaats was in handen van voorname 17e-eeuwse Amsterdammers zoals Nicolaes Seys, Nicolaes Pauw, Adrianus Trip en in 1699 van mr. Jacob van Harencarspel, baljuw en dijkgraaf van Amstelland en dijkgraaf van de Hoge Zeeburg en Diemerdijk. De naam Oud Merestein kwam kennelijk in de eerste decennia van de 18e eeuw op, toen de buitenplaats vooral als jachtterrein gebruikt werd. Omstreeks 1848 was van de buitenplaats alleen nog een gedeelte van het tuinmanshuis over. Op een gravure van Roelant Roghman zien we Merestein (circa 1640) als een vierkante woontoren met een aanbouw waarin zich de poort bevond, bereikbaar via een vaste brug over de gracht. De woontoren werd vóór 1730 vervangen door een eenvoudig huis. Midden in de voorgevel bevond zich een uitbouw met een balkon daarboven. In 1815 wordt de bekende Gijsbert Karel van Hogendorp (die kasteel / buitenplaats Adrichem ook in zijn bezit had) eigenaar van de ruïne en het grondgebied dat daarbij hoort. Na de afbraak zijn er wat restanten in de grond achtergebleven. Bij grondwerkzaamheden in later tijd werden fundamenten aangetroffen van 4 meter breedte, waarschijnlijk afkomstig van de brug. Op de hoek van de laan, die van Merestein naar de Hoogdorperweg liep, werden sporen van een poort gevonden. Een uitgebreid archeologisch onderzoek heeft niet plaatsgevonden; verdere gegevens zijn dus niet beschikbaar.6
4 5 6
Woude 1947. www.arcadia.nl. www.kasteleninnederland.nl
8
De Schans van Beverwijk De Schans waar de huidige straat naar verwijst was een meer onbekend militair werk uit de 80-jarige oorlog. Tussen 1573 en 1576 diende deze schans voor de Spanjaarden als Westelijk hoofdkwartier onder leiding van Don Fadrique de Toledo, de zoon van Alva. In de periode 1574-1576 wierpen de Spanjaarden een schans op de plek van de latere buitenplaats De Schans op. Met veertig ruiters waarborgde ze de levensvoorraad voor het Spaanse leger dat met het beleg van Alkmaar bezig was. Van alle oorlogen die tot de Vroege Nieuwe Tijd zijn gevoerd zijn, op de bekende plaats van de Schans na, weinig elementen achtergebleven in het landschap.7 Uit angst voor het samenspel van Frankrijk met de lage landen – Nederland maakte sinds 1795 onderdeel uit van de Franse Republiek – vielen de Engelsen samen met de Russen in 1799 Nederland binnen. Men wilde het oude bewind in Nederland herstellen. Na diverse gevechten vond bij Castricum een grote veldslag plaats, waarbij het Engels-Russische leger nipt werd verslagen door het Frans-Nederlandse, waarna de Engelsen en Russen zich terugtrokken uit Noord-Holland. In februari 1800 maakte men de plannen voor de aanleg van een Linie bij Beverwijk 8 om beter voorbereid te zijn op nieuwe invasies. In juli van datzelfde jaar was de Linie gereed. Deze bestond uit 26 lunetten in twee lijnen. Explosieve groei Tot het begin van de 20e eeuw bestond Beverwijk uit een kern van bebouwing rond de Breestraat en de kerk en langs de wegen verspreide bebouwing ten westen van deze kern. Na de Tweede Wereldoorlog is er veel nieuwbouw gerealiseerd. Dat gebeurde ten noorden en ten noordwesten van de kern, zoals in de Oranjebuurt. De Zweedselaan is vernoemd naar de uit Zweden afkomstige noodwoningen, die aan de Munnikenweide gestaan hebben en die inmiddels zijn gesloopt en als herinnering aan de in de hongerwinter 1944/45 uit Zweden ontvangen voedselhulp.9 Geologie, geomorfologie en bodemopbouw Beverwijk is onderdeel van de grens van het westelijk veengebied. Deze grens is tot stand gekomen in het Holoceen. Tot vroeg in de Middeleeuwen maakte het deel uit van een veel groter veengebied, dat zich achter een reeks strandwallen uitstrekte van Vlaanderen tot Noordwest-Duitsland.10 De zeespiegelstijging heeft bij het ontstaan van dit gebied een belangrijke rol gespeeld. De afzettingen die in relatie tot de zeespiegel zijn gevormd, worden tot de Formatie van Naaldwijk gerekend. Tijdens de zeespiegelstijging in het MiddenSubboreaal (ca. 3500 jaar geleden) werd zoals hierboven al genoemd een strandwallensysteem (oude strandafzettingen) ontwikkeld. Als een strandwal hoog
7
Horst 2011.
8
Deze linie sloot aan bij een linie van verdedigingswerken die van Monnickendam naar
Beverwijk liep en een aantal jaren eerder was opgeworpen. 9
http://www.baffoon.com/prentenkabinet/prentenkabinet/onderwerp/straatnamen/straatna menh.htm#K 10
Berendsen, 1997
9
genoeg werd, en vaak genoeg droogviel, kon een deel van het zand worden opgewaaid tot duinen. In en achter deze duincomplexen kunnen door de combinatie van omhoog komend kwelwater en uitblazing (tot het grondwaterniveau) lokaal meren ontstaan. Deze meren vormen humeuze afzettingen, die later bedekt worden door de migratie van de duincomplexen. Deze zandige humeuze lagen tussen de duinafzettingen worden gerekend tot de Formatie van Nieuwkoop.11 Ten zuiden van het plangebied komen al in 2500 voor Chr. duinen en duinvlakten voor. Volgens Vos (2010) komen in 1500 voor Chr. in het plangebied duinen, lage duinvlakten en kwelders voor. Tijdens het Laat-Subatlanticum (ca. 800 jaar geleden) werden delen van dit oudere duin- en strandwallencomplex geërodeerd door een versneld stijgende zeespiegel. Hierdoor ontwikkelde zich een steiler kustprofiel waardoor een nieuwe periode van duinvorming begon. In deze periode werden de jonge duin- en strandwalcomplexen gevormd, vaak over de oudere systemen heen. In het Midden-Subboreaal (ca. 3500 jaar geleden) brak de zee (ten noorden van Beverwijk) door het toen aanwezige oude duin- en strandwallencomplex. Grote stukken veen werden weggeslagen en er ontstond een estuarien gebied dat de verbinding met de zee naar het achterland vormde, genaamd het Oer-IJ. De meren en geulen die toen zijn gevormd zijn voornamelijk opgevuld met mariene sedimenten. Wat betreft de bodemopbouw is in het gehele gebied het aan het oppervlak gelegen materiaal relatief kort geleden afgezet waardoor weinig bodemvorming heeft plaatsgevonden. Als gevolg daarvan ontbreekt een humeuze of humusrijke bovengrond. De in het gebied voorkomende bodems zijn nooit gekarteerd door Stichting Bodemkartering (Stiboka), omdat het een stedelijk gebied betreft, maar het plangebied ligt tussen vlakvaaggrond en poldervaaggrond. De Roo heeft het gebied ten noordoosten van de St. Aagtendijk gekarteerd (buiten het plangebied, maar wel in de directe omgeving). Daar constateerde hij strandwalgronden, strandwalovergangsgronden en mariene dijkdoorbraak-overslaggronden.12
Oude wegen13 Munnikenweg (ook wel Sionstraat, Oosterwijkstraat) In de vijftiende eeuw werd namelijk in de nabijheid van de Breestraat een klooster gesticht door Augustijner monniken, het was het klooster van Maria in Sion. Het bestond uit gebouwen, bomen en boomgaarden, ongeveer zes morgen14 groot. De stichting van dit klooster werd toen zeer op prijs gesteld. Jacoba van Beieren nam het met alle personen en goederen in haar bijzondere bescherming, de bisschop van Utrecht keurde de stichting goed en de pastoor van de St.-Agathaparochie gaf toestemming om op het kloosterkerkhof te begraven. Dit regulierenklooster maakte voorspoedige jaren mee, maar in de jaren van de hervorming, toen overal de strijd ontbrandde, werd het verwoest en de kanunniken moesten vluchten. Van het
11
TNO/NITG, 2003
12
Roo 1953.
13
www.baffoon.com.
14
Deze oude oppervlaktemaat kwam voort uit de hoeveelheid akkergrond die geploegd kon
worden in een morgen. Regionaal verschilden de oppervlaktes; in Kennemerland was een morgen gemiddeld 0,8 ha.
10
regulierenconvent bleef niets over; op die plaats werd de lustplaats "De Schans" aangelegd, terwijl alleen het nabij gelegen weiland "Munnikenweide" nog aan dit klooster herinnerde. Door de vernoeming van een aantal straten, waaronder de Munnikenweg, is deze herinnering weer levend gemaakt. De straatnaam "De Schans" verwijst naar het militair gebruik van de ruïnes van het regulierenklooster tijdens de Spaanse Oorlog en de buitenplaats die daarop volgde. Op de Bonnekaart uit 1900 staat een voetpad of weg afgebeeld van de historische kern van Beverwijk naar buitenplaats Adrichem (zie afb. 6). Van deze weg is niets meer over. Periode
Datering
Nieuwe Tijd
1500 – heden
Late Middeleeuwen
1050 – 1500 na Chr.
Vroege Middeleeuwen
450 – 1050 na Chr.
Romeinse Tijd
12 voor Chr. – 450 na Chr.
IJzertijd
800 – 12 voor Chr.
Bronstijd
2000 – 800 voor Chr.
Neolithicum
5300 – 2000 voor Chr.
Mesolithicum
8800 – 4900 voor Chr.
Paleolithicum
300000 – 8800 voor Chr.
Tabel 1 Archeologische tijdschaal
11
3.
Cultuurhistorische elementen in het
plangebied Ten behoeve van dit Cultuurhistorische kader voor de beheersverordening Marlocenter-Oranjebuurt kon gebruik worden gemaakt van de gegevens uit diverse archeologische onderzoeken. Onder meer het onderzoek dat ten grondslag ligt aan de Cultuurhistorische beleidsnota en historisch-geografische inventarisatie van de gemeente zijn verwerkt in dit document. Cultuurhistorie wordt tegenwoordig gezien als Archeologie, Historische geografie (ook wel cultuurlandschap) en Monumenten. Elk van deze drie disciplines heeft eigen regelgeving en onderzoeksmethoden. In dit hoofdstuk worden de cultuurhistorische elementen in het plangebied op een rij gezet (zie afb. 8 voor de cultuurhistorische beleidskaart voor het plangebied) Het meest markant in het gebied was de militaire Schans en later de Buitenplaats Schans/Oud Meerestein. Er liep een weg van de Schans naar Adrichem in het oosten, die nu verdwenen is. Het plangebied heeft geen gebouwen met een monumentenstatus.
Archeologie Mede door de aanwezigheid van strandwallen en het Oer-IJ kent Beverwijk een lange bewonings- en ontwikkelingsgeschiedenis. Volgens de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden geldt in het plangebied een hoge kans (strandwalflank) en middelhoge kans op het aantreffen van archeologische waarden. Verschillende vondsten in en om het plangebied bevestigen dat hier al sinds lange tijd menselijke activiteiten plaatsvonden en dat archeologische waarden in principe overal in de bodem aanwezig kunnen zijn.
1. De Schans Beschrijving Verspreid langs de binnenduinrand bevinden zich terreinen waar in de Middeleeuwen kastelen en in de 17e en 18e eeuw grotere en kleinere buitenplaatsen lagen. Binnen deze terreinen zijn de erven, waar de hoofd- en bijgebouwen lagen, te onderscheiden van de tuinaanleg. De intensiteit van de archeologische sporen is op de erven het grootst. In het plangebied heeft ook een buitenplaats gestaan, te weten de Schans. Dit buiten stond op de plaats van een middeleeuws klooster en een 16e-eeuwse militaire schans. Waardebepaling In de bodem kunnen zich, met name waar deze nog niet zo sterk verstoord is, archeologisch relevante resten van het klooster, de schans of de buitenplaats Schans bevinden. Deze zullen voornamelijk bestaan uit fundamenten van hoofd- en
12
bijgebouwen, militaria, voormalige vijvers, grachten en waterlopen, gebruiksvoorwerpen en sporen van tuinaanleg en een kerkhof. Zij leveren met name informatie over de ruimtelijke, bouwkundige, religieuze, militaire en tuinarchitectonische ontwikkeling van het klooster, de schans en de buitenplaats en het dagelijks leven van bewoners en personeel. Op het terrein De Schans is dan ook een bijzonder archeologieregime van kracht vanwege de vermoedelijke aanwezigheid van belangwekkende archeologische bodemsporen en voorwerpen op een relatief kleine oppervlakte. Planregels Ter plaatse van De Schans dient in geval van grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 cm binnen een planomvang van meer dan 30 m2 met de aanwezigheid van archeologische waarden rekening te worden gehouden.
2. Geest Hofland Beschrijving Wanneer de structuur langgerekte structuur van de Geest Hofland is ontstaan, is niet precies bekend, maar heeft vermoedelijk een vroegmiddeleeuwse oorsprong. De Geest Hofland ligt op de strandwal van Beverwijk. Op en om de geest zijn op een aantal plaatsen bewoningssporen en akkerlagen uit de IJzertijd aangetroffen. De Geest Hofland is onder de bebouwing verdwenen, maar strekte zich uit vanaf de omgeving van de Wijkertoren naar de huidige gemeentegrens met Heemskerk. In het stratenpatroon (Heemskerkerweg en de Hoflanderweg) is deze langgerekte ovale structuur nog enigszins herkenbaar. Het is overigens twijfelachtig of de gehele geest de naam Hofland droeg. In de volksmond werd met het Hofland het noordelijk deel bedoeld: de buurtschap en omgeving van boerderijen, een enkele woonhuis en een café, aan het einde van de Hoflanderweg, met de aansluiting op de Heemskerkerweg en Hoogdorperweg.15 Waardebepaling In het algemeen geldt dat strandwallen archeologisch belangrijke locaties zijn, aangezien deze landschappelijke elementen sinds hun ontstaan intensief en min of meer continu bewoond zijn geweest. Voor wat betreft de strandwal in de gemeente Beverwijk komt dat beeld ook duidelijk naar voren. Er bestaat daarom een goede kans dat bij bodemingrepen binnen onderhavig archeologiegebied resten en sporen van bewoning en landgebruik aangetroffen worden. Op deze terreinen is een bijzonder archeologieregime van kracht vanwege de vermoedelijke aanwezigheid van belangwekkende archeologische voorwerpen. Dit regime wordt gerealiseerd door middel van een dubbelbestemming als “Archeologisch waardevol gebied van de derde categorie” en een daaraan gekoppeld aanlegvergunningenstelsel. Op afb. 8 is het deel van de geest dat in het plangebied niet zichtbaar, omdat het onder de Munnikenweg (rode lijn) ligt.
15
Mededeling van Roel van Gulik.
13
Planregels Ter plaatse van genoemde terreinen dient in geval van grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm binnen een planomvang van meer dan 500 m2 met de aanwezigheid van archeologische waarden rekening te worden gehouden.
3. Ondergrond zonder hoge verwachtingswaarde Beschrijving Ondergrond van het plangebied, buiten de voorafgaande archeologiegebieden, met mogelijk archeologisch resten – van prehistorie tot en met Nieuwe tijd -, maar de ligging daarvan is nog onbekend. Planregels Bij grondroerende werkzaamheden met een omvang van meer dan 2500 m2 dieper dan 40 cm m2 dient met de aanwezigheid van archeologische waarden rekening te worden gehouden, tenzij er omtrent deze werkzaamheden iets anders is geregeld. De vondstmeldingsplicht is hier nog belangrijker dan in de andere gebieden.
Historische geografie 4. De Munnikenweg (voorheen Sionstraat, Oosterwijkerweg, Leeghe of laeghe Hoflanderwech) Beschrijving16 De namen Munnikenweg en Munnikenweide die op oude kaarten van het plangebied staan verwijzen naar het 15e-eeuwse klooster van Maria in Sion. Dit regulierenklooster maakte voorspoedige jaren mee, maar in de jaren van de hervorming, toen overal de strijd ontbrandde, werd het verwoest en de kanunniken moesten vluchten. Van het regulierenconvent bleef niets over; op die plaats werd de lustplaats Schans aangelegd.
5. Verkavelingstructuur Beschrijving Van de verkavelingstructuur die bijvoorbeeld op de Bonnekaart uit 1900 te zien is (zie afb. 6 achterin) is slechts één lijn in de huidige topografie bewaard gebleven. Dat is de lijn langs de woningen ten oosten van de Kerkbeeklaan. Beleidsadvies Indien in de toekomst wijzigingen plaatsvinden in de inrichting van het gebied, adviseren wij deze structuur en de noordwest-zuidoostelijke richting van de lijn te handhaven en waar mogelijk te versterken.
16
http://www.baffoon.com/prentenkabinet/prentenkabinet/onderwerp/straatnamen/straatna menh.htm#K
14
4.
Archeologisch onderzoek in het
plangebied Voor het nieuwe bestemmingsplan is gekeken welk archeologisch onderzoek gedaan is in de periode na de totstandkoming van de beleidsnota en wat de resultaten waren. In het plangebied is geen archeologisch onderzoek uitgevoerd, maar wel in de directe omgeving. Hieronder zijn die onderzoeken vermeld. De nummers tussen haakjes zijn de onderzoeksmeldingsnummers uit de landelijke database ARCHIS. Onderzoeken in het plangebied Spoorzone In het plangebied Spoorzone is in 2007 bureauonderzoek gedaan (onderzoeksmeldingsnummer 22243) en in 2012 archeologisch booronderzoek (nummer 53590). De resultaten zijn nog niet in ARCHIS gemeld. Op de hoek van de Peperstraat en de Breestraat is in 2005 een opgraving gedaan door Hollandia (nummer 12809). En de AWN vond in 1991 bij het graven van een riool aan de Laan der Nederlanden een akker uit de IJzertijd (nummer 22580) en eergetrouwkrassen van na de IJzertijd en een baksteen uit de 13e eeuw (nummer 22579). Geest Hofland Op het zuidelijk deel van de geest Hofland zijn tijdens de aanleg van Park Overbos diverse archeologische vondsten gedaan door de AWN. 17 De geest Hofland en het gebied direct ten noordoosten daarvan bezitten aantoonbare archeologische waarde. Zo werden bij het graven van vijvers in het park in 1993 en 1994 dezelfde eergetouwkrassen, een cultuurlaag en aardewerk uit de IJzertijd gevonden (nummers resp. 42933, 42910 en 42909). Scherven uit de Vroege Middeleeuwen vond de AWN in 1986 op de geest. Tijdens booronderzoek werd geen cultuurlaag aangetroffen, vermoedelijk omdat die laag geërodeerd was (nummer 50017). Aan de heemskerkerweg werd bij rioolgraafwerk op een diepte van 1,4 m een vierkante houten buis van 40 bij 28 cm, met een plandikte van 4,5 cm gevonden. Deze duiker was niet scherper te dateren van Romeinse tijd-Nieuwe tijd (nummer 42912). Aan de Hoflanderweg werd dezelfde akkerlaag aangetroffen die vaker in de omgeving is geconstateerd. Hier was de laag 20 cm dik (nummer 22674). In het plangebied ligt een klein deel van de zuidpunt van de geest. Ook daar kunnen deze akkerlaag en de genoemde sporen in de bodem aanwezig zijn.
17
http://awn-beverwijk-heemskerk.nl/.
15
Verwachte archeologische waarden in het bestemmingsplangebied Mede door de aanwezigheid van strandwallen en Oer-IJ kent Beverwijk een lange bewonings- en ontwikkelingsgeschiedenis. Binnen het plangebied kunnen diverse soorten archeologische resten worden verwacht. Dit is met name het geval op de terreinen waar in het recente verleden geen bouwactiviteiten hebben plaatsgevonden, maar die zijn schaars in het gebied Marlocenter-Oranjebuurt. Mogelijk zijn echter ook sporen bewaard gebleven onder de bestaande bebouwing en de groenzones. Gezien de aanwezigheid van nederzettingssporen en aanwijzingen voor landbouwactiviteiten vanaf de IJzertijd tot in de Nieuwe tijd in de omgeving van het plangebied, kunnen archeologische resten in de bodem aanwezig zijn, voor zover deze nog niet tot op grote diepte geroerd is in recente perioden. De oudste aangetroffen bewoningssporen in de omgeving, zijn die van de Broekpolder. De sporen betreffen agrarische activiteiten uit de Vroege Bronstijd en dateren uit de periode circa 1900-1600 voor het begin van de jaartelling. De periode tussen circa 100 vóór tot 350 na Chr., de Late IJzertijd en de Romeinse tijd, heeft veruit de meeste sporen opgeleverd. Zowel boerderijplattegronden als andere sporen van menselijke aanwezigheid werden aangetroffen. Bijzonder van belang is een offerplaats die gebruikt moet zijn vanaf de IJzertijd tot circa 1000 na Chr. Ten slotte zij vermeld dat de Broekpolder reeds in de 12e eeuw was omringd door de SintAagtendijk. Per periode geldt de volgende verwachting: Laat neolithicum en bronstijd: Door de ligging op de oostflank van een strandwal en de sporen uit de nabijgelegen Broekpolder is de kans op het aantreffen van sporen uit deze periode middelgroot. Late Bronstijd/IJzertijd In de omgeving van het plangebied zijn diverse bewijzen en aanwijzingen aangetroffen voor bewoning/ landbouwactiviteiten in deze periode. De kans op het aantreffen van sporen uit deze periode wordt zeer hoog ingeschat. Romeinse tijd: Uit de Romeinse tijd zijn slechts enkele losse vondsten bekend. Probleem in dit gebied is dat het oorspronkelijk maaiveld uit de Romeinse tijd verdwenen is (vermoedelijk weggeërodeerd). Er geldt hier een hoge verwachtingswaarde voor de Romeinse tijd. Middeleeuwen en Nieuwe tijd: Het plangebied lag niet ver van de historische kern van Beverwijk en was in gebruik als akkerland en als schans en buitenplaats. De kans op het aantreffen van sporen van bewoning uit deze periode wordt daarom zeer hoog geacht. De sporen kunnen direct onder de bouwvoor liggen. Er is één verkavelings-as behouden gebleven, die ligt ten oosten van de Kerkbeeklaan..
16
5.
Cultuurhistorie in het bestemmingsplan
In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om te kijken naar het facet archeologie, de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren. Aangezien het bestemmingsplan een consoliderend plan betreft zijn geen grote wijzigingen in het gebied te verwachten. In principe kunnen nog belangwekkende archeologische vindplaatsen binnen het bestemmingsplangebied aanwezig zijn, waarmee tijdens toekomstige planontwikkeling en -realisatie boven een zekere omvang rekening gehouden dient te worden. Tekstsuggestie voor de Toelichting Cultuurhistorie De Monumentenwet biedt sinds 2007 bescherming aan zowel archeologische waarden als cultuurhistorische monumenten. Door middel van deze wet is het sindsdien verplicht archeologie planologisch te beschermen via het bestemmingsplan. Gebouwde monumenten werden al langer beschermd via verordeningen. Sinds januari 2012 biedt de wet ook bescherming aan historisch-geografische elementen, zoals dijken, verkavelingpatronen, wegen etc. Het Besluit op de ruimtelijke ordening voorziet daarin, want daarin is bepaald dat alle cultuurhistorische waarden moeten worden geïnventariseerd en meegewogen in bestemmingsplannen. Historische ontwikkeling plangebied in het kort Het plangebied ligt ten noordoosten van het centrum van Beverwijk. In deze omgeving liggen de strandwalflank en strandvlaktes dicht onder de oppervlakte. De strandwallen zijn opgeworpen door de zee. Deze ontstonden in meerdere reeksen parallel aan de kust. De oudste van de bewaard gebleven strandwallen is het meest oostelijk gelegen. Op de strandwallen ontstonden lage duinen door zandverstuivingen, de zogenaamde Oude Duinen. De strandwallen en Oude Duinen werden al vroeg gebruikt voor bewoning en als akkerland. In de omgeving van het plangebied zijn dan ook resten van bewoning vanaf de Late Bronstijd gevonden. In de Middeleeuwen ontstonden twee nederzettingen (Sint Agathendorp op de Geest Hofland en Wijk rond de Breestraat) die later samensmolten tot Beverwijk. Ongeveer vanaf de 10e eeuw kwamen nieuwe zandverstuivingen in de kuststrook voor, waarbij de veel hogere Jonge Duinen werden opgeworpen. Ten oosten van het plangebied werd in de 12e eeuw de Aagtendijk langs het Wijkermeer aangelegd. Het is de oudste dijk van Kennemerland. Het gebied was toen in handen van de graven van Holland die een domeinhof rondom de Geest Hofland bezaten. Nadat deze hof in 1248 was
17
opgeheven, werden door diverse edellieden kastelen gebouwd op delen van de voormalige hof. In de 15e eeuw werd ten westen van het plangebied het klooster Maria in Sion gesticht. Nadat het klooster was gesloopt werd van de ruines in de 16e eeuw een militaire schans gebouwd en in de 17e eeuw een buitenplaats die vernoemd werd naar de Schans, maar die ook de naam Oud Merestein droeg. Vermoedelijk liggen in de uiterste westpunt van het plangebied nog resten van deze dynamische geschiedenis van het terrein. In het plangebied liggen twee oude structuren die waar mogelijk behouden zouden moeten blijven. Dat zijn de Munnikenweg en een verkavelings-as ten oosten van de Kerkbeeklaan. De archeologische ondergrond van het plangebied wordt beschermd door middel van een dubbelbestemmings Waarde-Archeologie.
18
Literatuur- en documentatielijst Kaarten en digitale bronnen - Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS) - Cultuurhistorische Informatiekaart: www.noord-holland.nl - Kadastrale minuut: www.watwaswaar.nl: S.P. van Diggelen, Kadastrale minuutplan van Wijk aan Duin, sectie B, Gemeente Wijk aan Zee en Wijk aan Duin, 1817. - Atlas van Historische Topografische Kaarten Noord-Holland. Bladen van de Chromo-topografische Kaart van het Koninkrijk der Nederlanden schaal 1:25.000, blad 310, 1894 - 1923, Landsmeer, 2003. - Boddaert, M. & A. Mak (red.): Topografische Atlas Noord-Holland 1:25.000, 2004. - Bodemkaart van Nederland 1:50.000, Blad 19 Alkmaar West, DLOStaringcentrum, 1995. - Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, Blad 19 Alkmaar - 20 Lelystad (gedeeltelijk), Stichting voor Bodemkartering, Wageningen, 1979. - Geologische kaart van Nederland 1:50.000, Blad 19 Alkmaar - West, Rijks Geologische Dienst Haarlem, 1984. - Grote Historische Provincie Atlas Noord-Holland 1849-1859, 1:25 000, 1992. - Kaartboek uitwaterende sluizen in Kennemerland en West-Friesland 1745, uitgeversmaatschappij Canaletto, Aphen aan de Rijn, 1980. - www.historischbeverwijk.nl - www.baffoon.nl Literatuur - Alders, G.P., J.G. Kruisheer, A. Schweitzer & J. van Venetien, Het ontstaan van Beverwijk als stedelijke nederzetting. Hilversum, 1998 - Alders, G.P., m.m.v. M. Visser, Bureauonderzoek naar de archeologische waarde van de locatie Lunettenzone, gemeenten Beverwijk en Heemskerk. Wormer, 2004 - Belonje, J., De linie van Beverwijk. In: Vereniging Haerlem, Haerlem Jaarboek 1957. Haarlem, 1959 - Berendsen, H.J.A., 1997: Landschappelijk Nederland. Van Gorcum, Assen. - Hagers, J-K.A., Archeologische Kroniek Holland over de jaren 1986, 1990, 1993, 1994, 1995, en 2000. Regionaal-historisch tijdschrift - Groesbeek, J.W., 1981: Middeleeuwse kastelen van Noord-Holland. Hun bewoners en bewogen geschiedenis, Rijswijk - Hoof, J. van, “De linie van Beverwijk en het noordwestfront van de Stelling van Amsterdam.” In: Hoof, J. van, Langs wal en bastion. Hoogtepunten uit de Nederlandse vestingbouw. Utrecht, 1991, p.141-149.
- Horst, M., 2011: Gemeente Beverwijk, een historisch-geografische inventarisatie, Cultuurland Advies, Heerde, opdrachtgever: Cultureel Erfgoed Noord-Holland in opdracht van gemeente Beverwijk. - Meischke, ir. R., 1978: Buitenverblijven van Amsterdammers voor 1625. Genootschap Amstelodamum.
19
-
-
Roefstra, J., “Van curtis tot kasteel” in: 40 jaar amateur archeologie in Beverwijk en Heemstede, Beverwijk 2002, pp. 24-34 Roefstra, J., 2002: "Op zoek naar Adrichem. Een onderzoek naar de oudste bewoningsgeschiedenis van kasteel Adrichem te Beverwijk." In: Weber en Hulst 2002, p.71-75. Roo, de H.C., 1953: De Bodemgesteldheid van Noord- Kennemerland. Venetien, J. van, Hart van Kennemerland. Album van leven en werken in MiddenKennemerland door de eeuwen heen. IJmuiden, 1968. Woude, van der S. 1947: Johannes Busch. Windesheimer kloosterreformator en kroniekschrijver.
20
Afbeeldingen Afbeelding 1 Ligging van het plangebied Marlocenter-Oranjebuurt (grijs).
Inzet: ligging van Beverwijk in Noord-Holland. (bron:gemeente Beverwijk).
21
Afbeelding 2 Dit is de kaartlaag uit ARCHIS waarop de archeologische onderzoeken zijn aangegeven in blauwe contourlijnen op de huidige topografische kaart. De rode stippen zijn archeologisch waarnemingen (sporen en vondsten). De rode lijn geeft grofweg de plangrens weer. (Kaart: ARCHIS van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
22
Afbeelding 3 Dit is een uitsnede van de Archeologische beleidskaart van de Gemeente Beverwijk (Kaart: Archeologische beleidskaart van de Gemeente Beverwijk)
23
Afbeelding 4 Dit is de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Beverwijk. Het plangebied ligt grofweg binnen het blauwe kader. De zwarte lijn is het verdwenen pad naar Kasteel Adrichem. (Kaart: Cultuurland Advies, Horst 2011)
24
Afbeelding 5 Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de Provincie Noord-Holland met boven de inundatievelden van de Stelling van Amsterdam en onder de Aagtendijk, het provinciaal archeologisch monument dat net buiten het plangebied ligt. Het plangebied ligt binnen het rode kader.
25
Afbeelding 6 Oude kaarten van het plangebied (tweemaal rond 1648 door Van Breen en op de volgende pagina van 1878 en 1900). Het plangebied ligt binnen het rode kader.
26
27
Afbeelding 7 Uitsnede uit het Actueel Hoogrebestand Nederland. Hoe donkerrood hoe hoger en hoe blauwer hoe lager het huidige bodemreliëf is. Het plangebied ligt op de oostflank van de strandwal. Het plangebied ligt grofweg binnen het rode kader. (Bron: ARCHIS)
28
Afbeelding 8 Cultuurhistorische beleidskaart voor het plangebied Marlocenter-Oranjebuurt. De kleuren verwijzen naar de cultuurhistorische waarden die beschreven staan in hoofdstuk 3: 1. De Schans (donkerblauwe vlak in de zuidwestpunt) 2. Geest Hofland (ligt onder de noordpunt van de rode lijn) 3. lichtblauwe ondergrond is het ‘archeologiegebied zonder hoge waarde’ 4. de Munnikenweg in rood 5. de oude verkavelings-as in groen
29
Regels
BRO heeft vestigingen in Boxtel | Amsterdam | Tegelen | Genk www.BRO.nl