Bedrijfsgebied Baanhoek
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Inhoudsopgave Toelichting
Toelichting
5
Hoofdstuk1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Aanleiding Ligging plangebied Vigerend bestemmingsplannen Opzet toelichting
5 5 5 6 7
Hoofdstuk2 2.1 2.2
Beschrijving plangebied Huidige situatie Ruimtelijke en functionele structuur
8 8 8
Hoofdstuk3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Beleidskader Algemeen Rijksbeleid Provinciaal en regionaal beleid Gemeentelijk beleid Conclusie
9 9 9 11 13 14
Hoofdstuk4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10
Onderzoeken Milieuzonering / Wet milieubeheer Industrielawaai Wegverkeerslawaai Bodem Luchtkwaliteit Externe veiligheid Watertoets Archeologie en Cultuurhistorie Natuur Kabels en leidingen
15 15 18 20 20 21 21 23 24 25 26
Hoofdstuk5 5.1 5.2
Juridische planbeschrijving Algemeen Planregels
28 28 28
Hoofdstuk6 6.1 6.2 6.3
Uitvoerbaarheid Algemeen Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid
30 30 30 30
Bijlagen Bijlage 1
Nadere toelichting Staat van gezoneerd industrieterrein
Bijlage 2
Inventarisatie bedrijven
Bijlage 3
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
Bijlage 4
Notitie insprak en vooroverleg Bedrijfsgebied Baanhoek
Bijlage 5
Inspraak- en overlegreacties
Bijlage 6
Notitie zienswijzen
2
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
3
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
4
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Toelichting Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding
Het huidige bestemmingsplan voor het bedrijfsgebied Baanhoek, gelegen in het zuidwesten van de gemeente Sliedrecht, dateert grotendeels uit 1971 en dient op basis van de Wet ruimtelijke ordening voor 1 juli 2013 te worden geactualiseerd. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het vastleggen van de huidige situatie en daar waar mogelijk ruimte te laten voor nieuwe ontwikkelingen. Het bestemmingsplan is daarmee conserverend van aard. Met de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 dienen plannen digitaal raadpleegbaar te zijn. Ook voor de vormgeving van regels en verbeelding (voorheen plankaart) gelden standaarden, de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008). De SVBP 2008 is in dit bestemmingsplan toegepast.
1.2
Ligging plangebied
Het plangebied omvat het industrieterrein Baanhoek. Dit bedrijventerrein is onderdeel van het gezoneerd industriegebied “Oosteind”, gelegen binnen de gemeenten Dordrecht, Papendrecht en Sliedrecht. Hiervoor is bij Koninklijk Besluit van 16 april 1991 een geluidzone vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder. De hieraan verbonden zogenaamde 50 dB(A)-contour is gelegen op bedrijfsgebied Baanhoek. De in het zonebesluit gelegen bedrijven dienen te voldoen aan de vastgelegde geluidseisen binnen deze zone. Het industrieterrein wordt in zuidelijke richting omsloten door de rivier de Beneden Merwede. Aan de oostzijde ligt de spoorbrug. Ten westen van het plangebied ligt de gemeentegrens met Papendrecht. Binnen het plangebied zijn verschillende bedrijven gevestigd en het kantorencomplex Merweborg. Ook aan de Baanhoek zelf zijn diverse bedrijven gevestigd en (verspreid staande) dijkwoningen. Ten noorden van de Baanhoek is een nieuwe woonwijk in aanbouw (Baanhoek-West). Het plangebied is gelegen aan de doorgaande weg Baanhoek, welke tevens fungeert als primaire waterkering. In figuur 1.1 is het plangebied aangegeven.
Figuur 1.1 Globale ligging plangebied in de gemeente Sliedrecht (bron: gemeente Sliedrecht)
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
5
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
1.3
Vigerend bestemmingsplannen
Het huidige bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan “Sliedrecht, ten noorden van de Merwede”, door de gemeenteraad vastgesteld op 27 december 1971 en door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland goedgekeurd op 14 maart 1973. Op 31 mei 1976 zijn door de gemeenteraad de gewijzigde voorschriften vastgesteld. Ten behoeve van de dijkverzwaring heeft de gemeenteraad op 26 september 1994 de eerste partiële herziening van dit plan vastgesteld. Figuur 1.2 verbeeldt het vigerende bestemmingsplan uit 1973. In het vigerende bestemmingsplan zijn binnen het beoogde plangebied de bestemmingen 'water', 'doeleinden voor handel en bedrijf', 'strook voor bermen', 'verkeersdoeleinden' en 'spoorwegdoeleinden' van toepassing. Deze gronden zijn respectievelijk bestemd voor duikers, bruggen en oeverbescherming, gebouwen ten behoeve van bedrijf, handel en/of industrie, bedrijfswoningen, wegbermen, wegen, pleinen en parkeerruimten en spoorwegen. De grond onder en naast de Baanhoek heeft tevens de bestemming 'hoofdwaterkering' en is derhalve primair bestemd voor waterkering.
Figuur 1.2 Vigerend bestemmingsplan Baanhoek (behoudens actualisatie Baanhoek 186)
Voor het perceel Baanhoek 186 geldt het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Baanhoek 186”, dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 20 september 2010. Deze herziening van het bestemmingsplan was nodig om de uitbreiding van het op deze plaats gevestigde bedrijf mogelijk te maken. In dit bestemmingsplan zijn de bestemmingen 'water' en 'bedrijf' van toepassing. Dit bestemmingsplan wordt verbeeld met figuur 1.3.
6
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Figuur 1.3 Vigerend bestemmingsplan Baanhoek 186 (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
1.4
Opzet toelichting
De toelichting bestaat uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige en toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst. In hoofdstuk 4 zijn vervolgens de resultaten van de onderzoeken beschreven. Hoofdstuk 5 betreft de juridische planbeschrijving. Hoofdstuk 6 gaat ten slotte in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
7
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Hoofdstuk 2 2.1
Beschrijving plangebied
Huidige situatie
De gemeente Sliedrecht ligt in het zuidoosten van de provincie Zuid-Holland op de noordelijke oever van de Beneden-Merwede. Het plangebied grenst aan de gemeente Papendrecht en maakt onderdeel uit van het buurtschap Baanhoek. Baanhoek heeft het karakter van dijkdorp behouden. Op het bedrijventerrein zijn vanaf circa 1850 werven aangelegd. Later hebben ook de bedrijven zich hier gevestigd die van belang waren voor de baggerindustrie in Sliedrecht. Op het bedrijventerrein zijn nog steeds watergebonden bedrijven gevestigd. Zo zijn er verschillende bedrijven die gerelateerd zijn aan de scheepsbouw. Het gaat dan om reparatie, verbouw en onderhoud van schepen, het vervaardigen van scheepsmotoren en andere technische installaties voor de scheepvaart. Maar ook bedrijven die geen relatie hebben met het water komen voor. Het bedrijf Bioderij B.V. beslaat een groot deel van het bedrijventerrein. Bioderij B.V is een levensmiddelenbedrijf dat gemaksvoeding produceert. De inrichting bestaat uit een productiefaciliteit met kantoor. Zij ontwikkelt en produceert pannenkoeken, poffertjes en pancakes en aanverwante producten voor de consumentenmarkt. Verder zijn er kleinere productiebedrijven en groothandelsbedrijven. Aan de oostzijde ligt op een 'schiereiland' een kantorencomplex waarin een aantal bedrijven een kantoor hebben. Ook is er een educatieve instelling gevestigd. In Bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de bedrijven op het industrieterrein. Aan de dijk zelf staan nog vele dijkwoningen tussen de bedrijvigheid in. Het gaat om burgerwoningen, waarvan een aantal voormalige bedrijfswoningen is geweest.
2.2
Ruimtelijke en functionele structuur
Het gebied tussen de Baanhoek en de Beneden Merwede is nu voornamelijk ingericht als een bedrijventerrein in de verschillende milieucategorieën. Het bedrijventerrein de Baanhoek is ruimtelijk en functioneel verbonden met het aangrenzende bedrijventerrein Oosteind in de gemeente Papendrecht. De bedrijven worden ontsloten vanaf de Baanhoek. Deze weg heeft tevens een waterkerende functie. In het gebied zijn twee kleinere havens waarlangs bedrijven zijn gevestigd met havengebonden activiteiten. Op de grens met Papendrecht is een derde haven. Aan de overzijde van de Baanhoek ligt een gebied dat voor kort als veenweidegebied (melkveehouderij) in gebruik was. Dit gebied Baanhoek West, is nu een Vinex locatie waar de komende jaren een belangrijk gedeelte van de woningbouw van Sliedrecht zal plaatsvinden.
8
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Hoofdstuk 3 3.1
Beleidskader
Algemeen
In deze paragraaf wordt ingegaan op het (toekomstige) beleid van Rijk, provincie en gemeente, alsmede tot de overige aspecten die van belang zijn voor de planologische inpasbaarheid van het plan.
3.2
Rijksbeleid
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. De structuurvisie geeft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de visie worden ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbonden. De structuurvisie vervangt alle voorgaande rijksnota's ten aanzien van ruimte en mobiliteit (waaronder de Nota Ruimte), behalve de Structuurvisie Nationaal Waterplan. De hoofdlijn van de SVIR is dat het Rijk op het gebied van de ruimtelijke ordening terugtreedt en dat gemeenten en provincies op dit taakveld een meer prominente rol krijgen. In het SVIR staat centraal dat alleen nog een taak voor het Rijk is weggelegd wanneer sprake is van nationale baten en/of lasten, internationale verplichtingen (bijvoorbeeld werelderfgoederen) of provincie cq. lands overschrijdende onderwerpen. Het Rijk heeft 13 onderwerpen benoemd waar het, aan de hand van de bovenstaande criteria, een taak voor zichzelf ziet weggelegd. Door het nemen van verantwoordelijkheid ten aanzien van deze onderwerpen stelt het Rijk zich voor de middellange (2028) en lange termijn (2040) tot doel Nederland concurrerend, veilig en leefbaar te houden. De onderwerpen die een nationaal belang betreffen zijn het creëren van een internationaal bereikbaar vestigingsklimaat, ruimte bieden voor het hoofdnetwerk van (duurzame) energievoorziening en het vervoer van stoffen via buisleidingen en een efficiënt gebruik van de ondergrond. Ook het in stand houden en verbeteren van het hoofdnetwerk van weg, spoor- en vaarwegen is een verantwoordelijkheid van het Rijk, evenals ruimte voor waterveiligheid. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het SVIR. Figuur 3.1 laat een uitsnede van de kaart van het SVIR zien.
Figuur 3.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
9
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
3.2.1
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische Kernbeslissingen (PKB's). Sinds 1 juli 2008 zijn deze documenten alleen nog bindend voor het Rijk en niet meer voor andere overheden. Het Rijk kiest ervoor om het deel van het ruimtelijk beleid dat bedoeld is bindend te zijn voor andere overheden, ook onder de Wro te borgen. De Wro geeft daarvoor het Rijk de beschikking over het instrument Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).
Figuur 3.2 Besluit algemene bepalingen ruimtelijke ordening Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (afgekort Barro) ook wel de AMvB Ruimte genoemd is op 30 december 2011 in werking getreden. Het besluit bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau in bestemmingsplannen te worden verwerkt. Het betreft een beperkt aantal van de beslissingen van wezenlijk belang (en eventuele concrete beleidsbeslissingen) uit de Nota Ruimte, alsmede uit de PKB, Ruimte voor de Rivier, PKB Derde Nota Waddenzee, de PKB Structuurschema Militaire Terreinen (SMT2) en de PKB Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR). Het plangebied is in de AMvB Ruimte aangewezen als onderdeel van het stroomvoerend deel van het rivierbed van de Rijn, zie figuur 3.2. In de AMvB Ruimte worden algemene eisen gesteld aan de inhoud van nieuwe bestemmingen die betrekking hebben op gronden gelegen in het rivierbed, om te voorkomen dat vergunningen worden verleend voor werkzaamheden die een bedreiging vormen voor de waterafvoer of die de vergroting van de afvoercapaciteit feitelijk kunnen belemmeren. Per 1 oktober 2013 zijn in het Barro bepalingen opgenomen over rijksvaarwegen. Langs rijksvaarwegen zijn vrijwaringszones. Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden dat in deze zones geen belemmeringen voor de doorvaart van het scheepsverkeer wordt mogelijk gemaakt. Ook dient rekening te worden gehouden met de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten en voor het beheer en onderhoud van de rijksvaarweg. Het bestemmingsplan maakt echter geen nieuwe bestemmingen mogelijk ten opzichte van het voorgaande plan. Er wordt daarmee voldaan aan het Barro.
10
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
3.2.2
Beleidslijn grote rivieren
De Beleidslijn grote rivieren (ministerie van V&W, 2006) is gericht op het behoud van ruimte voor de grote rivieren. Op 14 juli 2006 is de beleidslijn formeel in werking getreden. De Beleidslijn grote rivieren geldt voor alle grote rivieren, waaronder ook de Boven-Rijn, en is bedoeld om plannen en projecten in de uiterwaarden te beoordelen. In het stroomvoerend deel van de rivier mag in principe niet gebouwd worden. In het waterbergend deel van de rivier mag uitsluitend gebouwd worden als: Het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft Er geen sprake is van feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit Er sprake is van een zodanige situering van de uitvoer van de activiteit dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is De ruimtelijke doorwerking van de beleidslijn is geregeld in het Barro (AMvB Ruimte). Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidslijn grote rivieren.
3.3
Provinciaal en regionaal beleid
3.3.1
Structuurvisie Provincie Zuid-Holland (2010)
De Provinciale Structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. Er staat in hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. Met de structuurvisie werkt de provincie aan een vitaal Zuid-Holland, met meer samenhang en verbinding tussen stad en land. Hierdoor is in Zuid-Holland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik. De provincie onderscheidt vijf hoofdopgaven: aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie divers en samenhangend stedelijk netwerk vitaal, divers en aantrekkelijk landschap stad en land verbonden. Het plangebied is in de Structuurvisie aangemerkt als Bedrijventerrein Mainport en een zeer beperkt deel (ten noorden van de Baanhoek) als bedrijventerrein, zie figuur 3.3. De aanduiding Bedrijventerrein Mainport omvat het aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie water- en havengebonden bedrijvigheid, veelal in de hogere milieucategorieën, met productie, opslag, transport en distributie, nutsvoorzieningen, evenals de hieraan verbonden kantoorfuncties in het haven- en industriegebied van Rotterdam en de Drechtsteden. Binnen deze aanduiding moet alle aan de mainport gerelateerde bedrijvigheid een locatie kunnen vinden. Ruimte daarvoor kan nog gewonnen worden door verouderde complexen te herstructureren en verwante activiteiten te clusteren.
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
11
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Figuur 3.3 Structuurvisie provincie Zuid-Holland Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciale beleid.
3.3.2
Verordening Ruimte Provincie Zuid-Holland (2010)
Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten, waarvan de verordening er één is. De Verordening Ruimte stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Van belang is voor dit bestemmingsplan dat op een bedrijventerrein geen nieuwe (bedrijfs)woningen mogelijk gemaakt mogen worden. Met de huidige communicatietechnieken is een bedrijfswoning niet meer nodig. Bovendien beperkt een bedrijfswoning de bedrijfsmogelijkheden op de aangrenzende percelen. Ook dient een zo hoog mogelijke milieucategorie in het bestemmingsplan te worden opgenomen, rekening houdend met de omgeving. In de toelichting op het plan moet daar een verantwoording over worden gegeven. Op de Baanhoek zijn enkele woningen aanwezig. Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen is een milieuzonering opgenomen, waarbij in de nabijheid van de woningen alleen een lagere milieucategorie mogelijk is. Rekening houdend met de omgeving is hiermee een zo hoog mogelijke categorie opgenomen. In 4.1 is daar op ingegaan. In figuur 3.4 is een uitsnede van kaart 6 van de verordening weergegeven. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de bepalingen uit de provinciale verordening.
Figuur 3.4 Verordening provincie Zuid-Holland 3.3.3
Kantorenstrategie voor de Drechtsteden
In oktober 2007 is de Kantorenstrategie voor de Drechtsteden vastgesteld door de Drechtraad, het algemeen bestuur van de Regio Drechtsteden. Eén van de uitgangspunten is dat kantoorontwikkeling op de bedrijventerreinen moet worden beperkt. In het bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden. Voor het bedrijfsgebied Baanhoek is de huidige kantoorlocatie als zodanig bestemd. Verder zijn er geen zelfstandige kantoren mogelijk gemaakt.
12
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
3.4
Gemeentelijk beleid
3.4.1
Structuurvisie De Wereld tussen Wengerde en 't waoter (2006)
Door het spanningsveld tussen de beperkt beschikbare ruimte, fysieke mogelijkheden en maatschappelijke wensen, had Sliedrecht behoefte aan een besliskader om sturing te kunnen geven aan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hiervoor is de Structuurvisie De wèreld tussen Wengerde en 't waoter opgesteld. Deze visie ziet op de binnendijkse gebieden. In de visie ligt de nadruk op locaties en functies. Het gebruik van deze afzonderlijke stukjes Sliedrecht moet bijdragen aan een nu en in de toekomst goed functionerende gemeenschap. Voor het plangebied is van belang dat bedrijvigheid langs de rivier wordt gezien als een kracht en een belangrijk kenmerk van de lokale economie. Bedrijvigheid langs de rivier krijgt daarom de ruimte. Dit betekent dat de milieuruimte, die door het vertrek van een bedrijf ontstaat, opnieuw door bedrijven in dezelfde branches en milieucategorieën gebruikt kan en mag gaan worden. Daarnaast geeft de structuurvisie aan dat grotere bouwmassa's langs de Merwede mogelijk zijn door de maat en schaal van de rivier. 3.4.2
Groenbeleidsplan
In het Groenbeleidsplan van juni 2003 is het beleid ten aanzien van de groenstructuur in de gemeente vastgelegd. Het gaat daarbij om groenstructuren op verschillende niveaus. Het plan onderscheidt hoofd-, wijk- en buurtgroen. De Baanhoek wordt als onderdeel van de hoofdgroenstructuur gekenschetst. In het openbare gedeelte van de dijk komt weinig groen voor. Wel zijn er bomen in de particuliere tuinen die van belang zijn voor de herkenbaarheid van de dijk. Het particuliere groen dient zoveel mogelijk te worden beschermd. In het bestemmingsplan hebben de groengebieden die in het plangebied zijn gelegen een groenbestemming gekregen, enkele gebiedjes vallen binnen de bestemming verkeer waarin groen is toegestaan. Met name de omgevingsvergunning voor kappen is een instrument ter bescherming van de particuliere bomen. Het Bomenbeleidsplan Sliedrecht definieert drie categorieën bomen: Bijzonder waardevolle bomen waarvoor geen kapvergunning wordt verleend. Bomen voor het kappen een omgevingsvergunning kappen is vereist. Bij deze categorie bomen vindt na een kapaanvraag een afweging van het belang van handhaven van de boom versus het belang van kappen van de boom plaats. Wanneer een kapvergunning wordt verleend kan een herplant-/ compensatieplicht worden opgelegd. Bomen waarop de vrijstellingsregels betrekking hebben. De plaatselijke regelgeving is vastgelegd in de Bomenverordening Sliedrecht 2009. 3.4.3
Gedragscode Flora- en faunawet voor de gemeente Sliedrecht 2012
De gemeente Sliedrecht wil haar omgang met de verplichtingen die voortvloeien uit de Flora- en faunawet stroomlijnen. Dit doet de gemeente door het opstellen van een gedragscode, die tevens functioneert als praktische handleiding, op basis waarvan iedere ambtenaar die te maken heeft met bestendig beheer en onderhoud en/of ruimtelijke ingrepen, zelf vroegtijdig inzicht kan krijgen in de (mogelijk) geldende verplichtingen, het eventueel benodigde onderzoek en de tijd die het traject naar schatting vergt. Dit rapport heeft tot doel om, in combinatie met de bijlage 'Beschermde soorten in de gemeente Sliedrecht', inzicht te geven in de verplichtingen die er in geval van bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke ontwikkeling en inrichting in de gemeente Sliedrecht gelden. De omgang in geval van ruimtelijke ingrepen is opgenomen in hoofdstuk 6. 3.4.4
Welstandsnota 2009
In de Welstandsnota wordt het plangebied omschreven als een bedrijventerrein met een eenvoudige hoofdstructuur met vrijwel aaneengesloten individuele bebouwing, waarvan de rooilijnen verspringen. De oriëntatie van de gebouwen is in de meeste gevallen gericht op de weg. De inrichting van de openbare ruimte wordt gekenschetst als eenvoudig tot sober. De beperkte groenelementen en opslag in het zicht spelen daarin een rol.
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
13
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Voor het gebied geldt een terughoudend welstandsbeleid dat gericht is op het behoud van de samenhang in de massa's en het versterken van het straatbeeld. Criteria die gehanteerd worden bij de beoordeling van bouwplannen zijn onder meer: gebouwen oriënteren op de weg, representatieve, openbare en woonfuncties naar de straat richten, de rooilijnen kunnen verspringen ten opzichte van elkaar, opslag vindt bij voorkeur uit het zicht plaats, gebouwen hebben bij voorkeur een onderbouw van twee tot drie lagen met een plat dak of kap. Het bestemmingsplan sluit aan op de Welstandsnota. Zo is opslag buitengebouwen tot maximaal 12 m toegestaan. De maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen varieert van 8 – 12 m. 3.4.5
Verkeersbeleid
Verkeersbeleidsplan Op 8 februari 2010 heeft de gemeenteraad het Verkeersbeleidsplan vastgesteld. In het plan is een visie gegeven op de gewenste wegenstructuur en is aangegeven waar een optimalisering dan wel een toevoegen van wegen wenselijk en mogelijk is. In het plan wordt een aantal maatregelen genoemd die onlangs zijn uitgevoerd. Voor het bedrijfsgebied Baanhoek is de aanleg van de Ouverture en de aansluiting op de A15 belangrijk. Vanuit Papendrecht oost en Sliedrecht west is er daardoor een rechtstreekse aansluiting op de A15. De aanleg van de Ouverture betekent voor de Baanhoek in het plangebied een vermindering van het gemotoriseerd verkeer. Dit komt het woon- en leefklimaat uiteraard ten goede. Ook is er in het kader van het Verkeersbeleidsplan een ongevallenanalyse uitgevoerd. Het totaalbeeld van de verkeersongevallen, laat een gunstige ontwikkeling zien met een duidelijke daling van het aantal (slachtoffer)ongevallen. Het plan geeft geen bijzondere informatie over het bedrijfsgebied Baanhoek. De maximaal toegelaten snelheid op de Baanhoek is 30 km/uur. Uit verkeerstellingen blijkt dat deze snelheid alleen in de ochtendspits enigszins wordt overschreden. Uit het Verkeersbeleidsplan blijkt verder dat de intensiteit op de Baanhoek past bij de capaciteit van de weg. Nota Parkeerbeleid Sliedrecht In deze nota is het parkeerbeleid van de gemeente geformuleerd. Uitgangspunt is dat bedrijven, kantoren en instellingen op eigen terrein in de parkeerbehoefte voorzien. Het Bedrijfsgebied Baanhoek valt onder één van de twee bijzondere locaties Voor historische dijklinten, zoals de Baanhoek, is het profiel van de weg smal en de afstand van de woningen en bedrijven tot de weg klein. Hier is de parkeerdruk hoog. Wanneer hier stringent aan de parkeernorm wordt vastgehouden, is vervanging door nieuwbouw en daarmee het hanteren van de gebruikelijke parkeernorm, onmogelijk. Een verhoging van de parkeerdruk is evenwel ongewenst. Voor deze gebieden geldt dat de situatie uit 2008 als referentie wordt gehanteerd. De huidige voorzieningen voldoen daarmee aan de parkeernorm uit de nota. Vervanging door nieuwbouw met dezelfde functie, mits het oppervlakte en/of parkeervraag niet toeneemt, is toegestaan. Kleine uitbreidingen zijn mogelijk tot 0,5 parkeerplaats. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het gemeentelijke verkeersbeleid.
3.5
Conclusie
De conserverende bestemming van het plangebied is in overeenstemming met het geldende ruimtelijke beleid van Rijk, provincie en gemeente.
14
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Hoofdstuk 4
Onderzoeken
In het kader van een goede ruimtelijke ordening en in verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan moet daar waar nodig onderzoek plaatsvinden naar de voor het plangebied relevante milieuaspecten. Onderstaand wordt hier per milieuaspect op ingegaan. De te behandelen vermelde thema's die vanuit een oogpunt van milieu van belang zijn voor de ontwikkeling van de planlocatie zijn milieuzonering, geluid, bodem, luchtkwaliteit en externe veiligheid, water, archeologie en cultuurhistorie, natuur, kabels en leidingen.
4.1
Milieuzonering / Wet milieubeheer
Algemeen In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de ontwikkeling van hinderveroorzakende functies in de buurt van woningen: ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd; de bedrijfsvoering/milieuruimte van de betreffende bedrijven niet onnodig wordt ingeperkt. Milieuzonering Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de richtafstandenlijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). Hiermee kan voorkomen worden dat een bedrijf in het milieuspoor (milieuvergunningverlening en toetsing aan zonebeheerplan) zich op het bedrijventerrein kan vestigen maar op grond van het ruimtelijk spoor (milieuzonering bestemmingsplan) zich toch niet kan vestigen omdat zijn activiteiten in een hoge milieucategrorie vallen en de richtafstand niet haalbaar is. In de praktijk blijkt dat geluid vaak maatgevend is voor de benodigde richtafstand en het meenemen van geluid in de milieuzonering dus beperkend werkt. In dit bestemmingsplan wordt voor de milieuzonering van “Bedrijfsgebied Baanhoek” gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'. De SvB 'gezoneerd industrieterrein' gaat uit van het aanhouden van richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies. Vanwege de status als gezoneerd industrieterrein heeft de milieuzonering geen betrekking op het aspect geluid, maar alleen op de aspecten geurhinder, stofhinder en gevaar. Het plangebied is gelegen in het gezoneerde industrieterrein “Oosteind” te Papendrecht/ Sliedrecht, waarvoor bij Koninklijk Besluit van 16 april 1991 een geluidzone is vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder. De zogenaamde 50 dB(A) contour is gelegen op de Baanhoek. De op het industrieterrein gelegen bedrijven dienen te voldoen aan de vastgelegde geluideisen binnen deze zone. Het aspect geluidshinder wordt geregeld via een zonebeheersplan op basis van de Wet geluidhinder. De in de VNG-publicatie genoemde richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' wordt verwezen naar bijlage 1 van de toelichting. Inventarisatie van bedrijfsactiviteiten De aanwezige bedrijfsactiviteiten zijn geïnventariseerd. In bijlage 2 is het overzicht opgenomen. Binnen het plangebied komen voornamelijk bedrijfsactiviteiten voor die vallen binnen categorie 1 en 2 en een aantal bedrijven in categorie 3.1, 3.2, en 4.1 van de SvB. Uitgangspunten milieuzonering “Bedrijfsgebied Baanhoek” Om ook in de toekomst te zorgen dat bedrijfsactiviteiten binnen het plangebied geen onaanvaardbare
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
15
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
milieuhinder ter plaatse van woningen veroorzaken, is een milieuzonering voor het gebied uitgewerkt. De milieuzonering werkt met richtafstanden. Per milieucategorie geldt er een richtafstand tot een gevoelig object, zoals een woning. Bij deze richtafstand wordt de milieuhinder aanvaardbaar geacht. Er gelden richtafstanden voor omgevingstype ´rustige woonwijk´ en omgevingstype ´gemengd gebied´. Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. De woningen langs de Baanhoek kunnen getypeerd worden als omgevingstype ´gemengd gebied´. In onderstaande tabel staan de richtafstanden die bij de genoemde omgevingstypen worden gehanteerd. Richtafstand (m) rustige woonwijk Richtafstand (m) gemengd gebied
Milieucategorie
10
0
1
30
10
2
50
30
3.1
100
50
3.2
200
100
4.1
300
200
4.2
500
300
5.1
700
500
5.2
Uitgaande van een gemengd gebied zijn bijvoorbeeld bedrijven uit categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd bedrijventerrein' toelaatbaar op een afstand van 50 m van woningen. Op een afstand groter dan 100 m zijn bedrijven tot en met categorie 4.1 toelaatbaar. Op een afstand van 30 tot 50 m zijn bedrijven tot en met categorie 3.1 toelaatbaar. In figuur 4.1 is de gehanteerde milieuzonering opgenomen.
16
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Figuur 4.1 Milieuzonering
Omdat de activiteiten van niet alle bedrijven passen binnen deze milieuzonering is voor een aantal bedrijven nagegaan waar de meest milieubelastende activiteiten plaats vinden. Hieruit blijkt dat voor een aantal bedrijven de activiteiten die vallen in hogere milieucategorieën, plaats vinden op voldoende afstand van de woningen. Dat betekent dat één bedrijf kan liggen in een gebied waar verschillende milieucategorieën gelden. De bedrijfsactiviteiten van het bedrijf passen in de milieuzonering. Er zijn echter 3 bedrijven waarvan niet alle activiteiten passen binnen de milieuzonering. In onderstaande tabel staan deze bedrijven genoemd. Ze hebben een maatbestemming gekregen. Dat wil zeggen dat naast de bedrijven uit de toegestane milieucategorieën, ook deze specifieke bedrijven mogelijk zijn. Als deze bedrijven vertrekken, kan op die locatie een bedrijf met eenzelfde SBI-code zich vestigen of een bedrijf dat past binnen de op de verbeelding weergegeven milieucategorieën.
Naam bedrijf met Activiteit maatbestemming
SBI-code 1993
Milieucat Richtafstan Richtafstand Maat . (zonder d rustige gemengd bestemgeluid) woonwijk gebied ming
Drinkwaard Motoren BV Baanhoek 152
Fabricage, handel 351.4 of en inbouw van 311 scheepsmotoren
3.2 4.1
100 200
50 100
X
Elja Power BV Baanhoek 144
Produceren van generatoren en regelkasten
4.1
200
100
X
Bioderij BV Baanhoek 186
Produceren van 1589.1 kant en klare bakkerijproducten
4.1
200
100
X
311
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
17
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Afwijkingsbevoegdheid De toelaatbaarheid zoals hierboven beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere milieucategorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De SvB geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Burgemeester en wethouders kunnen in dat geval gebruik maken van een afwijkingsbevoegdheid om bedrijfsactiviteiten uit de milieucategorie die hoger ligt dan de algemene toelaatbaarheid, toe te laten. In geval van afwijking moet worden aangetoond dat bedrijfsactiviteiten geen onaanvaardbare milieuhinder veroorzaken ter plaatse van woningen.
4.2
Industrielawaai
Normstelling en beleid Volgens de Wet geluidhinder moeten alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd zijn. Bedoelde inrichtingen - vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd - worden nader genoemd in artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Gezoneerd industrieterrein Oosteind Bij Koninklijk Besluit van 16 april 1991, nr. 91003431 is de zonegrens rondom Oosteind (gemeenten Papendrecht en Sliedrecht) vastgesteld, zie figuur 4.2. Aansluitend is een saneringsprogramma industrielawaai opgesteld en uitgevoerd en is voor een deel van de woningen binnen de geluidzone een hogere waarde vastgesteld (maximaal toelaatbare grenswaarde of MTG). Het voorgaande is opgenomen in het saneringsbesluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 2 juli 1997, kenmerk DWM/140597. De grens van de zone ligt op de Baanhoek. Bij het opstellen van het zonebeheerplan, zie hierna, is onderzoek gedaan naar de actuele geluidbelasting van de bedrijven en de ligging van de 50 dB(A) contour. De ligging van de 50 dB(A) contour is ongewijzigd.
Figuur 4.2 Gezoneerd industrieterrein Oosteind Het gecumuleerde geluid van alle bedrijven op het gezoneerde industrieterrein Oosteind waartoe dus ook het bedrijfsgebied Baanhoek behoort mag de 50 dB)A- contour – dat is de buitenste contour – niet overschrijden. De grens van het gezoneerd industrieterrein ligt op de Baanhoek. Dat betekent dat de woningen aan de zijde van het bedrijfsgebied eveneens op het gezoneerde industrieterrein liggen. De grens van het industrieterrein wordt in dit bestemmingsplan niet aangepast. Evenals in de huidige situatie zijn de woningen binnen het gezoneerde industrieterrein niet beschermd voor wat betreft het geluid afkomstig van het bedrijventerrein. Geluidszone industrieterrein De Staart Het bedrijfsgebied Baanhoek ligt daarnaast ook in de geluidszone van het aan de overzijde van de Beneden Merwede liggende industrieterrein De Staart, zie figuur 4.3. Het gecumuleerde geluid
18
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
afkomstig van de bedrijven op dit industrieterrein mag de geluidszone behorende bij het gezoneerde industrieterrein niet overschrijden. Voor de bedrijven op het bedrijfsgebied Baanhoek heeft dit verder geen gevolgen.
Figuur 4.3 Industrieterrein De Staart Zonebeheer Op grond van de Wet geluidhinder kan het bevoegd gezag een zonebeheerplan opstellen. Dit is gedaan voor het terrein Oosteind waar het bedrijventerrein Baanhoek deel vanuit maakt. Met een zonebeheerplan wordt het te produceren geluid per bedrijf gereguleerd. In het plan zijn de huidige bedrijvigheid en de te verwachten ontwikkelingen vertaald in een geluidverdeling voor het gezoneerde terrein. Een goede verdeling maakt het mogelijk om enerzijds veel activiteiten en geluid toe te staan en anderzijds de omgeving te beschermen tegen teveel industrielawaai. Het zonebeheerplan of geluidverdeelplan maakt het mogelijk om op een duurzame wijze de zonegrens “in acht te nemen” en dient daarmee de bescherming van het milieu. Verder geeft het geluidverdeelplan voor de bedrijven (zittend en nieuw) en voor het bevoegd gezag de mogelijkheid voor inzicht in de maximaal vergunbare hoeveelheid geluid. Bij wijziging van bedrijfsactiviteiten of nieuwvestiging wordt getoetst of er geluidruimte is. In het bestemmingsplan is in de regels als voorwaarde voor wijziging van bedrijfsactiviteiten en/of de vestiging van bedrijven opgenomen dat deze passen binnen het zonebeheerplan. Op deze wijze wordt het in acht nemen van de wettelijke grenswaarden in de toekomst optimaal gewaarborgd.
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
19
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
4.3
Wegverkeerslawaai
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. De woonbestemmingen aan de Baanhoek hebben betrekking op bestaande woningen. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het vastleggen van de huidige situatie. Omdat het bestemmingsplan geen wijziging van de wegen of ligging van woningen mogelijk maakt, is er geen akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Hierbij zij nog opgemerkt dat uit het onderzoek dat in het kader van het Verkeersbeleidsplan blijkt dat de verkeersintensiteit op de Baanhoek is afgenomen door de aanleg van de Ouverture. Een deel van het verkeer tussen Papendrecht en Sliedrecht rijdt in plaats van over de Baanhoek, over de Ouverture. Dit komt het woon- en leefklimaat voor de woningen aan de Baanhoek uiteraard ten goede. Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er uit het oogpunt van wegverkeerslawaai geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van bestemmingsplan “Bedrijfsgebied Baanhoek”.
4.4
Bodem
Normstelling en beleid Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan Bedrijfsgebied maakt echter geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en is conserverend van aard. Op grond van de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is bij een conserverend plan geen uitgebreid onderzoek naar de bodemkwaliteit nodig, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 12 oktober 2008, LJN: BG1162, 200706507/1. Daarin stelt de Afdeling dat kan worden volstaan met een overzicht in de plantoelichting van de reeds bekende gegevens over de bodemkwaliteit. De omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid heeft een Bodembeheernota Zuid-Holland Zuid en een bodemkwaliteitskaart opgesteld. Op deze kaart staan zones met bodemkwaliteiten. De zones op de kaart zijn tot stand gekomen op basis van verschillen in bodemopbouw, historisch en huidig bodemgebruik en chemische kwaliteit. De kaart kan niet gebruikt worden voor het bepalen van de grondkwaliteit voor een specifieke locatie. Daarvoor zal een nader onderzoek moeten worden gedaan. Hieronder is in figuur 4.4. een uitsnede van de bodemkwaliteitskaart opgenomen.
20
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Figuur 4.4 Bodemkwaliteitskaart, Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Omdat het bestemmingsplan geen functiewijzigingen mogelijk maakt, de terreinen zijn nu ook al bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten, is nader onderzoek niet nodig.
4.5
Luchtkwaliteit
Ten behoeve van de actualisatie van het bestemmingsplan dient getoetst te worden of de voorgenomen ontwikkeling wettelijk inpasbaar is vanuit de 'Wet luchtkwaliteit' (titel 5.2 van de Wet milieubeheer). Daarvoor is minimaal inzicht nodig in de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit. De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot meer emissies naar de buitenlucht dan in de reeds bestemde situatie omdat het plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Dit betekent dat de voorgenomen ontwikkeling niet leidt tot een (in betekenende mate) verslechtering van de luchtkwaliteit en zondermeer wettelijk inpasbaar is op basis van artikel 5.16 lid 1b en lid 1c van de Wet milieubeheer. Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er uit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van bestemmingsplan “Bedrijfsgebied Baanhoek”.
4.6
Externe veiligheid
Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd: Het Plaatsgebonden risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers. Het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR: Rond inrichtingen, waarin opslag/verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; Langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Risico's verbonden aan het transport van gevaarlijke stoffen zijn in kaart gebracht in de diverse
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
21
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
risicoatlassen. In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt. De gemeente Sliedrecht heeft voor het gehele grondgebied van de gemeente een onderzoek 'Externe Veiligheid bestemmingsplannen Sliedrecht' laten uitvoeren door de Omgevingsdienst Zuid-Holland-Zuid. In dit rapport van 19 mei 2011 is de externe veiligheid onderzocht met betrekking tot: transport gevaarlijke stoffen over weg, spoor, water en door buisleidingen inrichtingen. Transport gevaarlijke stoffen De 10-6 contour van het PR van de A15 ligt in de huidige en toekomstige situatie buiten het plangebied. De oriëntatiewaarde van het GR blijft voor het plangebied niet overschreden. Ook voor het transport over het spoor ligt de 10-6 contour buiten het plangebied. De oriëntatiewaarde van het GR wordt in de huidige en toekomstige situatie voor het plangebied niet overschreden. Het PR van het gedeelte van de Beneden Merwede dat grenst aan het plangebied ligt lager dan 10-6. Dit geldt voor zowel de huidige als de toekomstige situatie. Het groepsrisico is voor de huidige en toekomstige situatie niet aanwezig omdat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Aan de westzijde en de oostzijde van het plangebied lopen twee hogedrukaardgasleidingen. Aan de oostzijde loopt parallel aan het spoor de onlangs aangelegde aardgastransportleiding Wijngaarden-Zelzate van de Gasunie. De 10-6 contour ligt in de huidige en toekomstige situatie op de leidingen en vormt daardoor geen aandachtspunt. Het GR van de aardgasleiding aan de oostzijde van het plangebied is 0,07 maal de oriëntatiewaarde. Dit is zeer laag. Daarom is de verwachting dat in de huidige en toekomstige situatie geen sprake is van een zodanig groepsrisico dat een uitgebreide verantwoording vereist is. Inrichtingen Binnen de 10-6 contour van een risicovolle inrichting mogen geen kwetsbare bestemmingen geplaatst worden. Indien een bestemming is gepland binnen het invloedsgebied van de EV relevante inrichtingen dient de toename van het GR berekend te worden en afhankelijk van de uitkomst van de berekening dient een verantwoording GR te worden opgesteld. In de nabijheid van het plangebied ligt aan de overzijde van de Beneden Merwede Du Pont de Nemours (Nederland) B.V. Deze inrichting valt onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO 1999). Bedrijven die onder dit besluit vallen, heten BRZO-bedrijven. Voor deze bedrijven gelden strengere regels dan voor andere bedrijven. Dit hangt samen met de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. De 10-6 contour komt niet tot de gemeentegrens en valt dus buiten het plangebied zowel in de huidige als toekomstige situatie. Net buiten het plangebied, aan de Ketelweg 91, bevindt zich een LPG-tankstation. Het tankstation ligt deels binnen de gemeente Papendrecht en deels binnen de gemeente Sliedrecht. De jaarlijkse doorzet bedraagt minder dan 1000 m3. Het aanwezige reservoir heeft een inhoud van 40 m3. Voor bestaande situatie gelden voor het PR de volgende afstandscriteria: 35 meter gemeten vanaf het LPG vulpunt; 25 meter gemeten vanaf het LPG reservoir; 15 meter gemeten vanaf de LPG afleverzuil. Binnen deze afstanden bevinden zich geen kwetsbare objecten, waardoor aan de grenswaarde van het PR wordt voldaan. Het invloedsgebied voor het PR is 150 meter. In dit gebied bevinden zich 12 woningen. Op grond van hiervoor gehanteerde normen kan er gesteld worden dat in de woningen 2,4 x 12 = 29 personen in de woningen aanwezig zijn. Verder zijn er in het invloedsgebied bedrijfsgebouwen aanwezig met een bedrijfsvloeroppervlakte van ca. 7300 m2. Uitgaande van 100 m 2 per persoon, zijn hier 73 personen aanwezig. In totaal zijn er 29 + 73 = 102 personen aanwezig in het invloedsgebied. Volgens de Handreiking Verantwoording Groepsrisico mogen er 309 personen in het invloedsgebied aanwezig zijn. Het GR blijft dus onder de oriëntatiewaarde. Dit geldt ook als met de maatregelen uit het LPG-convenant rekening wordt gehouden.
22
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Binnen het plangebied ligt het bedrijf De Bioderij (Baanhoek 186). Deze inrichting valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, omdat het bedrijf beschikt over twee ammoniakinstallaties. De 10-6 contour ligt volgens de afstandentabel uit de Regeling externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het plaatsgebonden risico (PR) op 0 meter, zowel voor beide installaties, als gezamenlijk. Doordat hierbinnen geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt vormt deze inrichting geen belemmering. Advies De Brandweer (van de Veiligheidsrisico Zuid-Holland Zuid) heeft een advies gegeven d.d. 10 december 2012, zie bijlage 3. De Brandweer onderschrijft dat het groepsrisico tengevolge van het bestemmingsplan niet toeneemt. In het advies wordt een aantal aanbevelingen gedaan. Aangeraden wordt om in overleg met de gemeenten Dordrecht en Papendrecht vast te stellen, welke plannen van invloed zijn op het Groepsrisico t.g.v. Dupont de Nemours. Daarnaast worden aanbevelingen gedaan die betrekking hebben op de situering en de inrichting van de gebouwen en de communicatie met omwonenden. De gemeente zal deze aanbevelingen opvolgen. Conclusie Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die in de directe omgeving aanwezig zijn in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoeren van gevaarlijke stoffen. In overeenstemming met het advies van de Brandweer van 10 december 2012 kan gesteld worden dat ten gevolge van het bestemmingsplan het groepsrisico niet toeneemt. De risico's blijven daarmee aanvaardbaar. Vanuit spoor-, vaarwegen, wegtransport, buisleidingen en inrichtingen gelden geen beperkingen voor het plangebied.
4.7
Watertoets
Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die negatieve effecten hebben op het duurzame waterbeheer. In het plangebied wordt het waterbeheer in het buitendijksgebied gevoerd door Rijkswaterstaat. Waterschap Rivierenland beheert de waterkering en de gemeente is verantwoordelijk voor de riolering. In het kader van de watertoets is over deze ruimtelijke ontwikkeling overleg gevoerd met de waterbeheerder. Vanwege het veiligheidsbelang mag het waterkerend vermogen van de dijken niet worden aangetast door ruimtelijke ingrepen. De huidige sterkte van de waterkering blijft nodig. Niet alleen de dijk zelf, maar ook de zogeheten beschermingszones ter weerszijden van de dijk verdienen bescherming. Er gelden daarom allerlei restricties voor bebouwing en andere activiteiten op en langs de dijken. Naast het voorkomen van negatieve effecten op de huidige waterkeringen is het ook van belang dat de kansen voor een hoger beschermingsniveau in de toekomst worden benut ofwel niet worden gefrustreerd. Het waterschap wil de ruimte behouden om de waterkering in de toekomst te versterken, te verplaatsen et cetera. Dat wordt onder andere bereikt door te voorkomen dat er wordt gebouwd in een bepaalde zone ter weerszijden van de waterkering. Dit noemt men het 'profiel van vrije ruimte' (pvvr). Hiervoor gelden per locatie bepaalde afmetingen. Op de verbeelding zijn de kern- en beschermingszone en de buitenbeschermingszone opgenomen met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' respectievelijk 'vrijwaringszone - dijk 1' en 'vrijwaringszone - dijk 2'. Een groot deel van het voorliggende plangebied is gelegen in deze buitenbeschermingszone. In figuur 5.7 zijn de verschillende zones van de waterkering weergegeven.
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
23
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Figuur 5.7: Zoneringen waterkering
Doordat in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden, zal er geen wijziging optreden ten opzichte van de huidige bestemde / vergunde situatie. Er hoeft hierdoor geen watertoets uitgevoerd te worden. Conclusie Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er uit het oogpunt van waterhuishoudkundige overwegingen geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van bestemmingsplan “Bedrijfsgebied Baanhoek”.
4.8
Archeologie en Cultuurhistorie
In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 door Nederland geratificeerd. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. In het verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn: archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ); in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden; de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen. Het verdrag is geïmplementeerd door inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg per 1 september 2007. Door artikel 38a van de gewijzigde Monumentenwet 1988 worden gemeenten thans verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen archeologisch (voor)onderzoek te verrichten.
24
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Figuur 4.5 CultuurhistorischehoofdstructuurZuid-Holland Zuid Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland In de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Hoekse Waard –IJsselmonde –Dordrecht (provincie Zuid-Holland, 2007) heeft een groot deel van het gebied een niet specifieke aanduiding, zie figuur 4.5. Er is onderscheid gemaakt in drie kleuren categorieën (drie tinten bruin). De toekenning van een zeer grote, redelijke of lage kans op sporen (kleuren donker-, middel- en lichtbruin) heeft betrekking op de relatieve dichtheid van archeologische vondsten die in een bepaald gebied verwacht wordt. De niet gekleurde gebieden hebben een lage trefkans. De uitsnede van de kaart laat zien dat er in dit deelgebied met name een lage trefkans op archeologische sporen is. Voor een beperkt gebied is er een redelijke tot grote kans op archeologische sporen. Dit gebied is voor een deel al bebouwd. Er is daarom geen dubbelbestemming Archeologie toegekend. De Baanhoek heeft als dijk cultuurhistorische waarden. De waarde blijft behouden in het bestemmingsplan. De ligging van de dijk wordt niet gewijzigd.
4.9
Natuur
Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) in werking getreden. De Nbw 1998 biedt de grondslag voor de aanwijzing van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Deze gebieden worden tezamen Natura 2000-gebieden genoemd. Ter bescherming van deze Natura 2000-gebieden voorziet de Nbw 1998 in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura 2000-gebied kunnen aantasten. In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen speciale beschermingszones aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn, zodat uit dien hoofde geen beperkingen worden opgelegd aan het oprichten van de geplande nieuwbouwontwikkelingen.
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
25
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Per 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht geworden. Deze wet voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor onder andere reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de bouw van fabrieken, geldt de volgende vrijstellingsregeling: een algemene vrijstelling voor algemene soorten; een vrijstelling voor beschermde soorten en vogels op voorwaarden, dat gehandeld wordt volgens een door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit goedgekeurde gedragscode. Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen. Conclusie Doordat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt ten opzichte van de huidige situatie, zal geen nieuwe verstoring van flora- en fauna plaats vinden. De conserverende bestemming van het plangebied is daarmee zondermeer inpasbaar vanuit ecologisch perspectief.
4.10
Kabels en leidingen
In de directe omgeving van het plangebied ligt een hogedruk gasleiding van de Gasunie en is parallel aan de spoorlijn Dordrecht – Geldermalsen een nieuwe hogedruk gasleiding gerealiseerd. In paragraaf 4.5 is reeds aandacht besteed aan het aspect externe veiligheid met betrekking tot deze leidingen, waarbij is geconcludeerd dat deze geen belemmering vormen voor het onderhavige bestemmingsplan. In figuur 4.6 is de ligging van de leidingen weergegeven.
Figuur 4.6 Leidingen in het gebied Alleen de leidingen aan weerszijden van het plangebied – met oranje lijnen aangegeven - zijn planologisch relevant. De leiding aan de westzijde van het gebied ligt voor een klein gedeelte in het plangebied.
26
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
27
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Hoofdstuk 5 5.1
Juridische planbeschrijving
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen een vertaling hebben gekregen in de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels.
5.2
Planregels
5.2.1
Inleidende regels
In de inleidende regels zijn begripsbepalingen opgenomen van in de regels voorkomende begrippen. In artikel 2 zijn de min of meer standaardregels opgenomen over de wijze van meten. 5.2.2
Bestemmingsregels
In het plan zijn 8 bestemmingen opgenomen, waarvan 2 een dubbelbestemming zijn. Bedrijventerrein Het plangebied heeft voor een groot deel een bedrijventerreinbestemming. Uitgangspunt is de bestaande bedrijven als zodanig te bestemmen en daar waar mogelijk ruimte voor ontwikkeling te bieden. Bij de milieuzonering is rekening gehouden met de bestaande woningen aan de Baanhoek. In het gebied is één bevi aanwezig. Met een aanduiding is dit op de verbeelding aangegeven. Detailhandel is alleen in de vorm van productiegebonden detailhandel mogelijk; zelfstandige detailhandel is niet toegestaan. Binnen het gebied zijn geen bedrijfswoningen meer aanwezig. Ook zijn nieuwe bedrijfswoningen niet meer mogelijk gemaakt. Mede gezien de technische mogelijkheden is een bedrijfswoning bij een bedrijf niet meer noodzakelijk. Het bedrijventerrein is een geluidgezoneerd industrieterrein. Dit is met een aanduiding 'overig – gezoneerd industrieterrein' aangegeven. Groen Deze bestemming heeft betrekking op groenlocaties op of langs het bedrijventerrein. Kantoor Het bestaande kantorencomplex heeft de bestemming Kantoor gekregen. Naast kantoren zijn hier ook educatieve instellingen mogelijk. Verkeer Het noordelijk deel van de Baanhoek ligt in het plangebied en heeft een verkeersbestemming. Deze bestemming is ook de toegangsweg en/of parkeerterrein die op de bedrijfspercelen zijn gelegen. Water De Beneden Merwede en de havens zijn als Water bestemd. Naast de functie voor het scheepsverkeer heeft het water een functie voor de waterhuishouding. De spoorburg is met een aanduiding 'spoorbrug' opgenomen. Wonen De bestaande woningen aan de Baanhoek hebben een woonbestemming gekregen. In de bestemmingen zijn bouwvlakken opgenomen die overeenkomen met de huidige situatie. Het is niet gewenst dat de woningen veel kunnen uitbreiden gezien de ligging aan de grens van het bedrijventerrein. Hiermee wordt milieuoverlast voor de woningen voorkomen en worden de bedrijven niet in hun bedrijfsvoering geschaad.
28
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Leiding - Gas De gasleiding aan de westzijde van het plangebied is planologisch relevant en is daarom met een dubbelbestemming opgenomen. Een deel van de beschermingszone nabij de spoorbrug ligt binnen het plangebied. Ook ligt de bestemming Leiding - Gas. Waterstaat - Waterkering De Baanhoek heeft een waterkerende functie. De daarbij behorende zone ligt in het plangebied en is met een dubbelbestemming opgenomen. Hier kan alleen gebouwd worden als de waterkerende functie van het gebied niet geschaad wordt. 5.2.3
Algemene regels
De algemene regels zijn voor een deel standaard. Specifiek voor het plangebied is de aanduiding geluidzone- industrielawaai, Een deel van het gebied ligt in de geluidzone van zowel het industrieterrein Oosteind als die van het industrieterrein De Staart. Nieuwe geluidgevoelige objecten zijn niet toegestaan. Herbouw van bestaande geluidgevoelige objecten, zoals woningen, wel. Verder zijn er de aanduidingen opgenomen die te maken hebben met de waterkering, dit zijn de aanduiding vrijwaringszone -dijk -1 en vrijwarngszone - dijk - 2. Op grond van het Barro is ook de vrijwaringszone vaarweg op de verbeelding weergegeven. Binnen deze zone mag de bebouwing geen belemmering vormen voor de veiligheid en doorvaart van de scheepvaart. 5.2.4
Overgangs- en slotregels
De overgangsregels zijn de verplichte overgangsbepalingen uit het Besluit ruimtelijke ordening.
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
29
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Hoofdstuk 6 6.1
Uitvoerbaarheid
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.
6.2
Economische uitvoerbaarheid
Het gaat hier om een bestaand bedrijventerrein met aan de randen woningen. Uitbreiding of nieuwbouw komt voor rekening van de grondeigenaren.
6.3
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.3.1
Vooroverleg
Het voorontwerp bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening vanaf vrijdag 2 november 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentekantoor van de gemeente Sliedrecht. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een reactie in te dienen op het voorontwerp bestemmingsplan. Er zijn geen inspraakreacties ontvangen, wel 4 overlegreacties. In bijlage 4 is de Notitie inspraak en overleg opgenomen.
6.3.2
Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan heeft ter inzage geldgen van 5 april tot en met 16 aprl 2013. Er zijn drie zienswijzen binnengekomen. Naar aanleiding daarvan is het bestemmingsplan op een klein onderdeel gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad op 26 juni 2013. Die notitie zienswijzen is als bijlage 6 opgenomen.
30
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Inhoudsopgave
Bijlagen Bijlage 1
Nadere toelichting Staat van gezoneerd industrieterrein
Bijlage 2
Inventarisatie bedrijven
Bijlage 3
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
Bijlage 4
Notitie insprak en vooroverleg Bedrijfsgebied Baanhoek
Bijlage 5
Inspraak- en overlegreacties
Bijlage 6
Notitie zienswijzen
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
1
Bijlage 1: Nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' Bijlage 1 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' 1.1. Algemeen Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten op een gezoneerd industrieterrein met behulp van milieuzonering. Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruik gemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geur; stof; gevaar (met name brand- en explosiegevaar). In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn. Het aspect geluid is niet in de milieuzonering opgenomen, aangezien dit milieuaspect, vanwege de status als gezoneerd industrieterrein, is gereguleerd via de Wet geluidhinder. 1.2. Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' Algemeen De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' (SvB 'gezoneerd industrieterrein') zijn gebaseerd op de VNGpublicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De SvB 'gezoneerd industrieterrein' wordt gehanteerd om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten op een gezoneerd industrieterrein te regelen. In dit soort situaties zorgt de milieuzonering ervoor dat hinderlijke bedrijfsactiviteiten (met uitzondering van het milieuaspect geluid) op voldoende afstand van woningen of andere gevoelige functies worden gesitueerd. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze milieugevoelige en milieubelastende activiteiten. In de milieuzonering wordt echter geen rekening gehouden met het aspect geluid. De geluidsbelasting van de bedrijven op een gezoneerd industrieterrein wordt namelijk gereguleerd via de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer (onder andere met behulp van een zonebeheermodel en milieuvergunningverlening). Via deze wetgeving wordt zorg gedragen voor een goede afstemming tussen de geluidsbelasting van het industrieterrein (en de betreffende bedrijven) en de geluidgevoelige functies in de omgeving van het industrieterrein. Richtafstanden bepalend voor de categorie-indeling In de SvB 'gezoneerd industrieterrein' is voor elke bedrijfsactiviteit voor ieder van de ruimtelijke relevante milieuaspecten (zie hiervoor) een richtafstand ten opzichte van een 'rustige woonwijk' vermeld. De grootste van deze drie richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarnaast vermeldt de SvB 'gezoneerd industrieterrein' indicaties voor verkeersaantrekkende werking.
Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied. De richtafstanden die zijn vermeld in de SvB 'gezoneerd industrieterrein' gelden ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype). Voor een gemengd gebied (en daarmee te vergelijken gebieden) gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een gezoneerd industrieterrein. Omgevingstype rustige woonwijk In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNGpublicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied. Omgevingstype gemengd gebied In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied. Bedrijfswoningen Een bedrijfswoning op een gezoneerd industrieterrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Te hanteren richtafstanden De SvB 'gezoneerd industrieterrein' onderscheidt een tiental milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.
Richtafstand (m) rustige woonwijk
Richtafstand (m) gemengd gebied
Milieucategorie
10
0
1
30
10
2
50
30
3.1
100
50
3.2
200
100
4.1
300
200
4.2
500
300
5.1
700
500
5.2
1.000
700
5.3
1.500
1.000
6
Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen In de SvB 'gezoneerd industrieterrein' zijn ook aanduidingen opgenomen die aangeven dat bepaalde bedrijven onder een specifieke wettelijke regeling kunnen vallen. Het betreft: bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico; bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden wettelijke) afstandsnormen. In de regels van dit bestemmingsplan is aangegeven of en zo ja, onder welke voorwaarden dergelijke bedrijven in het plangebied zijn toegestaan. De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' De in dit bestemmingsplan opgenomen SvB 'gezoneerd industrieterrein' komt in vergaande mate overeen met de voorbeeldstaat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen uit de VNGpublicatie. Conform de aanbevelingen van de publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. Zoals reeds eerder is aangegeven is het milieuaspect geluid niet in de SvB 'gezoneerd industrieterrein' opgenomen. Vanwege de regulering van het geluidsaspect via de Wet geluidhinder, heeft de milieuzonering via de SvB 'gezoneerd industrieterrein' geen betrekking op het aspect geluid. Hiermee wordt een dubbele regeling via zowel de Wet op de Ruimtelijke Ordening als de Wet geluidhinder voorkomen. Tevens wordt enerzijds voorkomen dat de (toch altijd globalere) milieuzonering met richtafstanden onnodige geluidsbeperkingen opleveren ten opzichte van de specifieke geluidsmogelijkheden die de Wet geluidhinder voor het industrieterrein biedt. Anderzijds wordt voorkomen dat de te hanteren richtafstanden voor andere milieuaspecten in de verdrukking komen wanneer in de milieuzonering zo veel mogelijk tegemoet wordt gekomen aan de geluidsmogelijkheden conform de Wet geluidhinder. In de toegepaste SvB 'gezoneerd industrieterrein' zijn alle activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen (toevoegingen en weglatingen) ten opzichte van de activiteiten die in de VoorbeeldStaat zijn opgesomd. Onder de volgende SBIcodes 0112, 014, 05011, 05012, 0502, 2612, 63.1 en 63.21 zijn activiteiten toegevoegd die vallen onder de definitie 'bedrijf'. In de VNGpublicatie is een aparte lijst van opslagen en installaties opgenomen.
Deze lijst is verwerkt in de SvB 'bedrijventerrein' voor zover sprake is van activiteiten die vallen onder het begrip 'bedrijf'. Hierdoor hebben toevoegingen plaatsgevonden bij de SBI-code 51.512. Groothandels voor professioneel vuurwerk en vuurwerkfabrieken zijn vanwege strenge eisen uit het Vuurwerkbesluit nooit toegestaan op een bedrijventerrein en dus niet in de SvB 'gezoneerd industrieterrein' opgenomen. Dit geldt ook voor bedrijven die kernenergie produceren. Bij enkele activiteiten heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten van deze activiteiten. Voor de volgende SBI-codes heeft een specificatie van de categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang het oppervlak van het bedrijf: 15.2 en 51.8. Voor de volgende SBIcodes heeft een specificatie naar categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang sprake is van reparatie of incidenteel bouwen dan wel reguliere productie: 29 en 35.1. Voor aannemers, SBIcode 45, is een nadere indeling van diverse aannemersactiviteiten gemaakt met bijbehorende categorie-indeling. 1.3. Flexibiliteit De SvB 'gezoneerd industrieterrein' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de SvB 'gezoneerd industrieterrein' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch via een ontheffing kan toestaan indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de SvB 'gezoneerd industrieterrein' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal twee categorieën (dus bijvoorbeeld categorie 3.2 in plaats van 2 of categorie 4.2 in plaats van 3.2). Om deze ontheffing te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB 'gezoneerd industrieterrein' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een ontheffing kan toestaan. Om deze ontheffing te kunnen verlenen moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven. Voor de concrete toetsing van een verzoek om ontheffing wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.
Bijlage 2: Inventarisatie bedrijven Naam bedrijf
Activiteit
SBI-code 1993
Milieucat. Richtafstand (zonder rustige geluid) woonwijk
RichtMaatbestemafstand gemengd ming gebied
Vos motoren Sliedrecht bv / Firma Harry Vos Baanhoek 160
Verkoop, service, 29.1 revisie van scheeps- productie en industrie motoren oppervlak < 2 2000 m
2
30
10
B. de Lange Baanhoek 118a
Projectafbouw, leveren, monteren van plafond- en wandsystemen
45.2 1 bedrijfsopper 2 vlak < 1000 m
10
0
Elegant Wood Handel in Nederland tuinmaterialen en (R. van Ginneken binnenvloeren handelsondernem ing) Baanhoek 120
5153.1 1 bedrijfsopper 2 vlak < 2000 m
10
0
Pro Sliedrecht Baanhoek 174
Lokale politieke partij
-
-
-
-
Montage service Sliedrecht Baanhoek 140 FAILLIET in 2010
Groothandel en 453 productie en im- en export van verlichting, alsmede het monteren van verlichting en technische installaties en bekabelings systemen
2
30
15
Metaalhandel A. Zegelaar Baanhoek 186a
Oud ijzer (afvalverwerkig)
5157.2/3 2 bedrijfsopper 2 vlak > 1000 m
30
15
Drinkwaard Motoren BV Baanhoek 152
Fabricage, handel en inbouw van scheepsmotoren
351.4 of 311
3.2 4.1
100 200
50 100
Allisson transmission Europe bv Baanhoek 188
Vervaardigen van aandrijfassen
355
2
30
0
Elja Power BV Baanhoek 144
Produceren van generatoren en regelkasten
311
4.1
200
100
X
Bioderij BV Baanhoek 186
Produceren van kant 1589.1 en klare
4.1
200
100
X
X
Naam bedrijf
Activiteit
SBI-code 1993
Milieucat. Richtafstand (zonder rustige geluid) woonwijk
RichtMaatbestemafstand gemengd ming gebied
74
1
10
0
Beheersmaatscha Financiële instelling 74 ppij BA Barker BV Baanhoek 194
1
10
0
AN Beheer BV Baanhoek 194
Financiële instelling 74
1
10
0
Stichting christelijke jongeren Sliedrecht Baanhoek 126
Religieuze organisatie
-
-
-
-
Wimarna BV Baanhoek 138142
Handel in audiovisuele apparaten
518.2
1
10
0
Mecs mech. Electr. Control systems Baanhoek 144
Handel en vervaardigen van dashboardpanelen en instrumenten
343
2
30
10
Rijsterborgh Makelaars BV Merweborg (te huur) Baanhoek 188
Kantoorcomplex met parkeergarage
-
-
-
Martin Ruis Coaching en Counseling Baanhoek 178
Adviesbureau
74
1
10
0
Volker beton BV Baanhoek 196
Zakelijke dienstverlening, verhuur onroerend goed
74
1
10
0
Buitendijk Technische diensten 351 technical services / scheepsbouw en BV reparatie Baanhoek 196 NB Buitendijk reparatie bv is failliet in 2007
3.1
50
30
Krohne oil gas BV Handel in Baanhoek 196 meetinstrumenten
518.2
1
10
0
Stichting Wereld
-
-
-
-
bakkerijproducten Maincon BV Baanhoek 194
Administratie-, belastingadvies kantoor
Religieuze
Naam bedrijf
Activiteit
evangelisatie Nederland Baanhoek 194a
organisatie
Teus Vlot Diesel en Marine Baanhoek 182b
BM beheer BV Baanhoek 184
SBI-code 1993
Milieucat. Richtafstand (zonder rustige geluid) woonwijk
RichtMaatbestemafstand gemengd ming gebied
Vervaardigen van 29.3 dieselmotoren en generatoren / elektrische installatie, verbouw, afbouw, nieuwbouw schepen Handel in motoren en generatoren
3.1
50
30
Financiële instelling 74
1
10
0
Style en creations Kapper Baanhoek 150
-
-
-
-
Lemmen scheepvaart BV / Lemmen Diesel Engines B.V. Baanhoek 182a
Vrachtvaart, binnenvaart / reparatie, revisie, onderhoud en verkoop van scheeps- en industriemotoren
29.3
3.1
50
30
Van Horssen Markt Baanhoek 202
Groothandel in tabaksproducten
5135
1
10
0
Kooiman apparatenbouw BV Baanhoek 196
Machine en apparatenfabriek
29.3
3.1
50
30
Staalbouw Rotterdam BV Baanhoek 142
Groothandel in staalconstructies
5152.2/3
1
10
0
Monta BV Baanhoek 138
Uitleenbureau / 74 Beleggingsinstelling
1
10
0
Auto van Veen Baanhoek 128
Handel en onderhoud auto's
1
10
0
Djinge beheer BV Financiële instelling 74 Baanhoek 202
1
10
0
CJ van Mill Baanhoek 202
Straathandel in voedings- en genotmiddelen
5138, 5139
1
10
0
Dibaflex BV Baanhoek 142
Uitzendbureau
74
1
10
0
501, 502, 504
Naam bedrijf
Activiteit
SBI-code 1993
Milieucat. Richtafstand (zonder rustige geluid) woonwijk
RichtMaatbestemafstand gemengd ming gebied
DW den Herder maritiem BV Baanhoek 200
Beheer van onroerend goed / expediteur
74
1
0
10
Toelichting advies Bestemmingsplan ‘‘Bedrijfsgebied Baanhoek’’ Sliedrecht Versie 10 december 2012
Inhoudsopgave 1. Aanleiding ......................................................................................................................................... 3 2. Doelstelling van het advies........................................................................................................... 4 3. Risicobronnen en scenario’s ......................................................................................................... 4 3.1 watervervoer gevaarlijke stoffen................................................................................... 4 3.2 Aardgastransportleiding .................................................................................................... 5 3.3 BP-station "De Ketel"/Van der Sman VOF, Ketelweg 91, Papendrecht........ 6 3.4 Dupont de Nemours, Baanhoekweg, Dordrecht ....................................................... 7 3.4.1 Algemene scenario’s ......................................................................................................... 7 3.4.2 Effectafstanden ................................................................................................................ 10 3.4 De Bioderij B.V..................................................................................................................... 11 4. Veiligheidstoets ............................................................................................................................. 11 4.1. Plaatsgebonden risico en Groepsrisico..................................................................... 11 4.1.1 Beneden Merwede. .......................................................................................................... 11 4.1.2 Aardgastransportleiding ................................................................................................. 12 4.1.3 BP-station "De Ketel"/Van der Sman VOF, Ketelweg 91, Papendrecht .............. 12 4.1.4 Dupont de Nemours, Baanhoekweg, Dordrecht........................................................ 12 4.2. Zelfredzaamheid ................................................................................................................ 13 4.3. Beheersbaarheid................................................................................................................ 13 4.4. Resteffect.............................................................................................................................. 14 5. Conclusies....................................................................................................................................... 14 6. Aanbevelingen ............................................................................................................................... 14 Bijlage 1 ............................................................................................................................................... 16
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 2 van 17
1. Aanleiding Op 2 november 2012 heeft de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer (hierna “de brandweer”) een verzoek om advies ontvangen voor het vaststellen van bestemmingsplan “Bedrijfsgebied Baanhoek”, Sliedrecht (verder het plangebied). Het plangebied wordt in zuidelijke richting omsloten door de rivier de Beneden Merwede. Aan de oostzijde ligt de spoorbrug. Ten westen van het plangebied ligt de gemeentegrens met Papendrecht. Binnen het plangebied zijn verschillende bedrijven gevestigd en het kantorencomplex Merweborg. Ook aan de Baanhoek zelf zijn diverse bedrijven gevestigd en (verspreid staande) dijkwoningen. Ten noorden van de Baanhoek is een nieuwe woonwijk in aanbouw (Baanhoek-West). Het plangebied is gelegen aan de doorgaande weg Baanhoek, welke tevens fungeert als primaire waterkering. De ligging is op onderstaande kaart aangegeven.
figuur 1: ligging plangebied.
Het bestemmingsplan Bedrijfsgebied maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en is conserverend van aard. De Brandweer is aangewezen als adviseur en mag op grond van artikel 4.3 van de Circulaire Risiconormering Vervoer gevaarlijke stoffen advies uitbrengen in verband met het groepsrisico over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting.
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 3 van 17
2. Doelstelling van het advies Het advies van de brandweer is primair in lijn met het gestelde in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs): “Voorafgaand aan de vaststelling van een besluit als bedoeld in het eerste lid stelt het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, het bestuur van de regionale brandweer in wier gebied ligt waarop dat besluit betrekking heeft, in de gelegenheid om in verband met het groepsrisico advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting”.
In deze toelichting wordt het advies van de brandweer weergegeven, waarbij een analyse van de veiligheidssituatie wordt weergegeven en voorstellen worden gedaan om de veiligheidssituatie te optimaliseren. Het onderstaande advies is tot stand gekomen aan de hand van het Toetsingskader Externe Veiligheid. Dit toetsingskader kent een vijftal die in samenhang worden bekeken, te weten plaatsgebonden risico, groepsrisico, zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffect. In deze toelichting wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving gegeven van de scenario’s die op deze locatie kunnen voorkomen. In hoofdstuk 4 wordt de veiligheidssituatie geanalyseerd aan de hand van het toetsingskader externe veiligheid. Tot slot worden ten aanzien van het plangebied conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan.
3. Risicobronnen en scenario’s 3.1 watervervoer gevaarlijke stoffen Voor het plangebied is een belangrijke risicobron die invloed heeft op het plangebied: • De Beneden Merwede Over deze transportroute wordt grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd. Bij incidenten met deze transporten is de kans op het vrijkomen van deze gevaarlijke stoffen redelijk groot aanwezig. Om een beeld te geven van het aantal transporten met gevaarlijke stoffen over de Beneden Merwede wordt in de volgende tabel de omvang van deze aantallen weergegeven. De weergegeven cijfers zijn gebruikt om de huidige Plaatsgebonden Risico 10-6 contour te bepalen. Beneden Merwede Brandbare 2135 gassen Toxische 196 gassen Zeer toxische 0 gassen Brandbare 23840 vloeistoffen Toxische 146 vloeistoffen Zeer toxische 0 vloeistoffen Tabel 1: overzicht aantallen transporten gevaarlijke stoffen Beneden Merwerde.
De mogelijk optredende scenario’s zijn de volgende: - brandbare gassen, zoals LPG en propaan, - toxische gassen, zoals ammoniak en waterstoffluoride - brandbare vloeistoffen, zoals benzine. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de effectafstanden die ten gevolge van een optredend incident kunnen optreden. Ter verduidelijking worden de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 4 van 17
afstanden bij de scenario’s Bleve en toxische damp van de 1, 10 en 100 procent letaliteitgrenzen weergeven. Dit betreft de afstanden waar respectievelijk 1, 10 en 100 procent van het aantal aanwezigen zal komen te overlijden. De gebruikte gegevens zijn afkomstig uit de landelijk opgestelde “Handleiding adviestaak regionale brandweer IPO 08, versie maart 2010”. Scenario Plasbrand Flare Lekkage ammoniak Falen ammoniaktank
1% letaliteitsgrens 45 meter 80 meter 150 meter 800 meter
10% letaliteitsgrens 35 meter 75 meter 80 meter 400 meter
100% letaliteitsgrens 25 meter 60 meter 65 meter 100 meter
Tabel 2: Overzicht effectafstanden incidenten transport over Beneden Merwede
De kortste afstand tussen bebouwing in het plangebied en het midden van de Beneden Merwede is 140 meter. Dit betekent dat ten gevolge van optredende incidenten met gevaarlijke stoffen op de Beneden Merwede mogelijk dodelijke slachtoffers vallen. In het Basisnet water is daarnaast plasbrandaandachtsgebieden (PAG’s) voorgesteld. Voor de binnenvaart is een PAG voorgesteld op 25 meter vanaf de oeverlijn. Voor het PAG langs de Beneden Merwede is van belang, dat conform het eindconcept Basisnet water (14-01-2008)1 de grens van de bestemming water en de overige bestemmingen gelijk is aan de overlijn. Alle beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten binnen 25 meter van de overlijn liggen in het PAG. In de concept Ministeriële Regeling Bouwbesluit 2012 (zie bijlage 1) worden de voorschriften genoemd voor het (ver)bouwen van beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten in het PAG. Delen van het kantorencomplex en enkele bedrijfsgebouwen in het oostelijk deel van het plangebied liggen in het PAG.
3.2 Aardgastransportleiding Er zijn verschillende incidenten met aardgas mogelijk. In de onderstaande tabel zijn de mogelijke scenario’s weergegeven die bij incidenten met brandbaar gas onder druk voor kunnen komen: Categorie Scenario Effecten/schadebeeld Brandbaar Uitstroming zonder ontsteking gehinderde communicatie gas onder Gehoorsbeschadiging druk (mogelijke drukeffecten) Uitstroming met directe ontsteking: Brandwonden fakkelbrand (+ vuurbal) Ontstaan van secundaire branden Uitstroming met vertraagde Brandwonden ontsteking: gaswolkontbranding (+ Ontstaan van secundaire branden fakkelbrand) Longbeschadiging door inademing van hete verbrandingsproducten Mogelijke drukeffecten Tabel 3: Mogelijke scenario’s bij brandbaar gas onder druk “Handreiking voor optreden tijdens buisleidingincidenten”, december 2006 Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid
Voor de effectafstanden wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde “gele kaart”. Hierop staan de instructies voor de hulpdiensten vermeld, gebaseerd op de situatie na 10 minuten na de breuk van een aardgasleiding. Er wordt verondersteld dat de hulpdiensten niet eerder dan 10 minuten na aanvang van het incident ter plaatse kunnen zijn. In de onderstaande tabel worden de verschillende effectafstanden weergegeven met de warmtestraling. Indien er een breuk optreedt en er een brandende verticale fakkel (jet) ontstaat. De effectafstanden gelden voor de hogedruk aardgastransportleiding van 12 inch, met een druk van maximaal 40 bar. 1
Het concept-Basisnet Water staat ter discussie. Mogelijk dat het aantal vaarwegen met plasbrandaandachtsgebieden wordt verminderd.
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 5 van 17
10 kW/m2 3 kW/m2 1 kW/m2
Kortdurende blootstelling PBM2 Veilig veilig
Langdurende blootstelling Secundaire branden PBM veilig
12 inch hogedruk 100 150 250
Tabel 4: Contouren (in meters) van warmtestraling bij aardgastransportleidingen “Gele kaart, versie 6 september 2008
Binnen de 10 kW/m2 –contour dient rekening te worden gehouden met het ontstaan van secundaire branden. Volledig beschermde brandweermensen met ademlucht zijn bij 3 kW/m2 veilig. Onbeschermde hulpverleners en omstanders zijn pas veilig bij 1 kW/m2. Gelet op de ligging van de aardgastransportleiding in het plangebied dient met deze effectafstanden rekening gehouden te worden.
3.3 BP-station "De Ketel"/Van der Sman VOF, Ketelweg 91, Papendrecht Op deze inrichting is het Bevi van toepassing. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de genoemde inrichting, waardoor verantwoording van het groepsrisico dient plaats te vinden. De relevante scenario’s die op kunnen treden zijn de volgende: •
Het exploderen van een tankwagen met brandbaar gas. Een dergelijke explosie wordt ook wel BLEVE genoemd. Binnen de normale bedrijvigheid op het LPG-tankstation vormt de bevoorrading (het transport, de overslag en opslag) van de ondergrondse tank door een tankwagen een verhoogd risico. Technische of menselijke fouten kunnen leiden tot het ongecontroleerd vrijkomen van LPG, met alle gevolgen van dien. Een warme BLEVE, letterlijk: Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion ontstaat als volgt. Door een externe bron (brand) wordt een vat of tank met een vloeistof (of een tot vloeistof gecomprimeerd gas) opgewarmd. De druk neemt toe doordat de temperatuur stijgt. Door het aanstralen, verzwakt de tankwand. Het vat of de tank zal door deze toenemende druk en de verzwakte tankwand instantaan falen (snel openscheuren). De inhoud van de tank zal vervolgens explosief ontbranden. Bij een koude BLEVE bezwijkt de tank (instantaan) door een mechanische oorzaak, zoals het falen van het materiaal (‘spontaan’ scheuren van de tank) of een mechanische impact (een botsing, omvallen etc.). Vervolgens kan bij het openscheuren van de tank ontsteking van de inhoud van de tank plaatsvinden. Het effect is vergelijkbaar met de ‘warme BLEVE’ maar reikt minder ver. De reden hiervoor is de lagere druk in de tank vlak voor het openscheuren. Een koude BLEVE is niet te voorkomen. Het is afhankelijk van de inhoud van de tank wanneer en met welk effect de explosie plaatsvindt. Bij een geheel gevulde tank zal het aanzienlijk langer duren voordat de inhoud van de tank dusdanig is opgewarmd dat een BLEVE ontstaat.
2
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 6 van 17
In de onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van de verschillende effectafstanden van een BLEVE bij een geheel of gedeeltelijk gevulde tankwagen. De afstanden gelden vanaf de LPG-tankwagen.
Scenario‟s en effectafstanden (vanaf de tankwagen) bij een ongeval met butaan of LPG Meest geloofwaardig scenario Worst case scenario De tankwagen scheurt bij dit scenario, De tankwagen wordt aangestraald, waardoor de tank waardoor het vloeistof verdichte gas wordt verwarmd, de integriteit van de tankwandexpandeert en een overdrukscenario constructie het begeeft en een warme BLEVE veroorzaakt. ontstaat. Door de aanwezigheid van vuur / brand / hitte zal de brandbare vloeistof ontsteken en een grote vuurbal met grote hittestraling tot gevolg hebben, met uitstraling naar de omgeving. Personen binnen de stralingscontouren, worden circa 12 seconden blootgesteld -5 Kans Groot (> 10 ) Kans Gemiddeld (10-5 tot 10-7) Blootstellingsduur 100% letaal (0,3 bar)
kort 30 meter
1% letaal (0,1 bar) Glasbreuk (0,03 bar)
70 meter 180 meter
Blootstellingsduur 100% letaal (46 kW/m2) 10% letaal (34 kW/m2) 1% letaal (19 kW/m2) 1e gr.brandwonden (7,5 kW/m2)
12 seconden 90 meter 140 meter 230 meter 400 meter
Uitgangspunten: omgevingstemperatuur: 10°C stabiliteitsklasse: D5 De effectafstanden zijn berekend aan de hand van het computerprogramma Effects 5.5 en daar waar nodig gecontroleerd en bijgesteld met Safeti-nl en Save. De in de tabel gehanteerde uitgangspunten komen overeen met de invoerparameters voor de slachtofferberekeningsmethode Tabel 8 Wegscenario hitte- & drukbelasting (GF3) ten gevolge van LPG Bron: handleiding adviestaak regionale brandweren IPO 08 versie januari 2009
3.4 Dupont de Nemours, Baanhoekweg, Dordrecht 3.4.1 Algemene scenario’s Er zijn verschillende incidenten bij deze inrichting mogelijk. Gezien de variëteit van de stoffen (zowel in hoeveelheid als in samenstelling) en de verschillende handelingen is de range van scenario’s groot. Daarom zijn hieronder alleen algemene scenario’s weergegeven die op de gehele inrichting van toepassing zijn.
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 7 van 17
Categorie Uitstroming/Lekkage van brandbare vloeistof uit atmosferische tank(wagen) of procesinstallatie
Uitstroming/Lekkage van brandbare, in water opmengende, vloeistof uit schip
Scenario Door een lekkage ontstaat er een vloeistofplas welke niet wordt ontstoken.
Door een lekkage ontstaat er een vloeistofplas welke door een ontstekingsbron wordt ontstoken. Hierdoor ontstaat een plasbrand. Door instantaan falen van tank(wagen) komt de gehele inhoud vrij, welke door een ontstekingsbron wordt ontstoken. Hierdoor ontstaat een plasbrand. Door een lekkage ontstaat er een vloeistofplas op de kade en/of het oppervlakte water welke niet wordt ontstoken. Door een lekkage ontstaat er een vloeistofplas op de kade, welke door een ontstekingsbron wordt ontstoken. Hierdoor ontstaat een plasbrand. Door een lekkage ontstaat er een vloeistofplas op het oppervlaktewater, welke door een ontstekingsbron wordt ontstoken. Hierdoor ontstaat er kortstondig een plasbrand op het water.
Drukvat met brandbaar gas (ook tankwagen en procesinstallatie)
Door lekkage ontstaat er een gaswolk welke niet wordt ontstoken.
Effecten/schadebeeld Verontreiniging van bodem en oppervlaktewater. Mogelijk geuroverlast. Kans op ontsteking, met plasbrand als gevolg. Binnen 35 kW/m²-contour moet alles direct gekoeld worden en worden aanwezigen dodelijk slachtoffer.3 Kans op secundaire branden binnen 10 kW/m²-contour. Verbrandingsgevaar voor onbeschermde personen tot 3 kW/m²-contour. Longbeschadiging door inademing van hete verbrandingsproducten. Verontreiniging van bodem en oppervlaktewater. Mogelijk geuroverlast. Kans op ontsteking, met plasbrand als gevolg. Zie ‘vloeistof plasbrand uit tankwagen’ hierboven.
Zie ‘plasbrand op kade’, hierboven. De drijvende, brandende plas zal zich stroomafwaarts bewegen. Afhankelijk van de stromingsbewegingen van het water zal de plas meer of minder opmengen, waardoor brandgevaar afneemt. Kans op ontsteking, met fakkelbrand, BLEVE en/of gaswolkontbranding als gevolg. Mogelijk geluidsoverlast. Mogelijk geuroverlast.
3
Afstanden overgenomen uit de Handreiking Verantwoorde brandweeradvisering externe veiligheid voor het scenario Weg LF1 & LF2. Binnen 35 kW/m2-contour (35 meter) kunnen er direct secundaire branden ontstaan. Het is belangrijk dat de objecten direct gekoeld worden, dus automatisch. Binnen 10 kW/m2-contour (60 meter) kunnen er secundaire branden ontstaan. De aanwezige objecten binnen deze contour moeten worden gekoeld. Tot 3 kW/m2-contour (80 meter) kunnen alleen personen met beschermde kleding ingezet worden. Deze contour bepaald de inzetgrens van de brandweer. Aanwezigen binnen deze contour hebben weinig overlevingskans. Binnen 1 kW/m2-contour moeten aanwezigen geëvacueerd worden, i.v.m. verbrandingsgevaar.
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 8 van 17
Categorie
Scenario Door lekkage uit kleine opening, welke wordt ontstoken, ontstaat een fakkelbrand.
Door lekkage, welke met vertraging wordt ontstoken, ontstaat een gaswolkontbranding.
Door hitteaanstraling van het drukvat warmt deze op en faalt instantaan, waardoor een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) ontstaat.
Opslagloods met gevaarlijke stoffen
Brand in loods, hierdoor ontstaat een rookwolk met giftige stoffen.
Uitstroming/Lekkage van toxische stof uit spoorketelwagon/ procesinstallatie/ container of opslagloods
Door het ontstaan van een lekkage komt de toxische stof vrij en ontstaat er een uitdampende plas. Hierdoor ontstaat een toxische wolk.
Effecten/schadebeeld Effectsafstanden afhankelijk van druk en grootte van lekkage.4 Longbeschadiging door inademing van hete verbrandingsproducten. Bij hitteaanstraling van het drukvat zelf kans op BLEVE. Effectsafstanden afhankelijk van druk, grootte van gaswolk en mate van opsluiting door bv. bebouwing of beplanting.4 Longbeschadiging door inademing van hete verbrandingsproducten. Kans op drukeffecten. Aanwezigen binnen 90 meter worden dodelijk slachtoffer. Tot 230 meter lopen mensen risico om dodelijk slachtoffer te worden. Tot 400 meter lopen mensen brandwonden op.5 Gebouwen raken beschadigd door druk en hitte. Effectsafstanden afhankelijk van grootte van loods en type en hoeveelheid opgeslagen stoffen.4 Bij een brand komen er zeer giftige stoffen, die bij inademing ademnood en/of longoedeem kunnen veroorzaken, in het ergste geval met dodelijke afloop. Effecten en afstanden zijn sterk afhankelijk van stof, vrijgekomen hoeveelheden en weersomstandigheden.6 Binnen LBW-waarde lopen mensen risico dodelijk slachtoffer te worden. Binnen AGW-waarde lopen mensen risico slachtoffer te worden en zullen sirenes geactiveerd worden en/of wordt het gebied geëvacueerd. Tot VRW-waarde kunnen mensen de stof nog bemerken (o.a. geur), wat mogelijk onrust veroorzaakt.
Binnen 35 kW/m2-contour kunnen er direct secundaire branden ontstaan. Het is belangrijk dat de objecten direct gekoeld worden, dus automatisch. Binnen 10 kW/m2-contour kunnen er secundaire branden ontstaan. De aanwezige objecten binnen deze contour moeten worden gekoeld. Tot 3 kW/m2 contour kunnen alleen personen met beschermde kleding ingezet worden. Deze contour bepaald de inzetgrens van de brandweer. Aanwezigen binnen deze contour hebben weinig overlevingskans. Binnen 1 kW/m2-contour moeten aanwezigen geëvacueerd worden, i.v.m. verbrandingsgevaar. 5 Afstanden overgenomen uit Handreiking Verantwoorde Brandweeradvisering Externe Veiligheid voor het scenario Weg GF 2 & GF3. 6 De worst-case betreft fluorwaterstof. Afstanden overgenomen uit de Handreiking Verantwoorde brandweeradvisering externe veiligheid voor het scenario Spoor LT3. LBW op 1400 meter, AGW op 2500 meter en VRW niet vermeld. Gezien de QRA zijn de hier genoemde afstanden bij het worst-case scenario met HF een onderschatting. 4
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 9 van 17
Categorie Uitstroming/Lekkage van toxische stof uit drukhouder (o.a. gasfles of toncilinder)
Scenario Door het ontstaan van een lekkage komt de toxische stof vrij. Hierdoor ontstaat een toxische wolk.
Run-away reactie in procesinstallatie
Door run-away reactie loopt temperatuur in reactor ongecontroleerd op.
Effecten/schadebeeld Effecten en afstanden zijn sterk afhankelijk van stof, vrijgekomen hoeveelheden en weersomstandigheden.7 Binnen LBW-waarde lopen mensen risico dodelijk slachtoffer te worden. Binnen AGW-waarde lopen mensen risico slachtoffer te worden en zullen sirenes geactiveerd worden en/of wordt het gebied geëvacueerd. Tot VRW-waarde kunnen mensen de stof nog bemerken (o.a. geur), wat mogelijk onrust veroorzaakt. Door te hoge temperatuur (en druk) faalt de wand van de reactor, waardoor toxische stoffen vrijkomen uit de procesinstallatie. Zie betreffende scenario hierboven.
3.4.2 Effectafstanden Bij het uitbreken van een brand of gaswolk zullen metingen uitgevoerd worden door de hulpdiensten, al dan niet gebruikmakend van de stationaire meetapparatuur van DuPont. Op basis hiervan wordt het gebied bepaald waar mogelijk giftige stoffen aanwezig kunnen zijn. Omdat de samenstelling van de aanwezige stoffen en de weersomstandigheden bepalend zijn voor de risico’s en afstanden tot waar de vrijgekomen stoffen nog tot problemen kunnen leiden, is in de QRA een opsomming gegeven van de te verwachten 1% letaliteitsafstand voor verschillende scenario’s bij de meest voorkomende weersomstandigheden ‘s nachts en overdag, respectievelijk weerklassen F1,5 en D5. Hieruit blijkt dat de 1%-letaliteitsafstanden verschillen van enkele honderden meters tot enkele kilometers. Bij beide weerklassen worden afstanden tussen de één en twee kilometer behaald bij de scenario’s met fluorwaterstof (HF). De grootste afstanden worden gehaald bij weerklasse F1,5. Bij de scenario’s met perfluorisobuteen (PFIB) en de zogeheten hihiboilers, één van de bijproducten van de productie van hexafluorpropeen (HFP), worden afstanden tot ruim 1,5 kilometer gehaald bij falen van de betreffende destillatiekolom. Ook het falen van een chloortoncilinder levert een afstand van 1,1 kilometer. Bij het brandscenario van de verfgroothandel (PGS15 opslag) wordt een 1%-letaliteitsafstand van twee kilometer gehaald, maar hierbij zal een gebied dichtbij de inrichting waarschijnlijk minder problemen hebben omdat de rookpluim opstijgt, met een boog over een deel van het gebied heen gaat en dan weer terugkomt naar de grond. De maximale effectsafstand voor 1%-letaliteit bedraagt 5.350 meter voor het meest ongunstige scenario, zijnde het instantaan falen van een spoorketelwagon HF bij
7 De worst-case betreft chloor opslag in toncilinder. Afstanden overgenomen uit de Handreiking Verantwoorde brandweeradvisering externe veiligheid voor het scenario Spoor B3 GT5, Meest geloofwaardige scenario i.v.m. beperkte hoeveelheid in één toncilinder (2.100 kg) t.o.v. spoorketelwagon. LBW op 1300 meter, AGW op 3500 meter en VRW niet vermeld.
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 10 van 17
weersklasse F1,5. Bij meest voorkomende windrichting (ZW)8 betekent dit dat de gehele bebouwde kom van Sliedrecht in het effectgebied ligt. Bovenstaande afstanden zijn afstanden tot waar mensen nog dodelijk slachtoffer kunnen worden. De afstanden tot waar mensen nog gewond kunnen raken of hinder van de vrijgekomen stof ondervinden ligt nog veel verder. In dat geval moet rekening gehouden worden met tientallen kilometers bij het meest ongunstige scenario.
3.4 De Bioderij B.V. Binnen het plangebied ligt het bedrijf De Bioderij (Baanhoek 186). Deze inrichting valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, omdat het bedrijf beschikt over twee ammoniakinstallaties. De PR 10-6 contour ligt volgens de afstandentabel uit de Regeling externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het plaatsgebonden risico (PR) op 0 meter, zowel voor beide installaties, als gezamenlijk. Doordat hierbinnen geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt vormt deze inrichting geen belemmering. 4. Veiligheidstoets In het vorige hoofdstuk heeft een analyse plaatsgevonden van de scenario’s die kunnen optreden in het plangebied. Naar aanleiding van deze scenario’s vindt in dit hoofdstuk een veiligheidstoets plaats. Deze veiligheidstoets zal worden gedaan aan de hand van het Toetsingskader Externe Veiligheid. Dit toetsingskader kent een vijftal aspecten die in samenhang worden bekeken, te weten plaatsgebonden risico, groepsrisico, zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffect. 4.1. Plaatsgebonden risico en Groepsrisico Het plaatsgebonden risico is het risico op een plaats de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken plaats verblijft, overlijdt als rechtstreeks gevolg van met een transportmodaliteit waarbij een gevaarlijke
buiten een inrichting, uitgedrukt als en onbeschermd op één bepaalde een ongeval binnen een inrichting of stof betrokken is.
Het groepsrisico is de cumulatieve kans per jaar dat een groep personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting of met een transportmodaliteit waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt weergegeven in een fN-curve, waarin het aantal doden is uitgezet tegen de cumulatieve kans op scenario’s met dat aantal doden. In de fN-curve wordt een oriëntatiewaarde aangegeven, die het ijkpunt aangeeft waarin gezocht moet worden naar maatschappelijk aanvaardbare grenzen.
4.1.1 Beneden Merwede. Het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar is niet aanwezig. Het plan voldoet daarom aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. Het groepsrisico van de Beneden Merwede is niet aanwezig en behoeft niet verder te worden verantwoord. Beneden Merwede bij bedrijventerrein Oosteind Plaatsgebonden risico Is niet aanwezig Groepsrisico Gehele route 0 x Oriëntatiewaarde 1 km bij plangebied 0 x Oriëntatiewaarde Hoogste GR Tabel 5: PR en GR Bneden Merwede
8
Bron: KNMI
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 11 van 17
4.1.2 Aardgastransportleiding De PR 10-6 contour van deze leiding ligt ter hoogte van het plangebied op de leiding zelf. Rekening houdend met het vast te stellen bestemmingsplan en de hierin maximaal toegestane bebouwing en met de hiermee samenhangende populatie in het plangebied is het groepsrisico als gevolg van de aardgastransportleiding kleiner dan 0,1 maal de orientatiewaarde voor het groepsrisico. Het groepsrisico vereist in het vast te stellen conserverende plan een beperkte verantwoording. 4.1.3 BP-station "De Ketel"/Van der Sman VOF, Ketelweg 91, Papendrecht Uitgaande van het toepassen van een verbeterde vulslang en een hittewerende coating op de tankauto, gelden in deze situatie voor het PR (10-6 per jaar) de volgende afstandscriteria: • 35 meter gemeten vanaf het LPG –vulpunt. • 25 meter gemeten vanaf het LPG – reservoir. • 15 meter gemeten vanaf de LPG – afleverzuil. Binnen de genoemde afstanden bevinden zich geen kwetsbare objecten, waardoor aan de grenswaarde wordt voldaan voor het plaatsgebonden risico voor bestaande situaties ten aanzien van kwetsbare objecten. Binnen 25 meter, gemeten vanaf het LPG-reservoir, en binnen 35 meter, gemeten vanaf het LPG-vulpunt, is een beperkt kwetsbaar object (bedrijfsgebouw van derden) aanwezig, waardoor niet aan de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico wordt voldaan voor bestaande situaties ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten. Dit leidt niet tot een saneringssituatie. De aanwezigheid dient echter te worden gemotiveerd. Dit kan door aan te geven dat het fysiek om een bestaande situatie gaat, die niet verandert. Het invloedsgebied voor de berekening van het groepsrisico is 150 meter. Als met de maatregelen uit het LPG-convenant rekening gehouden wordt is het groepsrisico klein, ca. 0,02 maal oriëntatiewaarde. Door het bestemmingsplan neemt de populatie niet toe. Verantwoording van het groepsrisico is daarom niet noodzakelijk.
4.1.4 Dupont de Nemours, Baanhoekweg, Dordrecht De PR 10-6-contour van de inrichting ligt niet over het plangebied. De conclusie van de QRA meldt het volgende ten opzichte van het groepsrisico: “Ten opzichte van de vergunningssituatie 2003 neemt het groepsrisico over de gehele linie marginaal toe. Het groepsrisico is berekend voor de bevolking binnen het invloedsgebied. Uit de berekening is gebleken dat het groepsrisico de oriëntatiewaarde niet overschrijdt.” Wel nadert de groepsrisicocurve de oriëntatiewaarde van circa 10-7 bij 50 tot 150 slachtoffers. Dit betekent dat de kans op dit aantal dodelijke slachtoffers relatief groot is. Het invloedsgebied is vastgesteld op 5350 meter. Binnen dit invloedgebied dient rekening te worden gehouden met de ruimtelijke ordeningsplannen, omdat daarmee het groepsrisico vergroot kan worden, waardoor deze de oriëntatiewaarde gaat overschrijden. Een voorbeeld hiervan kan zijn het uitbreiden van de aantal kantoren in het plangebied. Het is dan ook noodzakelijk de toename van het aantal aanwezigen in het plangebied te toetsen aan het groepsrisico t.g.v. Dupont de Nemours.
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 12 van 17
4.2. Zelfredzaamheid De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in het plangebied in staat zijn zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Binnen het invloedsgebied van de risicobronnen ligt het plangebied met (beperkt) kwetsbare bestemmingen. De functie-indeling, de infrastructuur en de bebouwing kan op verschillende manieren op de zelfredzaamheid inspelen. Dit geldt voor nieuw en/of her te ontwikkelen bebouwing: • De gebouwen zodanig inrichten dat de vluchtwegen van de risicobronnen aflopen; • Ventilatie die centraal buitenwerking kan worden gezet; • Het toepassen van zo min mogelijk glas aan de risicozijde; • De gebouwen dusdanig ontwerpen zodat niet-verblijf ruimten als bergingen, keukens, wc’s en trappenhuizen aan de gevaarszijde zijn geplaatst; • Het gebouw loodrecht projecteren ten opzichte van de risicobronnen. Om de effectiviteit van de hierboven genoemde maatregelen te garanderen zijn de volgende organisatorische maatregelen noodzakelijk: De omwonenden, gebruikers en andere betrokkenen dienen geïnformeerd te worden over een drietal zaken. Ten eerste over de plannen/bestemming in hun directe omgeving en de mogelijke risico´s als gevolg. Vervolgens over de maatregelen die de overheid treft om de risico´s te beperken. Tot slot over de handelingsperspectieven voor de burger zelf om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op een eventueel incident. Dit kan door middel van het publiceren van teksten op de website of in de gemeenterubriek. Maar hiertoe kunnen ook andere communicatie middelen worden ingezet. De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor risicocommunicatie. De regionaal risicocommunicatie adviseur, werkzaam bij de Veiligheidsregio, kan hierbij ondersteunen. 4.3. Beheersbaarheid Beheersbaarheid richt zich op de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid de richtlijnen zoals beschreven in de publicatie “Handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid (Brandweer Nederland, november 2012)”. In overleg met het lokale brandweerkorps van uw gemeente zijn de volgende aspecten naar voren gekomen: Bereikbaarheid Het plangebied is vanuit kazerne Sliedrecht te bereiken via de Baanhoek of Ouverture en vanuit de kazerne Papendrecht via de Burgemeester Keijzerweg. Het kantorencomplex is alleen via één toegangsweg bereikbaar. In het uiterste geval is het complex wel vanaf het water bereikbaar.
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 13 van 17
Bluswatervoorziening Voor de primaire bluswatervoorziening zijn langs de Baanhoek brandkranen aanwezig. In overleg met de lokale brandweer moet de bereikbaarheid van het open water ten behoeve van de secundaire bluswatervoorziening worden geoptimaliseerd.
4.4. Resteffect Het resteffect geeft een inschatting van het aantal doden, gewonden en materiële schade bij de representatieve scenario’s, ondanks de getroffen maatregelen. Het resteffect van een incident is moeilijk concreet in te schatten. Bij de maatregelen in het kader van de zelfredzaamheid is beschreven dat de kans op dodelijke slachtoffers in het plangebied verminderd kan worden. Over het aantal gewonden kan geen concrete voorspelling gedaan worden. De genoemde maatregelen zullen zorgen voor een daling van het aantal gewonden en schade in het plangebied. De mate van daling is afhankelijk van meerdere factoren (bijvoorbeeld de vorm van gebouwen, de vullingsgraad van de tank, de hoeveelheid vrijgekomen gevaarlijke stoffen, weersinvloeden, e.d.) Bij een incident bij een inrichting, op het water en met de gasleiding zullen er in het effectgebied mogelijk slachtoffers vallen. Dit aantal is afhankelijk van de aard en hoeveelheid vrijgekomen stoffen, de windrichting en de weersomstandigheden.
5. Conclusies De veiligheidstoets levert de volgende conclusies op: • De bebouwing in het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contour van de Beneden Merwede, maar binnen het Plasbrandaandachtsgebied van de Beneden Merwede. • Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de Beneden Merwede; • Het groepsrisico neemt niet toe door het bestemmingsplan; • De PR 10-6 contour van de aardgastransportleiding en het groepsrisico t.g.v. de leiding zijn geen knelpunt voor het bestemmingsplan, wel moet rekening worden gehouden met de effectafstanden van een mogelijk incident. • De PR 10-6 contour van het LPG-tankstation ligt alleen over een beperkt kwetsbaar object en het groepsrisico t.g.v. de inrichting neemt door het bestemmingsplan niet toe. • De PR10-6 contour van Dupont de Nemours ligt niet over het plangebied. Het groepsrisico t.g.v. Dupont de Nemours neemt niet toe door vaststelling van het bestemmingsplan. • Het kantorencomplex is maar via één weg te bereiken; • Het aantal mogelijke slachtoffers neemt niet t.g.v. de vaststelling van het bestemmingsplan; 6. Aanbevelingen In overleg met de gemeenten Dordrecht en Papendrecht vaststellen, welke plannen van invloed zijn op het Groepsrisico t.g.v. Dupont de Nemours. In het kader van de zelfredzaamheid bij genoemde scenario’s verdient het aanbeveling bij (her)inrichting van het plangebied de volgende maatregelen te creëren: • De gebouwen zodanig inrichten dat de vluchtwegen van de risicobronnen aflopen; • Ventilatie die centraal buitenwerking kan worden gezet; • Het toepassen van zo min mogelijk glas aan de risicozijde; • De gebouwen dusdanig ontwerpen zodat niet-verblijf ruimten als bergingen, keukens, wc’s en trappenhuizen aan de gevaarszijde zijn geplaatst; • Het gebouw loodrecht projecteren ten opzichte van de risicobronnen;
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 14 van 17
Samen met de lokale brandweer dienen de bereikbaarheid en de bluswatervoorziening van het plangebied te worden geoptimaliseerd. Om de effectiviteit van de hierboven genoemde maatregelen te garanderen zijn de volgende organisatorische maatregelen noodzakelijk: De omwonenden, gebruikers en andere betrokkenen dienen geïnformeerd te worden over een drietal zaken. Ten eerste over de plannen/bestemming in hun directe omgeving en de mogelijke risico´s als gevolg. Vervolgens over de maatregelen die de overheid treft om de risico´s te beperken. Tot slot over de handelingsperspectieven voor de burger zelf om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op een eventueel incident. Dit kan door middel van het publiceren van teksten op de website of in de gemeenterubriek. Maar hiertoe kunnen ook andere communicatie middelen worden ingezet. De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor risicocommunicatie. De regionaal risicocommunicatie adviseur, werkzaam bij de Veiligheidsregio, kan hierbij ondersteunen.
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 15 van 17
Bijlage 1 Ministeriële Regeling Bouwbesluit 2012 Artikel 1 Veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden 1. Een geheel of gedeeltelijk in een veiligheidszone te bouwen bouwwerk dat tevens een beperkt kwetsbaar object is als bedoeld in het
, voldoet aan het bepaalde in de artikelen 2 tot en met 5; 2. Een geheel of gedeeltelijk in een plasbrandaandachtsgebied te bouwen bouwwerk dat tevens een kwetsbaar object of een beperkt kwetsbaar object is als bedoeld in het , voldoet aan het bepaalde in de artikelen 2, 3, 5 en 6. Artikel 2 Beperking van uitbreiding van brand De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van het aansluitend terrein naar een besloten ruimte van een te bouwen bouwwerk is ten minste 60 minuten. Artikel 3 Beperking van het ontwikkelen van brand en rook 1. Een zijde van een constructie-onderdeel die grenst aan de buitenlucht voldoet aan brandklasse A1, bepaald volgens NEN-EN 13501-1. 2. In afwijking van het eerste lid voldoet een deur, een raam, een kozijn en daar aan gelijk te stellen constructie-onderdeel aan brandklasse D, bepaald volgens NEN-EN 13501-1. 3. Voor bouwwerken geen gebouw zijnde is op ten hoogste 5 % van de totale oppervlakte van de constructie-onderdelen, waarvoor volgens het eerste lid een eis geldt, die eis niet van toepassing. Artikel 4 Uitschakelen van een mechanisch ventilatiesysteem Een bouwwerk met een mechanisch ventilatiesysteem heeft een voorziening waarmee dat systeem bij een calamiteit onmiddellijk handmatig kan worden uitgeschakeld. Artikel 5 Vluchtroutes Een doorgang aan de buitenzijde van een te bouwen bouwwerk is a. niet gelegen in een veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied, of b. gelegen in de zijde van het bouwwerk die is afgekeerd van de infrastructuur waarvoor de veiligheidszone of het plasbrandaandachtsgebied vastgesteld. Artikel 6 Sterkte bij brand 1. Een bouwconstructie gelegen boven infrastructuur waarvoor een plasbrandaandachtsgebied is bepaald, bezwijkt niet binnen 90 minuten na het ontstaan van brand in het plasbrandaandachtsgebied. 2. Bij het bepalen van het bezwijken van een bouwconstructie, als bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van de buitengewone belastingscombinaties die volgens NEN-EN 1990 kunnen optreden bij brand. 3. De tijdsduur van het bezwijken als bedoeld in het eerste lid wordt afhankelijk van het materiaal van de bouwconstructie bepaald volgens: a. NEN-EN 1992; b. NEN-EN 1993; c. NEN-EN 1994; d. NEN-EN 1995; e. NEN-EN 1996; f. NEN-EN 1999, of g. NEN 6069.
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 16 van 17
Artikel 7 Verbouw Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk is artikel 1 van overeenkomstige toepassing. Artikel 8 Tijdelijke bouw Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk is artikel 1 van overeenkomstige toepassing.
Toelichting Algemeen Veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden zijn ruimtelijke zones langs en boven de basisnetroutes waarover bepaalde gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Deze zones en gebieden vormen de ruimtelijke component van het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Dat Basisnet is een geheel van - krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen aangewezen - wegen, hoofdspoorwegen en binnenwateren die van belang worden geacht voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Bij veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden gaat het met name om routes waarover brandbare en/of giftige vloeistoffen en gassen worden vervoerd. Bij bouwprojecten in plasbrandaandachtsgebieden moet in het bijzonder rekening gehouden worden met de effecten van een plasbrand die veroorzaakt kan worden door lekkage van een brandbare vloeistof. In zowel veiligheidszones als plasbrandaandachtsgebieden moet rekening gehouden worden met aanvullende maatregelen voor bouwwerken om veiligheidsrisico’s tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De technische eisen die gesteld worden aan bouwwerken in veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden houden rekening met verschillende scenario’s die zich kunnen voordoen bij incidenten op basisnetroutes met bepaalde gevaarlijke stoffen. Teneinde de effecten van de technische maatregelen die getroffen moeten worden te waarborgen, is in deze regeling bepaald dat indien een gedeelte van een gebouw wordt gebouwd in een veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied, de eisen voor het gehele gebouw gelden. De technische eisen geven personen in de betreffende bouwwerken meer tijd om zich in veiligheid te brengen bij het voordoen van ongevalscenario’s met gevaarlijke stoffen, waarmee de zelfredzaamheid van personen wordt vergroot. De bouwwerken waar eisen aan gesteld worden zijn dan ook vrijwel alle gebouwen waar mensen aanwezig kunnen zijn. De hier bedoelde gebouwen zijn kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Artikel 2 Het aansluitend terrein kan voor de toepassing van de NEN 6068 worden gezien als een niet-besloten ruimte. Artikel 3, eerste en tweede lid Het eerste en tweede lid zijn tevens van toepassing op de bovenzijde van een dak. Artikel 4 Met deze voorziening kan het aanwezige mechanische ventilatiesysteem tijdelijk worden uitgeschakeld in het geval van een calamiteit waarbij giftige gassen zijn vrijgekomen. Bij aanwezigheid van een ruimte met een opstelplaats voor een elektriciteitsmeter heeft het de voorkeur deze voorziening daar aan te brengen.
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 17 van 17
Sliedrecht Voorontwerp bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek Notitie inspraak en overleg februari 2013
Inhoud 1. Inleiding
pag. 3
2. Overlegreacties
pag. 4
Bijlagen: 1.
Overlegreacties
2
1. Inleiding Het voorontwerp bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening vanaf vrijdag 2 november 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentekantoor van de gemeente Sliedrecht. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een reactie in te dienen op het voorontwerp bestemmingsplan. Inspraakreacties Er zijn geen schriftelijke inspraakreacties ingediend. Overlegreacties In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp bestemmingsplan toegezonden aan diverse overleginstanties. In totaal hebben 5 instanties gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 is een samenvatting gegeven van de ontvangen overlegreacties en zijn de reacties van gemeentelijk commentaar voorzien. Per reactie is aangegeven of deze leidt tot aanpassingen van het voorontwerp bestemmingsplan en hoe deze wijzigingen zijn verwerkt.
3
2. Overlegreacties In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp bestemmingsplan Woongebied aan de volgende instanties voorgelegd: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Waterschap Rivierenland; Rijkswaterstaat Zuid-Holland; Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid; Kamer van Koophandel Rotterdam; Provincie Zuid-Holland; ProRail; TenneT; Oasen; GasUnie; Vereniging Sliedrechtse Ondernemingen; Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid; Gemeente Papendrecht; Gemeente Dordrecht;
Van de onder 1 t/m 4 genoemde instanties is een formele reactie ontvangen. De provincie volstaat met een melding. Hieronder zijn de brieven van deze instanties samengevat en van gemeentelijk commentaar voorzien. De volledige overlegreacties zijn in bijlage 1 opgenomen.
4
1. Waterschap Rivierenland Het waterschap heeft een schriftelijke reactie ingediend, vlak na de termijn heeft men via e-mail nog een nadere reactie gegeven. Beide reacties zijn als één vooroverlegreactie aangemerkt en aldus behandeld, met de aantekening dat onderstaande deelreactie 5 de nagezonden reactie per mail is. Samenvatting 1. De kem- en beschermingszone van de primaire waterkering is niet overal correct opgenomen. Aan de westzijde loopt de waterkering bijvoorbeeld door over de Ketelweg en niet over de Baanhoek. Aan de oostzijde van het bedrijfsgebied dient de zone van de waterkering breder bestemd te worden. 2. In Artikel 10 zijn de regels voor de (dubbel)bestemming 'Waterstaat - Waterkering' vastgelegd. Lid 10.2.b gaat in op de mogelijke herbouw of vervanging van bouwwerken. Hetgeen hier staat komt niet overeen met de (beleids)regels in de Keur van het waterschap. Op basis van de Keur van het waterschap is herbouw op dezelfde locatie en/of fundering in de kem- en beschermingszone lang niet altijd mogelijk. Wij vragen dan ook om dit lid weg te laten om tegenstrijdigheid en verwarring te voorkomen. 3. Wij vinden in de regels niet terug hoe de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' zich primair verhoudt tot de andere dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Wij verzoeken u om in de regels op te nemen dat de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' prevaleert ten opzichte van de andere dubbelbestemming(en). 4. De watertoets die is opgenomen in paragraaf 4.7 is erg summier. Tevens wordt verzocht om in deze paragraaf ook een kaartje op te nemen waarop zowel de kem-, beschermings- én buitenbeschermingszone staan aangegeven. 5. Met ingang van 1 oktober 2012 geldt op grond van het Besluit algemene regels omgevingsrecht (Barro) een instructie ten aanzien van de wijze van bestemmen van de waterkering (kernzone) en de bijbehorende beschermingszone. Voor de beschermingszone geldt dat zowel de binnenbeschermingszone als de buitenbeschermingszone moeten worden opgenomen. De begrenzing van deze zones wordt rechtstreeks overgenomen uit de Legger. Er wordt hierbij onderscheidt gemaakt tussen de wijze van bestemmen van de kernzone en de beschermingszone. De beschermingszones moet nu opgenomen worden als "vrijwaringszones". Commentaar 1. Middels het door het waterschap digitaal aangeleverde kaartmateriaal zal deze omissie worden hersteld. 2. Dit lid zal worden verwijderd, de formulering kan inderdaad verwarrend zijn. 3. Om helderheid te creëren over welke dubbelbestemming prevaleert is een extra regeling hiertoe opgenomen, waaruit blijkt dat de waterkering prevaleert. 4. Bij deze opmerking wordt deels aangesloten, het eerste deel van de bij de reactie gevoegde verbetering van de toelichting wordt in de toelichting opgenomen. Het tweede deel is niet meer actueel aangezien de nieuwe beschermingszones zoals neergelegd in het Barro digitaal een plek krijgen op de verbeelding, met daarbij van toepassing zijnde de door het waterschap aangeleverde modelregels. Het is overbodig deze zones nog op een kaartje op te nemen in de toelichting. Zie hieronder bij commentaar punt 5. 5. Ten tijde van het opstellen van het voorontwerp bestemmingsplan was het Barro nog niet in werking getreden. Het waterschap heeft de digitale planbestanden voor de drie zones aangeleverd, evenals de bijbehorende modelregels. Tezamen met de modelregels krijgen deze alsnog een plek op de verbeelding en in de regels. Zie hierboven bij commentaar punt 4. Conclusie De overlegreactie leidt tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
5
2. Rijkswaterstaat Zuid-Holland Samenvatting 1. In de op 1 oktober 2012 in werking getreden Barro is opgenomen dat de vrijwaringzone vastgelegd dient te worden in de bestemmingsplannen. De vrijwaringzone bij vaarwegen wordt gemeten vanaf de begrenzingslijn van de rijksvaarweg zoals opgenomen in de legger (art. 5.1 van de Waterwet). Om nadelige invloeden op het functioneren van de vaarweg te voorkomen en/of te beperken verzoek RWS langs de vaarweg een vrijwaringzone conform artikel 2.1.2 Barro op te nemen in de verbeelding en in de planregels. 2. RWS verzoekt aan artikel 7.1 toe te voegen dat de voor 'Water' aangewezen gronden tevens bestemd zijn voor “voorzieningen voor verkeer te water”. 3. In Artikel 7.1 onder g. is opgenomen dat specifiek aangegeven is waar ligplaats mag worden genomen. Op een foto is te zien dat er meer schepen liggen op plaatsen waar volgens het bestemmingsplan geen ligplaats mag worden genomen. Er wordt verzocht hier aandacht aan te besteden en contact over op te nemen met RWS, om te toetsen of de (nieuwe) ligplaatsen uit het bestemmingsplan ook passen binnen het begrip van veilig ligplaats nemen, zoals opgenomen in het ligplaatsenbeleid van RWS. Commentaar 1. Ten tijde van het opstellen van het voorontwerp bestemmingsplan was het Barro nog niet in werking getreden. De vrijwaringszone zal alsnog worden opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan. 2. Artikel 7.1 zal conform de reactie worden verbeterd. 3. Naar aanleiding van dit punt is contact opgenomen met RWS. De waterbeheerder geeft aan dat niet zonder toestemming van de vaarwegbeheerder (Rijkswaterstaat) op 25 meter uit de oever van de Beneden Merwede gebouwd mag worden en dat het niet is toegestaan zonder vergunning werken te maken en schepen af te meren. Voor de Beneden Merwede geldt een algemeen ligplaatsverbod. De vaarwegbeheerder heeft een ligplaatsbeleidsplan ontwikkeld. Voor watergebonden bedrijfsactiviteiten kan een uitzondering worden gemaakt om onder voorwaarden ontheffing te verlenen. Het bestemmingsplan maakt middels een functieaanduiding (b) mogelijk dat binnen een beperkte zone langs de kade van Baanhoek 182b het betreffende bedrijf (scheepsbouw, verbouw) haar activiteiten mag uitvoeren. Deze zone valt echter binnen 25 van de oever, hetgeen dus niet leidt tot een onwenselijke situatie die in strijd is met de regels van de waterbeheerder. Conclusie De overlegreactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
6
3. Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid Samenvatting Naar aanleiding van het verzoek tot vooroverleg heeft de Vieligeheidsregio, meer specifiek de brandweer, geadviseerd in het kader van externe veiligheid. Brandweer is aangewezen als adviseur en mag op grond van artikel 4.3 van de Circulaire Risiconormering Vervoer gevaarlijke stoffen advies uitbrengen in verband met het groepsrisico over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting. Het advies van de brandweer is primair in lijn met het gestelde in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs). In de reactie wordt het advies van de brandweer weergegeven, waarbij een analyse van de veiligheidssituatie wordt weergegeven en voorstellen worden gedaan om de veiligheidssituatie te optimaliseren. Commentaar De door de brandweer opgestelde uitgebreide toelichting zal in z’n geheel worden opgenomen als bijlage bij de toelichting. In de toelichting zal hiernaar worden verwezen. Conclusie De overlegreactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. De bijlage is gezien haar omvang niet in deze notitie opgenomen.
7
4. Kamer van Koophandel Rotterdam Samenvatting De KvK Rotterdam heeft met belangstelling kennisgenomen van het voorontwerpbestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek", en heeft geen opmerkingen. Commentaar Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
5. Provincie Zuid-Holland Samenvatting Gemeenten maken in het kader van het vooroverleg gebruik van het e-formulier van de provincie. Aan de hand van het ingevulde formulier bepaalt de provincie of zij al dan niet een reactie geeft. In dit geval heeft de provincie geen aanleiding gezien een vooroverlegreactie te geven. Immers het plan bevat geen ontwikkelingen, is in overeenstemming met de verordening ruimte en bevat geen provinciale belangen. Commentaar Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
8
Bijlage 1 Overlegreacties
9
Sliedrecht Ontwerp bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek Notitie zienswijzen Mei 2013
Inhoud 1. Inleiding
pag. 3
2. Zienswijzen
pag. 4
3. Vaststelling
pag. 6
2
1. Inleiding Het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied heeft vanaf 15 maart 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentekantoor van de gemeente Sliedrecht. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een zienswijze in te dienen op het ontwerp bestemmingsplan. Zienswijzen Er zijn 2 schriftelijke zienswijzen ingediend, er is één zienswijze langs digitale weg ontvangen. Voor één van de schriftelijk ingediende zienswijzen geldt dat deze na overleg met indiener is aangemerkt als zienswijze, aangezien deze tussen de inspraakperiode en de formele ter inzage termijn is ontvangen. In hoofdstuk 2 is een samenvatting gegeven van de ontvangen zienswijzen en zijn de reacties van gemeentelijk commentaar voorzien. Tevens is per reactie aangegeven of de reactie leidt tot aanpassingen van het ontwerp bestemmingsplan. Ontvankelijkheid Alle ontvangen zienswijzen zijn tijdig ingediend en daarmee ontvankelijk. Vaststelling De zienswijzen zullen leiden tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingspan. In hoofdstuk 3 is een samenvatting gegeven van de wijzigingen.
3
2. Zienswijzen In dit hoofdstuk zijn de zienswijzen samengevat en beantwoord.
1. Reclamant 1 Samenvatting 1. Reclamant verzoekt de ligging van de gastransportleiding ter hoogte van de Ketelweg correct op de verbeelding weer te geven. 2. Op de verbeelding ontbreekt de beschermingszone behorend bij de direct oostelijk gelegen hogedruk aardgastransportleiding. Reclamant verzoekt deze correct op te nemen, conform digitaal aan de gemeente verstuurde bestanden. 3. Gezien de toevoeging van bovenstaande beschermingszone verzoekt reclamant de formulering van 9.1 aan te passen naar de meervoudsvorm. 4. Reclamant verzoekt artikel 9.4 aan te passen, teneinde haar belangen beter te borgen. 5. In gevallen waarin het college voornemens is, naar aanleiding van een aanvraag om omgevingsvergunning hiertoe, af te wijken van het bestemmingsplan dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder. In artikel 9.4 en 9.5.2 is dit niet opgenomen, verzocht wordt dit conform het tekstvoorstel in de zienswijze in beide artikelen op te nemen. 6. Reclamant verzoekt artikel 9.5.3 aan te vullen. Beantwoording 1. De ligging van de betreffende gastransportleiding wijkt inderdaad in beperkte mate af van de werkelijke ligging. Op de verbeelding zal de juiste ligging worden opgenomen. 2. De ontbrekende beschermingszone wordt op de verbeelding opgenomen. 3. Aangezien sprake is van 2 verschillende gasleidingen in het plangebied is artikel 9.1 aangepast in: “De voor ‘Leiding-Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een aardgastransportleiding”. 4. Artikel 9.4 wordt aangepast in: “Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.3 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen, de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten”. 5. Aan de artikelen 9.4 en 9.5.3 wordt toegevoegd dat voorafgaand aan een eventuele afwijking van het bestemmingsplan middels omgevingsvergunning, als gevolg van een aanvraag hiertoe, vooraf advies van de leidingbeheerder wordt ingewonnen. 6. Aan de zinsnede in artikel 9.5.3 wordt toegevoegd: “....niet onevenredig wordt geschaad”.
2. Reclamant 2 Samenvatting 1. Het bevreemdt reclamant dat zijn perceel met bestemming Industriedoeleinden is herbestemd als Groengebied in voorliggend ontwerp bestemmingsplan. De waarde van de grond, na herbestemming, is aanzienlijk minder. Het gaat hier om ca 800 m2 industriegrond met een gebruiksbestemming doeleinden voor handel en bedrijf volgens artikel 1 en 5 van het vigerende plan. Beantwoording 1. In het vigerende bestemmingsplan, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten maart 1973, worden de betreffende gronden aangewezen als bermen, en zijn daardoor bestemd voor de aanleg van wegbermen. In de partiële herziening, goedgekeurd door GS mei 1995, is aan een deel van deze gronden toegevoegd dat deze mede bestemd zijn voor waterberging. Ge-
4
zien het conserverende karakter van voorliggend ontwerp bestemmingsplan, en het ontbreken van eerder verleende vergunningen of vrijstellingen die ander gebruik toestaan, is ervoor gekozen de vigerende bestemming over te nemen, en deze aldus als ‘Groen’ te bestemmen, met daar overheen de dubbelbestemming Waterstaat - waterkering.
3. Reclamant 3 Samenvatting 1. Er is geen overeenstemming tussen de papieren versie van de verbeelding en de digitale versie, meer specifiek waar het de gronden met de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – 3’ betreft. Verzocht wordt de papieren versie aan te passen om onduidelijkheden te voorkomen. 2. Het vlak waarbinnen de waterzuivering is gesitueerd heeft ten onrechte een te lage milieucategorie ontvangen. Omdat er sprake is van een bestaande, vergunde situatie verzoekt reclamant dit vlak op te hogen naar minimaal categorie 4.1. Beantwoording 1. Er zijn inderdaad verschillen tussen de papieren (analoge) versie van de verbeelding en de digitale versie. De wetgever heeft bepaald dat bij twijfel de digitale versie altijd prevaleert, en dus juridisch bindend is. De wetgever heeft voor zowel de analoge als digitale verbeelding standaarden ontwikkelen en in wetgeving vastgelegd. Deze standaarden (gebruik van kleuren, lijnvormen, symbolen etc) komen op veel onderdelen overeen, echter wijken ook deels af, immers digitaal zijn er veel meer mogelijkheden dan op papier. De analoge verbeelding lijkt dus wel op de digitale versie, maar is er geen exacte kopie van. De beperkingen die de analoge standaarden kennen komen in het door reclamant aangehaalde voorbeeld goed naar voren. Door een opeenstapeling van bijvoorbeeld functieaanduidingen kan een analoge kaart moeilijk leesbaar zijn, zeker voor een minder getraind oog. Dit is ook de reden dat de digitale versie de rechtsgeldige is in geval van twijfel. In dit specifieke geval is de analoge verbeelding weliswaar moeilijk leesbaar, echter wel inhoudelijk juist en conform wettelijke standaarden weergegeven. 2. Ter plekke van Baanhoek 186 wordt op de verbeelding het vlak met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – 3’, met de categorie 4.1, in westelijke richting een aantal meters verbreedt tot aan de grens van het bestemmingsvlak van de enkelbestemming ‘Bedrijf’. Hierdoor komt de bestaande waterzuivering binnen het vlak te liggen met de betreffende functieaanduiding, op deze wijze wordt recht gedaan aan de bestaande legale situering van de waterzuivering.
5
3. Vaststelling Bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan de volgende wijzigingen aangebracht.
Regels •
•
•
Naar aanleiding van zienswijze: Aangezien sprake is van 2 verschillende gasleidingen in het plangebied is artikel 9.1 aangepast in: “De voor ‘Leiding-Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een aardgastransportleiding”. Naar aanleiding van zienswijze: Artikel 9.4 wordt aangepast in: “Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.3 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen, de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten. Alvorens te beslissen op een aanvraag wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding”. Naar aanleiding van zienswijze: Artikelen 9.5.3 wordt aangevuld en luidt: “Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden kan worden verleend, voor zover het leidingbelang door de werken of werkzaamheden niet onevenredig word geschaad. Alvorens te beslissen op een aanvraag wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding”.
Verbeelding •
• •
Naar aanleiding van zienswijze: De ligging van de regionale gastransportleiding, ter plaatse van de Ketelweg, is aangepast. Naar aanleiding van zienswijze: In het oostelijke gedeelte van het plangebied is de belemmeringenstrook van de in het naastgelegen bestemmingsplan gelegen hogedruk aardgastransportleiding opgenomen. Naar aanleiding van zienswijze: Ter plekke van Baanhoek 186 wordt op de verbeelding het vlak met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – 3’, met de categorie 4.1, in westelijke richting een aantal meters verbreedt tot aan de grens van het bestemmingsvlak van de enkelbestemming ‘Bedrijf’.
6
Bedrijfsgebied Baanhoek
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Inhoudsopgave Regels
Regels
3
Hoofdstuk1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
4 4 8
Hoofdstuk2 Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
Bestemmingsregels 3 Bedrijf 4 Groen 5 Kantoor 6 Verkeer 7 Water 8 Wonen 9 Leiding - Gas 10 Waterstaat - Waterkering
9 9 12 13 14 15 16 19 21
Hoofdstuk3 Artikel Artikel Artikel Artikel
Algemene regels 11 Anti-dubbeltelregel 12 Algemene bouwregels 13 Algemene aanduidingsregels 14 Algemene afwijkingsregels
22 22 23 24 25
Hoofdstuk4 Overgangs- en slotregels Artikel 15 Overgangsrecht Artikel 16 Slotregel
26 26 27
Bijlagen Bijlage 1
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2
Zonebeheerplan Oosteind
2
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Regels
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
3
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Hoofdstuk 1 Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek van de gemeente Sliedrecht; 1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp19bedrbaanhoek-3001 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen; 1.3
aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.4
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.5
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.6
aan huis gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, daaronder niet begrepen prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m² van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen; 1.7
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.8
bebouwingspercentage:
een binnen een bij het plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages; 1.9
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten dergelijke; 1.10
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is; 1.11
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening gehouden moet worden;
4
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
1.12
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak; 1.13
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.14
bevi:
een in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde inrichting die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico's kan veroorzaken vanwege risicobronnen die buiten de perceelsgrens van de betreffende bedrijfslocatie waarop die risicobronnen aanwezig zijn, een plaatsgebonden risico veroorzaakt van meer dan 10-6 per jaar; 1.15
bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw behorende bij een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat architectonisch en functioneel ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.16
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.17
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder; 1.18
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.19
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel; 1.20
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.21
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.22
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw; 1.23
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.24
dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
5
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
1.25
erf:
de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming; 1.26
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.27
geluidzone - industrie:
een geluidzone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan: 1.28
gezoneerd industrieterrein:
terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van bedrijven en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken; 1.29
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht; 1.30
kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden; 1.31
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen; 1.32
maatschappelijke dienstverlening:
het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben, met uitzondering van een seksinrichting; 1.33
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces; 1.34
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 1.35
seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.36
vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;
6
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
1.37
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
7
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.2
de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van een bouwwerk, waar de afstand het kortst is; 2.3
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.4
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.5
de hoogte van een dakopbouw:
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw; 2.6
de hoogte van een kap:
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap; 2.7
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.8
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.9
het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen; 2.10
peil:
a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg; b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw; c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.
8
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten gezoneerd industrieterrein' zijn opgenomen, met een milieucategorie
ter plaatse van de aanduiding
1 en 2
bedrijven tot en met categorie 2
1, 2 en 3.1
bedrijven tot en met categorie 3.1
1, 2, 3.1 en 3.2
bedrijven tot en met categorie 3.2
1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1
bedrijven tot en met categorie 4.1
b. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 1 tot en met 3': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd:
c. d. e. f. g. h. i. j.
aanduiding
SBI code
specifieke vorm van bedrijf - 1
351.4 en 311
specifieke vorm van bedrijf - 2
311
specifieke vorm van bedrijf - 3
1589.1
een bevi is alleen toegestaan binnen de aanduiding 'veiligheidszone bevi'; productiegebonden detailhandel; wegen met bijbehorende paden en bermen, ter ontsluiting van bedrijven en voorzieningen; parkeervoorzieningen; fiets- en voetpaden en andere langzaamverkeersvoorzieningen; watergangen en waterpartijen; groenvoorzieningen; bij een en ander behorende overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen;
met uitzondering van: k. detailhandelsbedrijven; l. bedrijven met activiteiten zoals bedoeld in artikel 7.2 lid 1 van de Wet milieubeheer. m. bedrijven die krachtens artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken; n. vuurwerkbedrijven. 3.2
Bouwregels
3.2.1
Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen: a. gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
9
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
b. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m; c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per perceel niet meer bedragen dan het ter plaatse van aangeduide bebouwingspercentage van het bouwvlak; d. de hoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven. 3.2.2
Geen gebouwen
In afwijking van het bepaalde in 3.2.1 zijn op de gronden binnen de aanduiding 'verkooppunt voor brandstoffen met LPG' geen gebouwen toegestaan. 3.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en vrijstaande reclamezuilen mag niet meer bedragen dan 3 m; b. de bouwhoogte van lichtmasten behorende bij bedrijven mag niet meer bedragen dan 15 m; c. de bouwhoogte van scheepvaartvoorzieningen, zoals radarmasten mag niet meer bedragen dan 18 m; d. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schoorsteen' mag niet meer bedragen dan 50 m; e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan onder a, b, c en d genoemd mag niet meer bedragen dan 20 m. 3.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de ontsluiting vanaf de weg en de situering van de bebouwing met het oog op: a. het realiseren van parkeerplaatsen op eigen terrein; b. de consequenties van de sectorale milieuwetgeving; c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; met dien verstande dat de gebruikswaarde van het bedrijf niet onevenredig wordt geschaad.
3.4
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.2.1 en een bebouwingspercentage van 80% toestaan,mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5
Specifieke gebruiksregels
a. activiteiten van Wgh-inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overig gezoneerd industrieterrein'; b. bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'overig - gezoneerd industrieterrein' zijn uitsluitend toegestaan voor zover zij niet meer geluid produceren dan aan hen is toegekend op basis van het geluidverdeelplan dat onderdeel is van het zonebeheerplan d.d. februari 2012; c. lichtmasten die verblindend zijn voor het scheepvaartverkeer zijn niet toegestaan; d. op onbebouwde gronden is opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 12 m niet toegestaan; e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; f. kantoorvloeroppervlakte van meer dan 1.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan; g. de gronden binnen de aanduiding 'verkooppunt voor brandstoffen met LPG' mogen gebruikt worden ten behoeve van het aangrenzende verkooppunt voor motorbrandstoffen;
10
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
h. gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie is niet toegestaan. 3.6
Afwijken van de gebruiksregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 ten behoeve van: 1. bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met een bedrijf genoemd in de toegestane categorie, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. 2. het toestaan van bedrijven indien zij voldoen aan een geactualiseerde versie van het zonebeheerplan.
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
11
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Artikel 4 4.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e.
groen; water; voet- en fietspaden; nutsvoorzieningen; bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals straatmeubilair.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen: a. de hoogte mag niet meer bedragen dan 3 m; b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2. 4.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd waarvan de hoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
12
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Artikel 5
5.1
Kantoor
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e.
kantoor, educatieve doeleinden, wegen en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, bermen en watergangen, bij een en ander behorende overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen: a. gebouwen zijn alleen binnen het bouwvlak toegestaan; b. in afwijking van het bepaalde onder a is een ondergrondse parkeergarage en bovengrondse toegang van de parkeergarage ook buiten het bouwvlak toegestaan; c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per perceel niet meer bedragen dan het ter plaatse van aangeduide bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven geldt een percentage van 100%; d. de hoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven. 5.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en vrijstaande reclamezuilen mag niet meer bedragen dan 3 m; b. de bouwhoogte van lichtmasten behorende bij kantoren mag niet meer bedragen dan 15 m; c. de bouwhoogte van scheepvaartvoorzieningen, zoals radarmasten mag niet meer bedragen dan 18 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan onder a, b en c genoemd mag niet meer bedragen dan 6 m. 5.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de ontsluiting vanaf de weg en de situering van de bebouwing met het oog op: a. het realiseren van parkeerplaatsen op eigen terrein; b. de consequenties van de sectorale milieuwetgeving; c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; met dien verstande dat de gebruikswaarde van het kantoor niet onevenredig wordt geschaad. 5.4
Specifieke gebruiksregels
a. lichtmasten die verblindend zijn voor het scheepvaartverkeer zijn niet toegestaan; b. gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie is niet toegestaan.
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
13
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Artikel 6 6.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g. h.
wegen, straten en paden; toegangswegen; voet- en rijwielpaden; ter plaatse van de aanduiding 'spoorbrug': tevens een spoorbrug; groenvoorzieningen, bermen en watergangen; parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen; fietsenstallingen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair en dergelijke.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen: a. de hoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m. b. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 20 m. 6.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen: a. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 6 meter hoog zijn. 6.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 6.2.1 en toestaan dat de oppervlakte van een gebouw maximaal 30 m2 bedraagt, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van: a. b. c. d. e. 6.4
het straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de milieusituatie; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken voor opslag.
14
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Artikel 7 7.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f.
watergangen; waterhuishouding; waterstaatkundige voorzieningen; voorzieningen voor verkeer te water; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - spoorbrug': tevens een spoorbrug; ter plaatse van de aanduiding 'steiger': tevens steigers, pontons en loopbruggen ten dienste van de bedrijven toegestaan binnen de bestemming 'Bedrijf'; g. ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats': tevens ligplaatsen ten behoeve van pleziervaartuigen en bijbehorende voorzieningen zoals steigers; h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': bedrijfsmatige activiteiten voor zover uitgevoerd door bedrijven toegestaan binnen de bestemming 'Bedrijf'; i. bijbehorende taluds, bermen, groenvoorzieningen, recreatieve voorzieningen, kunstwerken en kademuren. 7.2
Bouwregels
7.2.1
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 7.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals steigers en afmeerpalen mag niet meer bedragen dan 8 meter + NAP. 7.3
Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken voor opslag.
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
15
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Artikel 8 8.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen. 8.2
Bouwregels
8.2.1
Gebouwen
Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde gronden gelden voor de hoofdgebouwen de volgende bouwregels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. het aantal woningen, zoals aanwezig ten tijde van het in werking treden van dit plan, mag niet worden vergroot; c. de inhoudsmaat van een hoofdgebouw zoals aanwezig ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan mag niet worden vergroot, behalve door middel van dakkapellen, door middel van aanbouwen die op grond van lid 8.2.3 zijn toegestaan en als gevolg van vervangende nieuwbouw; d. de voorgevel van hoofdgebouwen dient te worden gebouwd in of maximaal 5 m achter de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak; e. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan de bestaande afstand; f. de diepte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m, tenzij de bestaande maat meer bedraagt, dan geldt de bestaande maat als maximum; g. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan: 1. 4 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 1 bouwlaag al dan niet met kap; 2. 7 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 2 bouwlagen al dan niet met kap; 3. 7 m vermeerderd met 3 meter voor elke bouwlaag boven de tweede bouwlaag indien het bestaande gebouw bestaat uit 3 of meer bouwlagen al dan niet met kap; h. de bouwhoogte vaan hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan: 1. 4 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 1 bouwlaag zonder kap; 2. 7 m indien het bestaande gebouw bestaat 1 bouwlaag met kap danwel 2 bouwlagen zonder kap; 3. 10 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 2 bouwlagen met kap; 4. 7 m vermeerderd met 3 meter voor elke bouwlaag boven de tweede bouwlaag indien het bestaande gebouw bestaat uit 3 of meer bouwlagen zonder kap; 5. 10 m vermeerderd met 3 meter voor elke bouwlaag boven de tweede bouwlaag indien het bestaande gebouw bestaat uit 3 of meer bouwlagen met kap. i. in afwijking van het bepaalde onder g en h gelden de bestaande goothoogte en de bestaande bouwhoogte als maximum indien deze bij het bestaande aantal bouwlagen meer bedragen dan de maten die genoemd zijn onder f en g. 8.2.2
Aanbouwen
Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde gronden gelden voor aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen de volgende bouwregels: a. Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, vanaf 1 m achter (het verlengde van) de voorgevellijn en op tenminste 1 m uit de zijerfgrens indien deze grenst aan de openbare weg; b. De gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 100 m2 met dien verstande dat de gronden gelegen achter (het verlengde van) de voorgevellijn voor 50% onbebouwd dienen te blijven; c. De bouwhoogte van aanbouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de begane
16
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
grondlaag van het hoofdgebouw waaraan gebouwd wordt, vermeerderd met 0,3 m; d. In afwijking van het bepaalde onder c. bedraagt de bouwhoogte van aanbouwen op het zijerf ten hoogste 5 m en de goothoogte niet meer dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag, vermeerderd met 0,3 m; e. De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m; f. De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5 m; g. De diepte van aanbouwen aan de achterzijde van een hoofdgebouw, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw, bedraagt ten hoogste 4 m; h. De voorgevellijn mag worden overschreden door tot het gebouw behorende erkers en serres, mits: 1 De overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt; 2. De breedte van erkers en andere aanbouwen voor de voorgevel van woningen niet meer dan twee derde van de breedte van de gevel bedragen; 3. De afstand van de aanbouwen tot de voorste perceelsgrens ten minste 2 m bedraagt; 4. Uitsluitend op de begane grondlaag wordt gebouwd. i. In afwijking van het bepaalde onder a mag, indien ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan de erfbebouwing in de voortuin is gerealiseerd, het gezamenlijk oppervlak aan aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het voorerf ten hoogste 40 % van het gezamenlijk voorerf bedragen met een maximum van 25 m2, met dien verstande dat: 1. De bebouwing op het voorerf op een afstand van ten hoogste 2 m tot de voorerfgrens dient te worden gebouwd; 2. Bij deze woningen op het achtererf ten hoogste één bijgebouw mag worden gebouwd met een maximum grondoppervlak van 6 m2; 3. Achter de achtergevel van de woning een aanbouw mag worden gebouwd met een diepte van ten hoogste 2 m; 4. De bebouwing op het achtererf in of op een afstand van ten minste 1 m uit de zijerfgrens dient te worden gebouwd. j. In afwijking van het bepaalde onder a en onder i mag aan de zijde van de voorgevellijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' een berging worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: 1. de oppervlakte bedraagt maximaal 6 m2; 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal de bouwhoogte van de (eerste) bouwlaag van het hoofdgebouw; k. de afstand tussen aanbouwen op het achtererf en bijgebouwen mag niet minder bedragen dan 2 m. 8.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en geen overkappingen zijnde de volgende bouwregels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m; b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan: 1. voor (het verlengde van) de voorgevel: 1 m; 2. achter (het verlengde van) de voorgevel 2 m; c. de bouwhoogte van masten en palen niet meer bedragen dan 7 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m. 8.2.4
Afwijkende bebouwing
Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 8.2.1 t/m 8.2.3 zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
17
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
8.3
Specifieke gebruiksregels
8.3.1
Gebruik vrijstaande bijgebouwen
Onverminderd het bepaalde in lid 8.1 is het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte in strijd met het plan.
8.3.2
Aan huis gebonden beroepen
Ter plaatse van de in lid 8.1 bedoelde gronden is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie indien niet meer dan 30% van het bebouwde oppervlak voor dit doel worden aangewend, tot een maximum van 40 m2.
8.3.3
Onzelfstandige wooneenheden
Ter plaatse van de in lid 8.1 bedoelde gronden is het gebruik ten behoeve van onzelfstandige wooneenheden toegestaan, met dien verstande, dat een woning uit niet meer dan uit 4 onzelfstandige wooneenheden mag bestaan.
8.3.4
Geluidzone - industrie
Ten aanzien van de in artikel 13.1 bedoelde gronden geldt dat in afwijking van de woonbestemming de volgende specifieke gebruiksregel geldt: a. een op grond van de woonbestemming toelaatbaar bouwwerk, dat aangemerkt kan worden als een geluidgevoelige bestemming, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein 'Oosteind' of het industrieterrein 'De Staart' op de gevel van het bouwwerk niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
18
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Artikel 9 9.1
Leiding - Gas
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een aardgastransportleiding. 9.2
Voorrangsregeling
Indien strijd ontstaat met het bepaalde in de bestemming 'Waterstaat - Waterkering', prevaleert het bepaalde in de bestemming 'Waterstaat - Waterkering'. 9.3
Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 9.4
Afwijking van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgvingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.3 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen, de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten. Alvorens te beslissen op een aanvraag wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
9.5
Omgevingsvergunning
9.5.1
Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden op de tot 'Leiding - Gas' bestemde grond, zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen: 1. 2. 3. 4.
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; het indrijven van voorwerpen in de bodem; het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; 5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren. 9.5.2
Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het onder 9.5.1. vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
19
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
verleend, zoals in 9.3 onder b bedoeld; b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning. 9.5.3
Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden kan worden verleend, voor zover het leidingbelang door de werken of werkzaamheden niet onevenredig word geschaad. Alvorens te beslissen op een aanvraag wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
20
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Artikel 10 10.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken. 10.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m; c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd. 10.3
Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 onder c met inachtneming van het volgende: a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen; b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
21
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Hoofdstuk 3 Artikel 11
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
22
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Artikel 12
Algemene bouwregels
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. b. c. d. e. f.
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen; de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; de ruimte tussen bouwwerken.
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
23
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Artikel 13 13.1
Algemene aanduidingsregels
Geluidzone - industrieterrein
a. De gronden met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' maken ingevolge de Wet geluidhinder onderdeel uit van de geluidzone die om het industrieterrein Oosteind en van de geluidzone die om het industrieterrein De Staart is gelegen. b. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' is het - met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande geluidgevoelige functie - niet toegestaan om gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies. 13.2
Veiligheidszone - lpg
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
13.3
Vrijwaringszone - dijk - 1
a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering; b. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' mag niet worden gebouwd; c. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b, met inachtneming van de volgende regels: 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen; 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder. 13.4
Vrijwaringszone - dijk -2
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.
13.5
Vrijwaringszone - vaarweg
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid als vrijwaringszone van de vaarweg. Het gebruik van deze gronden mag geen belemmering vormen voor: a. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart; b. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten; c. de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten en d. het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg.
24
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Artikel 14
Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van: a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven; c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt; d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m; e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 12 meter; f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits: 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 8 m2 bedraagt; 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
25
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Hoofdstuk 4 Artikel 15 15.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 15.2
Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 15.1 met maximaal 10%. 15.3
Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 15.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 15.4
Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 15.5
Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 15.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 15.6
Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 15.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 15.7
Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 15.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
26
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Artikel 16
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek.
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
27
bestemmingsplan Bedrijfsgebied Baanhoek
Inhoudsopgave
Bijlagen Bijlage 1
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2
Zonebeheerplan Oosteind
1
bestemmingsplan "Bedrijfsgebied Baanhoek" (vastgesteld)
Bijlage 2. Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' < > = cat. e.d. kl. n.e.g. o.c. p.c. p.o. b.o. v.c. u
niet van toepassing of niet relevant kleiner dan groter gelijk aan categorie en dergelijke klasse niet elders genoemd opslagcapaciteit productiecapaciteit productieoppervlak bedrijfsoppervlak verwerkingscapaciteit uur
d w j B D L R
dag week jaar bodemverontreiniging divers luchtverontreiniging risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing) V Vuurwerkbesluit van toepassing G/P verkeersaantrekkende werking goederenvervoer/personenvervoer: 1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking 2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking 3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking
1
-
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
0112
0
Tuinbouw:
0112
4
-
0112
5
0112
6
0112
7
014
0
- witlofkwekerijen (algemeen) Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014
1
-
014
2
014 014
-
champignonkwekerijen met mestfermentatie bloembollendroog- en prepareerbedrijven
algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. > 500 m²
-
algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. <= 500 m²
-
algemeen met opslag bestrijdingsmiddelen > 10 ton: zie SBI-code 51.55
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven KI-stations
0142 05
-
champignonkwekerijen (algemeen)
-
30
10
10
30
100
10
10
100
30
10
10
30
10
30 30
INDICES VERKEER
GEVAAR
01
AFSTANDEN IN METERS STOF
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
CATEGORIE
Bijlage 2
GEUR
2
2
1 G
3.2
1 G
30
2
1 G
10
30
2
1 G
10
10
30
2
2 G
10
10
30
2
1 G
30
10
10
30
2
2 G
30
10
0
30
2
1 G
100
0
50
100
3.2
2 G
50
0
10
50
3.1
1 G
100
30
0
100
3.2
1 G
50
0
0
50
3.1
1 G
100
0
50
700
0
30
300
0
50
100
0
50
50
0
30 50
D
VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN
0501.1
Zeevisserijbedrijven
0501.2
Binnenvisserijbedrijven
0502
0
Vis- en schaaldierkwekerijen
0502
1
-
0502
2
oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven
-
visteeltbedrijven
15
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
0
Slachterijen en overige vleesverwerking:
151
1
-
151
2
151
3
-
151
4
bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval
-
151
5
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1.000 m²
-
151
6
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1.000 m²
-
151
7
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²
-
loonslachterijen
-
slachterijen en pluimveeslachterijen vetsmelterijen
R
R
100
3.2
2 G
700
D
5.2
2 G
R
300
4.2
2 G
R
100
3.2
2 G
30
50
3.1
1 G
0
10
30
2
1 G
0
10
50
3.1
1 G
0
- vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaarmaaltijden met p.o. < 2.000 m² Visverwerkingsbedrijven:
152
1
-
152
2
152
3
-
152
4
roken
-
152
5
verwerken anderszins: p.o. > 1.000 m²
-
152
6
conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 1.000 m²
1531
0
- conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² Aardappelproductenfabrieken:
1531
1
-
1531
2
1532,1533
0
- vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532,1533
1
-
1532,1533
2
jam
-
1532,1533
3
groente algemeen
-
1532,1533
4
met koolsoorten
1532,1533
5
1541
0
- met uienconservering (zoutinleggerij) Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541
1
-
1541
2
1542
0
- p.c. >= 250.000 ton/jaar Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542
1
-
1542
2
1543
0
- p.c. >= 250.000 ton/jaar Margarinefabrieken:
1543
1
-
1543
2
1551
0
- p.c. >= 250.000 ton/jaar Zuivelproductenfabrieken:
1551
1
-
1551
2
gedroogde producten, p.c. >= 1,5 ton/uur
-
1551
3
geconcentreerde producten, verdampingscapaciteit >= 20 ton/uur
-
melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 ton/jaar
-
-
drogen conserveren
vervaardiging van aardappelproducten
met drogerijen
p.c. < 250.000 ton/jaar
p.c. < 250.000 ton/jaar
p.c. < 250.000 ton/jaar
VERKEER
GEVAAR
8
152
INDICES
STOF
151
AFSTANDEN IN METERS
3
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
CATEGORIE
Bijlage 2
50
0
10
50
3.1
2 G
700
100
30
700
5.2
2 G
200
0
30
200
4.1
2 G
300
0
0
300
4.2
1 G
300
10
30
300
4.2
2 G
100
10
30
100
3.2
1 G
50
10
10
50
3.1
1 G
300
30
50
R
300
4.2
2 G
50
10
50
R
50
3.1
1 G
50
10
10
50
3.1
1 G
50
10
10
50
3.1
2 G
100
10
10
100
3.2
2 G
300
10
30
300
4.2
2 G
300
10
10
300
4.2
2 G
200
30
30
R
200
4.1
3 G
300
50
50
R
300
4.2
3 G
200
10
100
R
200
4.1
3 G
300
10
200
R
300
4.2
3 G
100
10
30
R
100
3.2
3 G
200
10
50
R
200
4.1
3 G
200
100
50
R
200
4.1
3 G
200
30
50
R
200
4.1
3 G
50
0
50
R
50
3.1
2 G
D
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
GEVAAR
100
0
50
R
100
3.2
3 G
- overige zuivelproductenfabrieken Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m²
50
50
50
R
50
3.1
3 G
50
0
50
R
50
3.1
2 G
0
0
10
1
1 G
0
- consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² Meelfabrieken:
10
1561
1
-
100
100
R
200
4.1
2 G
2
p.c. >= 500 ton/uur
200
1561
- p.c. < 500 ton/uur Grutterswarenfabrieken
100
50
50
R
100
3.2
2 G
50
100
50
3.2
2 G
1551
4
1551
5
1552
1
1552
2
1561
1561
GEUR
STOF
nummer
OMSCHRIJVING
VERKEER
SBI-CODE 1993
CATEGORIE
Bijlage 2
GROOTSTE AFSTAND
4
-
melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 ton/jaar
1562
0
Zetmeelfabrieken:
1562
1
-
1562
2
1571
100
D
200
50
30
R
200
4.1
1 G
300
100
50
R
300
4.2
2 G
0
- p.c. >= 10 ton/uur Veevoerfabrieken:
1571
1
-
30
50
2
destructiebedrijven
700
1571
-
700
100
30
1571
3
beender-, veren-, vis- en vleesmeelfabriek
-
300
100
30
1571
4
drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit < 10 ton/uur water
700
200
1571
5
1571
6
mengvoeder, p.c. < 100 ton/uur
200
- mengvoeder, p.c. >= 100 ton/uur Vervaardiging van voer voor huisdieren
1572
-
p.c. < 10 ton/uur
drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit >= 10 ton/uur water
1581
0
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581
1
-
1581
2
1582
v.c. < 7.500 kg meel/week, bij gebruik van charge-overs
- v.c. >= 7.500 kg meel/week Banket, biscuit- en koekfabrieken
1583
0
Suikerfabrieken:
1583
1
-
1583
2
1584
0
- v.c. >= 2.500 ton/jaar Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584
1
-
1584
2
cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m²
-
1584
3
cacao- en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m²
-
cacao- en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m²
v.c. < 2.500 ton/jaar
700
D
5.2
3 G
700
D
5.2
3 G
300
4.2
2 G
50
700
5.2
3 G
50
30
200
4.1
3 G
300
100
50
300
4.2
3 G
200
100
30
200
4.1
2 G
R
R
30
10
10
30
2
1 G
100
30
30
100
3.2
2 G
100
10
30
100
3.2
2 G
500
100
100
R
500
5.1
2 G
1000
200
200
R
1000
5.3
3 G
500
50
50
R
500
5.1
2 G
100
30
30
100
3.2
2 G
30
10
10
30
2
1 G
5
1584
6
1585
-
suikerwerkfabrieken met suikerbranden suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. > 200 m²
- suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. <= 200 m² Deegwarenfabrieken
1586
0
Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586
1
-
1586
2
VERKEER
GEVAAR
4
1584
INDICES
STOF
1584
AFSTANDEN IN METERS
5
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
CATEGORIE
Bijlage 2
300
30
30
R
300
4.2
2 G
100
30
30
R
100
3.2
2 G
30
10
10
30
2
1 G
50
30
10
50
3.1
2 G
500
30
10
500
5.1
2 G
100
10
10
100
3.2
2 G
1587
- theepakkerijen Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden
200
30
10
200
4.1
2 G
1589
Vervaardiging van overige voedingsmiddelen
200
30
30
200
4.1
2 G
1589.1
Bakkerijgrondstoffenfabrieken
200
50
50
200
4.1
2 G
100
3.2
2 G
300
4.2
2 G
koffiebranderijen
1589.2
0
Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2
1
-
1589.2
2
R
D
D
100
10
10
300
50
50
1589.2
- met poederdrogen Bakmeel- en puddingpoederfabrieken
200
50
30
200
4.1
2 G
1591
Destilleerderijen en likeurstokerijen
300
30
30
300
4.2
2 G
200
30
30
R
200
4.1
1 G
300
50
50
R
300
4.2
2 G
1
1 G
R
300
4.2
2 G
300
4.2
2 G
50
3.1
3 G
zonder poederdrogen
1592
0
Vervaardiging van ethylalcoholdoorgisting:
1592
1
-
1592
2
-
p.c. < 5.000 ton/jaar p.c. >= 5.000 ton/jaar
R
1593 t/m 1595
Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke
10
0
0
1596
Bierbrouwerijen
300
30
50
1597
Mouterijen
300
50
30
1598
Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
10
0
50
200
30
30
200
4.1
2 G
10
50
30
50
3.1
2 G
16
-
160 17
-
172
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels
0
R
VERWERKING VAN TABAK Tabakverwerkende industrie
171
10
Weven van textiel:
172
1
172
2
-
aantal weefgetouwen < 50
INDICES VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
AFSTANDEN IN METERS STOF
nummer
OMSCHRIJVING
GEVAAR
SBI-CODE 1993
CATEGORIE
Bijlage 2
GEUR
6
10
10
0
10
1
2 G
30
50
50
3.1
3 G 2 G
173
- aantal weefgetouwen >= 50 Textielveredelingsbedrijven
10 50
0
10
50
3.1
174,175
Vervaardiging van textielwaren
10
0
10
10
1
1 G
1751
Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken
100
30
10
100
3.2
2 G
176,177
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
0
10
10
10
1
1 G
18
-
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181
Vervaardiging kleding van leer
30
0
0
30
2
1 G
182
Vervaardiging van kleding en –toebehoren (exclusief van leer)
10
10
10
10
1
2 G
183
Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
50
10
10
50
3.1
1 G
4.2
2 G
3.1
2 G
19
-
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCLUSIEF KLEDING)
191
Lederfabrieken
300
30
10
300
192
Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisel)
50
10
10
50
193
Schoenenfabrieken
50
10
10
50
3.1
2 G
0
50
50
50
3.1
2 G
200
30
10
200
4.1
2 G
10
30
10
30
2
2 G
100
30
10
100
3.2
3 G 2 G
20
-
2010.1
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE Houtzagerijen
2010.2
0
Houtconserveringsbedrijven:
2010.2
1
-
2010.2
2
202
D
met creosootolie
- met zoutoplossingen Fineer- en plaatmaterialenfabrieken
R
203,204,205
0
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout
0
30
0
30
2
203,204,205
1
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m²
0
30
0
30
2
1 G
10
10
0
10
1
1 G
200
100
50
4.1
3 G
205 21
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken -
2111 2112
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Vervaardiging van pulp
0
Papier- en kartonfabrieken:
R
200
2
2112
3
- p.c. >= 15 ton/uur Papier- en kartonwarenfabrieken
2121.2
0
Golfkartonfabrieken:
2121.2
1
-
2121.2
2
p.c. < 3 ton/uur
-
p.c. >= 3 ton/uur
22
-
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
212
-
p.c. < 3 ton/uur p.c. 3 - 15 ton/uur
VERKEER
GEVAAR
1
2112
INDICES
STOF
2112
AFSTANDEN IN METERS
7
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
CATEGORIE
Bijlage 2
50
30
30
R
50
3.1
100
50
50
R
100
3.2
2 G
200
100
100
R
200
4.1
3 G
30
30
30
R
30
2
2 G
30
30
30
R
30
2
2 G
50
30
30
R
50
3.1
2 G
1 G
2221
Drukkerijen van dagbladen
30
0
10
30
2
3 G
2222
Drukkerijen (vlak- en rotatiediepdrukkerijen)
30
0
10
30
2
3 G
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
10
0
0
10
1
1 P
0
0
0
0
1
1 G
2222.6 2223
A
Grafische afwerking
2223
B
Binderijen
30
0
0
30
2
2 G
2224
Grafische reproductie en zetten
30
0
10
30
2
2 G
2225
Overige grafische activiteiten
30
0
10
30
223
Reproductiebedrijven opgenomen media
0
0
0
0
23
-
D
2
2 G
1
1 G
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
231
Cokesfabrieken
1000
700
100
R
1000
5.3
2 G
2320.1
Aardolieraffinaderijen
1500
100
1500
R
1500
6
3 G
50
0
30
R
50
3.1
2 G
4.2
2 G
2320.2
A
Smeeroliën- en vettenfabrieken
2320.2
B
Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie
300
0
50
R
300
2320.2
C
Aardolieproductenfabrieken n.e.g.
300
0
50
R
300
D
4.2
2 G
10
10
1500
1500
D
6
1 G
10
0
100
R
100
3.2
3 G
100
0
100
R
100
3.2
3 G
233 24
Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven -
24
-
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2411
0
Vervaardiging van industriële gassen:
2411
1
-
2411
2
luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 ton/dag lucht
-
overige gassenfabrieken, niet explosief
3
2412
- overige gassenfabrieken, explosief Kleur- en verfstoffenfabrieken
2413
0
Anorganische chemische grondstoffenfabrieken:
2413
1
-
2413
2
niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
2414.1
A0
- vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' Organische chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1
A1
-
2414.1
A2
2414.1
B0
- vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' Methanolfabrieken:
2414.1
B1
-
2414.1
B2
2414.2
0
- p.c. >= 100.000 ton/jaar Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetische):
2414.2
1
-
2414.2
2
2415 2416
niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
p.c. < 100.000 ton/jaar
VERKEER
300
R
300
4.2
3 G
0
200
R
200
D
4.1
3 G
100
30
300
R
300
D
4.2
2 G
300
50
700
R
700
D
5.2
3 G
300
10
300
R
300
D
4.2
2 G
1000
30
700
R
1000
D
5.3
2 G
100
0
100
R
100
3.2
2 G
200
0
200
R
200
4.1
3 G 2 G
0
100
R
300
4.2
500
0
200
R
500
5.1
3 G
500
300
500
R
500
5.1
3 G
Kunstharsenfabrieken en dergelijke
700
30
500
R
700
5.2
3 G
300
50
1000
R
1000
5.3
3 G
100
10
500
R
500
D
5.1
2 G
300
30
300
R
300
D
4.2
3 G
200
10
300
R
300
4.2
1 G
300
10
500
R
500
5.1
2 G
50
R
50
3.1
2 G
10
1
2 G
Landbouwchemicaliënfabrieken:
242
1
-
242
2
fabricage
- formulering en afvullen Verf, lak en vernisfabrieken
2441
0
Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441
1
-
2441
2
2442
0
- p.c. >= 1.000 ton/jaar Farmaceutische productenfabrieken:
2442
1
-
2442
2
2452
0
300
p.c. < 50.000 ton/jaar
0
2451
100 200
- p.c. >= 50.000 ton/jaar Kunstmeststoffenfabrieken
242
243
INDICES
GEVAAR
2411
AFSTANDEN IN METERS STOF
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
CATEGORIE
Bijlage 2
GEUR
8
p.c. < 1.000 ton/jaar
10
50
- verbandmiddelenfabrieken Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken
10
10
10
300
100
100
R
300
4.2
3 G
Parfumerie- en cosmeticafabrieken
300
30
50
R
300
4.2
2 G
100
10
50
100
3.2
3 G
formulering en afvullen geneesmiddelen
2462
0
Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462
1
-
zonder dierlijke grondstoffen
- met dierlijke grondstoffen Fotochemische productenfabrieken
30
50
500
5.1
3 G
50
10
50
R
50
3.1
3 G
50
10
50
R
50
3.1
3 G
A
Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken
2466
B
Overige chemische productenfabrieken n.e.g.
200
30
200
R
200
Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken
300
30
200
R
300
50
100
25
-
2511
D
4.1
2 G
300
4.2
3 G
R
300
4.2
2 G
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Rubberbandenfabrieken
2512
0
Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512
1
-
2512
2
2513
VERKEER
500
2466 247
INDICES
GEVAAR
2
2464
9
STOF
2462
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
CATEGORIE
Bijlage 2
vloeroppervlak < 100 m²
- vloeroppervlak >= 100 m² Rubberartikelenfabrieken
252
0
Kunststofverwerkende bedrijven:
252
1
-
252
2
zonder fenolharsen
-
252
3
met fenolharsen
-
26
-
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
261
0
Glasfabrieken:
261
1
-
261
2
-
261
3
glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 ton/jaar
-
261
4
glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 ton/jaar
productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen
glas en glasproducten, p.c. < 5.000 ton/jaar
2612
- glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 ton/jaar Glas-in-loodzetterij
2615
Glasbewerkingsbedrijven
262, 263
0
Aardewerkfabrieken:
262, 263
1
-
262, 263
2
vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
264
A
- vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW Baksteen en baksteenelementenfabrieken
264
B
Dakpannenfabrieken
50
10
30
50
3.1
1 G
200
50
50
R
200
4.1
2 G
100
10
50
R
100
3.2
1 G
200
50
100
R
200
4.1
2 G
300
50
200
R
300
4.2
2 G
50
30
30
50
3.1
2 G
30
30
30
30
100
50
300
100
30
500
200
50
10
30
10
10
30
30
D
2
1 G
100
3.2
2 G
300
4.2
1 G
500
5.1
2 G
30
2
1 G
10
30
2
1 G
R R
10
10
10
10
1
1 G
30
50
30
50
3.1
2 G
30
200
30
200
4.1
2 G
50
200
100
200
4.1
2 G
R
0
Cementfabrieken:
2651
1
-
2651
2
2652
0
- p.c. >= 100.000 ton/jaar Kalkfabrieken:
2652
1
-
2652
2
2653
0
- p.c. >= 100.000 ton/jaar Gipsfabrieken:
2653
1
-
2653
2
2661.1
0
- p.c. >= 100.000 ton/jaar Betonwarenfabrieken:
2661.1
1
-
2661.1
2
zonder persen, triltafels en bekistingtriller
-
2661.1
3
met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 ton/dag
2661.2
0
- met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 ton/dag Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2
1
-
2661.2
2
2662
p.c. < 100.000 ton/jaar
p.c. < 100.000 ton/jaar
p.c. < 100.000 ton/jaar
p.c. < 100.000 ton/jaar
- p.c. >= 100.000 ton/jaar Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken
2663, 2664
0
Betonmortelcentrales:
2663, 2664
1
-
2663, 2664
2
2665, 2666
0
- p.c. >= 100 ton/uur Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666
1
-
2665, 2666
2
267
0
- p.c. >= 100 ton/dag Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267
1
-
267
3
zonder breken, zeven en drogen
-
267
4
met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 ton/jaar
2681
p.c. < 100 ton/uur
p.c. < 100 ton/dag
- met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 ton/jaar Slijp- en polijstmiddelenfabrieken
2682
A0
Bitumineuze materialenfabrieken:
2682
A1
-
p.c. < 100 ton/uur
VERKEER
INDICES
GEVAAR
2651
AFSTANDEN IN METERS STOF
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
CATEGORIE
Bijlage 2
GEUR
10
10
300
30
R
300
4.2
2 G
30
500
50
R
500
5.1
3 G
30
200
30
R
200
4.1
2 G
50
500
50
R
500
5.1
3 G
30
200
30
R
200
4.1
2 G
50
500
50
R
500
5.1
3 G
10
100
30
100
3.2
2 G
10
100
30
100
3.2
2 G
30
200
30
200
4.1
3 G
10
50
30
50
3.1
2 G
30
200
30
200
4.1
3 G
50
50
30
50
3.1
2 G
10
50
10
100
3.2
3 G
30
200
10
200
4.1
3 G
10
50
50
R
50
3.1
2 G
30
200
200
R
200
4.1
3 G
2
1 G
10
30
0
30
10
100
10
100
D
3.2
1 G
30
200
10
200
4.1
2 G
10
30
10
30
2
1 G
300
100
30
300
4.2
3 G
D
SBI-CODE 1993
200
50
500
5.1
3 G
100
200
30
200
4.1
2 G
- overige isolatiematerialen Minerale productenfabrieken n.e.g.
200
100
50
200
4.1
2 G
50
50
50
50
D0
Asfaltcentrales: p.c. < 100 ton/uur
100
50
30
D1
-
200
100
50
700
500
200
1500
1000
300
30
30
30
50
100
50
30
30
30
50
50
50
R
100
100
30
200
300
50
2682
A2
2682
B0
- p.c. >= 100 ton/uur Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol):
2682
B1
-
2682
B2
2682
C
2682 2682
steenwol, p.c. >= 5.000 ton/jaar
asfaltcentrales: p.c. >= 100 ton/uur
27
-
VERVAARDIGING VAN METALEN
271
0
Ruwijzer- en staalfabrieken:
271
1
-
271
2
272
0
- p.c. >= 1.000 ton/jaar IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
272
1
-
272
2
273
0
- p.o. >= 2.000 m² Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273
1
-
273
2
274
A0
- p.o. >= 2.000 m² Non-ferro-metaalfabrieken:
274
A1
-
274
A2
274
B0
- p.c. >= 1.000 ton/jaar Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen en dergelijke:
274
B1
-
274
B2
p.c. < 1.000 ton/jaar
p.o. < 2.000 m²
p.o. < 2.000 m²
p.c. < 1.000 ton/jaar
p.o. < 2.000 m²
2751, 2752
0
- p.o. >= 2.000 m² IJzer- en staalgieterijen/-smelterijen:
2751, 2752
1
-
2751, 2752
2
2753, 2754
0
- p.c. >= 4.000 ton/jaar Non-ferro-metaalgieterijen/-smelterijen:
2753, 2754
1
-
2753, 2754
2
p.c. < 4.000 ton/jaar
-
p.c. >= 4.000 ton/jaar
p.c. < 4.000 ton/jaar
3.1
2 G
100
3.2
3 G
200
4.1
3 G
R
700
5.2
2 G
R
1500
6
3 G
R
100
30
D
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
500
nummer
GEVAAR
INDICES
STOF
AFSTANDEN IN METERS
11
GEUR
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
Bijlage 2
2
2 G
3.2
3 G
30
2
2 G
50
3.1
3 G
R
100
3.2
1 G
R
300
4.2
2 G
50
50
50
R
50
3.1
2 G
200
100
100
R
200
4.1
3 G
100
50
30
R
100
3.2
1 G
200
100
50
R
200
4.1
2 G
100
50
30
R
100
3.2
1 G
200
100
50
R
200
4.1
2 G
INDICES
STOF
GEVAAR
30
30
30
30
2
2 G
30
30
10
30
2
1 G
30
50
30
50
3.1
2 G
50
200
30
200
4.1
3 G
30
50
30
R
50
3.1
2 G
- p.o. >= 2.000 m² Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels
50
100
50
R
100
3.2
3 G
30
30
30
30
2
2 G
2
1 G
28
-
VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/ TRANSPORTMIDDELEN)
281
0
Constructiewerkplaatsen:
281
1
-
281
1a
gesloten gebouw
-
281
2
gesloten gebouw, p.o. < 200 m²
-
281
3
in open lucht, p.o. < 2.000 m²
2821
0
- in open lucht, p.o. >= 2.000 m² Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821
1
-
2821
2
2822, 2830
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
VERKEER
SBI-CODE 1993
CATEGORIE
Bijlage 2
GROOTSTE AFSTAND
12
p.o. < 2.000 m²
284
A
Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven
10
30
30
30
284
B
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke
50
30
30
50
D
3.1
2 G
284
B1
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m²
30
30
10
30
D
2
1 G
50
50
50
50
3.1
2 G
30
200
30
200
D
4.1
2 G
30
50
50
50
D
3.1
1 G
100
30
50
R
100
D
3.2
2 G
R
50
D
2851
0
Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851
1
-
2851
10
algemeen
-
2851
11
stralen
-
2851
12
metaalharden
-
2851
2
lakspuiten en moffelen
-
2851
3+4
scoperen (opspuiten van zink)
-
2851
5
thermisch verzinken en thermisch vertinnen
-
2851
6+7
mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten)
-
2851
8
anodiseren, eloxeren en chemische oppervlaktebehandeling
-
2851
9
emailleren
2852 2852
50
50
30
3.1
2 G
100
50
50
100
3.2
2 G
30
50
30
50
3.1
2 G
50
10
30
50
3.1
2 G
100
50
50
100
3.2
1 G
30
30
50
50
3.1
2 G
1
- galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen en dergelijke) Overige metaalbewerkende industrie
10
30
30
30
D
2
1 G
2
Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m²
10
30
10
30
D
2
1 G
30
50
30
50
3.1
2 G
287
A0
Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287
A1
-
p.o. < 2.000 m²
R
SBI-CODE 1993
A2
100
30
100
3.2
3 G
B
- p.o. >= 2.000 m² Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.
50
287
30
30
30
30
2
2 G
287
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m²
30
30
10
30
2
1 G
29
-
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29
0
Machine- en apparatenfabrieken, inclusief reparatie:
29
1
-
30
30
30
D
2
2 G
2
p.o. < 2.000 m²
30
29
-
50
30
30
50
D
3.1
3 G
29
3
p.o. >= 2.000 m²
-
met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW reparatie van machines en apparaten, zonder proefdraaien verbrandingsmotoren ≥ 1 MW motoren
50
30
30
50
D
3.1
3 G
30
30
30
30
2
1 G
30
10
10
30
2
1 G
29 30
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
A
Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparatie
31
-
VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
287
nummer
GEVAAR
INDICES
STOF
AFSTANDEN IN METERS
13
GEUR
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
Bijlage 2
311
Elektromotoren- en generatorenfabrieken en dergelijke, inclusief reparatie
200
30
50
200
4.1
1 G
312
Schakel- en installatiemateriaalfabrieken
200
10
50
200
4.1
1 G
313
Elektrische draad- en kabelfabrieken
100
10
100
3.2
2 G
314
Accumulatoren- en batterijenfabrieken
100
30
50
100
3.2
2 G
315
Lampenfabrieken
200
30
300
300
4.2
2 G
316
Elektrotechnische industrie n.e.g.
30
10
10
3162
Koolelektrodenfabrieken
1500
300
200
32
-
R R R
100
D
30
2
1 G
1500
6
2 G
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOMMUNICATIEAPPARATEN EN -BENODIGDHEDEN
321 t/m 323
Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en dergelijke inclusief reparatie
30
0
30
30
2
2 G
3210
Fabrieken voor gedrukte bedrading
50
10
30
50
3.1
1 G
30
0
0
30
2
1 G
33
-
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33
A
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke inclusief reparatie
D
VERKEER
100
10
30
R
100
3.2
3 G
200
30
50
R
200
4.1
3 G
100
10
30
R
100
3.2
2 G
30
2
2 G
R
30
2
2 G
2
2 G
R
100
3.2
2 G
-
34
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
341
0
Autofabrieken en assemblagebedrijven:
341
1
-
341
2
p.o. < 10.000 m²
3420.1
- p.o. >= 10.000 m² Carrosseriefabrieken
3420.2
Aanhangwagen- en opleggerfabrieken
30
10
30
343
Auto-onderdelenfabrieken
30
10
30
35
-
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCLUSIEF AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351
0
Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351
1
-
351
2
houten schepen
-
351
3
kunststof schepen
-
351
4
metalen schepen < 25 m
-
metalen schepen >= 25 m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW
351
- onderhoud/reparatie metalen schepen < 25 m, incidenteel bouwen Scheepssloperijen
3511 352
0
Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352
1
-
352
2
353
0
- met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353
1
-
353
2
algemeen
zonder proefdraaien motoren
354
- met proefdraaien motoren Rijwiel- en motorrijwielfabrieken
355
Transportmiddelenindustrie n.e.g.
36
-
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361
1
Meubelfabrieken
361
2
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²
362
INDICES
GEVAAR
34
AFSTANDEN IN METERS STOF
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
CATEGORIE
Bijlage 2
GEUR
14
Fabricage van munten, sieraden en dergelijke
D
30
30
10
100
50
50
50
100
30
100
3.2
2 G
100
100
50
100
3.2
2 G
30
50
30
100
200
100
50
30
30
50
30
30
30
50
3.1
2 G
R
200
4.1
2 G
50
3.1
2 G
R
50
3.1
2 G
50
30
30
50
3.1
2 G
100
30
100
R
100
3.2
2 G
30
10
30
R
30
2
2 G
30
30
30
30
D
2
2 G
50
50
30
50
D
3.1
2 G
0
10
0
10
1
1 P
30
10
10
30
2
1 G
INDICES
STOF
GEVAAR
VERKEER
AFSTANDEN IN METERS
15
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
CATEGORIE
Bijlage 2
363
Muziekinstrumentenfabrieken
30
10
10
30
2
2 G
364, 365
Sportartikelenfabrieken en speelgoedartikelenfabrieken
30
10
30
30
2
2 G
3661.1
Sociale werkvoorziening
0
30
0
30
2
1 P
3661.2
Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
30
10
30
30
2
2 G
30
100
30
100
3.2
2 G
30
37
-
371
D
VOORBEREIDING TOT RECYCLING Metaal- en autoschredders
372
A0
Puinbrekerijen en -malerijen:
372
A1
-
372
A2
372 372
100
10
100
3.2
2 G
30
200
10
200
4.1
3 G
B
- v.c. >= 100.000 ton/jaar Rubberregeneratiebedrijven
300
50
50
300
4.2
2 G
C
Afvalscheidingsinstallaties
200
200
50
200
4.1
3 G
40
-
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40
A0
Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe)
40
A1
-
100
700
200
700
5.2
2 G
40
A2
100
100
100
100
3.2
2 G
40
A3
100
100
100
R
100
3.2
1 G
40
A5
30
100
R
100
3.2
1 G
40
B0
- warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth Bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe:
30
40
B1
-
100
50
30
R
100
3.2
2 G
40
B2
50
50
30
R
50
3.1
2 G
40
C0
- vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
C1
-
0
10
10
1
1 P
C2
< 10 MVA
0
40
-
0
0
30
30
2
1 P
40
C3
10 - 100 MVA
0
0
50
50
3.1
1 P
40
D0
- >= 100 MVA Gasdistributiebedrijven:
40
D1
-
0
100
100
3.2
1 P
D2
gascompressorstations vermogen < 100 MW
0
40
-
0
0
200
200
4.1
1 P
40
D3
gascompressorstations vermogen >= 100 MW
-
gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, categorie A
0
0
10
1
1 P
-
v.c. < 100.000 ton/jaar
kolengestookt (inclusief meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth gasgestookt (inclusief bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth
covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, gft en reststromen voedingsindustrie
R
R
10
D4
40
D5
40
E0
- gasontvang- en -verdeelstations, categorie D Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40
E1
-
40
E2
-
-
gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C
stadsverwarming blokverwarming
41
-
41
A0
Waterwinning-/bereidingbedrijven:
41
A1
-
41
A2
41
B0
45
-
BOUWNIJVERHEID
45
0
Bouwbedrijven/aannemers algemeen
45
1
-
45
2
1
1 P
50
3.1
1 P
50
50
3.1
1 P
10
10
1
1 P
5.3
1 G
2
1 G
1
1 P
VERKEER
10
GEVAAR
40
INDICES
AFSTANDEN IN METERS STOF
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
CATEGORIE
Bijlage 2
GEUR
16
0
0
10
0
0
50
30
10
10
0
50
0
1000
10
0
30
30
0
0
10
10
10
30
10
30
2
2 G
0
10
10
10
1
1 G
R
WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER met chloorgas
- bereiding met chloorbleekloog en dergelijke en/of straling Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 1.000 m²
R
1000
D
453
- bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. <= 1.000 m² Bouwinstallatie algemeen
10
10
30
30
2
1 G
453
Installatie sanitair/centrale verwarmingsapparatuur indien met spuiterij
50
30
30
50
3.1
1 G
453
Elektrotechnische installatie
10
10
10
10
1
1 G
50
-
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504
Groothandel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
10
0
10
10
1
2 P
502
Groothandel in vrachtauto's (inclusief import en reparatie)
10
10
10
10
1
2 G
10
30
10
30
2
1 G
0
0
10
10
1
1 G 1 G
5020.4
A
Autoplaatwerkerijen
5020.4
B
Autobeklederijen
5020.4
C
Autospuitinrichtingen
50
30
30
50
3.1
5020.5
Autowasserijen
10
0
0
10
1
3 P
503, 504
Groothandel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
0
0
10
10
1
1 P
51
-
GROOTHANDEL EN OPSLAG
R
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders
1
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/ uur of meer
30
30
30
R
30
R
100
17
INDICES VERKEER
GEVAAR
5121
0
STOF
5121
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
CATEGORIE
Bijlage 2
2
2 G
3.2
2 G
100
100
50
5122
Groothandel in bloemen en planten
10
10
0
10
1
2 G
5123
Groothandel in levende dieren
50
10
0
50
3.1
2 G
5124
Groothandel in huiden, vellen en leder
50
0
0
50
3.1
2 G
5125, 5131
Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen
30
10
50
R
50
3.1
2 G
5132, 5133
Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën
10
0
50
R
50
3.1
2 G
5134
Groothandel in dranken
0
0
0
0
1
2 G
5135
Groothandel in tabaksproducten
10
0
0
10
1
2 G
5136
Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
10
10
0
10
1
2 G
5137
Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen
30
10
0
30
2
2 G
5138, 5139
Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen
10
10
10
10
1
2 G
514
Groothandel in overige consumentenartikelen
10
10
10
10
1
2 G
10
0
10
V
10
1
2 G
10
0
50
V
50
3.1
2 G
0
0
30
30
2
2 G
5148.7
0
Groothandel in vuurwerk en munitie:
5148.7
1
-
5148.7
2
consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton
-
5148.7
5
consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton
5151.1
0
- munitie Groothandel in vaste brandstoffen:
5151.1
1
-
5151.1
2
5151.2
0
klein, lokaal verzorgingsgebied
- kolenterminal, opslag oppervlak >= 2.000 m² Groothandel in vloeibare brandstoffen:
5151.2
-
5151.2
ondergronds, K1/K2/K3-klasse
-
5151.2
bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. < 10 m³
-
5151.2
bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. 10 - 1.000 m³
-
bovengronds, K3-klasse: o.c. < 10 m³
5151.2
-
bovengronds, K3-klasse: o.c. 10 - 1.000 m³
5151.2
1
5151.2
2
-
5151.2
3
o.c. >= 100.000 m³
-
tot vloeistof verdichte gassen
-
o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³
10
50
30
50
3.1
2 P
50
500
100
500
5.1
3 G
10
0
10
10
1
1 G
10
0
50
R
50
3.1
1 G
30
0
100
R
100
3.2
1 G
10
0
10
10
1
1 G
30
0
50
50
3.1
1 G
50
0
200
R
200
D
4.1
2 G
100
0
500
R
500
D
5.1
2 G
50
0
300
R
300
D
4.2
2 G
0
5151.2
-
5151.2
-
bovengronds, < 2 m³ bovengronds, 2 - 8 m³ bovengronds, 8 - 80 m³
5151.2
-
5151.2
bovengronds, 80 - 250 m³
-
ondergronds, < 80 m³
5151.2 5151.2
1
5151.2
2
-
ondergronds, 80 - 250 m³
-
o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³
5151.2
- o.c. >= 100.000 m³ Gasvormige brandstoffen in gasflessen
5151.2
-
5151.2
kleine hoeveelheden < 10 ton
-
beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
5151.2 5151.2
- grote hoeveelheden (> 150 ton) en/of laag beschermingsniveau Niet-reactieve gassen (inclusief zuurstof), gekoeld
5151.3
Groothandel minerale olieproducten (exclusief brandstoffen)
5152.1
0
Groothandel in metaalertsen:
5152.1
1
-
5152.1
2
5152.2 /.3
VERKEER
0
0
30
30
2
1 G
10
0
50
R
50
3.1
1 G
10
0
100
R
100
3.2
1 G
30
0
300
R
300
4.2
2 G
10
0
50
R
50
3.1
1G G
30
0
200
R
200
4.1
2 G
50
0
200
R
200
D
4.1
2 G
100
0
500
R
500
D
5.1
2 G
0
0
10
10
1
1 G
10
0
30
R
30
2
1 G
30
0
500
R
500
5.1
2 G
10
0
50
50
3.1
1 G
100
0
50
100
3.2
2 G
30
300
10
300
4.2
3 G
50
500
10
700
5.2
3 G
0
10
10
10
1
2 G
Groothandel in gasvormige brandstoffen (butaan, propaan, lpg (in tanks)): -
5151.2
INDICES
GEVAAR
5151.2
AFSTANDEN IN METERS STOF
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
CATEGORIE
Bijlage 2
GEUR
18
opslag oppervlak < 2.000 m²
- opslag oppervlak >= 2.000 m² Groothandel in metalen en -halffabrikaten
5153
0
Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153
1
-
5153
2
5153.4
0
10
10
10
1
2 G
0
10
10
10
1
1 G
4
- algemeen: b.o. <= 2.000 m² Zand en grind:
5153.4
5
-
30
0
30
2
2 G
6
algemeen: b.o. > 200 m²
0
5153.4
0
10
0
10
1
1 G
5154
0
- algemeen: b.o. <= 200 m² Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
1
-
0
5154
2
algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
10
10
1
2 G
0
0
0
0
1
1 G
5155.1
- algemeen: b.o. <= 2.000 m² Groothandel in chemische producten
50
10
100
R
100
3.2
2 G
5155.2
Groothandel in kunstmeststoffen
30
30
30
R
30
2
1 G
algemeen: b.o. > 2.000 m²
D
GEVAAR 10
10
1
0
30
R
30
2
1 G
- grote hoeveelheden (>150 ton) en/of laag beschermingsniveau Groothandel in overige intermediaire goederen
0
0
500
R
500
5.1
1 G
-
5156
VERKEER
STOF 0
0
Groothandel in bestrijdingsmiddelen in emballage of in gasflessen
5155.2 5155.2
INDICES
0
5155.2 5155.2
AFSTANDEN IN METERS
19
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
CATEGORIE
Bijlage 2
kleine hoeveelheden < 10 ton beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
1 G
10
10
10
10
1
2 G
5157
0
Autosloperijen: b.o. > 1.000 m²
10
30
30
30
2
2 G
5157
1
10
10
10
10
1
2 G
5157.2/3
0
- autosloperijen: b.o. <= 1.000 m² Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1.000 m²
10
30
10
30
2
2 G
5157.2/3
1
10
10
10
1
2 G
0
- overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1.000 m² Groothandel in machines en apparaten:
10
518 518
1
-
10
10
10
1
2 G
2
machines voor de bouwnijverheid
0
518
-
0
10
0
10
1
2 G
518
3
overige
0
10
0
10
1
1 G
0
0
0
0
1
2 G
0
0
10
10
1
1 P
2 P
519 52
-
527 60
- overig met oppervlak <= 2.000 m² Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke) REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen)
-
VERVOER OVER LAND
6022
Taxibedrijven
6023
Touringcarbedrijven
6024
0
6024
1
63
-
631
D
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1.000 m² -
goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1.000 m²
0
0
0
0
1
10
0
0
10
1
2 G
0
0
30
30
2
3 G
0
0
30
30
2
2 G
10
30
30
30
2
2 G
0
10
100
R
100
3.2
3 G
0
30
100
R
100
3.2
3 G
DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER Loswal
6311.1
0
Laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve van zeeschepen:
6311.1
1
-
6311.1
2
-
containers stukgoederen
D
6311.1
3
6311.1
4
6311.1
5
-
6311.1
6
steenkool, opslagoppervlak >= 2.000 m²
-
6311.1
7
olie, lpg, en dergelijke
6311.2
0
- tankercleaning Laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve van binnenvaart:
6311.2
1
-
6311.2
10
containers
-
6311.2
2
tankercleaning
-
6311.2
3
stukgoederen
-
6311.2
4
ertsen, mineralen, en dergelijke, opslagoppervlak < 2.000 m²
-
6311.2
5
ersten, mineralen, en dergelijke, opslagoppervlak >= 2.000 m²
-
6311.2
6
granen of meelsoorten , v.c. < 500 ton/uur
-
6311.2
7
granen of meelsoorten, v.c. >= 500 ton/uur
-
6311.2
8
steenkool, opslagoppervlak < 2.000 m²
-
steenkool, opslagoppervlak >= 2.000 m²
-
ertsen, mineralen en dergelijke, opslagoppervlak >= 2.000 m² granen of meelsoorten, v.c. >= 500 ton/uur
INDICES VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
AFSTANDEN IN METERS STOF
nummer
OMSCHRIJVING
GEVAAR
SBI-CODE 1993
CATEGORIE
Bijlage 2
GEUR
20
50
700
50
100
500
100
50
700
100
300
0
1000
300
10
200
0
10
50
R
50
3.1
2 G
300
10
200
R
300
4.2
1 G
R
3.1
2 G
700
5.2
500
5.1
3 G
700
5.2
3 G
R
1000
5.3
2 G
R
300
4.2
1 G
R
50
D
3 G
0
10
50
30
200
30
200
4.1
2 G
50
500
50
700
5.2
3 G
50
300
50
R
300
4.2
2 G
100
500
100
R
500
5.1
3 G
50
300
50
300
4.2
2 G
50
500
100
500
5.1
3 G
100
0
700
R
700
5.2
2 G
30
10
50
R
50
3.1
2 G
0
0
10
10
1
2 G
6311.2
9
6312
A
- olie, lpg, en dergelijke Distributie, pak- en koelhuizen
6312
B
Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte)
6321
2
Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)
10
0
30
30
2
2 G
6321
3
Caravanstalling
10
0
10
10
1
2 P
64
-
POST EN TELECOMMUNICATIE 0
0
0
0
1
2 P
641 71
Post- en koeriersdiensten -
D
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711
Personenautoverhuurbedrijven
10
0
10
10
1
2 P
712
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's)
10
0
10
10
D
1
2 G
713
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
10
0
10
10
D
1
2 G
7133
Verhuurbedrijven voor kantoormachines en computers
10
0
10
10
1
2 G
Bijlage 2
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
Onderhoud en reparatie computers en kantoormachines
0
0
0
0
1
1 P
72
B
Datacentra
0
0
0
0
1
1 P
73
-
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK 30
10
30
30
2
1 P
3.1
1 P
nummer
OMSCHRIJVING
72
-
725
731 74
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk -
AFSTANDEN IN METERS
VERKEER
STOF
CATEGORIE
INDICES
GEUR
SBI-CODE 1993
21
R
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74701
Reinigingsbedrijven voor gebouwen
50
10
30
50
7481.3
Foto- en filmontwikkelcentrales
10
0
10
10
1
2 G
7484.3
Veilingen voor landbouw- en visserijproducten
50
30
50
50
3.1
3 G
7484.4
Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke
0
0
0
0
1
2 P
200
10
10
200
4.1
2 G
300
10
10
300
4.2
2 G
500
10
10
500
5.1
3 G
30
0
0
30
2
1 P
50
30
10
50
3.1
2 G
90
-
R
D
MILIEUDIENSTVERLENING
9001
A0
RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9001
A1
-
9001
A2
9001
A3
9001
B
- >= 300.000 i.e. Rioolgemalen
9002.1
A
Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven en dergelijke
9002.1
B
Gemeentewerven (afvalinzameldepots)
9002.1
C
Vuiloverslagstations
9002.2
A0
Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2
A1
-
9002.2
A2
mestverwerking/korrelfabrieken
-
9002.2
A3
kabelbranderijen
-
9002.2
A4
verwerking radioactief afval
-
9002.2
A5
pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen)
-
9002.2
A6
oplosmiddelterugwinning
-
9002.2
A7
afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW
-
verwerking fotochemisch en galvanoafval
-
< 100.000 i.e. 100.000 - 300.000 i.e.
30
30
30
2
2 G
200
200
30
R
200
4.1
3 G
500
10
10
500
5.1
3 G
100
50
10
100
3.2
1 G
0
10
1500
1500
6
1 G
50
10
10
50
100
0
30
300
200
50
10
10
30
R R
30
3.1
1 G
100
D
3.2
1 G
300
D
4.2
3 G
2
1 G
30
C0
Vuilstortplaatsen Composteerbedrijven:
9002.2
C1
-
9002.2
C2
9002.2
C3
-
9002.2
C4
belucht v.c. < 20.000 ton/jaar
-
9002.2
C5
belucht v.c. > 20.000 ton/jaar
-
gft in gesloten gebouw
-
niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jaar niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jaar
GROOTSTE AFSTAND
B
9002.2
INDICES
GEVAAR
9002.2
AFSTANDEN IN METERS STOF
nummer
OMSCHRIJVING
300
200
10
300
4.2
3 G
300
100
10
300
4.2
2 G
700
300
30
700
5.2
2 G
100
100
10
100
3.2
2 G
200
200
30
200
4.1
3 G
200
50
100
200
4.1
3 G
R
VERKEER
SBI-CODE 1993
CATEGORIE
Bijlage 2
GEUR
22
93
-
OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1
A
Wasserijen en linnenverhuur
30
0
30
30
2
2 G
9301.1
B
Tapijtreinigingsbedrijven
30
0
30
30
2
2 G
Chemische wasserijen en ververijen
30
0
30
30
2
2 G
0
0
0
30
2
1 G
9301.2 9301.3
A
Wasverzendinrichtingen
SBI 93/SvB gezoneerd industrieterrein febr. 2010
R
Zonebeheerplan Industrieterrein Oosteind 2011
1 Zonebeheerplan Industrieterrein Oosteind 2011 Gelegen in de gemeenten Papendrecht en Sliedrecht Vastgesteld door de gemeente Papendrecht op: …………………..
Inhoudsopgave Deel I Zonebeheerplan 1. Inleiding 2. Wettelijk kader zonebeheer 2.1. De Wet geluidhinder 2.2. Aanpassingen van de grenzen 2.3. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en gemeentelijk beleid 2.4. Handreiking industrielawaai en vergunningverlening 2.5. Het zonebeheerplan 3. Geluidverdeelplan Oosteind 3.1. Inleiding 3.2. Uitgangspunt geluidverdeling 3.3. Geluidreserveringen en beperkingen 4. Beleid zonebeheer 4.1. Toets Wabo-taken 4.2. Wijzigen geluidverdeling 4.3. BARIM-bedrijven 4.4. Bedrijfsverzamelgebouwen 4.5. Reflectie en afscherming 4.6. Redelijke sommatie 4.7. Tijdelijke verhoging met 2 dB(A) 5. Uitvoering zonebeheer 5.1. Inleiding 5.2. Organisatie zonebeheer 5.3. Gevraagde akoestische informatie bij vergunningaanvragen en meldingen 5.4. Invulling geluidvoorschriften en nadere eisen 5.5. Woningbouw binnen de zonegrens Deel II Beleidsregels ter uitwerking van het Zonebeheerplan Oosteind Bijlagen 1. Rapportage redelijke sommatie 2. Akoestisch onderzoek Industrieterrein Oosteind t.b.v. het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Oosteind” te Papendrecht 2011
2 Zonebeheerplan Industrieterrein Oosteind 2011 Gelegen in de gemeenten Papendrecht en Sliedrecht Vastgesteld door de gemeente Papendrecht op: …………………..
DEEL I
ZONEBEHEERPLAN
Hoofdstuk 1
Inleiding
Oosteind is een industrieterrein dat is gelegen in de gemeenten Papendrecht en Sliedrecht en dat aan de noordzijde van de Beneden Merwede is gesitueerd. Het industrieterrein is vanuit de Wet geluidhinder (Wgh) aangemerkt als een gezoneerd industrieterrein voor de vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers. Op 7 april 2009 is door burgemeester en wethouders van Papendrecht op grond van de Wet geluidhinder een zonebeheerplan voor het industrieterrein Oosteind vastgesteld. De gemeente Papendrecht is in 2010 gestart met het actualiseren van het bestemmingsplan van het bedrijventerrein “Oosteind”. In deze actualisatie wordt het gebied waar grote lawaaimakers zich mogen vestigen vastgelegd. De belangrijkste verandering is dat het gemengde gebied langs de Visschersbuurt geen deel meer uitmaakt van het gezoneerde industrieterrein. Deze verandering is in dit zonebeheerplan verwerkt. Dit zonebeheerplan dient dan ook gelijktijdig vastgesteld te worden met het genoemde bestemmingsplan en treed dan ook tegelijk in werking. Rondom het industrieterrein bevindt zich een geluidzone. De zonegrens loopt behalve over de twee genoemde gemeenten ook over het grondgebied van Dordrecht. Op de zonegrens mag het totaal aan industrielawaai niet meer bedragen dan 50 dB(A). Deze zone vormt het planologische aandachtsgebied. In het gebied tussen de vastgestelde zonegrens en buiten het industrieterrein bevinden zich woningen. Voor een deel van die woningen gelden maximaal toelaatbare grenswaarden (MTG-waarden) of zijn hogere waarden vastgesteld. De hoeveelheid te vergunnen geluid voor dit industrieterrein is beperkt. Voor een duurzame invulling en een optimaal gebruik van het terrein is het noodzakelijk om zorgvuldig met het uitgeven van geluidruimte en de verdeling daarvan om te gaan. Dit zonebeheerplan geeft hier invulling aan. Het zonebeheer plan heeft tot doel: • De zone te bewaken. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verplicht het bevoegd gezag om de zone en de MTG-waarden in acht te nemen. Het in acht nemen van de zone biedt een wederzijdse bescherming van industrie en omwonenden. • De beschikbare geluidruimte te verdelen. Dat betekent binnen het gezoneerde terrein ruimte bieden aan grote lawaaimakers, maar ook het volledig benutten van het hele terrein. Daarbij moet recht worden gedaan aan bestaande bedrijven. Een optimale invulling moet dus zowel doelmatig als rechtmatig zijn. • Het zonebeheer zorgvuldig uit te voeren. Een industrieterrein als Oosteind geeft een complexe akoestische situatie. Samen met de bovenstaande doelen vergt dat een zorgvuldig zonebeheer. Doordat de geluidsruimte zorgvuldig is geïnventariseerd, is het mogelijk om dit zonebeheerplan te gebruiken bij het toelaten van nieuwe bedrijven. Dit plan vervangt voor een deel de gebruikelijke afstandstoets in het bestemmingsplan. Hiermee wordt een dubbele toetsing voorkomen. Het zonebeheerplan beschrijft achtereenvolgens in hoofdstuk 2 het wettelijk kader voor zonebeheer, in hoofdstuk 3 het geluidverdeelplan, in hoofdstuk 4 het beleid voor het zonebeheer en in hoofdstuk 5 de uitvoeringsaspecten van het zonebeheer. In deel II van dit zonebeheerplan is het beleid voor het zonebeheer Oosteind samengevat in beleidsregels. Dit zonebeheerplan is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de gemeenten Sliedrecht en Dordrecht, de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid en de provincie Zuid-Holland.
3 Zonebeheerplan Industrieterrein Oosteind 2011 Gelegen in de gemeenten Papendrecht en Sliedrecht Vastgesteld door de gemeente Papendrecht op: …………………..
Hoofdstuk 2
2.1
Wettelijk kader zonebeheer
De Wet geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) is bij Koninklijk Besluit van 16 april 1991, nr. 91003431 de zonegrens rondom Oosteind (gemeenten Papendrecht en Sliedrecht) vastgesteld. Aansluitend is een saneringsprogramma industrielawaai opgesteld en uitgevoerd en is voor een deel van de woningen binnen de geluidzone een hogere waarde vastgesteld (maximaal toelaatbare grenswaarde of MTG). Het voorgaande is opgenomen in het saneringsbesluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 2 juli 1997, kenmerk DWM/140597. De Wgh bepaalt de grenswaarden die in acht genomen moeten worden. Op grond van artikel 163 van de Wet geluidhinder is het college van burgemeester en wethouders waarin een gezoneerd industrieterrein geheel of in hoofdzaak is gelegen, verantwoordelijk voor het zonebeheer. Artikel 164 geeft aan dat een zonebeheerplan kan worden opgesteld. Het zonebeheerplan dient in de eerste plaats als hulpmiddel bij het toetsen van vergunningen aan de grenswaarden van de Wgh. Daarnaast biedt het zonebeheerplan de mogelijkheid om aan te geven hoe de beschikbare geluidruimte te verdelen. 2.2
Aanpassingen van de grenzen
Indien bij de vaststelling van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat, waarbij vestiging van bedrijven zoals aangewezen in onderdeel D van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht mogelijk wordt gemaakt, wordt daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone vastgesteld waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan (artikel 41 e.v. Wet geluidhinder). Dit betekent dat gronden waar de vestigingsmogelijkheid van die bedrijven op grond van het bestemmingsplan is uitgesloten, niet tot het gezoneerd industrieterrein behoren. Hierover is de nodige jurisprudentie verschenen. Deze (nieuwe) benaderwijze is wezenlijk verschillend van de uitgangspunten die tijdens het vaststellen van de zones bij Koninklijk Besluit zijn gehanteerd. De zones zijn destijds vastgesteld op basis van akoestische informatie van “Wet geluidhinder bedrijven (A- inrichtingen)” en de toenmalige Hinderwetinrichtingen die op hetzelfde industrieterrein waren gelegen. De bewaking van de zone en vastgestelde hogere waarden was gebaseerd op grond van het voormalige artikel 8.8 lid 3 van de Wet milieubeheer. In dit artikel was opgenomen dat de zone in acht moest worden genomen. Door de “nieuwe” definitie van een gezoneerd industrieterrein bestaat de mogelijkheid dat een industrieterrein uiteen valt in diverse kleine gezoneerde industrieterreinen van één of enkele bedrijven en nieuwe zones moeten worden vastgesteld. Dit kan ook (negatieve) consequenties voor het beschermingsniveau van woningen met zich meebrengen. Om dit te voorkomen is in de Crisis- en Herstelwet de mogelijkheid opgenomen om het gezoneerd industrieterrein door de gemeenteraad te laten definiëren zoals ten tijde van het nemen van het Koninklijk Besluit was bedoeld. 2.3
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en gemeentelijk beleid
Voor het zonebeheer is met name artikel 2.14 uit de Wabo van belang. Uit artikel 2.14 volgt dat het bevoegd gezag bij beslissing op de aanvraag de geluidzonering uit de Wet geluidhinder in acht neemt. Uit artikel 2.14 lid 1 onder a, volgt dat het bevoegd gezag bij vergunningverlening de te verwachten ontwikkelingen betrekt die van belang zijn voor de bescherming van het milieu. Deze ontwikkelingen zijn eerst en vooral af te leiden uit de bestemmingsplannen van het gezoneerde terrein zelf en de zone daar omheen. Voor het beoogde geluidverdeelplan, onderdeel van het zonebeheerplan, zijn ook
4 Zonebeheerplan Industrieterrein Oosteind 2011 Gelegen in de gemeenten Papendrecht en Sliedrecht Vastgesteld door de gemeente Papendrecht op: …………………..
ontwikkelingsplannen, zoals de (ontwerp)structuurvisie en de regionale bedrijventerreinenstrategie van belang als te verwachten ontwikkeling. Op dit moment zijn er geen definitieve ontwikkelingen bekend voor dit gebied. Bij de vergunningverlening is artikel 2.14 lid 3 van de Wabo van belang. Daaruit volgt dat een vergunning moet worden geweigerd als deze niet in overeenstemming is met hetgeen voortvloeit uit artikel 2.14 lid 1. 2.4
Handreiking industrielawaai en vergunningverlening
De Handreiking geeft in hoofdstuk 2 “gemeentelijk beleid ten aanzien van industrielawaai en vergunningverlening” aan dat het voor een gemeente aanbeveling verdient om op basis van de Handreiking in afweging met onder meer het gemeentelijke milieu-, en ruimtelijke ordenings- en economisch beleid, een beleid vast te stellen ter zake van industrielawaai en vergunningverlening. Dit beleid heeft betrekking op zowel bedrijven met een Wet milieubeheervergunning (Wm-vergunning) als op bedrijven die vallen onder een Algemene Maatregel van Bestuur ex. Artikel 8. 40 Wm (AMvB). Hierbij wordt opgemerkt dat thans het toekennen van geluidsruimte aan bedrijven is opgenomen in de Wabo en niet meer in de Wet milieubeheer. Het zonebeheerplan, met als onderdeel daarvan het geluidverdeelplan, vormt het toetsingskader waarmee uitsluitsel gegeven kan worden over de grenswaarden industrielawaai in het kader van vergunningverlening voor het industrieterrein Oosteind. De veel gebruikte toetsing van nieuwe bedrijven aan de in het bestemmingsplan opgenomen afstandscriteria voor het milieuaspect “geluid” wordt aan dit zonebeheerplan gekoppeld. Bedrijven mogen zich dan ook vestigen als zij voldoen aan de in het geluidverdeelplan vastgelegde geluidruimte. 2.5
Het zonebeheerplan
Het zonebeheerplan is gebaseerd op het hierboven genoemde wettelijk kader. Onderhavig zonebeheerplan is opgesteld in opdracht van de gemeente Papendrecht in overleg met de gemeenten Sliedrecht en Dordrecht. Het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht stelt het zonebeheerplan Oosteind vast, als de gemeente waarbinnen het gezoneerde industrieterrein in hoofdzaak is gelegen. De hierboven genoemde overige overheden wordt gevraagd om met het zonebeheerplan in te stemmen. Omdat dit zonebeheersplan uitgaat van het ontrekken van de Visschersbuurt aan het gezoneerde industrieterrein kan het plan pas in werking treden als het bestemmingsplan bedrijventerrein “Oosteind” door de gemeente Papendrecht is vastgesteld. De verdeling van de geluidsruimte en de beschikbare geluidreserveringen zijn beschreven in het “Akoestisch onderzoek Industrieterrein Oosteind t.b.v. het bestemmingsplan Bedrijventerrein Oosteind, te Papendrecht, 2011”. Bij deze rapportage behoort een zonebeheermodel welke bestaat uit 1 een Geonoise rekenmodel met daarin de toegekende geluidsruimte per bedrijfslocatie en diverse reserveringsbronnen. Een deel van deze “vrij” beschikbare geluidreserveringen kan aan een willekeurig bedrijf binnen de randvoorwaarden beschikbaar worden gesteld voor het invullen van de beoogde bedrijfsactiviteiten. Het zonebeheerplan wordt beschouwd als een beleidsregel. Om redenen van zorgvuldigheid is de openbare voorbereidingsprocedure conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd.
1
Geonoise is een software pakket van Raadgevend ingenieursbureau DGMR te Den Haag. Met dit softwarepakket kunnen akoestische gegevens worden beheerd en kunnen geluidsberekeningen worden uitgevoerd die voldoen aan de Handleiding meten en Rekenen Industrielawaai (HMRI).
5 Zonebeheerplan Industrieterrein Oosteind 2011 Gelegen in de gemeenten Papendrecht en Sliedrecht Vastgesteld door de gemeente Papendrecht op: …………………..
Hoofdstuk 3 3.1
Geluidverdeelplan Oosteind
Inleiding
In het geluidverdeelplan worden de huidige bedrijvigheid en de te verwachten ontwikkelingen vertaald in een geluidverdeling voor het gezoneerde terrein. Een goede verdeling maakt het mogelijk om enerzijds veel activiteiten en geluid toe te staan en anderzijds de omgeving te beschermen tegen teveel industrielawaai. Het geluidverdeelplan maakt het mogelijk om op een duurzame wijze de zonegrens en MTGtoetspunten “in acht te nemen” en dient daarmee de bescherming van het milieu. Verder geeft het geluidverdeelplan voor de bedrijven (zittend en nieuw) en voor het bevoegd gezag Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de mogelijkheid voor inzicht in de maximaal vergunbare hoeveelheid geluid. 3.2
Uitgangspunt geluidverdeling
Bij het opstellen van het geluidverdeelplan is uitgegaan van de huidige vergunde geluidruimte van de zittende bedrijven, vastgelegd in het zonebewakingsmodel ZBM it Oosteind 2011, peildatum oktober 2011. Uitgangspunt bij de geluidverdeling is dat alle bedrijven hun huidige vergunde geluidruimte behouden. Voor een groot deel van de bedrijven die onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit vallen (BARIM-bedrijven) wordt de norm van 50 dB(A) op 50 meter van de inrichting gehanteerd. Uitgezonderd daarvan zijn meldingsplichtige bedrijven die dicht bij de rand van het industrieterrein liggen of die bedrijven waarvoor een maatwerkbesluit is genomen. Met de geluidverdeling zoals vastgelegd in dit zonebeheerplan wordt de geluidruimte gekoppeld aan het betreffende bedrijfsperceel. Bij verkoop van grond of bij wijziging van activiteiten blijft de geluidruimte dus beschikbaar. Bij een splitsing van percelen is het noodzakelijk dat voldoende inzichtelijk wordt gemaakt hoe de totale geluidruimte over deze deelkavels wordt verdeeld zodat daarna deze vastgelegde verdeling kan worden bewaakt. Met bovenstaand uitgangspunt ontstaan er geen overschrijdingen op de zonegrens. Ook ter hoogte van de MTG-punten of ter hoogte van woningen waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld ontstaan geen overschrijdingen. Bij deze toetsing is rekening gehouden met het toepassen van redelijke sommatie aftrek van 1 dB. (zie paragraaf 4.7). Voor alle percelen geldt dat de emissiecijfers slechts een indicatieve waarde hebben. De beschikbare ruimte wordt afgeleid van de immissiewaarden, de deelbijdrage die geleverd mag worden op de zonepunten en, indien relevant, op de MTG-punten, te bepalen door de zonebeheerder. Zoals uit het akoestisch onderzoek “Bedrijventerrein Oosteind te Papendrecht, 2011” blijkt is er nog enige geluidruimte beschikbaar. Daar wordt in de volgende paragraaf 3.3 op in gegaan. 3.3
Geluid reserveringen en beperkingen
In het vorige zonebeheersplan was nog sprake van een (geringe) overschrijding van een geluidgrenswaarde. Voor het oplossen van die overschrijding was een aanpak van de maatgevende bedrijven voorgesteld. Alle daarin genoemde procedures zijn doorlopen en er worden thans ook geen overschrijding meer berekend. Voor de voormalige bedrijfslocatie van betonwarenfabriek Lingen beton BV aan Nanengat 11 (noordelijk gedeelte) was in het vorige zonebeheerplan rekening gehouden met een geringe afname van de geluidemissie. Voor de nieuwe gebruiker, Veth Motoren BV, is met instemming van de gemeente Papendrecht, voor de percelen Nanengat 11 en 17 een iets ruimere geluidsruimte opgenomen dan het relatief lage bronvermogen van LW 51 dB(A)/m² zoals deze was opgenomen in het vorige zonebeheersplan.
6 Zonebeheerplan Industrieterrein Oosteind 2011 Gelegen in de gemeenten Papendrecht en Sliedrecht Vastgesteld door de gemeente Papendrecht op: …………………..
In het vorige zonebeheerplan waren, op basis van bij het bevoegd gezag bekende knelpunten en wensen voor diverse bedrijven, geluidreserveringen vastgelegd. In het eerder genoemde akoestisch onderzoek 2011 wordt beschreven hoe deze geluidwensen en reserveringen zijn verwerkt. In deze rapportage zijn ook enkele specifieke bedrijfs- of locatiegebonden reserveringen beschreven. Tevens zijn in en langs de Kooyhaven en de Johannahaven extra reserveringen opgenomen om de daar zittende bedrijven meer flexibiliteit te kunnen bieden zonder dat daardoor de maximale toetswaarden worden overschreden. Modelmatig en ook in de rapportage is ook de vrije reservering rond de Ketelhaven opnieuw als vrij toe te bedelen reservering opgenomen. In de onderstaande tabel zijn de vrije reserveringen weergegeven. Omschrijving Reservering Kooyhaven Reservering Johannahaven Reservering kade Kooyhaven Reservering centraal IT Ketelhaven
dB(A)/m2 64 64 55 55
Oppervlakte (m2) 12373 23777 110742 395124
Totaal Lwr.dB(A) 105 108 105 111
Met dit nieuwe geluidverdeelplan komen alle eerdere geluidsreserveringen te vervallen. Met de bovenstaande verdeling van geluidruimte wordt beoogd; de geluidruimte maximaal te benutten, recht te doen aan de zittende bedrijven, de grootste bekende knelpunten bij bedrijven op te lossen en de geringe beschikbare extra geluidruimte zo effectief mogelijk in te zetten.
7 Zonebeheerplan Industrieterrein Oosteind 2011 Gelegen in de gemeenten Papendrecht en Sliedrecht Vastgesteld door de gemeente Papendrecht op: …………………..
Hoofdstuk 4 4.1
Beleid zonebeheer
Toets Wabo-taken
Bij vergunningaanvragen, wijzigingen en actualisatie wordt getoetst op: 1. Beste Beschikbare Technieken (BBT). Bij vergunningverlening wordt er ingevolge artikel 2.14 zesde lid van de Wabo van uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. 2. Het geluidverdeelplan In tweede instantie wordt de aangevraagde geluidruimte getoetst aan de op grond van het geluidverdeelplan beschikbare geluidruimte. Indien meer geluid wordt aangevraagd dan beschikbaar is op grond van het geluidverdeelplan kan de vergunning worden geweigerd. 3. De zonegrens, MTG-punten en toetspunten met een vastgestelde hogere waarde. De Wet geluidhinder vereist dat wordt getoetst aan de zonegrens en aan de relevante MTGpunten. Dit is de laatste stap bij de beoordeling. 4.2
Wijzigen geluidverdeling
Als gevolg van het opdelen van bedrijfspercelen kan het noodzakelijk zijn dat de geluidruimte van een kavel wordt verdeeld over deel percelen. Deze herverdeling wordt in het logboek en het zonebeheermodel opgenomen door de zonebeheerder. Bij wijzigings- of uitbreidingsprocedures of bij de vestiging van nieuwe bedrijven kan de beschikbare geluidruimte onvoldoende blijken voor realisatie van de voorgenomen activiteiten. Voor die situaties is een mogelijkheid opgenomen om wijzigingen of detailleringen aan te brengen in het geluidverdeelpan. De wijzigingen dienen op de zonegrens en op overige toetspunten geluidneutraal te zijn. Mocht een verandering niet geheel passen binnen de beschikbare geluidruimte dan kan indien van toepassing gemotiveerd een deel van de benoemde geluidsreservering toebedeeld worden. Deze toebedeling dient zowel in de beschikking als ook in het logboek te worden beschreven. De detaillering voor de betreffende kavels wordt in aanvulling op het geluidverdeelplan in het zonemodel vastgelegd. Mocht geen geluidreservering voor de locatie beschikbaar zijn dan is het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht bevoegd om te besluiten over een wijziging van het geluidverdeelplan, zoals hierboven beschreven. Het college vraagt daarbij de overige betrokken bevoegde gezagen Wabo om advies en betrekt de opvattingen van de betreffende bedrijven in de besluitvorming. De volgorde bij een dergelijke wijziging van het geluidverdeelplan zal zijn dat eerst de geluidruimte van de te “verlagen” percelen in de betreffende vergunningen moet zijn of worden vastgelegd danwel voor Barim-bedrijven in maatwerkvoorschriften wordt vastgelegd. Vervolgens kan worden besloten tot een wijziging van het geluidverdeelplan en tot slot kan voor het te “verhogen” perceel vergund worden op basis van het gewijzigde geluidverdeelplan, danwel ingeval het gaat om een Barim-bedrijf een maatwerkvoorschrift wordt vastgesteld. 4.3
BARIM-bedrijven
Een groot deel van de bedrijven op het gezoneerde industrieterrein Oosteind valt onder de werking van het Activiteitenbesluit (BARIM). De in dit besluit opgenomen type B-bedrijven hoeven geen vergunning aan te vragen maar kunnen volstaan met een melding op basis van art 8.40 van de Wet milieubeheer. De bedrijven tellen akoestisch wel mee in het zonebewakingsmodel. Aan Barim type Abedrijven wordt geen geluidruimte toebedeeld.
8 Zonebeheerplan Industrieterrein Oosteind 2011 Gelegen in de gemeenten Papendrecht en Sliedrecht Vastgesteld door de gemeente Papendrecht op: …………………..
Het Activiteitenbesluit is per 1 januari 2008 van kracht geworden. Het besluit gaat uit van een standaard geluidnorm van 50 dB(A) op 50 meter van de inrichting. Indien binnen deze afstand een gevoelig object (zoals een woning) buiten het gezoneerde industrieterrein is gelegen, geldt deze toetswaarde ook bij deze objecten. De letterlijke tekst van lid 2 van voorschrift 2.17 is: “Ten aanzien van een inrichting die is gelegen op een gezoneerd industrieterrein, waarbij binnen een afstand van 50 meter geen gevoelige objecten, anders dan gevoelige objecten gelegen op het gezoneerde industrieterrein, zijn gelegen, bedraagt in afwijking van het eerste lid, het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau …….”. De norm van het Activiteitenbesluit is in het geluidverdeelplan het uitgangspunt. Doorgaans wordt hiervoor een bronvermogen van 93 dB(A) aangehouden (of lager indien er op korte afstand woningen zijn gelegen). Als in specifieke situaties afgeweken wordt van de standaard geluidnorm dan is of wordt dit met een maatwerkvoorschrift (voor de betreffende locatie) vastgelegd. 4.4
Bedrijfsverzamelgebouwen
Voor het zonebeheer bij bedrijfsverzamelgebouwen worden twee situaties onderscheiden. In de eerste plaats de situatie waarin in één gebouw meerdere bedrijven zijn gevestigd die vallen onder één vergunning. In dat geval wordt het bedrijfsverzamelgebouw als één inrichting behandeld en ook gemodelleerd. De tweede situatie betreft de situatie waarin in één gebouw meerdere bedrijven zijn gevestigd die afzonderlijke vergunningen hebben of die individueel vallen onder de meldingsplicht van het Activiteitenbesluit. In de praktijk gaat het hierbij vaak om meldingsplichtige bedrijven. Wanneer de afzonderlijke bedrijven allemaal apart conform de standaard geluidnorm voor meldingsplichtige bedrijven gemodelleerd worden ontstaat een veel te zwaar gemodelleerde situatie die daarmee ook nog in conflict kan komen met het geluidverdeelplan. Dit doet de werkelijke situatie geen recht. In die gevallen waarin het meldingsplichtige bedrijven betreft, in één aaneengesloten gebouw, waarbij de activiteiten inpandig plaatsvinden en waarbij los van de gezamenlijke, akoestisch relevante voorzieningen (zoals ventilatoren) geen relevante geluidbronnen aanwezig zijn, kan voor het gehele bedrijfsverzamelgebouw een bronvermogen van 93 dB(A) gehanteerd worden (het kental voor een meldingsplichtig bedrijf). Wanneer in het bedrijfsverzamelgebouw ook vergunningplichtige bedrijven zijn gevestigd, dan worden deze apart gemodelleerd met eigen geluidbronnen op basis van de Wabo-vergunning en wordt het geheel van de locatie getoetst aan het geluidverdeelplan. De wijze van modellering is ter beoordeling van de zonebeheerder en dient recht te doen aan de werkelijke situatie. Indien nodig worden maatwerkvoorschriften opgesteld voor de betreffende meldingsplichtige bedrijven. 4.5
Reflectie en afscherming
Mede bepalend voor de overdracht van geluid zijn de aanwezige objecten zoals gebouwen en dijklichamen. Bouw en sloop van gebouwen kunnen dus leiden tot wijzigingen van de geluidbelasting op omliggende woningen of de zonegrens en in het ergste geval leiden tot overschrijdingen. Op dit punt verandert het zonebeheer niet. Dit risico is niet helemaal weg te nemen. Wel is de systematiek van het zonebeheer en de milieuvergunningverlening zo dat het loont om geluidbronnen af te schermen voor de omgeving. Verder wordt bij het vaststellen van nieuwe hogere waarden een marge van 1 dB(A) gehanteerd. Binnen deze marge kunnen kleine wijzigingen ten gevolge van modelaanpassingen of reflectie en afscherming worden opgevangen. 4.6
Redelijke sommatie
Niet alle inrichtingen op Oosteind zijn voortdurend en tegelijkertijd in bedrijf. Op het niveau van het industrieterrein als geheel mag het bevoegd gezag daarmee, conform het “Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006” (artikel 110d Wgh), rekening houden. Op basis van het “Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006” is de mate van redelijke sommatie voor Oosteind bepaald op 1 dB. De motivering
9 Zonebeheerplan Industrieterrein Oosteind 2011 Gelegen in de gemeenten Papendrecht en Sliedrecht Vastgesteld door de gemeente Papendrecht op: …………………..
hiervan is te vinden in bijlage 1. Voor het zonebeheer betekent dit dat een aftrek van 1 dB zal worden toegepast alvorens te toetsen aan de te bewaken grenswaarden. Thans zijn op het bedrijventerrein Oosteind voor het merendeel bedrijven gevestigd die niet continue gedurende het gehele jaar dezelfde geluidemissie hebben. Er is dan ook geen aanleiding de analyse van 2007 opnieuw uit te voeren. 4.7
Tijdelijke verhoging met 2 dB(A)
De Wet geluidhinder biedt de mogelijkheid om de grenswaarden tijdelijk met 2 dB(A) te verhogen. De wet stelt daarbij de volgende voorwaarden: • Binnen de zone of op de zonegrens moet de geluidbelasting gelijk zijn aan de ten hoogste toegestane geluidbelasting. • Er moet grond beschikbaar zijn voor de vestiging of wijziging van een inrichting. • De geluidbelasting moet in belangrijke mate bepaald worden door AMvB-bedrijven. • De geluidbelasting moet binnen afzienbare termijn worden teruggebracht tot de geldende waarde. In de huidige situatie, zoals weergegeven in het recent geactualiseerde zonebeheermodel, is berekend dat er geen overschrijdingen meer zijn. Omdat bedrijven die geen vergunning meer hoeven aan te vragen niet mogen worden geweigerd, kan niet geheel worden uitgesloten dat er in de toekomst tijdelijk een overschrijding in één of enkele toetspunten wordt berekend. Na akoestisch onderzoek is het mogelijk door maatwerkvoorschriften de omvang van het knelpunt te beperken of weg te nemen Door bij de vergunningverlening het geluidverdeelplan te hanteren wordt voorkomen dat het hanteren van de tijdelijke verhoging van 2dB(A) leidt tot het ontstaan van nieuwe overschrijdingen. Voor Oosteind zal, indien er zich in de toekomst een nieuw knelpunt voordoet, gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid van een tijdelijke verhoging van 2 dB(A).
10 Zonebeheerplan Industrieterrein Oosteind 2011 Gelegen in de gemeenten Papendrecht en Sliedrecht Vastgesteld door de gemeente Papendrecht op: …………………..
Hoofdstuk 5 5.1
Uitvoering zonebeheer
Inleiding
Veel zaken gericht op de uitvoering van het zonebeheer worden vastgelegd in zonebeheersafspraken. De Omgevingdienst Zuid-Holland Zuid is verantwoordelijk voor het vastleggen van deze afspraken, in overleg met de provincie en de gemeenten Papendrecht en Sliedrecht. De zonebeheersafspraken worden in Zuid-Holland Zuid-verband vastgesteld. De financiering van het dagelijks zonebeheer is onderdeel van de afspraken. Hieronder volgt de beschrijving van een aantal, in dit verband relevante, uitvoeringsaspecten. 5.2
Organisatie zonebeheer
De gemeenten Papendrecht is verantwoordelijk voor het zonebeheer van het industrieterrein Oosteind. De uitvoering van het zonebeheer is ondergebracht bij de Omgevingdienst Zuid-Holland Zuid. Ook het beheer van de akoestische gegevens is bij de Omgevingdienst ondergebracht. De Omgevingdienst wijst een zonebeheerder aan (inclusief vervanging). Onderdeel van de zonebeheerstaken is een jaarlijkse rapportage over de stand van zaken aan de opdrachtgevende gemeenten. Deze rapportage wordt ook aan de provincie toegezonden. Papendrecht, Sliedrecht en de provincie zijn bevoegd gezag voor de bedrijven binnen het gezoneerde terrein. Alle vergunningaanvragen en meldingen worden door de vergunningverleners ter toetsing voorgelegd aan de zonebeheerder van de Omgevingdienst en worden beoordeeld volgens het gezamenlijk vastgestelde protocol. 5.3
Gevraagde akoestische informatie bij vergunningaanvragen en meldingen
Bij een vergunningaanvraag dient altijd een akoestisch onderzoek te worden overgelegd. Bij een oprichtings- of revisievergunning dient de geluidbelasting van het gehele bedrijf in kaart te worden gebracht. Ingeval van een aanvraag om een veranderingsvergunning dient de geluidbelasting van de gehele inrichting én van de wijziging apart te worden berekend. Bij een veranderingsvergunning dient aangetoond te worden dat de geluidbelasting binnen de vergunde geluidruimte blijft. Volstaan kan worden met een beknopte rapportage en berekening op de relevante sanerings-, zonerings- en vergunningpunten. Het bevoegd gezag kan indien noodzakelijk alsnog een volledig akoestisch onderzoek verlangen. Een bedrijf die een melding (Barim B) doet van een activiteit op het industrieterrein krijgt een vragenlijst toegestuurd. Deze vragenlijst dient ertoe om de geluidbelasting van het bedrijf in te schatten en al dan niet over te gaan tot het opleggen van een maatwerkvoorschrift. De betreffende toezichthouder van de Omgevingsdienst ziet er op toe dat de vragenlijst ingevuld wordt geretourneerd en naar de zonebeheerder wordt gestuurd. Het bevoegd gezag kan indien noodzakelijk alsnog een volledig akoestisch onderzoek verlangen. 2
Voor het zonebeheer wordt gebruik gemaakt van een Geonoise-model. . Als basis voor het akoestisch onderzoek dient het bedrijf een ZOM (zonebewakings-overdrachtsmodel) (ook wel 'knip' genoemd) uit het zonebewakingsmodel te gebruiken. Deze ZOM kan men opvragen bij de zonebeheerder van de Omgevingdienst. Omdat het zonebeheer een dynamisch proces is, is de geldigheidsduur van een knip beperkt. Aangeleverde akoestische informatie moet uitwisselbaar zijn met Geonoise in de versie van de uitgegeven ZOM.
2
Geonoise is de naam van de software waarmee geluidsberekeningen kunnen worden utgevoerd. Deze rekensoftware is ontwikkeld oor DGMR-raadgevende ingenieurs en voldoet aan de Handleiding Meten en Rekenen industrielawaai. Thans is het software-programma GeoMilieu beschikbaar. De zonebeheerder bepaald welke softwareversie er voor de berekeningen mag worden gebruikt.
11 Zonebeheerplan Industrieterrein Oosteind 2011 Gelegen in de gemeenten Papendrecht en Sliedrecht Vastgesteld door de gemeente Papendrecht op: …………………..
De ZOM uit het model dient volgens de regels van de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai 1999 alsmede eventuele aanvullende vereisten van het zonebeheerplan of de zonebeheerder te worden verwerkt in het akoestisch onderzoek. De Omgevingsdienst stelt hiertoe modelregels op. In deze modelregels zal ook worden ingegaan op de te verstrekken akoestische gegevens, de opbouw van een geluidrapport en de toetsing aan het geluidverdeelplan. 5.4
Invulling geluidvoorschriften en maatwerkvoorschriften
De geluidbelasting vanwege een bedrijf wordt vergund op een aantal punten op korte afstand van het bedrijf, de zogenaamde vergunningimmissiepunten (VIP’s). De VIP’s worden indien mogelijk gekozen op de openbare weg zodat geluidmetingen in het kader van handhaving eenvoudig en te allen tijde kunnen worden uitgevoerd. De geluidbelasting op de VIP’s (zowel het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LArLT als het maximaal geluidniveau LAmax) wordt vastgelegd in de vergunningvoorschriften. Maatwerkvoorschriften worden op dezelfde wijze ingevuld en geformuleerd. 5.5
Woningbouw binnen de zonegrens
In het geval van bouwplannen voor gevoelige objecten binnen de zonegrens moet met een akoestisch onderzoek de geluidbelasting van industrielawaai inzichtelijk worden gemaakt. Daarbij is het van belang dat wordt getoetst aan het maximale scenario voor industrielawaai. Dergelijke onderzoeksrapporten kunnen aan de orde zijn in Papendrecht, Sliedrecht en Dordrecht. De onderzoeken worden ter beoordeling voorgelegd aan de zonebeheerder. Tevens dienen vastgestelde hogere waarde besluiten aan de zonebeheerder te worden gezonden. De zonebeheerder zal de vastgestelde hogere waarde verwerken door nieuwe toetspunten op te nemen in het zonebeheermodel.
12 Zonebeheerplan Industrieterrein Oosteind 2011 Gelegen in de gemeenten Papendrecht en Sliedrecht Vastgesteld door de gemeente Papendrecht op: …………………..
DEEL II
Beleidsregels ter uitwerking van het Zonebeheerplan Oosteind
Deze beleidsregels in de zin van artikel 1:3, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht bevatten bepalingen over het gebruik van het zonebeheerplan, gebaseerd op artikel 164 van de Wet geluidhinder (nieuw), dat onder meer zal worden ingezet als toetsingsinstrument bij toepassing van de bevoegdheden die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Artikel 1 Definities a. Barim-inrichting: een inrichting die niet vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer en waarop de in artikel 8.40 van deze wet bedoelde, in het Barim neergelegde regels van toepassing zijn; b. Bedrijfsverzamelgebouw: gebouw waarin meer dan één bedrijf is gevestigd; c. Beste Beschikbare Technieken: de voor de inrichting in aanmerking komende maatregelen die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk, bij voorkeur aan de bron, te beperken en ongedaan te maken; d. College: het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht; e. Geluidruimte: de hoeveelheid geluid die een inrichting ten hoogste mag produceren; f. Industrieterrein: het industrieterrrein Oosteind; g. Inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wabo; h. MTG-punt: fictief punt ter plaatse van een woning, voor de bewaking van de ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevel van die woning (MTG = Maximaal Toelaatbare Grenswaarde); Zonebeheerplan: een plan als bedoeld in artikel 164 van de Wet geluidhinder; i. j. Zonegrens: de grens rond het industrieterrein waar de geluidsbelasting de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan; k. Zonemodel: het model dat wordt ingezet ter bewaking van de voor het industrieterrein geldende zonegrens; l. Zonepunt: fictief punt op de zonegrens rond het industrieterrein waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. Artikel 2 Zonebeheer a. Het college van Burgemeester en Wethouders van Papendrecht is verantwoordelijk voor het zonebeheer op het industrieterrein Oosteind. b. De uitvoering van het zonebeheer is ondergebracht bij de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid. Zij rapporteert jaarlijks aan de colleges van Papendrecht, Sliedrecht en de provincie Zuid-Holland over de uitvoering van het zonebeheer. Artikel 3 Zonebeheerplan a. Het zonebeheerplan heeft tot doel het geven van informatie over de beschikbare en de te beheren geluidsruimte, het toedelen van de nog beschikbare geluidsruimte en het bewaken van de vastgestelde zonegrens. b. In het zonebeheerplan is rekening gehouden met een correctie vanwege het niet altijd in gebruik zijn van de geluidbronnen (redelijke sommatie) ter grootte van 1 dB(A). Voor het zonebeheer betekent dit dat een aftrek van 1 dB(A) zal worden toegepast alvorens te toetsen aan de zonepunten en MTG-punten. c. In het zonebeheerplan is met inachtneming van de hieraan door de Wet geluidhinder gestelde voorwaarden rekening gehouden met een tijdelijke verhoging van de zonegrens met 2 dB(A). Om de tijdelijke overschrijdingen van de wettelijke grenswaarden teniet te doen, worden de voor de overschrijdingen verantwoordelijke inrichtingen aangesproken om maatregelen te nemen. Met maatwerkvoorschriften wordt de noodzakelijke afname vastgesteld.
13 Zonebeheerplan Industrieterrein Oosteind 2011 Gelegen in de gemeenten Papendrecht en Sliedrecht Vastgesteld door de gemeente Papendrecht op: …………………..
Artikel 4 Geluidverdeelplan a. Het geluidverdeelplan, weergegeven in hoofdstuk 3 van het zonebeheerplan, bepaalt de verdeling van de toegestane geluidsruimte per deelgebied van het industrieterrein Oosteind. b. Aanvragen voor verlening en wijziging van vergunningen op grond van de Wabo worden in volgorde getoetst aan: 1. het beginsel van de Beste Beschikbare Technieken; 2. het geluidverdeelplan; Indien de benodigde geluidsruimte de toegestane geluidsruimte in het betreffende deelgebied overschrijdt, kan de vergunning worden geweigerd; 3. de zonegrens. Hiertoe wordt getoetst aan de zonepunten en, indien aan de orde, aan de relevante MTG-punten. c. Het college van Papendrecht kan het geluidverdeelplan wijzigen, bijvoorbeeld indien blijkt dat een inrichting niet kan voldoen aan het geluidverdeelplan. Een voorstel tot wijziging wordt beoordeeld op doelmatigheid en wordt afgestemd met de colleges van Sliedrecht en de provincie Zuid-Holland. Voorwaarde voor wijziging is dat geen overschrijding van de zonegrens en MTG-waarden plaatsvindt. Het geluidverdeelplan wordt pas gewijzigd nadat de beoogde geluidsruimte beschikbaar is, dat wil zeggen nadat de betreffende vergunningen op grond van de Wabo zijn gewijzigd, ingetrokken of vervallen, danwel de daarvoor noodzakelijke maatwerkvoorschriften zijn vastgesteld. Artikel 5 BARIM-inrichtingen a. Voor een Barim type B-inrichting geldt in beginsel een geluidsruimte van 50 dB(A) op de gevel van gevoelige objecten buiten het gezoneerde industrieterrein. Als er binnen een afstand van 50 meter van de inrichting geen gevoelige objecten anders dan op het gezoneerde industrieterrein zijn gelegen, geldt een geluidruimte van 50 dB(A) op 50 meter afstand van de inrichting. Het bevoegd gezag Wabo kan door het stellen van een maatwerkvoorschrift van deze regel afwijken. b. Indien de geluidsruimte van een Barim type B-inrichting kleiner is dan bedoeld onder a, kan het bevoegd gezag aan de Barim-inrichting een maatwerkvoorschrift opleggen waarbij de geluidsruimte wordt vastgesteld op de in het geluidverdeelplan gehanteerde geluidsruimte in het desbetreffende deelgebied. c. Indien de geluidsruimte van een Barim-inrichting groter is dan bedoeld onder a, kan het bevoegd gezag aan de Barim-inrichting een maatwerkvoorschrift opleggen strekkende tot uitbreiding van de geluidsruimte, waarbij de in het geluidverdeelplan gehanteerde geluidsruimte in het desbetreffende deelgebied leidend is. d. Indien een Barim-inrichting mede maatgevend is voor de geluidsbelasting op een zonepunt of MTG-punt kan het bevoegd gezag aan de Barim-inrichting een maatwerkvoorschrift opleggen strekkende tot inperking van de geluidsruimte, mits dit nodig is voor een goed zonebeheer en op basis van de beste beschikbare technieken. Artikel 6 Bedrijfsverzamelgebouwen a. Indien in een bedrijfsverzamelgebouw meerdere Barim-inrichtingen zijn gevestigd, waarbij de activiteiten inpandig plaatsvinden en waarbij los van de gezamenlijke akoestisch relevante voorzieningen geen relevante geluidsbronnen aanwezig zijn, wordt voor de toepassing van deze beleidsregels voor het gehele bedrijfsverzamelgebouw een bronvermogen gehanteerd dat overeenkomt met één Barim-inrichting. b. Wanneer in het bedrijfsverzamelgebouw vergunningplichtige inrichtingen zijn gevestigd, dan worden deze apart gemodelleerd conform de Wabo-vergunning. c. In alle gevallen wordt bij bedrijfsverzamelgebouwen de totale uitkomst getoetst conform artikel 4 lid b. Artikel 7 Slotbepalingen 1. Dit besluit kan worden aangehaald als “Beleidsregels Zonebeheerplan Oosteind 2011”. 2. Dit besluit treedt in werking op .. ……….. …..
14 Zonebeheerplan Industrieterrein Oosteind 2011 Gelegen in de gemeenten Papendrecht en Sliedrecht Vastgesteld door de gemeente Papendrecht op: …………………..
BIJLAGE 1 bij zonebeheerplan Oosteind Onderzoek naar Redelijke Sommatie op Oosteind Jan van den Bos, provincie Zuid-Holland 28 mei 2007 Inleiding In deze memo wordt een onderbouwing gegeven voor de toe te passen waarde van het effect van de redelijke sommatie (RS) voor het gezoneerde industrieterrein Oosteind, gelegen in Papendrecht en Sliedrecht. Bepalende factoren De bepalende factoren voor het bepalen van het RS-effect zijn vastgelegd in het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (Rmg 2006): BIJLAGE II, Behorende bij hoofdstuk 2 Industrie De aftrek, bedoeld in artikel 2.3, tweede lid van de Wet geluidhinder, geldt voor het industrieterrein in het geheel. De aftrek is van toepassing op de in hele decibellen afgeronde geluidbelasting vanwege een industrieterrein en kan niet hoger zijn dan is aangegeven in de onderstaande tabel. Industrieterrein waarbij de geluidbelasting op één of meerdere woningen, of andere geluidgevoelige gebouwen in de zone, of bij afwezigheid daarvan op de zonegrens, wordt bepaald1 door 1 bedrijf (solitaire inrichting) Meer dan 1 maar minder dan 10 bedrijven 10 of meer bedrijven 1
2
Maximale aftrek in dB in het geval de geluidbelasting op één of meerdere woningen, of andere geluidgevoelige gebouwen in de zone, of bij 1 afwezigheid daarvan op de zonegrens, wordt bepaald door bedrijven met een jaargemiddeld continue geluiduitstraling
door zowel bedrijven met een jaargemiddeld continue geluiduitstraling als bedrijven met een jaargemiddeld niet continue geluiduitstraling
bedrijven met jaargemiddeld continue geluiduitstraling
0
n.v.t.
2
0
1
2
1
2
3
een niet
bepalend zijn de bedrijven, met de grootste bijdragen aan de geluidbelasting, die gezamenlijk een geluidbelasting veroorzaken ter grootte van de geluidbelasting vanwege het industrieterrein als geheel, verminderd met 1 dB; bedrijven hebben een “jaargemiddeld continue geluiduitstraling” als de geluiduitstraling jaargemiddeld gezien niet meer dan 2 dB lager is dan de geluiduitstraling in de representatieve bedrijfssituatie.
Als toelichting hierbij kan het volgende gelden, gebaseerd op het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (Rmg 2006): Bepalend voor de waarde die het effect van de redelijke sommatie kan aannemen is het aantal bedrijven dat bepalend is voor de geluidbelasting in de zone, of op de zonegrens en de continuïteit van de geluiduitstraling van die bepalende bedrijven. Voor het begrip “bepalend” is een concreet criterium gegeven. Ook voor het karakter van de geluiduitstraling is een concreet criterium gegeven: de continuïteit van de geluiduitstraling wordt bepaald door het verschil tussen de geluiduitstraling in de representatieve bedrijfssituatie en de gemiddelde geluiduitstraling beoordeeld over de periode van één jaar.. De maximale aftrek die aan de tabel kan worden ontleend, geldt voor de zone als geheel. Het is niet de bedoeling om in (delen of sectoren van) de zone verschillende waarden van het effect van
Bijlage 1: Zonebeheerplan Industrieterrein Oosteind 2011
de redelijke sommatie toe te passen. Uiteraard is het wel toegestaan en verdient het zeker in complexe situaties zelfs aanbeveling om de tabel op meerdere beoordelingspunten toe te passen. Als in de zone meerdere van de in tabel genoemde situaties optreden, geldt de laagste waarde als maximale aftrek voor de gehele zone. Als zich in de zone bijvoorbeeld woningen bevinden die bepalend worden belast door minder dan 10 bedrijven met een jaargemiddeld echt continue geluiduitstraling, dan is de maximale aftrek voor de gehele zone altijd gelijk aan 0 dB. De betreffende woningen kunnen dan geen hogere geluidbelasting gaan ondervinden dan de voor die woningen vastgestelde grenswaarden. Bepalende bedrijven Voor het vaststellen van de hoeveelheid bepalende bedrijven is uitgegaan van de rondom-methode, waarbij voor de noordzijde de MTG-woningen (woningen waarvoor een maximaal toegestane geluidbelasting is vastgesteld) bepalend zijn (de verder weg gelegen zonegrenspunten kennen altijd meerdere inrichtingen die mede bepalend zijn). Aan de zuidkant is de zonegrens bepalend, waarbij de geluidbelasting op de zonepunten een voldoende betrouwbaar beeld geeft voor het bepalen van de maatgevende bedrijven. Voor alle ontvangerpunten uit het zonebewakingsmodel is de lijst van bepalende bedrijven bepaald conform het criterium van het Rmg 2006. Uitgegaan is van het, geactualiseerde moedermodel (zonebewakingsmodel) van 30-8-2006. In onderstaand overzicht is per punt het aantal bepalende bedrijven weergegeven. De volgorde van de puntnummers volgt de omtrek van het industrieterrein. Industrieterrein Oosteind
28-5-07 jvdb
Bijdragen aan de geluidbelasting t/m 1 dB onder totaal punt
N
S84 S44 S6 S42 S45 S54 S62 S31 S34 S65 S18 Z13 Z12 Z11 Z10 Z9 Z8 Z7
4 6 4 4 3 6 >9 2 2
Totaal LAeq 51,2 52,6 54,0 55,6 54,1 55,4 51,1 52,6 53,9 52,8 53,3 44,4 44,3 45,9 43,1 45,1 44,0 45,2
bijdragen gerangschikt
verschil
46,9 47,8 49,7 50,3 51,9 50,0 45,2 51,5 51,0 51,4 51,5 39,6 39,4 39,1 39,7 43,0 40,5 40,6
0,6 0,9 1,0 0,8 0,8 0,9 1,6 0,5 0,5 1,0 0,8 1,0 0,7 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0
44,8 46,1 47,9 50,1 46,4 49,9 40,3 43,1 49,6 41,5 45,6 36,3 36,2 37,6 32,4 32,2 36,4 39,0
totaal aan bijdragen 42,5 42,5 50,6 41,7 41,2 40,7 39,2 51,7 44,8 41,0 53,0 48,6 42,9 54,8 42,1 53,3 45,2 42,4 42,2 41,8 54,5 40,0 39,3 38,7 37,9 37,1 36,8 35,6 49,5 52,1 53,4 51,8 52,5 33,4 32,6 32,3 31,1 28,2 28,1 43,4 36,1 35,9 32,7 43,6 37,2 35,8 35,4 35,1 31,0 44,9 30,2 30,1 30,0 29,6 27,8 27,6 42,1 30,6 30,2 30,1 29,6 44,1 33,9 27,6 26,1 26,0 25,8 43,0 33,8 32,2 31,2 30,1 28,7 44,2
N = aantal bepalende bedrijven
Het blijkt dat op 1 punt na overal op woningen en zonegrens tussen 2 en 10 inrichtingen bepalend zijn voor de geluidbelasting. Jaargemiddelde geluiduitstraling In het Rmg 2006 wordt een jaargemiddeld continue geluiduitstraling (JCG) als volgt gedefinieerd: “Bedrijven hebben een “jaargemiddeld continue geluiduitstraling” als de geluiduitstraling jaargemiddeld gezien niet meer dan 2 dB lager is dan de geluiduitstraling in de representatieve bedrijfssituatie.”
Bijlage 1: Zonebeheerplan Industrieterrein Oosteind 2011
Om te kunnen bepalen of er sprake is van een jaargemiddeld continue geluiduitstraling (JCG) zal er dus van ieder bedrijf, dat uit het onderzoek als bepalend bedrijf naar voren is gekomen, inzicht moeten zijn in het verschil tussen de geluidbelasting in de representatieve bedrijfssituatie en de geluidbelasting gemiddeld over het jaar. In de huidige vergunningen en aanvragen wordt alleen de representatieve bedrijfssituatie in beeld gebracht. Daaruit is geen conclusie te trekken, omdat dit in het algemeen alleen een weinig voorkomende situatie is waarvan het aantal malen per jaar dat dit optreedt niet is vermeld. Daarom is hier ook naar het type bedrijven gekeken. Voorbeelden van bedrijven zonder JCG zijn scheepswerven, overige metaalelectrobedrijven, vrijwel alle AMvB-bedrijven. Voorbeelden van bedrijven met JCG zijn bedrijven met continuprocessen zoals deze voorkomen in (petro)chemie en voedingsmiddelenindustrie. Om een uitspraak te kunnen doen in hoeverre er sprake is van een jaargemiddeld continue geluiduitstraling is gebruik gemaakt van de informatie uit vergunningen/aanvragen en de aanwezige kennis van de bedrijven. Eén bedrijf (VSR) is daarbij bezocht om dit te verifiëren. Dit bedrijf is van de bepalende inrichtingen de enige die een jaargemiddeld continue geluiduitstraling heeft. Op een aantal zoneringsgrenswaarden aan de noordzijde is dit bedrijf bovendien van aanzienlijke invloed op de totale geluidbelasting. In de andere richtingen overheersen overigens de niet-JCG-inrichtingen. De geluidbelasting op de woningen en de zonegrens wordt dus bepaald door bedrijven met een niet continue geluiduitstraling en door één bedrijf met een continue geluiduitstraling. Conclusie Uit het onderzoek blijkt dat tussen 2 en 10 inrichtingen bepalend zijn voor de geluidbelasting rondom het industrieterrein. De geluidbelasting wordt bepaald door inrichtingen met een jaargemiddeld niet continue geluiduitstraling en een inrichting met een continue geluiduitstraling. Ingevuld in de tabel van het Rmg 2006 volgt daaruit dat de 4e (op een na onderste) rij en de 3e (op een na meest rechtse) kolom van toepassing is. De aftrek voor het RS-effect is dus maximaal 1 dB. Voorgesteld wordt om voor het industrieterrein Oosteind de aftrek, zoals bedoeld in artikel 2.3, tweede lid van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006, vast te stellen op 1 dB.
Bijlage 1: Zonebeheerplan Industrieterrein Oosteind 2011