&
Bedrijfskundig onderzoek in Nederland EEN
EERSTE INVENTARISATIE VAN DE TOP-30 H e n k Vo l b e r d a e n M a r t i j n B a x
In Nederland is bedrijfskunde in vergelijking met andere disciplines een relatief jonge discipline met een zeer hoge instroom van nieuwe studenten. Deze groei heeft geleid tot een grote druk op de beschikbare onderzoekscapaciteit binnen de faculteiten Bedrijfskunde. Niettemin is het bedrijfskundig onderzoek de laatste jaren door verschillende vormen van accreditatie, onderzoeksevaluaties en de opkomst van onderzoeksscholen sterk geprofessionaliseerd. Hoe staat het nu met de productiviteit en kwaliteit van het bedrijfskundige onderzoeksveld? In ons land bestaan er verschillende hitlijsten die elk jaar de wetenschappelijke bijdrage van Nederlandse economen in kaart brengen, maar dit is voor het bedrijfskundig onderzoek nog niet het geval. M&O, als kenmerkend tijdschrift op het gebied van management- en organisatievraagstukken, vindt het een uitdaging een eerste verkenning en vergelijking te maken van het bedrijfskundig onderzoek in Nederland. In dit artikel inventariseren we de productiviteit en kwaliteit van Nederlandse hoogleraren bedrijfskunde door middel van een Bedrijfskunde top-30. Deze top-30 is gebaseerd op zowel de internationale en nationale publicaties als de internationale citaties van deze bedrijfswetenschappers.
Prof.dr. H.W. Volberda is voorzitter van de redactie van M&O en als hoogleraar Strategic Management & Business Policy verbonden aan de Faculteit Bedrijfskunde, Erasmus Universiteit
1. Bedrijfskunde als wetenschappelijke discipline In de jaren vijftig en begin jaren zestig is er in Nederland nog geen academische opleiding voor bedrijfsvoering en leiderschap voor handen. De Nederlandse universitaire traditie blijkt niet bevorderlijk voor het ontwerpen van praktijkgerichte studies. Nieuwe stromingen binnen het managementdenken komen ons land vooral via netwerken van organisatieadviseurs binnen (Gils et al., 1988). De heersende gedachte is dat een praktijkopleiding voor toekomstige managers niet op de universiteit thuishoort. Ondanks deze weerstand tegen een universitaire opleiding, wordt het onderwerp door verscheidene academici en vooral door
Rotterdam. Daarnaast is hij directeur van het Erasmus Strategic Renewal Centre (ESRC). Drs. M.B.A. Bax is als onderzoeker verbonden aan het ESRC.
5
&
NUMMER 6 - NOVEMBER/DECEMBER - 2001
BEDRIJFSKUNDIG ONDERZOEK IN NEDERLAND
H e n k Vo l b e r d a e n M a r t i j n B a x
grote Nederlandse multinationals naar voren gebracht. Nadat een groep vooraanstaande managers naar de Verenigde Staten is geweest om daar managementopleidingen te bekijken, raakt de intentie om een Nederlandse academische beroepsopleiding op te zetten in een stroomversnelling (Van Baalen, 1995). De eerste faculteiten Bedrijfskunde verschijnen aan het einde van de jaren zestig en gedurende de jaren zeventig in ons land. Deze faculteiten worden bemand door wetenschappers uit deelgebieden van andere disciplines, zoals de economie, psychologie en sociologie, waaruit het multidisciplinaire karakter van de studie ontstaat. Gezien de ontstaansgeschiedenis van bedrijfskunde kenmerkt de studie zich verder door een sterke link met het bedrijfsleven. Hierdoor is bedrijfskunde in haar beginjaren hoofdzakelijk praktisch georiënteerd; alles draait om de toepassing van wetenschappelijke kennis in het bedrijfsleven. De voornaamste rol van de meeste bedrijfswetenschappers betreft dan ook de diffusie van kennis. Echter, om verschillende redenen wordt sinds het ontstaan van de studie steeds meer aandacht besteed aan kennisontwikkeling naast kennistoepassing. Ten eerste moet er om kennis te kunnen gebruiken ook simpelweg kennis ontwikkeld worden. Oude concepten moeten worden verbeterd; nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van ondernemingen vragen om nieuwe theorieën om deze veranderingen te verklaren en te voorspellen. Verder moeten de bestaande inzichten van de monodisciplines worden geïntegreerd. Niet alleen het bedrijfsleven vraagt om nieuwe kennis. Ook de bedrijfskundefaculteiten zelf kunnen worden gezien als de drivers achter bedrijfskundig onderzoek. Terwijl in de Verenigde Staten bedrijfskunde of business administration als zelfstandige studie wordt erkend, heeft dit in Nederland veel langer geduurd. In ons land bestaat er zelfs nog steeds een discussie rond bedrijfskunde waarbij het bestaansrecht van de studie als wetenschappelijke discipline centraal staat. Is bedrijfskunde meer een samenvoeging van meerdere monodisciplines of kent zij een eigen kenobject en theoretische basis met eigen onderzoeksmethoden? Zonder verder in te gaan op deze vraag (vgl. Volberda, 1997) kan er gesteld worden dat eigen onderzoek de zelfstandigheid en legitimiteit van de studie verhoogt (VSNU, 1995). Mede om deze reden bouwt bedrijfskunde aan een internationale body of knowledge door het publiceren in eigen tijdschriften zoals de Academy of Management Journal, Academy of Management Review, Journal of Management Studies, Management Science, Organization Science en Strategic Management Journal. Vanuit de verschillende bedrijfskundefaculteiten in Nederland valt tegenwoordig een constante stroom van publicaties te bespeuren in deze en vergelijkbare bedrijfskundige topbladen, wat van groot belang is voor de positionering van Nederlands bedrijfskundig onderzoek in het internationale onderzoeksveld (VSNU, 1995). Deze professionalisering van bedrijfskundig onderzoek is mede bewerkstelligd door de periodieke beoordeling van het onderwijs en onderzoek van de faculteiten door externe deskundigen in de vorm van visitatiecommissies en internationale commissies, die sinds 1989 wordt georganiseerd door de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU). Dit heeft geleid tot een aanpassing van de Nederlandse onderzoekscultuur, in de richting van de Amerikaanse publish or perish-onderzoeksmentaliteit (Witteloostuijn en Boone, 1996). Het bepalen van de productiviteit en kwaliteit van het wetenschappelijk 6
&
NUMMER 6 - NOVEMBER/DECEMBER - 2001
BEDRIJFSKUNDIG ONDERZOEK IN NEDERLAND
werk van onderzoekers wordt voornamelijk gedaan door het gebruik van rankings of hitlijsten. In ons land is het inventariseren van de wetenschappelijke bijdrage van Nederlandse economen een jaarlijks terugkerende activiteit, maar dit is nog niet het geval voor bedrijfskundige onderzoekers. Op een enkele uitzondering na (Van Witteloostuijn en Boone, 1996) zijn er, zover wij konden nagaan, geen hitlijsten meer verschenen die zich specifiek richten op de kennisontwikkeling van bedrijfskunde in Nederland. Dit artikel probeert hierin tegemoet te komen.
H e n k Vo l b e r d a e n M a r t i j n B a x
2. Het meten van bedrijfskundig onderzoek Voordat we ingaan op het bedrijfskundige onderzoeksveld, zullen we eerst kort kijken naar de ranglijsten die er bestaan voor het economische vakgebied. Bijna alle hitlijsten in ons land richten zich op economen, maar verschillen onderling in de wijze waarop de lijst is samengesteld. De meest bekende hitparades zijn de top-40 van het weekblad Intermediair en de top-30 en Polderparade van het blad Economisch Statistische Berichten (ESB). De Intermediair-ranking is gebaseerd op het aantal publicaties van een onderzoeker, terwijl de top-30 van ESB is opgesteld op basis van het aantal citaties in gerenommeerde internationale tijdschriften. De Polderparade bepaalt de wetenschappelijke bijdrage van Nederlandse economen door te kijken naar het aantal citaties in Nederlandse tijdschriften (Van der Geest en Varkevisser, 2000). Bedrijfskundigen worden benadeeld in deze hitlijsten, omdat ze simpelweg niet meegenomen worden in een dergelijk onderzoek. Ook publiceren bedrijfskundigen in specifieke management-en-organisatietijdschriften die vaak niet worden onderzocht in inventarisaties van het economische onderzoeksveld, of deze bladen worden van lagere waarde geacht. D ATAV E R Z A M E L I N G
Bij het vaststellen van de wetenschappelijke bijdrage van een bedrijfskundig onderzoeker is het belangrijk zowel te bepalen hoeveel artikelen hij of zij heeft gepubliceerd (productiviteit) als de kwaliteit van zijn of haar publicaties te inventariseren. De meeste hitlijsten richten zich maar op een van deze twee componenten. Hitlijsten die zijn gebaseerd op het aantal publicaties van een wetenschapper, kijken daarom voornamelijk naar de productiviteit van een onderzoeker. Om het kwaliteitsaspect in zekere zin toch mee te nemen, worden vaak alleen publicaties in gerenommeerde bladen meegenomen, zoals in de hitlijst van Intermediair. Om nog beter te corrigeren voor het kwaliteitsaspect, kan het aantal publicaties in gerenommeerde tijdschriften ook nog vermenigvuldigd worden met een impactscore. De impactscore is een maatstaf voor de frequentie waarmee aan een ‘gemiddeld artikel’ in een bepaald tijdschrift wordt gerefereerd in een bepaald jaar. De impactscore van een tijdschrift wordt berekend door het aantal citaties in een bepaald jaar naar artikelen van de afgelopen twee jaar, te delen door het aantal gepubliceerde artikelen in dat tijdschrift gedurende dezelfde twee jaar (ISI, 1994). In bijlage II is een voorbeeld van de berekening van de impactscore voor 7
&
NUMMER 6 - NOVEMBER/DECEMBER - 2001
BEDRIJFSKUNDIG ONDERZOEK IN NEDERLAND
H e n k Vo l b e r d a e n M a r t i j n B a x
de Academy of Management Journal opgenomen. De berekening van de impactscore elimineert de effecten van de oplage en de leeftijd van een tijdschrift. Daarnaast corrigeert deze score voor het aantal nummers per jaar en het aantal artikelen per uitgave van een tijdschrift. Wanneer de kwaliteit van de artikelen van een wetenschapper van meer belang wordt geacht dan het absolute aantal publicaties dat op zijn of haar naam staat, kan ook het aantal citaties van een onderzoeker worden gebruikt om zijn of haar wetenschappelijke bijdrage te bepalen, zoals in de hitparades van ESB. De gedachte hierachter is dat aan irrelevant onderzoek minder snel gerefereerd wordt dan aan gedegen uitgevoerd en relevant onderzoek. Deze meetmethode zorgt er daarom voor dat voorkomen wordt dat een hoogleraar die veel publiceert, maar waaraan weinig wordt gerefereerd, hoger eindigt dan een onderzoeker die zeer weinig doch invloedrijke artikelen publiceert. Een nadeel van het gebruik van het aantal citaties als maatstaf is dat oudere onderzoekers worden bevoordeeld. Jonge onderzoekers moeten eerst onderzoek gepubliceerd krijgen voordat andere academici er gebruik van kunnen maken. En die moeten vervolgens hun inzichten ook daadwerkelijk publiceren, voordat het uiteindelijk als citatie geteld kan worden (Pelle, 1996). De meeste hitlijsten gebruiken alleen de internationale publicaties en referenties in internationale tijdschriften van onderzoekers om hun lijsten samen te stellen. Nederlandse managementbladen worden daarbij buiten beschouwing gelaten. Deze tijdschriften zijn evenwel van belang voor de diffusie van bedrijfskundige kennis in Nederland en hebben daardoor een rol in de wetenschappelijke vooruitgang van bedrijfskunde. Bovendien worden deze tijdschriften gelezen door managers en organisatieadviseurs en vormen zodoende een koppeling tussen de wetenschap en de praktijk. ESB publiceert daarom ook een Polderparade, waarin de citaties in Nederlandse tijdschriften centraal staan. Voor het bepalen van de wetenschappelijke bijdrage van individuele bedrijfskundigen in Nederland wordt er in dit artikel zowel gekeken naar de productiviteit van een wetenschapper als naar de kwaliteit van zijn werk door enerzijds het analyseren van zijn internationale en nationale publicaties en anderzijds het bepalen van zijn of haar citaties in internationale tijdschriften. Hierbij worden de internationale publicaties bovendien gecontroleerd op kwaliteit door gebruik te maken van een lijst van gerenommeerde bedrijfskundig relevante tijdschriften en zijn deze publicaties voorzien van een impactscore. Alhoewel de publicaties in Nederlandse tijdschriften wel zijn meegenomen in de positieberekening van een wetenschapper in de Bedrijfskundigen top-30, tellen deze aanzienlijk minder zwaar mee. De exacte positieberekening komt later aan de orde. Allereerst zal nu dieper op de dataverzameling worden ingegaan. Voor het opstellen van de Nederlandse Bedrijfskunde top-30 zijn drie restricties gemaakt: betreffende de onderzoekers, de tijdsperiode en de tijdschriften. Ten eerste zijn alleen bedrijfskundigen in de top-30 opgenomen die de Nederlandse nationaliteit bezitten en als hoogleraar een aanstelling hebben aan een van de Nederlandse faculteiten Bedrijfskunde. Deze zijn:
8
&
NUMMER 6 - NOVEMBER/DECEMBER - 2001
BEDRIJFSKUNDIG ONDERZOEK IN NEDERLAND
H e n k Vo l b e r d a e n M a r t i j n B a x
• Faculteit Bedrijfskunde, Erasmus Universiteit Rotterdam; • Faculteit Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen; • Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde, uitgezonderd de vakgroep Algemene Economie en Kwantitatieve Economie, Universiteit Maastricht; • Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde, vakgroep Bedrijfskunde, Vrije Universiteit Amsterdam; • Faculteit der Managementwetenschappen, Katholieke Universiteit Nijmegen; • Faculteit Technische Bedrijfskunde, Universiteit Twente; • Faculteit Technologie Management, Technische Universiteit Eindhoven; • Bedrijfskunde, Universiteit Nyenrode. Deze afbakening heeft tot gevolg dat drie groepen niet zijn meegenomen in de inventarisatie. Allereerst betreft dit wetenschappers uit aanpalende disciplines, zoals bedrijfseconomie of arbeids- en organisatiepsychologie en -sociologie. Verder zijn de Nederlandse professoren die werken in het buitenland, niet opgenomen in de Bedrijfskunde top-30. Als laatste zijn ook buitenlandse professoren die werkzaam zijn aan een Nederlandse universiteit, niet in de inventarisatie betrokken. Via de websites van de verschillende universiteiten zijn alle werkzame Nederlandse professoren bedrijfskunde achterhaald. Op deze wijze was het mogelijk het meest actuele personeelsbestand te verkrijgen. Daarnaast hebben wij de Nederlandse Onderzoek Databank (NOD), onderdeel van het Nederlandse Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (NIWI), geraadpleegd om deze data te controleren. De uiteindelijke lijst bevatte 218 professoren bedrijfskunde. Ten tweede is er, om een recent beeld te geven van de wetenschappelijke bijdrage van de hoogleraren bedrijfskunde, voor gekozen de tijdperiode januari 1995 tot oktober 2001 te bestuderen. De laatste beperking die is aangebracht in dit artikel betreft de tijdschriften die meetellen als publicatie. Zoals hierboven vermeld, wordt er zowel gebruikgemaakt van het aantal nationale en internationale publicaties als het aantal citaties in internationale tijdschriften van een onderzoeker om te bepalen wat zijn of haar positie is in de Bedrijfskunde top-30. Voor de dataverzameling zijn drie bronnen geraadpleegd. Allereerst zijn de internationale publicaties opgezocht in de Web of Science (WS)-database. WS is een samenvoeging van onder andere de Science Citation Index Expanded en de Social Sciences Citation Index (SSCI). Deze database wordt wekelijks onderhouden door het Institute for Scientific Information (ISI) en bevat omstreeks 8.500 tijdschriften. De SSCI is een veelgebruikt instrument bij het opstellen van soortgelijke overzichten, zoals de eerder besproken Economen top-30 van ESB. De WS-database is ook gebruikt om in kaart te brengen hoe vaak een hoogleraar is geciteerd in de onderzochte tijdsperiode, met behulp van de Cited Reference Search-optie. Door het gebruik van deze optie worden alle citaties van een hoogleraar meegenomen in de hitlijst. In deze database kan echter een grote variëteit aan publicaties worden opgezocht, zoals artikelen, boekbesprekingen, bibliografieën, brieven en discussies. Om ervoor te zorgen dat alleen publicaties naar aanleiding van eigen onderzoek zijn meegenomen, waren artikelen en reviews (arti9
&
NUMMER 6 - NOVEMBER/DECEMBER - 2001
BEDRIJFSKUNDIG ONDERZOEK IN NEDERLAND
H e n k Vo l b e r d a e n M a r t i j n B a x
kelen met meer dan honderd referenties) de enige twee geselecteerde categorieën bij het inventariseren van het aantal internationale publicaties en referenties. Tijdens de dataverzameling bleek dat een aantal hoogleraren ook heeft gepubliceerd in bladen die niet tot de bedrijfskundeliteratuur kunnen worden gerekend, maar dat deze gezien de omvang van de WS-database wel waren opgenomen. Daarom zijn de publicaties uit de WS-database vervolgens gecontroleerd met behulp van een uitgebreide lijst van internationale managementtijdschriften (zie bijlage I), waarbij de niet-bedrijfskundige publicaties, gezien het doel van de inventarisatie, buiten beschouwing zijn gelaten. Deze lijst bevat zowel belangrijke algemene managementbladen als belangrijke tijdschriften van de verschillende bedrijfskundige subdisciplines (onder andere bedrijfsgeschiedenis, communicatie, entrepreneurship, finance, HRM, IT, informatie, innovatie, international business, logistiek, marketing, methodologie, omgeving, organisatie, productie, R&D, technologie, strategie). De citaties zijn niet gecorrigeerd aan de hand van deze lijst. Voor het bepalen van de nationale publicaties van de hoogleraren zijn zes toonaangevende Nederlandse managementtijdschriften in het onderzoek betrokken, te weten Bedrijfskunde, Economisch Statistische Berichten (ESB), Holland Management Review (HMR), Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie (MAB), Management & Organisatie (M&O) en Tijdschrift voor Bedrijfsadministratie (TBA). De database Online Contents bevat de volledige inhoud van deze zes tijdschriften. Zodoende konden we per tijdschrift het aantal publicaties van de verschillende professoren vaststellen. POSITIEBEREKENING
Zoals eerder gezegd, wordt de positie van een hoogleraar in de top-30 bepaald door zowel zijn of haar internationale en nationale publicaties als het aantal malen dat er aan zijn of haar internationale werk gerefereerd wordt. Productiviteit wordt in de formule vertegenwoordigd door de eerste twee componenten van de formule, kwaliteit wordt geoperationaliseerd door het laatste gedeelte. Echter, productiviteit en kwaliteit kunnen niet geheel los van elkaar worden beschouwd. Ten eerste is het aannemelijk dat naarmate iemand meer artikelen publiceert, de kans groter is dat zijn of haar werk geciteerd wordt. Verder wordt het kwaliteitsaspect ook meegenomen door het feit dat alleen vooraanstaande managementbladen zijn vertegenwoordigd in het aantal gepubliceerde artikelen. Om een goed evenwicht te krijgen tussen enerzijds productiviteit en anderzijds kwaliteit is voor internationale publicaties de coëfficiënt 0.6, voor nationale publicaties 0.1 en voor citaties 0.3. De Bedrijfskunde top-30 hebben we zowel opgesteld met en zonder impactscore. Alhoewel er verschillende instanties bestaan die impactscores verstrekken, zoals het overzicht van Bill Starbuck van de New York University (http://www.stern.nyu.edu/~wstarbuc/BusImp.htm), wordt er in dit artikel gebruikgemaakt van de ISI impactscores. Deze score is gekozen omdat het een veelgebruikte maatstaf is. Daarnaast is voor alle bladen die zijn meegenomen in de inventarisatie, door ISI een impactscore berekend.
10
&
NUMMER 6 - NOVEMBER/DECEMBER - 2001
BEDRIJFSKUNDIG ONDERZOEK IN NEDERLAND
Positieberekening zonder impactscore:
Positieberekening met impactscore:
H e n k Vo l b e r d a e n M a r t i j n B a x
waarbij: p a ai bi c d
= = = = = =
puntenaantal aantal internationale publicaties internationale publicatie i impactscore publicatie i (bron: ISI) aantal nationale publicaties aantal citaties in internationale tijdschriften
Om het mogelijk te maken de drie componenten bij elkaar op te tellen, zijn deze genormaliseerd door te delen door het betreffende maximum van de onderzochte wetenschappers. De hoogleraren Hagedoorn en Wetzels hebben met 13 artikelen beide het hoogste aantal internationale publicaties (amax). Wanneer deze internationale publicaties worden gecorrigeerd met behulp van de impactscore in de tweede formule, blijkt Wieringa met 10 publicaties en een score van 12,9 op de eerste plaats te staan, gevolgd door Hagedoorn met 12,4 punten. Koedijk laat de meeste Nederlandse publicaties zien (cmax) met 23 artikelen. Het hoogste aantal citaties (dmax) wordt door professor Hagedoorn ingenomen. De combinatie van deze drie criteria zal hieronder gepresenteerd worden in de top-30.
3. De Bedrijfskunde top-30 In Tabel 1 en 2 zijn respectievelijk de Bedrijfskunde top-30 zonder en met impactscore weergegeven. Tabel 1 laat zien dat Hagedoorn van de Universiteit Maastricht (UM) met 13 internationale publicaties, 0 nationale publicaties en 140 citaties de nummer-1-positie bezet op de Bedrijfskunde top-30 zonder impactscore. Deze hoogleraar wordt gevolgd door respectievelijk Volberda van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) met 12 publicaties in internationale tijdschriften, 14 nationale publicaties en 89 citaties en Wetzels van de Technische Universiteit Eindhoven (TUE) (13 internationale publicaties, 3 nationale publicaties en 9 citaties). Professor Van Bruggen van de EUR neemt de 30ste plaats in met 4 internationale publicaties, geen nationale publicaties en 5 citaties. De spreiding van de afzonderlijke onderdelen waaruit de positieberekening bestaat, is 11
H e n k Vo l b e r d a e n M a r t i j n B a x
&
NUMMER 6 - NOVEMBER/DECEMBER - 2001
BEDRIJFSKUNDIG ONDERZOEK IN NEDERLAND
groot. In de top-30 varieert het aantal internationale publicaties van 1 tot 13, de nationale publicaties van 0 tot 23 en het aantal citaties van 4 tot 140. In de top-30 zijn de acht onderzochte universiteiten allemaal vertegenwoordigd. De top-5 wordt door drie verschillende universiteiten ingevuld, achtereenvolgens de UM, EUR, en de TUE. In de top-10 komt vijfmaal de EUR, driemaal de TUE, tweemaal de UM en eenmaal de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) voor. Hierbij is Koedijk zowel tot de EUR als de UM gerekend. Gaalman is met de 14e positie de eerste hoogleraar van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) in de ranglijst. De Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN) en de Universiteit Twente (UT) verschijnen voor het eerst in de top-30 op respectievelijk de 15e (Nijssen) en de 22ste plaats (Van Harten). De hoogste en enige positie van Nyenrode in de Bedrijfskunde top-30 wordt behaald door Commandeur, die op de 20ste plaats staat. Tabel 1. Bedrijfskunde top-30
Naam
Universiteit
zonder impactscore
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Hagedoorn, J. Volberda, H.W. Wetzels, M.G.M. Koedijk, C.G. Wierenga, B. Bertrand, J.W.M. Nooteboom, B. Zijm, W.H.M. Lucas, A. Van den Bosch, F.A.J. Kroon, L.G. Lemmink, J.G.A.M. Duysters, G.M. Gaalman, G.J.C. Nijssen, E.J. Molleman, E. Verspagen, H.H.G. De Kok, A.G. Smidts, A. Commandeur, H.R. Brombacher, A.C. Van Harten, A. Dankbaar, B. Wijnberg, N.M. Wortmann, J.C. Pfann, G.A. Wouters, M.J.F. Van der Aalst, W.M.P. Dellaert, B.G.C. Van Bruggen, G.
UM EUR TUE EUR/UM EUR TUE EUR TUE VU EUR EUR UM TUE RUG KUN RUG TUE TUE EUR Nyenrode TUE UT KUN RUG TUE UM UT TUE UM EUR
Internationale publicaties* 13 12 13 9 10 11 6 8 7 8 8 8 6 7 6 5 2 5 5 4 4 4 4 4 3 1 3 4 3 4
Nederlandse publicaties** 0 14 3 23 2 5 11 1 0 16 1 1 0 0 1 5 0 2 0 7 1 4 0 4 0 8 11 0 1 0
Citaties*** 140 89 9 36 44 15 95 43 62 7 28 4 39 8 15 23 91 5 8 12 24 17 22 12 34 56 6 6 25 5
Score 0.900 0.805 0.632 0.593 0.565 0.562 0.528 0.466 0.456 0.454 0.434 0.382 0.360 0.340 0.313 0.302 0.287 0.250 0.248 0.241 0.240 0.238 0.232 0.228 0.211 0.201 0.199 0.197 0.196 0.195
* Aantal internationale publicaties volgens de Web of Science-database gecorrigeerd voor niet-bedrijfskundige bladen (zie bijlage I). ** Aantal publicaties in de Nederlandse tijdschriften: Bedrijfskunde, ESB, HMR, MAB, M&O en TBA. *** Aantal citaties volgens Web of Science.
12
&
NUMMER 6 - NOVEMBER/DECEMBER - 2001
BEDRIJFSKUNDIG ONDERZOEK IN NEDERLAND
In Tabel 2 is de Bedrijfskunde top-30 met impactscore te zien. Vijf van de onderzochte hoogleraren hebben tien of meer relevante internationale publicaties, namelijk Hagedoorn, Volberda, Wetzels, Bertrand en Wierenga. Van deze vijf professoren verdwijnt alleen Bertrand uit de top-10 wanneer er wordt gecorrigeerd voor de kwaliteit van de internationale bladen waarin gepubliceerd is door de wetenschappers. Hagedoorn staat zowel in de top-30 zonder impactscore als in de ranglijst met impactscore op nummer één. Volberda moet één plaats prijsgeven wanneer er bij de positieberekening gebruik wordt gemaakt van een impactscore en komt uit op een 3e plaats. Wetzels zakt van de 3e naar de 9e plaats en Koedijk moet één plaats prijsgeven en eindigt op de 5e plaats. H e n k Vo l b e r d a e n M a r t i j n B a x
Voor Wierenga pakt deze berekeningswijze beter uit: hij stijgt van de 5e naar de 2e plaats. Dit geldt ook voor Nooteboom, die met 6 internationale publicaties stijgt van de 7e naar de 4e positie. Lucas, die 7 publicaties in internationale tijdschriften op zijn naam heeft staan, stijgt van de 9e naar de 6e plaats. Evenals Bertrand, verdwijnen Zijm en Van den Bosch uit de top-10, wanneer bij de positieberekening een impactscore wordt gebruikt. Hierdoor nemen Duysters, Kroon en Van der Aalst een positie in de top-10 in. Van der Aalst, die een relatief laag aantal internationale en nationale publicaties en internationale citaties laat zien, maakt een sprong van de 28ste naar de 10e plaats, veroorzaakt door de hoge impactscores van de tijdschriften waarin hij heeft gepubliceerd. In tegenstelling tot de top-5 van bedrijfskundigen zonder impactscore die wordt gekenmerkt door een diversiteit aan universiteiten, wordt de top-5 uit Tabel 2 hoofdzakelijk bezet door de EUR. Wanneer de kwaliteit van de publicaties sterker wordt benadrukt in de positieberekening van de hoogleraren, verschijnen er drie nieuwe bedrijfskundigen in de top-30, namelijk Maijoor (22ste plaats), Peelen (24ste positie) en Rutte (29ste plaats). Wij zijn van mening dat Tabel 2 de wetenschappelijke bijdragen van de Nederlandse hoogleraren het beste weergeeft, aangezien deze positieberekening de beste balans tussen productiviteit en kwaliteit laat zien. Naar aanleiding van de top-30 met impactscore kan een overzicht worden gemaakt van de totale bijdrage van deze hoogleraren aan het bedrijfskundige vakgebied. In totaal hebben de 30 hoogleraren 180 internationale publicaties. Dit betekent dat een hoogleraar uit de Bedrijfskunde top-30 gemiddeld 6 internationale artikelen heeft geschreven. Echter, de hoogleraren uit de top-5 zorgen al voor 50 publicaties. Het aantal nationale publicaties is 126, wat een gemiddeld aantal van 4 artikelen per hoogleraar betekent. Tien hoogleraren uit de top-30 hebben helemaal geen nationale publicaties en vijf hebben er één. Wanneer deze twee groepen worden weggelaten uit de berekening, ligt het gemiddelde aanzienlijk hoger met 8 artikelen per onderzoeker. Ten slotte is er aan de top-30-hoogleraren in de bedrijfskunde 966 maal gerefereerd, wat een gemiddelde oplevert van 32 citaties. Omdat er ook ranglijsten bestaan die de wetenschappelijke bijdrage van business schools als geheel bestuderen (e.g. Baden-Fuller et al., 2000), hebben we de resultaten ook weergegeven per faculteit (zie Tabel 3). De totaalscores in deze tabel zijn gebaseerd op de Bedrijfskunde top-30 met impactscore. Hieruit blijkt dat de 13
H e n k Vo l b e r d a e n M a r t i j n B a x
&
NUMMER 6 - NOVEMBER/DECEMBER - 2001
BEDRIJFSKUNDIG ONDERZOEK IN NEDERLAND
EUR met 36.2 procent het hoogste scoort. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat vijf hoogleraren van deze universiteit in de top-10 staan. Met respectievelijk 21.6 procent en 20.9 procent volgen de UM en de TUE. De UT is met 3.1 procent het minst vertegenwoordigd in de top-30. Als laatste willen wij ingaan op de wegingsfactoren die gebruikt zijn in beide formules. Om de invloed te bepalen van een verandering van de gekozen coëfficiënten van 0.6 voor internationale publicaties, 0.1 voor nationale publicaties en 0.3 voor (internationale) citaties, hebben wij twee alternatieve lijsten opgesteld met afwijkende wegingsfactoren. Als alternatieve wegingsfactoren hebben wij 0.5, 0.1, 0.4 en 0.7, 0.1, 0.2 gebruikt. De resultaten van de laatste wegingsfactoren zijn opgenomen in bijlage III en IV. Wanneer de hitlijsten van deze twee alternatieve wegingen worden vergeleken met elkaar, blijken deze nauwelijks te verTabel 2. Bedrijfskunde top-30
Naam
Universiteit
met impactscore
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Hagedoorn, J. Wierenga, B. Volberda, H.W. Nooteboom, B. Koedijk, C.G. Lucas, A. Duysters, G.M. Kroon, L.G. Wetzels, M.G.M. Van der Aalst, W.M.P. Van den Bosch, F.A.J. Zijm, W.H.M. Verspagen, H.H.G. Van Bruggen, G. Bertrand, J.W.M. Nijssen, E.J. Smidts, A. Molleman, E. Lemmink, J.G.A.M. Pfann, G.A. Wijnberg, N.M. Maijoor, S.J. Dellaert, B.C.G. Peelen, E. Dankbaar, B. Commandeur, H.R. Gaalman, G.J.C. Wouters, M.J.F. Rutte, C.G. Van Harten, A.
UM EUR EUR EUR EUR/UM VU TUE EUR TUE TUE EUR TUE TUE EUR TUE KUN EUR RUG UM UM RUG UM UM Nyenrode KUN Nyenrode RUG UT TUE UT
Internationale publicaties* 13 10 12 6 9 7 6 8 13 4 8 8 2 4 11 6 5 5 8 1 4 1 3 3 4 4 7 3 1 4
Nederlandse publicaties** 0 2 14 11 23 0 0 1 3 0 16 1 0 0 5 1 0 5 1 8 4 2 1 6 0 7 0 11 0 4
Citaties*** 140 44 89 95 36 62 39 28 9 6 7 43 91 5 15 15 8 23 4 56 12 20 25 6 22 12 8 6 23 17
Score 0.878 0.703 0.573 0.532 0.410 0.342 0.334 0.295 0.270 0.267 0.261 0.260 0.251 0.247 0.238 0.233 0.217 0.211 0.199 0.190 0.170 0.170 0.166 0.150 0.143 0.142 0.141 0.134 0.130 0.124
* Aantal internationale publicaties volgens de Web of Science-database gecorrigeerd voor niet-bedrijfskundige bladen (zie bijlage I). ** Aantal publicaties in de Nederlandse tijdschriften: Bedrijfskunde, ESB, HMR, MAB, M&O en TBA. *** Aantal citaties volgens Web of Science.
14
&
NUMMER 6 - NOVEMBER/DECEMBER - 2001
BEDRIJFSKUNDIG ONDERZOEK IN NEDERLAND
schillen. Bij de alternatieve ranglijsten zonder impactscore komen 28 hoogleraren overeen en de lijsten met impactscore laten 29 dezelfde wetenschappers zien. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de Bedrijfskunde top-30 als geheel betrekkelijk ongevoelig is voor veranderingen van de coëfficiënten. Tabel 3. Totaalscore per universiteit
Universiteit Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) Universiteit Maastricht (UM) Technische Universiteit Eindhoven (TUE) Rijksuniversiteit Groningen (RUG) Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN) Vrije Universiteit Amsterdam (VU) Universiteit Nyenrode Universiteit Twente (UT)
36.2 21.6 20.9 6.2 4.5 4.1 3.5 3.1
H e n k Vo l b e r d a e n M a r t i j n B a x
1 2 3 4 5 6 7 8
Totaal score per universiteit (%)
4. Conclusies De inventarisatie van de wetenschappelijke bijdragen van Nederlandse hoogleraren kent een aantal beperkingen. We zullen die hier kort bespreken alvorens tot de conclusie te komen. Ten eerste zijn alleen professoren meegenomen in het onderzoek. Andere academici leveren echter ook een belangrijke bijdrage aan de bedrijfswetenschappen, bijvoorbeeld promovendi, universitair docenten (UD’s) en universitair hoofddocenten (UHD’s). Ten tweede zijn er geen bedrijfseconomen, uitgezonderd de bedrijfseconomen die werkzaam zijn aan een bedrijfskundefaculteit, opgenomen in de top-30. De reden hiervoor is dat deze groep onderzoekers al is vertegenwoordigd in de verscheidene economenlijsten. Naast deze beperking betreffende de onderzochte wetenschappers, kan er ook een kritische noot geplaatst worden bij het soort data dat is gebruikt voor de inventarisatie. Alleen gepubliceerde artikelen en citaties van hoogleraren zijn onderzocht. Echter, verschenen boeken, hoofdstukken in boeken en boekbesprekingen zouden ook betrokken kunnen worden in de inventarisatie. Desondanks zijn deze publicaties in zekere mate opgenomen in het puntenaantal van een wetenschapper, aangezien de auteur voor of na het verschijnen van een boek vaak ook een gerelateerd artikel publiceert. Een andere factor die de resultaten vertekent, is het probleem van coauteurschappen. In dit onderzoek wordt er geen onderscheid gemaakt tussen eerste, tweede, derde en meerdere auteurs. Echter, het verschil tussen een eerste auteur en de overige auteurs is interessant, omdat de eerste auteur de meeste inbreng kan hebben gehad. Daarnaast zou een correctie voor het aantal auteurs een preciezere weergave bieden van de individuele bijdrage van een wetenschapper. Er kan namelijk verondersteld worden dat bij meerdere auteurs de afzonderlijke bijdrage van een auteur minder wordt. Op analoge wijze geldt deze beperking ook voor zijn of haar citaties. Dit probleem zou ondervangen kunnen worden door verschillende waarderingen te geven voor het eerste auteurschap en coauteurschappen. 15
&
NUMMER 6 - NOVEMBER/DECEMBER - 2001
BEDRIJFSKUNDIG ONDERZOEK IN NEDERLAND
H e n k Vo l b e r d a e n M a r t i j n B a x
Wat betreft de citaties is bovendien een aantal opmerkingen van belang. Ten eerste wordt de hoeveelheid citaties van een onderzoeker beïnvloed door het aantal tijdschriften waarin de wetenschapper binnen zijn of haar subdiscipline kan publiceren. Zo blijken de financiële vakgroepen gemiddeld meer te publiceren dan andere vakgroepen (Witteloostuijn, 1996). Dit onderstreept ook het belang van een scheiding tussen hitlijsten economie en bedrijfskunde. Daarnaast is de inventarisatie van citaties onderhevig aan eventuele verwijzingen naar eigen werk. Veel professoren publiceren op een specifiek terrein en bouwen onder andere voort op hun eigen onderzoeksverleden. Aannemelijk is dat elke onderzoeker in een gepubliceerd artikel een of tweemaal naar zichzelf verwijst. Zodoende is deze vertekening voor iedereen ongeveer gelijk en daardoor verwaarloosbaar. Een andere beperking van het onderzoek is dat er geen harde uitspraken kunnen worden gedaan over de productiviteit van Nederlandse hoogleraren bedrijfskunde in vergelijking met buitenlandse professoren. Er zijn immers geen buitenlandse wetenschappers meegenomen in het onderzoek. Een dergelijke vergelijking is interessant om zodoende de bijdrage van Nederlandse bedrijfskundigen te bepalen aan de internationale ontwikkeling van bedrijfskunde als wetenschap. Ten slotte zijn de bijdragen van de verschillende hoogleraren bepaald aan de hand van publicatiegerelateerde criteria. Wanneer een hoogleraar laag scoort, geeft dit aan dat hij in vergelijking met zijn collega’s minder goed presteert ten aanzien van kennisontwikkeling. De reden hiervoor kan echter zijn dat de betreffende hoogleraar zijn of haar tijd en inspanning meer richt op het geven van onderwijs, ofwel kennisdeling, wat minstens zo belangrijk is voor de bedrijfskunde in Nederland. De bevindingen van dit artikel verschaffen inzicht in productiviteit en kwaliteit van het Nederlandse bedrijfskundige onderzoeksveld. Aangezien de top-30 is gebaseerd op zowel de internationale en nationale publicaties als de internationale citaties van een wetenschapper en het feit dat de totale ranglijst nauwelijks gevoelig is voor een verandering van de wegingen, geven de resultaten een nauwkeurig beeld van de wetenschappelijke bijdrage van de hoogleraren bedrijfskunde. De kracht van deze top-30 is de combinatie van criteria bij de berekening van de scores. Wat opvalt aan de resultaten is dat de toppers zich meer richten op internationale tijdschriften dan op Nederlandse bladen, wat niet bevorderlijk is voor de kennisdiffusie van bedrijfskunde in Nederland. Ook vormt dit een belemmering voor kennisdeling met het bedrijfsleven. M&O zou graag meer bijdragen tegemoet zien van die groep van de top-30 die niet of nauwelijks in Nederlandse tijdschriften publiceert. BEDRIJFSKUNDE TOP-30 IN 2002
Ten slotte verwachten wij dat de professionalisering van bedrijfskundig onderzoek zich in Nederland zal voortzetten, wat zich waarschijnlijk zal uiten in een verhoogde productiviteit en kwaliteit van Nederlandse bedrijfskundigen. Om deze ontwikkeling in kaart te brengen, zullen wij jaarlijks een Bedrijfskunde top30 uitbrengen. Hierbij zullen vanaf volgend jaar ook wetenschappers van aanpalende disciplines, zoals de bedrijfseconomie, de arbeids- en organisatiepsycholo16
&
NUMMER 6 - NOVEMBER/DECEMBER - 2001
BEDRIJFSKUNDIG ONDERZOEK IN NEDERLAND
gie en -sociologie, die in managementbladen publiceren, worden meegenomen. Als laatste zullen we onze restrictie dat een wetenschapper hoogleraar moet zijn, loslaten. Deze beperking was slechts gemaakt om onze initiële inventarisatie en vergelijking behapbaar te maken. Alle wetenschappers zijn van belang voor de bedrijfskundige kennisontwikkeling.
Noot H e n k Vo l b e r d a e n M a r t i j n B a x
1. Dit artikel had niet tot stand kunnen komen zonder de inzet van mevr. I.H.J. Lampe, drs. M. Stienstra en dhr. M.W.L. Wensveen. Imke Lampe en Maarten Wensveen zijn beiden student-assistent van het ESRC en hebben de dataverzameling en data-analyse verricht. Drs. Marten Stienstra is als docent verbonden aan de Faculteit Bedrijfskunde en het ESRC. Bovendien bedanken we drs. W. Mijnhardt (beleidsmedewerker Erasmus Institute of Management) voor de nuttige suggesties en opmerkingen.
Literatuur Baalen, P.J. van (1995), Management en hoger onderwijs: de geschiedenis van het academisch management-onderwijs in Nederland. – Delft : Eburon Baden-Fuller, C. , F. Ravazzolo en T. Schweizer (2000), ‘Making and Measuring Reputations: The Research Ranking of European Business Schools’, 33: 621-650. Gils, M.R., L. Karsten en H. de Man (1988), Bedrijfskunde: verleden, heden en toekomst. – Groningen : Rijksuniversiteit Groningen, Bedrijfskunde Institute for Scientific Information (ISI) (1994), ‘The Impact Factor’. – In: Current Contents print editions, 20 juni Pelle, E.S. (1996), ‘De Nederlandse economen top-30 1996’. – In: Economisch Statistische Berichten, 24 december Van der Geest, S.A. en M. Varkevisser (2000), ‘De top der lage landen’. – In: Economisch Statistische Berichten, 7 januari Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) (1995), Management Education in Dutch Universities, General Strategic Audit Report: Onderwijsvisitatie.- Utrecht : VSNU Volberda, H.W. (1997), ‘Op zoek naar een gedisciplineerde methodologie: een synthetische benadering in management en organisatie’. – In: M&O, jrg. 50, nr. 1, p. 65-91 Witteloostuijn, A. (1996), ‘Een verkenning van het Nederlandse onderzoek in de bedrijfswetenschappen. – In: Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, 70, p. 199-210 Witteloostuijn, A. van en C. Boone (1996), ‘Een meting van de productiviteit van Nederlandse bedrijfswetenschappers in 1990-1993: Een vergelijking van berichtgeving, financiering, marketing en organisatie’. – In: Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, december, p. 665-676.
17
&
NUMMER 6 - NOVEMBER/DECEMBER - 2001
BEDRIJFSKUNDIG ONDERZOEK IN NEDERLAND
BIJLAGE I OVERZICHT
VAN INTERNATIONALE MANAGEMENTBLADEN*
H e n k Vo l b e r d a e n M a r t i j n B a x
ABACUS Academy of Management Executive Academy of Management Journal Academy of Management Review Accounting Review Accounting, Organizations and Society ACM Transactions on Information Systems Administration and Society Administrative Science Quarterly Advances in Consumer Research Annals of Operations Research Annals of Tourism Research British Journal of Industrial Relations Business History Business History Review Business Quarterly California Management Review Communication Research Communications of the ACM Computers and Industrial Engineering Decision Sciences Decision Support Systems Development and Change European Journal of Industrial Relations European Journal of Information Systems European Journal of Marketing European Journal of Operational Research Financial Management Futures Group and Organization Management Group Decision and Negotiation Harvard Business Review Human Relations Human Resource Management Human Systems Management IEEE Transactions on Engineering Management IEEE Transactions-various IIE Transactions Industrial and Labour Relations Review Industrial Marketing Management Industrial Relations Journal Information and Management Information Computing Information Management Information Processing and Management Information Systems Information Systems Management Information Systems Research 18
INFORMS Journal on Computing Interfaces International Journal of Flexible Manufacturing Systems International Journal of Human Resource Management International Journal of Information Management International Journal of Market Research International Journal of Operations and Production Management International Journal of Production Research International Journal of Production Economics International Journal of Research in Marketing International Journal of Technology Management Journal of Accounting and Economics Journal of Accounting Research Journal of Advertising Journal of Advertising Research Journal of Applied Psychology Journal of Banking and Finance Journal of Behavioral Decision Making Journal of Business Journal of Business and Economic Statistics Journal of Business Ethics Journal of Business Research Journal of Business Venturing Journal of Common Market Studies Journal of Consumer Affairs Journal of Consumer Psychology Journal of Consumer Research Journal of Economic Behaviour and Organization Journal of Economic Psychology Journal of Economics and Management Strategy Journal of Engineering and Technology Management Journal of Finance Journal of Financial and Quantitative Analysis Journal of Financial Economics Journal of Financial Intermediation Journal of Financial Research Journal of Financial Services Research Journal of Futures Markets Journal of Human Resources Journal of Information Technology Journal of International Business Studies Journal of International Marketing Journal of International Money and Finance Journal of Management Journal of Management Information Systems Journal of Management Inquiry Journal of Management Studies
&
NUMMER 6 - NOVEMBER/DECEMBER - 2001
BEDRIJFSKUNDIG ONDERZOEK IN NEDERLAND
BIJLAGE I (VERVOLG) OVERZICHT
VAN INTERNATIONALE MANAGEMENTBLADEN*
*
Networks Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly OMEGA Operations Research Operations Research Letters Organization Science Organization Studies Organizational Behavior and Human Decision Processes Personnel Psychology Production and Operations Management Production Planning and Control Psychology and Marketing Public Administration Public Administration Review R&D Management Research Policy Research-Technology Management Review of Financial Studies Review of Industrial Organization Review of International Political Economy Sloan Management Review Small Business Economics Strategic Management Journal Technology Analysis and Strategic Management Technovation Total Quality Management Transport Reviews Transportation Transportation Journal Transportation Science Work, Employment and Society
H e n k Vo l b e r d a e n M a r t i j n B a x
Journal of Manufacturing Systems Journal of Marketing Journal of Marketing Research Journal of Monetary Economics Journal of Money Credit and Banking Journal of Occupational and Organisational Psychology Journal of Operations Management Journal of Optimization Theory and Applications Journal of Organizational Behavior Journal of Organizational Change Management Journal of Portfolio Management Journal of Product Innovation Management Journal of Public Policy and Marketing Journal of Retailing Journal of Risk and Insurance Journal of Risk and Uncertainty Journal of Small Business Management Journal of Strategic Information Systems Journal of Systems Management Journal of the Academy of Marketing Science Journal of the Operational Research Society Journal of World Business (Columbia) Knowledge Acquisition Logistics and Transportation Review Long Range Planning Management Learning Management Science Marketing Science Mathematical Finance Mathematics of Operations Research MIS Quarterly Naval Research Logistics
Dit overzicht bevat alleen die bedrijfskundige tijdschriften die zijn opgenomen in de WS-database. Deze selectie is mede gebaseerd op de tijdschriftenlijst van ERIM (Erasmus Research Institute of Management) en NOBEM (Netherlands Organisation for Research in Business Economics and Management).
19
&
NUMMER 6 - NOVEMBER/DECEMBER - 2001
BEDRIJFSKUNDIG ONDERZOEK IN NEDERLAND
BIJLAGE II BEREKENING
VAN DE IMPACTSCORE
Hieronder een voorbeeld van de berekening van de impactscore voor de Academy of Management Journal. Tijdschrift: AMJ
H e n k Vo l b e r d a e n M a r t i j n B a x
Impact Factor: 2.375 Citaties in 2000 van artikelen gepubliceerd in:
1998 1999 1998 + 1999
= 153 = 56 = 209
Aantal artikelen gepubliceerd in:
1998 1999 1998 + 1999
= = =
Berekening: Citaties van recente artikelen
209 =
Aantal recente artikelen
= 2.375 88
Bron: Journal Citation Reports (JCR) on CD-ROM – 2000 Social Sciences Edition
20
44 44 88
&
NUMMER 6 - NOVEMBER/DECEMBER - 2001
BEDRIJFSKUNDIG ONDERZOEK IN NEDERLAND
BIJLAGE III ALTERNATIEVE BEDRIJFSKUNDE TOP-30 MET EEN WEGING VAN 0.7 (INTERNATIONALE PUBLICATIES), 0.1 (NATIONALE PUBLICATIES) EN 0.2 (INTERNATIONALE CITATIES) ZONDER IMPACTSCORE Naam Hagedoorn, J. Volberda, H.W. Wetzels, M.G.M. Koedijk, C.G. Bertrand, J.W.M. Wierenga, B. Van den Bosch, F.A.J. Nooteboom, B. Zijm, W.H.M. Kroon, L.G. Lucas, A. Lemmink, J.G.A.M. Gaalman, G.J.C. Duysters, G.M. Nijssen, E.J. Molleman, E. De Kok, A.G. Smidts, A. Commandeur, H.R. Van Harten, A. Brombacher, A.C. Wijnberg, N.M. Dankbaar, B. Verspagen, H.H.G. Van der Aalst, W.M.P. Van Bruggen, G. Looise, J.C. Van de Velde, S.L. Wouters, M.J.F. Wortmann, J.C.
UM EUR TUE EUR/UM TUE EUR EUR EUR TUE EUR VU UM RUG TUE KUN RUG TUE EUR Nyenrode UT TUE RUG KUN TUE TUE EUR UT EUR UT TUE
Internationale publicaties*
Nederlandse publicaties**
13 12 13 9 11 10 8 6 8 8 7 8 7 6 6 5 5 5 4 4 4 4 4 2 4 4 4 4 3 3
0 14 3 23 5 2 16 11 1 1 0 1 0 0 1 5 2 0 7 4 1 4 0 0 0 0 1 0 11 0
Citaties*** 140 89 9 36 15 44 7 95 43 28 62 4 8 39 15 23 5 8 12 17 24 12 22 91 6 5 1 3 6 34
Score 0.900 0.834 0.726 0.636 0.635 0.610 0.510 0.507 0.497 0.475 0.465 0.441 0.388 0.379 0.349 0.324 0.285 0.281 0.263 0.257 0.254 0.250 0.247 0.238 0.224 0.223 0.221 0.220 0.218 0.210
H e n k Vo l b e r d a e n M a r t i j n B a x
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Universiteit
* Aantal internationale publicaties volgens de Web of Science-database gecorrigeerd voor niet-bedrijfskundige bladen (zie bijlage I). ** Aantal publicaties in de Nederlandse tijdschriften: Bedrijfskunde, ESB, HMR, MAB, M&O en TBA. *** Aantal citaties volgens Web of Science.
21
&
NUMMER 6 - NOVEMBER/DECEMBER - 2001
BEDRIJFSKUNDIG ONDERZOEK IN NEDERLAND
BIJLAGE IV ALTERNATIEVE BEDRIJFSKUNDE TOP-30 MET EEN WEGING VAN 0.7 (INTERNATIONALE PUBLICATIES), 0.1 (NATIONALE PUBLICATIES) EN 0.2 (INTERNATIONALE CITATIES) MET IMPACTSCORE Naam
H e n k Vo l b e r d a e n M a r t i j n B a x
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Hagedoorn, J. Wierenga, B. Volberda, H.W. Nooteboom, B. Koedijk, C.G. Duysters, G.M. Lucas, A. Kroon, L.G. Van der Aalst, W.M.P. Wetzels, M.G.M. Van den Bosch, F.A.J. Van Bruggen, G. Bertrand, J.W.M. Zijm, W.H.M. Nijssen, E.J. Smidts, A. Lemmink, J.G.A.M. Molleman, E. Verspagen, H.H.G. Wijnberg, N.M. Maijoor, S.J. Dellaert, B.G.C. Peelen, E. Gaalman, G.J.C. Pfann, G.A. Commandeur, H.R. Dankbaar, B. Wouters, M.J.F. Van de Velde, S.L. Rutte, C.G.
Universiteit UM EUR EUR EUR EUR/UM TUE VU EUR TUE TUE EUR EUR TUE TUE KUN EUR UM RUG TUE RUG UM UM Nyenrode RUG UM Nyenrode KUN UT EUR TUE
Internationale publicaties*
Nederlandse publicaties**
13 10 12 6 9 6 7 8 4 13 8 4 11 8 6 5 8 5 2 4 1 3 3 7 1 4 4 3 4 1
0 2 14 11 23 0 0 1 0 3 16 0 5 1 1 0 1 5 0 4 2 1 6 0 8 7 0 11 0 0
Citaties*** 140 44 89 95 36 39 62 28 6 9 7 5 15 43 15 8 4 23 91 12 20 25 6 8 56 12 22 6 3 23
* Aantal internationale publicaties volgens de Web of Science-database gecorrigeerd voor niet-bedrijfskundige bladen (zie bijlage I). ** Aantal publicaties in de Nederlandse tijdschriften: Bedrijfskunde, ESB, HMR, MAB, M&O en TBA. *** Aantal citaties volgens Web of Science.
22
Score 0.875 0.772 0.563 0.511 0.423 0.348 0.333 0.313 0.305 0.304 0.286 0.283 0.258 0.257 0.255 0.244 0.227 0.217 0.195 0.183 0.175 0.166 0.164 0.156 0.156 0.147 0.144 0.142 0.133 0.127