Voorschriften
HOOFDSTUK I
INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen In deze voorschriften wordt verstaan onder: 1. bebouwing Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 2. bebouwingspercentage Het percentage dat per bouwperceel aangeeft welk deel ten hoogste mag worden bebouwd. 3. bedrijfsgebouw Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten. 4. bedrijven Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, handel en groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom (derhalve géén detailhandel daaronder te begrijpen), ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder geen autoreparatiebedrijven), e.d. Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties. 5. bestemmingsgrens Een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak. 6. bestemmingsplan Document zoals omschreven in de Wet op de Ruimtelijke Ordening en het Besluit op de ruimtelijke ordening, afdeling 3 (1985), samengesteld uit voorschriften, plankaart(en) en toelichting. 7. bestemmingsvlak Een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming. 8. bouwen Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 9. bouwperceel Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
blad 1 van 52
10. bouwvlak Een op de plankaart aangegeven vlak waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen waarvan het gebruik in overeenstemming is met de bijbehorende bestemming zijn toegelaten, alsmede bouwwerken, geen gebouw zijnde. 11. bouwwerk Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 12. bouwwerk, geen gebouw zijnde Elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde. 13. bruto vloeroppervlakte (b.v.o.) De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m. 14. calamiteit Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk al dan niet door overmacht: brand, overstroming, aardbeving en dergelijke. 15. detailhandel Het bedrijfsmatig te koop / ter gebruik aanbieden van goederen (waaronder begrepen uitstalling voor verkoop / gebruik), het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 16. ecologische verbinding Een verbinding tussen natuurgebieden (met nieuwe of herstelde natuur). Met als doel het migreren van dieren en planten tussen natuurgebieden mogelijk te maken (uitwisseling van genen). 17. effectgebied Het gebied, gemeten vanaf de risicobron, tot waar nog effecten door personen kunnen worden waargenomen als gevolg van een bepaalde calamiteit. 18. extensief recreatief medegebruik Extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen. 19. gebouw Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijk, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
blad 2 van 52
20. geluidgevoelige functies Geluidgevoelige functies zoals bedoeld/nader omschreven in de Wet geluidhinder. 21. geluidhinderlijke inrichting Inrichtingen genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van 5 januari 1993 houdende aanwijzing van categorieën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder. 22. geluidzone Loven 50 dB(A) Geluidscontour rond een industrieterrein Loven waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). 23. groenvoorzieningen Het geheel van grootschalige voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid. 24. groepsrisico Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting of transportmodaliteit waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. 25. groothandel Het bedrijfsmatig te koop of ter gebruik aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop / gebruik, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 26. het plan Het onderhavig bestemmingsplan "Loven Noord I (2007)", van de gemeente Tilburg. 27. hoogspanningslijn Een leiding of kabel met een nominale elektrische spanning van 1000 volt of meer. 28. invloedsgebied Het gebied, gemeten vanaf de risicobron, tot waar nog 1% van de slachtoffers van een bepaalde calamiteit kan komen te overlijden. 29. kantoor Een gebouw bestemd voor een samenstel van activiteiten, waarbij het accent ligt op het verrichten van administratieve handelingen t.b.v. het voeren of
blad 3 van 52
leiden van een onderneming of organisatie. Bij de bedrijfsvoering behorende engineeringactiviteiten worden hier niet onder begrepen. 30. kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten Objecten waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico is bepaald. Die grenswaarde moet in acht genomen worden genomen en met de richtwaarde dient rekening te worden gehouden. 31. langzaam verkeer Voetgangers- en (snor)fietsverkeer. 32. natuurwaarde van een gebied De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang. 33. nutsvoorzieningen Voorzieningen ten behoeve van openbaar nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d. 34. peil a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw. c. voor een bouwwerk op gronden binnen de bestemming VerkeerRailverkeer (V-R): de hoogte gemeten vanaf bovenkant spoor. 35. plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op overlijden van een onbeschermd individu op een bepaalde locatie naar aanleiding van een incident met gevaarlijke stoffen. Voor het PR zijn getalsnormen vastgesteld. Voor nieuwe situaties is de maximale toelaatbare overlijdenskans van een persoon 10-6 /jaar (1 op een miljoen). Dit betekent dat bij nieuwe situaties de grenswaarde wordt overschreden als zich woningen of andere kwetsbare objecten, zoals opgenomen in het Besluit externe veiligheid, tussen de 10-6 risicocontour en de inrichting of transportroute bevinden. 36. plangrens Een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens van het plan aanduidt. 37. plankaart
blad 4 van 52
De kaart of kaartenset, met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven, of op het plangebied betrekking hebbend planologisch beleid voor een groter gebied vertaald is. 38. representatieve zijde De zijde of zijden van een gebouw die qua architectonische uitwerking en detaillering dan wel qua functionele(hoofdentree/kantoorgedeelte) uitstraling als meest herkenbare zijde(n) van het gebouw is(zijn) aan te merken en gericht is(zijn) op de (belangrijkste) weg. 39. retentiegebied - waterretentie Gebied waar regenwater uit omliggend gebied naar toe wordt geleid om het tijdelijk te bergen en daarmee wateroverlast te voorkomen. Om het regenwater onder vrije verval naar het gebied toe te kunnen leiden ligt een retentiegebied lager dan het gebied waar het water vandaan komt. Na berging kan het water of te wel naar oppervlaktewater worden afgevoerd of via een infiltratievoorziening in de bodem worden geïnfiltreerd. 40. risicovolle inrichting Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico of een risicoafstand moet worden aangehouden dan wel andere inrichtingen, waarvan het plaatsgebonden risico, berekend volgens de op grond van het Bevi vastgestelde regels, hoger is of kan zijn dan 10-6 per jaar. Of een inrichting waarvoor regels gelden krachtens artikel 8.40 van de wet Milieubeheer. 41. stalling en parkeren Grootschalige (openbare) al dan niet gebouwde gebouwde parkeer- en stallingsvoorzieningen met de daarbij behorende voorzieningen. Hier wordt in ieder geval onder verstaan: parkeerterreinen, parkeergarages, -kelders en dekken, fietsenkelders en -stalling, stallingsgebouw, verhuur- en reparatieinrichting, alsmede bijbehorende in- en uitritten, routing, in- en uitgangen, hellingbanen, trappenhuizen, liften, portier- c.q. bewakingsloge, betaalautomaten, vitrines, e.d; 42. vellen Het rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van boom en/of houtopstand ten gevolge kunnen hebben. 43. verkeer- en vervoervoorzieningen t.b.v. wegverkeer Het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen en verzamelwegen.
blad 5 van 52
44. voorgevel De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. 45. weg Alle voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
blad 6 van 52
Artikel 2 Wijze van meten 1. De goothoogte van een bouwwerk Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2. De inhoud van een bouwwerk Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 3. De bouwhoogte van een bouwwerk Vanaf het peil (zie artikel 1) tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen. 4. De oppervlakte van een bouwwerk de oppervlakte van een bouwwerk buitenwerks gemeten boven het peil met uitzondering van de oppervlakte van: 1. een ondergeschikt bouwdeel (zoals open buitentrap, hellingbanen, e.d.) waarvan de verticale projectie op het horizontaal vlak kleiner is dan 4 m² óf 2. een uitkragend constructiedeel (zoals entreeoverkapping, dakoverstekken, niet beweegbare zonweringconstructies e.d.) waarvan de breedte van de verticale projectie op het horizontale vlak kleiner is dan 0,75 m. 5. Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk Tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren). 6. Afstand tot zijdelingse perceelgrens Tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is. 7. Lijnen op de plankaart Meten op het hart van de lijn.
blad 7 van 52
blad 8 van 52
HOOFDSTUK II
BESTEMMINGSBEPALINGEN
Artikel 3 Bedrijf (B) 3.1 Bestemmingsomschrijving 3.1.1 Functie De op de plankaart voor "Bedrijf (B)" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 "Staat van Bedrijfsactiviteiten" onder categorie 3, met uitzondering van: 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 41 Wet Geluidhinder juncto artikel 2.4 van het Inrichtingen - en vergunningenbesluit milieubeheer van de Wet Milieubeheer; 2. risicovolle inrichtingen, zoals nader omschreven in artikel 1; b. verkeersvoorzieningen, waaronder bedrijfsontsluitingswegen; c. verkeers - en vervoersvoorzieningen ten behoeve van railverkeer; d. groenvoorzieningen; e. openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van waterhuishouding met inbegrip van voorzieningen voor waterinfiltratie; f. bijbehorende voorzieningen, zoals opgenomen in 3.1.3. 3.1.2. Aanduidingen 3.1.2.1. Laad- en losplaats Ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding "laad- en losplaats (la)" is tevens een laad- en losplaats toegestaan voor zover genoemd in bijlage 1 "Staat van Bedrijfsactiviteiten" onder categorie 4. 3.1.2.2 Ontsluitingswegen a. Binnen een afstand van 100 m aan weerszijde van de aanduiding "indicatie 1e ontsluitingsweg" is een ontsluitingsweg toegestaan met een profiel van maximaal 22 m, met dien verstande dat: 1. de afstand van de aansluiting op de Verlengde Nederlandweg tot de as van de Burgemeester Bechtweg niet minder bedraagt dan 220 m; 2. de bouwpercelen worden ontsloten op deze ontsluitingsweg. b. Binnen een afstand van 25 m aan weerszijde van de aanduiding "indicatie 2e ontsluitingsweg" is een ontsluitingsweg toegestaan met een breedte van maximaal 7 m. c. Wegen zijn uitsluitend toegestaan met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstroken, waarbij het aantal opstelstroken en busstroken niet worden meegeteld. 3.1.3 Bijbehorende voorzieningen Op de op de plankaart voor "Bedrijf (B)" aangewezen gronden zijn tevens toegestaan: a. kantines en restauratieve voorzieningen; b. niet zelfstandig kantoor, zijnde maximaal 30% van het bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel; c. bouwwerken, geen gebouw zijnde; d. voorzieningen t.b.v. de logistiek van het bedrijventerrein;
blad 9 van 52
e. (ondergrondse) parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen; f. objecten voor beeldende kunst, voor zover deze behoren bij de onder 3.1.1, 3.1.2 en 3.1.3. genoemde functies. 3.1.4 Vrijstelling (van het gebruik) voor wat betreft de milieucategorie Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 vrijstelling te verlenen van: a. de uitoefening van een bedrijf of bedrijfsactiviteit in milieucategorie 2 opgenomen in de tot het plan behorende bijlage "Staat van Bedrijfsactiviteiten", die niet past in een woonomgeving, bijvoorbeeld door omvang en/of verkeersaantrekkende werking; b. het bepaalde in 3.1.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf of activiteit die in tot het plan behorende bijlage "Staat van Bedrijfsactiviteiten" is vermeld in een categorie die niet is toegestaan op het betreffende bouwperceel, tot maximaal één hogere categorie dan is aangegeven, mits door of namens de aanvrager of andere betrokkenen aannemelijk wordt gemaakt dat het bedrijf of de activiteit naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de toegestane milieucategorieën. 3.1.5 Vrijstelling voor ontsluiting op Verlengde Nederlandweg Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 3.1.2.2 sub a onder 1 voor een ontsluiting op de bestemming "Verkeer (V)" (Verlengde Nederlandweg) indien dit vanuit het oogpunt van een optimale verkaveling noodzakelijk is én uit verkeerstechnisch/verkeersveiligheidsoogpunt mogelijk is. 3.1.6 Vrijstelling voor risicovolle inrichtingen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 3.1.1 sub a onder 2 voor de uitoefening van een 'risicovolle inrichting' mits de contour van het plaatsgebonden risico van de inrichting binnen de eigen perceelsgrenzen is gelegen. 3.2 Bouwvoorschriften 3.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende algemene bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak bedrijf worden opgericht; b. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het op de plankaart aangegeven maximum; c. de bouwhoogte mag niet minder bedragen dan het op de plankaart aangegeven minimum en niet meer dan het aangegeven maximum. Het aangegeven minimum geldt niet voor gebouwen met een oppervlakte van 50 m2 of minder; d. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m; e. de bedrijfsgebouwen dienen met de voorzijde en/of een representatieve zijde gericht te worden naar de grens met de bestemming VerkeerHoofdwegen + of Verkeer-Hoofdwegen en/of de bestemming Natuur (N) (Schaapsven);
blad 10 van 52
f.
het bouwen van ondergrondse bouwwerken is toegestaan voorzover de gronden zijn gelegen op een afstand van minimaal 100 m tot de grens met de bestemming Natuur (Schaapsven); g. voor het bouwen van gebouwen op gronden binnen de bestemming direct grenzend aan de bestemming Leiding - PRB (dubbelbestemming) geldt vanwege externe veiligheid een toetsingsafstand van 12 m vanuit de as van de betreffende leiding. Het bouwen van gebouwen, in casu kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, binnen die toetsingsafstand is pas mogelijk als op basis van een verantwoording blijkt dat dit aanvaardbaar is. Voor wat betreft de opzet/inhoud van die verantwoording is artikel 10, onder 10.4 van overeenkomstige toepassing. 3.2.2 Overgangszone Voor de gronden met de aanduiding "bebouwd erf" gelden de volgende bepalingen: a. de gronden mogen per bouwperceel voor niet meer dan 40% worden bebouwd en/of verhard. De overige gronden moeten als ecologisch groen worden ingericht in relatie tot de aangrenzende bestemming Natuur (Schaapsven). Voor aanbrengen van verharding zie 3.5; b. de bedrijfsgebouwen dienen met de voorzijde en/of een representatieve zijde gericht te worden op de grens met de bestemming "Natuur (N)" (Schaapsven); c. de bedrijfsgebouwen dienen te grenzen aan de bijbehorende bedrijfsgebouwen buiten de gronden met de aanduiding "bebouwd erf"; d. op deze gronden mogen geen erf- of terreinafscheidingen worden gebouwd. 3.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende algemene bepalingen: a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden opgericht met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen. Dit geldt niet voor de gronden die liggen binnen de op de plankaart aangegeven aanduiding "laad- en losplaats (la)". Zie voorts 3.2.2 met betrekking tot de overgangszone; b. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het op de plankaart aangegeven maximum; c. het bouwen van ondergrondse bouwwerken is toegestaan voorzover de gronden zijn gelegen op een afstand van minimaal 100 m tot de grens met de bestemming Natuur (Schaapsven); d. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen: 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m; 2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 15 m. 3.2.4 Bouwwerken openbare nutsvoorzieningen Voor het bouwen van bouwwerken van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen: a. de maximale hoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m; b. de maximale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
blad 11 van 52
3.2.5 Vrijstelling van de bouwvoorschriften Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 vrijstelling te verlenen: a. van het bepaalde in 3.2.1 onder f voor de realisatie van ondergrondse gebouwen, indien de activiteiten voor het ondergrondse bouwen geen negatieve gevolgen hebben voor de waterhuishoudkundige situatie van het Schaapsven; b. van het bepaalde in 3.2.1 onder c in die zin dat maximaal 10% van de te realiseren bebouwing mag bestaan uit bebouwing lager dan 7 m, indien dit noodzakelijk is vanwege de functionaliteit van het bedrijf. 3.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedurevoorschriften in artikel 22.4 nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van nutsvoorzieningen en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van: a. een goede landschappelijke inpassing; b. de verkeersveiligheid; c. de sociale veiligheid; d. de brandveiligheid; e. de milieusituatie; f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; g. plaats, vorm en hoogte van bouwwerken of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen. 3.4 Specifieke gebruiksvoorschriften 3.4.1 Gebruiksverbod Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming, behoudens vrijstellingen die op grond van deze voorschriften zijn verleend. 3.4.2 Specifiek gebruiksverbod Het is verboden de gronden met de aanduiding "bebouwd erf" te gebruiken voor de opslag van goederen. 3.4.3 Strijdig gebruik Tot een gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in 3.4.1, strijdig met de bestemming "Bedrijf (B)", wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning; b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor als zelfstandige kantoor; c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, voor de uitoefening van enige tak van handel inclusief detailhandel, nijverheid en dienstverlening; d. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is (inclusief de opslag van afvalstoffen als onderdeel van de bedrijfsvoering); e. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens. 3.4.4 Vrijstelling voor meest doelmatig gebruik
blad 12 van 52
Burgemeester en wethouders verlenen met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 vrijstelling van het bepaalde in 3.4.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 3.5 Aanlegvergunning verharding overgangszone 3.5.1 Verbod Het is verboden om op de gronden met de aanduiding "bebouwd erf" zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) gesloten verharding aan te brengen.3.5.2 Procedure Bij het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in 3.5.1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 22.3.
blad 13 van 52
Artikel 4 Groen (G) 4.1 Bestemmingsomschrijving 4.1.1 Functies De op de plankaart als "Groen (G)" aangegeven gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. ontwikkeling van natuurwaarden; c. voorzieningen ten behoeve van de realisatie van een ecologische verbindingszone; d. waterretentie met daarbij behorende voorzieningen; e. openbare nutsvoorzieningen; f. verkeersvoorzieningen. 4.1.2. Aanduidingen 4.1.2.1 Ecologische verbindingszone Binnen een afstand van 50 m aan weerszijde van de aanduiding "ecologische verbindingszone" mag een ecologische verbindingszone worden gerealiseerd met een gemiddelde breedte van 50 m. 4.1.2.2 Ontsluitingsweg a. Binnen een afstand van 50 m aan weerszijde van de aanduiding "indicatie 2e ontsluitingsweg" is een ontsluitingsweg toegestaan met een breedte van maximaal 7 m, met dien verstande dat de aansluiting op de Zuiderkruisweg binnen een afstand van 60 m aan weerszijde van de aanduiding is toegestaan. b. Wegen zijn uitsluitend toegestaan met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstroken, waarbij opstelstroken en ruimte benodigd voor een aansluiting niet worden meegeteld. 4.1.3 Bijbehorende voorzieningen Op de op de plankaart voor "Groen" aangewezen gronden zijn tevens toegestaan: a. bouwwerken, geen gebouw zijnde; b. objecten voor beeldende kunst, voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 4.1.1 en 4.1.2 genoemde functies. 4.2 Bouwvoorschriften 4.2.1 Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde in 4.2.3. 4.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde daaronder in ieder geval begrepen faunapassages/-tunnels gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van kunstwerken en voorzieningen ten behoeve van de geleding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m; b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
blad 14 van 52
c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m. 4.2.3 Bouwwerken openbare nutsvoorzieningen Voor het bouwen van bouwwerken van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen: a. de maximale hoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m; b. de maximale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m². 4.3 Specifieke gebruiksvoorschriften 4.3.1 Gebruiksverbod Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming, behoudens vrijstellingen die op grond van deze voorschriften zijn verleend. 4.3.2 Strijdig gebruik Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend: a. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient; b. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient; c. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan; d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens; e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning. 4.3.3 Vrijstelling voor meest doelmatig gebruik Burgemeester en wethouders verlenen met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 vrijstelling van het bepaalde in 4.3.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
blad 15 van 52
Artikel 5 Natuur (N) 5.1 Bestemmingsomschrijving 5.1.1 Functies De op de plankaart als "Natuur (N)" aangegeven gronden zijn bestemd voor: a. instandhouding en versterking van de landschappelijke en natuurwaarde; b. voorzieningen ten behoeve van de realisatie van een ecologische verbindingszone; c. extensief recreatief medegebruik. 5.1.2. Aanduidingen 5.1.2.1 Ecologische verbindingszone Binnen een afstand van 50 m aan weerszijde van de aanduiding "ecologische verbindingszone" mag een ecologische verbindingszone worden gerealiseerd met een gemiddelde breedte van 50 m. 5.2 Bouwvoorschriften 5.2.1 Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 5.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, daaronder in ieder geval begrepen faunapassages/-tunnels gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m. 5.3 Specifieke gebruiksvoorschriften 5.3.1 Gebruiksverbod Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming, behoudens vrijstellingen die op grond van deze voorschriften zijn verleend. 5.3.2 Strijdig gebruik Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend: a. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient; b. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient; c. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan; d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens; e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.
blad 16 van 52
5.3.3 Vrijstelling voor meest doelmatig gebruik Burgemeester en wethouders verlenen met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 vrijstelling van het bepaalde in artikel 5.3.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 5.4 Aanlegvergunning 5.4.1 Verboden Het is verboden op of in bovengenoemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen, verbreden, verleggen of verharden van wegen en paden; b. het vellen en rooien van houtgewas; c. het ophogen, het afgraven of ontgronden van gronden en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur; d. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen; e. het graven of dempen van sloten en greppels. 5.4.2 Uitzonderingen Het in lid 1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die: a. betrekking hebben op het normale onderhoud en beheer; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan. 5.4.3 Beperking De in lid 1 genoemde vergunning kan uitsluitend worden verleend indien de waarden en belangen van de gronden zoals opgenomen in 5.1.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden aangetast of kunnen worden verkleind. 5.4.4 Procedure Bij het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in 5.4.1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 22.3.
blad 17 van 52
Artikel 6 Verkeer-Hoofdwegen (V-H+ en V-H) 6.1 Bestemmingsomschrijving 6.1.1 Functies De op de plankaart voor "Verkeer -Hoofdwegen (V-H+ en V-H)" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verkeers- en vervoersvoorzieningen ten behoeve van het wegverkeer met dien verstande - dat het aantal rijstroken binnen de bestemming Verkeer-Hoofdwegen+ (V- H+) meer dan 2 bedraagt; - dat het aantal rijstroken binnen de bestemming Verkeer-Hoofdwegen (V-H) ten hoogste 2 bedraagt; b. voet- en fietspaden; c. groenvoorzieningen; d. openbare nutsvoorzieningen; e. parkeer- en stallingsvoorzieningen; f. voorzieningen ten behoeve van de realisatie van een ecologische verbindingszone. 6.1.2. Bijbehorende voorzieningen De op de plankaart voor "Verkeer-Hoofdwegen (V-H+ en V-H)" aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor: a. voorzieningen ter verbetering van het microklimaat (geluidhinder, windhinder, regen e.d.) waaronder wallen, schermen, luifelconstructies e.d.; b. objecten voor beeldende kunst; c. bouwwerken, geen gebouw zijnde; voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 6.1.1 genoemde functies. 6.2 Bouwvoorschriften 6.2.1 Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde in 6.2.3. 6.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, daaronder begrepen faunapassages/tunnels gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van kunstwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming (zoals bouwwerken ten behoeve van de geleding, beveiliging en regeling van het verkeer) mag niet meer bedragen dan 10 m; b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen; c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag ten hoogste 5 m bedragen.
blad 18 van 52
6.2.3 Bouwwerken openbare nutsvoorzieningen Voor het bouwen van bouwwerken van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen: a. de maximale hoogte bedraagt 3,5 m; b. de maximale oppervlakte bedraagt 50 m². 6.2.4 Vrijstelling van de bouwvoorschriften Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 vrijstelling te verlenen van: a. het bepaalde in 6.2.2 onder b voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m; b. het bepaalde in 6.2.2 onder c voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde die naar hun aard en functie toelaatbaar zijn binnen de bestemming zoals zend- en ontvangstinrichtingen, sirenes, lichtmasten e.d. tot maximaal 16 m. 6.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedurevoorschriften in artikel 22.4 nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van openbare nutsvoorzieningen en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van: a. een goede landschappelijke inpassing; b. de verkeersveiligheid; c. de brandveiligheid; d. de sociale veiligheid; e. de milieusituatie; f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. 6.4 Specifieke gebruiksvoorschriften 6.4.1 Gebruiksverbod Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming, behoudens vrijstellingen die op grond van deze voorschriften zijn verleend. 6.4.2 Strijdig gebruik Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend: a. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient; b. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient; c. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan; d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens; e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning. 6.4.3 Vrijstelling voor meest doelmatig gebruik. Burgemeester en wethouders verlenen met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 vrijstelling van het bepaalde in 6.4.1 indien
blad 19 van 52
strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
blad 20 van 52
Artikel 7 Verkeer-Verblijf (V-V) 7.1 Bestemmingsomschrijving 7.1.1 Functies De op de plankaart voor "Verkeer -Verblijf (V-V) aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verkeers- en vervoersvoorzieningen ten behoeve van het wegverkeer met dien verstande het aantal rijstroken ten hoogste 2 bedraagt; b. groenvoorzieningen; c. openbare nutsvoorzieningen. 7.1.2. Bijbehorende voorzieningen De op de plankaart voor "Verkeer-Verblijf (V-V)" aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor: a. voorzieningen ter verbetering van het microklimaat (geluidhinder, windhinder, regen e.d.) waaronder wallen, schermen, luifelconstructies e.d.; b. objecten voor beeldende kunst; c. bouwwerken, geen gebouw zijnde; voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 7.1.1 genoemde functies. 7.2 Bouwvoorschriften 7.2.1 Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde in 7.2.3. 7.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnd gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van kunstwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming (zoals bouwwerken ten behoeve van de geleding, beveiliging en regeling van het verkeer) mag niet meer bedragen dan 10 m; b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen; c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag ten hoogste 5 m bedragen. 7.2.3 Bouwwerken openbare nutsvoorzieningen Voor het bouwen van bouwwerken van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen: a. de maximale hoogte bedraagt 3,5 m; b. de maximale oppervlakte bedraagt 50 m². 7.2.4 Vrijstelling van de bouwvoorschriften Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 vrijstelling te verlenen van: a. het bepaalde in 7.2.2 onder b voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m;
blad 21 van 52
b. het bepaalde in 7.2.2 onder c voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde die naar hun aard en functie toelaatbaar zijn binnen de bestemming zoals zend- en ontvangstinrichtingen, sirenes, lichtmasten e.d. tot maximaal 16 m. 7.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedurevoorschriften in artikel 22.4 nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van openbare nutsvoorzieningen en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van: a. een goede landschappelijke inpassing; b. de verkeersveiligheid; c. de brandveiligheid; d. de sociale veiligheid; e. de milieusituatie; f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. 7.4 Specifieke gebruiksvoorschriften 7.4.1 Gebruiksverbod Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming, behoudens vrijstellingen die op grond van deze voorschriften zijn verleend. 7.4.2 Strijdig gebruik Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend: a. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient; b. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient; c. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan; d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens; e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning. 7.4.3 Vrijstelling voor meest doelmatig gebruik. Burgemeester en wethouders verlenen met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 vrijstelling van het bepaalde in 7.4.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
blad 22 van 52
Artikel 8 Verkeer-Railverkeer (V-R) 8.1 Bestemmingsomschrijving 8.1.1 Functies De op de plankaart voor "Verkeer - Railverkeer (V-R)" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verkeers- en vervoersvoorzieningen ten behoeve van railverkeer; b. groenvoorzieningen; c. (openbare) nutsvoorzieningen; d. voorzieningen ten behoeve van de realisatie van een ecologische verbindingszone. 8.1.2 Bijbehorende voorzieningen Op de op de plankaart voor "Verkeer - Railverkeer (V-R)" aangewezen gronden zijn tevens toegestaan: a. voorzieningen ter verbetering van het microklimaat (geluidhinder, windhinder, regen e.d.) waaronder wallen, schermen, luifelconstructies e.d.; b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 8.1.1 genoemde functies. 8.2 Bouwvoorschriften 8.2.1 Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde in 8.2.3. 8.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde daaronder begrepen faunapassages/tunnels, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van kunstwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming (zoals bouwwerken ten behoeve van de geleding, beveiliging en regeling van het verkeer) mag niet meer bedragen dan 10 m; b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen; c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m. 8.2.3 Bouwwerken (openbare) nutsvoorzieningen Voor het bouwen van bouwwerken van (openbare) nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen: a. de maximale hoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m; b. de maximale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m². 8.2.4 Vrijstelling van de bouwvoorschriften Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 en met de vrijstellingsvoorwaarden in 8.2.5 vrijstelling te verlenen van: a. het bepaalde in 8.2.2 onder b voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m;
blad 23 van 52
b. het bepaalde in 8.2.2 onder c voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde die naar hun aard en functie toelaatbaar zijn binnen de bestemming zoals zend- en ontvangstinrichtingen, sirenes, lichtmasten e.d. tot maximaal 16 m. 8.2.5 Vrijstellingsvoorwaarden De in 8.2.4 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, mits: a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt; b. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast; c. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast. 8.3 Specifieke gebruiksvoorschriften 8.3.1 Gebruiksverbod Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming, behoudens vrijstellingen die op grond van deze voorschriften zijn verleend. 8.3.2 Strijdig gebruik Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend: a. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient; b. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient; c. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan; d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens; e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning. 8.3.3 Vrijstelling voor meest doelmatig gebruik. Burgemeester en wethouders verlenen met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 vrijstelling van het bepaalde in artikel 8.3.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
blad 24 van 52
Artikel 9 Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming) 9.1 Bestemmingsomschrijving De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden. 9.2 Voorrangsbepaling Waar een hoofdbestemming, aangegeven op de kaart, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. 9.3 Bouwvoorschriften 9.3.1 Bouwvoorschriften dubbelbestemming Op of in de tot "Archeologisch waardevol gebied" bedoelde gronden mogen ten behoeve van de in 9.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. 9.3.2 Bouwvoorschriften vanwege samenvallende bestemmingen Ten behoeve van andere, voor de gronden geldende bestemmingen geldt, dat met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwvoorschriften, niet mag worden gebouwd. 9.4. Vrijstellingsbevoegdheid 9.4.1 Vrijstelling voor bouwen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 9.3.2 met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)voorschriften. 9.4.2 Vrijstellingsvoorwaarden Vrijstelling, zoals in 9.4.1 bedoeld, wordt in ieder geval verleend, indien aan de hand van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. 9.4.3 Vrijstellingsvoorwaarden Vrijstelling, zoals in 9.4.1. bedoeld, wordt voorts verleend, indien: a. uit een door de gemeente uitgevoerd rapport blijkt dat de archeologische waarde van de betrokken locatie, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in voldoende mate is vastgesteld; b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vrijstelling voorschriften te verbinden, gericht op: 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. het doen van opgravingen;
blad 25 van 52
3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige. 9.5. Aanlegvergunning 9.5.1 Verboden Het is verboden op of in bovengenoemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend het (af)graven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor vrijstelling, zoals in 9.4.1 bedoeld, is verleend; b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; c. het verlagen of verhogen van het waterpeil; d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; e. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 9.5.2 Uitzonderingen Het verbod, zoals in 9.5.1 bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingsvergunning; c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. 9.5.3 Aanlegvoorwaarden 9.5.3.1 Geen archeologische waarden aangetoond Aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien aan de hand van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. 9.5.3.2 Archeologische waarden aangetoond Aanlegvergunning wordt voorts verleend, indien: a. een rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorschriften te verbinden, gericht op: 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. het doen van opgravingen; 3. begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
blad 26 van 52
9.5.4 Procedure Bij het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in 9.5.1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 22.3. 9.6 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedurevoorschriften zoals bedoeld in artikel 22.2 bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de plankaart wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming Archeologisch waardevol gebied van de plankaart te verwijderen, indien: a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.
blad 27 van 52
Artikel 10 Externe veiligheidscontour (dubbelbestemming) 10.1 Bestemmingsomschrijving De op de kaart voor "Externe veiligheidscontour" (dubbelbestemming)" aangewezen gronden zijn, naast de voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de veiligheidscontour. 10.2 Voorrangsbepaling Waar een hoofdbestemming, aangegeven op de kaart, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. 10.3 Bouwvoorschriften Voor het bouwen geldt dat binnen de aangegeven contour/zone geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten mogen worden opgericht. 10.4 Burgemeester en wethouders zijn met inachtneming van de procedurevoorschriften in artikel 22.1 bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 10.3 betrekking tot de bouw van beperkte kwetsbare objecten indien zij een verantwoording opstelt en vaststelt waarin in ieder geval wordt ingegaan op de volgende aspecten: a. b.
c. d.
e.
de aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de spoorlijn op het tijdstip waarop dat besluit wordt vastgesteld; het groepsrisico in het gebied waarop dat besluit betrekking heeft vergeleken met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–7 per jaar en met de kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–9 per jaar; de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst op objectniveau; de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen in de inrichting waarop dat besluit betrekking heeft, en de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de spoorlijn om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet;
Voorafgaand aan de vaststelling van de verantwoording wordt het bestuur van de regionale brandweer in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. 10.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de procedurevoorschriften in artikel 22.1 het bestemmingsplan wijzigen in die zin:
blad 28 van 52
a.
b.
c.
blad 29 van 52
dat de dubbelbestemming "externe veiligheidscontour" opgeheven wordt indien uit nader onderzoek is gebleken dat ie contour/zone kan vervallen, of dat de dubbelbestemming "externe veiligheidscontour" verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de PR 10-6/jaar contour kleiner is geworden, of dat de dubbelbestemming "externe veiligheidscontour" verkleind wordt, door een wijziging van de circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen.
Artikel 11 Geluidzone (dubbelbestemming) 11.1 Bestemmingsomschrijving De op de kaart voor "Geluidzone (dubbelbestemming)" aangewezen gronden zijn, naast de voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor een 50 dB(A) geluidscontour welke voortkomt uit het nabijgelegen gezoneerd industrieterrein Loven. 11.2 Voorrangsbepaling Waar een hoofdbestemming, aangegeven op de kaart, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. 11.3 Bouwvoorschriften Voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidgevoelige functies, met uitzondering van: a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd. Onder verbouwen wordt hier verstaan het bouwkundig veranderen van (een deel) van het gebouw en/of (een van) de daartoe behorende gevels. Onder nieuwbouw wordt hier verstaan het geheel of nagenoeg geheel vernieuwen van een gebouw, waarbij de situering, bouwhoogte en bouwmassa geheel of nagenoeg geheel overeenkomen met het gesloopte gebouw; b. de bouw van een bijgebouw bij een woning of de uitbreiding van een bestaande geluidgevoelige functie conform de in de basisbestemming voorgeschreven bebouwingsregeling. 11.4 Vrijstelling van de bouwvoorschriften 11.4.1 Vrijstellingsmogelijkheden Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 en de vrijstellingsvoorwaarden in 11.4.2 vrijstelling te verlenen van de bouwvoorschriften in 11.3 en toestaan dat binnen de dubbelbestemming "geluidzone" nieuwe gebouwen ten behoeve van geluidgevoeige functies worden opgericht. 11.4.2 Vrijstellingsvoorwaarden De in 11.4.1 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, mits: a. is of kan worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, of mits; b. ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is verleend. 11.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen met in acht neming van de procedurevoorschriften in artikel 22.2 het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming "50 dB(A) geluidscontour" opgeheven wordt indien het bestemmingsplan waarin de bron van de geluidszone gelegen is op grond van artikel 41 van de Wet geluidhinder opgeheven wordt.
blad 30 van 52
Artikel 12 Leiding - Riool (dubbelbestemming) 12.1 Bestemmingsomschrijving De op de kaart voor Leiding-Riool (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een hoofdrioolpersleiding, inclusief een strook grond van 5 m aan weerszijden van de as van deze leiding. 12.2 Voorrangsbepaling Waar een hoofdbestemming, aangegeven op de kaart, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. 12.3 Bouwvoorschriften Voor het bouwen geldt dat in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de op de plankaart aangegeven dubbelbestemming "Leiding-riool" begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding. 12.4 Vrijstelling van de bouwvoorschriften 12.4.1 Vrijstellingsmogelijkheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 en de vrijstellingsvoorwaarden in 12.4.2 vrijstelling te verlenen van de bouwvoorschriften in 12.3 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd. 12.4.2 Vrijstellingsvoorwaarden De in artikel 12.4.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding; b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. 12.5 Aanlegvergunning 12.5.1 Verboden Het is verboden op de voor dubbelbestemming aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting of bomen, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting; b. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;; c. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte; d. het in de grond brengen van voorwerpen;
blad 31 van 52
e. f.
g. h. i.
het aanbrengen van gesloten verhardingen; het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk; diepploegen; het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
12.5.2 Uitzonderingen Het onder 12.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden: a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning verleend is dan wel in uitvoering waren; b. welke betrekking hebben op normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang, gericht op en noodzakelijk voor het gebruik overeenkomstig de dubbelbestemming of basisbestemming; c. andere werken en/of werkzaamheden noodzakelijk in het kader van het onderhoud of beheer van de aanwezige leiding. 12.5.3 Voorwaarden voor verlenen aanlegvergunning De onder 12.5.1 vermelde vergunning wordt slechts verleend, indien door de genoemde werken en/of werkzaamheden geen veiligheidsrisico´s ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast. Dienaangaande vragen burgemeester en wethouders advies van de betreffende leidingbeheerder.
blad 32 van 52
Artikel 13 Leiding - Hoogspanning (dubbelbestemming) 13.1 Bestemmingsomschrijving De op de kaart voor Leiding-Hoogspanning (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse 150 KV hoogspanningsleiding, ten behoeve van het transport van elektriciteit, inclusief een strook grond van 26 m ter weerszijden van de as van de 150 KV - hoogspanningsleiding. 13.2 Voorrangsbepaling Waar een hoofdbestemming, aangegeven op de kaart, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. 13.3 Bouwvoorschriften Voor het bouwen geldt dat in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de op de plankaart aangegeven dubbelbestemming "Leiding-Hoogspanning" begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende leiding. 13.4 Vrijstelling van de bouwvoorschriften 13.4.1 Vrijstellingsmogelijkheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 en de vrijstellingsvoorwaarden in 13.4.2 vrijstelling te verlenen van de bouwvoorschriften in 13.3 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd. 13.4.2 Vrijstellingsvoorwaarden De in 13.4.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding; b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. 13.5 Aanlegvergunning 13.5.1 Verboden Het is verboden op de voor dubbelbestemming aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting of bomen, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting; b. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;;
blad 33 van 52
c. d. e. f.
g. h. i.
het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte; het in de grond brengen van voorwerpen; het aanbrengen van gesloten verhardingen; het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk; diepploegen; het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
13.5.2 Uitzonderingen Het onder 13.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden: waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning verleend is dan wel in uitvoering waren; a. welke betrekking hebben op normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang, gericht op en noodzakelijk voor het gebruik overeenkomstig de dubbelbestemming of basisbestemming; b. andere werken en/of werkzaamheden noodzakelijk in het kader van het onderhoud of beheer van de aanwezige leiding. 13.5.3 Voorwaarden voor verlenen aanlegvergunning De onder 13.5.1 vermelde vergunning wordt slechts verleend, indien door de genoemde werken en/of werkzaamheden geen veiligheidsrisico´s ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast. Dienaangaande vragen burgemeester en wethouders advies van de betreffende leidingbeheerder.
blad 34 van 52
Artikel 14 Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming) 14.1 Bestemmingsomschrijving De op de kaart voor Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse 380 KV hoogspanningsverbinding, met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van het transport van elektriciteit, inclusief een strook grond van 39 m ter weerszijden van de as van de 380 KV - hoogspanningsverbinding. 14.2 Voorrangsbepaling Waar een hoofdbestemming, aangegeven op de kaart, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. 14.3 Bouwvoorschriften Voor het bouwen geldt dat: a. in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de op de plankaart aangegeven dubbelbestemming "Hoogspanningsverbinding" begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding; b. de maximale bouwhoogte van hoogspanningsmasten niet meer mag bedragen dan 60 m. 14.4 Vrijstelling van de bouwvoorschriften 14.4.1 Vrijstellingsmogelijkheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 en de vrijstellingsvoorwaarden in 14.4.2 vrijstelling te verlenen van de bouwvoorschriften in 14.3 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd. 14.4.2 Vrijstellingsvoorwaarden De in 14.4.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding; b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende eidingbeheerder. 14.5 Aanlegvergunning 14.5.1 Verboden Het is verboden op de voor dubbelbestemming aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
blad 35 van 52
a. b. c. d. e. f.
g. h. i.
het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting of bomen, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting; het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;; het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte; het in de grond brengen van voorwerpen; het aanbrengen van gesloten verhardingen; het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk; diepploegen; het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
14.5.2 Uitzonderingen Het onder 14.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden: a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning verleend is dan wel in uitvoering waren; b. welke betrekking hebben op normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang, gericht op en noodzakelijk voor het gebruik overeenkomstig de dubbelbestemming of basisbestemming; c. andere werken en/of werkzaamheden noodzakelijk in het kader van het onderhoud of beheer van de aanwezige leiding. 14.5.3 Voorwaarden voor verlenen aanlegvergunning De onder 14.5.1 vermelde vergunning wordt slechts verleend, indien door de genoemde werken en/of werkzaamheden geen veiligheidsrisico´s ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast. Dienaangaande vragen burgemeester en wethouders advies van de betreffende leidingbeheerder.
blad 36 van 52
Artikel 15 Leiding - PRB (dubbelbestemming) 15.1 Bestemmingsomschrijving De op de kaart voor Leiding-PRB (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse naftaleiding met een diameter van 25 cm, inclusief een strook grond van 8 m aan weerszijden van de as van deze leiding. Voorts geldt een toetsingsafstand van 12 meter vanwege externe veiligheid aan weerszijden van de as van de leiding. Zie voorts artikel 3 Bedrijf (B) onder 3.2.1. 15.2 Voorrangsbepaling Waar een hoofdbestemming, aangegeven op de kaart, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. 15.3 Bouwvoorschriften Voor het bouwen geldt dat in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de op de plankaart aangegeven dubbelbestemming "leiding-PRB" begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende leiding. 15.4 Vrijstelling van de bouwvoorschriften 15.4.1 Vrijstellingsmogelijkheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 en de vrijstellingsvoorwaarden in 15.4.2 vrijstelling te verlenen van de bouwvoorschriften in 15.3 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd. 15.4.2 Vrijstellingsvoorwaarden De in 15.4.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding; b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. 15.5 Aanlegvergunning 15.5.1 Verboden Het is verboden op de voor dubbelbestemming aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting of bomen, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
blad 37 van 52
b.
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;; c. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte; d. het in de grond brengen van voorwerpen; e. het aanbrengen van gesloten verhardingen; f. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk; g. diepploegen; h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; i. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair. 15.5.2 Uitzonderingen Het onder 15.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden: waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning verleend is dan wel in uitvoering waren; a. welke betrekking hebben op normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang, gericht op en noodzakelijk voor het gebruik overeenkomstig de dubbelbestemming of basisbestemming; b. andere werken en/of werkzaamheden noodzakelijk in het kader van het onderhoud of beheer van de aanwezige leiding. 15.5.3 Voorwaarden voor verlenen aanlegvergunning De onder 15.5.1 vermelde vergunning wordt slechts verleend, indien door de genoemde werken en/of werkzaamheden geen veiligheidsrisico´s ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast. Dienaangaande vragen burgemeester en wethouders advies van de betreffende leidingbeheerder.
blad 38 van 52
HOOFDSTUK 3
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 16 Werking wettelijke regelingen De wettelijke regelingen waarnaar in de voorschriften van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Artikel 17 Anti dubbeltelbepaling Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij horend bouwperceel hetzij niet langer zou blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.
blad 39 van 52
Artikel 18 Algemene vrijstellingsbevoegdheid 18.1 Geringe afwijkingen van maten Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 bevoegd vrijstelling te verlenen ten behoeve van een afwijking van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze vrijstelling wordt slechts verleend indien: a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden; b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan; c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast; d. voldaan is aan de voorwaarde dat de vrijstellingsmogelijkheid niet cumulatief mag worden gebruikt. 18.2 Geringe afwijkingen van grenzen Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 bevoegd vrijstelling te verlenen van het plan ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bestemmingsvlak, geen bestemmingsgrens zijnde, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze vrijstelling wordt slechts verleend indien: a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden; b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan; c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast. 18.3 Vrijstelling voor overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de procedurevoorschriften in artikel 22.1 vrijstelling verlenen van het plan ten behoeve van: a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van nutsvoorzieningen; b. vrijstaande schoorstenen en soortgelijke bouwwerken. 18.4 Openbare nutsvoorzieningen Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de procedurevoorschriften in artikel 22.1 vrijstelling verlenen van het plan ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een groter oppervlak dan 50 m².
blad 40 van 52
Artikel 19 Algemene wijzigingsbevoegdheid 19.1 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedurevoorschriften zoals bedoeld in artikel 22.2 bevoegd: a. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming "Verkeer (V)" te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat: 1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25 m; 2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingen niet onevenredig mogen worden aangetast; b. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot. 19.2 Wijzigingsbevoegdheid t.b.v. uitbreiding la/lo - aanleg fietsverbinding Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedurevoorschriften zoals bedoeld in artikel 22.2 bevoegd de in het plan begrepen gronden gelegen binnen de bestemmingen Groen (G) en Verkeer-Verblijf (VV) en gelegen binnen het op de plankaart aangegeven gebied wijzigingsbevoegdheid te wijzigen ten behoeve van: a. de bestemming Bedrijf; b. de bestemming "Verkeer - Railverkeer (V-R)", voor de uitbreiding van een laad- en losplaats voorzover voorkomend in categorie 4 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten; c. de bestemming Verkeer Verblijf (V-V), voor de aanleg van een fietstunnel en daarop aansluitende fietsverbinding, zulks met inachtneming van de volgende voorwaarde: - wijziging ten behoeve van de uitbreiding van de laad - en losplaats mag uitsluitend plaatsvinden indien ten noorden van de Rauwbrakenweg wordt voorzien in een vervangende fietsverbinding tussen Berkel-Enschot en Tilburg in de vorm van een fietstunnel en een daarop aansluitende fietsverbinding; Bouwwerken ten behoeve van de laad - en losplaats zijn via een vrijstelling toegestaan tot maximaal 50 m2 en met een bouwhoogte van maximaal 3,5 m, onder de voorwaarde dat moet worden aangetoond dat die bouwwerken absoluut noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering.
blad 41 van 52
Artikel 20 Algemene nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.4 bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van: a. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte; b. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen; c. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein; d. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.
blad 42 van 52
Artikel 21 Regeling voor waardevolle bomen 21.1 Bouwen in nabijheid van bomen Voor het bouwen van bouwwerken in de nabijheid van bomen gelden de volgende algemene bepalingen. 21.1.1 Bebouwingsafstand Ter plaatsen van de op de plankaart aangegeven aanduiding "boom, type A" mag de afstand van enig bouwwerk tot het hart van deze boom of houtoptand gemeten niet minder bedragen dan 8 m en ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding "waardevolle boom" mag de afstand van enig bouwwerk tot het hart van deze boom gemeten niet minder bedragen dan 8 m. 21.1.2 Toegestane bebouwing Het bepaalde in 21.1.1 is niet van toepassing indien: a. een kapvergunning is verleend; b. de boom om andere, van overmacht getuigende redenen reeds eerder is geveld, danwel door een calamiteit teniet is gegaan. 21.1.3 Vrijstelling Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de procedurevoorschriften in artikel 22.1 vrijstelling verlenen van het bepaalde in 21.1.1 indien zodanige maatregelen worden getroffen dat het voortbestaan van de betrokken houtopstand/boom wordt gewaarborgd. Als voorwaarde voor deze vrijstelling kunnen burgemeester en wethouders een bomeneffectanalyse van een onafhankelijk boomtechnisch adviesbureau eisen. Deze analyse wordt in ieder geval vereist indien er gegronde vermoedens bestaan dat het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden het voortbestaan van de betreffende boom of houtopstand/boom in gevaar kunnen brengen. 21.2 Werken / werkzaamheden nabij waardevolle bomen 21.2.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen een afstand van 8 m van bomen die op de plankaart zijn aangeduid als "boom, type A" en 12 m van de boom die op de plankaart is aangegeven als "monumentale boom" : a. ontgronden, bodem verlagen of afgraven, ophogen, verdichten, verplaatsen, afgraven of egaliseren van grond, inclusief het graven van sleuven en het leggen van (ondergrondse) leidingen; b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen; c. het wijzigen van het grondwaterpeil; d. het verrichten van werken of werkzaamheden die beschadigingen van wortels, stam of kroon van de betrokken boom tot gevolg kunnen hebben. 21.2.2 Buiten toepassing verklaring Het bepaalde in 21.2.1 is niet van toepassing indien:
blad 43 van 52
a. een kapvergunning is verleend; b. de houtopstand om andere, van overmacht getuigende redenen reeds eerder is geveld, danwel door een calamiteit teniet is gegaan. 21.2.3 Toelaatbaarheid De werken en werkzaamheden als bedoeld in 21.2.1 zijn slechts toelaatbaar indien door de uitvoering van de werken of werkzaamheden of door de gevolgen daarvan geen onherstelbare schade aan de betrokken boom toegebracht wordt. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om: a. voorwaarden te verbinden aan de in 21.2.1 bedoelde aanlegvergunning ter vermindering of ter voorkoming van schade die de in 21.2.1 genoemde werken of werkzaamheden of de gevolgen daarvan aan de betrokken boom zouden kunnen toebrengen. Onder schade wordt tevens begrepen een vermindering of verslechtering van groeimogelijkheden. b. ten behoeve van de aanlegvergunning voor de onder 21.2.1 genoemde werken/ werkzaamheden een bomeneffectanalyse van een onafhankelijk boomtechnisch adviesbureau te eisen. 21.2.4 Toelaatbaarheid De werken en werkzaamheden als bedoeld in 21.2.1 zijn slechts toelaatbaar indien door de uitvoering van de werken of werkzaamheden de migratiemogelijkheden van planten- en/of diersoorten c.q. de natuurwaarden van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die mogelijkheden c.q. waarde niet in onevenredige mate worden verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een aanlegvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd. 21.3 Uitzonderingen Het in 21.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op: a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of beheer betreffen; b. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis. 21.4 Procedure Bij het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in 21.2.1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 22.3.
blad 44 van 52
Artikel 22 Algemene procedurebepalingen 22.1 Procedurevoorschriften vrijstelling Indien in dit plan wordt verwezen naar dit artikel, is de volgende procedure van toepassing: a. het voornemen tot het verlenen van vrijstelling ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken voor een ieder ter inzage; b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in één of meerdere dag- of nieuwsbladen die in de gemeente verspreid worden; c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van de terinzagelegging schriftelijk zienswijzen tegen het voornemen in te dienen bij burgemeester en wethouders; d. burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk na bekendmaking en ter inzage legging een beslissing. Deze beslissing is, als tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, met redenen omkleed. Zij delen hun beslissing mee aan degenen die zienswijzen hebben ingediend. 22.2 Procedurevoorschriften wijzigingsbevoegdheid Indien in dit plan wordt verwezen naar dit artikel, is de volgende procedure van toepassing: a. het voornemen tot het wijzigen van het bestemmingsplan ligt met bijbehorende stukken gedurende vier weken voor een ieder ter inzage; b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meerdere dag- of nieuwsbladen die in de gemeente verspreid worden; c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van de terinzagelegging schriftelijk zienswijzen tegen het voornemen in te dienen bij burgemeester en wethouders; d. burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. Deze beslissing is, als tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, met redenen omkleed. Zij delen hun beslissing mee aan degenen die zienswijzen hebben ingediend; e. burgemeester en wethouders bieden Gedeputeerde Staten hun besluit tot wijziging van het plan zo spoedig mogelijk ter goedkeuring aan. Dit onder toezending van eventueel ingediende zienswijzen; f. indien aan sub e van dit lid toepassing is gegeven, doen burgemeester en wethouders mededeling van het besluit van Gedeputeerde Staten aan hen die zienswijzen hebben ingediend. 22.3 Procedurevoorschriften aanlegvergunning Indien in dit plan wordt verwezen naar dit artikel, is de volgende procedure van toepassing: a. indien het een aanlegvergunning betreft inzake een leiding of verbindingen winnen het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met
blad 45 van 52
b.
c. d.
e.
f.
de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade; indien het een aanlegvergunning betreft als bedoeld in 21.2.1 winnen het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een onafhankelijk boomtechnisch deskundige omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de waardevolle bomen niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade; het voornemen tot het verlenen van aanlegvergunning ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken voor een ieder ter inzage; burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meerdere dag- of nieuwsbladen die in de gemeente verspreid worden; de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van de terinzagelegging schriftelijk zienswijzen tegen het voornemen in te dienen bij burgemeester en wethouders; burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. Deze beslissing is, als tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, met redenen omkleed. Zij delen hun beslissing mee aan degenen die zienswijzen hebben ingediend.
22.4 Procedurevoorschriften nadere eisen Indien in dit plan wordt verwezen naar dit artikel, is de volgende procedure van toepassing: a. het voornemen tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken voor een ieder ter inzage; b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in één of meerdere dag- of nieuwsbladen die in de gemeente verspreid worden; c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van de terinzagelegging schriftelijk zienswijzen tegen het voornemen in te dienen bij burgemeester en wethouders; d. burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. Deze beslissing is, als tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, met redenen omkleed. Zij delen hun beslissing mee aan degenen die zienswijzen hebben ingediend.
blad 46 van 52
Artikel 23 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van de onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de bereikbaarheid van de gebouwen voor wegverkeer; b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; c. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden.
blad 47 van 52
HOOFDSTUK 4
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 24 Strafbepaling Overtreding van de artikelen 3.4.1, 3.5.1, 4.3.1, 5.3.1, 5.4.1, 6.4.1, 7.4.1, 8.3.1, 9.5.1, 12.5.1, 13.5.1, 14.5.1, 15.5.1, alsmede het bepaalde in 25.3 wordt aangemerkt als een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
blad 48 van 52
Artikel 25 Overgangsbepalingen 25.1 Bouwen Een bouwwerk, dat op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestond of in uitvoering was, danwel is of kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend en dat afwijkt van het in dit plan -behoudens het in dit artikellidbepaalde ten aanzien van de toelaatbaarheid van bebouwing, mag, mits de bestaande afwijkingen ook naar aard niet worden vergroot en behoudens onteigening: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits dit geen algehele vernieuwing of verandering van het in aanhef bedoelde bouwwerk tot gevolg heeft; b. uitsluitend indien het bouwwerk door een calamiteit is teniet gedaan, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd, met in achtneming van de grenzen welke ten aanzien van het bouwen ter plaatse -behoudens in dit artikellid- zijn bepaald tenzij herbouw hierdoor niet zou zijn toegestaan en mits de aanvraag tot bouwvergunning is ingediend binnen 2 jaar nadat het bouwwerk teniet is gegaan; c. tot niet meer dan 115% van de oppervlakte van het in de aanhef bedoelde bouwwerk worden uitgebreid, met inachtneming van de grenzen welke ten aanzien van het bouwen ter plaatse -behoudens in dit artikellid- zijn bepaald. 25.2 Vrijstelling algehele vernieuwing of verandering Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de procedureregels zoals bedoeld in 22.1 vrijstelling verlenen van het in 25.1 onder a bepaalde ten behoeve van een algehele vernieuwing of verandering van het in de aanhef van 25.1 bedoelde bouwwerk. 25.3 Gebruik Het gebruik van de gronden anders dan voor bebouwing alsmede het gebruik van zich op die gronden bevindende bouwwerken, dat in strijd is met het in dit plan -behoudens in dit artikellid- bepaalde en bestaat op het tijdstip, waarop het plan voor zover betrekking hebbend op de strijdigheid van dat gebruik van kracht wordt, mag worden voortgezet en/of gewijzigd, mits door die wijziging de strijdigheid met het plan niet wordt vergroot. Dit is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het tot bedoeld tijdstip ter plaatse geldende bestemmingsplan en dat tot op 3 maanden voor dat tijdstip niet bestond. 25.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht a. Het bepaalde in 25.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. b. Het bepaalde in 25.3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
blad 49 van 52
Artikel 26 Slotbepaling De voorschriften en de bijbehorende bijlage(n) kunnen worden aangehaald als de voorschriften van het bestemmingsplan "Loven Noord I " van de gemeente Tilburg.
Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Tilburg van 30 juni 2008 tot vaststelling van het bestemmingsplan Loven Noord 1. Mijn bekend, De griffier,
blad 50 van 52
BIJLAGEN
blad 51 van 52
Bijlage 1:
Staat van Bedrijfsactiviteiten
blad 52 van 52