Beatrijs Wolters van der Wey, Groepsvertoon Publieke groepsportretten in Brabant 1585-1800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus, doctoraal proefschrift, 3 (Kritische catalogus), KU Leuven, 2012: 392-397.
A 13 ca. 1615-1620, Antwerpen, De bestuurders van het Knechtjeshuis ? (? omgeving van) Pieter Paul Rubens (Siegen 1577 – 1640 Antwerpen), De bestuurders van het Knechtjeshuis bij Christus, beschermer van de wezen (olieverfschets) Drager en afmetingen van het schilderij op groot formaat, onbekend. Bewaarplaats van het schilderij op groot formaat, onbekend. OLIEVERFONTWERP: (cat. afb. A 13) voor het geheel, olieverf op paneel, 27 x 41 cm. Maagdenhuismuseum (OCMW), Antwerpen, inv. nr. A.140. HERK. ? Knechtjeshuis, Antwerpen; Maagdenhuis, Antwerpen, 1841; St.Elisabethgasthuis, Antwerpen, zeker vanaf 1847; bruikleen aan het KMSKA, 1890-1985, waarna definitief terug naar het Maagdenhuis, opgenomen in de collectie van het Maagdenhuismuseum, Antwerpen. ARCH. Archief OCMW Antwerpen, ? GH 129 (Doc. 1), en Doos Museum, Inventarissen (Doc. 2-3). TENT. P. P. Rubens: Esquisses, dessins, gravures, tent. cat., Helsinki, Ateneum (Academie voor Schone Kunsten van Finland), 1952: nr. 2 (als Rubens); Egbert Haverkamp Begemann in Olieverfschetsen van Rubens, tent. cat., Rotterdam, Museum Boymans, 1953: 50-51, nr. 21; Anvers, ville de Plantin et de Rubens, tent. cat., Parijs, Bibliothèque Nationale, 1954: 246, nr. 401; Verzamelingen van de openbare onderstand, tent. cat., Brussel, Paleis voor Schone Kunsten, 1961: 62-63, nr. 109; Hans Vlieghe in Stad in Vlaanderen. Cultuur en maatschappij 1477-1787, tent. cat., o.l.v. Jan Van der Stock, Brussel, Galerij van het Gemeentekrediet, 1991: 401, nr. 130 (als omgeving van Rubens). LIT. Max Rooses, L’Oeuvre de P. P. Rubens, 2, Antwerpen, 1888: 209, onder nr. 383 (als atelier Rubens, wellicht Abraham van Diepenbeeck (1596-1675)); L. Kintsschots, Anvers et ses faubourgs, Guide historique et description des monuments, Brugge, [1894]: 114, nr. 55 (als Rubens); Edmond Geudens, Het Antwerpsch knechtjeshuis sedert zijn voorhistorisch tijdperk tot op onze dagen, Antwerpen, 1895: 107; Idem, Les tableaux des Hospices civils d’Anvers, Antwerpen, 1904: 21, nr. 16; Roger Avermaete, Merkwaardigheden van de C.O.O. van Antwerpen, Antwerpen, 1955: 52; Roger A. D’Hulst, Olieverfschetsen van Rubens uit Nederlands en Belgisch openbaar bezit, s. l., 1968: 91, nr. 5; Julius S. Held, The Oil Sketches of Peter Paul Rubens. A Critical Catalogue, 1, Princeton, 1980: 528-529, nr. 391; David Freedberg, The Life of Christ after the Passion, Corpus Rubenianum Ludwig Burchard, 7, uitg. door het Nationaal Centrum voor de Plastische Kunsten van de XVIde en XVIIde eeuw, Londen, 1984: 8 (authenticiteit van Rubens afgeschreven); Daniël Christiaens, ‘Christus, beschermer van de wezen’, Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn van Antwerpen. Maagdenhuismuseum. Het Sint-Anna drieluik. Restauratie en presentatie in de hernieuwde “Rubenszaal”, Antwerpen, 1993: 49-50 (als omgeving van Rubens); Dirk Verhelst, Tot eerlick onderhoudt van meyskens cleene. Geschiedenis van het Maagdenhuis van Antwerpen, Antwerpen, 1996: 105; Frans Baudouin, ‘Concept, Design and Execution: The Intervention of the Patron’, Concept, Design & Execution in Flemish Painting (15501700), uitg. door Hans Vlieghe, Arnout Balis en Carl Van de Velde, Turnhout, 2000: 6-8 (afb. 12) (als Rubens). OPM. In navolging van Julius Held, maakte Frans Baudouin melding van de slechte staat van bewaring van de olieverfschets, die de toeschrijving bemoeilijkt: de oppervlakkige verflaag is afgeschraapt; het paneel is onderaan ingekort; de schildering heeft verscheidene restauraties ondergaan. Het schilderijtje was verschillende decennia in bruikleen in het KMSKA, en keerde in 1985 naar de gebouwen van het OCMW terug.
http://balat.kikirpa.be/object/146659
http://balat.kikirpa.be/groepsvertoon
Beatrijs Wolters van der Wey, Groepsvertoon Publieke groepsportretten in Brabant 1585-1800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus, doctoraal proefschrift, 3 (Kritische catalogus), KU Leuven, 2012: 392-397.
In Antwerps OCMW-bezit bevindt zich een aan Rubens of diens directe omgeving toegeschreven olieverfschets1 die de portretten van zes heren bevat, en die op stilistische basis algemeen in de jaren 1615-1620 wordt gesitueerd.2 Het gaat om een ontwerp; een eraan beantwoordend schilderij op groot formaat is tot op heden niet teruggevonden.3 BESCHRIJVING De rechterhelft wordt ingenomen door een figurengroep bestaande uit de verrezen Christus met het kruis, en een vrouw met twee zuigelingen die de Caritas of de Liefde symboliseert.4 De drie naakte kinderen aan haar voeten, presenteert zij aan de Zaligmaker, die deze met een zegenend en beschermend gebaar, onder zijn hoede neemt. Ook de zes mannen in zwarte tabbaarden die links, veelal in profiel, rechtstaande of op de knieën zijn gekonterfeit, maken door hun houding duidelijk dat zij de kinderen aan de goede zorgen van Christus toevertrouwen. In de diepte verschijnen de gezichten van nog twee andere personages. De achtergrond is links ingevuld met architectuur -een zwaar basement en pilasters-, terwijl rechts een blauwe lucht en een landschap zijn gesuggereerd. Behalve de overwegend aanwezige bistertonen, is wit-rose gebruikt voor het inkarnaat, roserood voor de mantel van Christus, lichtblauw voor het kleed van de Caritas, en een donkerkleurige verf voor de tabbaarden van de geportretteerden.
1
Ik ga hier niet dieper in op het auteurschap, dat verscheidene Rubensspecialisten wisselend op naam van Rubens zelf, diens atelier of diens directe omgeving hebben gezet -zie onder Tentoonstellingen en Literatuur. Hans Vlieghe maakt gewag van een verre Venetiaanse inspiratie -vanwege bijvoorbeeld Titiaans votiefstuk met portretten van de familie Vendramin (midden jaren 1540, Londen, National Gallery, inv. nr. 4452; afgebeeld in National Gallery. Illustrated General Catalogue, Londen, 1986: 619)- voor de opbouw van de compositie, die voor een toeschrijving aan Rubens zou kunnen pleiten; toch ziet hij in het werk niet de persoonlijke hand van de kunstenaar. 2 Julius Held herkende in de schets de voor Rubens karakteristieke stijl van het midden van de jaren 1610. De andere auteurs -ook diegenen die het ontwerp niet aanzien voor een eigenhandig werk van de schilderaanvaarden, eveneens op stilistische basis, een datering rond 1615-1620. Deze wordt voorts bevestigd door de kleine opstaande kragen -voor zover ze op de schets te zien zijn- die bij de geportretteerden net boven de tabbaarden uitkomen. 3 Edmond Geudens beschrijft de schets als “het ontwerp, ofwel de kopie van een bas-reliëf, dat in ’t gesticht [d.i. het voormalige Antwerpse Knechtjeshuis] moet bestaan hebben” (Edmond Geudens, Het Antwerpsch knechtjeshuis sedert zijn voorhistorisch tijdperk tot op onze dagen, Antwerpen, 1895: 107, voetnoot 3, en opnieuw, zij het met grotere stelligheid, Idem, Les tableaux des Hospices civils d’Anvers, Antwerpen, 1904: 21, voetnoot 4). Zijn formulering is aanvankelijk zeer hypothetisch, en hij geeft niet aan waarop hij zich hiervoor baseerde -van een dergelijk bas-reliëf in het Knechtjeshuis, ontbreekt overigens elk spoor (bevestigd in een brief d.d. 29 september 1970, bewaard in het dossier van het schilderijtje in het Maagdenhuis, van voormalig archivaris van het OCMW Mevr. Eva Pais-Minne aan Prof. Dr. Carl Van de Velde). Vermits het modelé van de figuren driedimensionaal weinig uitgesproken is, en de schets bovendien is ingekleurd, is het evenwel weinig waarschijnlijk dat ze de voorbereiding was voor een gebeeldhouwd bas-reliëf. 4 Cf. H. R. Rookmaaker, ‘ “Charity” in seventeenth century art’, Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek, 23 (1972): 61-66.
http://balat.kikirpa.be/object/146659
http://balat.kikirpa.be/groepsvertoon
Beatrijs Wolters van der Wey, Groepsvertoon Publieke groepsportretten in Brabant 1585-1800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus, doctoraal proefschrift, 3 (Kritische catalogus), KU Leuven, 2012: 392-397.
BESTEMMING EN IDENTIFICATIE VAN DE PORTRETTEN Over de identificatie van de hier gekonterfeite heren, bestaat nog geen zekerheid. Deze hangt uiteraard samen met de locatie waarvoor het schilderij was bestemd, en dient tegelijk afgewogen aan het aantal mannen, namelijk zes, waaruit het hier weergegeven korps blijkbaar bestond. Uit de iconografie kan wel worden afgeleid dat zij zich wijdden aan liefdadigheid en de zorg hadden over arme kinderen, wezen of vondelingen. In de loop van de 16de eeuw ontstonden er in Antwerpen drie kinderinstellingen: het Vondelingen-, het Maagden- en het Knechtjeshuis, beide laatste respectievelijk voor meisjesen jongenswezen.5 Dat de voorliggende schets in de literatuur steevast met het Knechtjeshuis wordt verbonden6, gaat terug op de eenmalige vermelding van een Cleijn Schetsken van van dijck sonder lijst in de meesters Caemer van dit tehuis, volgens een inventaris van de meubilaire goederen van 1679 (Doc. 1), wat door Geudens met dit ontwerp werd vereenzelvigd.7 Latere inventarissen van het Knechtjeshuis zwijgen over dit schetsken of omschrijven de schilderijen in de Heeren- of Meesterscamer zo veralgemenend dat er geen concreet beeld van kan bekomen worden.8 Hoewel deze herkomst voor mogelijk mag worden gehouden9, moest de voormalige archivaris van het Antwerpse OCMW, Eva Pais-Minne, in 1970 toegeven dat er tot hiertoe niets gevonden is over de manier (aankoop, bestelling, enz.) waarop het stuk in ons patrimonium belandde.10 De situatie werd bemoeilijkt doordat de instellingen van openbare armenzorg die tijdens het Ancien Régime waren opgericht, vanaf het einde van de 18de eeuw gingen ressorteren onder het gecentraliseerde Bestuur van de Burgerlijke Godshuizen, het 5
Cf. Dirk Verhelst, Tot eerlick onderhoudt van meyskens cleene. Geschiedenis van het Maagdenhuis van Antwerpen, Antwerpen, 1996: 22-24. 6 Het Knechtjeshuis was gelegen aan de Paardenmarkt; de gebouwen zijn nu ingenomen door de Artesis Hogeschool Antwerpen, richting Technologie. 7 Edmond Geudens, Het Antwerpsch knechtjeshuis sedert zijn voorhistorisch tijdperk tot op onze dagen, Antwerpen, 1895: 107, voetnoot 3 (parafrase van de inventaris vanaf p. 106). 8 In de Inventaris van alle ende iegelijcke die goederen competerende den Jongershuijse alhier soo van Meubelen, lijnwaet, kleragie, als andersints door mij Hen: Vervoort Renten’ vanden armen gejnventarieert op 1 e Julij 1733…, zijn “inde Heere kamer” slechts “2 cleijne schilderijkens” genoteerd, namelijk “1: wapen & 1: ½ lijfken”. Een andere 18de-eeuwse doch niet precies gedateerde inventaris van het Knechtjeshuis maakt evenmin van de schets gewag. De inventarissen der Effecten en Meubelen bevonden in ’t Jongershuys dezer Stad van 20 november 1792 en 14 en 19 juni 1802, spreken voor diezelfde kamer dan weer te algemeen van “12 Schilderyen Waer onder bevonden word den Vermaerden De Vos [d. i. het portret van de schilder Simon de Vos door Abraham de Vries, 1635, nu in het Maagdenhuismuseum]. Cf. voor deze inventarissen, Archief van het OCMW, Antwerpen, KH 197. 9 Deze mogelijkheid wordt nog enigszins versterkt door het feit dat in twee bewaarde inventarissen van het Vondelingenhuis (1641) en het Maagdenhuis (1635), hoegenaamd geen “schets” voorkomt; cf. Erik Duverger, Antwerpse kunstinventarissen uit de zeventiende eeuw, 4. 1636-1642, Fontes Historiae Artis Neerlandicae. Bronnen voor de kunstgeschiedenis van de Nederlanden, 4, Brussel, 1989: 445-452, nr. 1170 voor de Inventaris van de meubilaire goederen van het Vondelingenhuis van 11 december 1641, en Archief van het OCMW, Antwerpen, GH 136 voor die van het “Meêdenhuis” of Maagdenhuis van 1635 (met bijzondere dank aan Dhr. Paul De Commer, huidig archivaris van het OCMW, om laatste inventaris helemaal voor mij door te nemen). 10 Cf. de brief d.d. 29 september 1970 van Mevr. Eva Pais-Minne aan Prof. Dr. Carl Van de Velde (bewaard in het dossier van het schilderijtje in het Maagdenhuis).
http://balat.kikirpa.be/object/146659
http://balat.kikirpa.be/groepsvertoon
Beatrijs Wolters van der Wey, Groepsvertoon Publieke groepsportretten in Brabant 1585-1800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus, doctoraal proefschrift, 3 (Kritische catalogus), KU Leuven, 2012: 392-397.
huidige OCMW, waarbij hun roerend patrimonium uitwisselbaar werd. Dit kan verklaren waarom de schets, onder toeschrijving aan Rubens, in 1841 blijkbaar in het Maagdenhuis aanwezig was11, en ze in de handgeschreven inventarissen van de Antwerpse Godshuizen van 1847 en 1872 stond opgetekend in het St.-Elisabethgasthuis (Doc. 2 en 3a-b).12 Bij ontstentenis van een precieze datering, kan ook niet gericht in de overige archiefbescheiden die van de oude zorginstellingen zijn bewaard, naar het schilderijtje worden gezocht. Voor het Knechtjeshuis ontbreken bovendien de rekeningen voor de jaren 15861654, juist de periode waarin de schets stilistisch wordt geplaatst.13 Ook het aantal geportretteerden blijft enigszins problematisch. Voor het bestuur van de drie kinderinstellingen zorgden in feite de vier aalmoezeniers van de Kamer van de Huisarmen. In de praktijk lieten zij zich bijstaan door één regent -een oud-aalmoezenier-, die jaarlijks aan het hoofd van het tehuis werd vernieuwd. Het dagelijkse bestuur was in handen van een inwonende conciërge.14 In totaal komt men zo eventueel toch aan zes personen, ofschoon die samen geen vaste entiteit vormden.15 Omwille van het getal, mag wel worden uitgesloten dat het schilderijtje afkomstig was van de reeds in 1458 opgerichte Kamer van de Huisarmen zelf, zoals af en toe is beweerd.16 Deze werd immers door slechts vier meesters of aalmoezeniers bestuurd.17
11
Edmond Geudens (Les tableaux des Hospices civils d’Anvers, Antwerpen, 1904: 37) schrijft dat Hendrik Conscience (1812-1883) de schets op 10 september 1841 in het Maagdenhuis zag. 12 De vermelding in de inventaris van 1847 is, dank zij de iets uitvoerigere beschrijving en een opgave van de maten, de eerste die met volledige zekerheid met de hier besproken schets kan vereenzelvigd worden. 13 Zie in het Archief van het OCMW, Antwerpen, waar het nr. GH 119 (Rekeningen van het Jongenshuis 16551709) onmiddellijk volgt op het nr. GH 118 (Rekeningen van het Jongenshuis 1558-1585). 14 Cf. Dirk Verhelst, Tot eerlick onderhoudt van meyskens cleene. Geschiedenis van het Maagdenhuis van Antwerpen, Antwerpen, 1996: 24. 15 Tussen de groep mannen links en de figurengroep rechts op de schets, zijn in de diepte nog twee gezichten te bespeuren. Ze zijn afwisselend geïnterpreteerd als die van twee kinderen (Rooses, Held, D’Hulst) of twee hulpjes (Baudouin); volgens mij kunnen het ook twee vrouwengezichten zijn -misschien van de moeders van de op de voorgrond weergegeven knaapjes. Het is weinig waarschijnlijk dat het gaat om nog twee mannen die tot het korps behoorden. Julius Held signaleerde dat ze (“door Rubens zelf ?”) met een grijze verflaag zijn bedekt. 16 Cf. bijvoorbeeld Verzamelingen van de openbare onderstand, tent. cat., Brussel, Paleis voor Schone Kunsten, 1961: 62-63, nr. 109, en Roger A. D’Hulst, Olieverfschetsen van Rubens uit Nederlands en Belgisch openbaar bezit, s. l., 1968: 91, nr. 5. Om dezelfde reden, en tevens omdat de huidige aanwezigheid in de collectie van het OCMW anders moeilijk te verklaren valt, mag worden uitgesloten dat hier de stedelijke weesmeesters zijn voorgesteld; zij waren met vier, bijgestaan door een griffier en een knaap, en waren in de Weeskamer (een ondergeschikte rechtbank) bevoegd voor de controle op het beheer van de goederen van weeskinderen in Antwerpen; cf. Marie Juliette Marinus, “Nota bevoegdheid en werking” van de Weeskamer (Rechterlijke instellingen van de stad Antwerpen, SAA), Antwerpen, 1996. 17 Cf. Dirk Verhelst, Tot eerlick onderhoudt van meyskens cleene. Geschiedenis van het Maagdenhuis van Antwerpen, Antwerpen, 1996: 10-11. Voor alle zekerheid heb ik toch de jaarrekeningen van de “Armenkamer” voor de jaren 1615-1620 en het Memorieboek van de Aalmoezeniers (1604-1647) doorgenomen (Archief van het OCMW, Antwerpen, resp. KH 175-176 en KH 864), zonder resultaat.
http://balat.kikirpa.be/object/146659
http://balat.kikirpa.be/groepsvertoon
Beatrijs Wolters van der Wey, Groepsvertoon Publieke groepsportretten in Brabant 1585-1800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus, doctoraal proefschrift, 3 (Kritische catalogus), KU Leuven, 2012: 392-397.
DOCUMENT 1 [167918]. – Inventaris van de meubelen Bedden en lijnwaet diennende Int Jongershuijs Deser stadt soo die op heden ten Bijstaen van de Consergie Dierck wants en Joanna van Elen sijne huijsvrouwe sijn Bevonden ende Door mij Leonaerd vermoelen als affgegaene Diereckteur oft Regent vant voors. Jongers huijs over gewesen aen frer francisco quirijnssen vander Dult tegenwordigen Rengent [sic] vant Selve. In de meesters Caemer … een Cleijn Schetsken van van dijck sonder lijst Archief OCMW Antwerpen, GH 129, fol. 2. Aangehaald door Edmond Geudens, Het Antwerpsch knechtjeshuis sedert zijn voorhistorisch tijdperk tot op onze dagen, Antwerpen, 1895: 107 (eigen transcriptie).19
DOCUMENT 2 1847. – Etat Indiquant les Tableaux, sculptures et autres objets d’art appartenant à divers Etablissements sous la direction des Hospices d’Anvers. n° 35, Anvers, Hôpital Ste. Elisabeth 27 x 40 Le Christ [doorgehaald: avec la Croix et une famille espagnole. copie d’après Rubens] se montrant aux aumoniers (esquisse) auteur: à la manière de Mertens valeur actuelle: 100,Observations: en bon état Archief OCMW Antwerpen, doos Museum, Inventarissen, 1847/A.
18
De inventaris bevat zelf geen datum, maar is op de betreffende fiche in het OCMW “einde 17 de eeuw” gedateerd. In de hoger genoemde brief d.d. 29 september 1970 van Mevr. Eva Pais-Minne aan Prof. Dr. Carl Van de Velde, dateert zij de inventaris in 1679. 19 Geudens spreekt van “den omstandigen inventaris van den regent Quirijnssen-van der Dult”, terwijl deze zoals uit de titel blijkt- eigenlijk werd opgemaakt door de afgaande regent Leonaerd Vermoelen, om te worden overgedragen aan diens opvolger Quirijnssen Van der Dult.
http://balat.kikirpa.be/object/146659
http://balat.kikirpa.be/groepsvertoon
Beatrijs Wolters van der Wey, Groepsvertoon Publieke groepsportretten in Brabant 1585-1800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus, doctoraal proefschrift, 3 (Kritische catalogus), KU Leuven, 2012: 392-397.
DOCUMENT 3a 1872. – Staat der kunststukken toehoorende aan de Bestiering der Godshuyzen van Antwerpen. nr. 14, De Zaligmaker zijn kruis houdende; nevens hem de Liefde met kindjes omringd; hierover persoonaadjes met zwarte mantels. – Schets Naam der kunstenaren: Peeter Pauwel Rubens Gestichten waar de kunststukken zich bevinden: [in potlood:] Ste Elisabeths Gasthuis
DOCUMENT 3b 1872. – Catalogus. Staat. nr. 14, [zelfde info als hierboven, maar bovendien toegevoegd:] 55 Local des Séances, Ste Elisabeth Gasthuis -,30 hauteur, -,40 Archief OCMW Antwerpen, doos Museum, Inventarissen, 1872/A.
http://balat.kikirpa.be/object/146659
http://balat.kikirpa.be/groepsvertoon