Nieuwsbrief
Behandelmodules Nummer 5, september 2015
Deze nieuwsbrief informeert u over de laatste stand van zaken in de ontwikkeling van de behandelmodules en bekostiging voor revalidatie. Deze modules beschrijven de onderdelen waaruit een revalidatiebehandeling kan worden opgebouwd. In deze nieuwsbrief vindt u de volgende onderwerpen: 1. Nieuwsbrief Behandelmodules 2. Stand van zaken 3. Landelijke Datamonitor Modules 4. 1 juli: start registratiefase 5. Interview met Reinout van Vliet 6. ICT-leveranciers 7. Enquête ondersteuning invoeringsproces 8. Agenda 9. Oproep: kennis & instrumenten delen 10. Waar of niet waar? 11. Veel gestelde vragen 12. Achtergrondinformatie Behandelmodules en bekostiging Meer informatie: Revalidatie Nederland, Herman van Delden, projectleider,
[email protected] VRA, Wijnandien Hoek, directeur,
[email protected]
1. Nieuwsbrief Behandelmodules Het programma Behandelmodules en Bekostiging heeft een grote impact op de revalidatiesector. Via deze nieuwsbrief houden we u op de hoogte van de ontwikkelingen binnen dit programma. In deze vijfde uitgave gaan we in op de ontwikkeling van het programma Behandelmodules en Bekostiging en wat de stand van zaken op dit moment is. Reinout van Vliet, revalidatiearts, vertelt over zijn eerste ervaringen met de modules. Deze nieuwsbrief verschijnt regelmatig voor de duur van het programma. Deze nieuwsbrief wordt verspreid via het Revalidatie Nieuwsbericht, de VRA nieuwsbrief, de VRA-website en Revalidatie Kennisnet. U kunt zich hier echter ook apart op abonneren. Wilt u zich hiervoor aanmelden, stuurt u dan een mail naar
[email protected].
2. Stand van zaken In 2014 is de medisch specialistische revalidatie beschreven in modules. Het doel van de ontwikkeling van landelijke modules is om op termijn een modulaire productstructuur in te voeren. Hiermee wordt de relatie tussen de praktijkvoering (welke vorm van revalidatie wordt geleverd) en de bekostiging (hoe worden revalidatie-aanbieders betaald) inzichtelijk gemaakt en neemt de hanteerbaarheid van het systeem toe. Gezien het belang van een bruikbare dataverzameling voor de ontwikkeling van modulaire tarifering, vindt de invoering van de modulestructuur gefaseerd plaats. Behandelmodules In 2014 en begin 2015 zijn verschillende werkgroepen bij elkaar gekomen om de behandelmodules te beschrijven. Hierbij is gekeken naar de inhoud van de medisch specialistische revalidatie. Wat doen we nu precies en -belangrijker nog- wat maakt dat de ene patiënt een eenvoudige revalidatiebehandeling ontvangt en de ander een intensief traject? Zorg die bepalend is voor de duur en intensiteit van de behandeling - dus de kosten -, is beschreven in behandelmodules. Naast generieke modules, die bij alle patiëntgroepen kunnen worden ingezet, zijn er specifieke modules. Hierin worden de onderdelen opgenomen die onderscheidend zijn voor de verschillende doelgroepen in de revalidatie. Ze beschrijven een revalidatiedoel dat specifiek is voor een bepaalde diagnosegroep. Tenslotte is er zorg die niet doorslaggevend is voor de totale omvang van de behandeling. Dit betreft alle overige revalidatiezorg die niet rechtstreeks samenhangt met ingezette behandelmodules (“niet in modules beschreven MSR”). De modulestructuur is beschikbaar op Revalidatie Kennisnet. Registratie van modules Vanaf 1 juli 2015 is de registratie van modules van overheidswege verplicht gesteld. Bij de registratie is het de bedoeling dat revalidatie-instellingen zorg verlenen, zoals ze gewend zijn. De revalidatiearts bekijkt echter op basis van de kenmerken van de patiënt ook welke modules daarbij horen. De behandelaren die bij de behandeling betrokken zijn kunnen hun uren registreren onder die modules. Zo ontstaat een beeld van de kosten per instelling van een bepaalde behandeling (modulecombinaties). Doorontwikkeling modulestructuur De ervaringen vanuit het Meldpunt Modules (
[email protected]) worden samen met de resultaten vanuit de Landelijke Datamonitor Modules (zie hiervoor het volgende artikel in deze nieuwsbrief) door de werkgroepen besproken in het najaar van 2015 en voorjaar van 2016. Hierbij wordt de inzet van modules en de samenstelling van modules geanalyseerd. Op basis van bespreking van statistische uitschieters en ontvangen signalen wordt duidelijk of modules aanpassing behoeven. Daarbij kan gedacht worden aan verduidelijking van inclusiecriteria of het clusteren of opsplitsen van modules. Acute knelpunten zullen worden opgelost via aanpassingen in de modulestructuur per 1 januari 2016. Fundamentelere aanpassingen worden pas doorgevoerd per 1 juli 2016. Op 23 september 2015 vindt een startbijeenkomst plaats, waaraan de werkgroep generieke modules en de diverse werkgroep-voorzitters van de overige werkgroepen deelnemen. Een zorgvuldige registratie is van belang om een uitgekristalliseerde modulestructuur te bereiken. En dit is op termijn weer van groot belang voor het berekenen van de prijs voor een bepaalde behandeling. Bepaling van prestaties en tarieven Vanaf 1 juli 2016 geldt een periode waarin geen wijzigingen meer plaatsvinden in de modulestructuur. Deze dataverzameling (tot eind 2017) wordt namelijk gebruikt voor de vaststelling van prestaties en tarieven door de NZa. Vanaf september 2015 worden de voorbereidingen gestart op het benodigde kostprijzentraject. Daarin lopen zowel de inhoudelijke ontwikkelingen (verschuiving van arbeid naar kapitaalgoederen) als de financiële benadering (werking kostprijsmodel) mee.
3. Landelijke Datamonitor Behandelmodules De invoering van de modulestructuur is voor instellingen een continu leerproces. Het toepassen van modules en het vergelijken van de manier van indiceren binnen uw organisatie maakt hier onderdeel van uit. Een frequente terugkoppeling van de geïndiceerde modules met de bijbehorende behandelinzet is hiervoor essentieel. In opdracht van de Landelijke Projectgroep Behandelmodules VRA/RN heeft Revalidatie Nederland een Landelijke Datamonitor Behandelmodules opgezet. De doelen van deze Datamonitor zijn: 1. Ondersteuning landelijke belangenbehartiging door Revalidatie Nederland 2. Ondersteuning invoering modulestructuur MSR door revalidatie-instellingen 3. Ondersteuning inhoudelijke doorontwikkeling modulestructuur MSR Vrijdag 4 september jl. is hiervoor een dataprotocol naar de projectleiders Behandelmodules gestuurd. In het dataprotocol staat de gewenste werkwijze omschreven, waarbij veel aandacht is besteed aan de privacy-, informatiebeveiligings- en mededingingsaspecten van de datamonitor. Bij het dataprotocol horen ook tools voor het exporteren van het databestand en voor het eventueel terugvertalen van versleutelde patiëntnummers. Aangezien de meeste mailservers binnen de instellingen geen bestanden met een zip- en/of exe-formaat accepteren, zijn deze tools ook op Revalidatie Kennisnet geplaatst, binnen de Kennisbank Sturing & Ondersteuning > Bekostiging & Financiële Zaken > Behandelmodules & Bekostiging > Instrumenten/Toolbox. e De instellingen dienen maandelijks, uiterlijk op de 15 , data aan de Datamonitor aanleveren. Na aanlevering zullen zij binnen enkele dagen een rapportage ontvangen met de belangrijkste bevindingen van het projectteam Behandelmodules.
4. 1 juli: start registratiefase Op 1 juli zijn de instellingen en ziekenhuizen gestart met de toepassing van de modules en de registratie daarvan. Dit heeft van iedereen een flinke inspanning gevraagd en er is een grote prestatie geleverd door iedereen. Een eerste indruk is dat het ondanks de gedegen voorbereiding nog overal zoeken is naar de juiste werkwijze en toepassing van de modules. We merken dat er veel zorgen hierover zijn: doe ik het wel goed, wijk ik af van wat andere doen? Maar ook: komt het wel goed met dit project? Gaat het opleveren wat we ermee beogen? Tot 1 juli 2016 hebben we de tijd om de juiste werkwijze onder de knie te krijgen, te leren van de ervaringen die we opdoen en de kinderziektes eruit te halen. Dit eerste jaar is bewust gepland vanuit het besef dat we niet meteen eenduidig en foutloos van start zouden gaan. Om er voor te zorgen dat we over een jaar wel zo ver zijn dat we de modules voldoende eenduidig toepassen zullen we het komende jaar goed moeten gebruiken. Om zicht te houden op de praktijk, vinden maandelijkse bijeenkomsten van de projectleiders plaats, waarbij kennis wordt gedeeld en vraagstukken worden bediscussieerd. Daarnaast is er de datamonitor waarin maandelijks de uitgevoerde zorgactiviteiten met bijbehorende modules worden verzameld. In het najaar en begin van 2016 komen de werkgroepen weer bijeen om de lessen en ervaringen te verwerken in de modules. De modules zijn nog aan verandering onderhevig. Dit is enerzijds gewenst (ze worden aangescherpt en verbeterd) maar tegelijkertijd is het heel lastig om iets toe te passen in de wetenschap dat er nog wijzigingen zullen komen. Het ontwikkelen van de revalidatiemodules kan niet alleen op de tekentafel worden uitgedacht. De toets aan de praktijk en de ervaring die daar wordt opgedaan zijn van essentieel belang. Dit jaar is er om van te leren, en als iedereen die leerervaring weet om te zetten in betere en passender modules dan heeft het jaar opgeleverd waar het voor bedoeld is. De datum van 1 juli markeert het begin hiervan, en er is een heel goede start gemaakt.
5. Werken met modules is wennen Sinds 1 juli 2015 zijn revalidatie-instellingen verplicht om de ingezette behandelmodules te registreren. Dat brengt voor de praktijk de nodige veranderingen met zich mee. We spraken Reinout van Vliet, revalidatiearts NMA/ALS-team en voorzitter van de medische staf bij Roessingh. Hij is lid van de werkgroep NMA behandelmodules en doet nu net als alle andere revalidatieartsen ervaring op met het gebruik van de behandelmodules. “Bij Roessingh worden sinds 1 juli alle nieuwe behandeltrajecten voorzien van modules”, vertelt Van Vliet. “Bij ons doet een revalidatiearts dat in de assessmentfase, aansluitend aan het polibezoek. Drie weken na de start van de behandeling volgt een patiëntbespreking waarin we met het behandelteam vaststellen welke behandelmodules er bij deze patiënt nodig zijn. De arts accordeert deze en vinkt de modules aan in Ecaris. Vervolgens kunnen de betrokken behandelaren in hun tijdsregistratie aangeven aan welke modules ze tijdens een afspraak hebben gewerkt.” Onduidelijkheid Het lijkt eenvoudig, maar het gaat nog niet zonder slag of stoot. “Er is best veel onduidelijkheid”, vindt Van Vliet. “We moeten goed blijven nadenken welke behandelmodules ingezet worden. Het is van groot belang dat we het indiceren van modules op instellingsniveau goed en eenduidig doen. Dan kan er straks bij de evaluatie op landelijk niveau iets zinnigs over gezegd worden.” De onduidelijkheid zit hem volgens Van Vliet vooral in de vraag hoe je nu precies met de modules moet omgaan. “Welke module moet je indiceren? Kun je modules lenen uit een ander behandeltraject? Kunnen de assessment- en de behandelfase naast elkaar lopen? Dat zijn vragen waar wij steeds tegenaan lopen. En ook hebben we het gevoel dat de modules niet altijd de lading van de behandeling dekken. Wij willen graag maatwerk leveren. Doordat je alles in hokjes gaat plaatsen laat dat maatwerk zich minder makkelijk zien. Maar de evaluatie van deze registratiefase moet uitwijzen of dat daadwerkelijk een probleem is.” Vooralsnog ervaart Van Vliet het werken met modules als een extra belasting, niet alleen voor de arts, maar ook voor de andere behandelaren. Dat is deels tijdelijk omdat de behandelaren nog niet aan het werken met modules gewend zijn en doordat ze de modules nog niet zo goed kennen. Van Vliet ziet echter ook een permanente extra belasting. “Het overleg om modules te indiceren zal ook in de toekomst blijven. En daarnaast is het aanvinken van modules op zichzelf al een extra belasting. We zijn binnen Roessingh aan het kijken of we dat aanvinken kunnen delegeren.“ Revalidatie Kennisnet Om een einde te maken aan de onduidelijkheid kan een landelijk platform voor revalidatieartsen helpen, denkt Van Vliet. Op dit digitale platform zouden frequently asked questions (FAQs), de mogelijkheid tot het verstrekken van tips en het delen van casuïstiek een plek moeten krijgen. Revalidatie Kennisnet zou hier een oplossing voor kunnen bieden. En verder is het volgens Van Vliet belangrijk om het eindperspectief te blijven schetsen. “Het feit dat we nu niet direct resultaat zien, maakt de dagelijkse praktijk er niet makkelijker op. Natuurlijk weten we dat we dit doen om straks goede mandjes van producten te maken. Maar vooralsnog is het vooral een investering. Het is belangrijk om steeds voor ogen te houden dat dit dient om straks onze werkzaamheden betaald te krijgen.”
Van Vliet wijst nog op de uitdaging om de bureaucratische druk binnen de perken te houden. Als dat lukt, én de registratiefase gaat goed, dan kan dit project succesvol verlopen. “Dan kunnen behandelmodules een sterk instrument zijn om te laten zien wat wij vakinhoudelijk doen én krijgen we voor het werk de goede prijs betaald.”
6. ICT-leveranciers De ICT-leveranciers hebben hard gewerkt om ervoor te zorgen dat de behandelmodules per 1 juli geregistreerd konden worden. Dit is bij alle leveranciers gelukt. Alle ICT-systemen bieden de vereiste basisfunctionaliteit. Wel zitten er hier en daar nog verbetermogelijkheden in de interface. Bij Ecaris bijvoorbeeld zijn de te gebruiken codes anders dan die van de NZa. Bovendien werkt het kiezen van modules niet handig, doordat niet de volledige tekst van de module wordt weergegeven. Sommige instellingen lossen dit op met een zelf gebouwde tool, die het artsen makkelijker maakt om modules te indiceren. Vervolgens voert de administratie de gekozen modules handmatig in Ecaris in. Ook zijn er instellingen die een PDF van het modulenboek naast Ecaris gebruiken. Verder geeft Ecaris planmatig nog problemen en werkt het aanvinken bij groepsafspraken onhandig omdat dit voor iedere patiënt apart moet gebeuren. Ook onhandig is dat het niet mogelijk is om geen module aan te vinken bij no show. Wat bij Ecaris wel goed werkt, is de automatische rekenkundige verdeling van de tijd over de aangevinkte modules bij een afspraak. ParaNice-gebruikers zijn tevreden. In ParaNice zit een tool waarmee je eenvoudig kunt indiceren. Alleen declareren lukt niet als er modulecodes worden ingevoerd. Dit is echter geen probleem van ParaNice, maar van met het automatiseringssysteem van het ziekenhuis. Wat men onhandig vindt bij ParaNice is dat er aan een afspraak maar één module gekoppeld kan worden. Dit is op te lossen door meer afspraken in te voeren als er aan meer modules gewerkt wordt. Het indiceren via Chipsoft lukt goed. Chipsoft bouwt volgens de NZa-regels, waardoor ook hier maar één module aan een afspraak te koppelen is. Ook bij Chipsoft zijn de modules bij het indiceren niet in te zien. Bovendien zijn na fiattering geen correcties meer mogelijk. Bij Chipsoft zijn behandelgroepen niet automatisch in het systeem ingevoerd. Epic lijkt het registratieproces van de behandelmodules prima te ondersteunen. De ICT-systemen voldoen aan de eisen, maar er zijn verbeterslagen mogelijk die het werken met de systemen eenvoudiger en efficiënter maken. Daar wordt nu aan gewerkt.
7. Enquête ondersteuning invoeringsproces Revalidatie Nederland en VRA hebben een inventarisatie gedaan naar de waardering van de middelen die beschikbaar zijn om de implementatie van de behandelmodules te ondersteunen. 50 projectleiders Behandelmodules hebben de vragenlijst ontvangen. Hiervan hebben er 27 de vragenlijst ingevuld. De eerste vraag betrof het algemene oordeel over het totale ondersteuningsaanbod. Dit vindt 59% voldoende of goed. 30% vindt het matig. Het meest positief is men over het Modulenboek en de animatie ‘Op weg naar transparantie zorg’. 63% is (zeer) tevreden met het Modulenboek, 15% oordeelt gemiddeld. Over de animatie is 63% (zeer) tevreden en oordeelt 30% gemiddeld. Ruim de helft van de projectleiders is (zeer) positief over de projectleidersbijeenkomsten, 22% koos voor neutraal. Ruim 92% oordeelt gemiddeld of positief over de nieuwsbrief
Behandelmodules, 89% is neutraal of positief over de groep ‘Projectleiders’ op Revalidatie Kennisnet en 74% oordeelt neutraal of positief over het meldpunt
[email protected]. De regiobijeenkomsten en het Moduleraamwerk zijn ook overwegend positief gewaardeerd. Ruim 70% heeft bij de beoordeling hiervan voor positief of neutraal gekozen. Met name de voorlichtingspresentatie scoort een onvoldoende. Het Moduleraamwerk en de Implementatiehandreiking scoren gemiddeld. De middelen die voor handen zijn, ondersteunen het invoeringsproces wel, maar het kan beter. Uit de gemaakte opmerkingen in de enquête komt naar voren dat er meer behoefte is aan sturing en instructie, aan antwoorden op vragen, aan regie op ICT en aan een tool om de modulekeuze te faciliteren. Revalidatie Nederland en VRA beraden zich op de resultaten van de enquête en gaan aan de slag om de ondersteuning verder te verbeteren.
8. Agenda Datum
Tijd
Locatie
Naam vergadering
09-09-15
14:30 – 16:30
RN1.12-1.13
Projectgroep VRA RN
29-09-15
13:30 – 16:30
RN, Zaal 17
Projectleidersoverleg Behandelmodules
14-10-15
10:00 – 12:30
RN1.12-1.13
Projectgroep VRA RN
26-10-15
11:00 – 13:00
RN1.12-1.13
Stuurgroep Modulaire bekostiging
27-10-15
14.30 – 16.30 uur
RN, zaal 17
Projectleidersoverleg Behandelmodules
24-11-15
14.30 – 16.30 uur
RN, zaal 17
Projectleidersoverleg Behandelmodules
26-01-16
14.30 – 16.30 uur
RN, zaal 17
Projectleidersoverleg Behandelmodules
9. Oproep: kennis en instrumenten delen De implementatie van behandelmodules is in volle gang. Het is een spannend traject, dat voor iedereen nieuw is. Iedere revalidatie-instelling doet op de eigen manier ervaring op met dit traject. Uitdagingen worden op een verschillende manieren aangegaan en problemen op uiteenlopende wijzen opgelost. Er wordt op deze wijze veel kennis ontwikkeld. Ook ontstaan er allerlei instrumenten en hulpmiddelen. De implementatie van behandelmodules is niet alleen nieuw, maar ook arbeidsintensief. Juist daarom is het van belang om elkaar te helpen door kennis, ervaringen, instrumenten en oplossingen met elkaar te delen. Denk hierbij aan een tool die artsen behulpzaam kan zijn bij het indiceren. Delen kan natuurlijk eens in de maand tijdens de projectleidersbijeenkomsten. Maar het kan ook 24 uur per dag op Revalidatie Kennisnet. De groep Projectleiders implementatie modules op Revalidatie Kennisnet is dé plek om met elkaar van gedachten te wisselingen, vragen te stellen en oplossingen te delen. Daarnaast is er op Revalidatie Kennisnet een groep Communicatie
Behandelmodules. Hierin kunnen bijvoorbeeld presentaties, filmpjes of communicatieplannen een plek krijgen. Revalidatieartsen die kennis en ervaringen willen uitwisselen, kunnen zelf op Revalidatie Kennisnet een groep aanmaken. Dergelijke groepen op Revalidatie Kennisnet zijn alleen succesvol als de gebruikers bereid zijn om ontwikkelde kennis niet voor zich zelf te houden, maar open te stellen voor anderen. Als dat gebeurt, kan Revalidatie Kennisnet in het implementatietraject van de behandelmodules een grote toegevoegde waarde hebben voor de hele sector. Bij deze dan ook de oproep om in het belang van de sector uw kennis, ervaringen, instrumenten en oplossingen via Revalidatie Kennisnet aan andere gebruikers beschikbaar te stellen.
10. Waar of niet waar In de toekomst wordt revalidatiezorg per module betaald. Deze stelling is niet waar. De combinatie van ingezette modules leidt tot een integrale prijs. Wel is denkbaar dat bijvoorbeeld voor afgebroken trajecten of uitsluitend consultaire behandeling afzonderlijke producten met tarieven ontstaan. Alle handelingen moeten worden toegerekend aan modules. Deze stelling is niet waar. De bedoeling van de modulestructuur is niet primair dat de behandelaar zich verantwoordt over de bestede tijd. De bedoeling van de registratie is om patiëntengroepen door middel van combinaties van aangeboden modules te identificeren. Dit kan alleen slagen door strikte toepassing van de in- en exclusiecriteria. Als hieraan wordt voldaan, dan mag de module worden geregistreerd. Wordt hieraan niet voldaan, dan is sprake van de code “Niet in modules omschreven MSR”. Indien modules onnodig worden geregistreerd, dan zal op termijn blijken dat de omvang van deze modules beperkt is. Hierdoor zou de conclusie kunnen ontstaan dat schijnbaar complexe patiënten (er was immers sprake van een stapeling van behandeldoelen) met beperkte behandelinzet per behandeldoel behandeld kan worden. Indirecte tijd wordt in de toekomst niet meer vergoed. Deze stelling is niet waar. Indirecte zorgactiviteiten hoeven niet te worden gekoppeld aan individuele modules. Tegelijkertijd worden indirecte zorgactiviteiten de komende periode echter nog wel geregistreerd. Dit is namelijk medebepalend voor de manier waarop revalidatie-instellingen momenteel nog worden betaald. Hiermee blijft de totale hoeveelheid indirecte tijd per patiënt inzichtelijk. In de toekomstige tarieven voor modulecombinaties (de nieuwe DBC’s) is dus sprake van een gemiddelde opslag voor voorwaarde scheppende activiteiten. Op dat moment wordt echter op basis van de combinaties van behandelde doelstellingen tot vergoeding overgegaan. Het is dan niet langer relevant hoeveel directe en indirecte tijd hieraan is besteed. In afwijking op het huidige bekostigingssysteem zijn de indirecte zorgactiviteiten (en de directe zorgactiviteiten) op dat moment dus niet meer medebepalend voor het te declareren tarief. Het is beter om specifieke modules te registreren dan generieke modules. Deze stelling is niet waar. Zowel generieke modules als specifieke modules en Niet in modules omschreven MSR zijn gelijkwaardig. De bedoeling van de registratie is om patiëntengroepen door middel van combinaties van aangeboden modules te identificeren. Dit kan alleen slagen door strikte toepassing van de in- en exclusiecriteria. De modulestructuur wordt nog aanzienlijk aangepast voordat hierop kan worden afgerekend. Deze stelling is naar verwachting niet waar. Afgezien van verduidelijking van modules en beperkte clustering worden, vanuit de vereiste van medische herkenbaarheid, geen grote wijzigingen in de modulestructuur verwacht.
Revalidatie Nederland is verantwoordelijk voor de implementatie van de modulestructuur in de softwarepakketten. Deze stelling is niet waar. Hoewel Revalidatie Nederland belang heeft bij een zorgvuldige invoering en registratie van de modulestructuur, is zij geen opdrachtgever of klant van de softwareleveranciers. Dit zijn namelijk de individuele instellingen. Hierdoor kan Revalidatie Nederland ook slechts beperkt invloed uitoefenen op softwareleveranciers. Wel denkt het landelijke projectteam op verzoek van klanten en/of softwareleveranciers graag mee over de benodigde functionaliteiten. De aanlevering aan de Landelijke Datamonitor Modules loopt naast de verplichte DIS-aanlevering. Deze stelling is waar. De Landelijke Datamonitor Modules gaat uit van openstaande subtrajecten en biedt daarmee een actuele weergave van de moduleregistratie. Deze informatie wordt teruggekoppeld aan de instellingen ter ondersteuning van de invoering van de modulestructuur. Daarnaast wordt deze informatie gebruikt voor doorontwikkeling van de modulestructuur. De DISbestanden bevatten uitsluitend afgesloten en gefactureerde subtrajecten. Deze informatie is daarmee onvoldoende actueel en dus ongeschikt voor interne sturing en doorontwikkeling. Wel worden de DIS-bestanden op termijn gebruikt door de NZa voor de vaststelling van prestaties en tarieven.
11. Veel gestelde vragen Ik behandel een patiënt met aandoening X, mag ik modules registreren van aandoening Y? Nee. Voor elke diagnosegroep is vastgesteld welke clustering van interventies gericht op een concreet behandeldoel onderscheidend is voor de duur en omvang van revalidatiebehandelingen. Deze clustering vormt de modules. Indien voor een bepaalde diagnosegroep een bepaalde domein of behandeldoelstelling niet als (mede)bepalend voor de behandelintensiteit is aangemerkt, dan is hiervoor geen module beschikbaar. Het gebruiken van modules uit andere diagnosegroepen draagt niet bij aan deze onderscheidbaarheid en is dan ook niet de bedoeling. In deze gevallen dient de code “Niet in modules omschreven MSR” te worden geregistreerd. Moet ik alle mijn werkzaamheden (zorgactiviteiten) verdelen over modules? Nee. De bedoeling van de modulestructuur is niet dat de behandelaar zich primair verantwoordt over de bestede tijd. De bedoeling van de registratie is om patiëntengroepen door middel van combinaties van aangeboden modules te identificeren. Dit kan alleen slagen door strikte toepassing van de in- en exclusiecriteria. Indien hieraan wordt voldaan, dan mag de module worden geregistreerd. Wordt hieraan niet voldaan, dan is sprake van de code “Niet in modules omschreven MSR”. Kan het tijdens de registratie gebeuren dat zowel modules uit assessment- als de behandelfase worden ingezet? Dat kan. In eerste instantie zullen assessment modules ingezet worden, maar het is niet ondenkbaar dat later tijdens de behandeling toch besloten wordt om aanvullend onderzoek (bijvoorbeeld neuropsychologisch onderzoek) uit te voeren. Wat is het verschil tussen assessment uitgebreid en behandelend diagnosticeren? Het uitgebreide assessment bevat anamnese door verschillende teamleden. Bij behandelend diagnosticeren start u de behandeling alsof u al behandeldoelen hebt geformuleerd, maar is er onzekerheid over de functionele prognose en hebt u langduriger therapeutische interactie nodig om tot een definitief oordeel te komen. In het uitgebreide assessment hebben de tests alleen als doel inzicht te verkrijgen, bij behandelend diagnosticeren is de interactie gericht op het behalen van doelen en tegelijkertijd wordt inzicht verkregen.
Hoe moeten verpleegkundigen registreren? Zij dienen geen modulecodes te registreren, uitsluitend de zorgactiviteiten behorend bij die verpleegkundige handelingen die voor de nu geldende DBC’s geregistreerd mogen worden. De in- en exclusiecriteria zijn erg strak opgesteld. Dit betekent dat er veel revalidanten buiten de inclusiecriteria van de modules zouden vallen. Is dit de bedoeling? Ja, dat is inderdaad de bedoeling. We willen met de modules patiëntgroepen van elkaar kunnen onderscheiden. Indien sprake is van problematiek of doelen die werkelijk verschillen van wat voor de meerderheid van de patiënten geldt, dan is er sprake van een onderscheid. Die delen van de behandeling die voor iedere patiënt gelden, zijn niet gespecificeerd in een module maar worden geregistreerd als niet in modules beschreven MSR Consultatie bij in het ziekenhuis opgenomen patiënten: in welke module past deze activiteit? Dat betreft een Intercollegiaal Consult. Hiervoor worden geen modules geregistreerd. Het betreft immers hoofdbehandeling voor een ander specialisme. Wat gebeurt er als ik geen modules registreer en aanlever aan de DIS? Bij ontbrekende of foutieve (niet bestaande) modulecodes ontvangt de revalidatie-instelling een geautomatiseerde waarschuwing vanuit de DIS. DIS-aanleveringen worden niet in zijn totaliteit afgekeurd bij een ontbrekende of foutieve modulecode. Daarnaast beschikt de NZa over een gevarieerd handhavingsinstrumentarium, van het geven van een waarschuwing tot toekenning van een bestuurlijke boete. Worden de modules vermeld op de factuur? Nee. De moduleregistratie is bedoeld voor onderbouwing van de toekomstige (modulaire) financiering van revalidatie-instellingen. De modulecodes zijn dan ook in de ontwikkelfase niet bestemd voor vergelijking van aanbieders door zorgverzekeraars (bijvoorbeeld voor zorgcontractering). De modulecodes worden daarom voorlopig niet vermeld op de factuur. Wat gebeurt er met de gegevens die we aan de datamonitor aanleveren? Deze gegevens worden gebruikt om de voortgang van implementaties te monitoren en om inzicht te verkrijgen in de toepassing van de modules. Dat zal als input worden gebruikt voor de bijeenkomsten van de werkgroepen die de modules opgesteld hebben. Er wordt nog gewerkt aan een reglement dataverzameling en –gebruik. Dat zal ingaan op het doel en gebruik van de dataverzameling, de beveiliging en toegang tot de data, de bewaartermijn, privacy en de juridische aspecten aan vergelijking van data en mededinging. Meer vragen en antwoorden U vindt nog veel meer vragen en antwoorden op Revalidatie Kennisnet.
12. Achtergrondinformatie Behandelmodules en bekostiging Voor de bekostiging van de medisch specialistische revalidatie werd op 1 januari 2013 een nieuwe productstructuur ingevoerd. Het was de bedoeling deze productstructuur verder door te ontwikkelen. De NZa kwam echter in dezelfde periode met het voorstel om, op basis van een beschrijving van de kenmerkende zorgactiviteiten, een nieuwe productstructuur te gaan ontwikkelen. Daarom werd besloten de doorontwikkeling van de productstructuur opnieuw te bekijken. De conclusie was dat de opbrengst van het vakgebied tot uitdrukking zou moeten komen in de bekostiging. Dit zal een bijdrage leveren aan de zichtbaarheid van het belang van de medisch specialistische revalidatiesector. Hiermee kan de medisch specialistische revalidatie haar unieke positie ten opzichte van andere revalidatievormen (zoals geriatrische revalidatie en eerstelijnszorg)
duidelijk beschrijven. Revalidatie Nederland en de VRA hebben de ontwikkeling van landelijke behandelmodules vervolgens voortvarend opgepakt. Het doel van de ontwikkeling van landelijke modules is om op termijn een modulaire productstructuur in te voeren. Hiermee wordt de relatie tussen de bekostiging (hoe worden revalidatie-aanbieders betaald) en de praktijkvoering (welke vorm van revalidatie wordt geleverd) inzichtelijk gemaakt en neemt de hanteerbaarheid van het systeem toe. Het programma Behandelmodules en Bekostiging is gestart in 2013. In dat jaar zijn intensieve voorbereidingen getroffen. In 2014 zijn de behandelmodules beschreven. Enkele modules (waaronder voor kinderrevalidatie) volgden begin 2015. Een behandelmodule is een beschrijving van een aantal samenhangende zorgactiviteiten, gericht op een behandeldoel. Verschillende behandelmodules vormen samen de behandeling. Projectgroep en Stuurgroep Het programma Behandelmodules en Bekostiging staat onder leiding van een stuurgroep. In de stuurgroep hebben naast de VRA en Revalidatie Nederland de NZa, Verenso, Zorgverzekeraars Nederland en Zorginstituut Nederland (voorheen CVZ) zitting. Voorzitter van de stuurgroep is Luikje van der Dussen, bestuurslid van de VRA en revalidatiearts bij Merem Behandelcentra. De stuurgroep is eindverantwoordelijk voor het hele project. Daarnaast is er een projectgroep die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het project. In de projectgroep hebben onder andere bestuurders van verschillende revalidatiecentra zitting. Voorzitter van de projectgroep is Rob Beuse, lid Raad van bestuur van De Hoogstraat Revalidatie. Tranches en werkgroepen Gedurende het project zijn verschillende werkgroepen bij elkaar gekomen om de behandelmodules te beschrijven. Hierbij is gekeken naar de inhoud van de medisch specialistische revalidatie. Wat doen we nu precies? Deze werkgroepen bestaan uit revalidatieartsen en managers van de revalidatie-instellingen (revalidatiecentra en revalidatieafdelingen van ziekenhuizen). Er zijn verschillende werkgroepen aan de slag gegaan. Ten eerste de werkgroep Raamwerk en Generieke modules, die het moduleraamwerk heeft beschreven en de generieke modules heeft geformuleerd. De specifieke modules zijn onderverdeeld in vier tranches: Neurologie Pijn, oncologie en orgaanrevalidatie Amputatie, trauma en dwarslaesie Kinderrevalidatie Onder de tranche Neurologie vallen de werkgroepen niet-aangeboren hersenletsel (WCN en WTH), Parkinson en aanverwante Bewegingsstoornissen (WPB), Multiple Sclerose en Neuromusculaire aandoeningen (WNMA). Binnen de tranche Pijn, oncologie en orgaanrevalidatie zijn twee werkgroepen actief: Pijnrevalidatie Nederland (WPN) en Oncologische Revalidatie (WOR). De WOR draagt ook zorg voor de module-ontwikkeling voor orgaanrevalidatie, hierbij ondersteund door specialisten uit het veld. In een later stadium zijn afzonderlijke modules ontwikkeld voor diabetesrevalidatie en complexe longrevalidatie. De werkgroepen WAP, WAP-A, WTR en NVDG beschrijven de modules binnen de tranche Amputatie, trauma en dwarslaesie.