HYGIËNEBESLUIT VLEESKUIKENBEDRIJVEN (PPE) 2011 Besluit van het Productschap Pluimvee en Eieren van 3 november 2011 tot uitwerking van de voorschriften inzake de bewaking en bestrijding van Salmonella in vleeskuikenbedrijven (Hygiënebesluit vleeskuikenbedrijven (PPE) 2011); Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren; Gelet op de artikelen 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 19 van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 en gezien de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen pluimveeslachterijen en -uitsnijderijen (PPE) 2011; Besluit: Begripsbepalingen Artikel 1 Dit besluit verstaat onder: 1. 2. 3. 4. 5.
ondernemer: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die een vleeskuikenbedrijf uitoefent; uitlaadstalkoppel: het deel van het stalkoppel dat vóór het weglaadkoppel naar de slachterij wordt afgevoerd; weglaadstalkoppel: het laatste deel van het stalkoppel dat naar de slachterij wordt afgevoerd; Salmonella Typhimurium mede: monofasische Salmonella Typhimurium met de antigene formule 1,4,[5],12:i:-; pluimveedierenarts: degene die is ingeschreven in het register van praktiserende dierenartsen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990;
en neemt voor het overige de begrippen als omschreven in artikel 1 van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 over. Hygiënogram Artikel 2 1.
Het hygiënogram als bedoeld in de artikelen 1 en 12 van de Verordening wordt uitgevoerd door een HOSOWO-instantie erkend overeenkomstig het Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2012.
2.
Indien de uitslag van het hygiënogram kleiner dan of gelijk aan 1,5 is, hoeft de ondernemer geen vervolgmaatregelen in de stal te nemen.
3.
Indien de uitslag van het hygiënogram groter dan 1,5 maar kleiner dan of gelijk aan 3,0 is, laat de ondernemer tijdens de eerstvolgende leegstandsperiode, nadat hij de stal gereinigd en ontsmet heeft, opnieuw een hygiënogram in de stal uitvoeren. 1
4.
Indien de uitslag van het hygiënogram groter dan 3,0 is, dient de ondernemer tijdens de eerstvolgende leegstandsperiode de stal na het reinigen te laten ontsmetten door een ontsmettingsbedrijf. Aansluitend laat de ondernemer opnieuw een hygiënogram in de stal uitvoeren.
Monsterneming in het kader van artikel 13 van de Verordening (reguliere monsterneming) Artikel 3 1.
De monsters als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Verordening worden genomen: a) met inlegvellen door of namens de ondernemer bij de plaatsing van de vleeskuikens op het vleeskuikenbedrijf, overeenkomstig Bijlage I; b) met overschoentjes in opdracht van de ondernemer door een voor geborgde monsterneming mest erkende HOSOWO-instantie of een pluimveedierenarts, binnen 21 dagen voor de datum waarop het stalkoppel vleeskuikens aan de slachterij wordt geleverd, overeenkomstig Bijlage II.
2.
De uitslagen van de detectie en de serotypering van de monsters met overschoentjes als bedoeld in het eerste lid, onder b), zijn gedurende 21 dagen geldig vanaf de datum van de monsterneming.
3.
De monsters als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Verordening kunnen tevens genomen worden naar aanleiding van blindedarm uitslagen op grond van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen pluimveeslachterijen en -uitsnijderijen (PPE) 2011. Dit is het geval in de volgende situaties: a) Indien het blindedarmonderzoek bij uitlaadstalkoppels, geslacht op stalniveau, Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium heeft aangetoond, terwijl het onderzoek van de monsters als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b) geen Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium heeft aangetoond. Er worden extra monsters met overschoentjes in de betreffende stal genomen door een voor geborgde monsterneming mest erkende HOSOWO-instantie of een pluimveedierenarts, overeenkomstig Bijlage II indien het weglaadstalkoppel nog op het vleeskuikenbedrijf aanwezig is; b) Indien het blindedarmonderzoek bij uitlaadstalkoppels, geslacht op bedrijfsniveau, Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium heeft aangetoond terwijl het onderzoek van de monster als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b) geen Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium aantoonde. Er worden extra monsters met overschoentjes in alle stallen genomen door een voor geborgde monsterneming mest erkende HOSOWO-instantie of een pluimveedierenarts, overeenkomstig Bijlage II indien het weglaadstalkoppel nog op het vleeskuikenbedrijf aanwezig is. Detectie en serotypering in het kader van artikel 13 van de Verordening
Artikel 4 1.
De ondernemer zorgt ervoor dat de monsters genomen met inlegvellen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a) binnen 24 uur na de monsterneming zijn verzonden naar een voor detectie van Salmonella erkend laboratorium.
2
2.
De monsters genomen met overschoentjes als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b), worden door de voor geborgde monsterneming mest erkende HOSOWO-instantie of een pluimveedierenarts binnen 24 uur na de monsterneming verzonden naar een, door de ondernemer uitgekozen, voor detectie van Salmonella erkend laboratorium.
3.
Indien het voor detectie van Salmonella erkende laboratorium Salmonella in een monster heeft gedetecteerd, dan zorgt de ondernemer ervoor dat dit monster onverwijld na de detectie wordt geserotypeerd door een voor serotypering erkend laboratorium. Melding uitslagen in het kader van artikel 13 van de Verordening
Artikel 5 1.
De ondernemer zorgt ervoor dat alle uitslagen van de detectie en alle uitslagen van de serotypering van de monsters genomen met inlegvellen en overschoentjes, binnen één werkdag nadat de uitslag bij de ondernemer bekend is schriftelijk worden gemeld aan de slachterij waaraan het stalkoppel vleeskuikens wordt geleverd.
2.
Indien uit de uitslag van de serotypering blijkt dat in een monster genomen met inlegvellen of overschoentjes Salmonella is aangetoond, zorgt de ondernemer ervoor dat deze uitslag binnen één werkdag nadat de uitslag bij de ondernemer bekend is schriftelijk wordt gemeld aan de kuikenbroederij waarvan de bemonsterde vleeskuikens afkomstig zijn.
3.
Indien uit de uitslag van de serotypering blijkt dat in een monster genomen met inlegvellen of overschoentjes Salmonella Java, Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium is aangetoond, zorgt de ondernemer ervoor dat deze uitslag binnen één werkdag nadat de uitslag bij de ondernemer bekend is schriftelijk wordt gemeld aan de voorzitter.
4.
Indien uit de uitslag van de detectie blijkt dat in een monster geen Salmonella is aangetoond of indien uit de uitslag van de serotypering blijkt dat Salmonella van een ander serotype dan Salmonella Java, Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium is aangetoond, zorgt de ondernemer ervoor dat deze uitslag binnen tien werkdagen nadat de uitslag van het onderzoek bij de ondernemer bekend is schriftelijk wordt gemeld aan de voorzitter.
5.
De meldingen als bedoeld in het eerste, tweede, derde en vierde lid bevatten de volgende gegevens: a) KIP-nummer, b) activiteit (vleeskuikens) c) geboortedatum stalkoppel, d) stalnummer, e) datum monsterneming, f) monsternemer: naam HOSOWO-instantie of naam (inclusief naam dierenartspraktijk) + registratienummer pluimveedierenarts; g) type monster (inlegvellen of overschoentjes), h) type onderzoek (regulier of officieel onderzoek naar Salmonella) i) in geval van een negatieve uitslag: de uitslag van de detectie, inclusief de datum van de uitslag, j) in geval van een positieve uitslag: de uitslag van de serotypering, inclusief de datum van de uitslag.
3
Monsterneming in het kader van artikel 15 van de Verordening Artikel 6 1.
De voorzitter laat bij ten minste tien procent van de vleeskuikenbedrijven één maal per kalenderjaar monsters met overschoentjes nemen in het kader van een officieel onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella, overeenkomstig Bijlage II.
2.
De monsters als bedoeld in het eerste lid worden in ten minste één stal van het betreffende vleeskuikenbedrijf genomen.
3.
Het officiële onderzoek naar Salmonella van de monsters als bedoeld in het eerste lid kan in de plaats treden van het onderzoek naar Salmonella van de monsters als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b). Indien dit het geval is, dient de uitslag van dit onderzoek conform artikel 5 gemeld te worden aan de kuikenbroederij waarvan de bemonsterde vleeskuikens afkomstig zijn en aan de slachterij waaraan de vleeskuikens geleverd worden.
4.
Indien op grond van het onderzoek naar Salmonella van een monster genomen met inlegvellen als bedoeld in artikel 3, onderdeel a) blijkt dat Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium is aangetoond, kan de voorzitter in een later stadium tijdens de ronde een onderzoek door GD laten uitvoeren in alle stallen om te onderzoeken of er nog Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium aanwezig is.
5.
Indien op grond van het onderzoek naar Salmonella van een monster genomen met overschoentjes als bedoeld in artikel 3, onderdeel b) Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium is aangetoond, kan de voorzitter de ondernemer verplichten om bij het eerstvolgende stalkoppel vleeskuikens de in artikel 3, onderdeel b) bedoelde monsters met overschoentjes door GD te laten nemen, overeenkomstig Bijlage II. Het onderzoek naar Salmonella van deze monsters wordt eveneens door GD uitgevoerd.
6.
Indien op grond van het onderzoek naar Salmonella van de blindedarmmonsters, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen pluimveeslachterijen en -uitsnijderijen (PPE) 2011, Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium is aangetoond, kan de voorzitter de ondernemer verplichten om bij het eerstvolgende stalkoppel vleeskuikens de in artikel 3, onderdeel b) bedoelde monsters met overschoentjes door GD te laten nemen, overeenkomstig Bijlage II. Het onderzoek naar Salmonella van deze monsters wordt eveneens door GD uitgevoerd. Monsterneming onder toezicht
Artikel 7 1.
Wanneer binnen een stalkoppel vleeskuikens een afwijking wordt geconstateerd tussen de uitslag van de detectie of serotypering van de monsters genomen met overschoentjes en de uitslag van het onderzoek naar Salmonella in de slachterij in blindedarmmonsters als bedoeld in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen pluimveeslachterijen en -uitsnijderijen (PPE) 2011, laat de voorzitter bij de ondernemer één of meerdere monsternemingen onder toezicht door GD uitvoeren in de stal, tenzij het de voorzitter voldoende duidelijk is waardoor de afwijking is veroorzaakt.
2.
De monsterneming onder toezicht wordt volgens Bijlage II van dit besluit uitgevoerd door GD. 4
Maatregelen in het geval van Salmonella Java Artikel 8 1.
Indien op grond van het onderzoek naar Salmonella als bedoeld in artikel 3 dan wel artikel 6 van dit besluit Salmonella Java in een monster genomen met overschoentjes is aangetoond, reinigt en ontsmet de ondernemer na afvoer van het betreffende stalkoppel de stal overeenkomstig Bijlage III.
2.
Indien op grond van het onderzoek naar Salmonella in de slachterij in blindedarmmonsters van een door de ondernemer aan de slachterij geleverd uitlaadkoppel of weglaadkoppel Salmonella Java is aangetoond, reinigt en ontsmet de ondernemer tijdens de eerstvolgende leegstandsperiode de stal overeenkomstig Bijlage III.
3.
Na het reinigen en ontsmetten als bedoeld in het eerste en tweede lid laat de ondernemer onverwijld een stalonderzoek in de stal uitvoeren door een erkende HOSOWO-instantie.
4.
Nadat in het kader van het stalonderzoek als bedoeld in het derde lid monsters zijn genomen, mag de ondernemer een stalkoppel vleeskuikens in de stal plaatsen in afwachting van de uitslag van het stalonderzoek.
5.
Indien uit de uitslag van het stalonderzoek als bedoeld in het derde lid blijkt dat Salmonella Java in de stal is aangetoond, laat de ondernemer de stal gedurende drie weken leeg staan nadat het zittende stalkoppel uit de stal is afgevoerd.
6.
Tijdens de leegstandsperiode als bedoeld in het vijfde lid reinigt en ontsmet de ondernemer de stal overeenkomstig Bijlage III en laat hij aansluitend een stalonderzoek uitvoeren door een erkende HOSOWO-instantie. Na het verstrijken van de leegstandsperiode van drie weken mag de ondernemer een stalkoppel vleeskuikens in de stal plaatsen.
7.
Indien uit de uitslag van het stalonderzoek als bedoeld in het zesde lid blijkt dat Salmonella Java in de stal is aangetoond, herhaalt de ondernemer na afvoer van het zittende stalkoppel de reiniging en ontsmetting overeenkomstig Bijlage III en laat de ondernemer opnieuw een stalonderzoek uitvoeren door een erkende HOSOWO-instantie, totdat geen Salmonella Java meer in de stal is aangetoond.
8.
Slechts indien uit het stalonderzoek als bedoeld in het zevende lid blijkt dat Salmonella Java niet meer in de stal is aangetoond, mag de ondernemer een stalkoppel vleeskuikens in de stal plaatsen.
9.
De ondernemer meldt alle uitslagen van de stalonderzoeken als bedoeld in dit artikel binnen 24 uur nadat deze bij hem bekend zijn aan de voorzitter.
5
Maatregelen in het geval van Salmonella van een ander serotype dan Salmonella Java Artikel 9 1. Indien op grond van het onderzoek naar Salmonella als bedoeld in artikel 3 dan wel artikel 6 van dit besluit blijkt dat in een monster genomen met inlegvellen of overschoentjes een ander serotype Salmonella dan Salmonella Java is aangetoond, laat de ondernemer na afvoer van het betreffende stalkoppel en na het reinigen en ontsmetten als bedoeld in artikel 12 van de Verordening onverwijld een stalonderzoek in de stal uitvoeren overeenkomstig het Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2011. 2. Nadat in het kader van het stalonderzoek als bedoeld in het eerste lid monsters zijn genomen, mag de ondernemer een stalkoppel vleeskuikens in de stal plaatsen in afwachting van de uitslag van het stalonderzoek. 3. Indien op grond van de uitslag van het stalonderzoek een ander serotype Salmonella dan Salmonella Java in de stal is aangetoond, laat de ondernemer na afvoer van het zittende stalkoppel vleeskuikens en nadat de stal gereinigd is, de stal ontsmetten door een professioneel bedrijf. Graan Artikel 10 1.
Indien de ondernemer aan een stalkoppel vleeskuikens graan voert afkomstig van eigen teelt of rechtstreeks afkomstig van een andere teler, dan bewaart hij een monster van iedere partij graan. Dit monster dient de ondernemer te nemen overeenkomstig Bijlage IV.
2.
Indien op grond van het onderzoek naar Salmonella als bedoeld in artikel 13 dan wel artikel 15 van de Verordening blijkt dat in een monster met overschoentjes Salmonella is aangetoond, dan laat de ondernemer het bewaarde graanmonster onderzoeken op de aanwezigheid van Salmonella overeenkomstig Bijlage IV.
3.
Indien uit het onderzoek van het graanmonster als bedoeld in het tweede lid blijkt dat Salmonella in het graanmonster is aangetoond, dan mag de ondernemer de rest van de partij graan niet aan een stalkoppel vleeskuikens voeren, tenzij dit graan zodanig is behandeld dat het niet meer is besmet met Salmonella.
4.
Na de in het derde lid bedoelde behandeling laat de ondernemer het graan ter verificatie opnieuw overeenkomstig Bijlage IV onderzoeken op de aanwezigheid van Salmonella. Indien dit onderzoek bevestigt dat het graan niet is besmet met Salmonella, dan mag de ondernemer het graan aan een stalkoppel vleeskuikens voeren.
6
Onderzoek naar Campylobacter Artikel 11 1.
De ondernemer neemt de monsters als bedoeld in artikel 13, derde lid, van de Verordening twee maal per kalenderjaar in alle stallen, overeenkomstig Bijlage V.
2.
De uitslag van de detectie van de monsters als bedoeld in het eerste lid is gedurende twee weken geldig vanaf de datum van afgifte van de uitslag door het voor detectie van Campylobacter erkende laboratorium.
3.
De ondernemer zorgt ervoor dat een kopie van de uitslag van de detectie van Campylobacter wordt verstrekt aan: a) de slachterij, ten minste 24 uur voordat het stalkoppel vleeskuikens waarvan de monsters zijn genomen aan de slachterij worden afgeleverd; b) de voorzitter, binnen twee weken nadat de uitslag van de detectie bij de ondernemer bekend is.
4.
De meldingen als bedoeld in het derde lid bevatten naast de uitslag van het onderzoek naar Campylobacter de volgende gegevens: a) KIP-nummer, b) activiteit: vleeskuikens, c) geboortedatum stalkoppel, d) stalnummer, e) datum monsterneming, f) type monster (mest), g) type onderzoek (Campylobacter), h) de datum van de uitslag. Bewaarplicht
Artikel 12 1.
De ondernemer bewaart de uitslagen van het hygiënogram, de detectie en de serotypering van de monsters met inlegvellen en overschoentjes, het onderzoek op initiatief van de voorzitter, het stalonderzoek en het graanonderzoek gedurende ten minste twee jaren na ontvangst van deze uitslagen.
2.
De ondernemer bewaart de uitslag van het bij of krachtens de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen pluimveeslachterijen en -uitsnijderijen (PPE) 2011 uitgevoerde onderzoek naar Salmonella op de slachterij van elk door hem aan de slachterij geleverd weglaadkoppel en uitlaadkoppel gedurende ten minste twee jaren na ontvangst van de uitslag.
7
Slotbepaling Artikel 13 1.
Dit besluit wordt aangehaald als: Hygiënebesluit vleeskuikenbedrijven (PPE) 2011.
2.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.
Zoetermeer, 3 november 2011
B.J. Krouwel, voorzitter,
ir. B.M. Dellaert, secretaris.
8
TOELICHTING BIJ HET HYGIËNEBESLUIT VLEESKUIKENBEDRIJVEN (PPE) 2011 Onderhavig besluit betreft de uitwerking van de voorschriften zoals neergelegd in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 (de Verordening), welke hun basis kennen in Verordening (EG) nr. 2160/2003 en Verordening (EG) nr. 646/2007. Het betreft de voorwaarden waaraan vleeskuikenbedrijven moeten voldoen in het kader van de bestrijding van Salmonella. Daarnaast zijn in onderhavig besluit voorschriften voor de monitoring van Campylobacter opgenomen. Allereerst zijn in dit besluit de normen vastgesteld waaraan het jaarlijkse hygiënogram als bedoeld in artikel 12 van de Verordening moet voldoen, alsmede de vervolgmaatregelen die de ondernemer op basis van de uitslag van het hygiënogram dient te (laten) nemen. Verder zijn in dit besluit nadere regels vastgesteld ten aanzien van de wijze, het tijdstip en de frequentie van de monsterneming als bedoeld in de artikelen 13 en 15 van de Verordening, alsmede ten aanzien van de detectie en de serotypering als bedoeld in de artikelen 13 en 15 van de Verordening. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen enerzijds de monsterneming die de ondernemer op eigen initiatief dient uit te (laten) voeren bij de plaatsing van de vleeskuikens op het vleeskuikenbedrijf en vóór levering van het uitlaadkoppel en weglaadkoppel aan de slachterij (reguliere monsterneming) en anderzijds de monsterneming op initiatief van de voorzitter, welke jaarlijks wordt uitgevoerd bij ten minste tien procent van de vleeskuikenbedrijven (officiële monsterneming). Naar aanleiding van de eis in Verordening (EG) nr. 2160/2003 dat per eind 2011 slechts pluimveevlees waarin Salmonella (Enteritidis en Typhimurium) afwezig is voor menselijke consumptie in de handel mag worden gebracht, zijn de eisen inzake de bemonstering van vleeskuikens aangescherpt. Binnen de sector is afgesproken dat de reguliere monsterneming met overschoentjes niet langer wordt uitgevoerd door de vleeskuikenhouder zelf, maar door een voor geborgde monsterneming mest erkende HOSOWO-instantie of een pluimveedierenarts. Het Salmonellaonderzoek van deze monsters moet er toe bijdragen dat de afzet van met Salmonella (Enteritidis en Typhimurium) besmet pluimveevlees aan de afnemers wordt geminimaliseerd. Het staat de vleeskuikenhouder vrij om private afspraken met de slachterij te maken over aanvullende monsterneming en eventueel te treffen vervolgmaatregelen. Ten aanzien van de informatievoorziening betreffende de uitslagen van de monsterneming als bedoeld in artikel 13 van de Verordening en artikel 3 van dit besluit is vastgelegd binnen welke termijn deze aan de leverancier en afnemer van een stalkoppel vleeskuikens, en aan het productschap gemeld dienen te worden. Indien blijkt dat in een monster van een stalkoppel vleeskuikens Salmonella is aangetoond, dan zorgt de ondernemer ervoor dat deze uitslag binnen één werkdag nadat deze uitslag bij hem bekend is, schriftelijk (inclusief fax of e-mail) is gemeld aan de kuikenbroederij waarvan het bemonsterde stalkoppel vleeskuikens afkomstig is.
9
Indien blijkt dat op grond van het onderzoek van de inlegvellen of de overschoentjes Salmonella Java, Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium aanwezig is in een stalkoppel vleeskuikens, dient de ondernemer dit binnen één werkdag nadat deze uitslag bij hem bekend is schriftelijk (inclusief fax of e-mail) te melden aan de voorzitter. Overige serotypen Salmonella of een negatieve uitslag dient de ondernemer binnen tien werkdagen schriftelijk (inclusief fax of e-mail) te melden aan de voorzitter. Indien het betrokken laboratorium de negatieve uitslag of de uitslag van een ander serotype Salmonella dan Salmonella Java, Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium al binnen tien werkdagen aan het productschap heeft gemeld, dan hoeft de ondernemer deze uitslagen niet ook nog eens zelfstandig aan de voorzitter te melden. De uitslag van het onderzoek van de overschoentjes dient de ondernemer binnen één werkdag nadat deze uitslag bij hem bekend is schriftelijk (inclusief fax of e-mail)te melden aan de slachterij waaraan het uitlaadkoppel en weglaadkoppel vleeskuikens geleverd wordt. Deze meldingstermijn geldt ongeacht de uitslag van de detectie en eventuele serotypering. Indien op grond van het onderzoek naar Salmonella als bedoeld in artikel 13 dan wel artikel 15 van de Verordening blijkt dat Salmonella is aangetoond, dan dient de ondernemer de maatregelen te treffen die in artikel 14 van de Verordening zijn voorgeschreven, zoals het laten uitvoeren van een stalonderzoek door een erkende HOSOWO-instantie. Deze maatregelen zijn in dit besluit nader beschreven. Voor een besmetting met Salmonella Java, Salmonella Enteritidis en Salmonella Typhimurium gelden deels aparte maatregelen. De maatregelen hebben tot doel de aanwezige Salmonella uit te schakelen en te voorkomen dat de besmetting zich uitbreidt naar andere stalkoppels vleeskuikens. In het geval uit de uitslag van het Salmonellaonderzoek van de monsters genomen met inlegvellen blijkt dat in een monster Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium is aangetoond, kan de voorzitter later in de ronde een onderzoek in de stallen laten uitvoeren om de status van het stalkoppel vleeskuikens te bepalen. Tot op heden is het namelijk onduidelijk of Salmonella-positieve inlegvellen zorgen voor Salmonella-positieve stalkoppels. Zoetermeer, 3 november 2011
B.J. Krouwel, voorzitter,
ir. B.M. Dellaert, secretaris.
10
BIJLAGE I WERKVOORSCHRIFT MONSTERNEMING VAN INLEGVELLEN 1. DOEL Dit werkvoorschrift beschrijft de monsterneming met inlegvellen die bedoeld is om de Salmonellastatus van de vleeskuikens bij aankomst op het vleeskuikenbedrijf vast te stellen. De monsters worden genomen op het vleeskuikenbedrijf door of in opdracht van de ondernemer. 2. BENODIGDHEDEN 1. 2. 3. 4.
steriele goed afsluitbare plastic zakken of potten; etiketten; steriele plastic handschoenen; inzendformulier.
3. WERKWIJZE 3A. Aantal en locatie te nemen monsters 1. Er dient bij elke levering een monster van 40 inlegvellen per vrachtauto en per aanhangwagen genomen te worden. Indien er minder dan 40 inlegvellen voorhanden zijn dienen 40 stukjes, evenredig verdeeld over de aanwezige inlegvellen, genomen te worden. Indien er minder dan 10 inlegvellen aanwezig zijn dienen er minimaal 4 hele inlegvellen voor onderzoek ingestuurd te worden of wat er voorhanden is. 2. De monsters moeten duidelijk met mest besmeurde (delen van) inlegvellen zijn en zoveel mogelijk (van) de inlegvellen uit de onderste kratten, containers dan wel dozen (afkomstig) zijn. 3. De monsters dienen evenredig verspreid over de geleverde kuikens verzameld te worden. 3B. Uitvoering monsterneming 1. Scheur, indien er voldoende inlegvellen voorhanden zijn, met behulp van steriele plastic handschoenen een duidelijk zichtbaar besmeurd deel (ca. 5 bij 5 cm) van een inlegvel af. Indien er onvoldoende inlegvellen voorhanden zijn dient een heel inlegvel genomen te worden. 2. Doe dit in een plastic pot of zak. 3. Doe dit zo dat de monsters niet met iets anders in aanraking komen, om evt. besmetting van/vanuit de omgeving te voorkomen. 4. Verzamel op deze wijze per vrachtauto en per aanhangwagen 1 pot met alle stukjes inlegvellen. 5. Sluit iedere pot direct na het vullen zorgvuldig. 6. Voorzie elke pot van een etiket met de volgende gegevens: datum en tijdstip van de monstername, KIP-nummer en stalnummer(s). 4. INZENDFORMULIER Elke inzending moet vergezeld gaan van een inzendformulier met ten minste de volgende, duidelijk leesbare, gegevens. 1. Afzender (n.a.w. + KIPnummer); 11
2. Activiteit: vleeskuikenbedrijf; 3. Stalnummer (indien meerder monsters in één zending ook duidelijk op monster aangeven wat het stalnummer is); 4. Koppelnummer (niet verplicht); 5. Geboortedatum stalkoppel; 6. Type monster; 7. Type onderzoek: Salmonella; 8. Monsternemer: pluimveehouder / dierenarts / GD / HOSOWO / slachterij / broederij / overig; 9. Datum monsterneming. Indien deze gegevens geheel of gedeeltelijk op een andere manier al bij het laboratorium bekend zijn, dan hoeven deze niet opnieuw te worden doorgegeven. 5. VERZENDING MONSTERS 1. De monsters worden binnen 24 uur nadat zij zijn genomen verzonden naar een door de voorzitter erkend laboratorium. 2. De monsters moeten zodanig zijn verpakt dat onderweg geen lekkage kan optreden en zodanig zijn geadresseerd dat voor de transporteur en het ontvangend laboratorium geen verwarring kan ontstaan. 6. LABORATORIUM Monsters dienen te worden gedetecteerd door een voor detectie van Salmonella erkend laboratorium, en in geval van de aanwezigheid van Salmonella, geserotypeerd op alle typen Salmonella door een voor serotypering erkend laboratorium. De ondernemer zorgt ervoor dat het monster onverwijld na de detectie wordt geserotypeerd. Als het voor detectie erkende laboratorium niet tevens is erkend voor serotypering of het serotype Salmonella niet kan bepalen, dan zal dit laboratorium het monster verzenden naar een voor serotypering erkend laboratorium, zonder actieve tussenkomst van de ondernemer. De ondernemer dient daarom het voor detectie erkende laboratorium duidelijk opdracht te geven dat indien de detectie van een monster Salmonella aantoont, dit monster onverwijld wordt geserotypeerd. Na ontvangst van de uitslag van het laboratorium meldt de ondernemer deze uitslag aan de voorzitter van het productschap. Deze melding dient binnen 24 uur te gebeuren indien het Salmonella Java, Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium betreft. Uitslagen van overige serotypen Salmonella of een negatieve uitslag dient de ondernemer binnen tien werkdagen na ontvangst van de betreffende uitslag van het laboratorium aan de voorzitter te melden.
12
BIJLAGE II WERKVOORSCHRIFT MONSTERNEMING MET OVERSCHOENTJES 1. DOEL Dit werkvoorschrift beschrijft de monsterneming met overschoentjes welke voorgeschreven is in het kader van het onderzoek naar Salmonella bij vleeskuikens. Indien het een regulier onderzoek naar Salmonella betreft, worden de monsters genomen in opdracht van de ondernemer door een voor geborgde monsterneming mest erkende HOSOWO-instantie of een pluimveedierenarts. Indien het een onderzoek naar Salmonella in opdracht van de voorzitter betreft, worden de monsters genomen door GD. BENODIGDHEDEN 1. 2. 3. 4. 5.
2 paar steriele overschoentjes die voldoende absorberend zijn om vocht op te nemen (geen plastic overschoentjes); vloeistof (bijv. 0,8% keukenzout + 0,1% pepton in steriel of gedeïoniseerd water of steriel water); steriele plastic zakken; etiketten; inzendformulier.
3. WERKWIJZE 3A. Aantal, soort en locatie te nemen mestmonsters 1. Er dient per stal tweemaal bemonsterd te worden met een apart paar overschoentjes. 2. Het monster moet evenredig verspreid over de stal verzameld te worden. Elk paar overschoenen moet circa 50% van de ruimte van de stal bestrijken. 3B. Uitvoering monsterneming 1. Was voor de monsterneming altijd uw handen. 2. Bevochtig het oppervlak van de overschoentjes met de vloeistof. 3. Trek in de stal over het staleigen schoeisel een paar overschoentjes aan. 4. Loop een ronde door de stal waarbij ongeveer 50% van het staloppervlak meegenomen wordt. 5. Doe de overschoentjes bij het verlaten van de stal in een steriele plastic zak. 6. Per stal dienen twee paar overschoentjes te worden ingestuurd. De werkwijze moet dus worden herhaald, waarbij de overgebleven 50% van het staloppervlak meegenomen wordt. 7. Per stal mogen de overschoenen in één pot of zak naar het erkende laboratorium worden gestuurd. Het laboratorium zal één analyse op het gepoolde monster uitvoeren. 8. Sluit iedere zak direct na het vullen zorgvuldig. 9. Voorzie de zak van een etiket met de volgende gegevens: datum en tijdstip van de monsterneming, stalnummer(s) en KIP-nummer.
13
4. VERZENDING MONSTERS Bij verzending van de monsters houdt degene die de reguliere of officiële monsterneming uitvoert zich aan het volgende: 1. De monsters worden binnen 24 uur nadat zij genomen zijn verzonden naar een door de voorzitter erkend laboratorium. 2. De monsters moeten zodanig zijn verpakt dat onderweg geen lekkage kan optreden en zodanig zijn geadresseerd dat voor de transporteur en het ontvangend laboratorium geen verwarring kan ontstaan. 5. INZENDFORMULIER Elke inzending van monsters naar het voor detectie erkende laboratorium moet vergezeld gaan van een inzendformulier met ten minste de volgende, duidelijk leesbare, gegevens. 1. Afzender (n.a.w. + KIP-nummer); 2. Activiteit: vleeskuikenbedrijf; 3. Stalnummer (indien meerder monsters in één zending ook duidelijk op monster aangeven wat het stalnummer is); 4. Koppelnummer (niet verplicht); 5. Geboortedatum stalkoppel; 6. Type monster: overschoentjes 7. Type onderzoek: regulier of officieel onderzoek naar Salmonella; 8. Monsternemer: pluimveedierenarts / HOSOWO-instantie / GD; 9. Naam monsternemer: a. naam pluimveedierenarts inclusief naam dierenartspraktijk en registratienummer pluimveedierenarts, of b. naam HOSOWO-instantie, of c. GD (in geval van een onderzoek in opdracht van de voorzitter); 10. Datum monsterneming. Indien deze gegevens geheel of gedeeltelijk op een andere manier al bij het laboratorium bekend zijn, dan hoeven deze niet opnieuw te worden doorgegeven: 6. LABORATORIUM Monsters dienen te worden gedetecteerd door een voor detectie erkend laboratorium, en in geval van de aanwezigheid van Salmonella, te worden geserotypeerd op alle typen Salmonella door een voor serotypering erkend laboratorium. De ondernemer zorgt ervoor dat het monster onverwijld na de detectie wordt geserotypeerd. Als het voor detectie erkende laboratorium niet tevens is erkend voor serotypering of het serotype Salmonella niet kan bepalen, dan zal dit laboratorium het monster verzenden naar een voor serotypering erkend laboratorium, zonder actieve tussenkomst van de ondernemer. De ondernemer dient daarom het voor detectie erkende laboratorium duidelijk opdracht te geven dat indien de detectie van een monster Salmonella aantoont, dit monster onverwijld wordt geserotypeerd. Na ontvangst van de uitslag van het laboratorium meldt de ondernemer deze uitslag aan de voorzitter. Deze melding dient binnen 24 uur te gebeuren indien het Salmonella Java, Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium betreft. Uitslagen van overige serotypen Salmonella of een negatieve uitslag dient de ondernemer binnen tien werkdagen na ontvangst van de betreffende uitslag van het laboratorium aan de voorzitter te melden.
14
BIJLAGE III PROTOCOL VOOR HET REINIGEN EN ONTSMETTEN VAN VLEESKUIKEN-STALLEN EN INVENTARIS IN VERBAND MET SALMONELLA JAVA Woord vooraf In deze bijlage wordt een protocol beschreven dat algemeen toepasbaar is en dient te worden ingevuld op basis van de specifieke bedrijfssituatie. Hiermee wordt onder meer bedoeld dat de te kiezen middelen en doseringen door de ondernemer zelf moeten worden ingevuld. Uiteraard is het raadzaam om deskundig advies in te winnen over de keuze van het materiaal, zodat de verschillende middelen goed op elkaar zijn afgestemd en niet contraproductief werken. Daarnaast hangt de werkwijze af van het type pluimvee en de daarbij horende staltypen. Inleiding Over reinigen en ontsmetten bestaan veel verschillende meningen in de pluimveehouderij. De meningen lopen uiteen van “alles moet steriel zijn als in een operatiekamer” tot “alleen met water reinigen is genoeg”. De verordeningen van het Productschap Pluimvee en Eieren schrijven echter bepaalde werkwijzen voor die kunnen bijdragen tot de vermindering van de Salmonella- en Campylobacter besmettingen van het eindproduct: pluimveevlees of eieren. In de bestrijding van deze bacteriën speelt de reiniging en ontsmetting van stallen terecht een belangrijke rol. Toch is dit niet de enige reden om goed te ontsmetten. Allerlei ongewenste ziektekiemen voor de dieren zelf dienen ook te worden gedood. Bij elk nieuwe koppel dient er met een schone lei te worden begonnen, waarbij ook de insleep vanuit de omgeving van de stallen moet worden voorkomen. Er bestaat geen algemeen geldende “beste” methode waarmee een stal dient te worden gereinigd en ontsmet. Wel zijn er tal van specifieke zaken waarmee rekening moet worden gehouden en die in de loop van de jaren verwateren of worden vergeten. In deze bijlage staan vele zaken die uiteraard bekend en voor de hand liggend zijn, maar er wordt getracht uw geheugen op te frissen en uzelf scherp te houden. De werkzaamheden rondom het schoonmaken en ontsmetten van pluimveestallen komt in grote lijnen hierop neer: 1. Afvoer van losse inventaris uit de stal 2. Mest verwijderen 3. Droog reinigen van stal en vaste inventaris (bezemschoon) 4. Inweken onder toevoeging van inweekmiddel 5. Reinigen van “vaste” drinknippelsystemen 6. Schoonmaken stal en vaste inventaris 7. Droogtrekken vloer 8. (gedeeltelijk) Herinrichten 9. Nat ontsmetten 10. Droog na-ontsmetten Reinigen en ontsmetten zijn twee afzonderlijke handelingen. De aanwezigheid van organisch vuil, maar vooral van vet staat een goede ontsmetting in de weg. Organisch materiaal inactiveert ontsmettingsmiddelen en vet is een prima beschermer van micro-organismen. Alleen als er loog wordt gebruikt, weliswaar met in achtneming van voldoende inweektijd, zouden ze in één procesgang kunnen worden uitgevoerd. Algemeen geldt echter, als zowel een reinigings- als een desinfectiemiddel wordt gebruikt, dat de beide middelen op elkaar moeten zijn afgestemd. Deze informatie is te verkrijgen bij de leverancier van de middelen.
15
Reinigen Voor een goede reiniging van de stal en directe omgeving is het van belang dat de werkzaamheden in de juiste volgorde worden uitgevoerd. Het water dat voor de reiniging wordt gebruikt dient minimaal geschikt te zijn als drinkwater voor vee, om te voorkomen dat er stoffen in zitten die de reiniging negatief beïnvloeden. Werkwijze reiniging stal: 1. Direct na het afleveren van de dieren beginnen met bestrijden van piepschuimkevers en larven door het spuiten van een bestrijdingsmiddel op de wand en op de kieren en naden tussen vloer en wand. Hiertoe moeten naden eerst worden vrijgemaakt van mest en strooisel. Ook de kieren tussen staanders en spanten moeten worden behandeld, kevers en larven verdwijnen niet alleen naar boven, maar ook naar beneden! 2. Voerruimten, hygiënesluis en andere ruimten die met de stal in verbinding staan moeten worden ontruimd en goed schoongemaakt. 3. Voersysteem volledig leeg draaien, voerresten verwijderen en het voersysteem goed handmatig schoonmaken. De silo en opvoervijzel naar en van de weeginstallatie niet vergeten. Silo’s moeten leeggedraaid worden en voerresten onder in de silo en weegapparatuur handmatig worden verwijderd. 4. Demonteerbare en niet ter plaatse te reinigen apparatuur uit de stal verwijderen en opslaan op een verharde ondergrond met een goede waterafvoer. 5. Mest verwijderen en direct afvoeren van het bedrijf. Bij opslag op het eigen bedrijf zo ver mogelijk van de stal en goed afdekken. 6. Uitneembare ventilatoren uit de kokers halen en opslaan op verharde ondergrond. Ventilatieopeningen droog schoonmaken. Bij lengteventilatie de ventilatoren en de kasten goed schoonmaken. Zorg hierbij voor een goede afvoer van vuil water. 7. Luchtinlaatkleppen en kasten schoonborstelen zowel aan de binnen- als buitenkant. De moeilijke bereikbaarheid van buitenaf werkt hier vaak belemmerend. Het schoonmaken van de beschermkappen buiten is belangrijk in verband met naar binnen trekken van stof dat daar is opgehoopt. Bovendien zijn ze vaak van hout en afgeschermd met gaas en daardoor lastig schoon te maken. Perslucht kan hier een hulpmiddel zijn. 8. Apparatuur die niet met water is te reinigen schoonborstelen en schoonblazen met een luchtcompressor en daarna afdekken met plastic of op een stofvrije plaats opslaan. 9. Stal schoonvegen en zo nodig mestresten wegkrabben. 10. Drinkwatersysteem leeg laten lopen, doorspoelen en volzetten met een specifiek reinigingsmiddel. Na voldoende inwerktijd spoelen. 11. Sterk bevuilde vloeren en vloeren van een slechte kwaliteit eerst gedurende minimaal 3 uur tot overnacht laten inweken met water waaraan een inweekmiddel is toegevoegd en daarna onder hoge druk schoonspuiten. Hierbij extra aandacht besteden aan de kieren en naden. Deze dienen goed te worden schoongespoten zodat later het desinfectiemiddel diep in de naden kan doordringen. Soms is het nodig de stal iets langer te laten afkoelen om de naden ver genoeg open te krijgen. 12. Plafond, ventilatorkokers en wanden in delen inschuimen met een reinigingsmiddel. Schuimmiddelen zijn te verkiezen boven vloeibare middelen want ze werken langduriger. Vervolgens 30 minuten later deze onderdelen afspuiten met water: ventilatorkokers en plafond met een rondstraler; - wanden met een vlakstraler. Hierbij van boven naar beneden werken. 13. Vloer, voer- en drinkwatersysteem inschuimen met een reinigingsmiddel. Vervolgens 30 minuten later afspuiten met water. Er op letten dat niet het vuil van de vloer weer op de wanden wordt gespoten door (te) hoge druk. Zorg voor een voldoende afvoer van water.
16
14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23.
Kachels dienen van binnen en van buiten te worden gereinigd. Als de stal wordt drooggestookt, droogt de vuillaag aan de binnenkant uit, laat los en wordt in de schone stal geblazen. Leidingen en buizen die in een stal lopen worden vaak vergeten, vooral die zich hoog in de stal bevinden. Hetzelfde geldt voor lampen en TL armaturen die soms schuin zijn gemonteerd zodat er een laag stof op ligt. Stalvloer droogtrekken Alle in relatie tot de stal staande lokalen en gebouwen droog schoonmaken en daarna nat met een reinigingsmiddel. Ook de ruimte waar kadavers worden bewaard moet goed worden gereinigd. Inspecteer de stalruimte en apparatuur op achtergebleven visuele verontreinigingen. Opgeslagen inventaris reinigen met een reinigingsmiddel, daarna afspoelen met water. Gedemonteerde ventilatoren reinigen met een compressor of een aangepaste borstel. Stal inrichten maar geen inventaris op de stalvloer plaatsen. Ventilatoren plaatsen en nadat de stal is opgedroogd, kokers afsluiten. Stal zo goed mogelijk afsluiten. Zorg echter voor goede bereikbaarheid van de te behandelen oppervlakken, bijvoorbeeld de luchtinlaatkleppen. Kleding wassen. Schoeisel of laarzen schoonmaken.
Reinigen en ontsmetten drinkwatersysteem: Probeer allereerst vast te stellen wat de aard is van de inwendige vervuiling van het systeem. Dit kan gedaan worden door het systeem op enkele plaatsen te ontkoppelen. Ruwweg kan dit bestaan uit organisch vuil (bacteriën, algen en schimmels) of anorganisch (kalksteen). Organische aanslag kan worden verwijderd met een alkalisch reinigingsmiddel of waterstofperoxide; anorganische aanslag moet worden bestreden met een zuur reinigingsmiddel (pas op voor corrosie). Tijdens de reiniging dient de stal c.q. de watertemperatuur minimaal 10 oC te bedragen. Werkwijze reiniging drinkwatersysteem. Nippel- en cupsystemen en centrale leidingen: Systeem voorspoelen met hoge druk. Via doseerapparaat of voorraadvat slangen en systeem vullen met een oplossing van het reinigingsmiddel. Elk tappunt controleren of de vloeistof is doorgedrongen (ruiken of pH papiertjes). Gedurende minimaal 24 uur in laten werken. Systeem leeg laten lopen en goed spoelen met schoon water. Drinktorens en losse cups: Onderdompelen in de reinigingsvloeistof (kalkoplossend) en 2 tot 6 uur in laten werken. Daarna onder druk afspuiten met een koude waterstraal. Bij ernstige vervuiling met een harde borstel reinigen. Daarna de nippelleidingen volzetten met een ontsmettingsmiddel, de benodigde tijd laten staan en met schoon drinkwater naspoelen. Controleer hierbij desgewenst of alle ontsmettingsmiddel weg is. De drinktorens dompelen of afsproeien met een ontsmettingsmiddel, waarna ze worden nagespoeld met schoon drinkwater. Ontsmetten Ontsmetting kan gedaan worden met verschillende ontsmettingsmiddelen, die elk één of meerdere werkzame stoffen bevatten. Om een goede werkzaamheid tegen Salmonella Java te verkrijgen wordt ontsmetting met formalinehoudende middelen geadviseerd. Voor de meeste middelen geldt dat de stal zeer goed gereinigd moet zijn, omdat de werkzame stof door vuilresten onwerkzaam wordt gemaakt. Ontsmetting kan uitgevoerd worden met de aanwezige reinigingsapparatuur. Er moet echter geen hoge druk gebruikt worden. De beste resultaten worden behaald door een combinatie
17
van een ontsmetting van de vloer, de opgaande wand en de inlaatkleppen met de hogedrukreiniger gevolgd door een ruimteontsmetting met een hoge druk vernevelaar. Werkwijze ontsmetting 1. Breng de stal tijdig van tevoren op de gewenste temperatuur. Wanneer deze niet bereikt kan worden, kies dan een ander ontsmettingsmiddel dat wel bij de behaalde temperatuur past of laat het middel langer inwerken. 2. Neem maatregelen om insleep tijdens en na de ontsmetting te voorkomen. Deuren in verband met de eigen veiligheid nog niet op slot. 3. Neem de beschermende maatregelen, zoals die op het etiket van het desinfectiemiddel vermeld zijn. Gasmasker met goede filterbus, handschoenen en goed sluitend regenpak. Werk, vanwege de veiligheid, altijd met 2 personen. Neem geen enkel risico!! 4. Maak een voorraad van het ontsmettingsmiddel klaar in de juiste voorgeschreven concentratie. Zuig met de hogedrukreiniger vanuit dit bassin de vloeistof aan. 5. Spuit onder lage druk het desinfectiemiddel over de vloer, de opgaande wand en de openstaande inlaatkleppen of -ventielen. Werk altijd in de richting van de grote deuren. 6. Sluit daarna alle ventilatie inlaatopeningen. 7. Plaats alle inventaris en gereedschappen in de stal. 8. Maak de oplossing aan voor de ruimteontsmetting. 9. Vernevel de desinfectievloeistof in de stal. De hogedrukvernevelaar laten vernevelen via aparte openingen in de zijmuur of in de deuren. Indien de vernevelaar in de stal geplaatst moet worden voorkom dan het aanzuigen van de nevel, door het apparaat op tijd terug te trekken. De laatste hoeveelheid vloeistof via een openstaande deur naar binnen blazen. 10. Ook alle in relatie tot de stal staande lokalen en gebouwen ontsmetten, bij voorkeur met behulp van de hogedruk vernevelaar. 11. Doe alle deuren op slot en laat formaline minimaal 24 uur inwerken, de overige middelen dienen een minimale inwerkingstijd van 8 uur te hebben. 12. Ventileer de restdamp na de inwerkingstijd uit de stal, de stal tevens opwarmen tot 15 oC. Eerst de ventilatiekokers openen daarna de inlaatopeningen. Eventuele restdampen van formaldehyde kunnen geneutraliseerd worden door het versproeien van een 25% ammoniumverbinding (ammoniakwater). Dus niet de stal opengooien, zodat alles en iedereen erin kan. 13. Het inwendige van het voersysteem in de stal is niet bereikbaar voor schoonmaken of ontsmetten. Indien er aanleiding voor is, dient het voersysteem in de stal vooral de vijzels, zo nodig te worden ontmanteld of vol gezet met een ontsmettingsmiddel dat is gemengd in een hoeveelheid voer. Bijvoorbeeld 5% formaline of een organisch zuur in wat restvoer gedurende tenminste 24 uur in het systeem laten staan. Het is raadzaam om de silo zelf en de weeginstallatie plus aanvoervijzels buiten de stal van tijd tot tijd ook op een dergelijke manier te behandelen. 14. Resten opgedroogd ontsmettingsmiddel, met name formaline, met water verwijderen. Erfverharding, in het bijzonder de laadplaats van de kuikens en de uitblaasruimte bij lengteventilatiestallen, desinfecteren met de hogedrukreiniger met een oplossing van natronloog of chloor (bijvoorbeeld Halamid (3%)).
18
BIJLAGE IV WERKVOORSCHRIFT VOOR DE BEMONSTERING VAN GRAAN TEN BEHOEVE VAN ONDERZOEK NAAR SALMONELLA 1. DOEL Van ieder partij graan die op het vleeskuikenbedrijf wordt opgeslagen, afkomstig van eigen teelt of rechtstreeks van een andere teler, dient een monster te worden achtergehouden wanneer de partij wordt opgeslagen. Indien in monsters met inlegvellen of overschoentjes, of blindedarmmonsters genomen door de slachterij, Salmonella is aangetoond en de oorzaak van de besmetting is onbekend, dient het achtergehouden monster graan op de aanwezigheid van Salmonella te worden onderzocht.
2. WERKWIJZE 2A. Monsterneming 1. Zorg voor deugdelijk bemonsteringsgereedschap (schepjes, monsterboren, emmertjes, zakjes) en gebruik steriele monsterzakken. 2. Reinig gebruikt gereedschap voor en na elke monstername. 3. Ga uit van schone, droge bemonsteringsmaterialen die het onderzoeksresultaat niet beïnvloeden. Zorg ook voor schone handen. 4. Zorg voor een representatief monster uit de partij. Neem hiertoe meerdere ondermonsters (minimaal 5), verspreid over verschillende delen van de partij. Bij het lossen/laden van de partij verdient het aanbeveling om de ondermonsters gedurende deze totale lostijd/laadtijd te verzamelen. 5. Zorg ervoor dat het totaal van de ondermonsters een voldoende hoeveelheid oplevert (minimaal 500 gram). 6. Bemonster altijd in duplo. 7. Zorg voor goede bewaaromstandigheden (droog, donker) en een goede sluiting van de monsterzak 8. Zorg voor een duidelijke identificatie op het monster. Minimaal dient vastgelegd te worden: a. datum monsterneming; b. naam product; c. partijgrootte; d. herkomst (eigen teelt, andere eigenaar); e. plaats monsterneming (bij meerdere partijen per pluimveebedrijf); 2B. Analyse 1. Stuur de genomen monsters die zijn achtergehouden bij de opslag naar een van de Labcode erkende laboratoria (een lijst is beschikbaar bij het Productschap Diervoeder). 2. De ondernemer dient de uitslag van het graanonderzoek bij het betreffende laboratorium op te vragen en op zijn bedrijf te bewaren.
19
BIJLAGE V WERKVOORSCHRIFT VOOR HET NEMEN VAN MESTMONSTERS VOOR CAMPYLOBACTER 1. DOEL Dit werkvoorschrift beschrijft de monsterneming van mest zoals voorgeschreven is in het kader van het onderzoek naar Campylobacter bij vleeskuikens. De monsters worden genomen door of in opdracht van de ondernemer. 2. TOELICHTING De ervaring leert dat in een met Campylobacter besmette stal doorgaans een zeer hoog percentage van de dieren besmet is. Aannemende dat in de hierna beschreven werkwijze elk monster van gemiddeld 2 dieren afkomstig is, kan zodoende een Campylobacter besmetting van tenminste 30% van de dieren met een zekerheid van 95% worden aangetoond. BENODIGDHEDEN 1. steriele monsterpotten of plastic zakken; 2. etiketten; 3. inzendformulier. 4. WERKWIJZE 4A. Aantal, soort en locatie te nemen mestmonsters 1. Er dienen per stal 5 monsters van minimaal 2 gram verse (natte) blindedarmmest genomen te worden (dit is bruine, glimmende mest). Dit moet per monster van meerdere dieren afkomstig zijn. 2. De monsters dienen evenredig verspreid over de stal verzameld te worden. 4B. Uitvoering monsterneming 1. Neem een monster van minimaal 2 gram verse mest, zonder de mest met de handen aan te raken. 2. Verzamel op deze wijze 5 monsters per stal in een steriele pot of zak. 3. Sluit iedere pot of zak direct na het vullen zorgvuldig. 4. Voorzie elke pot of zak van een etiket met de volgende gegevens: datum en tijdstip van de monstername, stalnummer(s) en KIP-nummer. 5. INZENDFORMULIER Elke inzending moet vergezeld gaan van een inzendformulier met ten minste de volgende, duidelijk leesbare, gegevens. Indien deze gegevens geheel of gedeeltelijk op een andere manier al bij het laboratorium bekend zijn, dan hoeven deze niet opnieuw te worden doorgegeven: 1. Afzender (n.a.w. + KIPnummer); 2. Activiteit: vleeskuikenbedrijf; 3. Stalnummer (indien meerder monsters in één zending ook duidelijk op monster aangeven wat het stalnummer is); 20
4. 5. 6. 7. 8.
Koppelnummer (niet verplicht); Geboortedatum stalkoppel; Type monster; Type onderzoek: Campylobacter; Monsternemer: pluimveehouder / dierenarts / GD / HOSOWO / slachterij / broederij / overig; 9. Datum monsterneming. VERZENDING MESTMONSTERS 1. De monsters worden binnen 24 uur nadat zij zijn genomen verzonden naar een door de voorzitter voor detectie van Campylobacter erkend laboratorium. 2. De monsters moeten zodanig zijn verpakt dat onderweg geen lekkage kan optreden en zodanig zijn geadresseerd dat voor de transporteur en het ontvangend laboratorium geen verwarring ontstaat. 7. UITSLAG Na ontvangst van de uitslag van de detectie verstrekt de ondernemer daarvan binnen tien werkdagen een kopie aan de voorzitter. Bovendien verstrekt de ondernemer een kopie van de uitslag van de detectie de slachterij, ten minste 24 uur voordat het uitlaadkoppel en weglaadkoppel waarvan de monsters zijn genomen aan de slachterij worden afgeleverd. 8. ONDERZOEKSSCHEMA Onderzoek op Campylobacter vindt bij elk vleeskuikenbedrijf twee maal per kalenderjaar plaats. In onderstaand schema is aangegeven wanneer de monsters genomen moeten worden. In geval van leegstand van de stal in één van de hieronder genoemde perioden, dient de ondernemer binnen een maand na opzet van een nieuw stalkoppel vleeskuikens een monstername in het kader van het onderzoek naar Campylobacter uit te voeren. Er dienen, ook in geval van tijdelijke leegstand, altijd twee onderzoeken per kalenderjaar, verspreid over het jaar, uitgevoerd te worden. Maanden in de periode januari/februari/maart én in de periode juli/augustus/september
in de periode april/mei/juni én in de periode oktober/november/december
Provincies Noord-Holland Zeeland Flevoland Limburg Groningen Overijssel Zuid-Holland Utrecht Noord-Brabant Friesland Drenthe Gelderland
21