Begijnhof Antwerpen: Sint-Catharinakerk De Sint-Catharinakerk: het interieur Het grondplan De georiënteerde kerk heeft de traditionele vorm van een Grieks kruis. Ze ligt aan de noordkant van het begijnhof. De dubbele architectonische structuur is duidelijk herkenbaar: een laatgotisch hoogkoor (midden 16de eeuw) en een 19de-eeuws neogotisch schip en dito dwarsbeuken. De afmetingen zijn bescheiden: de eenbeukige kerk is 19 m lang, de transept is 18 m breed en het schip 8,30 m. Koor en de dwarsbeuken zijn gescheiden van het schip door een manshoog en kerkbreed gietijzeren hekken. In het schip ligt een volledig eikenhouten parketvloer, gelegd in blokpatroon. In de dwarsbeuken is blauwe natuursteen in een geometrisch patroon samengevoegd met witte marmertegels. Het koor is volledig belegd met tegels van Carraramarmer. In 1881 wordt het doksaal gebouwd waarop het orgel geplaatst wordt. De houten balustrade is afgewerkt in neoclassicistische stijl. Het kerkportaal is afgewerkt met art-decofaïencetegels maar deze zijn nu volledig verstopt achter het behang. De blauwe hardstenen vloer van het portaal is nog afkomstig uit de kerk van 1617. De 19de-eeuwse herinrichting van de kerk Voor de herinrichting van de kerk in de 2 de helft van de 19de eeuw wordt hoofdzakelijk beroep gedaan op het Antwerpse beeldhouwersteam Jan Baptist de Boeck (1826-1902) en Jan Baptist van Wint (1829-1906) die ook in talrijke andere kerken hun aandeel hadden, niet in het minst in de Antwerpse kathedraal. Zij leveren hier het hoogaltaar, de communiebank, de preekstoel, beeldhouwwerken en de kruisweg in de toen heersende neogotische stijl. Voor de glasramen tekenen Leopold Pluys (1844-1911) en August Stalins (1838-1906) en Alfons Janssens (1836-1915), beide laatsten verenigd in het Antwerpse atelier ‘Stalins & Janssens’. Het hoogkoor Het hoogkoor is samen met 2 muren van de transeptarmen het enige wat van de 17de-eeuwse kerk overgebleven is. Het is gedeeltelijk in zijn 17deeeuwse laatgotische stijl bewaard. In zijn huidige 19de-eeuwse invulling zijn slechts 2 van de oorspronkelijk 7 spitsboogvensters bewaard. Toch oogt het geheel mooi evenwichtig en straalt het nog iets van de vroegere grootsheid uit. De glasramen zelf zijn in de 19de eeuw in neogotische stijl toegevoegd. De koorwanden zijn volledig bedekt met een eikenhouten lambrisering, aangebracht in 1914 door F.L. Scherrier. Ze is sober classicistisch, opgedeeld in panelen met kralenmotieven die doorlopen in de oostelijke wanden van het transept. Langs de rand van het gewelf uitgevoerd in beschilderd pleisterwerk met vergulde banden en sterren vermeldt een tekst ‘LADEMUS (sic) DEUM NOSTRUM IN CONFESSIONE BEATAE BEGGAE’, de oproep uit de matinen bij het feest van de heilige Begga, ‘laten wij onze God loven in de erkenning van de zalige Begga’. Het hoogaltaar is tevens het H. Sacramentsaltaar waar in het tabernakel ook de gewijde hosties bewaard worden. Het carraramarmeren altaar is bijzonder fraai versierd met bas-reliëfs van de beeldsnijders de Boeck en van Wint uit 1885.
www.topa.be
~1~
Begijnhof Antwerpen: Sint-Catharinakerk De Sint-Catharinakerk: het interieur Onderaan de altaartafel staat heel toepasselijk het Laatste Avondmaal afgebeeld. Christus zegent brood en wijn bij de instelling van de Eucharistie (Luc. 22:15-23). Uiterst rechts zit Judas wat afgewend; hij heeft meer aandacht voor de geldbuidel van het verraad in zijn linkerhand. De patroonheiligen van de begijnen, de H. Begga, met koningskroon, kerkmodel en regelboek en de H. Catharina met koningskroon, palmtak en zwaard, staan links en rechts als bewakers opgesteld. Het altaarretabel verhaalt in 4 taferelen de kindheid en de jeugd van Jezus. Op het eerste tafereel (links), de Boodschap van de Engel aan Maria, (Luc. 1:26-38) is de beeldvorming duidelijk: de lichtstraal verbeeldt de werking van de H. Geest die verkondigd wordt door de godsgezant, de engel. Verder staat de Geboorte van Christus (Luc: 2, 6-7), de Opdracht van Christus in de tempel (Luc.2:2237) en de Vlucht naar Egypte (Mat. 2:13-15). Boven het retabel bewaken de 4 evangelisten de door hen verhaalde geschiedenis, telkens met hun traditionele attribuut: Matteüs met de engel, Johannes met de adelaar, Lucas met het rund en Marcus met de leeuw. Hoog boven het altaar prijkt het beeld van de H. Begga met haar attributen de kerk als ordestichtster en het regelboek waarop ze een tekst toont: ‘Quicumque hanc regulam secuti fuerint, pax super illos’ (Gal. 6:16), vrede over allen die deze regel zullen gevolgd hebben. Tegen het gewelf aan straalt de H. Drievuldigheid te midden van engelenkopjes. Het kunstwerk (1833) is een deel van het voormalige portiekaltaar, een werk van de Antwerpse beeldhouwer Jozef Peeters (1804-1885). God de Vader met scepter en Christus steunen op de globe, teken van hun macht over de aarde. Boven hen in het centrum van de stralenkrans daalt de H. Geest neer.
De zes houten beelden in grijstinten tegen de wand van het hoogkoor behoorden oorspronkelijk tot een reeks met gemeenschappelijke kenmerken. Enkel het beeld van de H. Antonius van Padua (Lissabon 1195-1231), uit ca 1835, met het Jezuskind als attribuut, stamt nog uit deze oorspronkelijke reeks. Hij wordt afgebeeld als een jonge baardloze franciscaanse monnik maar de traditionele bruine pij is hier vervangen door grijstinten met gouden afboording en koord om het middel en een gouden pen in de rechterhand. Antonius en het Kind dragen een gouden aureool. De auteur is onbekend. Verder, van noord naar zuid, staan de beelden die na 1890 worden gekapt door de Boeck en van Wint: het beeld van Sint-Jozef (1891), in een mooie neogotische uitvoering in lindehout, wordt bekroond met een hemeldak. Jozef, in wit gewaad met gouden zoom, houdt Jezus bij de hand en draagt in de linkerhand de lelietak. Jezus van het Heilig Hart, in dezelfde stijl, wijst met de linkerhand naar zijn brandende Hart van Liefde. Ook op het pendantbeeld aan de zuidkant van het altaar, het ‘Heilig Hart van Maria’, wijst Maria met beide handen naar haar Heilige Hart. De beelden van de H. Barbara, met haar attributen de toren, de kelk met hostie en de palmtak en de H. Catharina van Alexandrië, met rad, zwaard en palmtak, sluiten de rij op het hoogkoor. Alle beelden zijn in lindehout gekapt en in grijstint geschilderd met gouden versieringen.
www.topa.be
~2~
Begijnhof Antwerpen: Sint-Catharinakerk De Sint-Catharinakerk: het interieur Beide gebrandschilderde neoclassicistische glasramen in het hoogkoor zijn ontworpen door de Mechelse kunstglazenier Leopold Pluys in 1881. Elk raam biedt een voorstelling van 3 bekende heiligen. Aan de noordzijde omklemt de H. Jozef in de rechterhand zijn timmermansattribuut, de zaag, en in de linker- de bloeiende lelie van zijn zuiverheid. Ook Jezus die vóór hem staat als jonge knaap draagt timmergerei aan de gordel. Beiden hebben ze een gouden aureool. Daarnaast houdt Maria met deemoedig gesloten ogen en gekleed in plechtig paars, de nog kleine Jezus, die met open ogen en armen de gelovigen begroet, op de linkerarm. Maria draagt een kroon, Jezus een aureool. De H. Begga sluit de rij. Ze is gekleed in het donkere begijnengewaad en gekroond als koningsdochter en heeft een heiligenaureool. Ze draagt haar belangrijkste attributen in de hand: het kerkmodel met 7 torens en het regelboek. Aan de zuidzijde draagt de H. Anna,moeder van Maria, een tekstbanderol die verwijst naar de bloeiende stam van Jesse, Radix Jesse Floruit, een citaat uit de het Alleluja van het feest van O.-L.Vrouw-Boodschap (25 maart). Petrus toont de schriftrol met de aanhef van zijn 1ste brief aan de christengemeenten van Klein-Azië: ‘van Petrus, apostel van Jezus Christus (aan de vreemdelingen in de Verstrooiing) die zijn uitverkoren’ (1Petr. 1:1). De 2 sleutels van het Koninkrijk, een zilveren en een gouden, getuigen van het grote vertrouwen dat Christus in hem stelt. Tenslotte toont de H. Catharina, gekroond als koningsdochter het zwaard en het rad van haar lijden, het boek van haar wijsheid en de palm van de overwinning. De kapellen in de dwarsbeuken Het tombevormige Onze-Lievevrouwealtaar in de noordelijke dwarsbeuk is een houten meubel in marmerimitatie ontworpen door een van of beide broers Kockerols, Adolf (Antwerpen 1834-1908) en Louis (Antwerpen 1826-1893). Het is bijzonder fijn versierd, zowel op de altaartafel als op de tombe, met bloemmotieven, slingers, symbolen van Maria en een Mariamonogram. Het retabel draagt de tekst ‘Qui illam diligit, diligit vitam’, wie haar liefheeft, heeft het leven lief (Eccl. 4:13). Het Bijbelboek waaruit deze tekst komt, handelt eigenlijk over de ‘wijsheid’ en zegt ‘wie de wijsheid liefheeft heeft het leven lief’. Op het altaar wordt dit direct toegepast op Maria zelf. In de nis boven het altaar staat het houten beeld ‘Maria met Kind’ uit 1889 van de Boeck en van Wint. Maria is gekleed in blauw en wit en draagt op een met goud afgewerkte sluier, net als Jezus, een gouden koningskroon. Aan de wand is het beeld van de Vlaamse heilige Jan Berchmans (Diest 1599-Rome 1621) geplaatst, een werk van De Vos uit 1876. De heilige wordt volgens de traditie voorgesteld als jezuïet met de rozenkrans om de in gebed gevouwen handen die het kruisbeeld omklemmen. Ook het neogotische kleurglasraam is volledig toegewijd is aan Maria, hier ‘Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Hart’. Maria is gekroond als koningin en gekleed in het blauw van de hemel, het rood van de liefde en het wit van de zuiverheid. Ze toont haar gouden hart dat omkranst is met witte rozen maar ook doorboord met het zwaard. Ze staat in een gouden stralenkrans gevat in een gouden en purperen mandorla terwijl engelen tekstbanderollen aandragen waarop ze geloofd wordt als dochter van Jeruzalem en als rein van hart, citaten uit het boek Sefanja (Sef. 3:14) en uit Psalm 101 (vs. 2).
De kapel van de zuidelijke dwarsbeuk is toegewijd aan het ‘Heilig Hart van Jezus’. Alle kunstwerken in deze ruimte zijn dan ook iconografisch met dit thema verbonden.
www.topa.be
~3~
Begijnhof Antwerpen: Sint-Catharinakerk De Sint-Catharinakerk: het interieur De opbouw van het witmarmeren altaar is gelijkaardig met dit van het O.-L.-Vrouwaltaar aan de noordzijde. De versieringen, druiven en wijnbladeren, verwijzen naar het bloedoffer van Christus. Centraal op de tombe bekroont een kruis het IHS-embleem midden in een stralende zon. Op de retabelkant van het altaar verwijst de tekst naar het H. Hart ‘PRAEBE. FILI MI COR TUUM MIHI’, schenk mij uw hart mijn zoon (Spr. 23:26) In de nis boven het altaar wijst Christus met de linkerhand op zijn Heilig Hart terwijl hij uitnodigend de rechterhand uitsteekt. Dit beeld behoort tot een paar ‘Heilige Herten’ van beeldhouwer De Vos uit 1879. Het tweede, ‘Maria van het H. Hart’, staat in het schip. Het neogotische glasraam toont ons de ‘Verschijning van de Heer aan de H. Margaretha-Maria Alacoque’ (1647-1690). Deze religieuze en mystica die al van kindsbeen af visioenen had wijdde haar leven aan de devotie voor het Allerheiligste Sacrament. In een van haar visioenen krijgt ze de opdracht een tweede feestdag voor het H. Hart te doen instellen. Dit wordt later Sacramentsdag. In de 19de eeuw wordt de H.-Hartverering officieel goedgekeurd door Pius XI. Alacoque wordt heilig verklaard in 1920 door Benedictus XV. Maar het is vooral het enige 17de-eeuwse schilderij dat de kerk nog rijk is dat de aandacht trekt: de ‘Piëta’ (ca. 1650) van Jacob Jordaens. Ondanks zijn sympathieën voor het calvinisme, leefden 2 van zijn zussen in het begijnhof en schildert hij voor de begijnhofkerk dit aangrijpende werk. Het dode lichaam van Jezus ligt uitgestrekt over de schoot van zijn moeder, Maria. Maria Magdalena (rechts onder) kijkt in ongeloof naar Johannes (in rood gewaad). Bij het kruis staan Nicodemus en Jozef van Arimatea. Onderaan links liggen de lijdenswerktuigen. In deze prachtige voorstelling komt het barokke karakter duidelijk naar voor in zijn theatrale gerichtheid op het aanvoelen van de kijker, de dynamische compositie met de opvallende diagonaal en de clair-obscureffecten. Het werk toont ons een Jordaens die onnavolgbaar de katholieke tijdsgeest weergeeft in de traditie van zijn leermeester Rubens. Tegen de zuid-oostelijke scheidingsmuur met het hoogkoor hangt het liefelijke beeld van de ‘H. Moeder Anna met Maria’, dat waarschijnlijk rond 1876 gemaakt werd en waarvan de beeldhouwer onbekend is. Het is de traditionele voorstelling van Anna die haar dochter leert lezen. Opvallend zijn de aureolen in de vorm van stralende zonnen. De begijnen die hun brood verdienden met o.m. linnenbewerking hadden een speciale verering voor de H. Anna die patrones was van het weversgilde.
www.topa.be
~4~
Begijnhof Antwerpen: Sint-Catharinakerk De Sint-Catharinakerk: het interieur Beschrijving van de andere kunstwerken De glasramen Twee befaamde 19de-eeuwse glasraamkunstenaars zorgen voor mooie kleurramen In de westgevel, bij het orgel, verrast het historiserende glasraam met de patroonheilige, de H. Begga. Het is een heerlijk neogotisch werk uit 1881 van de befaamde Antwerpse glaskunstenaars August Stalins en Alfons Janssens. Zij plaatsen in die periode ook de grootse glasramen in de Antwerpse kathedraal. Twee engelen dragen een van de attributen van Begga aan, de drie kronen, die verwijzen naar haar vorstelijke afkomst. De andere attributen houdt ze zelf in de hand: het regelboek van de orde waarvan ze abdis was in Andenne en het kerkmodel met 7 torens als ordestichtster. Zoals bij voorstellingen van de ‘schutsmantelmadonna’ spreidt ze beschermend de mantel over biddende begijnen en begaarden die haar als patrones erkennen. Onderaan het glasraam (niet op de foto) maken haar heilige familieleden hun opwachting: (van links naar rechts): Pepijn I de Oude van Landen, haar vader, hofmeier van Austrasië en stamvader van de dynastie der Karolingers (622-639); de H. Ida, haar moeder; de H. Arnulfus van Metz, haar schoonvader, en de H. Gertrudis van Nijvel, haar zuster. Alle overige kleurglasramen zijn vervaardigd in 1881 door de Mechelse glazenier Leopold Pluys (1844-1911). Zoals zijn vader, Jan Frans, (1810-1873) werkt hij volgens de oude techniek van de ‘gelaesmaekers’ op basis van de kartons van de Antwerpse kunstschilder Edward Dujardin (Antwerpen 1817-1889). In de noordelijke muur van het schip zijn 2 kleurglasramen aangebracht. Op het westelijke raam (naast het orgel) begroet ons de Spaanse mystica, de H. Theresia van Avila (1515-1581) in het habijt van de karmelitessen. Als kerkleraar draagt ze een boek. De pijl staat symbool voor de liefde van Christus waardoor ze wordt geraakt. Aan haar rechterzijde staat de 3de-eeuwse Franse bisschop Dionysius met bisschopsstaf en mijter en met de palmtak en het zwaard van zijn martelaarschap. Links wijst de Spaanse Jezuïet, theoloog en missionaris, de H. Franciscus Xaverius (1506-1552) naar de gekruisigde Christus. Op het oostelijke raam draagt de Milanese bisschop, de H. Carolus Borromeus, (1538-1584) heel devoot de ciborie. Aan zijn rechterzijde staat de 3de-eeuwse Romeinse martelares de H. Victoria, doorboord met het zwaard en links de H. Julia (1ste helft 5de eeuw) met het opvallende kruis waaraan ze op Corsica zou gestorven zijn . Op de pendantramen aan de zuidzijde van het schip is de H. Cecilia (begin 3de eeuw) als patrones van de muziek voorgesteld met een orgel, een triangel en een trompet. Ze wordt omringd de H. Leopold met een kerkmodel als ordestichter en de scepter van zijn koningschap en de H. Ludovicus,de Franse Koning Lodewijk IX (1214-1270) met de ‘doornenkroon van Christus’ die hij als relikwie meebracht uit Constantinopel.
www.topa.be
~5~
Begijnhof Antwerpen: Sint-Catharinakerk De Sint-Catharinakerk: het interieur Op het oostelijke raam scharen de H. Franciscus van Assisi (rechts) en de H. Ferdinandus zich rond Sint-Jan de Doper. Franciscus (1181/82-1226) vertrapt de geldbeurs als teken van zijn armoede, Ferdinandus (1199-1252) draagt als koning van Castilië schild en zwaard en Johannes de Doper toont zijn traditionele attributen het lam, het paasvaantje en de doopschelp. Het kerkmeubilair Een van de fraaiste kunstwerken is de carraramarmeren communiebank op het hoogkoor, vervaardigd in 1888 door de kunstenaars de Boeck en van Wint. De linker communietafel toont de scène waar Johannes de Doper Christus aanwijst als de Messias wanneer hij zegt ‘Zie het Lam Gods, dat de zonde van de wereld wegneemt’ (Joh. 1:19-36). Links vinden we het beeld van Petrus met de sleutels van het koninkrijk en het boek. Aan de andere zijde draagt Maria op de linkerarm het Kind dat de rijksappel toont. In de rechterhand houdt ze de scepter vast van haar Koninklijke waardigheid. Op de tafel rechts wordt een moment van volledig vertrouwen in Christus weergegeven, wanneer de honderdman Jezus smeekt om de genezing van zijn stervende knecht en Jezus hem antwoordt ‘…zelfs in Israël heb ik zo’n groot geloof niet gevonden’. (Luc. 7:1-10). Aan de tafeleinden houdt Sint-Jozef zijn offergave, twee tortelduifjes, en de lelie verwijzend naar zijn zuiverheid in de handen en waakt een stoere Sint-Paulus met het grote zwaard voor de borst. De sierlijke engelen op de deurtjes tonen banderollen met de tekst ‘Panis angelorum cibus viatorum’, het brood der engelen is het voedsel van de pelgrim, m.a.w. de eucharistie is het brood van het godsvolk onderweg. Aan de muurzijden vinden we twee 12de-eeuwse heiligen terug die een speciale verering hadden voor de H. Eucharistie: de H. Norbertus met een ciborie met stralende hostie en de H. Juliana van Cornillon in aanbidding voor een monstrans met de H. Eucharistie. De eikenhouten preekstoel (1890) is ook een werk van de beeldhouwers de Boeck en van Wint. De kuip is versierd met erg toepasselijke voorstellingen, de 12-jarige Jezus spreekt tot de leraars in de tempel (Luc. 2:40-50) en de prediking van Jezus bij de Bergrede (Mat. 5:1-12). De kuip steunt op een houten sokkel omgeven door 3 beelden van de Goddelijke Deugden: het Geloof met het kruis, kelk en hostie, de Hoop met het anker en de Liefde met het brandende hart. In elk van de dwarsbeuken staat een eikenhouten biechtstoel. Het zijn eenvoudige eikenhouten meubelen ontworpen door Cockerols in 1881 (noordtransept) en 1885 (zuidtransept) met een haast identieke neoclassicistische vormgeving.
www.topa.be
~6~
Begijnhof Antwerpen: Sint-Catharinakerk De Sint-Catharinakerk: het interieur Sculpturen Naast een 10-tal beelden (vermeld in de hoofdstukken ‘hoogkoor’ en ‘kapellen in de dwarsbeuk’) realiseerden de kunstenaars de Boeck en van Wint ook de 14 kruiswegstaties (1891). Ze zijn bijzonder fijn en realistisch uitgewerkt in Normandische caensteen. De neoclassicistische houten omlijsting is telkens identiek afgewerkt met een gebogen fronton, voluten en een gouden omkadering. Twee beelden van De Vos verdienen een speciale vermelding. In het schip (noord) vinden we een houten beeld ‘Maria van het Heilig Hart’ dat ten onrechte ook ‘Maria van smarten’ betiteld wordt (1879). Oorspronkelijk behoorde dit samen met het beeld ‘Jezus van het Heilig Hart’, nu in het zuidtransept, tot één beeldengroep. De samenhang is nu zoek en daardoor ook de betekenis: het doorstoken hart verwijst hier niet naar de smart van het lijden maar Maria wordt geraakt door de goddelijke liefde. Enkele andere beelden zijn van onbekende meesters. Het houten beeld ‘O.-L.-Vrouw van Lourdes’ (in het schip, zuid) dateert zeker van vóór 1883 en werd in 1890 door de Boeck en van Wint nog aangepast. Maria is gekleed in de typische witte en blauwe kleuren en heeft de blik opwaarts gericht. De ‘H. Teresia’ (in het schip, zuid) is vervaardigd in gips. Ze houdt haar klassieke attributen in de handen, het kruisbeeld omringd met rode rozen en een rozenkrans. Ze is gekleed in wit en rood met een zwarte hoofdsluier.
De epitafen In het koor en de transepten herdenken 6 gemarmerdhouten memorietafels de pastoors die in het begijnhof actief waren in de 19de en 20ste eeuw. Het oudste brengt Ludovicus Delzenne (1768-1830) in herinnering, de eerste pastoor na de Franse Revolutie in de begijnhofkerk. Hij ligt aan de basis van de bouw van de nieuwe kerk zoals ook de tafel vermeldt ‘Pastor van het door zijne zorg uyt de puynhoopen opgeregt Begijnhof te Antwerpen’.
Historiek van de orgels in de Begijnhofkerk in Antwerpen In 1686 bestellen de begijnen, onder impuls van pastoor Michaël Dierckx uit Herentals (1683-1690), een orgel bij de belangrijkste orgelbouwer Jean-Baptiste Forceville. Dit instrument is waarschijnlijk verloren gegaan tijdens de Franse Revolutie. Wanneer in 1881 de oksalen in de zijkoren afgebroken worden en vervangen worden door het huidige oksaal achteraan in de kerk transformeert Hendrik Geurts het toen aanwezige orgel. Geurts overlijdt in hetzelfde jaar maar de orgelbouw wordt voortgezet door zijn weduwe en de meestergast in de “Manufacture d’Orgues pour Eglises et Harmoniums. Vve Geurts & Cie. Anvers”, zoals het opschrift op het orgel nog duidelijk maakt. Samenstelling van het orgel van Hendrik Geurts Het orgel is samengesteld uit 2 kasten en één klavier met aangehangen pedaal en mechanische toets- en registertractuur. In de linker orgelkast zijn naast de speeltafel ook de windlade, de tractuur en het pijpwerk opgenomen; de blaasbalg zit in de rechterkast.
www.topa.be
~7~
Begijnhof Antwerpen: Sint-Catharinakerk De Sint-Catharinakerk: het interieur De pijpen in het front hebben slecht een visuele functie. In het Frans noemt men deze pijpen “tuyaux chanoines”, omdat de kanunniken, die vaak niet konden zingen, dit overlieten aan de koorknapen. De mechaniek van het bovenwerk werd ooit, om ongekende redenen, afgekoppeld waardoor drie registers niet meer werken (voix céleste, salicional en eoline). Geurts zou de blaasbalg hebben herbruikt en twee registers uit het voormalige orgel hebben overgenomen: de flûte à cheminée en de bourdon. Deze pijpen zijn mogelijk van de hand van orgelbouwer Theodoor Smet (Geel1783 Duffel 1853). De orgelkast toont enige gelijkenis met deze uit de Sint-Annakapel in de Keizerstraat te Antwerpen dat gebouwd werd in 1864 door Hendrik Mondt-Groenewout, die in 1868 zijn orgelatelier verkocht aan Hendrik Geurts. Het bescheiden orgel heeft wel en bijzondere historische waarde; het is wellicht quasi uniek in zijn soort. Alle andere Geurtsorgels waarover nog documentatie bestaat zijn van de hand van Jules Geurts (zoon van Hendrik) die grote stijlverschillen met zijn vader vertoonde. Voor de gedeeltelijke restauratie van het orgel in 2012 door orgelbouwer De Munck uit Sint-Niklaas werd een 'Orgelfonds' in het leven geroepen. (Giften zijn welkom op rek. nr. BE67 9730 6636 3087 op naam van Rita Somers met vermelding: ‘Orgelfonds’).
Textilia Het antependium van het volksaltaar in de viering is een prachtig voorbeeld in reliëfdraad en gouddraad en kleurzijde. Het is volledig omzoomd met hoornen van overvloed, korenaren en druiven die rechtstreeks verwijzen naar de eucharistie en versieringen met golvend loofwerk, ranken en bloemen, op zilverlaken. Het is een kunstwerk van de ‘zilverborduurders’ van het Sint-Lucasgilde. (17de eeuw?)
www.topa.be
~8~
Begijnhof Antwerpen: Sint-Catharinakerk De Sint-Catharinakerk: het interieur De kunstwerken van de Sint-Catharinakerk die nu elders ondergebracht zijn Veel kunstwerken die oorspronkelijk eigendom waren van de Sint-Catharinakerk werden door de Franse revolutionairen aangeslagen en naar Parijs gevoerd. Het grootste deel kwam nooit terug en bevindt zich nu in Franse musea. Enkele zijn nu in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen. Een van de belangrijkste daarvan is het schilderij van Antoon van Dyck, de Kruisafneming van Christus, ca. 1629, dat tot aan de Franse Revolutie op het hoofdaltaar stond. (nu KMSKA, inv. nr. 403). Een prima 17de-eeuwse kopie hiervan is te bewonderen in de nabijgelegen Sint-Antoniuskerk (Paardenmarkt). De bijzonder mooie Aanbidding der herders van Albrecht Bouts (Leuven? ca. 1451/54-1549) maakt nu deel uit van de collectie van het KMSKA (inv. 223). De kerk bezit nog 3 waardevolle 17de-eeuwse schilderijen die ooit aan het begijnhof geschonken werden en nu bewaard worden in begijnenhuisjes in afwachting van restauratie: Christus in de Hof van Olijven, Abraham van Diepenbeeck (toeg.), De bespotting van Christus, Adam van Noort (ca 1562-1641),(toeg.) en O.-L.-Vrouw Hemelvaart, Jan Battist de Vos (toeg.) Jammer genoeg werd de Verrijzenis van Christus, een triptiek met op de luiken O.-L.-V.-Boodschap en de Hemelvaart van Christus, van Jan (Van) Boeckhorst (Münster 1605-Antwerpen 1668) in 2007 verkocht. Dit zgn. ‘Snijderstriptiek’ sierde tot de Franse Revolutie het grafmonument van begijn Maria Snijders, zus van de belangrijke Antwerpse stillevenschilder Frans Snyders. De twee sculpturen, Aäron en Melchisedech, ca. 1835, van Jean-Baptiste De Cuyper (Antwerpen 1807-1852) die vroeger het hoogkoor sierden staan nu in de begijnhoftuin waar ze erg verweren.
Hedendaagse invulling van de kerk In 1986 overlijdt de laatste begijn. In 1992 is de Gemeenschap van Villers (‘Medewerksters aan het Eucharistisch Rijk’) ingetrokken in het begijnhof. Het beheer is sinds 2005 in handen van de vzw Groep Villers (niet te verwarren met bovengenoemde gemeenschap). Ook de zusters Apostelinnen zijn er nu aanwezig.
www.topa.be
~9~