Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden
G G1 -fase
G2 -fase
Gal Galblaas
Galgang Galkleurstoffen
Galzouten
Gameten Gastheer
Gasverpakken
Gaswisseling
Geboortecijfer Gebreksziekten
Geconditioneerde reflex
Gedrag
Periode in de interfase van de celcyclus tussen de Mfase en de S-fase. Je kunt het vergelijken met de puberteit. In de G1-fase vindt plasmagroei plaats. Periode in de interfase van de celcyclus tussen de Sfase en de M-fase. In deze fase vormen er membranen en andere organellen en de G2-fase zorgt ook voor de controle van het gekopieerde DNA. Emulgator voor vetten. Wordt geproduceerd door de lever. Bevat galkleurstoffen en galzouten. Zakje onderaan de lever. In de lever geproduceerd gal wordt tijdelijk opgeslagen in de galblaas. De inhoud van de galblaas wordt geloosd in de 12vingerige darm. De centrale afvoergang van gal tussen de galblaas en de twaalfvingerige darm. Bij de afbraak van dode rode bloedcellen ontstaan galkleurstoffen die via de galgangen worden afgevoerd naar de galblaas. Galkleurstoffen geven de ontlasting een geelbruine kleur. Door de galzouten in de gal worden vetten geëmulgeerd en ontstaan micellen (kleine vetblaasjes) zodat de vetten makkelijker verteerbaar zijn. De geslachtscellen (eicellen en zaadcellen). Gameten zijn altijd haploïde cellen. Een organisme die een ander organisme met zich mee draagt. Vaak in een parasitaire relatie. De parasiet heeft baat bij de relatie, de gastheer heeft last van de relatie. Een voedingsmiddel verpakken in een speciale verpakking met één enkel gas of met een bepaalde combinatie van gassen. Uitwisselen van gassen tussen weefsels en het bloed de longen en het bloed. In de longen neemt het bloed zuurstof op en geeft het koolstofdioxide af. In de weefsels geeft het bloed zuurstof af en neemt het koolstofdioxide op. Aantal geboren baby's in een bepaald gebied per jaar. Ziekten als gevolg van een tekort aan bepaalde, essentiële voedingsstoffen, waaronder eiwitten, vitaminen en mineralen. een leerproces waardoor een prikkel bepaald gedrag veroorzaakt die daarvoor niet door die prikkel werden veroorzaakt. Iedere waarneembare activiteit of reactie op een prikkel. 1
Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden
Gedragselementen
Gedragsketen
Gedragssysteem
Gehoorreceptoren
Gekoppelde genen Gekoppelde overerving Gelaagdheid Gele lichaam
Gele vlek
Gelijkmatig milieu Gemengde zenuw Gen
Geneesmiddelen Genenpool
Genetic drift
Afzonderlijke handeling van de dier. In de ethologie worden in een ethogram gedragselementen objectief beschreven voor gedragsstudies. Het effect van een handeling die leidt tot de volgende vaststaande handeling. Een handeling leidt tot een vaststaande nieuwe handeling. Groep samenhangende en opeenvolging van handelingen die hetzelfde doel dienen. Alle handeling die bijvoorbeeld leiden tot het verkrijgen van voedsel horen in eenzelfde gedragssysteem. Receptoren die gevoelig zijn voor geluidsprikkels, en deze prikkel omzetten/transformeren in een impuls die via een sensorische zenuw wordt doorgestuurd naar het gehoorcentrum in de hersenen. Genen die op hetzelfde chromosoom liggen en dus samen overerven. Als meerdere allelen op hetzelfde chromosoom liggen zullen deze gezamenlijk overerven. De manier waarop verschillende lagen van de aardekorst op elkaar liggen Een onderdeel in de eierstok, dat gevormd wordt uit de follikel na eisprong en zorgt voor progesteronproductie. Progesteron houdt het baarmoederslijmvlies in stand. Gele vlek is het punt waar je scherp mee kunt waarnemen. De gele vlek ligt recht achter de pupil en bevat een hoge concentratie kegeltjes. De zintuigen in de gele vlek worden overdags gebruikt en hebben een hoge prikkeldrempel voor licht. Een homogeen milieu. Het milieu is overal gelijk. Een gemengde zenuw bevat bevat zowel uitlopers van een gevoelszenuw als een motorische zenuw Een deel van een chromosoom dat een erfelijke eigenschappen draagt. Twee allelen vormen één gen. Een gen zorgt voor de synthese van een of meer eiwitten. Het DNA van de mens bevat ongeveer 20.000 genen Eén van de twee allelen van een gen komt van pa, het andere allel van een gen komt van ma. Een chemische stof of complex van chemische stoffen met een beoogd effect op het lichaam. De hoeveelheid allelen/genen die zich bevinden in een populatie. De genenpoel vormt het genetische reservoir waarmee de populatie zich door natuurlijke selectie maximaal zal aanpassen aan zijn omgeving. Genetische drift zorgt ervoor dat de frequentie van een allel binnen een populatie kan toenemen of afnemen, en is daarmee een belangrijk mechanisme van evolutie. Succesvolle allelen in de populatie 2
Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden
Genetica Genetisch gemodificeerd organisme
Genetische code
Genetische modificatie Genetische variatie
Genexpressie
Genomica
Genomics Genoom
Genoommutaties
Genotype Genotype, verscheidenheid in Genregulatie
zullen na verloop van tijd in frequentie toenemen. Minder succesvolle allelen zullen in frequentie in de tijd, onder invloed van natuurlijke selectie afnemen Een wetenschap die zich bezighoudt met erfelijkheid. Het wordt ook wel erfelijkheidsleer genoemd. Organisme waarbij het DNA is veranderd door toevoeging van stukjes DNA uit een ander organisme. Door genetische modificatie krijgt het organisme er extra wenselijke eigenschappen bij die in de natuur niet in het organisme of de gehele populatie voorkomen. Het geheel van nucleotiden in het DNA. Het boek des levens van een organisme bestaat uit ongeveer 3 miljard letters of basenparen of nucleotiden. De genetische code komt zowel voor in het DNA als in het RNA. In het RNA wordt de code gebruikt voor de productie van eiwitten De eigenschappen van organismen wijzigen zodat het eigenschappen krijgt die het van nature niet bezit. De verschillen (variatie) in het genetisch materiaal van een populatie, een biologische soort of een heel ecosysteem. Door genetische variatie binnen een soort kan een soort zich aanpassen aan de eisen die het milieu stelt. Het tot uiting komen van een gen dat kan zowel in het fenotype als in de productie van eiwitten. Wanneer een gen aan staat, wordt de informatie van het DNA overgeschreven naar het RNA en vertalen ribosomen de informatie op het RNA in een eiwit. Genexpressie wordt gereguleerd door het epigenoom. De wetenschap die zich bezighoudt met het grootschalig onderzoek naar het geheel van alle genen van de chromosomen van een individu. Het Engelse woord voor genomica. Het geheel van alle genen van de chromosomen van een individu. Het genoom van de mens bestaat uit ongeveer 20.000 erfelijke eigenschappen Mutaties waarbij het aantal chromosomen in een cel is veranderd. Bijvoorbeeld trisomie-21 waarbij er 3 chromosomen van nummer 21 zijn. Alle genen van een individu, zonder beïnvloeding door het milieu. Door mutaties en recombinatie verschillen individuen van een soort van elkaar in zowel genotype als in fenotype. Het aan- of uitzetten van een gen. Belangrijke mechanismen zijn RNA-interferentie en DNAmethylering. In beide gevallen vindt er geen 3
Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden
Geografische isolatie
Geritualiseerd gedrag
Geslacht Geslachtelijke voortplanting
Geslachten Geslachtscellen
Geslachtschromosomen
Geslachtshormonen
Geslachtskenmerken
Geslachtskenmerken, primaire Geslachtskenmerken, secundaire
Geslachtsnaam
Gevoelige periode
eiwitproductie plaats en is het gen dus onwerkzaam. Afzondering van anderen van dezelfde soort. Door geografische isolatie kunnen individuen van een soort niet meer met elkaar paren, blijven mutaties in de deel populaties en kunnen er nieuwe soorten ontstaan door geografische isolatie. Handelingen of gedragselementen van een dier die oorspronkelijk een bepaalde functie had en nu geen fysiologische waarde meer heef Het feit dat je een man of vrouw. Reproductie waarbij twee ouderlijke individuen betrokken zijn en waarbij samensmelting plaatsvindt tussen gameten (geslachtscellen). Verwantschap van organismen dat boven de rang "soort" staat Haploïde (n) cellen die nodig zijn bij geslachtelijke voortplanting. Voorbeelden van geslachtscellen zijn eicellen en zaadcellen. De 2 chromosomen in de celkern die niet altijd in paren voorkomen. De vrouw heeft twee Xchromosomen, de man een X en een Y chromosoom. Zijn de hormonen die afgegeven worden door de gonaden of geslachtsklieren. Bij een vrouw produceren de eierstokken (ovaria) vooral oestradiol en progesteron.Bij een man produceren de zaadballen (testes) het geslachtshormoon testosteron De kenmerken die de geslachten van elkaar onderscheiden. Je hebt primaire en secundaire geslachtskenmerken. De kenmerken van een geslacht die direct bij de geboorte al zichtbaar zijn, zoals de penis bij jongens en de schaamlippen bij meisjes. De kenmerken van een geslacht die pas later in de ontwikkeling zichtbaar worden, baardgroei, schaamen lichaamsbeharing en stem bij mannen en bredere heupen, schaambeharing en borsten bij vrouwen.
Onderdeel van de wetenschappelijke naam van een organisme. De wetenschappelijke naam van een organisme bestaat altijd uit een geslachtsnaam en een soortsnaam. Geslachtsnaam beginnend met een hoofdletter (bijv. Rosa) gekoppeld aan de soortsnaam, beginnend met een kleine letter (bijv. canina). Rosa canina - Hondsroos De periode waarin het dier gevoelig is voor het 4
Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden
Gevoelscentra
Gevoelszenuw Gevoelszenuwcellen Gewenning Gewilde bewegingen
Gezichtscentrum Ggo
GH
Gisten Gisting
Glad spierweefsel
Glasachtig lichaam Globine Glomerulus Glucagon
Glucose
Glycogeenkorrels
aanleren van gedrag. Deel van de grote hersenen waar binnenkomende impulsen van sensorische zenuwen worden verwerkt en de prikkel wordt waargenomen. Bundel zenuwcellen, die een impuls van een zintuigcel richting het centrale zenuwstelsel stuurt. Zenuwcellen die impulsen versturen vanaf een zintuigcel richting het centraal zenuwstelsel. Het herhaaldelijk toedienen van de prikkel zorgt voor een afnemende reactie. Het verwerken van een ontvangen impuls in de grote hersenen en dan met door het animale zenuwstelsel aangestuurde spieren reageren. Het gedeelte in de hersenen waar de impulsen van de zintuigcellen uit de ogen worden verwerkt Genetisch gemodificeerd organisme. Deze organismen zijn voorzien van extra wenselijke erfelijk materiaal. Een hormoon dat wordt geproduceerd door de hypofyse voorkwab. GH, of te wel groeihormoon, stimuleert celdeling en celgroei in bepaalde weefsels (botten) Eencellige schimmels. Anerobe dissimilatie van glucose. Afbraak van glucose zonder zuurstof. Hierbij wordt alcohol en koolstofdioxide geproduceerd. Gisten: ook ééncellige schimmels. Bestaat uit spiercellen die in tegenstelling tot dwarsgestreept spierweefsel niet onder de invloed van het animale zenuwstelsel samentrekken. Glad spierweefsel bevind zich rond de bloedvaten en de organen. Glad spierweefsel staant onder invloed van het autonome zenuwstelsel. Bindweefselachtige structuur in het oog tussen de lens en het netvlies. Het eiwitbestanddeel van hemoglobine. Kluwentje van haarvaten in elk nierkapsel. Speelt een rol in de ultrafiltratie. Hormoon dat door de A-cellen in de alvleesklier wordt geproduceerd en verhoogd de bloedsuikerspiegel door in de cellen glycogeen om te zetten in glucose. Een druivensuiker (C6H12O6), monosacharide. Eén van de belangrijkste brandstoffen voor het menselijk lichaam. Glucose kan in de mitochondriën worden gedissimileerd waarbij 36 ATP wordt geproduceerd Korrels met daar glucose in de vorm van glycogeen opgeslagen. 5
Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden
Golgisysteem
Gradiënt-ecosysteem
Granulocyt
Grijze stof
Groeien
Groeihormoon
Groenbemesting
Grote bloedsomloop
Grote hersenen
Guanine
Celorganel vorm gegeven door een opeenstapeling van platte blaasjes, elk omgeven door een membraan. Het celorganel waarin o.a. eiwitten worden ontvangen van het endoplasmatisch reticulum, gemodificeerd en gelabeld voor een eindbestemmingen. Eiwitten komen via het Golgi terecht in: de membraan, het cytoplasme of buiten de cel. ecossysteem met geleidelijke veranderingen van soortensamenstelling en milieufactoren en zorgt voor grote biodiversiteit, Witte bloedcellen met korrels in het cytoplasma. Door enzymen van de Granulocyt wordt een bacterie gedood en verteerd. Gedeelte in het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) waar zich de cellichamen van zenuwcellen bevinden Iets wat groter wordt of in massa toeneemt. Groei is het gevolg van celdeling onder invloed van hormonen. Hormoon dat de groei bevordert, door de lengtegroei van de botten te stimuleren. Het groeihormoon wordt afgescheiden door de voorkwab van de hypofyse. Het toevoegen van voedingsstoffen aan de bodem door middel van een gewas. Klaver is een groenbemesting die met behulp van wortelknolletjes door de plant opneembaar stikstof toevoegt aan de bodem. Bloedsomloop die begint bij de linker kamer en van waaruit via de aorta alle organen van zuurstofrijk bloed en voedsel worden voorzien. Het bloed stroomt in de grote bloedsomloop weg van het hart via slagaders. Deel van het centraal zenuwstelsel dat zorgt voor de bewustwording van de impulsen. De plek waar de impuls in de grote hersenen komt bepaalt de waarneming. Een van de 4 stikstofbasen die de bouwsteen vormt van het DNA. Guanine vormt een complementaire binding met Cytocine.
6