Bedrijfskundig onderzoek vragenderwijs een set met vragen als hulpmiddelen bij het uitvoeren en beoordelen van bedrijfskundig onderzoek
Drs. B.J.W. Pennink faculteit Bedrijfskunde Rijksuniversiteit Groningen juli 2000
1
INLEIDING
Stelt u zich de volgende situatie voor: in een bedrijf vraagt een bedrijfsleider zich af hoe een buitenstaander naar zijn bedrijf zou kijken en deze zou beschrijven (een zgn. frisse blik). Daarbij heeft hij in het achterhoofd de hoop dat de buitenstaander tegelijkertijd opmerkingen maakt over de wijze waarop het werk wordt uitgevoerd en wellicht leiden die opmerkingen ertoe dat het werk efficiënter kan worden uitgevoerd. Stelt u zich verder eens voor, dat die buitenstaander een (bedrijfskundig) onderzoeker is en dat hij (of zij) zich vervolgens afvraagt hoe hij in de beschrijving en beoordeling verantwoord te werk kan gaan. Hiermee is de onderzoeker aangekomen bij de methodologie van het uitvoeren van een onderzoek. Hij zoekt een verantwoording voor de weg waarlangs hij tot zijn beschrijving en beoordeling komt. In dit artikel komen vragen aan de orde waarover een bedrijfskundig onderzoeker moet nadenken om op verantwoorde wijze onderzoek te kunnen uitvoeren en te kunnen beoordelen. Bedrijfskundig onderzoek streeft naar een combinatie van het verkrijgen van kennis over organisaties en de mogelijkheid om in een organisatie een bijdrage te kunnen leveren aan het handelen van organisatieleden. In tegenstelling tot ander wetenschappelijk onderzoek waar ook gestreefd wordt naar kennis over een object van onderzoek en de mogelijkheid tot genera liseren wordt in bedrijfskundig onderzoek het toepassingsgerichte benadrukt. Welke conse quenties heeft dat voor de uitvoering en beoordeling van bedrijfskundig onderzoek? Allereerst plaatsen we bedrijfskundig onderzoek in een veld tussen de belangen van een bedrijf, de belangen vanuit de wetenschap en het referentiekader van de onderzoeker zelf. Deze drie elementen plaatsen we op de hoekpunten van een driehoek. Binnen deze driehoek wordt bedrijfskundig onderzoek uitgevoerd. In de tweede paragraaf gaan we daarvoor in op de rol van onderzoeker. Het is mogelijk om in de driehoek allerlei onderzoeksposities te beschrij ven. In de derde paragraaf wordt de rol van onderzoeker verder uitgewerkt in de vorm van aandacht voor de wijze waarop hij kennis kan verkrijgen in organisaties. Die paragraaf gaat verder met een uitweiding over de context waarbinnen onderzoek gedaan wordt, is de onder zoeker opzoek naar nieuwe inzichten of probeert hij veronderstelde/bestaande inzichten te toetsen. In de vierde paragraaf gaat het om de uitvoering van bedrijfskundig onderzoek. Een open en een gesloten onderzoeksvraag verlangen ieder een eigen onderzoekssystematiek. Als tweede onderdeel van deze paragraaf besteden we aandacht aan keuzes op het paradig matische niveau. Met behulp van een typologie van Arbnor en Bjerke laten we zien dat ook vanuit dit oogpunt consistentie gewenst is. In de vijfde paragraaf komt het beoordelen aan de orde. Een oordeel over een uitgevoerd bedrijfskundig onderzoek begint met aandacht voor de inhoud. Het is belangrijk om de inhoudelijke redenering zichtbaar te maken. Pas dan is een beoordeling op de consistentie en relevantie voor de bedrijfskundige situatie mogelijk. De beoordeling gaat verder met vragen naar de validiteit, betrouwbaarheid, controleerbaarheid, navolgbaarheid en bruikbaarheid (afhankelijk van een gesloten of een open aanpak). Centraal staat de explicitering en de geloofwaardigheid van alle keuzen en dan met name in hun onderlinge verband. In de slotparagraaf 6 geven wij een samenvatting van voorgaande en openen de discussie waarin we beweren dat ontwerpen net zoals ander bedrijfskundig onder zoek kan plaats vinden met behulp van de vragen die in dit artikel worden gepresenteerd.
-2
2
DE ROL VAN ONDERZOEKER
Het uitvoeren van bedrijfskundig onderzoek heeft als pretentie dat de resultaten van het onderzoek enerzijds moeten voldoen aan eisen vanuit de wereld van de wetenschap en ander zijds moeten voldoen aan de eisen van de wereld van het bedrijf. Deze eisen zijn niet altijd identiek (Ramondt, 1996) en in die zin moet de onderzoeker zich in twee richtingen verant woorden. Een bedrijfskundig onderzoek moet verantwoord worden opgezet, systematisch en controleerbaar zijn, om op die wijze kennis te leveren die bijdraagt aan de body of knowlegde van de bedrijfskunde. De resultaten, de kennis die een onderzoek oplevert, moeten ook zodanig zijn dat die kennis wordt geaccepteerd en gehanteerd in een bedrijf. Hoe de kennis kan worden gehanteerd roept onder andere de vraag op wie de kennis gebruikt, wie de kennis mag gebruiken en hoe de kennis gebruikt wordt (Karsten, 1998). Bovenstaande situatie kunnen we weergeven in een model waarin de interpretatie van de onderzoeker, de wereld van het bedrijf en de wereld van de wetenschap de hoekpunten vor men van een driehoek. Dat we de interpretatie en visie van de onderzoeker ook nemen als hoekpunt berust op twee argumenten. De onderzoeker heeft ook ideeën over het onderzoek die bruikbaar kunnen zijn. Daarbij kan de onderzoeker niet beschouwd worden als een machine die standpuntloos en zonder enige eigen interpretaties een onderzoek uitvoert. Daarom is het maar beter om de interpretaties van de onderzoeker expliciet op te voeren bij het uitvoeren en beoordelen van onderzoek. Als tweede argument om de interpretaties van de onderzoeker expliciet op te voeren wijzen we naar Morgan (1993). In de bijlage van zijn boek Imanigazati on maakt hij bij de data verzameling onderscheid tussen verschillende typen data. Eerste orde gegevens over een organisatie zijn kengetallen, de meer hardere gegevens. Tweede orde gegevens zijn de verhalen van de mensen uit de organisatie en de derde orde gegevens zijn de interpretaties van de onderzoeker zelf. Dus ook Morgan geeft aan dat de interpretaties van de onderzoeker een rol kunnen spelen in een bedrijfskundig onderzoek. Zie figuur 1 Het idee van de driehoek is een vrije vertaling van Lee (1991). Het onderzoek bevindt zich in de driehoek en de onderzoeker wordt zo geconfronteerd met de spanning tussen de wereld van het bedrijf met de daarbij horende inzichten en belangen, de wereld van de wetenschap met de daarbij behorende kennis en zijn eigen referentie kader met de daarbij behorende inzichten. De onderzoeker zal bij het uitvoeren van een onderzoek rekening moeten houden met de wereld van de wetenschap, de wereld van het bedrijf en zijn eigen integriteit en inzichten (zie voor dat laatste ook de basisassumpties van Arbnor en Bjerke). Tijdens de uitvoering van een goed onderzoek zou de onderzoeker kunnen volstaan met het kiezen van slechts een positie in de driehoek. Kiezen voor alleen de wereld van het bedrijf houdt in dat de resultaten sterk gebonden zijn aan een bedrijf en dat de kans op een bijdrage aan de theorie ontwikkeling laag zal zijn. Voor het bedrijf echter wordt de kans op toepasbare kennis vele malen groter. Kiezen voor alleen de wereld van de wetenschap heeft als conse quentie dat de kans op het toepassen van de resultaten minder hoog zal zijn maar de kans op een bijdrage aan de theorie wordt groter. Het laten afwisselen van de posities is gunstiger. Een keuze voor de wereld van het bedrijf (anders omschreven als toegepast onderzoek) kan in waarde toenemen door een stevige inbreng vanuit de theorie, de wereld van de wetenschap. In dit verband past goed de uitspraak van Kurt Lewin: ?Niets is zo praktisch als een goede theorie”. Het afwisselen van beide posities of een mengvorm kan gunstig zijn maar maakt het wel lastiger om onderzoek te beoordelen. Als we ons echter realiseren dat veel toegepast onderzoek bestaat uit meerdere onderzoeken zoals een vooronderzoek en een hoofdonderzoek, dan valt het mee. Binnen een <deel’onderzoek moet een onderzoeker consistent zijn. Over de -3
<deel’onder-zoeken heen moet een verantwoording gegeven worden maar hoeft niet steeds dezelfde keus gemaakt te worden.
Beide werelden stellen wel verschillende eisen aan de resultaten en hier ontstaat een spanning voor bedrijfskundig onderzoekers. Vanuit de wereld van het bedrijf moet de kennis betrekking hebben op een concrete situatie, een probleemsituatie en daarbij behorende probleemoplos singsruimte. Het is kennis die in ieder geval door het management begrijpbaar, en toepasbaar moet zijn. Vanuit de wereld van de wetenschap worden aan kennis, de resultaten van een onderzoek andere criteria aangemeten. De kennis moet systematisch en controleerbaar ontwik keld en nauwkeurig omschreven zijn, soms in de vorm van hypothesen. Op die manier is een bijdrage mogelijk aan de theorie. Tot slot zal de onderzoeker ook rekening moeten houden met zijn eigen interpretaties. In plaats van het negeren van zijn eigen inzichten kan hij er ook voor kiezen om zijn eigen inbreng te expliciteren en mee te laten wegen. In zijn rol van onderzoeker zal hij bij de uitvoering en beoordeling moeten nadenken voor wie het onderzoek wordt uitgevoerd en op welke wijze zijn eigen inbreng wel of niet een rol moet spelen. Dat laatste heeft betrekking op de vraag: Hoe is zijn verhouding tot die organisatie? Is hij een expert die voorschrijft hoe het moet? Is hij een proces begeleider die kennis aandraagt? Als bedrijfskundig onderzoeker moet hij zich ook afvragen aan wie hij iets voorschrijft en wie worden begeleid. In zijn rol als onderzoeker moet hij over dit thema nadenken, want het kan gevolgen hebben voor de uitvoering en beoordeling van zijn werk. De rol van de onderzoeker kan daarbij goed beschreven worden met het onderscheid tussen instrumenteel, strategisch en communicatief handelen zoals Habermas dat doet. Wan neer mensen instrumenteel met elkaar omgaan dan beschouwen ze andere mensen in de zin van goed te beschrijven, voorspelbaar en niet veranderbaar. Ze maken een plan, voeren dat uit en bij het maken van het plan hebben anderen geen inspraak. De tweede manier van handelen wordt getypeerd als <strategisch’. Deze vorm van handelen houdt rekening met belangen van -4
de anderen en die belangen worden betrokken in het plannen maken en uitvoeren. Anderen hebben weliswaar belangen waar rekening mee gehouden moet worden maar verder dan dat gaat het niet. In de derde manier wordt in het handelen de ander het meest betrokken. Zowel bij het maken van de plannen als bij de uitvoering. De ander is niet een instrument of een actor met een eigen omlijnd belang die te manipuleren is maar een mede plannen maker. Deze laatste manier wordt getypeerd als
3
HOE KOMT EEN ONDERZOEKER IETS TE WETEN OVER EEN ORGANISATIE?
Om goed bedrijfskundig onderzoek uit te kunnen voeren en de rol van de onderzoeker daarbij zichtbaar te maken stellen wij voor om in ieder geval twee vragen te stellen. De eerste is een kentheoretische vraag: Hoe kan een onderzoeker een bedrijf kennen? De tweede vraag luidt: Wil de onderzoeker nieuwe inzichten zoeken of wil hij toetsten of zijn inzichten houdbaar zijn? Oftewel wat weet de onderzoeker na het onderzoek. Zijn het nieuwe inzichten of zijn veronderstelde inzichten getoetst? Op de eerste vraag zijn in extreme vorm twee antwoorden mogelijk. Het ene uiterste is het antwoord ?door de ogen van een ander”. Het andere uiterste is: ?door de eigen ogen”. Wan neer een onderzoeker ervan uit gaat dat hij de wereld alleen maar kan kennen via de ogen van de ander, dan gaat hij er daarbij vanuit dat hij alleen kennis over een situatie kan verkrijgen doordat betrokkenen hem dat moeten vertellen. Alleen zij weten hoe hun eigen situatie eruit ziet en als onderzoeker dien je dat te respecteren. Wanneer de onderzoeker wil weten hoe een bedrijf eruit ziet, dan kan hij natuurlijk een bepaald idee ontwikkelen en vervolgens gaat hij vragen of zijn idee klopt. Op die manier echter kan hij van alles missen, vooral omdat hij alleen gericht is op het bevestigen of weer leggen van zijn idee. Zijn idee is een kader, een soort bril waarmee hij kijkt. Buiten die bril om kan hij niets of nauwelijks iets zien. Maar de keerzijde is dat een onderzoeker zonder bril -5
ook niets kan zien. Dat betekent in het onderzoek dat de onderzoeker heel nauwkeurig zijn bril moet omschrijven. In onderzoekstermen vertaald: de onderzoeker zal een conceptueel model formuleren, vooronderstellingen moeten expliciteren en toetsingsprocedures beschrijven. Hiermee heeft hij
zoek. De tweede vraag heeft daarnaast consequenties voor de beoordeling. Wanneer een onderzoek verricht werd om veronderstelde inzichten te toetsen dan zal in de beoordeling voornamelijk gelet worden op de manier waarop getoetst is en vooral of dat op een van te voren afgesproken manier is gebeurd. In de volgende paragraaf gaan we nader in op het uitvoeren van bedrijfskundig onderzoek.
4
HET CONSISTENT UITVOEREN VAN BEDRIJFSKUNDIG ONDERZOEK
4.1 Inleiding In deze paragraaf komen twee aspecten van het uitvoeren van een bedrijfskundig onderzoek aan de orde. Allereerst komen een
4.2 Gesloten vraagstelling: systematisch werken In veel handboeken worden stappenplannen weergegeven over de wijze waarop onderzoek verricht zou moeten worden. Althans zo worden ze gebracht, het lijkt erop alsof onderzoekers zo te werk moeten gaan tijdens een onderzoek. Veel beter is het die stappenplannen te gebrui ken om achteraf alle onderzoeksactiviteiten in kaart te brengen en te ordenen, of om vooraf de consequenties te overzien van bepaalde keuzes. Het proces van onderzoek bevat als het goed gaat wel de elementen uit het stappenplan maar de volgorde hoeft niet altijd zo te zijn. Het hier gebruikte activiteiten overzicht: de blokkendoos in figuur 2 moet ook zo gezien worden. Vanuit de organisatie wordt een situatie aangekaart, dat noemen wij een probleem. Vanuit diverse hoeken kunnen we naar dit probleem kijken. Van wie is het probleem?, Waarom komt het probleem nu boven? en Hoe kun je naar dit pro bleem kijken? zijn vragen die we moeten stellen (De Leeuw, 1990) Uitgaande
-7
-9
van het probleem formuleert een onderzoeker een daarbij passende onderzoeksvraag. Die onderzoeksvraag op zijn beurt wordt beantwoord. Het antwoord bestaat uit conclusies en vandaar uit worden aanbevelingen gedaan die kunnen bijdragen aan de oplossing van het probleem. In de blokkendoos zijn de belangrijkste activiteiten van onderzoek opgenomen. Bij een gesloten vraag is het een verdere invulling van de empirische cyclus van De Groot. Zoals het gebruiken van theorie en conceptuele modellen, operationaliseren etc. (zie voor een beschrij ving van die elementen: Emory and Cooper, 1995, Arbnor and Bjerke, 1997). Naarmate in een onderzoek de nadruk meer ligt op het toetsen van hypothesen, zullen de onderzoeksactivitei ten meer via een chronologische volgorde verricht moeten worden. In tegenstelling tot veel andere stappenplannen (Churchill, 1976 en Emory and Cooper 1996) wordt in de blokkendoos ook de wens om toegepast onderzoek, dat wil zeggen onder zoek dat relevant is voor de wereld van de bedrijven, uit te voeren benadrukt. Bij elke invul ling van de stappen in een onderzoek moet worden gekeken naar de effecten op de toepasbaar heid. Niet alleen de toepasbaarheid kan dan bekeken worden. Ook moet het mogelijk zijn om onderzochten het onderzoek mee te laten beïnvloeden. Op die wijze kan de onderzoeker vorm geven aan communicatief handelen. Naarmate echter het toetsen van hypothesen meer cen traal staat, bestaan er minder mogelijkheden voor vormen van communicatief handelen. Het onderscheid tussen enerzijds probleem/oplossing en anderzijds onderzoeksvraag/ onderzoeksantwoord dat door veel auteurs wordt gebruikt zou in de loop van het onderzoek minder sterk hoeven te zijn. Kiest de onderzoeker voor een rol waarin het communicatieve handelen een rol speelt dan zal vaker het onderscheid overbrugd worden, dan wanneer een onderzoeker kiest voor een rol waarin het instrumentele handelen de boventoon voert. De wijze waarop hij de communicatie verwerkt in het onderzoeksproces vraagt om aandacht (Ramondt, 1996) en is gerelateerd aan de rol die de onderzoeker inneemt.
4.3 Open vraagstelling: een eigen systematiek De grondhouding bij deze manier van onderzoek kan gekenmerkt worden als theorievormend, theoriezoekend. In deze uitvoering van onderzoek streeft men ernaar om de werkelijkheid te begrijpen op een zodanige wijze dat de actoren uit het veld ahw het meeste recht wordt gedaan. De gevonden en de te zoeken theorieën moeten ook door het veld, de onderzochten begrepen worden en bruikbaar zijn. Het uitvoeren van dit onderzoek is geen vrijbrief om zomaar in het wilde weg te inter viewen en op basis van gelezen interviews beweringen te doen. Het is binnen deze aanpak juist van belang om vanuit materiaal dat wordt verzameld, systematisch te zoeken en ook zodanig dat de navolgbaarheid groot is. Bij het uitvoeren van onderzoek wordt veel aandacht besteed aan het zo breed mogelijk zoeken, zowel tijdens de data verzameling als tijdens de data analyse. In de figuur worden de belangrijkste stappen onderscheiden. Daarbij wordt naast dat zoeken ook aandacht besteed, aan het zo open mogelijk, zo onbevooroordeeld mogelijk te kijken naar het materiaal. Om de openheid te bevorderen zal de onderzoeker het beste ook zijn eigen interpretaties zichtbaar moeten maken. Bij het afnemen van bijvoorbeeld een diepte interview hoort dus ook een verslag van de indrukken van de interviewer zelf. Bij het analyseren van het interview moet de onderzoeker steeds kunnen aangeven bij welke passages hij welke ideeën kreeg en de onder zoeker moet die ideeën ook aan de geïnter
-9
viewde achteraf kunnen uitleggen. Deze aanpak wordt uitwerkt in de
4.4 Paradigmatische overwegingen: de typologie van Arbnor en Bjerke Het uitvoeren van bedrijfskundig onderzoek vraagt net als ander onderzoek om keuzes op het gebied van de methodologie. In dit artikel hebben we dat keuze veld geschetst met behulp van een driehoek. Vervolgens hebben we een aantal belangrijke keuzen afzonderlijk besproken. Vanuit wiens ogen wordt een organisatie bekeken? Is de onderzoeker deelnemer of een buitenstaander? Is het onderzoek gericht op theorieën toetsen of theorieën ontwikkelen? Door de keuzes afzonderlijk te belichten wordt de consequentie voor het uitvoeren en beoordelen pas echt duidelijk. De samenhang echter kan daarmee wel verloren gaan. Om dat te voorko - 11
men stellen we voor om ook de typologie van Arbnor en Bjerke te gebruiken. Zij schetsen allereerst zes paradigma's (zie figuur 4).
De zes mogelijke paradigma's worden op een continuüm gezet waarbij de extremen te typeren zijn met behulp van de door ons al eerder geformuleerde vraag paragraaf drie: Kan een onderzoeker een bedrijf leren kennen via de ogen van een ander of alleen via zijn eigen ogen? Het eerste antwoord, de organisatie kennen via de eigen ogen is het ene uiterste op het conti nuüm, het tweede antwoord is het andere uiterste van het continuüm: de organisatie kennen via de ogen van de ander. Beide opties zijn mogelijk en beide zijn in beginsel even acceptabel. Op voorhand is niet een van beide op normatieve gronden uit te sluiten. Maar voor het uitvoe ren en beoordelen van onderzoek heeft het beantwoorden van deze vraag wel grote conse quenties, zoals we verder op zullen zien. De keuze voor een paradigma wordt door Arbnor en Bjerke (1997) gecombineerd met vragen over de rol van kennis, de manier van verklaren (en begrijpen) en hoe het resultaat van een onderzoek er uit kan zien. Uiteindelijk levert dat drie methodologische benaderingen, de analytische, de systeem en de actor benadering op. In hun boek geven ze een uitstekende beschrijving van elk van de benaderingen. Zie tabellen 1, 2 en 4. De meerwaarde van Arbnor en Bjerke zit vooral in het onderscheid tussen benaderingen op het vlak van de manier van verklaren en hoe de resultaten eruit zien. De analytische benade ring maakt gebruik van verklaringen die berusten op variabelen. In onderzoek vertaalt zich dat veelal modellen weergegeven in plaatjes waarin een aantal variabelen in blokken worden weergeven met pijlen daartussen. De blokken bevatten variabelen die benoemd worden als af
- 12
Tabel 1 De systeem benadering
Tabel 2 De analystische benadering
hankelijke, onafhankelijke en De systeem benadering maakt bij het verklaren vooral gebruik van het onderscheiden van de elementen van een gedefinieerd systeem en de relaties tussen die elementen. De actor benadering tot slot zal in haar verklaringen vooral gebruik maken van de wijze waarop betrokkenen in het veld van onderzoek hun werkelijkheid begrijpen en verklaren. In hun boek werken Arbnor en Bjerke dit duidelijk uit (hoofdstuk 3, 1997). De indeling kent natuurlijk ook zijn beperkingen. Het lijkt alsof combinaties van benaderingen binnen een onderzoek niet mogelijk zijn en op het gebied van de systeem benadering zijn nieuwe ontwikkelingen gaande. Een ontwikkeling zoals de Soft Systems Methodology hebben zij nog niet verwerkt. De kracht van hun typologie, ontstaan uit een aantal complexe vragen, ligt in de eenvoud ervan en de bruikbaarheid. Door het gebruik is te beoordelen hoe consistent een onderzoek is uitgevoerd. Daarbij herhalen we nogmaals dat veel onderzoek bestaat uit minimaal een vooronderzoek en een hoofdonderzoek. Het is daarbij heel goed mogelijk dat in het vooronderzoek een andere benadering wordt gebruikt dan in het hoofdonderzoek. De consistentie heeft betrekking op de beide <deel’onderzoeken afzonderlijk.
5
VRAGEN DIE HET BEOORDELEN VAN BEDRIJFSKUNDIG ONDERZOEK MOGELIJK MAKEN
Het beoordelen van bedrijfskundig onderzoek is niet mogelijk zonder aandacht te besteden aan de inhoud. Welke argumenten worden gebruikt? en in welke volgorde? Zijn alle argumenten even sterk? Om de interne samenhang te kunnen beoordelen is het zaak om die zichtbaar - 14 -
te maken. Daarvoor is het handig om van het gedachtengoed van Toulmin gebruik te maken. Het beoordelen van bedrijfskundig onderzoek begint met de inhoud en pas daarna richten we ons op andere criteria. We hebben al gezien in de vorige paragraaf dat de klassieke begrippen betrouwbaarheid en validiteit niet voldoende zijn om bedrijfskundig onderzoek tot zijn recht te laten komen. Bij een gesloten aanpak zijn het nuttige begrippen maar bij een open aanpak zijn ze van veel minder belang. Dan spelen de navolgbaarheid en begrijpbaarheid een meer belangrijke rol. Voor bedrijfskundig onderzoek speelt daarnaast ook nog de bruikbaarheid een rol. Bij die bruikbaarheid mag echter niet uit het oog verloren worden dat daar ook de vraag naar bruik baarheid voor wie hoort. Wie heeft er mogen mee praten? Wie was en wordt betrokken bij de dialoog over de onderzoeksresultaten? Allemaal vragen die bij het beoordelen van bedrijfs kundig onderzoek een rol moeten spelen. In dit artikel hebben we een hele serie vragen gesteld. Tezamen zijn ze te gebruiken om bedrijfskundig onderzoek te beoordelen: ! Vooruitkijkend bij het onderzoek: • Voor wie is het onderzoek bestemd? • Hoe stelt de onderzoeker zich op naar de mensen in de organisatie? • Langs welke weg krijgt de onderzoeker kennis uit de organisatie? ! Tijdens de uitvoering van het onderzoek: • Is de onderzoeker op zoek naar nieuwe inzichten of toets hij veronderstelde inzich ten? • Is de onderzoeksvraag open of gesloten? • Zijn de beoordelingscriteria in overeenstemming met de aanpak? • Hoe ziet de inhoudelijke redenering eruit? • Welke paradigmatische keuze heeft de onderzoeker gemaakt? ! Terugkijkend op het onderzoek: • Hoe staat het met de bruikbaarheid? • Voor wie is het bruikbaar?
Bij het beoordelen van bedrijfskundig onderzoek kunnen de vragen en de gegeven antwoorden gebruikt worden. Daarbij is het niet zo dat slechts een set met antwoorden acceptabel is. Het gaat er om dat de onderzoeker aangeeft hoe zijn set met antwoorden eruit ziet en waarom die set, gegeven een onderzoekssituatie, plausibel is.
6
CONCLUSIE: VRAGEN ALS MIDDEL OM HET UITVOEREN EN BEOORDELEN VAN BEDRIJFSKUNDIG ONDERZOEK MOGELIJK TE MAKEN
Voor het uitvoeren van bedrijfskundig onderzoek is het allereerst van belang om in te gaan op de rol die een bedrijfskundig onderzoeker wil en kan aannemen in een specifieke situatie. Bij die rol moet hij nadenken over een aantal zaken die we puntsgewijs opnoemen: ! Hoe wordt naar een organisatie gekeken: door de eigen ogen of door die van anderen? ! Hoe worden de eigen interpretaties mee gewogen tijdens het onderzoek? ! Is de onderzoeker verteller of deelnemer? ! Worden veronderstelde inzichten getoetst of worden nieuwe inzichten gezocht? ! Hoe verhoudt de onderzoeker zich tot opdrachtgever en onderzochten: instrumenteel, strategisch of communicatief? - 15
De antwoorden op deze vragen geven zicht op de wijze waarop de onderzoeker zich gedraagt en hebben consequenties voor het uitvoeren van een bedrijfskundig onderzoek. Ze geven aan waar de onderzoeker zich op een gegeven moment tijdens een onderzoek bevindt in de drie hoek. Het verwisselen van de positie in de driehoek ook tijdens een onderzoek, biedt de onderzoeker ook de gelegenheid om te expliciteren hoe, waarbij en wanneer hij organisatiele den wil betrekken tijdens het onderzoek. De onderzoeker kan op deze wijze helder maken of hij zijn resultaten alleen formuleert en aanbiedt in de rol van expert of dat hij zijn resultaten in samenspraak formuleert en aanbiedt in de rol van proces begeleider. Hier komt de vraag naar zijn eigen inzichten en zijn eigen integriteit aan de orde. In het licht van de driehoek is dit de vraag naar wijze waarop de onderzoeker organisatie-leden en een organisatie wil helpen. Wordt de kennis uit een onderzoek aangeboden met de bedoeling om een verbetering aan te brengen zonder dat betrokkenen inspraak hadden? Of worden de organisatieleden ook betrok ken bij het tot stand komen van oplossingen. Hier ligt een duidelijke link met de al eerder genoemde drie mogelijkheden van het (samen) handelen: respectievelijk omschreven als instrumenteel, strategisch en communicatief handelen. Bij het uitvoeren van bedrijfskundig onderzoek hebben we verder gewezen op het onder scheid tussen open en gesloten onderzoeksvragen. Het onderscheid heeft direct gevolgen voor de uitvoering van een onderzoek. Bij de uitvoering is het van belang om aandacht te besteden aan het consequent zijn in de keuzes. Vanuit de typologie van Arbnor en Bjerke hebben we laten zien dat keuzes op het niveau van paradigma zijn gevolgen heeft voor de te hanteren methodologie en de vorm waarin over organisaties gesproken wordt door onderzoekers. Om de inhoudelijke redenering in een onderzoek te kunnen beoordelen moet die eerst zichtbaar gemaakt worden. Toulmin geeft daar een handig hulpmiddel voor. Wat betreft het beoordelen van bedrijfskundig onderzoek: Om het beoordelen mogelijk te maken hebben we een set met vragen geïntroduceerd. De vragen en de antwoorden tezamen maken het mogelijk om bedrijfskundig onderzoek in zijn volle breedte te kunnen beoordelen. Een goed onderzoek vraagt om heldere keuzes en duidelijke antwoorden die in hun onderlinge verband door de onderzoeker plausibel gemaakt moeten worden.
7
DISCUSSIE
We openen de discussie over twee onderwerpen: bedrijfskundig ontwerpen kan net zoals elk ander bedrijfskundig onderzoek beoordeeld worden met de door ons ontwikkelde vragen en als tweede onderwerp de inbreng van de kennis van opdrachtgevers, veelal het management, op het probleemoplossen. We beginnen de discussie met het vraagstuk van het beoordelen van het bedrijfskundig ontwerpen. Auteurs als Van Aaken omschrijven een deel van bedrijfskundig onderzoek als ontwerpen. In dat onderzoek wordt iets gemaakt op een manier zoals ingenieurs iets maken (Kroonenberg en Siers, 1998). Ontwerpen zou door zijn speciale karakter niet beoordeeld kunnen worden met bestaande criteria voor (bedrijfskundig) onderzoek. Gezien vanuit dit artikel beweren wij dat het ontwerpen in de bedrijfskundige context praktisch altijd te typeren is het zij als een open aanpak het zij als een gesloten aanpak zoals wij die omschreven hebben. Een ontwerp kan worden gemaakt of worden getoetst. In dat laatste geval is er sprake van een gesloten aanpak. In het eerste geval is er sprake van een open aanpak. Door het ontwerpen te beschouwen als een van beide vormen kan het beoordelen vervolgens plaatsvinden met behulp van de geformuleerde vragen, de antwoorden daarop en de verantwoording over de interne - 16
samenhang tussen de antwoorden. Ontwerpers zullen bij het beoordelen ook in moeten gaan op de vraag voor wie het ontwerp bruikbaar is en of zij tijdens het ontwerpen betrokkenen in organisaties mee laten doen en vanuit welke samenwerkingsintentie – van instrumenteel tot communicatief – dat gebeurt. Tot slot openen we de discussie over de kennis bijdrage van managers aan het onderzoek en het oplossen van management vraagstukken.
In paragraaf 2 hebben we de driehoek van Lee vrij vertaald en aangegeven dat onderzoek zich in die driehoek bevindt. Maar in plaats van een driehoek te beschrijven met drie hoeken is het ook aantrekkelijk om een vierde hoekpunt te introduceren. Uit de wereld van het bedrijf stellen we ons het management als een afzonderlijke factor voor. In plaats van een driehoek krijgen we nu een vierkant. Onderzoek bevindt zich daarbij in dat vierkant. Het voordeel van deze weergave is dat het mogelijk wordt om op deze wijze de rol van de managers en hun concepten te expliciteren. Het bedrijfskundig onderzoek wordt op verschillende momenten geconfronteerd met de kennis van de managers. Die kennis komt onder meer duidelijk tot uiting door de specifieke concepten die gebruikt worden. Het kan nogal wat uitmaken of een manager gebruik maakt van concepten als Balance Score Card of Total Quality Management etc. Bij het aandragen van een management vraagstuk voor onderzoek is het in eerste instantie hun schets van de stand van zaken. Welke woorden en welke begrippen hebben zij gekozen om de stand van zaken te beschrijven? Benoemen ze een situatie als een kwaliteitsvraagstuk of als iets anders? Vervolgens zal de onderzoeker moeten overwegen welk theoretisch kader hij kiest. Hier zal de manier waarop managers het probleem hebben omschreven ook een rol spelen. Of het theore tisch kader van het onderzoek is een uitwerking van de omschrijving van de managers of er wordt duidelijk afstand van genomen. Bij het vertalen van onderzoeksresultaten naar mogelij ke oplossingen is het opnieuw van belang om rekening te houden met de wijze waarop mana gers hun praktijk benoemen. Hier ligt voor de bedrijfskundig onderzoeker een boeiend aang rijpingspunt voor het uitvoeren van zijn onderzoek. Moet de onderzoeker meegaan met die concepten en in hoeverre moet hij afwijken van die concepten. Hoe concepten in de loop van de tijd zijn gebruikt komt uitgebreid ter sprake in Management concepten van Karsten en Van - 17
Veen (1999). Ook in de syllabus wordt aandacht besteed aan de ontwikkelingen rondom concepten die managers gebruiken.
- 18
8
LITERATUUR
Arbnor, I. and B. Bjerke (1997) Methodology for creating business knowlegde, Sage, London. Bromley, D.B. (1986) The case-study method in psychology and related disciplines, Wiley, Chichester. Churchill, G.A (1976) Marketing research, methodological foundations, New York. Cooper, D.R. and C.W. Emory (1985) Business Research Methods, Irwin, Chicago. Gioia, xxx and xxx Pitri (19..) ?Multiparadigm perspectives on theory building”. Academy of Management Review, 15, 4, pp. 584-602. Guba, E.G. and Y. S. Lincoln (1994) ?Competing Paradigms in Qualitative Research” pp. 105-117 in: N.K. Denzin and Y.S. Lincoln (eds.) Handbook of Qualitative Research, Sage, London. Henwood, K.L. and N.F. Pidgeon (1993) ?Qualitative research and psychological theorizing”, pp. 14-32 in: M. Hammersley, Social research, philosophy, politics and practice, Sage, London. Jonker, J. (1993) In termen van beelden, Van Gorcum & Comp, Assen. Jonker, J. en Pennink, B.J.W. (2000) De kern van methodologie, Van Gorcum & Comp, Assen. Karsten, L. (1998) Wetenschapsgeschiedenis en wetenschapsfilosofie: een verkenning, Syllabus faculteit Bedrijfskunde. Karsten, L. en K. Van Veen (1999), Management concepten in beweging: tussen feiten en vluchtigheid. Van Gorcum & Comp, Assen. Koningsveld, H. (1976) Het verschijnsel wetenschap, een inleiding tot de wetenschapsfilosofie, Boom, Meppel. Koningsveld, H. en Mertens J. (1986) Communicatief en strategisch handelen. Een inleiding tot de handelingstheorie van Habermas, Couthinho, Muiderberg. Kroonenberg, H.H. van den, en F.J. Siers (1998) Methodisch ontwerpen, ontwerpmethoden, voorbeelden, cases oefeningen, Houten, Educatieve partners Nederland. Kunneman, H., (1986) De waarheidstrechter, Boom, Meppel. Lee, A.S. (1991) ?Integrating positivist and interpretetive approaches to organizational re search”, pp. 342-365, Organization Science, vol. 2 no. 4. Leeuw, A.C.J. de (1996) Bedrijfskundige methodologie management van onderzoek, Van Gorcum, Assen. Miles, M.B. and Huberman A.M. (1994) Qualitative data analysis, an expanded source book, Sage, London. Morgan, G. (1993) Imaginization, the art of creative management, Sage, Newbury Park, CA. Pennink, B.J.W. (1995) Le debut de la recherche, Polycope, Cooperation Universitaire Unive risite de Ouagadougou et Rijksuniversiteit Groningen, Faseg/Faculteit Bedrijfskunde. Ramondt, J.J. (1996) Organisatiediagnostiek; een methode voor vraaggericht onderzoek, Acade mic Service, Schoonhoven. Silverman, D. (1993) Interpreting qualitative data, methods for analysing talk, text and interacti on, Sage, London. Strauss, A. and J. Corbin (1990) Basics of qualitative research, grounded theory, procedures and techniques, London, Sage. Toulmin, S., R. Rieken en A. Janik (1984) An introduction to reasoning, MacMillan Publishing Company. Yin, R.B. (1989) Case study research, design and methods , London, Sage.
- 19
6.4 op te leveren producten Het product van dit vak is een kennisdiagnose van twee artikelen. Die diagnose wordt per artikel opgebouwd met behulp van de volgende invalshoeken: 1. Heeft de auteur aannemelijk gemaakt dat dit een relevante en deugdelijke vraagstel is? 2 Wordt de hoofdredenering wat betreft de inhoud door de auteur(s) helder weergege en goed onderbouwd? 3 Wordt de hoofdredenering wat betreft het design van het onderzoek helder weergege ven en goed onderbouwd? 4 Wat is de bijdrage aan de wereld van de wetenschap in het geval van een gesloten onderzoek: welke hypothesen werden getoetst en wat zijn de resultaten van de toetsing? in het geval van een open onderzoek: welke inzichten zijn er ontwikkeld? 5 Geef een oordeel over de mogelijke bijdrage aan de wereld van de wetenschap, 6. Hoe worden management concepten gehanteerd? Geef ook een beoordeling. 7. Hoe worden conconclusies vertaald naar aanbevelingen? Geef ook een beoordeling. 8. Wat is bruikbaarheid van deze kennis voor de wereld van het bedrijf?
- 20
ling v e n