Begeleiding in de zorg. Test jezelf.
Pagina | 1
Ben jij op de hoogte van wat begeleiding bij het dagelijks functioneren inhoud? Ken je jezelf; welke eigenschappen heb je? Weet hij hoe het zit met emoties? Kun jij met je geld omgaan? Hoe is het met je observatievermogen Wat is jouw ervaring met sociale netwerken? Doe de testjes en kijk of jij een kei bent!
1.
Dagelijks leven
Vragen Hoe is je kennis over begeleiden bij het dagelijks functioneren in de woon- en leefomgeving? Maak de onderstaande vragen en geef het juiste antwoord. 1. Welke taak hoort niet bij ondersteunend begeleiden bij het dagelijks functioneren. a. Het ondersteunen bij het aangaan van contacten. b. Het ondersteunen bij de huishouding. c. Het coördineren van de ondersteuning. d. Het verzorgen van de tuin. 2. De verpleegkundige begeleiding richt zich op de volgende drie gebieden. a. Cognitief, effectief/sociaal en psychomotorisch gebied. b. Cognitief, affectief/sociaal en psychomotorisch gebied. c. Auditief, affectief/sociaal en psychomotorisch gebied. d. Cognitief, affectief/asociaal en motorisch gebied. 3. Wat zijn praktische leefvaardigheden? a. De vaardigheden die komen kijken bij de ondersteuning bij de huishouding en lichamelijke verzorging. b. De vaardigheden die komen kijken bij het inrichten van de woning. c. Niet belangrijk. d. De vaardigheden die komen kijken bij de financiële ondersteuning van het huishouden. 4. Weerstandkrachten… a. moet je proberen te breken. b. zijn altijd negatief. c. geven veel energie. d. is de energie die mensen in zich hebben om veranderingen tegen te gaan. Score 1-d; 2-b; 3-a; 4-d Resultaat 4 goed: 2-3 goed: 0-1 goed:
Goed zo, jij bent al aardig onderlegd op dit onderdeel. Je weet al veel, maar neem de stof nog eens door. Daar moet nog flink aan gewerkt worden!
Pagina | 2
2.
Begeleider zijn
Vragen Hoe is jouw begeleidend vermogen? Welke eigenschappen denk je dat nodig zijn voor het begeleiden van zorgvragers? Discussieer hierover met een medestudent of collega. Welke eigenschappen die jij belangrijk vindt voor het begeleiden van zorgvragers bezit jij? Geef bij elke belangrijke eigenschap jouw score (1 = onvoldoende, 2 = matig, 3 = voldoende, 4 = goed, 5 = uitstekend). Ben je met je medestudent of collega nog op andere eigenschappen gekomen die niet in het rijtje staan, vul de lijst ermee aan en geef jezelf ook voor die eigenschappen een cijfer. Eigenschappen Meegaand Creatief Flexibel Duidelijk Bazig Zelfbewust Verlegen Daadkrachtig Besluiteloos Intuïtief Geduldig Zorgzaam Direct Enthousiast Betrouwbaar Rustig Veeleisend Onzeker Humorvol Spontaan Empathisch Sensitief Andere eigenschappen, nl. …
Pagina | 3
3.
Emoties
Vragen Heb jij al voldoende kennis over het begeleiden van emoties? Maak de onderstaande vragen en geef het juiste antwoord. Geef bij de onderstaande beweringen aan of ze waar of niet waar zijn. 1. Als een zorgvrager boos is, kan hij daar maar het beste gewoon voor uitkomen door zijn stem te verheffen en desnoods flink tekeer te gaan. Als hij zichzelf steeds maar ‘inhoudt’ krijgt hij daar op den duur fysiek last van. 2. Wanneer je vrolijk bent, ga je vanzelf ook vrolijk kijken. Omgekeerd werkt het ook: als je vrolijk probeert te kijken, wordt je daar op den duur ook echt vrolijker van. 3. Een depressieve zorgvrager (= in een sombere stemmingstoestand) kan geen positieve emoties ervaren, zoals ergens om lachen. 4. De meest elementaire uitdrukkingen van emoties, zoals plezier, verdriet, verlegenheid, verschillen van cultuur tot cultuur. 5. Wanneer je goed oplet, kun je zien of mensen hun emoties ‘faken’ (= spelen) of dat de emoties echt zijn. 6. Je kunt de gevoelens of emoties van een zorgvrager nooit objectief weergeven in een rapportage. 7. Zelfbeheersing is dodelijk voor het kunnen ervaren van heftige gevoelens. 8. Onder ‘emotionele incontinentie’ verstaat men: het onwillekeurig lozen van urine of ontlasting door emoties. 9. Medicijngebruik kan leiden tot emotionele vervlakking. 10. Gevoelens bepalen ons gedrag veel gemakkelijker dan verstandelijke overwegingen. Score Geef jezelf per goed beantwoorde vraag 1 punt. 1. Waar 2. Waar 3. Niet waar 4. Niet waar 5. Waar 6. Waar 7. Waar 8. Niet waar 9. Waar 10. Waar Resultaat 8-10 punten: 4-7 punten: 0-3 punten:
Goed zo,.je weet al heel veel van dit onderwerp! Je bent al aardig op de hoogte van dit onderwerp. Neem de stof nog eens door om nog beter te worden. Daar moet nog flink aan gewerkt worden; pak de theorie erbij!
Pagina | 4
Geld, doekoe…
4. Vragen
Hoe ga je met je geld om? Kun je goed met geld omgaan, of ben je een absolute ramp met geld? Wat maak je er zelf van? Doe de test (antwoord ja, nee of soms) en bereken je score. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
Maak je met jezelf afspraken over de besteding van je inkomen? Houd je je aan deze door jezelf gemaakt afspraken? Weet je precies welke vaste uitgaven je per maand hebt? Heb je ook een overzicht op papier van de vaste lasten per maand? Reserveer je een bepaald bedrag voor deze vaste lasten? Zorg je altijd voor overzicht over de gedane uitgaven? Noteer je de vaste dagelijkse uitgaven in bijvoorbeeld een kasboek? Als je toelage/salaris binnenkomt, maak je dan een verdeling van je uitgaven over de hele maand? Als je toelage/salaris binnenkomt, ga je dan eerst de stad in om lekker veel geld uit te geven? Maak je een lijstje van de boodschappen die je nodig hebt? Maak je met jezelf afspraken over de besteding van je inkomen? Kom je vaak thuis met boodschappen die je niet nodig hebt? Wat geldt voor jou: zien is kopen? Wat geldt voor jou: zien is je even afvragen of je genoeg geld overhoudt en toch kopen? Wat geldt voor jou: zien is bij geldgebrek niet kopen? Zet je iedere maand een bepaald bedrag op een spaarrekening? Doe je grote uitgaven alleen als je genoeg geld hebt? Ga je voor grote uitgaven een lening aan? Let je bij de aankopen die je doet op aanbiedingen? Maak je werk van eventueel terug te vorderen belastinggelden?
Score Voor iedere keer dat je ‘ja’ antwoordt, krijg je 2 punten, is je antwoord ‘soms’ dan krijg je 1 punt, voor een ‘nee’ krijg je 0 punten. Bereken je score door de punten bij elkaar op te tellen. Resultaat 33-40 punten: 25-32 punten: 17-24 punten: 9-16 punten: 0-8 punten:
Een topprestatie; er gaat bij jou geen eurocent verloren. Je hebt een goede kijk op je financiën en een goede beheersing van je budget. Je beheerst je budget redelijk, het is slim om nog eens goed naar je uitgaven te kijken. Jouw financiële situatie blijft op deze manier een zorgenkindje. Dat gat in je hand is heel groot…
Pagina | 5
5.
Observeren
Vragen Dit is een oefening in objectieve observatie. Kun jij al objectief observeren? Een goede objectieve observatie is belangrijk om in een behandelingsplan de juiste beslissingen te kunnen nemen. Aan deze test kun je zien hoe moeilijk het is om de zaken objectief te observeren. Lees onderstaand verhaaltje. “Een zakenman had juist de lichten in de winkel uitgedaan toen er een man verscheen en om geld vroeg. De eigenaar opende de kassa. De inhoud van de kassa werd eruit gehaald en de man haastte zich weg. Er werd meteen iemand van de politie op de hoogte gesteld.” Hieronder volgen elf eenvoudige uitspraken over het verhaaltje. Geef aan of de uitspraak waar of niet waar is, of dat je niet kunt vaststellen of de uitspraak waar of niet waar is. Je mag het verhaaltje daarbij raadplegen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Er verscheen een man, nadat de eigenaar de lichten in de winkel had uitgedaan. De overvaller was een man. De man vroeg niet om geld. De man die de kassa opende was de eigenaar. De eigenaar van de winkel haalde de inhoud van de kassa eruit en rende weg. Iemand opende de kassa. Nadat de man die om geld vroeg de inhoud van de kassa eruit had gehaald, rende hij weg. De kassa bevatte geld, maar het verhaal zegt niet hoeveel. De overvaller vroeg de eigenaar om geld. Het verhaal heeft betrekking op een reeks van gebeurtenissen waarin het slechts over drie personen gaat: de eigenaar van de winkel, de man die om geld vroeg, iemand van de politie. 11. De volgende gebeurtenissen in het verhaal zijn waar: iemand vroeg om geld, er werd een kassa geopend, de inhoud ervan werd er uitgehaald en een man snelde de winkel uit. Score 1. ? (is de zakenman de eigenaar?). 2. ? (wie zegt dat er een overvaller is?). 3. Niet waar (de man vroeg wel om geld). 4. Waar (de eigenaar opende de kassa). 5. ? (wie haalde de inhoud van de kassa eruit?). 6. Waar. 7. ? (wie haalde de inhoud van de kassa eruit?). 8. ? (bestaat de inhoud uit geld?). 9. ? (wie zegt dat er een overvaller is?). 10. ? (is de zakenman de eigenaar?). 11. Waar. Resultaat 9-11 goed: Je bent een kei in objectieve observatie. 6-8 goed: Je kunt goed observeren. 3-5 goed: Je hebt duidelijk moeite alle gegevens goed op te nemen. 0-2 goed: Een aparte training in leren observeren is voor jou van groot belang!
Pagina | 6
6.
Eigen ervaring
Vragen 1. Je bent tijdelijk niet in staat om jezelf te verzorgen. In dat geval vraag je het liefst: a. hulp aan familie, vrienden of kennissen, want bij hen is het verlies van onafhankelijkheid niet zo erg. b. hulp aan buren of een vrijwilligerscentrale, want je wilt je familie en vrienden niet belasten. c. hulp aan professionele deskundigen, want dan betaal je voor verleende diensten en blijf je onafhankelijk. d. geen hulp, je blijft onafhankelijk van anderen en wacht gewoon tot je het zelf weer kunt. 2. Als er in je eigen omgeving hulp aan je gevraagd wordt, dan: a. moet je weigeren, want je hebt daarvoor gewoon geen ruimte in jouw omstandigheden; je vraagt een ander. b. hoeveel moeite het je ook kost, je maakt zoveel tijd en ruimte als voor de zorgvrager prettig is. c. weiger je niet, ondanks je eigen drukke leven, maar maakt wel afspraken over tijd en taak. d. verwijs je direct door naar professionele organisaties als de thuiszorg. 3. Om hulp vragen is voor heel veel mensen een moeilijke kwestie. Je komt in de praktijk situaties tegen, zeker als het gaat over mantelzorg en sociaal netwerk, die je doen denken aan ervaringen uit je eigen leven. a. Je eigen ervaringen laat je in je professionele handelen volledig buiten beschouwing. b. Bij het opstellen van een begeleidingsplan betrek je vooral je eigen ervaringen. c. Je laat je in het begeleidingsplan alleen leiden door de wensen, emoties en mogelijkheden van de zorgvrager. d. Je betrekt in je begeleidingsplan wensen, emoties en mogelijkheden van zorgvrager en directe omgeving. 4. Een zorgvrager heeft op zeer korte termijn hulp nodig bij het voeren van de huishouding. De thuiszorg heeft op dit moment niemand beschikbaar. a. Je schakelt zelf buren, kennissen en/of familie in. b. Je overlegt met de zorgvrager; deze regelt vervolgens zelf indien mogelijk de hulp. c. Je gaat zelf een keer extra langs en doet de aller noodzakelijkste taken. d. Je doet nog niets en geeft de thuiszorg een week de tijd om hulp te regelen. 5. Je merkt dat het sociale netwerk van een depressieve zorgvrager steeds meer afbrokkelt. De zorgvrager heeft juist gezelschap en aanspraak nodig. a. Je stuurt aan op intensievere behandeling van de zorgvrager. b. Je roept mensen binnen het sociale netwerk bij elkaar en geeft informatie over het ziektebeeld. c. Je regelt eens per week een bezoeker via de vrijwilligerscentrale. d. Je regelt (tijdelijk) opname in een psychiatrisch centrum. Score 1. a = 3, 2. a = 1, 3. a = 0, 4. a = 2, 5. a = 1,
b = 2, b = 3, b = 1, b = 3, b = 3,
c = 1, c = 2, c = 2, c = 0, c = 2,
d=0 d=0 d=3 d=1 d=0
Resultaat 12-15 punten: Je bent zelf een perfecte mantelzorger met respect voor de zorgvrager en je bent heel goed in staat professionele begeleiding te bieden. 8-11 punten: Adequaat reageren op de noodzaak voor hulp uit de directe omgeving is niet makkelijk voor je.
Pagina | 7
4-7 punten: 0-3 punten:
Nogmaals goed bestuderen en oefenen. Dit onderdeel van kwalitatief goed functioneren van jou als verpleegkundige heeft nog heel wat zorg nodig. Je kunt beter helemaal opnieuw beginnen.
Pagina | 8