Bedrijven en NGO’s samen voor het Zuiden Internationale multi-stakeholder initiatieven in Vlaanderen
I. HET KADER 1. Verenigde Naties (VN/ UN) 2. Internationale Arbeidsorganisatie (IAO/ ILO) 3. Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO/ OECD) 4. Europese Unie (EU) 5. België 6. Vlaanderen II. MULTILATERALE INITIATIEVEN 1. “UN Millennium Declaration” en duurzame ontwikkeling 2. Doha: “Doha Development Agenda” 3. Monterrey: “International Conference on Financing for Development” 4. Johannesburg: “World Summit for Sustainable Development”
III. MULTI-STAKEHOLDER INITIATIEVEN 1. Global Reporting Initiative 2. The Global Compact 3. Global Sullivan Principles of Social Responsibility 4. SA – 8000 5. Fair Labor Association 6. Ethical Trading Initiative 7. Fair Wear Foundation 8. Marine Stewardship Council 9. Forest Stewardship Council 10. Fairtrade Labelling Organizations International 11. Common Codes for the Coffee Community
IV. KAURI vzw
1
I. HET KADER
1. Verenigde Naties (VN/ UN) (www.un.org) “UN Universal Declaration of Human Rights” (°1948) De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens werd opgesteld in 1948 na intensieve internationale besprekingen en werd initieel aangenomen door 48 leden van de Algemene Vergadering van de VN. Later keurden nog eens 100 landen de tekst goed. Geen enkel land heeft ooit publiekelijk de tekst veroordeeld en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens geldt als één van de belangrijkste justificaties voor VN-acties en heeft als basis gediend voor heel wat meer gedetailleerde teksten rond mensenrechten. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de “International Covenant on Civil and Political Rights” (°1966), de “International Covenant on Economic, Cultural and Social Rights” (°1966) en tenslotte de “Core Labour Standards” van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) zijn de vier meest aanvaarde gecodificeerde mensenrechten standaarden. "The Global Compact" (°2000) Een initiatief van Kofi Annan, Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. De bedoeling is om bedrijven, organisaties en VN-agentschappen samen te brengen om negen universele waarden te ondersteunen rond drie thema's: mensenrechten, arbeid en milieu. Negen waarden Mensenrechten
Bedrijven worden gevraagd de bescherming van internationale mensenrechten te ondersteunen en te respecteren binnen hun invloedssfeer; en
er voor te zorgen dat eigen bedrijven en/ of afdelingen zich niet schuldig maken aan schendingen van de mensenrechten.
Arbeid
Bedrijven worden gevraagd de vrijheid van vereniging en de daadwerkelijke erkenning van het recht op collectief onderhandelen te verzekeren;
elke vorm van verplichte en opgelegde arbeid te bannen;
kinderarbeid daadwerkelijk af te schaffen; en
discriminatie met betrekking tot werkgelegenheid en beroep te elimineren.
Milieu
Bedrijven worden gevraagd om een houding die de nodige voorzorgen neemt met betrekking tot milieuuitdagingen te ondersteunen;
initiatieven te ondernemen om een grotere verantwoordelijkheid voor het milieu te stimuleren; en
de ontwikkeling en verspreiding van milieuvriendelijke technologieën aan te moedigen.
2
“Norms on the Responsibilities of Transnational Corporations and Other Business Enterprises with Regard to Human Rights” (°2003) Normen opgesteld door de Commissie Mensenrechten van de VN met betrekking tot een scala economische, sociale en culturele rechten: mensenrechten, werkomstandigheden, respect voor het milieu, consumentenbescherming,… 2. Internationale Arbeidsorganisatie (IAO/ ILO) (www.ilo.org) “Core Labour Standards” De IAO is een VN-organisatie (Genève) die bestaat uit vertegenwoordigers uit regeringen, werkgevers- en werknemersorganisaties en die de belangen van deze partijen behartigt op internationaal vlak. Men verwijst vaak naar de “Core Labour Standards”: verzameling van acht conventies over vier thema’s (vrijheid van vereniging, het afschaffen van dwangarbeid, het voorkomen van discriminatie en het verbod op kinderarbeid). Eens geratificeerd zijn de conventies bindend voor de overheid: 102 landen hebben alle 8 conventies geratificeerd; 31 landen 7 conventies; 14 landen 6 conventies; 9 landen 5 conventies; 9 landen 4 conventies; 5 landen 3 conventies; 3 landen 2 conventies; 2 landen slechts 1 conventie en tenslotte zijn er twee landen die geen enkele conventie hebben geratificeerd. 58% van alle landen heeft dus alle acht conventies geratificeerd.
Acht conventies Vrijheid van vereniging
“Freedom of association and Protection of the Right to Organize Convention”, 1948 (No. 87)
“Right to Organize and Collective Bargaining Convention”, 1949 (No. 98)
Het afschaffen van dwangarbeid
“The abolition of forced labour Forced Labour Convention”, 1930 (No. 29)
“Abolition of Forced Labour Convention”, 1957 (No. 105)
Het voorkomen van discriminatie
“Equality Discrimination (Employment and Occupation) Convention”, 1958 (No. 111)
“Equal Remuneration Convention”, 1951 (No. 100)
Het verbod op kinderarbeid
“The elimination of child labour Minimum Age Convention”, 1973 (No. 138)
“Worst Forms of Child Labour Convention”, 1999 (No. 182)
“Tripartite Declaration of Principles concerning Multinational Enterprises and Social Policy” (°1977) Princiepsverklaring die betrekking heeft op bedrijven, overheden, vakbonden en werkgeversorganisaties.
3
3. Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO/ OECD) (www.oecd.org) “OECD Guidelines for Multinational Enterprises” (°1976) De OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen bestaan uit aanbevelingen van overheden aan multinationale ondernemingen werkzaam in OESO lidlanden. De richtlijnen zijn vrijwillige gedragscodes en standaarden om verantwoord te ondernemen, in lijn met bestaande wetgeving. De bedoeling is er voor te zorgen dat bedrijfsactiviteiten conform zijn met lokale beleidsbeslissingen en zo het vertrouwen tussen de bedrijfswereld en lokale gemeenschappen te bewerkstelligen. Scope: transparantie, arbeids- en industriële relaties, het milieu, de strijd tegen corruptie, de belangen van consumenten, wetenschap en technologie, concurrentie en belastingen.
“OECD Convention on Combatting Bribery of Foreign Public Officials in International Business Transactions” (°1997) Gezien het veelvuldig voorkomen van problemen met betrekking tot het omkopen van ambtenaren (in de ruime betekenis van het woord: mensen die een publieke functie uitoefenen) tijdens internationale zakentransacties, heeft de OESO een conventie in het leven geroepen die omkoperij (“bribery”) definieert en een wettelijk kader schept om het probleem aan te pakken. “OECD Principles of Corporate Governance” (°1999) Een goed “corporate governance” regime is primordiaal voor het efficiënt gebruik van bedrijfskapitaal, daar “good governance” rekening houdt met de belangen van een groot aantal groepen in de maatschappij en de gemeenschappen waarin zij opereren. Op deze manier helpt men bedrijven een constructieve maatschappelijke invloed uit te oefenen, waardoor het vertrouwen van binnen- en buitenlandse investeerders behouden wordt en meer lange-termijn kapitaal kan aangetrokken worden.
4. Europese Unie (EU) (www.europa.eu.int) Binnen de EU is men volop in discussie om aspecten van CSR en het respecteren van de diverse OESO en IAO richtlijnen (zie hoger) in handelsakkoorden te incorporeren. Dit zou bijvoorbeeld ook het geval zijn voor de economische partnerakkoorden tussen de EU en de ACP-landen (Afrika, Caraïben, Pacific-landen – het gaat voornamelijk over ex-kolonies). Artikel 50 van het Cotonou Akkoord (2003) stelt bijvoorbeeld dat de EU en de ACP-landen de IAO “Core Labour Standards” zullen respecteren. Daarenboven wil de EU werken naar een toekomstig “WTO Investment for Development Framework”: de EU is van mening dat de tijd rijp is voor een multilateraal kader rond FDI wereldwijd, met de bedoeling een stabiel en voorspelbaar klimaat te creëren. Het kader zou ook rekening moeten houden met bezorgdheden (bvb. Rond de verantwoordelijkheden van investeerders) van de civiele maatschappij uit de WTO lidlanden. Tijdens de ministerraad in Lissabon (2000) stelde de EU zich een nieuw strategisch doel met betrekking tot werkgelegenheid, economische hervorming en sociale samenhang. Tijdens de ministerraad in Götenborg (2001) werd de milieudimensie daar aan toegevoegd.
5. België (www.fgov.be)
4
Genocidewet (Wet van 5 augustus 2003) Iedere Belg of persoon met hoofdverblijfplaats in België kan vervolgd worden wanneer hij zich buiten het grondgebied schuldig maakt aan ernstige schendingen van het humanitair recht – kan op basis van burgerlijke partijstelling – zie ook artikel 56 Vennootschappenwet. OESO Corruptieverdrag / strafbaarstelling omkoping in België (Wet van 9 juni 1999) Verdrag geratificeerd 27 juli 1999. Opgenomen in Belgische strafwetgeving (wet 23 april 1999). Strafbaarstelling van het bewust geven van voordelen aan een buitenlandse ambtenaar met de bedoeling dat die ambtenaar een handeling stelt, of om een bepaald voordeel te behalen in de internationale handel. Zie ook: Verdrag 1999 Raad van Europa (nog niet geratificeerd door België – strafrechtelijke bestrijding van corruptie). OESO Nationaal Contactpunt – bij Ministerie van Economische Zaken (OESO Richtlijnen Multinationale Ondernemingen (27 juni 2000) Wet ter bevordering van sociaal verantwoorde productie (sociaal label) (Wet van 27 februari 2002) Overheidslabel dat wordt aangebracht op de producten van ondernemingen en dat waarborgt dat elke stap in het productieproces heeft plaatsgevonden in overeenstemming met de toetsingscriteria (waaronder acht basisconventies Internationale Arbeidsorganisatie). Programmawet 8 april 2003 “Ethische en sociale overwegingen” bij gunnen overheidsopdrachten (wijziging wet overheidsopdrachten 24 december 1993) Misleidende publiciteit / Consumentenwetgeving (Wet van 14 juli 1991) Eerlijke handelspraktijken: art. 23 (misleidende reclame), art. 30 (informatieverplichtingen ten aanzien van de consument). Zie ook Europese Richtlijn 10 september 1984: gedragscodes vallen onder regeling misleidende reclame. Aansprakelijkheidsrecht (onrechtmatige daad) Geen beperkingen in internationaal recht aan de uitoefening van extraterritoriale bevoegdheid op het terrein van het privaat recht tav ondernemingen. Europese Verordening 44/2001 bevoegdheid rechtbanken. Internationaal privaat recht: verwijzingsregels. Transparantieverplichtingen beursgenoteerde bedrijven (KB van 18 september 1990) Interpretatie en/of aanvulling tav internationale richtlijnen maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Voorstel ter bevordering duurzaam en verantwoord ondernemen (Delcredere) Doelstelling: Bedrijven die met de steun van de Belgische Staat economische activiteiten in het buitenland opzetten dwingen tot duurzaam en verantwoord ondernemen. Voorstel universele strafbaarstelling inbreuken fundamentele sociale rechten (9 december 1999) Doelstelling: Vervolging mogelijk van personen die in het buitenland een feit plegen dat een inbreuk maakt op bepaalde sociale rechten indien zij in België worden gevonden.
6. Vlaanderen (www.vlaanderen.be)
5
De Vlaamse overheid nam een belangrijke stap in het debat door in 2001 over te schakelen naar koffie met het Max Havelaar-keurmerk. Alle Vlaamse ambtenaren drinken sindsdien deze koffie.
Daarnaast nam het Vlaams Parlement verschillende initiatieven. In oktober 2003 werd een resolutie ingediend betreffende schone kleren voor ambtenaren, in juni 2001 werd reeds een resolutie in de commissie aangenomen betreffende maatregelen tegen illegale houtkap waardoor gecertificeerd hout zou gebruikt worden bij het uitvoeren van openbare werken.
II. MULTILATERALE INITIATIEVEN
1. “UN Millennium Declaration” en duurzame ontwikkeling (www.un.org/millennium)
6
Op 8 september 2000 publiceerde de Verenigde Naties de “UN Millennium Declaration” en werden door de internationale gemeenschap acht “Millennium Development Goals” (MDGs) aangenomen. Deze acht MDGs zijn:
1.
de uitroeiing van extreme armoede en honger
2.
universeel basisonderwijs
3.
gelijke kansen en machtsverwerving van vrouwen
4.
vermindering van de kindersterfte
5.
verbetering van de gezondheid van jonge moeders
6.
de strijd tegen HIV/AIDS, malaria en andere ziektes
7.
ecologische duurzaamheid
8.
een mondiaal partnership voor ontwikkeling
Elk van de acht MDGs werd onderbouwd met specifieke doelstellingen en indicatoren en deze doelstellingen nemen nog steeds toe. Zo werden er tijdens de wereldtop rond duurzame ontwikkeling in Johannesburg (2002) nog een aantal doelstellingen toegevoegd. Deze doelstellingen worden uitgedrukt in “te bereiken tegen 2015”. De definitie van duurzame ontwikkeling luidt als volgt: “duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien in gevaar te brengen.” (Brundtland-rapport, uitgebracht door de VN in 1987) Deze definitie is echter vaag, maar algemeen kan men stellen dat duurzame ontwikkeling bestaat uit drie pijlers:
economische ontwikkeling;
sociale ontwikkeling;
milieu.
Het promoten van deze drie pijlers van duurzame ontwikkeling kan echter niet door overheden alleen gebeuren en binnen deze context is het belang van de rol van de private sector niet te onderschatten. Hierdoor zijn er over de jaren heen standaarden en gedragscodes ontwikkeld door diverse instanties en/ of organisaties (zie verder: “Wettelijk” kader). Ook ondernemingen nemen steeds vaker initiatieven op het vlak van duurzame ontwikkeling, en dit om diverse redenen:
om vooruit te lopen op wetten/ voorschriften of om deze te omzeilen door pro-actief te handelen;
omwille van het imago van het bedrijf ten aanzien van steeds kritischer wordende consumenten;
om zich te differentiëren ten opzichte van de concurrentie die gelijkaardige producten of diensten aanbiedt;
onder druk van aandeelhouders die bezorgd zijn om het imago van de onderneming en de gevolgen van een negatief imago op beursnoteringen.
Hierbij stellen zich twee problemen. Enerzijds is er het probleem van “window dressing”, anderzijds gaat het in de meeste gevallen om vrijwillige standaarden, gedragscodes en/ of initiatieven die moeilijk afdwingbaar zijn. Tegelijkertijd moeten vrijwillige initiatieven aangemoedigd worden: deze gaan verder dan het wettelijk minimaal vereiste en zetten in het beste geval, dankzij de positieve publiciteit, andere onderneming aan ook meer te doen dan het strikt noodzakelijke.
Er wordt in de context van de initiatieven rond de duurzame ontwikkeling vaak gesproken over “multistakeholder” initiatieven. Deze stakeholders kunnen onderverdeeld worden in vier grote categorieën:
7
ondernemingen;
niet-gouvernementele organisaties (mensenrechten-, ontwikkelings-, milieu-, consumentenorganisaties,…);
vakbonden;
overheden.
Naast de “UN Millennium Declaration” (2000), kunnen we spreken van drie belangrijke momenten: Doha, Monterrey en Johannesburg. 2. Doha: “Doha Development Agenda” (www.wto.org) In november 2001 gaven de leden van de Wereldhandelsorganisatie (WHO) op de ministeriële conferentie georganiseerd in Doha (Qatar), het startsein voor een nieuwe WHO-onderhandelingsronde. Deze conferentie was het begin van onderhandelingen (een akkoord moet worden afgesloten tegen 1 januari 2005) die moeten leiden tot een verhoogde deelname van ontwikkelingslanden in het multilateraal handelssysteem, waarbij men zoekt naar win-win scenario’s voor ontwikkeling en het milieu. In de “Doha Declaration” stelt men enerzijds dat het multilateraal handelssysteem van de WHO geleid heeft tot economische groei, ontwikkeling en werkgelegenheid, en anderzijds dat men de deelname van ontwikkelingslanden en in het bijzonder de minst ontwikkelde landen in de wereldhandel wil stimuleren door beter markttoegang, duurzaam gefinancierde technische begeleiding en programma’s rond “capacity building”. 3. Monterrey: “International Conference on Financing for Development” (www.un.org/esa/ffd) Deze conferentie georganiseerd door de VN in maart 2002 in Monterrey (Mexico) had tot doel een oplossing te vinden voor het gebrek aan middelen om de MDGs voortgekomen uit de “UN Millennium Declaration” ook effectief te realiseren. Deze conferentie zou de financiële basis moeten worden voor een mondiaal partnerschap voor ontwikkeling. De belangrijkste vooropgestelde acties zijn
het mobiliseren van financiële middelen voor ontwikkeling in de ontwikkelingslanden zelf;
het mobiliseren van internationale financiële middelen zoals FDI en andere private kapitaalstromen;
het verder stimuleren van internationale handel als motor van ontwikkeling;
het verhogen van internationale financiële en technische samenwerking;
het ontwikkelen van coherente strategieën met betrekking tot het managen van externe schulden om tot “sustainable debt financing” te komen;
het aanpakken van systemische problemen van bestaande monetaire, financiële en handelssystemen.
4. Johannesburg: “World Summit for Sustainable Development” (www.johannesburgsummit.org) De grootste drijfveer achter deze wereldtop rond duurzame ontwikkeling gehouden in augustus/ september 2002 in Johannesburg (Zuid-Afrika) was de “Commission of Sustainable Development” van de VN. Behalve over “Johannesburg” spreekt men ook over “Rio +10”: in 1992 organiseerde de VN immers een conferentie over milieu en ontwikkeling in Rio de Janeiro (Brazilië). Deze conferentie werd de grootste van de 20ste eeuw en leidde tot een bewustwordingsproces rond duurzame ontwikkeling. “Agenda 21” is de praktische vertaling van de principes die voortkwamen uit de conferentie in Rio de Janeiro. De wereldtop in Johannesburg draaide rond een viertal grote thema’s:
Armoedebestrijding;
Duurzame productie en consumptie;
Bescherming van natuurlijke grondstoffen;
8
Het Protocol van Kyoto met betrekking tot klimaatswijzigingen.
Veel van de wensen en doelstellingen die voortkwamen uit de wereldtop in Johannesburg moeten nu worden uitgewerkt om tot concrete resultaten te komen. Men spreekt over “Type-1” en “Type-2” resultaten:
Type-1: afspraken onderhandeld tussen regeringen en overheden;
Type-2: internationale partnerschappen die vrijwillig afgesloten worden tussen overheden, bedrijven, organisaties, NGOs, vakbonden,…
III. MULTI-STAKEHOLDER INITIATIEVEN
9
1. Global Reporting Initiative (www.globalreporting.org) Het “Global Reporting Initiative” (GRI) werd opgericht in 1997 (hoofdkantoor: Amsterdam) met als doel het ontwikkelen en promoten van een vrijwillige rapportage van de economische, ecologische en sociale prestaties van een organisatie. Wie ? GRI werd opgericht in 1997 binnen het VN milieuprogramma (UNEP) door de “Coalition for Environment Responsible Economies” (CERES) en het “Tellus Institute”. In 2002 werd GRI een onafhankelijke organisatie die samenwerkt met o.a. UNEP en “The Global Compact”. GRI staat open voor alle organisaties en individuen die geïnteresseerd zijn in duurzaamheidsrapportering: momenteel heeft GRI een netwerk bestaande uit meer dan 5000 individuen die een zeer ruim scala van ondernemingen, organisaties,… uit meer dan 80 landen vertegenwoordigen. Activiteiten ? Het ontwikkelen en promoten van een vrijwillige rapportage van de economische, ecologische en sociale prestaties van een organisatie. Doelstellingen en werkwijze ?
Duurzaamheidsrapporten wereldwijd op hetzelfde niveau brengen als financiële rapporten.
Een gestandaardiseerde rapportering, die economische, milieu- en sociale doelstellingen omvat, verspreiden en promoten.
Een permanent en onafhankelijk instituut verzekeren dat duurzaamheidsrapportering promoot.
Individuen/ organisaties moeten geen aanvraag doen: enkel het toepassen van de GRI-richtlijnen is voldoende. GRI raadt wel aan een externe verificatie te laten uitvoeren om de betrouwbaarheid en volledigheid van de duurzaamheidsrapporten te verzekeren.
Resultaten ? GRI heeft een netwerk opgebouwd van meer dan 5000 individuen die ondernemingen, universiteiten, organisaties, onderzoeksinstellingen, e.d. uit meer dan 80 landen vertegenwoordigen. Bovendien laat het door hen ontwikkeld kader toe om consistent te antwoorden op duurzaamheidsvragen van externe stakeholders. Financiering ? GRI wordt in essentie gefinancierd door een aantal stichtingen (hoofdzakelijk Amerikaanse) en de VN. Ook een aantal ondernemingen steunen GRI. Kritiek ?
Een externe controle is niet verplicht, wat vragen kan doen rijzen over de betrouwbaarheid van de gegevens die individuen, organisaties of ondernemingen publiceren.
GRI legt vooral de nadruk op milieu-aspecten en minder op economische en sociale.
2. The Global Compact (www.unglobalcompact.org)
10
"The Global Compact" (GC) is een initiatief van Kofi Annan, Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. De bedoeling is om bedrijven, organisaties en VN-agentschappen samen te brengen om negen universele waarden te ondersteunen rond drie thema's: mensenrechten, arbeid en milieu. Wie ? GC is een network opgericht door de VN in 2000, waarvan de kern bestaat uit het “Global Compact Office”, aangevuld door vijf VN-agentschappen: “Office of the High Commissioner for Human Rights” (OHCHR); “United Nations Environment Programme” (UNEP), “International Labour Organisation” (ILO), “United Nations Development Programme” (UNDP), en “United Nations Industrial Development Organisation” (UNIDO). Betrokken zijn alle relevante actoren: overheden, bedrijven, diverse organisaties uit de civiele maatschappij, academici en de VN zelf. Activiteiten ? Elk gedecentraliseerd GC-netwerk legt eigen klemtonen: een gedecentraliseerd netwerk in het Zuiden heeft bijvoorbeeld andere prioriteiten dan een gedecentraliseerd netwerk in het Noorden, waar de nadruk op delen van informatie en het leren van anderen ligt. Doelstellingen en werkwijze ?
De twee complementaire hoofddoelstellingen van GC zijn: “Making the Global Compact and its principles part of business strategy and operations; and Facilitating cooperation among key stakeholders and promoting partnerships in support of UN goals.”
De ontwikkeling en de groei van GC is afhankelijk van gedecentraliseerde netwerken, die zowel geografisch als sectorieel georganiseerd kunnen zijn.
Deze gedecentraliseerde netwerken garanderen de duurzaamheid van de activiteiten van the Global Compact en verlenen belangrijke diensten aan het steeds toenemend aantal bedrijven en organisaties die aan het initiatief willen deelnemen en lid worden. Zo worden initiatieven zowel “top-down” als “bottom-up” naar de diverse niveaus doorgespeeld voor vermenigvuldiging en uitbreiding.
Resultaten ? Ondertussen zijn reeds honderden bedrijven en organisaties wereldwijd lid geworden van GC en bestaan er al meer dan vijftig gedecentraliseerde netwerken in het Noorden en in het Zuiden, bestaande uit bedrijven, organisaties, academici, overheden en NGOs die werken rond mensenrechten, arbeid en milieu. Financiering ? VN, overheden, ondernemingen en organisaties. Kritiek ? Zoals de meeste initiatieven volledig gebaseerd op vrijwilligheid.
3. Global Sullivan Principles of Social Responsibility (www.globalsullivanprinciples.org)
11
De “Global Sullivan Principles of Social Responsibility” (GSP) werden ontwikkeld door Reverend Leon Sullivan in de VSA. Wie ? Reverend Leon Sullivan, een zwarte Amerikaan die streed tegen Apartheid, ontwikkelde de “Sullivan Principles” in 1977, met de bedoeling Amerikaanse bedrijven werkzaam in Zuid-Afrika te overtuigen hun Zuid-Afrikaanse werknemers, zonder onderscheid van ras, dezelfde rechten toe te kennen als werknemers in de VSA. In 1999 richtte hij de “Global Sullivan Principles of Social Responsibility” op na consultatie met bedrijven en stakeholders. Activiteiten ? Opstellen van de GSP. Bedrijven en organisaties worden aangespoord zich bij de GSP aan te sluiten en ze te implementeren. Doelstellingen en werkwijze ? De visie van Reverend Leon Sullivan was dat bedrijven en gemeenschappen hand in hand zouden werken om het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid en vrede te promoten. Elk bedrijf of organisatie dat in GSP stapt, verbindt zich ertoe de principes toe te passen op de interne politiek, procedures, structuren met betrekking tot training en rapporteren. Deze principes behandelen:
het respect voor mensenrechten;
gelijke kansen;
de vrijheid van vereniging;
een correcte verloning;
de werkomstandigheden;
eerlijke concurrentie;
de samenwerking met de overheid en gemeenschappen waarin gewerkt wordt;
het promoten van de principes bij partners, leveranciers,…
Participerende bedrijven worden gevraagd jaarlijks een verslag te maken rond hun acties om maatschappelijke verantwoordelijkheid in de praktijk te brengen. Dit verslag wordt gepubliceerd. Resultaten ? Verschillende grote bedrijven wereldwijd hebben de GSP aangenomen, inclusief bedrijven als Avon, Chevron, Shell, Coca Cola,… en diverse Amerikaanse universiteiten en lokale overheden. Financiering ? Gefinancierd door de International Foundation for Education and Self-Help. Kritiek ? GSP biedt een visie voor bedrijven wat betreft het opnemen van maatschappelijke verantwoordelijkheden. Tegelijkertijd blijven sommige van de termen die GSP gebruikt vaag.
4. SA – 8000 (www.sa-intl.org)
12
“SA – 8000” staat voor “Social Accountability”. Deze standaard werd ontwikkeld door de Amerikaanse organisatie “Social Accountability International”. Wie ? “Social Accountability International” (SAI) is de nieuwe naam voor de “Council for Economic Priorities Accreditation Agency” (CEPAA), een Amerikaanse onderzoeksinstelling (hoofdkantoor: New York) werkzaam rond duurzaam ondernemen. Omwille van een toenemende interesse voor arbeidsonstandigheden wereldwijd, werd in 1997 een internationale standaard ontwikkeld. Deze werd vervolgens in 1997 en 1998 uitgetest in samenwerking met bedrijven, vakbonden, NGO’s,… en wordt wereldwijd door ondernemingen en NGO’s aanvaard. Activiteiten ? SAI heeft een internationale, vrijwillige standaard ontwikkeld, die transparante, meetbare en verifieerbare normen voor het certificeren van organisaties bevat op het vlak van arbeidsomstandigheden (kinderarbeid, werkomstandigheden, discriminatie,…). Doelstellingen en werkwijze ?
SA – 8000 wil organisaties de mogelijkheid geven zich als sociaal verantwoord te profileren door een internationaal geldende standaard te promoten.
Om in aanmerking te komen moeten organisaties met alle nationale en toepasbare wetten in regel zijn en een reeks IAO-conventies, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de VNconventie betreffende de rechten van het kind naleven.
Niet alleen de organisatie zelf moet aan de normen voldoen, maar ook leveranciers, onderaannemers,…
SAI voert 6-maandelijkse controles uit; bovendien kunnen stakeholders met klachten terecht bij SAI.
Resultaten ? De eerste certificaten werden uitgereikt in 1998 en in 2001 was het aantal organisaties al opgelopen tot meer dan 70. Naarmate de SA – 8000 standaard meer naambekendheid krijgt, neemt het aantal organisaties toe. Financiering ? Naast de eigen inkomsten, kan SAI rekenen op giften van diverse organisaties en overheden. Kritiek ?
Internationaal erkend systeem dat geloofwaardig overkomt omwille van de duidelijkheid van de doelstellingen en het feit dat deze op een onafhankelijke manier worden gemonitord.
Voor kleine organisaties is het moeilijk de SA – 8000 standaard te bekomen, gezien de hoge kost en de 6-maandelijkse controles.
Controles worden steevast aangekondigd en duren slechts enkele dagen.
13
5. Fair Labor Association (www.fairlabor.org) De “Fair Labor Association” (FLA) is een Amerikaans samenwerkingsverband tussen de bedrijfswereld, NGO’s en universiteiten. FLA werd in de VSA opgericht als een onafhankelijk opvolgingssysteem dat participerende bedrijven aansprakelijk stelt voor de condities onder dewelke hun producten worden geproduceerd. De FLA legt een “Workplace Code of Conduct” op, gebaseerd op de “Core Labour Standards” van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO). Wie ? FLA werd opgericht in 1999 in de VSA door een aantal belangrijke “footwear” en “apparel” bedrijven, samen met mensenrechtengroepen, consumentengroepen, leden van universiteiten e.a. met de bedoeling de rechten van werknemers in bedrijven in de VSA en daarbuiten te beschermen. Belangrijke bedrijven die deel uitmaken van FLA zijn o.a. Adidas, Eddie Bauer, Gear for Sports, Joy Athletic, Liz Claiborne, Nike, Nordstrom, Patagonia, Phillips-Van Heusen, Polo Ralph Lauren, Puma, Reebok, and Zephyr Graf-X. Activiteiten ? De belangrijkste activiteiten van FLA bestaan uit:
de implementatie van de FLA-“Workplace Code of Conduct” door de participerende bedrijven;
interne monitoring van deze bedrijven;
onafhankelijke, externe monitoring van deze bedrijven;
remediëren indien nodig;
verifiëren;
rapporteren naar het publiek.
Doelstellingen en werkwijze ? De doelstelling van FLA is het beschermen van de rechten van werknemers in bedrijven in de VSA en daarbuiten. FLA heeft daartoe een “Workplace Code of Conduct” opgesteld die participerende bedrijven moeten onderschrijven en in praktijk brengen. Wanneer bedrijven wensen te participeren in het FLA-systeem, moeten ze een uitgebreid compliance-programma implementeren dat o.a. interne monitoring voorziet. FLA contracteert ook geaccrediteerde auditoren om onafhankelijke, externe monitoring van het bedrijf door te voeren. Wanneer problemen geïdentificeerd worden, stelt FLA een remediëringsplan op samen met het betroken bedrijf. Resultaten ? De belangrijkste bedrijven in de “footwear” en “apparel” –markt (Adidas, Nike, Puma, Reebok,…) zijn lid van FLA en hebben zich verbonden de FLA-“Workplace Code of Conduct” te implementeren in alle segmenten van hun “supply-chain” in de VSA en daarbuiten. Daarnaast zijn een groot aantal van de belangrijkste universiteiten uit de VSA (Harvard, Princeton, Yale,…) en NGO’s lid van FLA. Financiering ? Diverse bronnen, waaronder de bedrijven, universiteiten en NGO’s die lid zijn. Kritiek ?
14
Amerikaanse organisatie, die evenwel rekening houdt met de activiteiten buiten de VSA van de bedrijven die deelnemen.
6. Ethical Trading Initiative (www.eti.org) Het “Ethical Trading Initiative” (ETI) is een internationaal samenwerkingsverband tussen bedrijven, NGO’s en vakbonden waarbinnen wordt gewerkt rond gedragscodes op het gebied van arbeidsomstandigheden. Doel: er voor zorgen dat de arbeidsomstandigheden van werknemers die produceren voor de Britse markt voldoen aan internationale arbeidsnormen.
Wie ? ETI ontstond in 1998 uit een dialoog tussen Britse bedrijven, NGO’s en vakbonden. Op dit moment bestaat de organisatie uit 30 leden vanuit het bedrijfsleven, vier (internationale) vakbonden, 17 Britse NGO’s en geniet het ETI de steun van de Britse regering. Daarnaast heeft het ETI ook input gekregen van NGO’s uit het Zuiden. Activiteiten ? Multi-sectoraal; de belangrijkste activiteiten die tot nu toe zijn geïnitieerd zijn op het gebied van arbeidsomstandigheden in de kleding-, horticultuur-, wijn- en bananensector. Soorten projecten/ activiteiten:
Onderzoeksprojecten;
Pilootprojecten;
Capaciteitsopbouw;
Training.
Doelstellingen en werkwijze ?
Uitwisselen van ervaringen via onderzoek, seminaries, conferenties e.d. met het implementeren van internationale arbeidsstandaarden in de toeleveringsketens van bedrijven.
Geen certificaten of audits: deelnemende bedrijven onderschrijven de “ETI Base Code”, gebaseerd op de modelcode van de “International Confederation of Free Trade Unions” (ICFTU) en bestaat uit negen basis-arbeidsnormen.
Ondernemingen hebben de eigen verantwoordelijkheid om de gedragscode te implementeren en om een interne monitoring en verificatie op te zetten.
Elke deelnemende onderneming moet zich engageren binnen één pilootproject, dat wordt opgezet en uitgevoerd door een samenwerking tussen één van de deelnemende NGO’s, vakbonden en het bedrijf.
Resultaten ? Vijf pilootprojecten werden afgerond: China (kleding), Zuid Afrika (wijn), Zimbabwe (horticultuur), Costa Rica (bananen) en India (garnalen). Zeven andere pilootprojecten zijn lopende rond diverse thema’s: kinderarbeid, thuiswerkers, kleding,… in landen als China, India, Sri Lanka, Kenya,...
Financiering ? Jaarlijkse bijdrage van ETI-leden (60%) en de Britse overheid (via het Department for International Development) (40%). Daarnaast zijn er ook de niet-financiële bijdragen van leden: ter beschikking stellen van tijd, personeel, logistiek,… 15
Kritiek ? Eén algemene kritiek is dat er veel verschillende initiatieven zijn, wat verwarring veroorzaakt, vooral voor productiebedrijven die gecertificeerd willen worden.
7. Fair Wear Foundation (www.fairwear.nl) “Fair Wear Foundation” (FWF) is een Nederlandse organisatie die streeft naar goede arbeidsomstandigheden in de kledingindustrie wereldwijd, en in het bijzonder lagelonenlanden, waar kleding wordt geproduceerd voor de Nederlandse markt.
Wie ? FWF werd opgericht in 1999 als een samenwerkingsverband tussen Nederlandse NGO’s, vakbonden en de brancheorganisaties Mitex en Modint in de kledingindustrie. Activiteiten ? FWF is gestart met de opbouw van partnernetwerken in India, Indonesië, Pakistan, Polen, Roemenië. In 2003 wordt dit uitgebreid naar Bangladesh, Hong Kong/China, Tunesië en Turkije. Doelstellingen en werkwijze ?
In alle landen of regio’s waar deelnemers hun goederen inkopen, wordt een partnernetwerk opgezet.
Deze netwerken bestaan uit organisaties die werken op het terrein van de verschillende arbeidsnormen, zoals vakbonden, werkgeversorganisaties, ontwikkelingsorganisaties (NGO’s) en overheidsinstanties.
FWF heeft een gedragscode opgesteld, analoog aan de modelcode van de “Clean Clothes Campaign” (CCC-modelcode) en de ICFTU modelcode.
Daarnaast zijn er een aantal basisprincipes geformuleerd die deelnemende bedrijven moeten onderschrijven, gericht op interne controle, stapsgewijze aanpak en onafhankelijke verificatie.
Bedrijven die deze gedragscode onderschrijven en uitvoeren, worden “deelnemer van Fair Wear”. Zij verplichten zich daarmee om de arbeidsnormen die in de gedragscode genoemd worden, te gaan implementeren bij hun leveranciers van kleding. Bovendien accepteren zij dat FWF controleert of er daadwerkelijk verbetering van de arbeidsomstandigheden optreedt waar dat nodig is.
Resultaten ? FWF is gestart met de opbouw van partnernetwerken in een beperkt aantal landen (India, Indonesië, Pakistan, Polen, Roemenië). Dit aantal landen neemt stapsgewijs toe: in 2003 werden netwerken opgericht in Bangladesh, Hong Kong/China, Tunesië en Turkije. Financiering ? In de eerste instantie werd FWF gefinancierd door een bijdrage van elk van de deelnemende partijen. Sinds kort krijgt FWF financiering van het sociale fonds van de kledingsector CAO. Kritiek ? Relatief nieuw en kleinschalig, maar met een goede reputatie in de wereld van gedragscodes en wordt als een serieus initiatief genoemd in o.a. EU-publicaties. 16
8. Marine Stewardship Council (www.msc.org) De “Marine Stewardship Council” (MSC) is een internationale organisatie zonder winstoogmerk (hoofdkantoor: Londen). MSC heeft een milieustandaard ontwikkeld voor duurzaam beheer van vis. Op basis van deze standaard heeft MSC een product milieukeurmerk ontwikkeld om milieuverantwoord visserijmanagement te belonen. Wie ? MSC is in 1997 opgericht door het “World Wildlife Fund” (WWF) en Unilever. Het belang van Unilever was het veiligstellen van grondstoffen voor haar producten (met name witte vissen) en het belang van het WWF was het beschermen van de oceanen. Na een proces om andere stakeholders bij dit initiatief te betrekken, is MSC vanaf 1999 onafhankelijk van WNF en Unilever. In die tijd heeft MSC principes en criteria geformuleerd voor duurzame visvangst, gebaseerd op de gedragscode van de Voedsel en Landbouw Organisatie (FAO) van de Verenigde Naties. Momenteel zijn vertegenwoordigers van meer dan 100 organisaties uit 20 landen bij MSC betrokken: wetenschappelijke en academische organisaties, natuur- en milieu NGO’s, consumentenorganisaties, internationale overheidsinstellingen (zoals de VN, OESO, EU, etc.), visvangstbedrijven en -overheidsinstanties, visverwerkingindustrie, detailhandel en supermarktketens, en lokale bevolkingsgroepen afhankelijk van visvangst. Activiteiten ? MSC heeft milieustandaard ontwikkeld voor duurzaam beheer van vis. Op basis van deze standaard heeft MSC een product milieukeurmerk ontwikkeld. Doelstellingen en werkwijze ?
Verbeteren van de duurzaamheid van het mondiale visaanbod.
Vergroten van het aandeel van MSC-gecertificeerde visproducten op de mondiale ‘seafood’ markt.
Vergroten van de bekendheid van het MSC-keurmerk.
Resultaten ? In 2000 is het eerste visbedrijf (Australian Rock Lobster) gecertificeerd met het MSC keurmerk. In 2001 stond het MSC-logo voor het eerst op een menukaart van een restaurant. Ook in 2001 was de nieuwe bestuursstructuur af die vertegenwoordiging van alle sectoren mogelijk maakte en de transparantie van MSC vergrote. In 2002 waren er wereldwijd 100 producten met het MSC-keurmerk. Ondanks deze resultaten is het certificeren van visserijen veel langzamer gegaan dat de oorspronkelijke oprichters (WWF en Unilever) verwacht hadden. Unilever had gehoopt dat in 2005 100% van haar vis uit duurzame bronnen zou komen. Deze doelstelling zal niet gehaald worden. Op dit moment is ongeveer 6% van de vis uit gecertificeerde bronnen en 33% uit bronnen die Unilever als duurzaam beschouwd maar die nog niet gecertificeerd zijn.
17
Financiering ? Door een wijd spectrum aan organisaties waaronder charitatieve instellingen en bedrijven.
Kritiek ?
Kritiek vanuit de grote supermarktketens: tot nu toe is maar een verwaarloosbaar deel van de vis die verkocht wordt, gecertificeerd. Als het logo gebruikt wordt, geldt het meestal maar voor één vissoort in het hele assortiment. Dit kan misleidend zijn voor de consument.
Kritiek vanuit milieu-NGO’s: milieu-NGO’s hebben de certificering van specifieke visserij bedrijven en vissoorten bekritiseerd. Bijvoorbeeld, in 2001 bekritiseerde de Royal Forest and Bird Protection Society van Nieuw Zeeland de certificering van Nieuw Zeeland Hoki. Volgens deze Nieuw-Zeelandse milieuNGO voldeed de Hoki visvangst niet aan de MSC standaard.
MSC werd in het begin sterk geïdentificeerd met de twee oprichters Unilever en WNF, en ook met grote industriële visvangstbedrijven. Sommige NGO’s twijfelden aan de onafhankelijkheid van de MSC. Ook was er kritiek op het gebrek aan transparantie wat het certificeringproces betreft.
Kritiek vanuit overheden: sommige Latijns-Amerikaanse overheden staan negatief ten opzichte van het certificeren van visbedrijven. Zij zien consumentenkeurmerken uit het buitenland als nieuwe handelsbarrières. Daarbij vinden zij dat het MSC in feite hetzelfde werk doet dat overheden en branche organisaties doen op het gebied van visbeheer. Lokale NGO’s vinden juist dat deze overheden zich te veel laten leiden door de belangen van grote bedrijven en niet sociale, ecologische belangen en belangen van lokale gemeenschappen en kleine visvangstbedrijven.
18
9. Forest Stewardship Council (www.fscoax.org) “Forest Stewardship Council” (FSC) is een internationale organisatie zonder winstoogmerk (hoofdkantoor: Bonn). FSC heeft een standaard ontwikkeld voor goed bosbeheer. Zij beheert het FSC-keurmerk en ziet toe op de juiste toepassing van de standaard. Wie ? FSC werd in 1993 in Toronto opgericht door uiteenlopende partijen, zoals natuur- en milieuorganisaties, boseigenaren, mensenrechtenorganisaties, vertegenwoordigers van lokale bevolkingsgroepen en vooruitstrevende houthandelaren. Er waren 130 mensen uit 25 landen aanwezig op de bijeenkomst in Toronto. Onder de milieuorganisaties waren het “World Wildlife Fund” (WWF), “Greenpeace” en “Friends of the Earth”. In 1994 keurden de oprichters de principes en criteria voor duurzaam bosbeheer goed als basis voor het FSCkeurmerk. Activiteiten ? FSC heeft een certificeringschema opgesteld voor alle soorten bossen en plantages dat wereldwijd kan worden toegepast. Doelstellingen en werkwijze ?
De oprichters spraken 10 principes voor goed bosbeheer af. De principes zijn algemeen van aard en wereldwijd van toepassing. Ze zijn per regio 'vertaald' naar de lokale omstandigheden. Ze gelden dus voor zowel tropische, als niet-tropische bossen.
De werkwijze van het FSC-keurmerk is gebaseerd op ISO-normen van de “International Standards Organisation” (ISO).
Het doel van FSC is het bieden van een strikt onafhankelijk, internationaal en geloofwaardig keurmerksysteem voor hout en houtproducten, zodat de consument een garantie heeft dat zijn product van een duurzaam (sociaal, ecologisch en economisch) beheerd bos komt. Het uiteindelijke doel is ontbossing te verminderen en te verkomen.
Resultaten ? In maart 2003 voldeden 486 bossen in 55 landen aan de FSC-principes, goed voor een totaal areaal van bijna 35 miljoen hectare gegarandeerd goed beheerd bos. 12 certificerende instellingen zijn door FSC ‘geaccrediteerd’. Een indirect en tegenstrijdig effect is dat bijvoorbeeld in de Verenigde Staten bosbedrijfsorganisaties als tegenactie zelf ook (minder strenge) principes hebben opgesteld voor goed bosbeheer. Al proberen deze organisaties FSC tegen te werken of met ze te concurreren, ondertussen doen ze nu meer met het thema van duurzaam bosbeheer dan voorheen. Financiering ? FSC wordt gefinancierd door charitatieve instellingen, overheden, ledencontributies en accreditatiecontributies. FSC accepteert geen donaties van bedrijven om haar onafhankelijkheid te bewaren.
19
Kritiek ?
Een vaker voorkomende kritiek op keurmerken is dat deze keurmerksystemen voor een deel de rol van overheden dupliceren of overnemen. Dit is ook een kritiek geweest op het keurmerk van het FSC.
Het FSC zou verdragen en overeenkomsten zoals het Helsinki Proces, het Montreal Process, het Amazone Samenwerkingsverdrag en dergelijke niet erkennen. De repliek van het FSC hierop was dat haar certificeringprogramma kwalitatief beter was dan de genoemde verdragen en richtlijnen.
Verder vinden sommigen (zoals de Amerikaanse National Association of Forest Industries NAFI) dat het milieugroeperingen via de FSC bosbeheerbeleid proberen te maken, terwijl dat de rol van de overheid is.
20
10. Fairtrade Labelling Organizations International (www.fairtrade.net)
“Fairtrade Labelling Organizations International” (FLO) werd opgericht in 1997 (hoofdkantoor: Bonn) als serviceorganisatie voor de verschillende nationale “Fairtrade Labelling Organizations” wereldwijd. FLO garandeert dat producten met een fairtrade-label op de markt gebracht door lokale initiatieven conform zijn met de “Fairtrade Standards” en bijdragen tot de ontwikkeling van achtergestelde producenten. Wie ? FLO werd opgericht door de verschillende nationale “Fairtrade Labelling Organizations” uit België, Canada, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Japan, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Verenigd Koninkrijk, VSA, Zweden en Zwitserland. Activiteiten ?
Het garanderen van de standaard.
“Business facilitation”: ondersteunen en begeleiden van de producenten en de kopers op diverse vlakken.
Het gaat om producten als koffie, thee, cacao, rijst, honing, suiker, vers fruit en gefabriceerde producten (vb. sportproducten). Doelstellingen en werkwijze ?
FLO garandeert dat producten met een fairtrade-label op de markt gebracht door lokale initiatieven conform zijn met de “Fairtrade Standards” en bijdragen tot de ontwikkeling van achtergestelde producenten.
Het certificeren van organisaties/ ondernemingen is afhankelijk van het naleven van de “Fairtrade Standards”. Deze standaarden gaan verder dan andere gedragscodes in die zin dat ze naast het naleven van een aantal minimum vereisten, de producenten ook een correcte prijs voor hun producten garanderen.
Resultaten ? FLO is een succesvolle organisatie, die bijvoorbeeld meer dan 350 producentenorganisaties in meer dan 45 landen certificeert in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Financiering ? FLO wordt grotendeels gefinancierd door de nationale initiatieven die lid zijn van FLO. Zij laten licentiehouders betalen voor het gebruik van het fairtrade-label. Daarnaast kan FLO ook rekenen op externe financiering van diverse organisaties/ instellingen. Kritiek ? Vroeger hanteerden de nationale initiatieven allemaal eigen logo’s e.d., wat voor verwarring zorgde. In 2003 werden zo goed als alle logo’s veranderd in één nieuw, international logo.
21
11. Common Codes for the Coffee Community (http://www.sustainable-coffee.net) Het “Common Codes for the Coffee Community”-project (CCCC) is een initiatief van de Duitse koffiefederatie en het Duitse ministerie voor economische samenwerking en ontwikkeling waarin producenten, handelaars, koffiebranders, vakbonden en NGO’s participeren om tegen eind 2004 sociale, ecologische en economische richtlijnen vast te leggen voor de duurzame productie, handel, verwerking en marketing van koffie. Wie ? CCCC is een initiatief van de Duitse koffiefederatie en het Duitse ministerie voor economische samenwerking en ontwikkeling waarin producenten, handelaars, koffiebranders, vakbonden en NGO’s participeren. Activiteiten ? CCCC startte op 1 januari 2003. Het “Steering Committee” overziet en stuurt de werkzaamheden. Daarnaast werden er ook drie werkgroepen opgericht: voor de economische –, ecologische – en sociale dimensie. Die werkgroepen startten hun activiteiten in september 2003 en werken aan de ontwikkeling van de code en indicatoren. De werkgroepen zullen ook implementatierichtlijnen voorstellen die rekening houden met de verschillende productiesystemen en regio’s. In 2004 werd er ook al een aantal pilootprojecten gestart. Doelstellingen en werkwijze ? Het doel van CCCC is om tegen eind 2004 sociale, ecologische en economische richtlijnen vast te leggen voor de duurzame productie, handel, verwerking en marketing van koffie:
Een globale code voor duurzame productie, verwerkingen en handel van “mainstream” koffie ontwikkelen;
Deze code ontwikkelen via overleg tussen en met alle belanghebbenden;
Er wordt gebruik gemaakt van bestaande codes en richtlijnen:
-
VN conventies over mensenrechten,
-
ILO conventies,
-
OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen,
-
Internationale milieuverdragen en richtlijnen,
-
Nationale weten.
Het ontwikkelen van implementatierichtlijnen en richtlijnen voor onafhankelijk toezicht en controle, Er moet worden verzekerd dat de toepassing van deze code ‘haalbaar’ is en dat ze kracht kan worden bijgezet via bindende overeenkomsten
Het is van groot belang dat de code van toepassing zal zijn op ‘mainstream coffee’, d.w.z. op alle koffie die geproduceerd en verwerkt wordt in alle regio’s. Er bestaan vandaag verschillende codes en standaarden met betrekking tot koffie, maar de meeste hebben betrekking op ecologische en/of sociale aspecten, in sommige gevallen zijn ze van toepassing op specifieke koffies, bepaalde regio’s of specifieke productiemethodes. Resultaten ? De ontwikkeling van de “common codes” wordt pas tegen eind 2004 afgerond. Het is vandaag dus nog te vroeg om de resultaten ervan te evalueren, maar een eerste positief resultaat is ontegensprekelijk dat de hele
22
koffiegemeenschap op een constructieve en positieve manier samenwerkt aan oplossingen voor de koffiecrisis ten behoeve van alle koffieproducenten.
Financiering ? CCCC wordt gefinancierd door het Deutscher Kaffee-Verband e.V. (Duitse koffie-associatie), het Deutsche Gesellschaft für Technische Zusammenarbeit (de Duitse coöperatie) en het Bundesministerium für wirtschaftliche Zusammenarbeit und Entwicklung (Ministerie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling). Kritiek ? Nieuw initiatief, dus moet zijn toegevoegde waarde nog bewijzen.
23
IV. KAURI vzw (www.kauri.be)
Kauri vzw is een netwerkorganisatie van bedrijven en niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) in Vlaanderen die op dit moment 115 leden telt. Sinds de oprichting in 1997 organiseert Kauri vormingsactiviteiten met als doel de dialoog te stimuleren tussen het bedrijfsleven en de NGO’s over belangrijke actuele maatschappelijke thema’s. Doel Het bevorderen van duurzame ontwikkeling in Noord en Zuid. Concreet: het halen van de 8 VN-millenniumdoelstellingen tegen 2015. Leden Enerzijds Vlaamse NGO’s en internationale NGO’s met een werking in Vlaanderen en anderzijds Vlaamse bedrijven of multinationale bedrijven met een beslissingscentrum in België. Kerntaken informeren
– van bedrijven over de (specifieke doelstellingen van de) NGO-sector – van de NGO-sector over (duurzame initiatieven van) bedrijven
kritisch volgen van NGO-initiatieven en bedrijfsactiviteiten
versterken – van de NGO-sector op vlak van dialoog met bedrijfsleven – van duurzaamheidsprocessen binnen het bedrijfsleven organiseren van de stakeholdersdialoog tussen bedrijven en NGO’s aan de hand van permanente
thematische werkgroepen op basis van concrete dossiers stimuleren
– van bedrijven en NGO’s om samen concrete initiatieven te nemen – van duurzaam ondernemerschap in ontwikkelingslanden Activiteiten
Kauri Café: maandelijkse debatavond
Kauri Academie: voorstelling van nieuwe studies
Kauri Workshop: thematische werkwinkel
Kauri Dialooggroepen: permanente thematische werkgroep
Kauri Forum: jaarlijks congres
Diensten
website
24
maandelijkse nieuwsbrief
vraag- en antwoorddienst
formulebank: concrete acties
documentatiecentrum
thesisbegeleiding
voordrachten
Belangrijke onderwerpen
(anders-)globalisering
fair trade
duurzame ontwikkeling
ontwikkelingssamenwerking
ondernemerschap in ontwikkelingslanden
cause-related marketing
kinderrechten
sociale economie
bedrijfscodes
mensenrechten
KAURI vzw de Fiennesstraat 77 1070 Brussel 02/ 469.41.20 (tel) 02/ 469.41.21 (fax)
[email protected] www.kauri.be
25