RICOH TotalFlow Prep
Bedieningsinstructies Gebruikershandleiding
Version 3.0
Introductie van deze applicatie
1
Deze applicatie uitproberen met testbestanden
2
Taken voorbereiden
3
Taken bewerken
4
De programmafunctie gebruiken
5
Handige instellingen
6
Appendix
7
Bekijk het Help-systeem van uw product voor informatie die niet in deze handleiding staat.
Lees deze handleiding zorgvuldig door en houd deze binnen handbereik ter referentie.
Inleiding Belangrijk Tot zover maximaal is toegestaan door de wetgeving die van toepassing is, is de fabrikant in geen geval aansprakelijk voor welke schade dan ook die voortvloeit uit fouten van dit product, verlies van documenten of gegevens, of het gebruik van dit product en de meegeleverde gebruiksaanwijzingen. Zorg ervoor dat u altijd een kopie of back-ups hebt van belangrijke documenten en gegevens. Documenten en gegevens kunnen worden gewist door bedieningsfouten of door fouten van het apparaat. Gebruikers moeten zich ook beschermen tegen computervirussen, wormen en andere schadelijke software. De fabrikant is onder geen omstandigheden verantwoordelijk voor documenten die door u zijn gemaakt met dit product of voor resultaten die voortkomen uit door u uitgevoerde gegevens. Verwijder of plaats geen schijven tijdens het uitvoeren van deze toepassing. Zaken waar u op moet letten in deze handleiding • Sommige illustraties of toelichtingen in deze handleiding kunnen afwijken van uw toepassing als gevolg van verbeteringen of wijzigingen aan de toepassing. • De inhoud van dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. • Geen enkel deel van dit document mag zonder de voorafgaande toestemming van de fabrikant in enige vorm worden gedupliceerd, gekopieerd, gereproduceerd, aangepast of geciteerd. Handleidingen voor deze toepassing De volgende handleidingen zijn beschikbaar voor deze toepassing. Instructiehandleidingen De volgende instructiehandleidingen worden meegeleverd: • Installatiehandleiding (Gedrukt/PDF) Deze handleiding geeft uitleg over de installatie- en opstartprocedures en de benodigde instellingen om deze toepassing te gebruiken. • Gebruikershandleiding (Deze handleiding: HTML/PDF) In deze handleiding worden de functies en basisbewerkingen van deze toepassing beschreven. Voor een beter begrip van de basisbewerkingen van deze applicatie, bevat deze handleiding ook oefeningen waarbij oefenbestanden worden gebruikt.
Er moet een webbrowser geïnstalleerd zijn om de HTML-informatie te kunnen bekijken. Aanbevolen webbrowsers: Internet Explorer 6 SP3 of hoger, Firefox 13 of hoger. Om de pdf-documentatie te kunnen bekijken, moet een pdf-reader, zoals Adobe® Reader®, geïnstalleerd zijn. 1
Help Het menu H e lp biedt toegang tot het volledige Hulpcentrum. Daarnaast is er op veel schermen hulp in tekstballonnen beschikbaar met informatie over specifieke taken en instellingen. Klik op de knop voor een tekstballon met hulpinformatie. Hoe u deze documentatie het best kunt lezen Voorafgaand aan het gebruik van deze toepassing Deze handleiding bevat gedetailleerde instructies en opmerkingen over de werking en het gebruik van deze toepassing. Lees deze handleiding aandachtig en volledig door voordat u deze applicatie gebruikt om ervoor te zorgen dat de applicatie naar behoren functioneert. Houd de handleiding bij de hand als naslagwerk. Het gebruik van de handleidingen en Help Gebruik de instructiehandleidingen (Installatiehandleiding en Gebruikershandleiding) en Help-bestanden (ballonhulp) indien nodig. In f o r matie o ve r d e f un c tie s e n b a sisb e we rk ing e n va n d e z e toe p a ssin g Raadpleeg de instructiehandleidingen. In f o r matie o ve r h e t c o nf igur e re n va n d e sc he r min ste llin g e n , c o rr e c te in vo e r, e n z o voo r t Zie de contextafhankelijke Help. De Installatiehandleiding en Gebruikershandleiding weergeven
Volg deze procedure om de instructiehandleidingen te bekijken De PDF-h a n dle id in g e n o p e ne n • Klik op [ S t a r t ] , ga met de cursor naar A l l e p r o g r a m m a ' s → R I C O H To t a l F l o w P r e p en klik vervolgens op [ I n s t a l l a t ie h a n d le id i n g ] of op [ G e b r u i k e r s h a n d l e id i n g ] .
2
De contextafhankelijke Help bekijken
Als u op de -knop klikt, wordt er een hulpballon voor dat item weergegeven. Als u op [Meer in f o r m a t ie ] in de ballon klikt, wordt de pagina in de HTML-handleiding weergegeven over dat item.
3
Symbolen
In deze handleiding worden ter verduidelijking van de inhoud de volgende symbolen gebruikt. Met dit symbool wordt aangegeven dat u bij gebruik van de toepassing ergens op moet letten. Zorg ervoor dat u deze uitleg leest. Dit symbool duidt op aanvullende informatie die u mogelijk nuttig vindt, maar die niet essentieel is voor de uitvoering van een taak. Dit symbool geeft aan waar u andere relevante informatie kunt vinden. []
Dit symbool geeft de namen van schermen, menu's, instellingen en knoppen aan.
Handelsmerken Onderdelen van dit softwareproduct hebben auteursrecht © 1984-2014 Adobe Systems Incorporated en zijn licentiehouders. Alle rechten voorbehouden. Adobe, Acrobat, Adobe AIR, het Adobe-logo, het Adobe PDF-logo, AIR, Distiller, Flash en Reader zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of in andere landen. Alle andere handelsmerken zijn het eigendom van hun respectievelijke eigenaars. Apple en Safari zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de V.S. en andere landen. Google en Chrome zijn handelsmerken van Google Inc. Firefox is een geregistreerd handelsmerk van de Mozilla Foundation. Microsoft®, Windows®, Windows Server®, Windows Vista®, Excel®, PowerPoint® en Internet Explorer® zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de VS en/of in andere landen. De juiste namen van de besturingssystemen van Windows luiden als volgt: • De productnamen van Windows XP luiden als volgt: Microsoft® Windows® XP Professional Microsoft® Windows® XP Home Edition • De productnamen van Windows Vista luiden als volgt: Microsoft® Windows Vista® Ultimate Microsoft® Windows Vista® Business Microsoft® Windows Vista® Home Premium Microsoft® Windows Vista® Home Basic Microsoft® Windows Vista® Enterprise • De productnamen van Windows 7 luiden als volgt: Microsoft® Windows® 7 Home Premium Microsoft® Windows® 7 Professional 4
Microsoft® Windows® 7 Ultimate Microsoft® Windows® 7 Enterprise • De productnamen van Windows 8 luiden als volgt: Microsoft® Windows® 8 Pro Microsoft® Windows® 8 Enterprise • De productnamen van Windows Server 2003 luiden als volgt: Microsoft® Windows Server® 2003 Standard Edition Microsoft® Windows Server® 2003 Enterprise Edition • De productnamen van Windows Server 2003 R2 luiden als volgt: Microsoft® Windows Server® 2003 R2 Standard Edition Microsoft® Windows Server® 2003 R2 Enterprise Edition • De productnamen van Windows Server 2008 luiden als volgt: Microsoft® Windows Server® 2008 Standard Microsoft® Windows Server® 2008 Enterprise • De productnamen van Windows Server 2008 R2 luiden als volgt: Microsoft® Windows Server® 2008 R2 Standard Microsoft® Windows Server® 2008 R2 Enterprise • De productnaam van Windows Server 2012 Standard is als volgt: Microsoft® Windows Server® 2012 Standard De juiste naam van Internet Explorer 6 is Microsoft Internet Explorer 6. De juiste naam van Internet Explorer 9 is Microsoft Internet Explorer 9. De overige productnamen die in dit document worden gebruikt, zijn alleen bedoeld als aanduiding en kunnen handelsmerken zijn van de respectievelijke bedrijven. Wij doen afstand van enig recht op deze merken. Schermafbeeldingen van Microsoft-producten zijn afgedrukt met toestemming van Microsoft Corporation.
5
INHOUDSOPGAVE Inleiding Belangrijk ........................................................................................................................................... 1 Zaken waar u op moet letten in deze handleiding............................................................................... 1 Handleidingen voor deze toepassing.................................................................................................. 1 Hoe u deze documentatie het best kunt lezen ..................................................................................... 2 Voorafgaand aan het gebruik van deze toepassing............................................................................ 2 Het gebruik van de handleidingen en Help......................................................................................... 2 Handelsmerken................................................................................................................................... 4 1 Introductie van deze applicatie Contour................................................................................................................................................ 11 Samenvatting van de internetversie van TotalFlow Prep ..................................................................... 11 Mogelijkheden van deze applicatie ..................................................................................................... 12 Belangrijke punten en procedures ........................................................................................................ 15 2 Deze applicatie uitproberen met testbestanden Doel..................................................................................................................................................... 17 Oefening 1: Inleiding tot de functies ..................................................................................................... 17 Voorbereiding .................................................................................................................................. 18 Oefenprocedure ............................................................................................................................... 18 Oefening 2: Een boekje maken............................................................................................................ 24 Voorbereiding .................................................................................................................................. 26 Oefenprocedure ............................................................................................................................... 27 3 Taken voorbereiden Een nieuwe taak creëren vanaf een papieren document....................................................................... 47 Een nieuwe taak maken van een bestaand bestand ............................................................................. 48 Een opgeslagen taak openen............................................................................................................... 50 Functies in het scherm Taakbeheer .................................................................................................... 50 Taken openen die in de [ M a p ] zijn opgeslagen............................................................................... 52 Een taak zoeken ............................................................................................................................... 53 Eigenschappen voor de taak instellen ............................................................................................... 54 4 Taken bewerken Paginalay-outs wijzigen........................................................................................................................ 55 Pagina's verplaatsen/kopiëren/verwijderen..................................................................................... 56 Blanco pagina's invoegen................................................................................................................. 57 Andere documenten invoegen .......................................................................................................... 58 Hoofdstukken bewerken ................................................................................................................... 59 7
Andere programma's met deze toepassing gebruiken....................................................................... 61 Originelen bewerken ........................................................................................................................... 65 Scheve pagina's rechtzetten.............................................................................................................. 67 Ruis van documenten verwijderen ..................................................................................................... 69 Randschaduwen van documenten verwijderen ([rand wissen]).......................................................... 70 Schaduwen in het midden verwijderen bij een boek ([midden wissen]).............................................. 71 Een geselecteerd gebied verplaatsen................................................................................................ 72 Pagina's draaien............................................................................................................................... 73 Het formaat van pagina's wijzigen.................................................................................................... 74 Een specifiek aangegeven gebied opvullen ...................................................................................... 74 Tekst invoegen .................................................................................................................................. 75 Afbeeldingen invoegen..................................................................................................................... 76 Objecten bewerken .......................................................................................................................... 77 Bewerkingen op meerdere pagina's toepassen ................................................................................. 77 Afbeeldingsoverlays registreren en toepassen................................................................................... 80 Papier en opmaak-/afwerkinstellingen................................................................................................. 81 Opmaakinstellingen.......................................................................................................................... 83 Het papiertype voor de hele taak selecteren..................................................................................... 92 Afwerkingsinstellingen....................................................................................................................... 95 Paginanummering toevoegen (Paginanummering)...........................................................................100 Een koptekst en/of voettekst toevoegen..........................................................................................100 Voor- en achterbladen toevoegen ..................................................................................................101 Pagina's bij hoofdstukeindes invoegen ............................................................................................102 Tabbladen invoegen.......................................................................................................................103 Tussenbladen invoegen...................................................................................................................105 Tekst en afbeeldingen instellen om op tabbladen af te drukken .......................................................106 Afzonderlijke instellingen toepassen op een bepaald vel (Uitzondering) .........................................108 Uitvoerinstellingen..............................................................................................................................111 Uitvoeren naar TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production Manager ....................................114 5 De programmafunctie gebruiken Vaak gebruikte functies als een programma registreren ......................................................................117 De inhoud van een programma wijzigen/programma's verwijderen ..................................................118 De inhoud van een programma wijzigen ........................................................................................118 Een programma verwijderen...........................................................................................................120 Een programma gebruiken om een taak te creëren ............................................................................120 Hotfolders gebruiken..........................................................................................................................121
8
6 Handige instellingen Veelgebruikte instellingen opslaan......................................................................................................125 Opmaaksnelkeuzes registreren .......................................................................................................125 Aangepaste papiertypen in de papiercatalogus registreren ............................................................128 Tabbladsnelkeuzes registreren ........................................................................................................132 Externe toepassingen registreren.....................................................................................................136 Printers en scanners registreren...........................................................................................................137 Een printer registreren .....................................................................................................................137 Een scanner registreren...................................................................................................................139 Voorkeuren instellen...........................................................................................................................143 De taakvoortgang en resultaten controleren .......................................................................................144 De voortgang van afdruktaken controleren .....................................................................................144 De resultaten van afdruktaken controleren ......................................................................................146 Een reservekopie van de instellingen maken voor herstel....................................................................147 Een reservekopie van het systeem maken........................................................................................147 Systeeminstellingen herstellen..........................................................................................................148 7 Appendix Ondersteunde bestandsindelingen .....................................................................................................151 Ondersteunde afbeeldingsindelingen en -afmetingen......................................................................153 Beperkingen van bewerkingsfuncties voor documentpagina's.............................................................155 Tabellen voor conversie van papierinstellingen...................................................................................156 Papiertypen en -instellingen ............................................................................................................157 Problemen oplossen ...........................................................................................................................162 Wanneer er een melding wordt weergegeven ................................................................................162 Als deze applicatie niet wil opstarten ..............................................................................................169 INDEX
9
1 . Introductie van deze applicatie •Contour •Mogelijkheden van deze applicatie •Belangrijke punten en procedures In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe de basisfuncties en -bewerkingen van deze applicatie werken.
1
Con tour Met deze toepassing kunt u papieren documenten en elektronische bestanden bewerken en vervolgens de gegevens aanmaken en uitvoeren om af te drukken. De belangrijkste functies van deze applicatie worden hieronder uitgelegd.
Samenvatting van de internetversie van TotalFlow Prep Als TotalFlow Production Manager of TotalFlow Path beschikbaar is op uw systeem, kunt u de internetversie van TotalFlow Prep gebruiken om een taak te bewerken. De bewerkte taak is opgeslagen in TotalFlow Production Manager of TotalFlow Path. 11
1 Introductie van deze applicatie
1
• Een aantal functies van TotalFlow Prep zijn niet beschikbaar op de internetversie. • Als de internetversie van TotalFlow Prep werkt met TotalFlow Path kunt u de taak in automatische modus bewerken. Zie de documentatie van TotalFlow Path voor meer informatie.
Mogelijk heden van deze applicatie Met deze toepassing kunt u het volgende uitvoeren:
12
Mogelijkheden van deze applicatie
Pa p ie r e n d o c ume n te n e n e le k tro n isc h e b e stande n in é é n afdr uktaak c ombin e re n . Zie Andere documenten invoegen, p. 58.
1 G e br uik a n d e re p ro g ra mma ' s om d o c ume n ten te be werken. Zie Andere programma's met deze toepassing gebruiken, p. 61. Ee n sc h e e f ge sc and doc ume nt r e c h tze tte n . Zie Scheve pagina's rechtzetten, p. 67.
Sc h a d uwe n ve rw ijd e re n d ie d o o r h e t sc a n n e n z ijn o n tsta a n . Zie Randschaduwen van documenten verwijderen ([rand wissen]), p. 70. Zie Schaduwen in het midden verwijderen bij een boek ([midden wissen]), p. 71. Selecteer ee n gebied van het document en wijzig de positie ervan . Zie Een geselecteerd gebied verplaatsen, p. 72.
Be w e r k in g e n toe p a sse n o p me e r de re p a gin a ' s te g e lijk e rtijd . U kunt meerdere pagina's tegelijk bewerken. U kunt pagina's ook afzonderlijk controleren en de aangebrachte wijzigingen toepassen. Zie Bewerkingen op meerdere pagina's toepassen, p. 77. Documenten af drukken met toegevoegde paginanummers. Als meerdere bestanden worden afgedrukt als één enkele taak, kunnen er paginanummers worden toegevoegd die voor de hele reeks bestanden oplopen.
13
1 Introductie van deze applicatie
Zie Paginanummering toevoegen (Paginanummering), p. 100.
1
K o p ie e r e n r a n gsc h ik h e tz e lf d e d o c ume n t meerdere keren op é én enkele pagina. Zie Een afbeelding in een reeks afdrukken (herhalen), p. 85. V o e r d e op ma a k uit d o o r d e vo lg o rd e e n ric h ting te veranderen waarin de pagina' s op e en vel worden geplaatst. Zie Aangepaste opmaak uitvoeren, p. 85. Be w e r k vo o rb la d e n , tusse n b la d e n e n tusse n vo e g ve lle n e n voe g z e in . Zie Voor- en achterbladen toevoegen, p. 101. Zie Tussenbladen invoegen, p. 105. Zie Pagina's bij hoofdstukeindes invoegen, p. 102. Be w e r k ta b b la d e n e n vo e g z e in . Zie Tabbladen invoegen, p. 103. Zie Afwerkingsinstellingen, p. 95.
Do c ume n te n a f d ruk ke n me t in b in d-, vo uw - o f b o e k in bin d inste llin g e n . Zie Uitvoerinstellingen, p. 111.
Een afdrukvoorbeeld van een doc umen t op h et sc h erm be kijken voor h et wordt af gedrukt. Zie Uitvoerinstellingen, p. 111.
Taakgegevens opslaan en gebruiken . Opgeslagen taken kunnen worden opgezocht, geladen en opnieuw worden afgedrukt. Zie Een opgeslagen taak openen, p. 50.
14
Belangrijke punten en procedures
R e g istre e r p ap ie r ty p e n , -f o rma te n e n -k le ure n die u vaak gebruikt. Vervolgens kunt u deze items opgegeven wanneer u papierafbeeldingen bekijkt en selecteert. Zie Aangepaste papiertypen in de papiercatalogus registreren, p. 128.
1
R e g istre e r e e n h o tf old e r ( g e c o n tro le e rd e map). Met een hotfolder kunt u een document opmaken en afwerken en het document vervolgens zonder de hoofdtoepassing op te starten, uitvoeren. Zie Hotfolders gebruiken, p. 121. Zie Vaak gebruikte functies als een programma registreren, p. 117.
Be langrijke punten en proc edures In dit onderdeel worden de procedures voor het gebruik van deze toepassing uitgelegd. Voordat u deze applicatie gaat gebruiken • Start de applicatie op en registreer een printer. Zie Een printer registreren, p. 137. • Als u taken aanmaakt aan de hand van papieren documenten, dient u een scanner te registreren. Zie Een scanner registreren, p. 139.
15
1 Introductie van deze applicatie
1
• Om meer over het instellen van taken te lezen, zie Taken voorbereiden, p. 47. • Om meer over het bewerken van taken te lezen, zie Een hoofdstuknaam of pagina wijzigen (Hoofdstuk bewerken), p. 60. • Om meer over het voltooien van taken te lezen, zie Uitvoerinstellingen, p. 111.
16
2 . Deze applicatie uitproberen met testbestanden •Doel •Oefening 1: Inleiding tot de functies •Oefening 2: Een boekje maken In dit hoofdstuk wordt met behulp van een oefenbestand uitgelegd hoe u deze applicatie kunt gebruiken.
Doel In dit hoofdstuk worden oefenbestanden gebruikt met praktische voorbeelden, zodat u de functies en bewerkingen van de applicatie sneller onder de knie krijgt.
2
Er zijn twee voorbeelden om mee te oefenen: • Oefening 1: Inleiding tot de functies, p. 17 Met deze oefening leert u verschillende functies van deze applicatie kennen door een oefenbestand te gebruiken. • Oefening 2: Een boekje maken, p. 24 Met deze oefening leert u hoe u een boekje kunt maken van het PDF-bestand van de Installatiehandleiding die met deze applicatie is meegeleverd. Hoe werken de instructies in deze oefeningen? Volg de stappen in dit hoofdstuk als u met deze applicatie oefent. Als u de stappen op het scherm heeft afgerond, kunt u op [ V o lg e n d e ] klikken om naar de volgende procedure te gaan.
Oef ening 1: Inleidin g tot de functies Als u de volgende oefenbestanden gebruikt (PDF, TIFF, JPEG), leert u hoe verscheidene belangrijke functies van deze toepassing werken.
Fun c tie s d ie u z ult g e br uik e n : • [N ie uw e ta a k a an ma k e n ] • [Pag in a volg o rd e /-la y -o ut be w e r k e n ] – [I n voe ge n va n o r ig in e e l d o c ume n t] – [Pa g in a ve rp la atse n ] 17
2 Deze applicatie uitproberen met testbestanden
– [Verwijde r pagin a] • [O r ig in e e l b e w e r ke n] – [R echtz ette n] – [R uiso nd e r d ruk k in g ] – [Gebied verplaatsen ]
2
– [Draaien ] Voorbereiding Voordat u met de oefening begint, dient u de volgende stappen uit te voeren: 1. Start deze toepassing op. Voor meer informatie over het opstarten van deze toepassing raadpleegt u de Installatiehandleiding. 2. Bereid de oefenbestanden voor. Oefenbestanden die in Oefening 1 worden gebruikt: • 1_2_A.pdf • 3_5_4.tif • 6.jpg Locatie van oefenbestanden: Installatiepad van deze toepassing\samples\
Als u het standaardinstallatiepad heeft geselecteerd tijdens de installatie van de applicatie, zullen de oefenbestanden in de volgende map staan: • 32–bit besturingssysteem: C:\Program Files\RICOH\TotalFlow Prep\ • 32-bit besturingssysteem: C:\Program Files(X86)\RICOH\TotalFlow Prep\ Als u TotalFlow Prep versie 2.1.1 of ouder hebt geüpgraded, is de nieuwe versie in dezelfde map geïnstalleerd als de vorige versie. Oefenprocedure Gebruik de procedure hieronder om te leren hoe u de functies van deze applicatie moet gebruiken met behulp van de oefenbestanden.
Laat instellingen die niet in deze procedure worden besproken op hun standaardwaarden staan. Stap 1: Een taak uit de oefenbestanden creëren
In deze stap opent u de oefenbestanden (1_2_A.pdf, 3_5_4.tif) en creëert u een nieuwe taak.
18
Stap 2: Een ander document invoegen
2
1. Klik op het scherm [ T a a k b e h e e r ] op [ N i e u w e t a a k c r e ë r e n ] . 2. Houd in de map met de voorbeeldbestanden de C t r l-toets ingedrukt en selecteer zowel 1_2_A als 3_5_4. 3. Klik op [ B e s t a n d t o e v o e g e n ] . 4. Klik op [ O K ] .
Voor meer informatie over het creëren van taken, zie Taken voorbereiden, p. 47. Stap 2: Een ander document invoegen
In deze stap voegt u een ander oefenbestand (6.jpg) in in de taak in die u heeft gecreëerd. Hiermee voegt u het nieuwe bestand toe als extra pagina aan het eind van het document.
1. Ga naar het [ P a g in a v o l g o r d e b e w e r k e n / l a y - o u t ] -scherm en klik op d o c u m e n t in v o e g e n ] -knop.
, de [ O r i g in e e l
19
2 Deze applicatie uitproberen met testbestanden
2. Voer 6 in bij [ B e s t e m m i n g s p a g i n a n u m m e r : ] , selecteer [ N a b e s t e m m i n g s p a g i n a , a l s p a g i n a ( ' s ) ] en klik vervolgens op [ To e p a s s e n ] . 3. Klik op het scherm [ B e s t a n d s e l e c t e r e n / i n v o e r g e g e v e n s ] op [ U i t o r ig i n e l e b e s t a n d e n s e l e c t e r e n ] en selecteer 6 in de map met de oefenbestanden. 4. Klik op [ B e s t a n d t o e v o e g e n ] . 5. Klik op [ O K ] .
2 Voor meer informatie over het invoegen van documenten, zie Andere documenten invoegen, p. 58. Stap 3: Een onnodige pagina verwijderen
Er is een pagina zonder nummer, A. In deze stap gaat u die pagina verwijderen.
1. Klik op het [ P a g i n a v o l g o r d e b e w e r k e n / l a y - o u t ] -scherm op
, de [ V e r w i jd e r p a g i n a ] -knop.
2. Selecteer in de miniatuurweergave de pagina die wordt weergegeven als “A”. 3. Klik op [ T o e p a s s e n ] .
Voor meer informatie over het verwijderen van pagina's, zie Pagina's verplaatsen/kopiëren/ verwijderen, p. 56. Stap 4: De paginavolgorde aanpassen (een pagina verplaatsen)
De volgorde van pagina 4 en 5 is verkeerd om. In deze stap verplaatst u deze pagina's door ze te slepen en ze in de juiste volgorde van 1 t/m 6 te zetten.
20
Stap 5: Een scheve pagina rechtzetten
2
1. Selecteer op het scherm [ P a g . v o lg . b e w / L a y - o u t ] de pagina die in de miniatuurweergave als “4” wordt weergegeven. 2. Sleep de pagina naar een plek achter de pagina die wordt weergegeven als “3” en laat de pagina hier los. Verander de paginavolgorde zodat deze er als volgt uitziet: 1 → 2 → 3 → 4 → 5 → 6 .
Voor meer informatie over het verplaatsen van pagina's, zie Pagina's verplaatsen/kopiëren/ verwijderen, p. 56. Stap 5: Een scheve pagina rechtzetten
Pagina 4 is scheef. In deze stap gaat u deze pagina rechtzetten.
1. Klik op [ O r i g in e e l b e w e r k e n ] . 2. Selecteer de scheve pagina (pagina 4). 3. Klik op
, de [ R e c h t z e t t e n ] -knop.
21
2 Deze applicatie uitproberen met testbestanden
4. Selecteer in [ M e t h o d e : ] de optie [ H a n d m a t ig ] . Er verschijnen tekenlijnen op de pagina. 5. Sleep het punt (
) naar een referentielijn om de pagina recht te zetten.
6. Klik op [ T o e p a s s e n ] .
2
Voor meer informatie over het rechtzetten van scheve pagina's, zie Scheve pagina's rechtzetten, p. 67. Stap 6: Ruis verwijderen (ongewenste stippen of markeringen)
Er zit ruis (ongewenste stippen of markeringen) op pagina 3 en 5. In deze stap gaat u de ruis van deze pagina's per pagina verwijderen.
1. Selecteer in het scherm [ O r i g in e e l b e w e r k e n ] pagina 3 en 5 terwijl u de C t r l-toets ingedrukt houdt. 2. Klik op
, de [ R u i s v e r w i j d e r e n ] -knop.
3. Selecteer in [ G e b i e d : ] de optie [ H e le p a g in a ] . Selecteer in [ N iv e a u s e l e c t e r e n : ] de instelling [Niveau 3 (hoog)]. 4. Selecteer in [ T o e p a s s i n g s p a g i n a : ] de optie [ A l l e g e s e l e c t e e r d e p a g i n a ' s ] . 5. Klik op [ T o e p a s s e n ] .
Voor meer informatie over het verwijderen van ruis, zie Ruis van documenten verwijderen, p. 69. Stap 7: Een gedeelte selecteren en verplaatsen
Het paginanummer op pagina 3 zit op een andere plaats dan de paginanummers op de andere pagina's. In deze stap gaat u het paginanummer naar het midden van de pagina verplaatsen, zodat deze dezelfde locatie heeft als op de andere pagina's.
22
Stap 8: Een pagina draaien
2
1. Selecteer pagina 3 in het scherm [ O r i g i n e e l b e w e r k e n ] . 2. Klik op
, de [ G e b i e d v e r p la a t s e n ] -knop.
3. Selecteer het gebied rondom paginanummer “3”. Sleep een punt (
) over het selectiegebied om het formaat te wijzigen.
4. Selecteer [ M id d e n p o s i t i e ] en vervolgens [ X Y - r i c h t i n g ] bij [ M e t h o d e o m d e p o s it i e o p t e geven], 5. Klik op [ T o e p a s s e n ] .
Voor meer informatie over het verplaatsen van een selectiegebied van een pagina, zie Een geselecteerd gebied verplaatsen, p. 72. Stap 8: Een pagina draaien
De richting van pagina 5 wijkt af van de richting van de andere pagina's. In deze stap draait u de pagina zodat die dezelfde richting heeft als de andere pagina's.
23
2 Deze applicatie uitproberen met testbestanden
2
1. Selecteer pagina 5 in het scherm [ O r i g i n e e l b e w e r k e n ] . 2. Klik op
, de [ D r a a i e n ] -knop.
3. Selecteer in [ A a n t a l g r a d e n : ] de optie [ 1 8 0 g r a d e n ] . 4. Klik op [ T o e p a s s e n ] .
Voor meer informatie over het draaien van pagina's, zie Pagina's draaien, p. 73.
Oef ening 2: Een boek je maken Met de volgende oefenbestanden (PDF, TIFF) kunt u leren hoe u een boekje maakt. Afhankelijk van de beschikbare functies op uw printer, kunt u een boekje maken met één of twee types boekjes, [A] of [B].
24
Oefening 2: Een boekje maken
2
Fun c tie s d ie u z ult g e br uik e n : • [N ie uw e ta a k a an ma k e n ] • [Pag in a volg o rd e /-la y -o ut be w e r k e n ] – [Hoof dstuk aan maken ] – [Hoof dstuk bewerken ] • [O r ig in e e l b e w e r ke n] – [V e rg r o te n/ve r k le in e n ] – [Tekst invoegen] – [Afbeelding invoegen] – [O b je c t b e w e rk e n ( o b je c t ve rw ijd e r e n ) ] • [Papier/opmaak/af werkin g] – [Opmaak/papierty pe] – [Pa g in a n umme r in g ] – [ T a b b l a d e n i n v o e g e n ] (Uitsluitend boekje [A]) – [ A f w e r k in g ( n i e t e n , v o u w e n ) ] (Uitsluitend boekje [B]) Selectie van h et ty pe boe kje: In deze oefening gaat de uitleg na enige tijd over in twee typen boekjes. Gebruik de volgende tabel om een type boekje te selecteren aan de hand van de functies die op uw printer beschikbaar zijn. Volg de instructies voor het type dat u kiest.
25
2 Deze applicatie uitproberen met testbestanden
Type boekje
Inbindmethode
Vereiste printerfuncties
Boekje [A]
Regelmatig afdrukken (2–zijdig) Nieten Tabbladen invoegen (optioneel)
Nietmachine Een lade die tabbladen kan bevatten. Als uw printer niet over een lade beschikt voor tabbladen, kunt u verdergaan met de oefening zonder de instellingen voor het invoegen van tabbladen te configureren.
2 Boekje [B]
Tijdschrift inbinden (boekje)
Nietmachine voor boekje Map
Raadpleeg voor het controleren van de beschikbare functies van uw printer de documentatie van uw printer. Voorbereiding Voordat u met de oefening begint, dient u de volgende stappen uit te voeren: 1. Start deze toepassing op. Voor meer informatie over het opstarten van deze toepassing raadpleegt u de Installatiehandleiding. 2. Bereid de oefenbestanden voor. Oefenbestanden die in Oefening 2 worden gebruikt: • Setup Guide.pdf • Voor een boekje van A4-formaat: – L_A4.tif – R_A4.tif • Voor een boekje van Letter-formaat: – L_LT.tif – R_LT.tif Locatie van de oefenbestanden: • Setup Guide.pdf: Installatiepad van deze toepassing\manual\ • .tif-bestanden: Installatiepad van deze toepassing\samples\
26
Oefenprocedure
Als u het standaardinstallatiepad heeft geselecteerd tijdens de installatie van de applicatie, zullen de oefenbestanden in de volgende map staan: • 32–bit besturingssysteem: C:\Program Files\RICOH\TotalFlow Prep\ • 32-bit besturingssysteem: C:\Program Files(X86)\RICOH\TotalFlow Prep\ Als u TotalFlow Prep versie 2.1.1 of ouder hebt geüpgraded, is de nieuwe versie in dezelfde map geïnstalleerd als de vorige versie.
2
3. Controleer uw printer. Controleer of u de printer die u gaat gebruiken heeft geregistreerd.
Zie Een printer registreren, p. 137. 4. Leg het afdrukpapier klaar. Plaats het papier voor het boekje in de invoerlade van de printer. De eigenschappen van het papier dienen als volgt te zijn: Voor boekje [A]
Voor boekje [B]
Papierformaat
A4 (210 × 297 mm) of Letter (8,5 × 11)
A4 (210 × 297 mm) of Letter (8,5 × 11)
Aantal vellen (per boekje)
16 boekjesvellen, 3 tabbladvellen (optioneel)
8 boekjesvellen
Zie voor meer informatie over het plaatsen van papier in de invoerlade van uw printer de documentatie van uw printer. Oefenprocedure Volg de procedures hieronder om te oefenen. De procedures zijn verschillend voor boekje [A] en boekje [B]. Lees de instructies voor het type boekje dat u gebruikt.
Laat instellingen die niet in deze procedure worden besproken op hun standaardwaarden staan. Stap 1: Een taak vanuit het oefenbestand creëren
In deze stap opent u het oefenbestand (Setup Guide.pdf) en creëert hieruit een nieuwe taak.
27
2 Deze applicatie uitproberen met testbestanden
2
1. Klik op het scherm [ T a a k b e h e e r ] op [ N i e u w e t a a k c r e ë r e n ] . 2. Selecteer Setup Guide in de map met de voorbeeldbestanden. 3. Klik op [ B e s t a n d t o e v o e g e n ] . 4. Klik op [ O K ] .
Voor meer informatie over het creëren van taken, zie Taken voorbereiden, p. 47. Stap 2: Hoofdstukken instellen (Hoofdstuk creëren, hoofdstuk bewerken)
Nadat de taak is gecreëerd, worden alle pagina's van het document samen in één hoofdstuk gecombineerd (hoofdstuknummer: 1, hoofdstuknaam: Nieuw hoofdstuk). In een latere stap kunt u de tabbladen voor elk hoofdstuk invoegen, dus gaat u in deze stap de pagina's over verschillende hoofdstukken verdelen. Stel de hoofdstukken in volgens de tabel hieronder:
28
Hoofdstuknummer
Hoofdstuknaam
Pagina (eerste pagina van het hoofdstuk)
1
Voorwoord
1
2
Hoofdstuk 1
Eerste pagina van “1. Voor installatie”, pagina 11.
3
Hoofdstuk 2
Eerste pagina van “2. Installatie”, pagina 15.
4
Hoofdstuk 3
Eerste pagina van “3. In-/uitschakelen”, pagina 25.
Stap 2: Hoofdstukken instellen (Hoofdstuk creëren, hoofdstuk bewerken)
2
1. Ga naar het [ P a g in a v o l g o r d e b e w e r k e n / l a y - o u t ] -scherm en klik op a a n m a k e n ] -knop.
, de [ H o o f d s t u k
2. Hoofdstuknummer 2 instellen: Voer bij [ B e s t e m m i n g s p a g i n a n u m m e r : ] 11 in en voer bij [ H o o f d s t u k n a a m : ] Hoofdstuk 1 in. 3. Klik op [ T o e p a s s e n ] . Configureer op dezelfde manier gelijksoortige instellingen voor hoofdstuknummer 3 en 4. Gebruik de tabel hierboven als referentie voor [ B e s t e m m i n g s p a g in a n u m m e r : ] en [ H o o f d s t u k n a a m : ] .
4. Klik op , de [ H o o f d s t u k b e w e r k e n ] -knop om de naam van hoofdstuknummer 1 te wijzigen van Nieuw hoofdstuk naar Inleiding. 5. Selecteer [ 1 ] in de vervolgkeuzelijst [ H o o f d s t u k n u m m e r : ] en voer bij [ H o o f d s t u k n a a m : ] Inleiding in. 6. Klik op [ T o e p a s s e n ] .
29
2 Deze applicatie uitproberen met testbestanden
Voor meer informatie over [ H o o f d s t u k c r e ë r e n ] en [ H o o f d s t u k b e w e r k e n ] , zie Een hoofdstuknaam of pagina wijzigen (Hoofdstuk bewerken), p. 60. Stap 3: Het papierformaat wijzigen
In deze stap gaat u het paginaformaat vergroten naar [ A 4 ( 2 1 0 × 2 9 7 m m ) ] of [ L e t t e r ( 8 , 5 x 1 1 " ) ] .
2
1. Klik op [ O r i g in e e l b e w e r k e n ] . 2. Klik op
, de [ V e r g r o t e n / v e r k l e i n e n ] -knop.
3. Selecteer [ A l l e p a g i n a ' s s e le c t e r e n ] in het menu [ B e w e r k e n ] .
30
Stap 4: Tekst invoegen op het voorblad
2
4. Selecteer [ P a p ie r f o r m a a t s e le c t e r e n ] in [ M e t h o d e : ] en selecteer [ A 4 ( 2 1 0 × 2 9 7 m m ) ] of [ L e t t e r ( 8 , 5 × 1 1 ) ] in [ P a p i e r f o r m a a t : ] , 5. Selecteer in [ T o e p a s s i n g s p a g i n a : ] de optie [ A l l e g e s e l e c t e e r d e p a g i n a ' s ] . 6. Klik op [ T o e p a s s e n ] .
Voor meer informatie over [ V e r k le i n e n / v e r g r o t e n ] , zie Het formaat van pagina's wijzigen, p. 74. Stap 4: Tekst invoegen op het voorblad
In deze stap voegt u de tekst Proef in op het voorblad.
1. Klik in het scherm [ O r i g i n e e l b e w e r k e n ] op
, de [ Te k s t i n v o e g e n ] -knop.
2. Selecteer de voorpagina (Pagina 1). 3. Klik ergens op de paginaweergave en geef [ X : ] en [ Y : ] in [ S t a r t ] op. 4. Voer Proef bij [ T e k s t : ] in.
31
2 Deze applicatie uitproberen met testbestanden
5. Verplaats de muis over het tekstkader, sleep
en kies de positie waar u de tekst wilt invoegen.
6. Klik op [ T o e p a s s e n ] .
Voor meer informatie over [ T e k s t in v o e g e n ] , zie Tekst invoegen, p. 75. Stap 5: Een afbeelding op de pagina plaatsen
2
In deze stap plaatst u oefenafbeeldingsbestanden (L_A4.tif, R_A4.tif, L_LT.tif , R_LT.tif ) op de randen van de pagina's.
1. Klik in het scherm [ O r i g i n e e l b e w e r k e n ] op
, de [ A f b e e ld i n g i n v o e g e n ] -knop.
2. Selecteer [ E v e n p a g in a ' s s e l e c t e r e n ] in het menu [ B e w e r k e n ] .
32
Stap 5: Een afbeelding op de pagina plaatsen
2
3. Geef in [ S t a r t p u n t ] X= 188 mm (7,64 inch), Y= 0 mm (0 inch) op en in [ E i n d p u n t ] X= 22 mm (0,86 inch), Y= 297 mm (11 inch). 4. Klik op de [ S e l e c t e r e n ] -knop en selecteer het oefenbestand L_A4.tif of L_LT.tif . 5. Klik op [ A f d r u k v o o r b e e ld ] . 6. Selecteer [ A l l e g e s e l e c t e e r d e p a g in a ' s ] in [ P a g i n a t o e p a s s e n : ] en klik vervolgens op [Toepassen].
7. Selecteer [ O n e v e n p a g i n a ' s s e l e c t e r e n ] in het menu [ B e w e r k e n ] .
33
2 Deze applicatie uitproberen met testbestanden
2
8. Geef in [ S t a r t p u n t ] X= 188 mm (7,64 inch), Y= 0 mm (0 inch) op en in [ E i n d p u n t ] X= 210 mm (8,5 inch), Y= 297 mm (11 inch). 9. Klik op de [ S e l e c t e r e n ] -knop ene selecteer het oefenbestand R_A4.tif of R_LT.tif . 10. Klik op [ A f d r u k v o o r b e e ld ] . 11. Selecteer [ A l l e g e s e l e c t e e r d e p a g in a ' s ] in [ P a g i n a t o e p a s s e n : ] en klik vervolgens op [Toepassen].
Voor meer informatie over [ A f b e e l d i n g in v o e g e n ] , zie Afbeeldingen invoegen, p. 76. Stap 6: Een afbeelding van de voorpagina verwijderen
Verwijder een afbeelding die op de voor- of achterbladen zijn geplaatst.
1. Klik in het scherm [ O r i g i n e e l b e w e r k e n ] op
, de [ Be w e r k o b j e c t ] -knop.
2. Selecteer de voorpagina (alleen de eerste pagina). 3. Klik op de ingevoegde afbeelding om deze te selecteren. 4. Klik op de [ V e r w i jd e r e n ] -knop. 34
Stap 7: Stel de opmaak en het papiertype in
Doe hierna hetzelfde voor de achterpagina (alleen de laatste pagina) om de afbeelding daar ook te verwijderen. Stap 7: Stel de opmaak en het papiertype in
Stel de opmaak in op het maken van een boekje. Stel ook het papier in dat voor het document zelf wordt gebruikt.
2
1. Klik op [ P a p ie r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] . Als er een bevestigingsscherm wordt weergegeven, klik dan op [ O K ] . 2. Klik op [ O p m a a k / p a p i e r t y p e ] . 3. Stel de opmaak in op het maken van een boekje op het [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - i n s t e l l i n g e n ] scherm. Afhankelijk van het type boekje dat wordt gemaakt ([A] of [B]), zijn de opmaakinstellingen verschillend. Zie hieronder.
• Geef de volgende instellingen op voor boekje [A]: – Selecteer [ N o r m a a l ] bij [ O p m a a k t y p e ] . – Selecteer [ 2 - z ij d i g ] bij [ 1 - z i jd i g / 2 - z i jd i g ] . 35
2 Deze applicatie uitproberen met testbestanden
2
• Selecteer voor boekje [B] [ T i j d s c h r if t ] in voor [ O p m a a k t y p e ] .
4. Stel het afdrukpapier in voor de pagina's van het document (zonder voor-/achterblad). Maak het selectievakje [ A u t o m a t i s c h p a p ie r s e l e c t e r e n ] leeg en klik op [ P a p i e r t y p e ] op het scherm [ O p m a a k / p a p ie r t y p e - i n s t e l li n g e n ] .
36
Stap 7: Stel de opmaak en het papiertype in
2
5. Geef [ P a p i e r f o r m a a t ] op op het tabblad [ B a s is i n s t e l li n g e n ] op het [ P a p i e r t y p e s e l e c t e r e n ] scherm. Selecteer het papierformaat dat u wilt gebruiken. 6. Klik op [ O K ] .
7. Selecteer voor [ I n v o e r l a d e ] op het [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - in s t e ll i n g e n ] -scherm de lade met het papier dat voor het afdrukken gebruikt wordt. 8. Klik op [ O K ] .
Voor opmaak (tijdschrift) bij boekje [B] kunnen ook uitloopinstellingen worden opgegeven. Voor meer informatie over uitloop, zie Opmaak om een gebonden boek te maken (Tijdschrift/tijdschrift dubbel), p. 87. Voor meer informatie over opmaakinstellingen, zie Opmaakinstellingen, p. 83.
37
2 Deze applicatie uitproberen met testbestanden
Stap 8: Voeg paginanummers toe
In deze stap configureert u de instellingen zodat de paginanummers (P1, P2, ...) worden afgedrukt.
2
1. Klik op het scherm [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] op [ P a g i n a n u m m e r in g ] om het instellingenpaneel te openen.
2. Selecteer [ P 1 , P 2 . . . ] in de vervolgkeuzelijst [ P a g in a n u m m e r i n g : ] . 3. Ga naar [ A f d r u k n u m m e r : ] en voer 3 bij [ B e g i n p a g i n a ] in en voer 1 bij [ S t a r t n u m m e r ] in voor hoofdstuk 1. Selecteer , het selectievakje [ G a v e r d e r m e t h e t n u m m e r v a n h e t v o o r a f g a a n d e h o o f d s t u k ] voor hoofdstuk 2, 3 en 4.
38
Stap 9: Geef de instellingen op voor het toevoegen van tabbladen
2
4. Geef [ A r i a l] op bij [ L e t t e r t y p e : ] , geef 7 punten op bij [ G r o o t t e : ] en geef de [ K le u r : ] op. 5. Klik op het tabblad [ V o o r k a n t ] . Selecteer het selectievakje [ O p a c h t e r k a n t t o e p a s s e n ] . 6. Geef de afdrukpositie van de paginanummers op. Selecteer [ M id d e n o n d e r ] in [ S t e m p e l p o s i t ie : ] . 7. Voer bij [ V a n a f o n d e r ] 10 mm (0,39 inch) in. 8. Klik op [ O K ] .
Voor meer informatie over [ P a g i n a n u m m e r i n g ] , zie Paginanummering toevoegen (Paginanummering), p. 100. Stap 9: Geef de instellingen op voor het toevoegen van tabbladen
In deze stap geeft u de instellingen op voor het invoegen van tabbladen. Sla in de gevallen die hieronder worden genoemd, deze stap over en ga verder met Stap 10: Afwerkinstellingen opgeven, p. 42: • U heeft geen tabbladen. • U maakt boekje [B].
39
2 Deze applicatie uitproberen met testbestanden
1. Klik op het scherm [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] op [ T a b b la d e n in v o e g e n ] om het instellingenpaneel te openen. 2. Vink het selectievakje [ T a b b l a d e n ] aan.
2
3. Selecteer [ T a b b l a d s n e lk e u z e : ] uit de vervolgkeuzelijst. Klik als er geen tabbladsnelkeuzes beschikbaar zijn op [ D e t a i ls t a b b l a d s n e l k e u z e ] en registreer een nieuwe tabbladsnelkeuze voor het type tabbladen dat u heeft. 4. Selecteer [ V o o r h o o f d s t u k ] in [ I n v o e g p o s it i e : ] en selecteer [ G e e f i n t e v o e g e n h o o f d s t u k o p ] in [In te voege n h oofdstuk].
5. Selecteer [ H a n d m a t i g e i n s t e l l i n g ] in [ T a b b l a d p o s i t ie : ] en selecteer [ N o r m a a l ] in [ V o l g o r d e : ] , 6. Maak bij de [ Ta b b l . in v o e g e n ] -kolom in de tabel het selectievakje leeg voor Hoofdstuk 1. 7. Wis voor hoofdstuk 2 het [ V o l g e n d e p o s it i e n u m m e r v a n t a b b l a d o v e r n e m e n ] -vakje en voer vervolgens 1 in bij [ P o s it i e n u m m e r v a n t a b b l a d ] . Voor hoofdstuk 3 en 4 worden de tabpositienummers van de voorafgaande hoofdstukken opgevolgd. 8. Klik op [ P a p ie r t y p e ] .
40
Stap 9: Geef de instellingen op voor het toevoegen van tabbladen
2
9. Geef [ P a p i e r f o r m a a t ] op op het tabblad [ B a s is i n s t e l li n g e n ] op het [ P a p i e r t y p e s e l e c t e r e n ] scherm. Selecteer het formaat tabbladen dat wordt gebruikt. 10. Geef [ P a p i e r t y p e ] op. Selecteer het soort tabbladen dat wordt gebruikt. 11. Configureer de benodigde instellingen en klik dan op [ O K ] .
12. Selecteer in [ I n v o e r la d e : ] de lade waar de tabbladen zijn geplaatst. 13. Klik op [ O K ] .
Het is ook mogelijk om op tabbladen af te drukken. Voor meer informatie over het afdrukken op tabbladen, zie Tabbladen invoegen, p. 103.
Voor meer informatie over [ A f d r u k i n s t e l li n g e n v o o r t a b b la d e n ] zie Tekst en afbeeldingen instellen om op tabbladen af te drukken, p. 106.
41
2 Deze applicatie uitproberen met testbestanden
Stap 10: Afwerkinstellingen opgeven
Stel de documentafwerking in om het document als een boekje in te binden.
2
1. Klik op het scherm [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] op [ A f w e r k in g ] om het instellingenpaneel te openen.
2. Stel [ N ie t e n ] als volgt in: • Voor boekje [A]: [ 2 l in k s ] • Voor boekje [B]: [ 2 m i d d e n ] 3. Klik op[[ O K ] .
Zie voor meer informatie over [ A f w e r k i n g ] -instellingen voor inbinden Afwerkingsinstellingen, p. 95. Stap 11: Bekijk een uitvoervoorbeeld en druk het document af
In deze stap gaat u een uitvoervoorbeeld bekijken om te controleren of de volgende instellingen juist zijn toegepast en daarna gaat u het document afdrukken: • [Pagina vergroten/verkleine n]
42
Stap 11: Bekijk een uitvoervoorbeeld en druk het document af
• [Tekst in voegen ] • [Afbee lding in voegen ] • [Object bewerken ] • [Opmaakin stellingen ] • [Pagin an ummerin g] • [ T a b b la d e n in v o e g e n ] (alleen voor boekje [A]) • [Af w e r k in g ]
2
1. Klik op [ U it v o e r t y p e / I n s t e l li n g e n ] . 2. Gebruik de knoppen om de pagina's om te slaan en controleer het uitvoervoorbeeld van de uiteindelijke uitvoer.
43
2 Deze applicatie uitproberen met testbestanden
3. Zorg ervoor dat de printer die u wilt gebruiken, wordt weergegeven. 4. Geef [ K o p i e ë n : ] op. 5. Selecteer [ N o r m a l e a f d r u k ] in [ A f d r u k m o d u s : ] . 6. Klik op
2
, de [ A f d r u k k e n s t a r t e n ] -knop.
Voor meer informatie over [ U i t v o e r t y p e / in s t e ll . ] , zie Uitvoerinstellingen, p. 111. Stap 12: De taak opslaan
Sla de taak op in RJF-indeling. U kunt opgeslagen taken later bewerken of afdrukken.
1. Klik op [ U it v o e r t y p e / I n s t e l li n g e n ] . 2. Klik op [ T a a k o p s l a a n ] .
44
Stap 12: De taak opslaan
3. Voer Installatiehandleiding in het veld [ B e s t a n d s n a a m ] in. 4. Klik op [ O K ] .
2
45
2
46
3 . Taken voorbereiden •Een nieuwe taak creëren vanaf een papieren document •Een nieuwe taak maken van een bestaand bestand •Een opgeslagen taak openen In dit hoofdstuk worden de procedures uitgelegd voor het voorbereiden van taken van gescande documenten en elektronische bestanden, het openen van gecreëerde taken en het beheren van taken.
Een nieuw e taak creë ren vanaf ee n papieren document Gebruik de volgende stappen om een document van een scanner te importeren en hier een nieuwe taak van te maken.
3 Er moet een TWAIN-stuurprogramma geïnstalleerd zijn en [ Ba s is s c a n e i g e n s c h a p p e n ] moet van tevoren zijn ingesteld. Zie Geregistreerde basisscaneigenschappen bewerken, p. 141. 1. Klik op het scherm [ T a a k b e h e e r ] op [ N i e u w e t a a k c r e ë r e n ] .
2. Klik op [ O r i g in e l e n s c a n n e n ] . Het instellingengebied wordt geopend.
3. Selecteer een scanmethode en klik vervolgens op [ S c a n n e n s t a r t e n ] . Er zijn twee methodes: Basissc a n e ig e n sc h a p pe n
47
3 Taken voorbereiden
Het scannen wordt automatisch uitgevoerd op basis van de geregistreerde scanvoorwaarden. Alle voorwaarden die op het scherm [ B a s is s c a n e i g e n s c h a p p e n t o e v o e g e n / b e w e r k e n ] worden weergegeven, kunnen vóór het scannen worden gewijzigd. Sc ann er selecteren Scannen wordt mogelijk nadat de scanvoorwaarden op het instellingenscherm van het TWAINstuurprogramma zijn ingesteld. De bestandsnaam van gescande gegevens wordt ScanDatahhmmssXXXX. uummss
3
Het tijdstip waarop het bestand werd gescand (uren, minuten, seconden) XXXX
Dit wordt automatisch door het systeem toegevoegd 4. Selecteer het scanbestand en klik vervolgens op [ B e s t a n d t o e v o e g e n ] . Als u meer bestanden hebt toegevoegd, klik dan op [Omh oog]/
[On der]/
[Omlaag]/
[ B o v e n ] om de volgorde ervan naar wens te wijzigen.
Naast papieren documenten is het ook mogelijk om elektronische bestanden toe te voegen zodat er één enkele taak ontstaat. Voor meer informatie over het toevoegen van elektronische bestanden aan een taak, zie Een nieuwe taak maken van een bestaand bestand, p. 48. 5. Klik op [ O K ] . 6. Bewerk de taak. Voor meer informatie over het bewerken van taken, zie Taken bewerken, p. 55. 7. Selecteer in het [ Be s t a n d ] -menu [ O p s l a a n a l s ] om de taak op te slaan. U kunt de taak ook als PDF-bestand opslaan: selecteer dan in het [ B e s t a n d ] -menu [ O p s la a n a l s P D F ] . U kunt ook een wachtwoord opgeven voor de taak of het PDF-bestand.
• Op de tabbladen [ E i g e n s c h a p p e n ] en [ V o o r b e e ld ] kunt u de informatie van een document bekijken. • U kunt een programma gebruiken dat eerder is geregistreerd om taken te creëren, op te slaan en af te drukken. Voor meer informatie over het registreren van programma's en het gebruik ervan, zie Vaak gebruikte functies als een programma registreren, p. 117.
Een nieuw e taak maken van een be staand bestand Gebruik de volgende procedure om een nieuwe taak vanuit een bestand op de computer te maken.
48
Een nieuwe taak maken van een bestaand bestand
• Het bestand moet in een map staan waar de clientcomputer toegang toe heeft. • Controleer of het bestand dat u wilt gebruiken door deze applicatie kan worden gelezen. Zie Ondersteunde bestandsindelingen, p. 151. • De PDF-bestanden die zijn gekoppeld aan een JDF-bestand moeten worden opgeslagen in een map waartoe toegang kan worden verkregen door de clientcomputer, voordat het JDF-bestand wordt ingediend. • Het TotalFlow PDF-stuurprogramma dient geïnstalleerd te zijn voordat er een taak van een Microsoft Office-bestand kan worden gecreëerd. Zie voor meer informatie de Installatiehandleiding TotalFlow Prep.
3
1. Klik op het scherm [ T a a k b e h e e r ] op [ N i e u w e t a a k c r e ë r e n ] .
2. Selecteer het bestand dat in de taak moet worden gevoegd en klik vervolgens op [ B e s t a n d toe voe ge n ].
U kunt op , de [ V e r n ie u w e n ] -knop, klikken om de lijst van mappen/bestanden te updaten en de meeste actuele informatie te bekijken. Als u een PDF-bestand heeft geselecteerd dat met een wachtwoord is beveiligd, dient u het wachtwoord in te voeren.
49
3 Taken voorbereiden
Als u meer bestanden hebt toegevoegd, klik dan op [Omh oog]/
[On der]/
[Omlaag]/
[ B o v e n ] om de volgorde ervan naar wens te wijzigen.
Wanneer u PDF- of TIFF-bestanden (met ondersteuning voor meerdere pagina's) toevoegt, kunt u op de [ P a g i n a b e r e i k ] -cel klikken en het paginabereik invoeren dat u wilt toevoegen aan de taak. U kunt ook meerdere paginabereiken opgeven. Selectie in omgekeerde volgorde en overlappende paginabereiken zijn ook mogelijk (Bijvoorbeeld 2-4,18-2). Naast bestanden kunt u ook ingescande documenten importeren om in een enkele taak op te nemen. Voor meer informatie over scanmethoden, zie Een nieuwe taak creëren vanaf een papieren document, p. 47.
3
3. Klik op [ O K ] . 4. Bewerk de taak. Voor meer informatie over het bewerken van taken, zie Taken bewerken, p. 55. 5. Selecteer in het [ Be s t a n d ] -menu [ O p s l a a n a l s ] om de taak op te slaan. U kunt de taak ook als PDF-bestand opslaan: selecteer dan in het [ B e s t a n d ] -menu [ O p s la a n a l s P D F ] . U kunt ook een wachtwoord opgeven voor de taak of het PDF-bestand.
• Op de tabbladen [ E i g e n s c h a p p e n ] en [ V o o r b e e ld ] kunt u de informatie van een document bekijken. • U kunt een programma gebruiken dat eerder is geregistreerd om taken te creëren, op te slaan en af te drukken. Voor meer informatie over het registreren van programma's en het gebruik ervan, zie Vaak gebruikte functies als een programma registreren, p. 117.
Een opge slagen taak openen Als een taak is opgeslagen, wordt deze in de [ M a p ] bewaard. De taak kan dan geopend, bewerkt en afgedrukt worden. Opgeslagen taken kunnen vanuit het scherm [ T a a k b e h e e r ] worden geopend. Wanneer een taak wordt geopend, wordt het venster [ T a a k e i g e n s c h a p p e n ] weergegeven. In het venster [ T a a k e i g e n s c h a p p e n ] kunt u de details van de taak invoeren, bijvoorbeeld speciale instructies. In dit onderdeel worden de functies van het scherm [ T a a k b e h e e r ] , de procedure voor het vinden en openen van taken die in de [ M a p ] zijn opgeslagen en het scherm [ T a a k e i g e n s c h a p p e n ] uitgelegd. Functies in het scherm Taakbeheer De volgende functies zijn op het [ T a a k b e h e e r ] -scherm beschikbaar.
50
Functies in het scherm Taakbeheer
3
1. [ T a a k o p e n e n ] / [ N ie u w e t a a k c r e ë r e n ] Klik op de map die van toepassing is op de bewerking die u wilt uitvoeren. Voor meer informatie over het openen van een taak, zie Taken openen die in de [ M a p ] zijn opgeslagen, p. 52 en Een taak zoeken, p. 53. Voor meer informatie over het aanmaken van een nieuwe taak, zie Taken voorbereiden, p. 47. 2. [ Z o e k e n ] - t a b b l a d U kunt zoekvoorwaarden opgeven als u taken zoekt. De zoekresultaten worden in de takenlijst weergegeven. 3. [ M a p ] - t a b b l a d De map waarin de taken worden opgeslagen wordt weergegeven. Als er een map is geselecteerd, worden de taken van de map in de takenlijst weergegeven. De bovenste map is de gegevensmap die is ingesteld tijdens de installatie van deze applicatie. De locatie van deze map kan in de systeeminstellingen worden gewijzigd. Voor meer informatie over het configureren van systeeminstellingen, zie Voorkeuren instellen, p. 143. 4. M a p p e n c r e ë r e n , v e r p la a t s e n , k o p i ë r e n , h e r b e n o e m e n e n v e r w i j d e r e n Selecteer een map en klik vervolgens op [Nieuw aan maken], [Kopiëren ], [ N a a m w i j z i g e n ] of [V e rw ijd e r e n ].
[Verplaatsen ],
5. [ E i g e n s c h a p p e n ] - t a b b l a d Als een taak is geselecteerd, wordt de bestandsnaam, het bestandstype, het formaat en de aanmaakdatum, etc., van de taak hier weergegeven. 6. [ V o o r b e e ld ] - t a b b la d Als een taak wordt geselecteerd, zal er een afdrukvoorbeeld van worden weergegeven. Als er één taak wordt geselecteerd, zal het afdrukvoorbeeld de eerste pagina van de taak weergeven. Als er meerdere taken worden geselecteerd, zal het voorbeeld de eerste pagina van de laatst geselecteerde taak weergeven.
51
3 Taken voorbereiden
7. T a k e n l i j s t Hier wordt een overzicht van taken in een map of het resultaat van een zoekopdracht weergegeven. Als u een taak wilt openen, selecteer de taak dan uit deze lijst. Door op de pictogrammen in het gebied linksonder in de lijst te klikken, kunt u schakelen tussen miniatuur-, pictogram- en lijstweergave. 8. T a k e n v e r p l a a t s e n , k o p ië r e n , h e r b e n o e m e n e n v e r w i jd e r e n Selecteer een taak uit de takenlijst en klik vervolgens op [ N a a m w ij z ig e n ] of [Verwijde ren].
3
[Ve rplaatsen],
[Kopiëren],
Om een taak te verplaatsen, kunt u deze ook slepen naar een map van uw keuze. Om een taak te kopiëren, kunt u deze ook slepen naar een map van uw keuze terwijl u de [ C T R L ] toets ingedrukt houdt. 9. [ O p n i e u w a f d r u k k e n ] - k n o p Alleen beschikbaar voor taken die de bestandsindeling RJF hebben en al zijn uitgevoerd. De taak wordt opnieuw afgedrukt volgens de afdrukvoorwaarden en -methode. 10. [ T a k e n li j s t w e e r g e v e n ] - k n o p Schakelt tussen het taakbeheerscherm en het bewerkingsscherm voor de taak die op dit moment is geopend. 11. [ V e r n i e u w e n ] - k n o p Werkt de takenlijst en de mappen-/bestandslijst bij met de meest actuele informatie. De toets is niet beschikbaar als er zoekresultaten worden weergegeven.
Ga als volgt te werk wanneer taken in JDF-indeling die zijn gecreëerd met een andere applicatie worden verplaatst, gekopieerd of verwijderd: • Taken in JDF-indeling worden opgeslagen in de doelmap in overeenstemming met het opslagproces van dit product. Voor meer informatie over het opslagproces, zie Uitvoerinstellingen, p. 111. • De PDF-bestanden die zijn gekoppeld aan het JDF-bestand worden niet verwijderd uit de map waarin de PDF-bestanden oorspronkelijk zijn opgeslagen, zelfs niet wanneer taken worden verplaatst of verwijderd. Taken openen die in de [ M a p ] zijn opgeslagen Gebruik de volgende procedure om een taak te openen die in de [ M a p ] is opgeslagen. 1. Klik in het scherm [ T a a k b e h e e r ] op het tabblad [ M a p ] .
52
Een taak zoeken
3 2. Selecteer de map waarin de taak is opgeslagen. 3. Selecteer in de takenlijst de taak die u wilt openen. 4. Klik op [ O p e n e n ] . Als u een taakbestand selecteert dat met een wachtwoord is beveiligd, dient u het wachtwoord in te voeren. Het taakbewerkingsscherm wordt geopend. Een taak zoeken Volg de volgende procedure om naar een taak te zoeken. 1. Klik in het scherm [ T a a k b e h e e r ] op het tabblad [ Z o e k e n ] .
2. Voer de zoekvoorwaarden in en klik vervolgens op [ Z o e k e n ] . 3. Selecteer een taak in de lijst met zoekresultaten. 4. Klik op [ O p e n e n ] . Als u een taakbestand selecteert dat met een wachtwoord is beveiligd, dient u het wachtwoord in te voeren. Het taakbewerkingsscherm wordt geopend. 53
3 Taken voorbereiden
Eigenschappen voor de taak instellen Als u een opgeslagen taak opent, wordt het scherm [ T a a k e i g e n s c h a p p e n ] weergegeven. U kunt vereiste informatie over de taak invoeren, zoals de klantnaam en speciale instructies.
3
U kunt instellen of u het scherm [ T a a k e i g e n s c h a p p e n ] wilt weergeven. De instelling kan worden gewijzigd op het scherm [ V o o r k e u r e n ] . Voor meer informatie, zie Voorkeuren instellen, p. 143.
54
4 . Taken bewerken •Paginalay-outs wijzigen •Originelen bewerken •Papier en opmaak-/afwerkinstellingen •Uitvoerinstellingen In dit hoofdstuk wordt het bewerken van taken uitgelegd. Bewerkingsfuncties die mogelijk zijn bij gecreëerde taken zijn onder andere: paginaopmaak wijzigen, originele pagina's bewerken, papier wijzigen, inbinden en andere afdrukinstellingen.
Paginalay-outs w ijzigen Het is mogelijk de opmaak van de pagina's van een document te veranderen. Klik op het taakbewerkingsscherm op [ P a g in a v o l g o r d e b e w e r k e n / L a y - o u t ] en verander dan de paginaopmaak via het scherm dat wordt weergegeven (zie hieronder).
4
1. W e r k b a l k U kunt de knoppen die hier worden weergegeven gebruiken om veranderingen in het document aan te brengen. Klik op het pictogram [ O n g e d a a n m a k e n ] of [ O p n i e u w ] -knop om een wijziging die op dit scherm is uitgevoerd ongedaan te maken of opnieuw uit te te voeren. 2. I n s t e ll i n g e n g e b i e d Als u op een functieknop op de werkbalk klikt, worden de instellingen voor die functie hier weergegeven. 3. P a g i n a l i j s t De instellingen voor elke pagina worden hier weergegeven en dit zijn de volgende: • Hoofdstuk, paginanummer • Origineeltype (
[O b je c t-PDF ]/
[Af b e e ld in g -PDF])
55
4 Taken bewerken
• Kleur/zwart-wit (
[K le ur ]/
[Gr ijstin t]/
[Zw a rt-w it])
• Formaat origineel U kunt de weergave van de paginalijst in- en uitschakelen door op [ P a g i n a li j s t s l u i t e n ] / [ P a g i n a li j s t o p e n e n ] te klikken. 4. W e e r g e v e n Documentpagina's worden hier weergegeven als een lijst met miniatuurweergaven of als pictogrammen. 5. W e e r g a v e w ij z ig e n Klik hierop om te schakelen tussen miniatuurweergave en pictogrammen. 6. V e r g r o t e n / v e r k l e i n e n a a n p a s s e n Het formaat van de miniatuurweergave of pictogrammen kan verkleind of vergroot worden.
4
7. [ V e r g r o t e n ] / [ M i n i a t u u r w e e r g a v e ] - k n o p Gebruik deze toets om te schakelen tussen de weergave van één pagina en gehele weergave. 8. V e n s t e r s p l i t s e n ( v o l le d i g s c h e r m / v e r t ic a a l s p l i t s e n / h o r i z o n t a a l s p li t s e n ) U kunt het weergavegebied ook splitsen. Bij grote documenten die uit veel pagina's bestaan, kunt u met een gesplitst venster de pagina's effectiever bewerken en organiseren. Functies van het [ P a g . v o l g . b e w / L a y - o u t ] -scherm: • Pagina's verplaatsen/kopiëren/verwijderen • Blanco pagina's invoegen • Andere documenten invoegen • Hoofdstukken instellen (hoofdstukeindes invoegen, hoofdstuknamen/-pagina's wijzigen, hoofdstukken verwijderen) • Het gebruik van andere programma's met deze applicatie
Afgezien van de werkbalk, kunt u ook via het [ B e w e r k e n ] -menu en door op uw rechter muisknop te klikken bij de functies van het [ P a g . v o l g . b e w / L a y - o u t ] -scherm komen. Pagina's verplaatsen/kopiëren/verwijderen U kunt een pagina verveelvoudigen en deze aan een document toevoegen door deze te kopiëren en u kunt de volgorde van de pagina's wijzigen door ze eenvoudigweg te verplaatsen. U kunt tevens ongewenste pagina's verwijderen. Deze functies kunnen worden uitgevoerd via de items op het scherm zoals is aangegeven in de illustratie hieronder. Merk op dat deze uitleg alleen over het algemeen gebruik van het instellingengebied gaat. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
56
Blanco pagina's invoegen
1.
, d e [Pa g in a ve rp la atse n ]-kn o p Klik hierop om een pagina te verplaatsen of de volgorde van de pagina's te wijzigen.
2.
, de [Pa g in a k o pië r e n ]-k n o p Klik hierop om een pagina te kopiëren.
3.
4
, d e [Pa g in a ve rw ijd e r e n ]-kn o p Klik hierop om een pagina te verwijderen.
4. I n s t e ll i n g e n g e b i e d Als u op , de [ P a g i n a v e r p la a t s e n ] -knop , de [ P a g in a k o p i ë r e n ] -knop of , de [ P a g i n a v e r w ij d e r e n ] -knop, klikt, worden de instellingen voor die functie hier weergegeven. Geef de instellingen op en klik op [ T o e p a s s e n ] .
• U kunt pagina's verplaatsen of kopiëren door ze te verslepen en neer te zetten op de paginalijst of weergave. Sleep een pagina en zet deze neer waarbij u de [ C t r l] -toets ingedrukt houdt als u een pagina wilt kopiëren. • U kunt pagina's verwijderen met de [ V e r w ij d e r e n ] -knop. Blanco pagina's invoegen Als u het aantal pagina's in uw document moet verhogen (bijvoorbeeld omdat u het als boekje wilt afdrukken), kunt u opgeven dat er blanco pagina's moeten worden ingevoegd. Deze functie kan worden uitgevoerd met de items op het scherm zoals is aangegeven in de illustratie hieronder. Merk op dat deze uitleg alleen over het algemeen gebruik van het instellingengebied gaat. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
57
4 Taken bewerken
1.
, de [Blan co pagin a in voege n]-kn op Klik hierop om een blanco pagina in te voegen.
2. I n s t e ll i n g e n g e b i e d Als u op , de [ B l a n c o p a g in a i n v o e g e n ] -knop, klikt, worden de instellingen voor het invoegen van blanco pagina's hier weergegeven.
4
Geef de instellingen op en klik op [ T o e p a s s e n ] . Andere documenten invoegen U kunt tijdens het bewerken een ander document invoegen. Ingescande documenten, elektronische bestanden en documenten die zijn opgeslagen in taken kunnen gecombineerd worden tot één enkele taak. Deze functie kan worden uitgevoerd met de items op het scherm zoals is aangegeven in de illustratie hieronder. Merk op dat deze uitleg alleen over het algemeen gebruik van het instellingengebied gaat. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
1.
, d e [O r igin e e l do c ume n t in vo e g e n ]-kn o p Klik hierop om een ander document in de taak die nu wordt bewerkt, in te voegen.
2. I n s t e ll i n g e n g e b i e d Als u op , de [ O r ig i n e e l d o c u m e n t i n v o e g e n ] -knop, klikt, worden de instellingen voor het invoegen van documenten hier weergegeven. Geef de instellingen op en klik op [ T o e p a s s e n ] . 3. [ T o e p a s s e n ] - k n o p
58
Hoofdstukken bewerken
Als u hierop klikt, wordt het scherm [ Be s t a n d s e le c t e r e n / i n v o e r g e g e v e n s ] weergegeven. Op dit scherm kunt u de documentbestanden toevoegen die u wilt invoegen.
4 1) Klik op [ U i t b e s t a a n d e t a a k b e s t a n d e n s e l e c t e r e n ] of op [ U i t o r ig i n e l e b e s t a n d e n s e le c t e r e n ] en selecteer vervolgens een bestand. U kunt ook op [ U it s c a n g e g e v e n s s e le c t e r e n ] klikken, een origineel scannen en vervolgens het gescande document selecteren. 2) Klik op [ B e s t a n d t o e v o e g e n ] om het document toe te voegen dat u wilt invoegen. 3) Klik op [ O K ] .
Wanneer u PDF- of TIFF-bestanden (met ondersteuning voor meerdere pagina's) invoegt, kunt u op de [ P a g i n a b e r e i k ] -cel klikken en het paginabereik invoeren dat u wilt invoegen in de taak. U kunt ook meerdere paginabereiken opgeven. U kunt deze opgeven in omgekeerde volgorde of met overlappende paginabereiken (bijvoorbeeld 2-4,18-2.) Hoofdstukken bewerken U kunt structuur in een document aanbrengen door hoofdstukken in te stellen. Door het instellen van hoofdstukken wordt het instellen en afdrukken van paginanummers, kop- en voetteksten effectiever en wordt het mogelijk om scheidingsvellen en tabbladen in te voegen. Hoofdstukken aanmaken ([Hoofdstuk aanmaken])
Het is mogelijk de pagina's van een taak op te delen in meerdere hoofdstukken (hoofdstukken creëren). Deze functie kan worden uitgevoerd met de items op het scherm zoals is aangegeven in de illustratie hieronder. Merk op dat deze uitleg alleen over het algemeen gebruik van het instellingengebied gaat. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
59
4 Taken bewerken
1.
, de [Hoofdstuk aan maken ]-kn op Klik hierop om een hoofdstuk te creëren.
2. I n s t e ll i n g e n g e b i e d Als u op , de [ H o o f d s t u k a a n m a k e n ] -knop, klikt, worden de instellingen voor het invoegen van documenten hier weergegeven.
4
Geef de instellingen op en klik op [ T o e p a s s e n ] .
Direct na het creëren van een taak worden alle pagina's als Hoofdstuk 1 ingesteld. Een hoofdstuknaam of pagina wijzigen (Hoofdstuk bewerken)
De naam en het aantal pagina's van een bestaand hoofdstuk kunnen bewerkt worden. Deze functie kan worden uitgevoerd met de items op het scherm zoals is aangegeven in de illustratie hieronder. Merk op dat deze uitleg alleen over het algemeen gebruik van het instellingengebied gaat. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
1.
, de [Hoofdstuk bewerken ]-kn op Klik hierop om een hoofdstuk te creëren.
2. I n s t e ll i n g e n g e b i e d Als u op , de [ H o o f d s t u k b e w e r k e n ] -knop, klikt, worden de instellingen voor het bewerken van hoofdstukken hier weergegeven. Geef de instellingen op en klik op [ T o e p a s s e n ] .
60
Hoofdstukinstellingen ongedaan maken ([Hoofdstuk verwijderen])
Hoofdstukinstellingen ongedaan maken ([Hoofdstuk verwijderen])
Het is mogelijk om hoofdstukinstellingen ongedaan te maken. Deze functie kan worden uitgevoerd met de items op het scherm zoals is aangegeven in de illustratie hieronder. Merk op dat deze uitleg alleen over het algemeen gebruik van het instellingengebied gaat. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
4 1.
, de [Hoofdstuk an n uleren ]-kn op Klik hierop om een hoofdstuk te annuleren.
2. I n s t e ll i n g e n g e b i e d Als u op , de [ H o o f d s t u k a n n u l e r e n ] -knop klikt, worden de instellingen voor het ongedaan maken van het hoofdstuk hier weergegeven. Geef de instellingen op en klik op [ T o e p a s s e n ] .
Alle pagina's die aan een verwijderd hoofdstuk waren toegewezen, worden aan het voorafgaande hoofdstuk toegevoegd. Andere programma's met deze toepassing gebruiken U kunt een extern programma gebruiken om afbeeldingdocumenten te bewerken, de documenten van een gehele taak te bewerken (PDF-bewerking) en afdrukvoorbeelden te bekijken. In dit onderdeel worden de beperkingen toegelicht bij het gebruik van een extern programma in combinatie met deze applicatie voor het bewerken van taken en documenten.
Programma's die met deze applicatie worden gebruikt, dienen vooraf te worden geregistreerd. Voor meer informatie over de registratiemethode en over welke programma's gebruikt kunnen worden, zie Externe toepassingen registreren, p. 136. Een ander programma gebruiken voor het bewerken van afbeeldingen
U kunt een ander programma gebruiken voor het bewerken van documentpagina's waarvan het oorspronkelijke type Afbeelding-PDF is ( ).
61
4 Taken bewerken
• Als afbeeldingen in een ander programma worden bewerkt, gebruik dan de functie [ O p s la a n ] en niet de functie [ O p s la a n a l s . . . ] . Als u de functie [ O p s la a n ] niet gebruikt, worden wijzigingen in deze toepassing niet weergegeven. • Er zijn echter een aantal beperkingen waar u rekening mee moet houden als u een afbeeldingspagina in een ander programma bewerkt. Zie voor meer informatie Beperkingen bij het uitvoeren van bewerkingen in andere programma's, p. 64. Deze functie kan worden uitgevoerd met de items op het scherm zoals is aangegeven in de illustratie hieronder. Klik voor informatie over een specifieke instelling op -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven.
4
1.
, d e [O r igin e le af b e e ld in g b e we r k e n ]-kn o p Klik hierop om de afbeelding met een ander programma te bewerken.
2. I n s t e ll i n g e n g e b i e d Als u op , de [ O r ig i n e le a f b e e ld i n g b e w e r k e n ] -knop, klikt, zal hier een invoervenster voor het selecteren van de doelpagina worden weergegeven. Selecteer de pagina die u wilt bewerken en klik op [ T o e p a s s e n ] . 3. [ T o e p a s s e n ] - k n o p Het andere programma start als u hierop klikt. Als u de afbeelding met het andere programma heeft bewerkt, sla de afbeelding dan op en klik in het scherm [ E x t e r n p r o g r a m m a u it v o e r e n ] op [ R e s u l t . w r g . ] .
Als u per ongeluk op [ R e s u l t . w r g . ] of [ A n n u l e r e n ] klikt zonder de afbeelding op te slaan en u wilt de bewerkingen opnieuw uitvoeren, dient u eerst het andere programma te sluiten. Als u het andere programma hebt gesloten, klik dan op , de [ O r i g i n e l e a f b e e l d i n g b e w e r k e n ] -knop om het andere programma weer te openen. Bewerk de afbeelding en sla deze op en pas vervolgens de resultaten toe. Bewerk de PDF van een gehele taak met behulp van een ander programma
U kunt de gehele inhoud van een taak als een enkele PDF in een ander programma bewerken.
62
Een preflight-controle uitvoeren met behulp van een ander programma
• Als u een PDF-bestand in een ander programma bewerkt, gebruik dan de functie [ O p s l a a n ] en niet de functie [ O p s l a a n a l s . . . ] . Als u de functie [ O p s l a a n ] niet gebruikt, worden wijzigingen in deze toepassing niet weergegeven. • Er zijn echter een aantal beperkingen waar u rekening mee moet houden als u een PDF in een ander programma bewerkt. Zie voor meer informatie Beperkingen bij het uitvoeren van bewerkingen in andere programma's, p. 64. Deze functie kan worden uitgevoerd via het item op het scherm dat wordt aangegeven in de illustratie hieronder.
4 1. [ P D F b e w e r k e n ] Klik hierop om de gehele taak als een PDF in een ander programma te bewerken. Als u hierop klikt, worden alle pagina's van de taak in één PDF-bestand gecombineerd en geopend. Als u klaar bent met het bewerken van het PDF-bestand, gebruik dan de functie [ O p s l a a n ] in het programma en klik op [ R e s u l t . w r g . ] op het scherm [ E x t e r n p r o g r a m m a u i t v o e r e n ] .
Als u per ongeluk op [ R e s u l t . w r g . ] of [ A n n u l e r e n ] klikt zonder het PDF-bestand op te slaan en u wilt de bewerkingen opnieuw uitvoeren, dient u eerst het andere programma te sluiten. Nadat u het andere programma heeft gesloten, volgt u deze stappen: klik op [ P D F b e w e r k e n ] om het andere programma opnieuw te openen, bewerk het PDF-bestand, sla dit op en pas vervolgens de resultaten toe. Een preflight-controle uitvoeren met behulp van een ander programma
Een preflight is een proces om fouten of andere problemen op te sporen voordat een document wordt afgedrukt. Met deze applicatie worden alle pagina's van een taak opgeslagen als één PDF-bestand voor een preflightcontrole.
• Als u een preflight-controleprogramma gebruikt, gebruik dan de functie [ O p s l a a n ] en niet de functie [ O p s l a a n a l s . . . ] . Als u de functie [ O p s l a a n ] niet gebruikt, worden wijzigingen in deze toepassing niet weergegeven. • Er zijn echter een aantal beperkingen waar u rekening mee moet houden als u de preflight met een ander programma uitvoert. Zie voor meer informatie Beperkingen bij het uitvoeren van bewerkingen in andere programma's, p. 64. Deze functie kan worden uitgevoerd via het item op het scherm dat wordt aangegeven in de illustratie hieronder.
63
4 Taken bewerken
1. [ P r e f li g h t ] Klik hierop om een preflightcontrole in een ander programma uit te voeren. Als u hierop klikt, worden alle pagina's van de taak in één PDF-bestand gecombineerd en geopend.
4
Als u de preflight-controle en de bewerking van het PDF-bestand voltooid heeft, klik dan op de functie [ O p s l a a n ] in het programma en klik op [ R e s u lt . w r g . ] in het scherm [ E x t e r n p r o g r a m m a uitvoeren ].
Als u per ongeluk op [ R e s u l t . w r g . ] of [ A n n u l e r e n ] klikt zonder op te slaan en u wilt de preflightcontrole opnieuw uitvoeren, dient u eerst het andere programma te sluiten. Nadat u het andere programma heeft gesloten, volgt u deze stappen: klik opnieuw op [ P r e f l i g h t ] om het andere programma te openen, voer de preflight-controle uit, sla het document op en pas vervolgens de resultaten toe. Beperkingen bij het uitvoeren van bewerkingen in andere programma's
De volgende beperkingen zijn van toepassing als u een ander programma gebruikt om een document te bewerken: Algemen e beperkingen De volgende bewerkingen die op het scherm [ O r i g i n e e l b e w e r k e n ] en het [ P a p . / O p m k / A f w ] -scherm worden uitgevoerd, worden niet weergegeven en kunnen niet in een ander programma worden bewerkt: • [O p vulg e b ie d ] • [Tekst in voegen ] • [Afbee lding in voegen ] • [Pagin an ummerin g] • [Koptekst/voettekst] Be p e r k in g e n b ij h e t g e b r uik va n [O r ig in e le a f b e e ld in g b e w e r k e n ] • Andere afbeeldingsbewerkingprogramma's kunnen slechts één pagina tegelijkertijd bewerken. U kunt niet meerdere pagina's selecteren om tegelijkertijd te bewerken. • Als het afbeeldingsbestand een TIFF-afbeelding is, is het mogelijk om er pagina's aan toe te voegen in een afbeeldingsbewerkingprogramma. Er worden echter in deze applicatie alleen wijzigingen op de eerste pagina van het TIFF-bestand toegepast. Wijzigingen op de daarna volgende pagina's worden genegeerd. Be p e r k in g e n b ij h e t g e b r uik va n [PDF b e w e r ke n] e n [Pre f lig h t]
64
Originelen bewerken
• Nadat bewerkingen zijn toegepast, kunnen pagina's waarvan het oorspronkelijke type AfbeeldingPDF was, veranderen in Object-PDF. Als dit gebeurt, kunnen afbeeldingsbewerkingen niet langer worden toegepast, zelfs als dit bestand oorspronkelijk een afbeelding was. • Pas geen beveiligingsinstellingen, zoals wachtwoorden en verificatie-instellingen, op het PDF-bestand toe. Deze wijzigingen kunnen niet in deze applicatie toegepast worden.
Originele n bewe rke n Er kunnen veel soorten bewerkingen uitgevoerd worden op gescande afbeeldingen van papieren documenten, zoals afbeeldingen corrigeren, pagina's draaien, paginaformaat wijzigen, tekst en afbeeldingen invoegen en bepaalde gebieden opvullen. Tevens kunt u met de volgende functies de bewerkingen efficiënter uitvoeren: • Meerdere pagina's bewerken/Eén pagina bewerken U kunt bewerkingen op meerdere pagina's tegelijk toepassen, of op één pagina zodat u het resultaat van elke bewerking kunt controleren. Voor meer informatie, zie Bewerkingen op meerdere pagina's toepassen, p. 77.
4
• Registratie van afbeeldingsoverlays Het is mogelijk om gecreëerde objecten (tekst, afbeeldingen, opvullingen) als overlay op te slaan en vervolgens dit afbeeldingsoverlay in andere taken te gebruiken. Voor meer informatie, zie Afbeeldingsoverlays registreren en toepassen, p. 80. Paginabewerking wordt in het volgende scherm gedaan, die u kunt laten weergeven door op de [ O r i g i n e e l b e w e r k e n ] -toets te klikken op het taakbewerkingsscherm.
1. W e r k b a l k In dit gebied staan de functieknoppen voor het bewerken van pagina's. Als u op , de [ O n g e d a a n m a k e n ] -knop, of king ongedaan maken of opnieuw uitvoeren.
, de [ O p n i e u w ] -knop klikt, kunt u een bewer-
65
4 Taken bewerken
2. I n s t e ll i n g e n g e b i e d Als u op een functieknop op de werkbalk klikt, worden de instellingen voor die functie hier weergegeven. U kunt de positie en het formaat van een rand of referentielijn met de muis verplaatsen. 3. M i n ia t u u r w e e r g a v e De pagina's van het document worden als miniatuurafbeeldingen in een lijst weergegeven. Selecteer de miniatuur van een pagina die u wilt bewerken. De volgende pictogrammen worden op elke miniatuur weergegeven: , he t [Wee rgeven]-pictogram Dit geeft aan dat dit de huidige pagina in de Weergave is.
4
, he t [Object-PDF]-pictogram, of
, h et [Afbeeldings-PDF]-pictogram
Geeft het documenttype aan (PDF/Afbeelding). , he t [Al gewijzigd]-pictogram Geeft aan welke pagina's voltooid zijn bij gebruik van een proces voor meerdere pagina's. 4. W e e r g e v e n In dit gebied wordt de geselecteerde pagina weergegeven. Alle bewerkingen worden in het weergavegebied gedaan. 5. P a g i n a o m s l a a n Klik hierop of voer een paginanummer in om een pagina weer te geven die u wilt bewerken. 6. V e r g r o t e n / v e r k l e i n e n Vergroot of verklein de weergave van een geselecteerde pagina. 7. [ V e r p l a a t s e n ] - k n o p Als de paginaweergave is vergroot, kunt u het weergegeven gebied van de pagina verplaatsen en wijzigen. 8. [ S a m e n v o e g e n ] - k n o p Selecteer twee of meer pagina's en klik vervolgens op de [ S a m e n v o e g e n ] -knop om een voorbeeld van het resultaat te bekijken. Als u samengevoegde pagina's bekijkt, zijn sommige bewerkingsopties niet beschikbaar. Ga als volgt te werk om door te gaan met bewerken: klik opnieuw op de [ S a m e n v o e g e n ] -knop om het weergavevenster te sluiten. 9. R a s t e r w e e r g a v e ( m e t b e w e r k i n g s l ij n e n ) Klik op , de [ R a s t e r ] -knop, om de rasterweergave in of uit te schakelen. U kunt ook de afmetingen en de kleur van het raster wijzigen. Be w e r k in g e n d ie u o p [O r ig in e e l b e w e r k e n ] kun t uitvo e re n • Scheve pagina's rechtzetten* • Ruis (ongewenste stippen of markeringen) uit een document verwijderen* • Randen om een document verwijderen ([[R a n d w i s s e n ] )*
66
Scheve pagina's rechtzetten
• Schaduw in het midden van een document verwijderen die veroorzaakt is door inbinden ([[M i d d e n w is s e n ] )* • Een bepaald gebied verplaatsen* • Pagina's draaien • Paginaformaten wijzigen • Bepaalde gebieden opvullen • Tekens invoegen ([[T e k s t i n v o e g e n ] ) • Afbeeldingen invoegen • Objecten bewerken (tekst, afbeeldingen, opvullingen) • Afbeeldingsoverlays registreren en bewerken * Deze functie is uitsluitend beschikbaar als het oorspronkelijke type Afbeelding-PDF is ( ). Voor meer informatie over beperkingen van functies met betrekking tot documenttypen, zie Beperkingen van bewerkingsfuncties voor documentpagina's, p. 155.
4
U krijgt toegang tot de bewerkingsfuncties op het scherm [ O r i g i n e e l b e w e r k e n ] via de werkbalk, vanuit het [ B e w e r k e n ] -menu en via het menu als u op uw rechter muisknop klikt. Muisbe w e r k in g e n o p h e t [O r ig in e e l b e w e r ke n]-sc h e rm Als u een functie gebruikt waarbij u het bewerkingsgebied met een beginpunt en eindpunt opgeeft (in Xen Y-coördinaten), kunt u het gebied ook opgeven door met de muis te bewegen. Daarnaast kunt u met de muis ook de volgende bewerkingen op het gebied uitvoeren: • Het gebied verplaatsen Beweeg de cursor met de muis binnen de grenzen van het gebied, zodat de cursor verandert in om het te verplaatsen.
. Sleep het gebied vervolgens met de muis
Als u de [ G e b i e d v e r p l a a t s e n ] -functie gebruikt, sleep bied te verplaatsen.
om het ge-
• De afmetingen van het gebied wijzigen Beweeg de cursor met de muis over een bepaald punt ( tiegebied en sleep dan
) in het selec-
om het formaat te wijzigen.
Scheve pagina's rechtzetten Met deze functie kunt u pagina's rechtzetten die scheef zijn gescand.
67
4 Taken bewerken
4
• Het rechtzetten van scheve documenten is uitsluitend mogelijk als de oorspronkelijke indeling Afbeelding-PDF is ( ). Daarnaast is het automatisch rechtzetten uitsluitend mogelijk als de kleurmodus van het document zwart-wit is (1 bit)( ). • Als u andere bewerkingen op een rechtgezet document uitvoert en u voert dan de bewerking Rechtzetten opnieuw uit, kan de afbeeldingskwaliteit achteruitgaan. (Als u het document alleen rechtzet, zal de afbeeldingskwaliteit niet achteruitgaan ongeacht hoe vaak u de bewerking Rechtzetten uitvoert.) Deze functie kan worden uitgevoerd met de items op het scherm zoals is aangegeven in de illustratie hieronder. Merk op dat deze uitleg alleen over het algemeen gebruik van het instellingengebied gaat. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
1.
, de [R ech tz etten]-kn op Klik hierop om de afwijking van de afbeelding aan te passen.
2. I n s t e ll i n g e n g e b i e d Als u op , de [ R e c h t z e t t e n ] -knop, klikt, worden de instellingen voor het aanpassen van de mate van verdraaiing van het document hier weergegeven. Selecteer in het miniatuurgebied de pagina die u wilt rechtzetten, geef de instellingen op en klik op [Toepassen].
Als u de afwijking handmatig rechtzet, worden er referentielijnen op de pagina weergegeven. U kunt deze referentielijnen met de muis verplaatsen. U kunt ook een punt ( ) op de referentielijn zetten waardoor u de verdraaiing zelf kunt corrigeren.
68
Ruis van documenten verwijderen
4
Ruis van documenten verwijderen Als u documenten of figuren scant, verschijnt er vaak ruis (ongewenste stippen of markeringen) op de afbeelding. Met deze functie kunt u deze ruis verwijderen.
• Ruis van documenten verwijderen is uitsluitend mogelijk als het oorspronkelijke type Afbeelding-PDF is ( ) en alleen als de kleurmodus van het document zwart-wit (1 bit) is ( ). • Het kan voorkomen dat leestekens zoals punten (.), dubbele punten (:), puntkomma's (;), komma's (,), apostrofs (’) en vergelijkbare symbolen of letters van de afbeelding worden verwijderd. Klik in dat geval op om de bewerking ongedaan te maken, het verwijderingsgebied en -niveau aan te passen en opnieuw ruis te verwijderen. Deze functie kan worden uitgevoerd met de items op het scherm zoals is aangegeven in de illustratie hieronder.
69
4 Taken bewerken
Merk op dat deze uitleg alleen over het algemeen gebruik van het instellingengebied gaat. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
1.
4
, d e [R uiso nd e r d ruk k in g ]-k n op Klik hierop om ruis te verwijderen.
2. I n s t e ll i n g e n g e b i e d Als u op , de [ R u i s o n d e r d r u k k i n g ] -knop, klikt, worden de instellingen voor het verwijderen van ruis hier weergegeven. Selecteer in het miniatuurgebied de pagina waarvan u de ruis wilt verwijderen, geef de instellingen op en klik op [ T o e p a s s e n ] . Randschaduwen van documenten verwijderen ([rand wissen]) Met deze functie kunt u de schaduwen verwijderen die langs de randen van gescande documenten ontstaan.
Schaduwen langs een rand verwijderen is uitsluitend mogelijk als het oorspronkelijke type AfbeeldingPDF is ( ). Deze functie kan worden uitgevoerd met de items op het scherm zoals is aangegeven in de illustratie hieronder. Let op dat deze uitleg alleen over het algemeen gebruik van het instellingengebied gaat. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
70
Schaduwen in het midden verwijderen bij een boek ([midden wissen])
1.
, de [R an d wissen ]-kn op Klik hierop om randen te wissen.
2. I n s t e ll i n g e n g e b i e d Als u op , de [ R a n d w is s e n ] -knop, klikt, worden de instellingen voor het wissen van randen hier weergegeven.
4
Selecteer in het miniatuurgebied de pagina waarvan u de randen wilt wissen, geef de instellingen op en klik op [ T o e p a s s e n ] . Schaduwen in het midden verwijderen bij een boek ([midden wissen]) Met deze functie kunt u de schaduw verwijderen die in het midden van afbeeldingen ontstaat als u een open boek scant.
Het wissen van schaduwen in het midden is uitsluitend mogelijk als het oorspronkelijke type AfbeeldingPDF is ( ). Deze functie kan worden uitgevoerd met de items op het scherm zoals is aangegeven in de illustratie hieronder. Merk op dat deze uitleg alleen over het algemeen gebruik van het instellingengebied gaat. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
71
4 Taken bewerken
1.
, d e [M id d e n wisse n ] k n o p Klik hierop om de middenlijn te wissen.
2. I n s t e ll i n g e n g e b i e d
4
Als u op , de [ M i d d e n w i s s e n ] -knop, klikt, worden de instellingen voor het wissen van lijnen in het midden hier weergegeven. Selecteer in het miniatuurgebied de pagina waarvan u de randen wilt wissen, geef de instellingen op en klik op [ T o e p a s s e n ] . Een geselecteerd gebied verplaatsen Met deze functie kunt u een gebied van een pagina-afbeelding selecteren en verplaatsen.
Het verplaatsen van een gebied is uitsluitend mogelijk als het oorspronkelijke type Afbeelding-PDF is ( ). Deze functie kan worden uitgevoerd met de items op het scherm zoals is aangegeven in de illustratie hieronder. Merk op dat deze uitleg alleen over het algemeen gebruik van het instellingengebied gaat. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
72
Pagina's draaien
1.
, d e [G e b ie d ve rp la a tse n ]-k no p Klik hierop om een gebied te verplaatsen.
2. I n s t e ll i n g e n g e b i e d Als u op , de [ G e b i e d v e r p l a a t s e n ] -knop, klikt, worden alle instellingen voor het verplaatsen van een gebied hier weergegeven.
4
Selecteer in het miniatuurgebied de pagina met het gebied dat u wilt verplaatsen, geef de instellingen op en klik op [ T o e p a s s e n ] . Pagina's draaien Gebruik deze functie als pagina's van een origineel in de verkeerde richting zijn gescand. Met deze functie kunt u de pagina's in de juiste richting draaien. Deze functie kan worden uitgevoerd met de items op het scherm zoals is aangegeven in de illustratie hieronder. Merk op dat deze uitleg alleen over het algemeen gebruik van het instellingengebied gaat. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
1.
, de [Draaien]-knop Klik hierop om een pagina te draaien.
2. I n s t e ll i n g e n g e b i e d Als u op , de [ D r a a i e n ] -knop, klikt, worden de instellingen voor het draaien van de pagina hier weergegeven. Selecteer in het miniatuurgebied de pagina die u wilt draaien, geef de instellingen op en klik op [Toepassen].
73
4 Taken bewerken
Het formaat van pagina's wijzigen Als het paginaformaat van het origineel niet overeenkomt met het afgedrukte paginaformaat, kunt u het paginaformaat wijzigen zodat dit wel overeenkomt. Deze functie kan worden uitgevoerd met de items op het scherm zoals is aangegeven in de illustratie hieronder. Let op dat deze uitleg alleen over het algemeen gebruik van het instellingengebied gaat. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
4
1.
, de [V ergroten/V erklein en]-kn op Klik hierop om pagina's te verkleinen of te vergroten.
2. I n s t e ll i n g e n g e b i e d Als u op , de [ V e r g r o t e n / v e r k l e i n e n ] -knop, klikt, worden de instellingen voor het wijzigen van het paginaformaat hier weergegeven. Selecteer in het miniatuurgebied de pagina waarvan u het formaat wilt wijzigen, geef de instellingen op en klik op [ T o e p a s s e n ] .
Als u het paginaformaat vergroot, kan dit de afbeeldingskwaliteit verkleinen. Een specifiek aangegeven gebied opvullen Met deze functie kunt u de inhoud van een gebied verbergen door dit gebied met een effen kleur op te vullen. Deze functie kan worden uitgevoerd met de items op het scherm zoals is aangegeven in de illustratie hieronder. Merk op dat deze uitleg alleen over het algemeen gebruik van het instellingengebied gaat. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
74
Tekst invoegen
1.
, d e [G e b ie d vulle n ]-kn o p Klik hierop om een specifiek aangegeven gebied op te vullen.
2. I n s t e ll i n g e n g e b i e d Als u op , de [ G e b i e d v u ll e n ] -knop, klikt, worden de instellingen voor het vullen van een gebied hier weergegeven.
4
Selecteer in het miniatuurgebied de pagina met een gebied dat u wilt opvullen, geef de instellingen op en klik op [ T o e p a s s e n ] .
Indien nodig, kunt u een opgevuld gebied verwijderen, zijn eigenschappen wijzigen en zijn volgorde wijzigen (naar voren/naar achteren verplaatsen). Voor meer informatie, zie Objecten bewerken, p. 77. Tekst invoegen Met deze functie kunt u tekst plaatsen op een documentpagina op een plek naar keuze. Deze functie kan worden uitgevoerd met de items op het scherm zoals is aangegeven in de illustratie hieronder. Let op dat deze uitleg alleen over het algemeen gebruik van het instellingengebied gaat. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
1.
, de [Tekst in voegen]-kn op Klik hierop om tekst op een pagina in te voegen.
2. I n s t e ll i n g e n g e b i e d
75
4 Taken bewerken
Als u op , de [ T e k s t i n v o e g e n ] -knop, klikt, worden de instellingen voor het invoegen van tekst hier weergegeven. Selecteer in het miniatuurgebied de pagina waarop u de tekst wilt invoegen, geef de instellingen op en klik op [ T o e p a s s e n ] .
Indien nodig, kunt u een ingevoegde tekst verwijderen, zijn eigenschappen wijzigen en zijn volgorde wijzigen (naar voren/naar achteren verplaatsen). Voor meer informatie, zie Objecten bewerken, p. 77. Afbeeldingen invoegen
4
Met deze functie kunt u een afbeeldingsbestand plaatsen op een documentpagina op een plek naar keuze. Deze functie kan worden uitgevoerd met de items op het scherm zoals is aangegeven in de illustratie hieronder. Let op dat deze uitleg alleen over het algemeen gebruik van het instellingengebied gaat. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
1.
, d e [Af be e ld in g in vo e ge n]-k n o p Klik hierop om afbeeldingen op een pagina in te voegen.
2. I n s t e ll i n g e n g e b i e d Als u op , de [ A f b e e l d in g i n v o e g e n ] -knop, klikt, worden de instellingen voor het invoegen van afbeeldingen hier weergegeven. Selecteer in het miniatuurgebied de pagina waarop u de afbeelding wilt invoegen, geef de instellingen op en klik op [ T o e p a s s e n ] .
• Voor meer informatie over de soorten afbeeldingsbestanden die ingevoegd kunnen worden, zie Ondersteunde afbeeldingsindelingen en -afmetingen, p. 153. • Indien nodig, kunt u een ingevoegde afbeelding verwijderen, de eigenschappen ervan wijzigen en de volgorde ervan wijzigen (naar voren/naar achteren verplaatsen). Voor meer informatie, zie Objecten bewerken, p. 77.
76
Objecten bewerken
Objecten bewerken Nadat u objecten geplaatst heeft (tekst, afbeeldingen, opvullingen) op een documentpagina, kunt u ze verwijderen, hun eigenschappen wijzigen en hun volgorde wijzigen (naar voren/naar achteren verplaatsen). Deze functie kan worden uitgevoerd met de items op het scherm zoals is aangegeven in de illustratie hieronder. Merk op dat deze uitleg alleen over het algemeen gebruik van het instellingengebied gaat. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
4
1.
, d e [E d it O b je c t ]-k n o p Klik hierop om objecten te bewerken.
2. I n s t e ll i n g e n g e b i e d Als u op , de [ E d i t O b j e c t ] -knop, klikt, worden de instellingen voor het bewerken van objecten hier weergegeven. Selecteer in het miniatuurgebied de pagina waarvan u de objecten wilt bewerken, selecteer het object (opgevulde gebieden, ingevoegde tekst of afbeeldingen) die u wilt bewerken. Geef de instellingen op en klik op [ T o e p a s s e n ] . Bewerkingen op meerdere pagina's toepassen Bewerkingen die op het scherm [ O r ig i n e e l b e w e r k e n ] worden gemaakt, kunnen op meerdere pagina's in een taak worden toegepast. Er zijn twee manieren voor het toepassen van zulke wijzigingen: Alle g e se le c te e rd e p a g in a ' s Past dezelfde bewerkingen op elke geselecteerde pagina toe. Per pagina Past de bewerkingen op één geselecteerde pagina toe per keer, nadat u het resultaat van de wijzigingen heeft bevestigd. Instellingen kunnen voor elke pagina worden gewijzigd als de bewerkingen worden toegepast. 77
4 Taken bewerken
De volgende paragrafen lichten deze methoden toe. Bewerkingen op alle geselecteerde pagina's tegelijk toepassen
Gebruik de volgende stappen om bewerkingen op meerdere pagina's tegelijk toe te passen. (Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u klikt op de -knop.) 1. Klik op de werkbalk op de functie die u wilt uitvoeren. 2. Selecteer in het miniatuurgebied de pagina's waarop u de bewerkingen wilt toepassen.
4
3. Geef de instellingen in het instellingengebied op. 4. Selecteer [ A l l e g e s e l e c t e e r d e p a g in a ' s ] in de vervolgkeuzelijst [ T o e p a s s i n g s p a g i n a : ] .
5. Klik op [ T o e p a s s e n ] . Bewerkingen op één geselecteerde pagina per keer toepassen
Gebruik de volgende stappen om de bewerkingen op één pagina tegelijk toe te passen en om bewerkingen te controleren voordat u ze op een pagina toepast.
78
Bewerkingen op één geselecteerde pagina per keer toepassen
(Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u klikt op de -knop.) 1. Klik op de werkbalk op de functie die u wilt uitvoeren. 2. Selecteer in het miniatuurgebied de pagina's waarop u de bewerkingen wilt toepassen.
4
3. Geef de instellingen in het instellingengebied op. 4. Selecteer [ P e r p a g i n a ] in de vervolgkeuzelijst [ T o e p a s s i n g s p a g in a : ] .
5. Klik op [ S t a r t e n ] . 6. De bewerkingen worden weergegeven zoals ze op de pagina worden toegepast. Geef de pagina's op via de paginakiezer onderaan het scherm of onderaan het miniatuurgebied. 7. Bevestig of wijzig de opgegeven instellingen en klik op [ T o e p a s s e n ] . 8. Herhaal stap 6 en stap 7 om de bewerkingen op één pagina per keer toe te passen. 9. Klik om de bewerkingen af te ronden op [ S t o p p e n [ p e r p a g i n a ] ] . Als er pagina's zijn waarop u de bewerkingen nog niet heeft toegepast, klik dan op [ O K ] in het bevestigingsvenster.
79
4 Taken bewerken
Als u klaar bent met het toepassen van bewerkingen op alle geselecteerde pagina's, klik dan op [ S lu i t e n ] in het bevestigingsvenster om de procedure af te sluiten. Afbeeldingsoverlays registreren en toepassen Als u objecten (tekst, afbeeldingen, opvullingen) wilt gebruiken die u op dezelfde manier op een documentpagina heeft geplaatst als in een andere taak, kunt u de pagina registreren als een afbeeldingsoverlay. Met overlays kunt u eenvoudig vaak gebruikte objecten op documenten toepassen. Afbeeldingsoverlays registreren
Gebruik de volgende stappen om vaak gebruikte objecten als een afbeeldingsoverlay te registreren.
4
Deze functie kan worden uitgevoerd via het item op het scherm dat wordt aangegeven in de illustratie hieronder.
1. [ A f b e e l d i n g s o v e r l a y t o e v o e g e n ] Selecteer in het miniatuurgebied de pagina die u als een afbeeldingsoverlay wilt registreren en klik dan op deze button. Voer in het scherm [ A f b e e ld i n g s o v e r l a y t o e v o e g e n ] een naam in voor de afbeeldingsoverlay.
Op het scherm [ A f b e e l d i n g s o v e r l a y t o e v o e g e n ] kunt u de volgende bewerkingen uitvoeren: • Een naam opgeven voor een nieuwe afbeeldingsoverlay. • De naam van een geregistreerde afbeeldingsoverlay wijzigen. • Een geregistreerde afbeeldingsoverlay verwijderen.
80
Afbeeldingsoverlays toepassen
Afbeeldingsoverlays toepassen
In dit onderdeel wordt toegelicht hoe u vaak gebruikte objecten kunt plaatsen door een afbeeldingsoverlay toe te passen. Deze functie kan worden uitgevoerd via het item op het scherm dat wordt aangegeven in de illustratie hieronder. Merk op dat deze uitleg alleen over het algemeen gebruik van het instellingengebied gaat. Klik voor informatie over een specifieke instelling op -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven.
4
1.
, d e [Af be e ld in g so ve rla y to e p a sse n ]-kn o p Klik hierop om een afbeeldingsoverlay toe te passen.
2. I n s t e ll i n g e n g e b i e d Als u op , de [ A f b e e l d in g s o v e r l a y t o e p a s s e n ] -knop, klikt, worden de instellingen voor het toepassen van een afbeeldingsoverlay hier weergegeven. Selecteer in het miniatuurgebied de pagina waarop u de afbeeldingsoverlay wilt toepassen, geef de instellingen op en klik op [ T o e p a s s e n ] .
• Objecten die door de afbeeldingsoverlay worden toegevoegd, worden bovenop andere objecten op de documentpagina geplaatst. • Als u een object wilt toevoegen aan een documentpagina nadat u een afbeeldingsoverlay heeft toegepast, zal dat object bovenop andere objecten van de afbeeldingsoverlay worden geplaatst.
Papier en opmaak -/af w e rkinstellingen In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe u een taak opent en papier- en inbindinstellingen (opmaken en afwerken) configureert. U kunt miniatuurweergaven van het document met de toegepaste instellingen bekijken om de resultaten van de instellingen voor het afdrukken te bevestigen, waardoor misdrukken worden beperkt. Klik op het taakbewerkingsscherm op de [ P a p i e r / O p m a a k / A f w e r k e n ] -knop om het volgende scherm weer te geven waar u de instellingen kunt configureren.
81
4 Taken bewerken
1 . H e t s c h e r m Pa p i e r / o p m a a k / a f w e r k i n g
4
1. U i t z o n d e r i n g s i n s t e l l i n g e n Voor elk geselecteerd vel kunt u uitzonderingsinstellingen opgeven voor enkelzijdig/dubbelzijdig, kleur/zwart-wit en nieten. Als u op een functietoets klikt, worden de instellingen die bij die functie horen weergegeven. 2. V e l l ij s t De volgende items worden voor elk vel in een lijst weergegeven: • Hoofdstuk- en velnummer • Kleur/zwart-wit (
[Kleur]/
• Enkelzijdig/dubbelzijdig (
[Zwart-wit] [enkelzijdig]/
[dubbelzijdig]
• Papierformaat • Afwerking Als u op de [ V e ll i j s t s l u i t e n ] - / de [ V e ll i js t o p e n e n ] -knop klikt, kunt u de vellijst laten weergeven of verbergen. 3. W e e r g e v e n Vellen worden weergegeven als een lijst met miniatuurweergaven of pictogrammen. 4. W e e r g a v e w ij z ig e n U kunt de lijst laten weergeven in miniatuurweergaven of pictogrammen. Als u overschakelt naar de miniatuurweergave, kunt u de resultaten van de instellingen bevestigen die zijn opgegeven in het [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k in g ] -scherm. 5. P a p i e r s e l e c t i e g e b i e d ( U i t z o n d e r i n g s i n s t e l li n g e n ) U kunt de papierselectie voor een afzonderlijk vel opgeven. Met [ P a p i e r t y p e ( u i t z o n d e r i n g ) ] kunt u dit gebied weergeven of verbergen.
82
Opmaakinstellingen
6. V e r g r o t e n / v e r k l e i n e n a a n p a s s e n U kunt de miniatuurweergaven of pictogrammen die hier worden weergegeven voor de vellen vergroten of verkleinen. 7. [ V e r g r o t e n ] / [ M i n i a t u u r w e e r g a v e ] - k n o p U kunt schakelen tussen de miniatuurweergave en de weergave van een afzonderlijke pagina. Als u [ V e r g r o t e n ] selecteert, kunt u elke zijde van het vel controleren door op [ V o o r k a n t ] en [ A c h t e r k a n t ] te klikken. 8. V e n s t e r s p l i t s e n ( v o l le d i g s c h e r m / v e r t ic a a l s p l i t s e n / h o r i z o n t a a l s p li t s e n ) U kunt de weergave splitsen. Als u de weergave splitst, kunt u effectiever instellingen opgeven wanneer het om meer vellen gaat. 9. V e n s t e r m e t a l g e m e n e i n s t e l l i n g e n In dit venster kunt u de pagina-, opmaak- en afwerkinstellingen voor de gehele taak configureren. Als u op een instellingitembalk klikt, wordt het instellingenpaneel van dat item als een accordeon uitgetrokken. Geef de instellingen in het instellingengebied op en klik vervolgens op [ O K ] .
4
Als u op de [ P a p . / O p m k / A f w e r k . ] -toets klikt, kunt u de opmaak- en papierinstellingen voor de hele taak opgeven. Om instellingen op te geven voor het afdrukken op tabbladen, klikt u op de [ A f d r . i n s t e l l t a b b l . ] knop. Be w e r k in g e n d ie u o p h e t [Pa p ie r/o p maa k /a f w e r k in g ]-sc h e rm kun t uitvo e re n : • Opmaak- en papiertype-instellingen opgeven • Afwerkinstellingen opgeven • Paginanummers invoegen • Een koptekst en/of voettekst toevoegen • Kaften invoegen • Een pagina als hoofdstukeinde invoegen • Tabpapier invoegen • Tussenvoegvellen invoegen • Tabbladinstelling configureren • Afzonderlijke instellingen op opgegeven vellen toepassen
U krijgt toegang tot de instellingen via het [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k in g ] -scherm en vervolgens het [ B e w e r k e n ] -menu of het menu dat u krijgt door op uw rechter muisknop te klikken. Opmaakinstellingen U kunt de opmaakinstellingen voor alle pagina's van een taak configureren.
83
4 Taken bewerken
'Opmaak' gaat over het plaatsen van de pagina's, zodat ze zich in het uiteindelijke product op de juiste plaats bevinden. Het configureren van de opmaak kan de efficiëntie vergroten bij het afdrukken van meerdere pagina's. Ga als volgt te werk om opmaakinstellingen te configureren: 1. Klik op het [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] -scherm op [ O p m a a k / p a p ie r t y p e ] . 2. Geef op het [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - i n s t e l l i n g e n ] -scherm de instellingen op. Klik voor informatie over een specifieke instelling op te geven.
-knop om de ballonhulp op het scherm weer
4
1. O p m a a k t y p e U kunt kiezen uit Normaal, Miniboekje, Miniboekje dubbel, Tijdschrift, Tijdschrift dubbel, Snelheid en Dubbel. Om combineren, aangepast of herhalen op te geven selecteert u [ N o r m a a l ] . 2. I n s t e ll i n g e n v o o r o p m a a k t y p e n De instellingen die u kunt opgeven hangen af van het geselecteerde opmaaktype. Als u [ N o r m a a l ] selecteert bij [ O p m a a k t y p e ] , worden er tabbladen weergegeven voor [ L a y - o u t ] , [ A a n g e p a s t ] en [ A f b e e ld i n g h e r h a l e n ] . Klik op de tabbladen [ L a y - o u t ] , [ A a n g e p a s t ] en [ A f b e e l d in g h e r h a l e n ] om die instellingen op te geven. 3. S n e l k e u z e s U kunt vaak gebruikte opmaakinstellingen als “snelkeuze” registreren en deze dan toepassen vanuit een vervolgkeuzelijst.
Voor meer informatie over het registreren van instellingen als vooraf ingesteld, zie Een snelkeuze registreren, p. 125. Combineren (lay-out)
U kunt meerdere pagina's van een document op één vel combineren bij het afdrukken.
84
Aangepaste opmaak uitvoeren
Geef de combineerinstelling op door N o r m a a l bij Opmaaktype op het scherm O p m a a k / p a p i e r t y p e in s t e ll i n g e n te selecteren. Merk op dat deze uitleg over de opmaak- en afwerkinstellingen alleen de grote lijnen bespreekt. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
4
Voor meer informatie over het weergeven van de Opmaak/papiertype-instellingen, zie Opmaakinstellingen, p. 83. Aangepaste opmaak uitvoeren
U kunt het aantal pagina's en de volgorde, richting en plaatsing van pagina's die op één vel worden afgedrukt aanpassen.
Geef de aangepaste opmaak op door bij [ O p m a a k t y p e ] op het scherm [ O p m a a k / p a p ie r t y p e in s t e ll i n g e n ] [ N o r m a a l ] te selecteren. Merk op dat deze uitleg over de opmaak- en afwerkinstellingen alleen de grote lijnen bespreekt. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
Voor meer informatie over het weergeven van het scherm [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - i n s t e l l in g e n ] , zie Opmaakinstellingen, p. 83. Een afbeelding in een reeks afdrukken (herhalen)
U kunt een documentpagina meerdere keren op één vel papier afdrukken voor een opgegeven aantal malen.
85
4 Taken bewerken
Geef de herhaalinstelling op door [ N o r m a a l ] bij [ O p m a a k t y p e ] op het scherm [ O p m a a k / p a p i e r t y p e - i n s t e l l i n g e n ] te selecteren.
4
Merk op dat deze uitleg over de opmaak- en afwerkinstellingen alleen de grote lijnen bespreekt. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
Voor meer informatie over het weergeven van het scherm [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - i n s t e l l in g e n ] , zie Opmaakinstellingen, p. 83. Opmaak voor het maken van een gebonden boekje (miniboekje/miniboekje dubbel)
"Miniboekje/miniboekje dubbel" is een opmaakstijl waarin de afgedrukte vellen in het midden worden gevouwen, geniet en dan aan de rand worden ingebonden. Geef deze instelling op in het scherm [ O p m a a k - / p a p ie r t y p e - i n s t e l l in g e n ] . Merk op dat deze uitleg over de opmaak- en afwerkinstellingen alleen de grote lijnen bespreekt. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
Voor meer informatie over het weergeven van het scherm [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - i n s t e l l in g e n ] , zie Opmaakinstellingen, p. 83. Miniboekje
,
86
Opmaak om een gebonden boek te maken (Tijdschrift/tijdschrift dubbel)
Miniboekje dubbel "Miniboekje dubbel" is een opmaakstijl waarin twee kopieën van hetzelfde boekje tegelijk worden geproduceerd. Eerst worden de afgedrukte vellen in het midden gevouwen, daarna bijgesneden en dan aan de rand ingebonden. Als u de Miniboekje dubbel-stijl gebruikt, kunt u opgeven aan welke kant de boekjes moeten worden bijgesneden door de [ D r a a ie n ] -instelling. Min ib o e k je d ub be l ( n ie t dr a a ie n )
4 Min ib o e k je d ub be l ( w e l d ra a ie n)
Afwerkinstellingen voor inbinden (horizontaal inbinden) Geef om een document met de miniboekjestijl in te binden indien nodig de volgende afwerkinstellingen op: • Vouwen: halve vouw • Nieten, perforeren
Zie voor meer informatie Opmaakinstellingen, p. 83. Opmaak om een gebonden boek te maken (Tijdschrift/tijdschriftdubbel)
"Tijdschrift/tijdschrift dubbel" is een opmaakstijl waarin de afgedrukte vellen worden gestapeld, langs de middenlijn worden gevouwen en dan langs de middenlijn worden ingebonden. Als u meerdere pagina's of op dik papier afdrukt, kunt u de uitvoer aanpassen om een verkeerde pagina-uitlijning (beeldverschuiving) te voorkomen die kan optreden bij het vouwen van de pagina's. Geef deze instelling op in het scherm [ O p m a a k - / p a p ie r t y p e - i n s t e l l in g e n ] .
87
4 Taken bewerken
Merk op dat deze uitleg over de opmaak- en afwerkinstellingen alleen de grote lijnen bespreekt. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
Voor meer informatie over het weergeven van het scherm [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - i n s t e l l in g e n ] , zie Papier en opmaak-/afwerkinstellingen, p. 81. Tijdschrift
4
Tijdschrift dubbel "Tijdschrift dubbel" is een opmaakstijl waarin twee kopieën van hetzelfde boekje tegelijk worden geproduceerd. De afgedrukte vellen worden gestapeld, langs de middenlijn gevouwen, uitgesneden en vervolgens langs de middenlijn ingebonden.
Uitloopcorrectie Als documenten in een tijdschriftstijl worden ingebonden, kan het midden van de pagina (het gebied dat wordt ingebonden) moeilijk te zien zijn en zullen de binnenste pagina's verder uitsteken dan de andere pagina's. Dit uitsteken wordt “beeldverschuiving” genoemd. Om te voorkomen dat de buitenste pagina's moeilijker te zien zijn, kunt u een inbindmarge toevoegen die net zo breed is als de verschuiving van de buitenste pagina.
88
Opmaak gebruiken om de afdruktijd en -kosten te beperken (snelheid)
Afwerkinstellingen voor tijdschrift inbinden (in het midden inbinden) Als u een document inbindt met de tijdschriftstijl (in het midden inbinden), configureer dan indien nodig de volgende instellingen: • Nieten: 2 nietjes in midden • Bijsnijden: voorrand
4
Gebruik bij het inbinden de [ T i jd s c h r i f t ] -stijl in plaats van de [ T i j d s c h r if t d u b b e l] -stijl.
Voor meer informatie over afwerkinstellingen, zie Opmaakinstellingen, p. 83. Opmaak gebruiken om de afdruktijd en -kosten te beperken (snelheid)
"Snelheid" is een opmaakstijl waarbij twee pagina's worden geplaatst en afgedrukt aan elke zijde van een vel. De afgedrukte vellen worden daarna gestapeld en in het midden bijgesneden om het uiteindelijke resultaat te krijgen. Omdat er meerdere pagina's worden gemaakt per bijgesneden vel, worden de afdruktijd en -kosten beperkt. Geef deze instelling op in het scherm [ O p m a a k - / p a p ie r t y p e - i n s t e l l in g e n ] . Merk op dat deze uitleg over de opmaak- en afwerkinstellingen alleen de grote lijnen bespreekt. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
Voor meer informatie over het weergeven van het scherm [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - i n s t e l l in g e n ] , zie Opmaakinstellingen, p. 83.
89
4 Taken bewerken
Snelheid (niet draaien)
Snelheid (met draaien) Eén van de twee pagina's die geplaatst wordt aan elke zijde van een vel wordt gedraaid.
4
De afgedrukte vellen worden bijgesneden en daarna worden de bijgesneden randen uitgelijnd.
Opmaak gebruiken om de afdruktijd en -kosten te beperken (dubbel)
"Dubbel" is een opmaakinstelling waarbij een pagina tweemaal op één vel wordt afgedrukt. Door afgedrukte vellen te stapelen en ze langs de middenlijn te snijden, is het mogelijk om twee kopieën van een pagina op één vel te produceren. Dit bespaart zowel tijd als papier. Geef deze instelling op in het scherm [ O p m a a k - / p a p ie r t y p e - i n s t e l l in g e n ] . Merk op dat deze uitleg over de opmaak- en afwerkinstellingen alleen de grote lijnen bespreekt. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
Voor meer informatie over het weergeven van het scherm [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - i n s t e l l in g e n ] , zie Opmaakinstellingen, p. 83.
90
Instellingen voor bijsnijden gebruiken (bijsnijmarkeringen)
Dubbel (niet draaien)
Dubbel (met draaien) Eén van de twee pagina's die geplaatst wordt aan elke zijde van een vel wordt gedraaid. De afgedrukte vellen worden bijgesneden en daarna worden de bijgesneden randen uitgelijnd.
4
Instellingen voor bijsnijden gebruiken (bijsnijmarkeringen)
Bijsnijmarkeringen zijn lijnen die gebruikt worden om aan te geven waar een afgedrukt vel moet worden bijgesneden. U kunt bijsnijmarkeringen in het midden en/of in de hoek instellen. Geef bijsnijmarkeringen op in het scherm [ O p m a a k - / p a p ie r t y p e - i n s t e l li n g e n ] . In dit onderdeel worden de opmaak- en afwerkingsinstellingen uitgelegd. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
Voor meer informatie over het weergeven van het scherm [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - i n s t e l l in g e n ] , zie Opmaakinstellingen, p. 83. Bijsnijmarkeringen in het midden Bijsnijmarkeringen in het midden worden op elk middenpunt aan de bovenkant, onderkant en zijkanten van de pagina afgedrukt. Elke bijsnijmarkering in het midden bestaat uit twee gekruiste lijnen. U kunt cirkels rond bijsnijmarkeringen in het midden toevoegen om een markering met meer details te creëren.
91
4 Taken bewerken
Bijsnijmarkeringen in de hoek BIjsnijmarkeringen in de hoek worden op elke hoek van de pagina afgedrukt. Elke bijsnijmarkering in de hoek bestaat uit een binnenste en buitenste bijsnijmarkering.
4
• Binnenste snijdlijn Markeert de afwerklocatie (voor bijsnijden). • Buitenste snijdlijn Markeert de locatie van de buitenste rand voor gedeeltes die uitsteken buiten de binnenste snijdlijnen. De gedeeltes die zich buiten het bijsnijdgebied en voor de buitenste snijdlijnen bevinden, vallen weg zodra het vel is bijgesneden. U kunt de volgende instellingen gebruiken voor het verder aanpassen van bijsnijmarkeringen: • Ga als volgt te werk om de ruimte tussen de binnenste en buitenste bijsnijmarkering in de hoek te wijzigen: geef een afstand op in [ R u i m t e t u s s e n b i n n e n s t e e n b u i t e n s t e b i j s n i j m a r k e r i n g : ] . • Ga als volgt te werk om de lengtes van de bijsnijmarkeringen in de hoek te wijzigen: selecteer [ A a n g e p a s t ] bij [ D e l e n g t e v a n b i js n ij m a r k e r in g i n s t e l le n ] en voer de verticale en horizontale lengtes in. • Om aan te geven of bijsnijmarkeringen op de voor- of achterkant van de afgedrukte vellen moeten worden weergegeven, selecteert u een optie in de lijst. Het papiertype voor de hele taak selecteren U kunt het papiertype voor een hele taak opgeven. Er zijn twee manieren om het scherm [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - i n s t e l l in g e n ] te gebruiken voor het opgeven van een papiertype voor de hele taak:
92
Het papiertype voor de hele taak selecteren
• Automatische selectie • Handmatige selectie Aangepaste papiertypen dienen handmatig te worden opgegeven en de instellingen die u opgeeft moeten exact overeenkomen met de printer. Zie voor meer informatie over de papierinstellingen van uw printer de documentatie die met uw printer is meegeleverd. Ga als volgt te werk om het papiertype voor een taak handmatig op te geven: • Gebruik het scherm [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - i n s t e l l in g e n ] : 1. Klik op het scherm [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] op de [ O p m a a k / p a p i e r t y p e ] -knop. Het venster [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - in s t e ll i n g e n ] wordt geopend. 2. Ga naar de sectie [ P a p ie r t y p e ] en wis het selectievakje naast [ P a p i e r a u t o m a t is c h se le c te re n ].
4
3. Klik op de [ P a p ie r t y p e ] -knop. Het venster [ P a p i e r t y p e s e l e c t e r e n ] wordt geopend. 4. Geef op het tabblad [ B a s i s in s t e ll i n g e n ] de individuele instellingen op zoals papierformaat, gewicht, type en kleur of selecteer een geregistreerd papiertype door op de [ A a n g e p a s t p a p i e r b e h e r e n ] -knop te klikken. 5. Klik op [ O K ] . • Gebruik het rechter muisknopmenu: 1. Ga naar het scherm [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k in g ] en klik er met uw rechter muisknop op, zodat er een lijst met opties wordt weergegeven. 2. Klik op [ S e l e c t e e r J o b P a p i e r ] . Het venster [ P a p i e r t y p e s e l e c t e r e n ] wordt geopend. 3. Geef op het tabblad [ B a s i s in s t e ll i n g e n ] de individuele instellingen op zoals papierformaat, gewicht, type en kleur of selecteer een geregistreerd papiertype door op de [ A a n g e p a s t p a p i e r b e h e r e n ] -knop te klikken. 4. Klik op [ O K ] . Klik voor informatie over een specifieke instelling op de geven.
-knop om de ballonhulp op het scherm weer te
Merk op dat deze uitleg over de opmaak- en afwerkinstellingen alleen de grote lijnen bespreekt. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op de -knop klikt.
Voor meer informatie over het weergeven van het scherm [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - i n s t e l l in g e n ] , zie Opmaakinstellingen, p. 83.
93
4 Taken bewerken
2. Het p a p iertyp esc herm selec teren
4
1. A a n g e p a s t p a p i e r s e l e c t e r e n Sommige afdrukcontrollers ondersteunen mediacatalogi die vaak automatisch in TotalFlow Prep kunnen worden geïmporteerd. Deze worden weergegeven als catalogusmediagegevens met een blauw pictogram en kunnen over het niet bewerkt worden. Ga als volgt te werk om ze te wijzigen: maak de wijzigingen in de controllercatalogus en de wijzigingen worden automatisch overgenomen in de mediaselecties van TotalFlow Prep. Ga als volgt te werk om een ongeregistreerd papiertype te gebruiken: selecteer [ H u i d i g e in s t e ll i n g ] uit het dropdown-menu en geef vervolgens de instellingen op op het [ B a s i s in s t e ll i n g e n ] -tabblad en het [ G e a v a n c e e r d e i n s t e l li n g e n ] -tabblad. U kunt aangepast papier selecteren dat is opgeslagen in de papiercatalogus. Als TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production Manager beschikbaar zijn op uw systeem, kunt u ook een aangepast papier selecteren dat geregistreerd is in TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production Manager. 2. A a n g e p a s t p a p i e r t o e v o e g e n U kunt de papierinstellingen die op dit moment gebruikt worden in de papiercatalogus registreren.
• Voor meer informatie over het registreren van papiertypen in Papiercatalogus, zie Aangepaste papiertypen in de papiercatalogus registreren, p. 128. • U kunt voor afzonderlijke vellen papiertypen opgeven. Voor meer informatie, zie Een apart papiertype voor specifieke pagina's opgeven, p. 109.
De papiertype-instellingen voor kaften, hoofdstukpagina's, tabbladen en tussenvoegvellen kunnen worden opgegeven in het venster met algemene instellingen in het scherm [ P a p i e r / o p m a a k / af werking].
94
Afwerkingsinstellingen
Afwerkingsinstellingen U kunt afwerkingsopties voor het inbinden van afgedrukte documenten opgeven.
• U kunt geen afwerkfuncties opgeven die niet beschikbaar zijn op uw printer. • Zelfs als een functie wel op uw printer beschikbaar is, zal er een fout bij uw printer optreden als de waarden die u in deze instellingen opgeeft niet exact overeenkomen met die op de printer. • Als u verschillende papierformaten gebruikt en afwerkinstellingen opgeeft, is het raadzaam de volgende papierformaten te gebruiken: – A3 (297 × 420 mm) en A4 (210 × 297 mm)
4
– B4 (257 × 364 mm) en B5 (182 × 257 mm) – 11 × 17 inch en Letter (8,5 × 11 inch) – 8K (267 × 390 mm) en 16K (195 × 267 mm) Afwerkinstellingen opgeven 1. Klik op het scherm [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] op [ A f w e r k in g ] om het instellingenvenster te openen.
2. Selecteer de afwerkinstellingen naar keuze, geef de betreffende instellingen op en klik vervolgens op [OK]. Klik voor informatie over een specifieke instelling op te geven.
-knop om de ballonhulp op het scherm weer
Afwerkinstellingen die u kunt opgeven • Afdrukken van gesorteerde documenten (gesorteerd afdrukken) • Het afgedrukte document nieten • Het afgedrukte document perforeren
95
4 Taken bewerken
• Afgedrukte pagina's vouwen • Ringband maken • Perfect binden • Aanpassen Afdrukken van gesorteerde documenten (gesorteerd afdrukken)
Als u meer dan één set van een document met meerdere pagina's afdrukt, kunt u de afdrukvolgorde zo instellen dat de documenten in gesorteerde sets worden afgedrukt.
4
Deze instellingen worden opgegeven in het [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k in g ] -scherm. Het afgedrukte document nieten
U kunt de afgedrukte pagina's van een document aan elkaar nieten. Er dient wel een finisher op de printer te zijn geïnstalleerd die kan nieten.
Deze instellingen worden opgegeven in het [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k in g ] -scherm. Merk op dat deze uitleg over de opmaak- en afwerkinstellingen alleen de grote lijnen bespreekt. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
• Om te bevestigen of er een finisher is geïnstalleerd en voor meer informatie over compatibele papiertypen en beschikbare nietposities, etc., kunt u de documentatie van de printer raadplegen. Het afgedrukte document perforeren
U kunt de pagina's van een afgedrukt document perforeren. Er dient wel een finisher op de printer te zijn geïnstalleerd die kan perforeren.
96
Afgedrukte pagina's vouwen
Deze instellingen worden opgegeven in het [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k in g ] -scherm. Merk op dat deze uitleg over de opmaak- en afwerkinstellingen alleen de grote lijnen bespreekt. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op de -knop klikt.
4 • Om te bevestigen of er een finisher is geïnstalleerd en voor meer informatie over compatibele papiertypen en beschikbare nietposities, etc., kunt u de documentatie van de printer raadplegen. Afgedrukte pagina's vouwen
Pagina's kunnen na bedrukking ook worden gevouwen. Er dient wel een vouweenheid op de printer te zijn geïnstalleerd.
Deze instellingen worden opgegeven in het [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k in g ] -scherm. Merk op dat deze uitleg over de opmaak- en afwerkinstellingen alleen de grote lijnen bespreekt. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
• Zie voor meer informatie over compatibele papierformaten en -dikten, etc., de documentatie van uw printer en de vouweenheid. Ringband maken
U kunt afgedrukte documenten inbinden met ringbanden. Alleen een afgedrukt document kan worden geperforeerd. Er dient wel een ringbinder op de printer te zijn geïnstalleerd.
97
4 Taken bewerken
Deze instellingen worden opgegeven in het [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k in g ] -scherm. Merk op dat deze uitleg over de opmaak- en afwerkinstellingen alleen de grote lijnen bespreekt. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
4 • Zie voor meer informatie over compatibele papierformaten en -dikten, etc., de documentatie van uw printer en de ringinbindeenheid. Perfect binden
U kunt afgedrukte pagina's met perfect binding inbinden. Er dient wel een perfect binder op de printer te zijn geïnstalleerd. Perfect binding is een inbindproces waarbij de pagina's in een kaft worden gestoken en op hun plek worden vastgelijmd (zoals een boek).
• Ga als volgt te werk om perfect binding uit te voeren: [ P a p ie r r i c h t i n g ] en [ O p e n r ic h t i n g ] op het [ O p m a a k / p a p ie r t y p e - i n s t e l li n g e n ] -scherm als volgt te zijn geconfigureerd: – Als voor [ P a p i e r r i c h t in g ] [ S t a a n d ] is geselecteerd, dient bij [ O p e n r i c h t i n g ] [ O p e n n a a r l in k s ] of [ O p e n n a a r r e c h t s ] te zijn geselecteerd. – Als voor [ P a p i e r r i c h t in g ] [ L i g g e n d ] is geselecteerd, dient bij [ O p e n r i c h t i n g ] [ O p e n n a a r b o v e n ] te zijn geselecteerd. Deze instellingen worden opgegeven in het [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k in g ] -scherm. Merk op dat deze uitleg over de opmaak- en afwerkinstellingen alleen de grote lijnen bespreekt. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
98
Aanpassen
• Zie voor meer informatie over compatibele papierformaten en -dikten, etc., de documentatie van uw printer en de lijminbindeenheid. Aanpassen
U kunt bijsnijdposities opgeven voor inbinden in tijdschriftstijl (midden) en perfect binding.
Het snijden in het midden voor de afdrukmethoden [ M i n i b o e k j e d u b b e l ] , [ T i j d s c h r if t d u b b e l ] , [ S n e l h e i d ] en [ D u b b e l ] kunnen met deze functie niet worden uitgevoerd. Deze instellingen worden opgegeven in het [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k in g ] -scherm. Merk op dat deze uitleg over de opmaak- en afwerkinstellingen alleen de grote lijnen bespreekt. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
4
Inbinden in tijdschriftstijl (in het midden inbinden) U kunt de openingsranden van een ingebonden document bijsnijden. Er dient wel een trimmer op de printer te zijn geïnstalleerd.
Perfect binding U kunt de bovenkant, onderkant en openingskant van een ingebonden document bijsnijden. Er dient wel een perfect binder op de printer te zijn geïnstalleerd.
• Zie voor meer informatie over compatibele papierformaten en -dikten, etc., de documentatie van uw printer en de perfect binder.
99
4 Taken bewerken
Paginanummering toevoegen (Paginanummering) U kunt paginanummers afdrukken. Deze functie ondersteunt mogelijkheden zoals paginanummering per hoofdstuk resetten en aangepaste indeling.
4 Ga als volgt te werk om paginanummering aan een document toe te voegen: klik op het scherm [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k in g ] op [ P a g i n a n u m m e r i n g ] om het instellingsvenster te openen.
Klik voor informatie over een specifieke instelling op de geven.
-knop om de ballonhulp op het scherm weer te
Een koptekst en/of voettekst toevoegen U kunt een koptekst/voettekst aan een document toevoegen om af te drukken.
100
Voor- en achterbladen toevoegen
Ga als volgt te werk om een koptekst/voettekst aan een document toe te voegen: 1. Klik op het scherm [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] op [ K o p t e k s t / v o e t t e k s t ] om het instellingenpaneel te openen.
4
2. Vink het selectievakje [ K o p t e k s t ] en/of [ V o e t t e k s t ] aan en klik op [ O K ] . Klik voor informatie over een specifieke instelling op de weer te geven.
-knop om de ballonhulp op het scherm
Voor- en achterbladen toevoegen U kunt een voor- en achterblad aan een document toevoegen. U kunt ook op het voor- en/of achterblad afdrukken.
• Deze functie is uitsluitend beschikbaar als de [ O p m a a k t y p e ] -instelling op het scherm [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - in s t e ll i n g e n ] is ingesteld op [ N o r m a a l ] , [ T i j d s c h r if t ] of [ D u b b e l t i jd s c h r i f t ] . Klik voor informatie over een specifieke instelling op de geven.
-knop om de ballonhulp op het scherm weer te
Ga als volgt te werk om een voor-/achterblad toe te voegen: 1. Klik op het [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] -scherm op [ V o o r - e n a c h t e r b l a d ] om het instellingenpaneel te openen.
101
4 Taken bewerken
4
2. Selecteer de instellingen die voor het [ V o o r b l a d ] en/of [ A c h t e r b la d ] moeten worden gebruikt en klik vervolgens op [ O K ] . Klik voor informatie over een specifieke instelling op de geven.
-knop om de ballonhulp op het scherm weer te
Pagina's bij hoofdstukeindes invoegen U kunt pagina's invoegen na een hoofdstukeinde. U kunt ook afdrukken op tussenvoegvellen. Tussenvoegvellen kunnen in hoofdstukken worden tussengevoegd via de "Hoofdstuk creëren"-functie op het scherm [ P a g . v o l g . b e w / L a y o u t ] . U kunt ervoor kiezen om voor elk hoofdstuk een tussenvoegvel in te voegen of om op te geven voor welke hoofdstukken er een tussenvoegvel moet worden geplaatst.
• Deze functie is alleen beschikbaar als de [ I m p o s i t i o n t y p e ] -instelling op het scherm [ I m p o s i t i o n / P a p e r T y p e S e t t i n g s ] is ingesteld op [ N o r m a l] . Ga als volgt te werk om tussenvoegvellen in te stellen en in te voegen: 1. Klik op het [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] -scherm op [ T u s s e n v o e g v e l ] om het instellingenpaneel te openen.
102
Tabbladen invoegen
2. Vink het selectievakje [ T u s s e n v o e g v e l] aan, geef de instellingen op en klik op [ O K ] .
4
Voor meer informatie over het invoegen van pagina's, zie Een hoofdstuknaam of pagina wijzigen (Hoofdstuk bewerken), p. 60. Tabbladen invoegen U kunt tabbladen invoegen na een hoofdstukeinde. Het is ook mogelijk om op tabbladen af te drukken. Tabbladen kunnen bij elk hoofdstukeinde worden ingevoegd met de “Hoofdstuk creëren”-functie op het [ P a g . v o l g . b e w / L a y - o u t ] -scherm. U kunt ervoor kiezen om voor elk hoofdstuk een tabblad in te voegen of om op te geven voor welke hoofdstukken er een tabblad moet worden geplaatst.
In deze toepassing kunt u voor tabbladpapier kiezen met een lange zijde tot 33 cm (13 inch).
103
4 Taken bewerken
• Voordat u tabbladen invoegt, dient u een vooraf ingestelde tabbladinstelling te registreren. • Tabbladen kunnen alleen worden ingevoegd als de paginarichting is ingesteld op verticaal en als de tab aan de rechterkant van de pagina wordt geplaatst. • Tabbladen kunnen alleen worden ingevoegd als [ O p m a a k t y p e ] is ingesteld op [ N o r m a a l] , [ O p e n i n g s r i c h t i n g ] is ingesteld op [ O p e n n a a r l i n k s ] en de paginarichting van het eerste hoofdstuk is ingesteld op [ S t a a n d ] op het scherm [ O p m a a k - / p a p ie r t y p e - i n s t e l l in g e n ] . • Als er tabbladen worden ingevoegd, worden alleen de volgende combinaties van gemengde papierformaten ondersteund. Als u een andere combinatie wilt, kunnen er geen tabbladen worden ingevoegd. – A3 (297 × 420 mm) en A4 (210 × 297 mm)
4
– B4 (257 × 364 mm) en B5 (182 × 257 mm) – 11 × 17 inch en Letter (8.5 × 11 inch) – 8K (267 × 390 mm) en 16K (195 × 267 mm) • Als uw printer een functie heeft voor het uitwerpen van resterende tabbladen, verwijder dan alle tabbladen die u niet nodig heeft uit de laden van de printer voordat u begint met afdrukken. Ga als volgt te werk om tabbladen in te stellen en in te voegen: klik op het scherm [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] op [ T a b b l a d e n i n v o e g e n ] om het instellingsvenster te openen.
Klik voor informatie over een specifieke instelling op de geven.
-knop om de ballonhulp op het scherm weer te
Om op tabbladen af te drukken, klikt u op [ A f d r . i n s t e l l t a b b l . ] en geeft u het hoofdstuk of de afbeelding op die op het tabblad afgedrukt moet worden.
104
Tussenbladen invoegen
• Voor meer informatie over het registreren van een vooraf ingestelde tabbladinstelling, zie Tabbladsnelkeuzes registreren, p. 132. • Voor meer informatie over het afdrukken op tabbladen, zie Tekst en afbeeldingen instellen om op tabbladen af te drukken, p. 106. • Voor meer informatie over het instellen van hoofdstukken, zie Een hoofdstuknaam of pagina wijzigen (Hoofdstuk bewerken), p. 60. Tussenbladen invoegen Tussenbladen kunnen worden ingevoegd in een opgegeven bereik van afgedrukte vellen. Tussenbladen kunnen de afgedrukte pagina's beschermen. Het is ook mogelijk om op tussenbladen af te drukken.
4
• Tussenbladen kunnen alleen toegevoegd worden als [ I m p o s i t ie t y p e ] is ingesteld op [ N o r m a a l] . • De instellingen voor tussenbladen worden niet weergegeven in de voorbeeld- of miniatuurweergave. • Als een document met tussenbladen als PDF-bestand wordt opgeslagen vanuit het [ U i t v o e r t y p e / in s t e l l. ] -scherm, zullen de tussenbladen niet in het document worden opgeslagen. • Als het papierformaat van [ T u s s e n b la d ] niet hetzelfde papierformaat heeft als [ O p m a a k / p a p i e r t y p e ] , kunt u de afwerkingsinstellingen niet instellen. Ga als volgt te werk om tussenbladen in te voegen: 1. Klik op het [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] -scherm op [ T u s s e n b l a d in v o e g e n ] om het instellingenpaneel te openen.
105
4 Taken bewerken
4
2. Vink het selectievakje [ T u s s e n b l a d ] aan, geef de instellingen op en klik op [ O K ] . Klik voor informatie over een specifieke instelling op de weer te geven.
-knop om de ballonhulp op het scherm
Tekst en afbeeldingen instellen om op tabbladen af te drukken U kunt instellingen opgeven voor het afdrukken op de ingevoegde tabbladen, waaronder afdrukpositie, richting, de tekst of afbeelding die afgedrukt moet worden en welke hoofdstukken moeten worden afgedrukt. De opgegeven inhoud wordt op één zijde van het tabblad afgedrukt.
106
Tekst en afbeeldingen instellen om op tabbladen af te drukken
• De instellingen voor [ T a b b l a d e n i n v o e g e n ] dienen eerst geconfigureerd te worden. • U kunt niet op beide zijden van tabbladen afdrukken. • Zorg ervoor dat u een vooraf ingestelde tabbladinstelling en het papiertype selecteert in [ T a b b l a d e n in v o e g e n ] . Zie Tabbladen invoegen, p. 103 voor meer informatie over de instellingen. • Tabbladen worden in deze toepassing altijd met de opdracht "tabshift" afgedrukt. Als gevolg daarvan verschuift de printer als het originele document op tabbladen wordt afgedrukt, niet alleen etiketgegevens op de tabbladen, maar ook het originele document. • Door de codering van het lettertype kan tabtekst onjuist worden afgedrukt. Controleer of de tekst juist zal worden afgedrukt door het Voorbeeld op het scherm [ A f d r u k i n s t e l l in g e n v o o r t a b b l a d e n ] te gebruiken. Dit is vooral handig als u een nieuw lettertype gebruikt. Ga als volgt te werk om het afdrukken op tabbladen op te geven: 1. Ga naar het scherm [ P a p ie r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] en klik op [ A f d r u k in s t e ll i n g e n v o o r tabbladen ].
4
2. Geef de instellingen op in het scherm [ A f d r u k i n s t e l l in g e n v o o r t a b b l a d e n ] . Klik voor informatie over een specifieke instelling op de weer te geven.
-knop om de ballonhulp op het scherm
107
4 Taken bewerken
3. Controleer of de tekst op het tabblad juist wordt weergegeven in het [ V o o r b e e l d ] en klik vervolgens op [ O K ] . Afzonderlijke instellingen toepassen op een bepaald vel (Uitzondering) U kunt de volgende instellingen afzonderlijk toepassen op opgegeven vellen. Deze functie heet “uitzondering”. • 1 zijde/2 zijden • Kleur/Zwart-wit • Nieten • Papiertype
4 • Uitzonderingsinstellingen kunnen alleen worden uitgevoerd als [ N o r m a a l ] , [ T i j d s c h r if t ] of [ D u b b e l t ij d s c h r i f t ] bij [ O p m a a k t y p e ] is geselecteerd op het scherm [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - i n s t e l l i n g e n ] . • Uitzonderingsinstellingen kunnen alleen op voor-/achterbladen worden toegepast als het [ O p m a a k t y p e ] op het scherm [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - in s t e ll i n g e n ] is ingesteld op [ N o r m a a l ] , [ T i jd s c h r i f t ] of [ D u b b e l t ij d s c h r i f t ] . • Uitzonderingsinstellingen kunnen niet worden toegepast op pagina's ingevoegd voor een nieuw hoofdstuk of op tabbladen.
• Het uitzonderingspictogram ( toegepast.
wordt op vellen weergegeven waarop een uitzonderingsinstelling is
• Het is mogelijk een uitzonderingsinstelling te annuleren. • Als er op een pagina uitzonderingsinstellingen van toepassing zijn en u wilt de inhoud van die pagina afdrukken als voor-/achterblad, als pagina voor een nieuw hoofdstuk of als tabblad, dan worden de uitzonderingsinstellingen geannuleerd. Klik voor informatie over een specifieke instelling op de geven.
-knop om de ballonhulp op het scherm weer te
Afdrukinstellingen 1-zijdig/2-zijdig, kleur/zwart-wit en nieten afzonderlijk toepassen op opgegeven vellen
U kunt de instellingen [ 1 - z ij d i g / 2 - z i j d ig ] , [ K l e u r / z w a r t - w i t ] en [ N i e t e n ] elk apart op opgegeven vellen toepassen. Uitzonderingsinstellingen kunnen worden uitgevoerd met de items op het scherm zoals is aangegeven in de illustratie hieronder. Merk op dat deze uitleg over de opmaak- en afwerkinstellingen alleen de grote lijnen bespreekt. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op de -knop klikt.
108
Een apart papiertype voor specifieke pagina's opgeven
1.
, de [ E n k e l z ij d i g / d u b b e l z i j d i g ( u i t z o n d e r i n g ) ] -knop Klik hierop om de instelling 1-zijdig/2-zijdig op de geselecteerde vellen toe te passen.
2.
, de [ K l e u r / z w a r t - w i t ( u it z o n d e r i n g ) ] -knop Klik hierop om de instelling kleur/zwart-wit op de geselecteerde vellen toe te passen.
3.
4
, de [ N i e t e n ( u i t z o n d e r i n g ) ] -knop Klik hierop om nietposities op te geven voor de geselecteerde vellen. Beperking Bij sommige printers is het niet mogelijk om nieten als een uitzonderingsinstelling op te geven. Zelfs als nieten wel als uitzonderingsinstelling kan worden ingesteld, kan het voorkomen dat - als u meerdere kopieën afdrukt - de afdrukvolgorde van de documenten niet klopt. De reden hiervoor is dat een gedeelte dat als uitzondering is opgegeven, wordt ondergebracht in een andere taak en er vervolgens meerdere kopieën van elke taak worden afgedrukt.
4. Instellingengebied Als u op
, de [ E n k e l z i j d ig / d u b b e l z ij d i g ( u i t z o n d e r i n g ) ] -knop,
, de [ K l e u r / z w a r t - w i t
( u i t z o n d e r i n g ) ] -knop of op , de [ N i e t e n ( u it z o n d e r i n g ) ] -knop, zullen de instellingen voor die functie hier worden weergegeven. Geef elke instelling op en klik op [ O K ] . Een apart papiertype voor specifieke pagina's opgeven
U kunt een papiertype voor een afzonderlijke pagina opgeven dat afwijkt van de rest van het document. Ga als volgt te werk om aparte papiertypen voor specifieke pagina's op te geven: • Gebruik het venster [ P a p ie r t y p e ( u i t z o n d e r in g ) ] : 1. Ga naar het [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k in g ] -scherm en klik op [ P a p ie r t y p e ( u i t z o n d e r i n g ) ] om het instellingsvenster te openen.
109
4 Taken bewerken
4
2. Geef de instellingen op zoals het papierformaat, -type en -kleur op het tabblad [ P a p i e r t y p e ] . U kunt ook een geregistreerd papiertype selecteren door op het tabblad [ P a p i e r c a t a l o g u s ] te klikken. 3. Geef het paginanummer op om de afzonderlijke instellingen op toe te passen en klik vervolgens op [ O K ] .
– U kunt ook papiertype-instellingen opgeven door een afbeelding van het [ P a p i e r t y p e ( u i t z o n d e r i n g ) ] -instellingenpaneel naar een bepaalde pagina te verslepen. – Als het [ O p m a a k t y p e ] is ingesteld op [ T i jd s c h r i f t ] of [ D u b b e l t ij d s c h r i f t ] , kunt u alleen een pagina-uitzondering maken voor het voor-/achterblad. Dit is de laatste pagina in de taak. Als u een andere pagina kiest, zijn de opties niet beschikbaar en worden deze in grijs weergegeven. • Gebruik het rechter muisknopmenu: 1. Ga naar het scherm [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k in g ] en selecteer de pagina waarvoor u een apart papiertype wilt opgeven. U kunt meerdere pagina's selecteren door pagina's aan te klikken terwijl de [ C t r l ] - of [ S h i f t ] -toets is ingedrukt. 2. Klik op uw rechter muisknop en kies [ S e le c t e e r v e l le n ] .
Als het [ O p m a a k t y p e ] is ingesteld op [ T ij d s c h r i f t ] of [ D u b b e l t i j d s c h r if t ] , kunt u alleen een pagina-uitzondering maken voor het voor-/achterblad. Dit is de laatste pagina in de taak. 3. Geef op het tabblad [ B a s i s in s t e ll i n g e n ] de individuele instellingen op zoals papierformaat, gewicht, type en kleur of selecteer een geregistreerd papiertype door op de [ A a n g e p a s t p a p i e r b e h e r e n ] -knop te klikken. 4. Klik op [ O K ] . Klik voor informatie over een specifieke instelling op de geven.
110
-knop om de ballonhulp op het scherm weer te
Uitzonderingsinstellingen annuleren
Uitzonderingsinstellingen annuleren
U kunt de instellingen [ 1 – z i j d i g / 2 – z ij d i g ( u i t z o n d e r i n g ) ] , [ K l e u r / z - w ( u i t z o n d e r i n g ) ] , [ N i e t e n ( u it z o n d e r i n g ) ] en [ P a p i e r t y p e ( u i t z o n d e r i n g ) ] die op geselecteerde vellen worden toegepast, annuleren. Deze functie kan worden uitgevoerd met de items op het scherm zoals is aangegeven in de illustratie hieronder. Merk op dat deze uitleg alleen over het algemeen gebruik van het instellingengebied gaat. Zie voor meer informatie over een specifieke instelling de ballonhulp op het scherm die wordt weergegeven als u op -knop klikt.
4
1. Klik op
, de [ U i t z o n d e r in g a n n u l e r e n ] -knop, om de uitzonderingsinstellingen te annuleren.
2. Ga naar het Instellingengebied om de instellingen voor die functie te bekijken. Het uitzonderingspictogram wordt getoond in het weergavegebied op de vellen waarop de uitzonderingsinstellingen van toepassing zijn. 3. Selecteer de vellen en klik op [ O K ] .
Uitvoerinste llingen Nadat u de instellingen [ P a g i n a v o l g o r d e / l a y - o u t b e w e r k e n ] , [ O r ig i n e e l b e w e r k e n ] en [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] voor de documenten in een taak hebt geconfigureerd, kunt u een voorbeeld van het eindresultaat zien, de uitvoermethode selecteren en de afdrukinstellingen configureren. Als u op [ U it v o e r t y p e / i n s t e l l . ] in [ T a a k b e w e r k e n ] klikt, wordt het volgende scherm weergegeven waarin u de afdrukinstellingen kunt configureren.
111
4 Taken bewerken
4
1. V o o r v e r t o n in g s s c h e r m Dit gebied toont het document in zijn uiteindelijke vorm, nadat eventuele bewerkingen zijn toegepast. U kunt de knoppen onderaan het scherm gebruiken om de pagina te wijzigen en de uiteindelijke vorm van elke pagina te bekijken. Afhankelijk van de de printer-, papiertype- en afwerkinstellingen kan de werkelijke uitvoer afwijken van de resultaten die in het voorbeeld worden weergegeven. 2. A f d r u k i n s t e l li n g e n U kunt de volgende afdrukinstellingen configureren. De beschikbare afdrukinstellingen kunnen afwijken afhankelijk van de printer. Klik voor informatie over een specifieke instelling op de weer te geven.
-knop om de ballonhulp op het scherm
• [Kopieën] • [Kleur/zwart-wit] • [Uitvoerlade] • [Afdrukmodus] U kunt Normale afdruk, Als taakbestand opslaan en afdrukken, Proefafdruk, etc. selecteren. • [In omgekeerde volgorde afdrukken] • [Met bedrukte zijde omhoog uitwerpen] • [Beeldverschuiving] Als er dubbelzijdige documenten worden afgedrukt, kunt u de posities van de afbeeldingen aan de voor- en achterkant aanpassen. • [Instellingen op PDF toepassen en van taakticket verwijderen]
112
Uitvoerinstellingen
• [Uitvoerlade voor ongebruikte tabbladen] U kunt uit een lijst met lades van de opgegeven printer kiezen waar de overgebleven tabbladen moeten worden afgeleverd als de functie tabbladen is geselecteerd. 3. P r i n t e r s e l e c t i e Selecteer in het vervolgkeuzemenu de printer die u wilt gebruiken. Alleen printers die zijn geregistreerd, worden in het vervolgkeuzemenu weergegeven. Voor meer informatie over het registreren van printers, zie Een printer registreren, p. 137 Let op: als u een taak heeft bewerkt en daarna de printer wijzigt, dan kan het voorkomen dat functies die niet door de nieuwe printer worden ondersteund, worden uitgeschakeld. 4. [ A f d r u k k e n s t a r t e n ] - k n o p Start het afdrukken. Nadat u een afdruktaak hebt gestart, kunt u indien nodig de voortgang ervan controleren en de status wijzigen (pauzeren, hervatten, annuleren, etc.).
4
Voor meer informatie over het controleren van de voortgang van een taak en het wijzigen van de status van een taak, zie De taakvoortgang en resultaten controleren, p. 144. 5. P r i n t e r e i g e n s c h a p p e n U kunt de printereigenschappen configureren als ze in de controller van de geselecteerde printer zijn opgegeven. (De beschikbare printereigenschappen zijn afhankelijk van de geselecteerde printer.) 6. [ V e r g r o t e n ] / [ V o l le d i g f o r m a a t b e k i j k e n ] - k n o p Hiermee kunt u schakelen tussen de voorbeeldweergaven. 7. [ T a a k o p s l a a n ] - k n o p Sla de gewijzigde taak op in RJF-, JDF- of MJD-indeling. De RJF-indeling is een taakbestandsindeling die alleen bij deze applicatie voorkomt. RJF-bestanden zijn PDF-bestanden met ingesloten informatie over instellingen, zoals afwerkings- en afdrukinstellingen. Opgeslagen taken kunnen later teruggehaald en geopend worden om te bewerken en af te drukken of uit te voeren. Wanneer u de gewijzigde taak opslaat in JDF- of MJD-indeling, kunt u de inhoud van geplaatste objecten (tekst, afbeeldingen en opvulgebieden) niet verwijderen of wijzigen. 8. [ A ls P D F o p s l a a n ] - k n o p Een taak opslaan als één PDF-bestand met toegepaste bewerkingen. Informatie zoals afwerkinstellingen, het invoegen van tussenbladen, het aantal kopieën en de uitvoerlade zal niet worden opgeslagen.
• Wanneer u een taak opslaat in JDF-indeling, wordt er een map gecreëerd en worden PDFbestanden die zijn gekoppeld aan het JDF-bestand opgeslagen in een map. De mapnaam komt overeen met de naam van het JDF-bestand, maar hieraan wordt aan het einde "_mrjob" toegevoegd. Als de naam van het JDF-bestand bijvoorbeeld "ABCD.jdf" is, worden de PDFbestanden opgeslagen in de map "ABCD_mrjob". • De gecreëerde JDF-bestanden zijn alleen beschikbaar voor de TotalFlow-applicaties.
113
4 Taken bewerken
Uitvoeren naar TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production Manager Gebruik de volgende procedure om taken te verzenden naar TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production Manager voor uitvoer. Deze procedure kan alleen gebruikt worden als TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production Manager beschikbaar is op uw systeem. 1. Registreer een printer voor uitvoer naar TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production Manager. Ga naar het scherm [ A a n g e p a s t e p r i n t e r i n s t e l l in g e n t o e v o e g e n / b e w e r k e n ] en selecteer [ N a a r T o t a l F l o w P M ] bij [ D a t a - u i t v o e r m o d u s : ] . Voor meer informatie over het registreren van printers, zie Een printer registreren, p. 137. 2. Maak een taak aan en open vervolgens het taakbewerkingsscherm. Voor meer informatie over het aanmaken van een taak, zie Taken voorbereiden, p. 47.
4
3. Selecteer in de vervolgkeuzelijst [ P r in t e r : ] de printer die u in Stap 1 heeft geregistreerd als de printer waarnaar TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production Manager de taken stuurt.
4. Bewerk de taak. Voor meer informatie over het bewerken van een taak, zie Taken bewerken, p. 55. 5. Selecteer in het scherm [ U it v o e r t y p e / i n s t e l l . ] een optie voor [ A f d r u k m o d u s : ] .
Ga als volgt te werk om het afdrukken van een taak uit te stellen nadat deze naar TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production is gestuurd Manager, selecteer [ A f d r u k k e n p a u z e r e n ] .
114
Uitvoeren naar TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production Manager
6. Klik op
, de [ S t a r t a f d r u k k e n ] -knop.
4
115
4
116
5 . De programmafunctie gebruiken •Vaak gebruikte functies als een programma registreren •De inhoud van een programma wijzigen/programma's verwijderen •Een programma gebruiken om een taak te creëren •Hotfolders gebruiken In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u functies en instellingen kunt registreren als programma's en hoe u de functie Hotfolder kunt gebruiken.
Vaak gebruik te f uncties als een programma registreren Door vaak gebruikte functies en instellingen als een programma te registreren, kunt u efficiënter afdrukken en inbinden. Gebruik de volgende stappen om een programma te registreren. Klik voor informatie over een specifieke instelling op de -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven. 1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ P r o g r a m m a ] .
5
2. Klik op het [ P r o g r a m m a ] -scherm op [ P r o g r a m m a t o e v o e g e n ] .
117
5 De programmafunctie gebruiken
3. Selecteer in het scherm [ N i e u w p r o g r a m m a ] de printer die u wilt gebruiken en geef vervolgens op elk tabblad de functie-instellingen op. De instellingen die u opgeeft, worden als een programma geregistreerd.
5
4. Klik op [ O K ] . Het programma wordt dan in de lijst op het [ P r o g r a m m a ] -scherm weergegeven.
• Als u een hotfolder (gecontroleerde map) configureert voor het programma, kunt u een programma gebruiken om taken te creëren en uit te voeren door documentgegevens eenvoudigweg in de map te plaatsen. Zie voor meer informatie Hotfolders gebruiken, p. 121. • Als u een programma in een hotfolder registreert of heeft geregistreerd, wordt er een snelkoppeling voor de hotfolder op het bureaublad geplaatst. • U kunt maximaal 25 programma's registreren met een geconfigureerde hotfolder.
De in houd van een programma wijzigen/programma' s verwijde ren U kunt de inhoud van een programma wijzigen (geregistreerde functies en instellingen) en u kunt programma's verwijderen. De inhoud van een programma wijzigen Met de volgende procedure kunt u de inhoud van een programma wijzigen. Klik voor informatie over een specifieke instelling op -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven. 1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ P r o g r a m m a ] .
118
De inhoud van een programma wijzigen
2. Selecteer in het [ P r o g r a m m a ] -scherm het programma dat u wilt wijzigen en klik vervolgens op [Programma bewerke n].
5
3. Wijzig op het programmabewerkingsscherm de instellingen indien nodig.
119
5 De programmafunctie gebruiken
Een programma verwijderen Gebruik de volgende procedure voor het verwijderen van een programma. Voor meer informatie over een bepaalde instelling kunt u op de knop klikken om de ballonhulp op het scherm weer te geven. 1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ P r o g r a m m a ] .
5
2. Selecteer in het [ P r o g r a m m a ] -scherm het programma dat u wilt verwijderen en klik vervolgens op [Pro g ra mma ve r w ijd e re n ].
Een programma gebruiken om e en taak te creëren U kunt een geregistreerd programma toepassen om een nieuwe taak te creëren. Gebruik de volgende stappen om een programma toe te passen voor het aanmaken van een nieuwe taak. 1. Klik op het scherm [ T a a k b e h e e r ] op [ N i e u w e t a a k c r e ë r e n ] .
120
Hotfolders gebruiken
2. Selecteer het bestand dat u als nieuwe taak wilt creëren en klik vervolgens op [ B e s t a n d toe voe ge n ].
5
Als er een wachtwoord voor het bestand is ingesteld, dient u dit in te voeren. 3. Vink het selectievakje [ P r o g r . s e l e c t . ] aan en klik vervolgens op [ V o lg e n d e ] . 4. Selecteer in het [ P r o g r a m m a s e l e c t i e ] -scherm het programma dat u wilt toepassen en klik vervolgens op [ O K ] .
De taak wordt gecreëerd en de uitvoer wordt aangemaakt. Afhankelijk van de instellingen die in het programma zijn geregistreerd, wordt het bericht "Taken zoeken om te bewerken" in de rechter bovenhoek van het [ T a a k b e h e e r ] -scherm weergegeven. Selecteer een taak in de vervolgkeuzelijst om het taakbewerkingsscherm te openen en af te drukken.
Hotfolders ge bruik en Een hotfolder is een map die wordt geassocieerd met een aantal functies en instellingen die als een programma zijn geregistreerd. Door het plaatsen van een documentbestand in een hotfolder wordt het daaraan gekoppelde programma opgestart en wordt het document uitgevoerd, zonder dat u deze toepassing hoeft te starten.
121
5 De programmafunctie gebruiken
Voordat u gebruik gaat maken van hotfolders • Om een hotfolder te gebruiken, dient u eerst een programma te registreren dat geassocieerd wordt met de hotfolder. Zie voor meer informatie Vaak gebruikte functies als een programma registreren, p. 117.
5
• Als u een programma registreert, kunt u opgeven of er moet worden afgedrukt onmiddellijk nadat een bestand in de hotfolder is geplaatst, of dat deze applicatie moet worden opgestart voordat er wordt afgedrukt. • Let erop dat, voordat u bestanden in de hotfolder plaatst, deze bestanden door deze applicatie kunnen worden verwerkt. Zie voor meer informatie Ondersteunde bestandsindelingen, p. 151. • Wanneer u een JDF-bestand in een hotfolder plaatst, moeten de PDF-bestanden die zijn gekoppeld aan het JDF-bestand worden opgeslagen in een map waartoe toegang kan worden verkregen door de clientcomputer. Een hotfolder gebruiken • Als u een bestand dat met een wachtwoord is beveiligd in de hotfolder plaatst, zal er een fout optreden. Verwijder de wachtwoordbeveiliging voordat u bestanden in een hotfolder plaatst. • Als u meerdere bestanden in een hotfolder plaatst, zal er voor elk bestand een aparte taak worden gecreëerd. Om meerdere bestanden tot één enkele taak te combineren, dient u deze applicatie op te starten en de bestanden van uw keuze te combineren. U kunt geen hotfolders gebruiken om bestanden te combineren. • Als u een JDF-bestand en de PDF-bestanden die zijn gekoppeld aan het JDF-bestand tegelijkertijd in een hotfolder wilt plaatsen, plaatst u eerst het JDF-bestand. Als de PDF-bestanden in de hotfolder worden geplaatst voordat het JDF-bestand hierin wordt geplaatst, wordt de procedure mogelijk alleen gestart voor de PDF-bestanden. Als deze applicatie opstart voordat er wordt afgedrukt Het bericht "Tk zkn om te bew" wordt in de rechter bovenhoek van het [ Ta a k b e h e e r ] -scherm weergegeven. Selecteer een taak in de vervolgkeuzelijst om het taakbewerkingsscherm te openen en af te drukken.
122
Hotfolders gebruiken
Ga als volgt te werk om de status van een taak die wordt afgedrukt te controleren:
5
• U kunt de voortgang van een taak controleren die op dit moment wordt verwerkt door een hotfolder en indien nodig de status van de taak wijzigen (pauzeren, hervatten, annuleren, etc.). • Voor meer informatie over hoe u de status van een taak kunt controleren of wijzigen, zie De taakvoortgang en resultaten controleren, p. 144.
123
5
124
6 . Handige instellingen •Veelgebruikte instellingen opslaan •Printers en scanners registreren •Voorkeuren instellen •De taakvoortgang en resultaten controleren •Een reservekopie van de instellingen maken voor herstel In dit hoofdstuk worden de instellingen uitgelegd die u kunnen helpen om deze applicatie efficiënter te gebruiken. In dit hoofdstuk worden ook de onderhoudsprocedures voor deze applicatie toegelicht.
Veelgebruikte instellinge n opslaan U kunt instellingen registreren die u vaak gebruikt bij het bewerken van taken, zoals opmaaksnelkeuzes, papiertype-instellingen en externe programma's. Opmaaksnelkeuzes registreren Door een configuratie van vaak gebruikte opmaak- en papiertype-instellingen als een snelkeuze te registreren, kunt u opmaakinstellingen efficiënt toepassen.
6 • Zie voor informatie over opmaakinstellingen Opmaakinstellingen, p. 83. Een snelkeuze registreren
Gebruik de volgende stappen om een snelkeuze te registreren. Klik voor informatie over een specifieke instelling op -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven. 1. Selecteer [ O p m a a k - / p a p ie r t y p e - i n s t e l li n g e n ] in het [ I n s t e l li n g ] -menu.
U kunt een item ook registreren door op [ O p m a a k / p a p ie r t y p e ] te klikken op het [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] -scherm. 2. Configureer de instellingen in het scherm [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - i n s t e l l i n g e n ] en klik op [Sn e lk e uz e to e vo e g e n ].
125
6 Handige instellingen
3. Ga naar het [ S n e l k e u z e t o e v o e g e n ] -scherm en voer waarden in bij [ N a a m s n e lk e u z e : ] en [Be sc h rijvin g:].
6
De instellingen van een geregistreerde snelkeuze bewerken
Het is mogelijk om een geregistreerde opmaaksnelkeuze en de papiertype-instellingen te wijzigen. Gebruik de volgende stappen om de instellingen van een snelkeuze te bewerken. Klik voor informatie over een specifieke instelling op -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven. 1. Selecteer [ O p m a a k - / p a p ie r t y p e - i n s t e l li n g e n ] in het [ I n s t e l li n g ] -menu. U kunt snelkeuzes ook bewerken door op [ O p m a a k / p a p i e r t y p e ] op het [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] -scherm te klikken. 2. Selecteer in het scherm [ O p m a a k - / p a p ie r t y p e - i n s t e l li n g e n ] de snelkeuze die u wilt bewerken uit de vervolgkeuzelijst [ S n e l k e u z e : ] .
126
Snelkeuzebeheer
3. Wijzig indien nodig de instellingen en klik vervolgens op [ S n e lk e u z e t o e v o e g e n ] . 4. Ga naar het [ S n e l k e u z e t o e v o e g e n ] -scherm en wijzig indien nodig de inhoud van [ Be s c h r ij v i n g : ] . Als u instellingen van een geregistreerde snelkeuze bewerkt, kunt u [ N a a m s n e lk e u z e : ] niet bewerken. Als de naam van de snelkeuze wordt gewijzigd, wordt de snelkeuze als een aparte snelkeuze geregistreerd.
6
5. Klik op [ O K ] . 6. Klik in het bevestigingsvenster op [ O K ] om het overschrijven te bevestigen. Snelkeuzebeheer
Het is mogelijk om een snelkeuze te verwijderen of de naam en beschrijving van een snelkeuze te wijzigen. Gebruik de volgende stappen om een snelkeuze te bewerken of te verwijderen. Klik voor informatie over een specifieke instelling op -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven. 1. Selecteer [ O p m a a k - / p a p ie r t y p e - i n s t e l li n g e n ] in het [ I n s t e l li n g ] -menu. U kunt de snelkeuzes ook beheren door op [ O p m a a k / p a p i e r t y p e ] te klikken op het [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] -scherm. 2. Klik op [ S n e l k e u z e b e h e e r ] in het scherm [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - i n s t e l l in g e n ] .
127
6 Handige instellingen
3. U kunt snelkeuzes verwijderen of de namen en beschrijvingen van snelkeuzes wijzigen in het [ S n e lk e u z e b e h e e r ] -scherm.
6
1) Ga als volgt te werk om een snelkeuze te verwijderen: selecteer een snelkeuze uit de lijst en klik op [ V e r w ij d e r e n ] . 2) Ga als volgt te werk om de naam en beschrijving van een snelkeuze te bewerken: selecteer een snelkeuze uit de lijst en bewerk indien nodig de inhoud. Aangepaste papiertypen in de papiercatalogus registreren Door vaak gebruikte papiertypen in de papiercatalogus te registreren, kunt u papiertypen eenvoudiger selecteren.
• Om aangepaste papiertypen die hier zijn ingesteld, af te kunnen drukken, dient u hetzelfde papiertype ook op de printer te registreren. Zie voor meer informatie over de papierinstellingen van uw printer de documentatie van uw printer.
128
Een aangepast papiertype registreren
Een aangepast papiertype registreren
Gebruik de volgende stappen om een aangepast papiertype te registreren. Klik voor informatie over een specifieke instelling op -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven. 1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ P a p i e r c a t a l o g u s ] .
U kunt een papiertype ook registreren door op [ P a p i e r t y p e ] te klikken op het [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] -scherm. 2. Configureer de instellingen in het [ P a p i e r c a t a l o g u s ] -scherm en klik op [ A a n g e p . p a p . toevoege n ]. 3. Ga naar het [ A a n g e p a s t p a p i e r t o e v o e g e n ] -scherm en voer waarden in bij [ N a a m a a n g e p a s t p a p i e r : ] en [ B e s c h r ij v i n g : ] .
6
U kunt ook een bestand met informatie over de instellingen van een papiertype importeren en registreren (in XML-indeling). Voor meer informatie, zie Aangepaste papiertypen importeren en exporteren, p. 130. De instellingen van een aangepast papiertype bewerken
Gebruik de volgende stappen om de instellingen van een aangepast papiertype te bewerken. Klik voor informatie over een specifieke instelling op de -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven. 1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ P a p i e r c a t a l o g u s ] . U kunt de vooraf ingestelde instellingen ook bewerken door op [ P a p i e r t y p e ] in het scherm [ P a p ie r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] te klikken. 2. Selecteer in het scherm [ P a p ie r c a t a l o g u s ] het aangepaste papiertype dat u wilt bewerken uit de vervolgkeuzelijst [ N a a m a a n g e p a s t p a p ie r : ] .
129
6 Handige instellingen
3. Wijzig indien nodig de instellingen en klik op [ A a n g e p a s t p a p ie r t o e v o e g e n ] .
Om aangepaste papiertypen af te kunnen drukken, dient u hetzelfde papiertype ook op de printer te registreren. Zie voor meer informatie over de papierinstellingen van uw printer de documentatie van uw printer.
6
Aangepaste papiertypen importeren en exporteren
U kunt aangepaste papiertypen uit de papiercatalogus exporteren. Geëxporteerde bestanden met papierinstellingen (in XML-indeling) kunnen op een andere computer worden geïmporteerd en daar worden gebruikt. Gebruik de volgende stappen om aangepaste papiertypen te importeren en te exporteren. Klik voor informatie over een specifieke instelling op -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven. 1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ P a p i e r c a t a l o g u s ] . U kunt ook aangepaste papiertypen importeren en exporteren door voor elke instelling op het [ P a p i e r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] -scherm op [ P a p i e r t y p e ] te klikken. 2. Klik op [ A a n g e p a s t p a p i e r b e h e r e n ] in het [ P a p i e r c a t a l o g u s ] -scherm.
130
Een aangepast papiertype verwijderen/een naam van een aangepast papiertype bewerken
3. Ga naar het [ Be h e e r v a n a a n g e p a s t p a p i e r ] -scherm, klik op [ I m p o r t e r e n ] of [ E x p o r t e r e n ] en geef vervolgens het papierinstellingenbestand op (in XML-indeling).
Alleen het geselecteerde aangepaste papiertype wordt geëxporteerd. Een aangepast papiertype verwijderen/een naam van een aangepast papiertype bewerken
Gebruik de volgende stappen om een aangepast papiertype te verwijderen of om de naam en beschrijving van een aangepast papiertype te bewerken. Klik voor informatie over een specifieke instelling op -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven.
6
1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ P a p i e r c a t a l o g u s ] . U kunt aangepaste papiertypen verwijderen of de naam en beschrijving van aangepaste papiertypen bewerken door op [ P a p i e r t y p e ] te klikken voor elke instelling op het scherm [ P a p i e r / opmaak/afwerking]. 2. Ga naar het [ P a p ie r c a t a l o g u s ] -scherm en klik op [ A a n g e p a s t p a p ie r b e h e r e n ] .
3. Verwijder op het [ A a n g e p a s t p a p ie r b e h e r e n ] -scherm de aangepaste papiertypen of bewerk de naam en beschrijving van een papiertype indien nodig.
131
6 Handige instellingen
1) Ga als volgt te werk om een aangepast papiertype te verwijderen: selecteer het papiertype in de lijst en klik op [ V e r w i jd e r e n ] . 2) Ga als volgt te werk om een naam of beschrijving te bewerken: selecteer het papiertype in de lijst en bewerk de naam of beschrijving. Tabbladsnelkeuzes registreren
6 Als u de tabbladen die u gebruikt als een snelkeuze registreert, kunt u tabbladen efficiënter aan uw documenten toevoegen.
• Raadpleeg voor informatie over het invoegen van tabbladen Tabbladen invoegen, p. 103. Om tabbladsnelkeuzes te registreren, dient u de volgende instellingen op te geven: 3. Instelling en v oor ta b b lad snelkeuz es
1. B o v e n m a r g e 2. K o r t e k a n t 3. L a n g e k a n t 4. T a b b l a d h o o g t e
132
Een tabbladsnelkeuze registreren
• Naast deze instellingen kunt u ook het formaat van de tabbladen, het aantal tabbladen en de volgorde van de tabbladen opgeven. De hierna volgende paragrafen lichten de volgende onderwerpen toe: tabbladsnelkeuzes registreren, instellingen van geregistreerde tabbladsnelkeuzes wijzigen en geregistreerde tabbladsnelkeuzes beheren (bijvoorbeeld snelkeuzes verwijderen en de namen en beschrijvingen van snelkeuzes bewerken). Een tabbladsnelkeuze registreren
Gebruik de volgende stappen om een tabbladsnelkeuze te registreren. Klik voor informatie over een specifieke instelling op -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven. 1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ T a b b l a d s n e l k e u z e ] .
6
U kunt een tabbladsnelkeuze ook registreren door op [ D e t a i ls t a b b l a d s n e l k e u z e ] onder [ T a b b l a d in v o e g e n ] op het [ P a p ie r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] -scherm te klikken. 2. Configureer de instellingen op het [ D e t a il s t a b b l a d s n e lk e u z e ] -scherm en klik op [ S n e lk z toevoeg.].
3. Ga naar het [ Ta b b l a d s n e l k e u z e t o e v o e g e n ] -scherm en voer waarden in bij [ N a a m t a b b l a d s n e l k e u z e : ] en [ B e s c h r i j v in g : ] .
133
6 Handige instellingen
De instellingen van een geregistreerde tabbladsnelkeuze bewerken
Gebruik de volgende stappen om de instellingen van een geregistreerde tabbladsnelkeuze te bewerken. Klik voor informatie over een specifieke instelling op -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven. 1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ T a b b l a d s n e l k e u z e ] . U kunt de instellingen ook bewerken door op [ D e t a il s t a b b la d s n e lk e u z e ] onder [ T a b b l a d in v o e g e n ] op het [ P a p ie r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] -scherm te klikken.
6
2. Selecteer op het [ D e t a i l s t a b b l a d s n e l k e u z e ] -scherm de tabbladsnelkeuze die u wilt bewerken uit de vervolgkeuzelijst [ N a a m t a b b l . s n e l k z e : ] .
3. Wijzig indien nodig de instellingen en klik vervolgens op [ S n e lk e u z e t o e v o e g e n ] . 4. Wijzig indien nodig de inhoud van [ B e s c h r ij v i n g : ] op het [ T a b b la d s n e l k e u z e t o e v o e g e n ] -scherm. Als u instellingen van een tabbladsnelkeuze bewerkt, kunt u [ N a a m t a b b l a d s n e l k e u z e ] niet bewerken. Als de naam van een tabbladsnelkeuze wordt gewijzigd, wordt deze als een aparte snelkeuze geregistreerd.
134
Tabbladsnelkeuzes beheren
5. Klik op [ O K ] . 6. Klik in het bevestigingsvenster op [ O K ] om het overschrijven te bevestigen. Tabbladsnelkeuzes beheren
Het is mogelijk tabbladsnelkeuzes te verwijderen en namen en beschrijvingen van snelkeuzes te bewerken. Klik voor informatie over een specifieke instelling op -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven. Gebruik de volgende stappen om tabbladsnelkeuzes te bewerken en te verwijderen. Klik voor informatie over een specifieke instelling op -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven.
6
1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ T a b b l a d s n e l k e u z e ] . U kunt tabbladsnelkeuzes ook beheren door op [ D e t a i l s t a b b l a d s n e l k e u z e ] in [ T a b b l a d in v o e g e n ] op het [ P a p ie r / o p m a a k / a f w e r k i n g ] -scherm te klikken. 2. Klik op [ S n e l k z b e h e r e n ] op het [ D e t a i l s t a b b la d s n e l k e u z e ] -scherm.
3. Verwijder op het [ T a b b l a d s n e l k e u z e s b e h e r e n ] -scherm de tabbladsnelkeuzes of bewerk de namen en beschrijvingen van de snelkeuzes indien nodig. • Ga als volgt te werk om een tabbladsnelkeuze te verwijderen: selecteer de tabbladsnelkeuze in de lijst en klik op [ V e r w ij d e r e n ] .
135
6 Handige instellingen
• Ga als volgt te werk om de naam en beschrijving te bewerken: selecteer de tabbladsnelkeuze in de lijst en bewerk de naam en beschrijving. Externe toepassingen registreren U kunt externe toepassingen registreren die gebruikt worden voor het bewerken van afbeeldingsdocumenten en PDF-bestanden en het uitvoeren van preflight-controles via het [ P a g . v o l g . b e w / L a y - o u t ] scherm. 1. A p plic atie s w a ar v an b e k e n d is da t z e me t d e z e a pp lic atie f u n ctio n e r e n
Functie
Toepassin gen
Bewerken van afbeeldingsdocumenten
Adobe Photoshop® CS5 / CS6 Adobe Photoshop Elements 8 / 9 / 10 / 11
Bewerken van PDF-bestanden Preflightcontroles
6
Adobe Acrobat 8 / 9 / X / XI Adobe Acrobat 8 / 9 / X / XI Adobe Acrobat 8 / 9+Enfocus PitStop Pro 09 Update3 / X +Enfocus Enfocus PitStop Pro 9 / 10 / 11
Ga als volgt te werk om een extern programma te registreren: 1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ E x t e r n p r o g r a m m a ] .
2. Geef in het [ E x t e r n p r o g r a m m a t o e v o e g e n ] -scherm het pad op naar het programma dat u wilt registreren. Klik voor informatie over een specifieke instelling op te geven.
136
-knop om de ballonhulp op het scherm weer
Printers en scanners registreren
Prin ters en scann ers registreren In dit gedeelte vindt u informatie over het registreren van printers en scanners. Een printer registreren Om deze applicatie te gebruiken voor het afdrukken van documenten dient u eerst een printer te registreren. U kunt meerdere printers registreren om verschillende typen uitvoerindelingen te verwerken.
• Zorg ervoor dat u voor het registreren van een printer controleert of de computer en de printer correct op het netwerk zijn aangesloten. Zie Leesmij voor meer informatie over printers die compatibel zijn met deze toepassing. Raadpleeg de documentatie van de printer voor meer informatie over het aansluiten van de printer op het netwerk.
6
• Om taken via TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production Manager te verwerken, moet u eerst TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production Manager installeren. Zie voor meer informatie de documentatie bij TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production Manager. • Als u een printer registreert, selecteer dan de SNMP-versie die voor de printer is geconfigureerd. TotalFlow Prep ondersteunt SNMPv1, SNMPv2 en SNMPv3. Als u een printer registreert om SNMPv3 te gebruiken en de printer is niet voor SNMPv3 geconfigureerd, zal TotalFlow Prep verbinding met de printer proberen te maken met behulp van SNMPv1/SNMPv2. • Eerdere versies van TotalFlow Prep communiceerden alleen via PostScript met een taakticketprinter. In versie 3.0 voegt TotalFlow Prep ondersteuning toe voor een combinatie van JDF en PDF die meer mogelijkheden bieden terwijl de workflow strikt in PDF blijft. Deze ondersteuning is uitsluitend beschikbaar als u verbinding maakt met een Fiery-afdrukserver die Fiery JDF ondersteunt. Als u een printer registreert die een Fiery-afdrukserver gebruikt en Fiery JDF ondersteunt, selecteer dan [ P D F / J D F ] voor de [ P r i n t e r t a a l ] -instelling om deze functie te gebruiken. Sommige uitvoeropties zijn uitsluitend beschikbaar als de printertaal [ P D F / J D F ] is. U kunt bijvoorbeeld printereigenschappen kiezen zoals snelkeuzes die op een Fiery-afdrukserver zijn opgegeven en instellingen voor de uitwerping van ongebruikte tabbladen voor printers die [ P D F / J D F ] gebruiken. Raadpleeg het Leesmij-bestand van het product voor meer informatie over ondersteunde printers en controllers.
• U kunt zonder een printer te registreren een taak bewerken met de dummy-printer. Maar u kunt geen taak uitvoeren met behulp van de dummy-printer.
137
6 Handige instellingen
Een printer registreren
Gebruik de volgende stappen om een printer te registreren. Klik voor informatie over een specifieke instelling op de -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven. 1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ P r in t e r ] .
2. Ga naar het [ P r in t e r b e h e e r ] -scherm en klik op [ T o e v o e g e n ] .
6
3. Selecteer in het scherm [ A a n g e p a s t e p r i n t e r i n s t e l l in g e n t o e v o e g e n / b e w e r k e n ] de optie [ G e g e v e n s u i t v o e r m e t h o d e : ] en configureer de instellingen. Instellingen van een printer bewerken
U kunt de instellingen van een geregistreerde printer wijzigen. Gebruik de volgende stappen om de instellingen van een printer te wijzigen. Klik voor informatie over een specifieke instelling op -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven. 1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ P r in t e r ] . 2. Selecteer een printer in het [ P r in t e r b e h e e r ] -scherm en klik op [ Be w e r k e n ] .
138
Een printer verwijderen
3. Wijzig in het scherm [ A a n g e p a s t e p r i n t e r i n s t e l l i n g e n t o e v o e g e n / b e w e r k e n ] de instellingen naar keuze.
6
Een printer verwijderen
Gebruik de volgende stappen om een printer te verwijderen. Klik voor informatie over een specifieke instelling op -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven. 1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ P r in t e r ] . 2. Selecteer een printer in het [ P r in t e r b e h e e r ] -scherm en klik op [ V e r w i j d . ] .
Een scanner registreren Om een papieren document te scannen en daarmee een taak te creëren, dient u eerst een scanner te registreren. 139
6 Handige instellingen
• Voordat u een scanner registreert, dient u eerst een TWAIN-stuurprogramma te installeren. Scaneigenschappen opgeven bij elke keer dat u scant Als u het TWAIN-stuurprogramma installeert, kunt u gemakkelijker scannen. Geregistreerde eigenschappen gebruiken om te scannen Als u basisscaneigenschappen registreert, hoeft u deze eigenschappen niet elke keer dat u een document scant, op te geven. Zie Leesmij voor meer informatie over de typen en versies van TWAIN-stuurprogramma's die geregistreerd kunnen worden in de basisscaneigenschappen.
• Deze toepassing ondersteunt Network TWAIN-stuurprogramma's voor 32-bits versies van Windows OS. Als u een 64-bits versie van Windows gebruikt, kunt u geen nieuwe taak vanaf een scanner creëren.
6
• Fiery Remote Scan is vereist om de scanner met de controlleroptie EFI Fiery te gebruiken. Het Ricoh TWAIN-stuurprogramma kan in dat geval niet gebruikt worden. • Vergeleken met [ S c a n n e r s e le c t e r e n ] zijn de beschikbare items in [ B a s i s s c a n e i g e n s c h a p p e n ] beperkt. Als u de volledige functies van een apparaat wilt gebruiken, kies dan [ S c a n n e r selecteren ]. • Als u de basisscaneigenschappen instelt, stel het papierformaat dan in op [ L i g g e n d ] als het papier op de scanner met de lange zijde wordt ingevoerd of [ S t a a n d ] als het papier op de scanner met de korte zijde wordt ingevoerd. • Als [ B a s i s s c a n e ig e n s c h a p p e n ] is gekozen, zijn de nieuwste instellingen van het TWAINstuurprogramma beschikbaar behalve de beschikbare items in [ B a s i s s c a n e ig e n s c h a p p e n ] . • De richting van gescande gegevens is afhankelijk van de meest recente [ R i c h t i n g ] -instelling in het TWAIN-stuurprogramma. Als de richting van gescande gegevens anders is dan verwacht, kunt u die afbeeldingen draaien met de draaifunctie van deze toepassing. Deze functie vindt u in het [ O r ig i n e e l b e w e r k e n ] -menu. Basisscaneigenschappen registreren
Gebruik de volgende stappen om basisscaneigenschappen te registreren. Klik voor informatie over een specifieke instelling op -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven. 1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ B a s i s s c a n e ig e n s c h a p p e n ] .
140
Geregistreerde basisscaneigenschappen bewerken
2. Klik op [ T o e v . ] in het scherm [ Ba s is s c a n e ig e n s c h a p p e n i n s t e l le n ] .
6 3. Geef in het scherm [ B a s is s c a n e i g e n s c h a p p e n t o e v o e g e n / b e w e r k e n ] de scanner op en de basisscaneigenschappen die u wilt toepassen.
Geregistreerde basisscaneigenschappen bewerken
Gebruik de volgende stappen om de geregistreerde basisscaneigenschappen te wijzigen. Klik voor informatie over een specifieke instelling op -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven. 1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ B a s i s s c a n e ig e n s c h a p p e n ] . 2. Selecteer een geregistreerde configuratie op het scherm [ B a s i s s c a n e i g e n s c h a p p e n i n s t e ll e n ] en klik op [ Be w e r k e n ] .
141
6 Handige instellingen
3. Wijzig in het scherm [ B a s i s s c a n e ig e n s c h a p p e n t o e v o e g e n / b e w e r k e n ] de gewenste instellingen.
6
Geregistreerde basisscaneigenschappen verwijderen
Gebruik de volgende stappen om geregistreerde basisscaneigenschappen te verwijderen. Klik voor informatie over een specifieke instelling op -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven. 1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ B a s i s s c a n e ig e n s c h a p p e n ] . 2. Selecteer een geregistreerde configuratie in het scherm [ B a s is s c a n e i g e n s c h a p p e n i n s t e l le n ] en klik op [ V e r w i j d . ] .
142
Voorkeuren instellen
Voorke uren instelle n U kunt de volgende instellingen aanpassen zodat ze op uw werkwijze aansluiten en uw productiviteit verhogen. • Lengte-eenheid (millimeter of inch) • Standaard papierformaat voor documenten die aan taken worden toegevoegd.
Deze instelling voor standaard papierformaat kent het standaard formaat toe aan documenten die aan taken worden toegevoegd. Dit wijkt af van het PDF-paginaformaat. U kunt het standaard PDFpaginaformaat instellen door de instellingen van het TotalFlow PDF-stuurprogramma aan te passen. Ga als volgt te werk om de instellingen van het TotalFlow PDF-stuurprogramma aan te passen: open het configuratiescherm van Windows en dubbelklik op Printers en faxen. Klik met de rechtermuisknop op TotalFlow PDF en selecteer Afdrukvoorkeuren in het menu. Ga naar het Adobe PDFinstellingentabblad en selecteer een instelling uit de lijst met instellingen voor Adobe PDFpaginaformaten. • Lokatie voor het opslaan van afdruktaken (pad van de map) • Standaardweergave voor het [ T a a k b e w e r k i n g ] -scherm • Standaarddikte van en ruimte tussen bijsnijmarkeringen • Weergave-instellingen (resultaten van instellingen kunnen als voorbeelden of miniaturen worden weergegeven; displaykleuren)
6
• Resolutie-instelling voor de weergave wordt op het scherm [ O r i g i n e e l b e w e r k e n ] weergegeven • Of de aspectverhouding wel of niet moet worden gehandhaafd als de grootte van vergrote afbeeldingen wordt gewijzigd • Het pop-upscherm als er een taak wordt geopend • Wel of niet gebruiken van sneltoetsen Gebruik de volgende stappen om uw voorkeuren in te stellen. Klik voor informatie over een specifieke instelling op -knop om de ballonhulp op het scherm weer te geven. 1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ V o o r k e u r e n ] .
2. Wijzig de instellingen indien nodig op het [ V o o r k e u r e n ] -scherm.
143
6 Handige instellingen
De taakvoortgang e n re sultaten controleren
6
In deze paragraaf worden de volgende onderwerpen toegelicht: de voortgang van huidige taken controleren (verwerkingsstatus/fout), huidige taken beheren (Taakbeheer) en de resultaten van taken controleren. U kunt de voortgang controleren en afdruktaken en taken beheren die zijn uitgevoerd door een hot-map of een programma. In deze paragraaf wordt de procedure uitgelegd met afdruktaken als voorbeeld. De voortgang van afdruktaken controleren Gebruik de volgende stappen om de voortgang van afdruktaken te controleren en om huidige taken te beheren. 1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ T a a k b e h e e r ] .
U kunt het taakbeheer ook starten vanuit het Windows-menu [ S t a r t ] . 2. Klik op het tabblad [ T a a k b e h e e r ] op het [ T a a k b e h e e r ] -scherm.
144
De voortgang van afdruktaken controleren
Op het tabblad [ T a a k b e h e e r ] kunt u taken controleren die nog niet naar de printer zijn verstuurd. Taken die al naar de printer zijn verstuurd, worden niet op het tabblad [ T a a k b e h e e r ] weergegeven. U kunt de resultaten van taken die zijn verstuurd, controleren op het tabblad [ L o g b o e k ] . 3. Controleer de afdrukstatus van de huidige afdruktaken en voer indien nodig de volgende beheertaken uit.
6
2. Af druk ke n opsc horte n/he rvatte n Bewerking in taakbeheer
Verklaring
Uitstellen
Hiermee stopt u tijdelijk het afdrukken van taken. Ga naar het menu Alle taken en selecteer Opschorten.
Hervatten
Hiermee hervat u onderbroken taken. Ga naar het menu Alle taken en selecteer Hervatten.
145
6 Handige instellingen
3. Ee n be paalde taak annule re n/he rvatte n Bewerking in taakbeheer
Verklaring
Annuleren
Hiermee stopt u de opgegeven taak en verwijdert u deze uit de takenlijst. Selecteer de taak die u wilt annuleren en ga naar het menu Huidige taak en selecteer Annuleren.
Hervatten
Hiermee hervat u een taak die is onderbroken vanwege een fout.*1 Selecteer een taak waarin een fout is opgetreden en selecteer Hervatten in het menu Huidige taak. Bij het hervatten van een taak waarin een fout is opgetreden vanwege het wachtwoord, dient u het juiste wachtwoord in te voeren.
6
*1 Taken waarin een fatale fout is opgetreden, kunnen niet via dit scherm worden hervat. Om zulke taken te hervatten, dient u deze te annuleren en dan opnieuw te openen. Controleer of de inhoud ervan correct is en probeer deze taak dan opnieuw uit te voeren. De resultaten van afdruktaken controleren Gebruik de volgende stappen om de resultaten (logboek) van afdruktaken te controleren. 1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ T a a k b e h e e r ] .
U kunt het taakbeheer ook starten vanuit het Windows-menu [ S t a r t ] . 2. Klik in het [ T a a k b e h e e r ] -scherm op het tabblad [ L o g b o e k ] en controleer het logboek. Klik op [ V e r n i e u w e n ] om de lijst met logboeken te updaten met actuele informatie.
146
Een reservekopie van de instellingen maken voor herstel
• Logboeken worden 90 dagen opgeslagen. • Het logboek kan alleen worden bekeken. Logboeken kunnen niet worden aangepast of verwijderd.
Een rese rve kopie van de inste llin gen mak en voor he rstel U kunt uw gegevens en instellingen beschermen door een reservekopie te maken.
6
Als er dan een probleem optreedt, kunt u met de reservekopie de gegevens die verloren zijn gegaan, herstellen en de instellingen terugzetten. De volgende instellingen en gegevens kunnen opgeslagen worden in een reservekopie en worden hersteld: 4. I te ms d ie a ls r e se r ve k op ie z ijn o pg e slag e n /h e r ste ld e ite ms
• Papiercatalogus
• Voorkeuren
• Tabbladsnelkeuzes
• Geregistreerde printers
• Programma's
• Configuraties van basisscaneigenschappen
• Opmaaksnelkeuzes
• Informatie van externe programma's
• Afbeeldingsoverlay
• Opgeslagen taken worden niet als reservekopie opgeslagen en kunnen dus niet worden hersteld. Maak gebruik van Windows Explorer om een kopie van de map te maken waarin de taken worden opgeslagen. U kunt het Voorkeuren-scherm gebruiken om de map te vinden waarin de taken worden opgeslagen. Zie voor meer informatie Voorkeuren instellen, p. 143. Een reservekopie van het systeem maken Gegevens worden in een reservekopie opgeslagen als een gecomprimeerd bestand in ZIP-indeling.
147
6 Handige instellingen
Gebruik de volgende procedure om een reservekopie te maken. 1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ R e s e r v e k o p ie ] .
2. Geef een locatie en naam op voor de reservekopie en klik op [ O p s l a a n ] .
6
Systeeminstellingen herstellen U kunt de reservekopie laten uitpakken om de gegevens te herstellen. Dit zorgt ervoor dat de gegevens weer dezelfde vorm krijgen als toen de reservekopie werd gemaakt. Gebruik de volgende procedure om de gegevens te herstellen. 1. Ga naar het [ I n s t e l l i n g ] -menu en selecteer [ H e r s t e l l e n ] .
2. Selecteer de reservekopie en klik op [ O p e n e n ] .
148
Systeeminstellingen herstellen
6
149
6
150
7 . Appendix ♦ Ondersteunde bestandsindelingen ♦ Beperkingen van bewerkingsfuncties voor documentpagina's ♦ Tabellen voor conversie van papierinstellingen ♦ Problemen oplossen
Ondersteunde bestandsinde linge n In dit onderdeel worden de volgende onderwerpen toegelicht: bestandsindelingen die door deze applicatie worden ondersteund, applicaties die nodig zijn voor het indienen van documenten (voor het creëren van een taak/invoegen van een document) en de documenttypen nadat documenten zijn toegevoegd.
• Installeer eerst de benodigde applicaties voor het toevoegen. 1 . Ve r e i s t e t o e p a s s i n g e n v o o r i n d e l i n g s t y p e n Bestandstype
Vereiste applicatie
Documenttype voor taak
TIFF
Geen
Afbeelding-PDF
JPEG
Geen
Afbeelding-PDF
PNG
Geen
Afbeelding-PDF
PDF
Geen
Object-PDF
JDF*1
Geen
Object-PDF
MJD*2
Geen
Object-PDF
PS/EPS*3
Acrobat Distiller, onderdeel Object-PDF van Adobe Acrobat 8/9/X/XI
DOC/DOCX/RTF*4
– Microsoft Office Word*5 2003 SP3*7/2007 SP2/ 2007 SP3/2010/2010 SP1/2013 (uitsluitend 32bits)
7
Object-PDF
– Adobe PDF, onderdeel van Adobe Acrobat 8/9/X/XI – TotalFlow PDF-stuurprogramma, meegeleverd met deze toepassing*7
151
7 Appendix
Bestandstype
Vereiste applicatie
Documenttype voor taak
XLS/XLSX/CSV*4
– Microsoft Office Excel*5 2003 SP3*6/2007 SP2/ 2007 SP3/2010/2010 SP12013 (uitsluitend 32– bits)
Object-PDF
– Adobe PDF, onderdeel van Adobe Acrobat 8/9/X/XI – TotalFlow PDF-stuurprogramma, meegeleverd met deze toepassing*6 PPT/PPTX*5
– Microsoft Office PowerPoint*5 2003 SP3*6/ 2007 SP2/2007 SP3/ 2010/2010 SP12013 (uitsluitend 32–bits)
Object-PDF
– Adobe PDF, onderdeel van Adobe Acrobat 8/9/X/XI
7
– TotalFlow PDF-stuurprogramma, meegeleverd met deze toepassing*7 *1 JDF-bestandsindelingen vormen de technische standaard voor PDF-bestanden die de taakticketinformatie (speciale instructies, klantinformatie, etc.) bevatten, maar ook de bewerkings-, afwerkingsen afdrukinstellingen voor een taak. *2 MJD-bestandsindelingen zijn PDF-bestanden die instellingen voor afwerking en afdrukken bevatten. *3 Acrobat Distiller wordt gebruikt om een PDF-bestand mee te creëren, dat vervolgens wordt gebruikt om een taak te creëren. *4 Het TotalFlow PDF-stuurprogramma wordt gebruikt om een PDF-bestand te creëren, dat vervolgens wordt gebruikt om een taak te creëren. *5 Uitsluitend de 32-bits versie wordt ondersteund. *6 U moet een compatibiliteitspakket installeren om DOCX-, XLSX- en PPTX-bestanden met Microsoft Office 2003 te kunnen gebruiken. *7 Zie de Installatiehandleiding voor meer informatie over de installatie van het TotalFlow PDFstuurprogramma. Extra informatie over het indienen van PDF-bestanden • Deze applicatie ondersteunt de volgende PDF-bestanden: PDF-bestanden die zijn gecreëerd met echte applicaties van Adobe Systems of met de scannerfunctie die is geleverd door de fabrikant van de apparaten die worden vermeld bij "Supported Devices" (Ondersteunde apparaten) in de Leesmij. Als u een PDF-bestand gebruikt dat niet is gecreëerd met deze applicatie of dit apparaat, kan het
152
Ondersteunde afbeeldingsindelingen en -afmetingen
bestand mogelijk niet worden geïmporteerd in deze applicatie of kan een aantal functies van deze applicatie mogelijk niet worden gebruikt. • Deze applicatie ondersteunt geen PDF-bestanden die XFA-formulieren bevatten die zijn gecreëerd met een applicatie zoals Adobe LiveCycle Designer. Voordat u een PDF-bestand importeert in deze applicatie, converteert u het bestand zodat het geen XFA-formulieren bevat. Ondersteunde afbeeldingsindelingen en -afmetingen In de volgende tabellen staan de ondersteunde afbeeldingsindelingen en -afmetingen.
• Alleen beschikbaar voor afbeeldingen die de RGB-kleurmodus gebruiken. 2. O nd ersteund e a fb eeld ing sind eling en Afbeeldingsindeling
Kleuren
TIFF (meerdere pagina's worden Ongecomprimeerd ondersteund)
Zwart-wit (1 bit) Grijswaarden (8 bit) Indexkleur (8 bit) Kleur (24 bit)
CCITT G3 FaxMH
Zwart-wit (1 bit)
CCITT G3 FaxMR
Zwart-wit (1 bit)
CCITT G4 FaxMMR
Zwart-wit (1 bit)
TIFF-MH (Huffman RLE)
Zwart-wit (1 bit)
LZW
Zwart-wit (1 bit)
7
Grijswaarden (8 bit) Indexkleur (8 bit) Kleur (24 bit) JPEG (JFIF) - YcbCr
Grijswaarden (8 bit) Indexkleur (8 bit) Kleur (24 bit)
PackBits
Zwart-wit (1 bit) Grijswaarden (8 bit) 153
7 Appendix
Afbeeldingsindeling
Kleuren
Indexkleur (8 bit) Kleur (24 bit) ZIP (inpakken)
Zwart-wit (1 bit) Grijswaarden (8 bit) Indexkleur (8 bit) Kleur (24 bit)
JPEG
Normaal
Grijswaarden (8 bit) Indexkleur (8 bit) Kleur (24 bit)
Progressief
Grijswaarden (8 bit) Indexkleur (8 bit) Kleur (24 bit)
7
PNG
Normaal
Zwart-wit (1 bit) Grijswaarden (8 bit) Indexkleur (8 bit) Kleur (24 bit)
Interlace
Zwart-wit (1 bit) Grijswaarden (8 bit) Indexkleur (8 bit) Kleur (24 bit)
154
Beperkingen van bewerkingsfuncties voor documentpagina's
3. O nd ersteund e a fb eeld ing saf m eting en
Kleuren
Max. formaat
Max. resolutie
Zwart-wit (1 bit)
330,2 × 487,6 mm 200 dpi (13 × 19,2 inch)
Max. aantal pixels
180 × 40 pixels
Voorbeeld afbeeldingsformaat
Tabloid (11 × 17) 1200 dpi (13.200 × 20.400 pixels) Tabloid Extra (12 × 18) 600 dpi (7200 × 10.800 pixels) Tabloid Extra (12 × 18) 1.200 dpi (14.400 × 21.600 pixels)
Grijswaarden (8 bit)
330,2 × 487,6 mm 600 dpi (13 × 19,2 inch)
7.800 × 11.520 Tabloid Extra (12 pixels × 18) 600 dpi (7200 × 10.800 pixels)
Kleur (24 bit)
330,2 × 487,6 mm 600 dpi (13 × 19,2 inch)
7.800 × 11.520 Tabloid Extra (12 pixels × 18) 600 dpi (7200 × 10.800 pixels)
7
Hanteren van afbeeldingen die groter zijn dan het toegestane formaat Als u een taak probeert te creëren of een document probeert in te voegen uit een afbeeldingsbestand dat groter is dan het toegestane formaat, volgt u de volgende stappen: • Als de afbeelding het maximale aantal pixels niet overschrijdt, wordt de resolutie van de afbeelding verhoogd tot de maximale resolutie zodat de afbeelding binnen de maximale grootte past. • Als de afbeelding het maximale aantal pixels wel overschrijdt of als de afbeelding niet binnen de maximale grootte past als de resolutie wordt verhoogd, wordt het volgende proces uitgevoerd afhankelijk van de kleurmodus van de afbeelding: Zwart-wit (1 bit): Geconverteerd naar grijswaarden en verkleind naar A3-formaat met 600 dpi. Grijswaarden of kleur: Er wordt een fout weergegeven. De taak kan niet worden gecreëerd of het document kan niet worden ingevoegd.
Be perkingen van bew erk ingsf unc ties voor doc ume ntpagina's De tabel hieronder geeft weer welke functies van het [ O r i g i n e e l b e w e r k e n ] -scherm beschikbaar zijn voor verschillende documentindelingen.
155
7 Appendix
4. Beschikb a re functies p er d oc um entind eling Documentindeling
7
Functie
Afbeelding-PDF *1
Object-PDF *2
Rechtzetten (automatisch)
Beschikbaar (alleen zwart-wit)
Niet beschikbaar
Rechtzetten (handmatig)
Beschikbaar
Niet beschikbaar
Ruisonderdrukking
Beschikbaar (alleen zwart-wit)
Niet beschikbaar
Randen wissen
Beschikbaar
Niet beschikbaar
Midden wissen
Beschikbaar
Niet beschikbaar
Gebied verplaatsen
Beschikbaar
Niet beschikbaar
Draaien
Beschikbaar
Beschikbaar
Vergroten/verkleinen
Beschikbaar
Beschikbaar
Gebied opvullen
Beschikbaar
Beschikbaar
Tekst invoegen
Beschikbaar
Beschikbaar
Afbeelding invoegen
Beschikbaar
Beschikbaar
Afbeeldingoverlapping toepassen
Beschikbaar
Beschikbaar
*1 Deze indeling is van toepassing op taken en ingevoegde documenten die zijn gecreëerd uit afbeeldingen met een TIFF-, JPEG- en PNG-bestandsindeling. *2 Deze indeling is van toepassing op taken en ingevoegde documenten die zijn gecreëerd uit afbeeldingen zonder TIFF-, JPEG- of PNG-bestandsindeling.
Tabellen voor con versie van papie rinstellingen In dit onderdeel worden de papierinstellingen voor deze applicatie en het type papier voor het afdrukken toegelicht. Als u een taak afdrukt, worden de papierinstellingen die zijn opgegeven in deze applicatie geconverteerd zodat ze overeenkomen met het papiertype in de printer. Afhankelijk van de printer betekent dit dat de instellingen in deze applicatie naar verschillende typen papier kunnen verwijzen. Gebruik deze informatie om de papierinstellingen zo te configureren dat ze overeenkomen met de printer waarop u afdrukt.
156
Papiertypen en -instellingen
In de tabel worden printers geclassificeerd in type A t/m I. Zie Leesmij voor meer informatie over uw printertype en voor informatie over printers die compatibel zijn met deze applicatie.
• U kunt papierinstellingen configureren op het scherm [ P a p ie r t y p e s e le c t e r e n ] . U kunt dit scherm weergeven door te klikken op [ P a p ie r t y p e ] op het scherm [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - i n s t e l l i n g e n ] . Zie voor informatie over het weergeven van het [ O p m a a k - / p a p i e r t y p e - i n s t e l l in g e n ] -scherm Opmaakinstellingen, p. 83. • Zie de documentatie van uw printer voor meer informatie over ondersteunde papiertypen, het plaatsen van papier in de laden en andere informatie over papiertypen. Papiertypen en -instellingen Afdrukken op dun of dik papier
Als u op dun of dik papier afdrukt, geef dan de [ G e w ic h t ( g s m ) ] -instelling in deze toepassing op volgens uw printer.
7
157
7 Appendix
• Als u de [ G e w i c h t ( g s m ) ] -instelling opgeeft, verander dan niet de standaardwaarde van de volgende instellingen. Als u andere waarden ingeeft voor de volgende instellingen, kan dat de gewichtsinstelling overschrijven. – Papertype, kleur, coating (voorkant), voorbedrukt, gerecyclede inhoud (%), textuur, gattype/ ringbindtype, (on)doorzichtigheid 5. [G ewicht (g sm )]-instelling v oor d ez e toep a ssing ( d un of d ik p a p ier) Papiertype
Printertype
Dun papier
Type A
7
Normaal papier
52–90
Type B
40–51
52–105
Type C
52–65
66–80
Type D
52–65
66–80
Type E
60–75
76–100
Type F
60–63
Type G
52.3–63 -
Type H Type I Type J
Normaal papier 2
Gemiddeld dik
-
-
-
91–216
Dik papier 2
Dik papier 3
-
-
106–163
164–216
217–256
257–300
81–99
100–127
128–163
164–249
250–300
81–100 -
101–127
128–169
170–249
250–300
101–126
127–156
157–220
221–300
64–80
81–105
106–163
164–220
221–256
257–300
64–80
81–105 -
106–163 -
164–220
221–256 -
257–300 -
81–105 -
106–163
164–220
221–256
82–103
104–119
170–216
257–350 -
52.3–104 60–63 -
Dik papier 1
64–80 52–81
105–216
Afdrukken op ander papier dan dik of dun papier
Als u op ander papier dan dik of dun papier afdrukt, kijk dan in de tabel hieronder en geef de instellingen in deze applicatie op volgens het papiertype.
Wijzig de standaardwaarden van de instellingen die gemarkeerd zijn met "-" niet. Als u andere waarden opgeeft, is het mogelijk dat de benodigde instellingen worden genegeerd.
158
Afdrukken op ander papier dan dik of dun papier
6. [G ewicht (g sm )]-instelling v oor d ez e toep a ssing ( niet d un of niet d ik p a p ier) Instellingen voor deze applicatie
Papiertype
Gewicht (gram)
Papiertype
Gerecycled papier
Kleur
Standaard
Briefhoofd -
-
-
-
-
-
-
Tabpapier
Voorgesneden tabs
-
Nee
-
-
Nee
Standaard -
Nee Nee
Standaard
Speciaal papier 6
-
-
Standaard
Speciaal papier 5
Nee
Nee
Standaard
Speciaal papier 4
-
Standaard
Speciaal papier 3
Voorbedrukt
Nee
Standaard
Speciaal papier 2
Nee
Briefhoofd
Speciaal papier of Speciaal papier 1
Coating (voorzijde)
-
Nee
-
7
Tabbladen (voorgesneden/volledig gesneden) Etiket
-
Nee
Etiketten -
Papierkleur 1
Standaard
Anders dan de onderstaande kleuren
Nee
Standaard
Geel
Nee
Standaard
Groen
Nee
Standaard
Grijs
Nee
Standaard
Blauw
Nee
Standaard
Paars
Nee
Geel Groen Grijs
-
-
Blauw Paars
-
-
-
-
159
7 Appendix
Instellingen voor deze applicatie
Papiertype
Gewicht (gram)
Coating (voorzijde)
Papiertype
Kleur
Standaard
Gebroken wit
Nee
Standaard
Oranje
Nee
Standaard
Roze
Nee
Standaard
Rood -
Nee
Voorbedrukt
Gebroken wit Oranje Roze
-
-
Rood Voorbedrukt Transparant papier OHP
7
-
Transparantie
-
Gecoat papier 2 Gecoat papier 3
Ja -
Nee -
Nee
Standaard
Gecoat papier of Gecoat papier 1
-
Standaard
-
-
Nee
Standaard
Voorgeperforeerd
-
-
Nee
Standaard
Gecoat
Standaard
Glanzend
Standaard
Mat
Envelop
Nee
-
-
-
-
-
Envelop
-
Instellingen voor deze applicatie
Papiertype
Gerecycled papier
Gerecycled materiaal (%)
1 t/m 100 -
Textuur
Type binding perforatie/ring
Dekking
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Briefhoofd Licht geplooid
Speciaal papier of Speciaal papier 1 Speciaal papier 2
160
Machinematig afgewerkt
Afdrukken op ander papier dan dik of dun papier
Instellingen voor deze applicatie
Papiertype
Gerecycled materiaal (%)
Textuur
Speciaal papier 3
Type binding perforatie/ring
Dekking
-
-
Gespikkeld -
-
-
-
Traditioneel uitgespreid -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Speciaal papier 4
Speciaal papier 5 Speciaal papier 6 Tabpapier Etiket Papierkleur 1 Geel Groen Grijs
7
Blauw Paars Gebroken wit Oranje Roze Rood Voorbedrukt Voorgeperforeerd Transparant papier OHP
Generic S
-
Doorschijnend
-
-
-
Transparant
161
7 Appendix
Instellingen voor deze applicatie
Papiertype
Textuur
Type binding perforatie/ring
Dekking
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gerecycled materiaal (%)
Gecoat papier of Gecoat papier 1 Gecoat papier 2 Gecoat papier 3 Envelop
Problemen oplossen In dit onderdeel wordt uitgelegd wat u moet doen als er een probleem optreedt terwijl u gebruikmaakt van deze applicatie.
• Het symbool *1 om de "Actie en referentie"-kolom geeft het volgende aan:
7
*1 Als er niet genoeg vrije ruimte op de harde schijf aanwezig is, vergroot dan de hoeveelheid vrije ruimte. Raadpleeg de Installatiehandleiding voor meer informatie over de vereiste hardeschijfruimte. Wanneer er een melding wordt weergegeven Dit hoofdstuk verklaart zeer belangrijke berichten. Als er een melding wordt weergegeven die niet in dit onderdeel wordt genoemd, volg dan de instructies in de melding. Als het probleem zich blijft voordoen, controleer dan de melding en de foutcode en neem contact op met uw onderhoudsvertegenwoordiger. 7. Ma p b ewerking en Bericht
Berichtcode
Actie en verwijzing
Aanmaken van de map is mislukt.
2038
Controleer het volgende:
3001
• Heeft u de benodigde rechten om de map te creëren?
3003
Kopiëren van de map is mislukt.
***013
• Controleer of er voldoende vrije ruimte op de harde schijf beschikbaar is.*1
2038
Controleer het volgende: • Heeft u de benodigde rechten om de map te kopiëren?
162
Wanneer er een melding wordt weergegeven
Bericht
Berichtcode
Actie en verwijzing
• Controleer of er voldoende vrije ruimte op de harde schijf beschikbaar is.*1 Verplaatsen van de map is mislukt.
2038
Controleer het volgende: • Heeft u de benodigde rechten om de map te verplaatsen? • Controleer of er voldoende vrije ruimte op de harde schijf beschikbaar is.*1 • Is er een bestand in de map geopend? Zo ja, sluit dit bestand.
Wijzigen van de mapnaam is mislukt.
2038
Controleer of er voldoende vrije ruimte op de harde schijf beschikbaar is.*1
Verwijderen van de map is mislukt.
2038
Als er een bestand in de map geopend is, sluit dit bestand dan.
7
Het aantal ingevoerde tekens overschrijdt de bovenlimiet.
Controleer of de naam van de opgegeven map niet meer dan 80 tekens bevat.
8. Besta nd sb ewerking en Bericht
Berichtcode
Actie en verwijzing
Kan geen toegang tot het bestand verkrijgen.
***015
Controleer het volgende:
***016
• Bestaat het bestand?
***017
• Heeft u de benodigde rechten voor toegang tot het bestand? • Heeft het bestand een ondersteund bestandstype? • Is het bestand corrupt?
Kopiëren van het bestand is mislukt.
3001
Controleer het volgende:
2038
163
7 Appendix
Bericht
Berichtcode
Actie en verwijzing
• Heeft u de benodigde rechten voor toegang tot het bestand? • Controleer of er voldoende vrije ruimte op de harde schijf beschikbaar is.*1 Verplaatsen van het bestand is mislukt.
2038
Controleer het volgende:
3013
• Controleer of er voldoende vrije ruimte op de harde schijf beschikbaar is.*1
Wijzigen van de bestandsnaam is mislukt.
• Is een bestand dat u wilt gebruiken, geopend? Zo ja, sluit dit bestand.
Verwijderen van het bestand is mislukt. Het wachtwoord is onjuist. Probeer het opnieuw.
Bevestig het wachtwoord voor het PDF-bestand.
9 . Ta k e n c r e ë r e n
7
Bericht
Berichtcode
Aanmaken van een nieuwe taak 2020900015 is mislukt. Kan het originele bestand / gescande gegevens niet in de taak opnemen. Deze afbeelding is niet beschikbaar.
2020302111 2060502111
2020302112 2060502112
Actie en verwijzing
Heeft u de benodigde rechten om het opgegeven MJD-bestand te lezen? Zie Ondersteunde bestandsindelingen, p. 151en controleer of deze applicatie de bestandsindeling ondersteunt. Gebruik een afbeeldingsbestand dat niet verkleind hoeft te worden of een bestand met dezelfde X- en Y-resolutie. Voor meer informatie over afbeeldingsformaten die door deze applicatie ondersteund worden, zie Ondersteunde afbeeldingsindelingen en -afmetingen, p. 153.
2020700003
164
Maak meer ruimte op de harde schijf vrij.*1
Wanneer er een melding wordt weergegeven
Bericht
Berichtcode
Actie en verwijzing
Opslaan van de taak is mislukt.
2000600001
Controleer of het pad bestaat uit maximaal 260 tekens.
2000200102
Er kon geen nieuwe map worden gecreëerd.
Opslaan als PDF-bestand is mislukt. Bijwerken van de programmainformatie is mislukt.
Controleer de volgende punten en geef een geldige map op: • Heeft u de benodigde rechten voor toegang tot de opgegeven map? • Heeft u een alleen-lezen map opgegeven? Bijvoorbeeld een map op een cdrom? De PDF-conversie door de TotalFlow PDF-printer is mislukt.
1. Zie Ondersteunde bestandsindelingen, p. 151 en controleer of deze applicatie de bestandsindeling ondersteunt.
7
2. Als de instellingen van TotalFlow PDF op de printer zijn gewijzigd, installeer het stuurprogramma voor TotalFlow PDF dan opnieuw. Zie voor meer informatie de Installatiehandleiding. 3. Als het probleem kan worden opgelost in stap 1 of 2, kan het bestand beschadigd zijn. Controleer of het bestand kan worden geopend in het programma waarmee het is gemaakt. Paginainformatie is niet beschikbaar.
2000000004
Er was mogelijk te weinig geheugen beschikbaar bij het lezen van het document. Als er te weinig geheugen was, verminder dan het huidige geheugenverbruik.
165
7 Appendix
10. A fd rukken en p rinters Bericht
Berichtcode
Opnieuw afdrukken van de taak 2000400110 is mislukt. 2000400114 Afdrukken van de taak is mislukt. 2000600105 Toewijzen van het apparaat is 2000400144 mislukt. 2000400133 Afdrukken is mislukt.
Actie en verwijzing
Controleer het volgende: • Staat de printer aan? • Is de printer op een netwerk aangesloten? • Is er een fout opgetreden in de printer?
Informatie over de apparaateigenschappen is niet beschikbaar. Kan afdrukken niet uitvoeren. Informatie over de apparaateigenschappen is niet beschikbaar.
2000400109 2000400134
Er is een HTTP-fout opgetreden.
7
Printer toevoegen is mislukt. Bijwerken van de printerinformatie is mislukt. Kan de verbindingsinstellingen van de printer niet bijwerken. De printerstatus is onbekend.
2000400114 2000400115
Selecteer in het [ I n s t e l le n ] -menu [ P r i n t e r ] en controleer vervolgens of de instellingen die op het [ A a n g e p a s t e p rin te rin ste llin g e n t o e v o e g e n / b e w e r k e n ] -scherm kloppen. Zie Help voor informatie over voorzorgsmaatregelen bij het configureren van de instellingen. De verbinding met de server waarop TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production Manager geïnstalleerd, kan verbroken zijn. Controleer het volgende: • Staat de server aan? • Is de server op het netwerk aangesloten? • Is TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production Manager juist opgestart? Zo niet, start de server dan opnieuw op. • Kunt u afdrukken vanaf TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production Manager?
166
Wanneer er een melding wordt weergegeven
Bericht
Berichtcode
Actie en verwijzing
Informatie over de apparaateigenschappen is niet beschikbaar.
2000400102
Controleer het volgende in TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production Manager.
Er is een HTTP-fout opgetreden.
2000400144
2000400132
Printer toevoegen is mislukt. Bijwerken van de printerinformatie is mislukt. Kan de verbindingsinstellingen van de printer niet bijwerken.
Zie voor meer informatie over het gebruik van TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production Manager de documentatie bij TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production Manager. • Bestaat er een virtuele printer op de server waarop TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production Manager geïnstalleerd is?
De printerstatus is onbekend.
• Is de virtuele printer gelinkt aan een fysieke printer? • Kunt u afdrukken vanaf de fysieke printer die gekoppeld is aan TotalFlow Print Manager of TotalFlow Production Manager? 2000400128 2000400130
7
Controleer of er geen fout is opgetreden in de printer. Als Kan de verbindingsinstellingen van de printer niet bijwerken. wordt weergegeven, controleer dan alle geregistreerde printers.
2000400103
Voer de bewerking opnieuw uit als de afdruktaken op de opgegeven printer zijn voltooid.
167
7 Appendix
11. S c anners Bericht
Berichtcode
Actie en verwijzing
Kan de basisscaneigenschappen niet verwijderen.
2090700103
Configureer de [Basisscan eigen sch appen ] opnieuw. Als deze melding blijft verschijnen, kan het instellingenbestand corrupt zijn.
Kan de basisscaneigenschappen niet verkrijgen. Kan de basisscaneigenschappen niet bijwerken. Het scannen is geannuleerd.
Als het scannen niet is geannuleerd en dit bericht wordt weergegeven, herhaal dan de scantaak.
1 2 . Wo r k f l o w
7
168
Actie en verwijzing
Bericht
Berichtcode
Openen van de taak is mislukt.
2021217104
Kan geen toegang tot het bestand verkrijgen.
2021217106
Onvoldoende vrije ruimte op de harde schijf
***003
Kan het bestand niet opslaan.
Onvoldoende geheugen
***004
De voorwaarde OutOFMemoryError is opgetreden.
Ophalen van de printerinformatie uit het workflow-systeem is mislukt.
2000024102
De DevCaps uit het workflowsysteem kunnen niet verkregen worden of het bestand is mogelijk corrupt.
Kan TotalFlow Prep niet opstarten, omdat een andere gebruiker een taak bewerkt in TotalFlow Prep.
2000900101
Openen van de taak is mislukt.
2000024103
2000000107
2000900102
Het JDF-bestand van het workflow-systeem is mogelijk corrupt of het bestandstype wordt niet ondersteund.
Er kan slechts één gebruiker tegelijk een taak met TotalFlow Prep bewerken.
Het JDF-bestand uit het workflow-systeem kan niet verkregen worden of het bestand is mogelijk corrupt.
Als deze applicatie niet wil opstarten
Bericht
Berichtcode
Actie en verwijzing
Opslaan van de taak is mislukt.
2000024104
Voordat de taak wordt verstuurd, stopt het workflowsysteem.
Verbinding met de server maken 2000000001 is mislukt.
TotalFlow Prep is tijdens het bewerken van een taak gestopt.
2000900103 Correct afsluiten van TotalFlow Prep is mislukt. Deze melding wordt niet op de gebruikersinterface van TotalFlow Prep weergegeven, maar naar het workflow-systeem gestuurd.
Web UI is niet normaal beëindigd.
2000700105 Er is in de taakeigenschappen sprake van één of meer conflicten. Deze melding wordt niet op de gebruikersinterface van TotalFlow Prep weergegeven, maar naar het workflow-systeem gestuurd.
Controleer JDF of Program voor conflicten in de taakeigenschappen.
7 13. A nd ere p rob lemen Bericht
Berichtcode
Actie en verwijzing
Voorkeurinformatie is niet beschikbaar.
2090400105
1. Start uw computer opnieuw op.
Bijwerken van de voorkeurinformatie is mislukt.
2. Als het probleem in stap 1 niet is opgelost, is het instellingenbestand mogelijk beschadigd.
Als deze applicatie niet wil opstarten Dit onderdeel licht toe wat u kunt doen als deze applicatie niet wil opstarten.
169
7 Appendix
Actie en verwijzing
1. Controleer of er voldoende vrije ruimte op de harde schijf beschikbaar is. *1, p. 162 2. Als het probleem in stap 1 niet is opgelost, start dan uw computer opnieuw op. 3. Als het probleem in stap 2 niet is opgelost, maak dan de installatie van deze applicatie ongedaan en installeer deze opnieuw. Zie de Installatiehandleiding voor meer informatie over de procedures voor het ongedaan maken van de installatie en het opnieuw installeren.
7
170
INDEX C
Contextafhankelijke help..................................... 3 A
Aangepast papier toevoegen .........................128 Aangepaste opmaak ........................................ 85 Aangepaste papiertypen Importeren/exporteren...............................130 Aanpassen Bijsnijmarkeringen......................................... 91 Afbeelding bewerken................................. 61, 65 Afbeelding invoegen......................................... 76 Afbeelding-PDF................................................. 55 Afbeeldingen.................................................... 55 Invoegen ...................................................... 76 Vergroot .....................................................153 Afbeeldingsindelingen ....................................153 Afbeeldingsorigineel bewerken......................... 61 Afbeeldingsoverlay toevoegen ......................... 80 Afbeeldingsoverlays Registreren.................................................... 80 Toepassen .................................................... 81 Afdrukken Dun of dik papier........................................157 Papier dat niet dun of dik is.........................158 Afdruktaken Vooruitgang controleren .............................144 Afdruktijd.......................................................... 89 Afwerkingsinstellingen................................ 81, 95 Alle geselecteerde pagina's.............................. 78 Andere programma's................................. 61–63 B
Beeldverschuiving............................................. 87 Belangrijke punten ............................................ 15 Bewerk object................................................... 77 Bewerken van objecten..................................... 77 Bewerken van PDF-bestanden........................... 62 Bewerkingen op meerdere pagina's toepassen ....................................................................... 77 Bijsnijmarkeringen............................................. 91 Blanco pagina's Invoegen ...................................................... 57 Boekje .............................................................. 24
D
Documentatie...................................................... 2 Documenten invoegen ...................................... 58 Documenten stapelen........................................ 96 Draaien ............................................................ 73 E
Een reservekopie maken Systeeminstellingen.....................................147 Exporteren Aangepaste papiertypen ............................130 Externe toepassingen registreren...................................................136 F
Foutmeldingen ................................................162 G
gaten, perforeren.............................................. 96 Gebied opvullen............................................... 74 Gebied verplaatsen .......................................... 72 Geregistreerde tabbladen bewerken ..............134 Geselecteerd gebied Opvullen....................................................... 74 Verplaatsen .................................................. 72 Gesorteerd afdrukken....................................... 96 Gewichtinstellingen.........................................157 Grijsschaal........................................................ 55 H
Handelsmerken................................................... 4 Handleidingen, instructie- ................................... 2 Help ................................................................... 3 Het scherm Origineel bewerken, muisbewerking ....................................................................... 65 Hoofdstuk aanmaken........................................ 59 Hoofdstuk bewerken......................................... 60 Hoofdstuk verwijderen ...................................... 61 Hoofdstukken Aanmaken .................................................... 59 Bewerken ..................................................... 60 Verwijderen .................................................. 61
171
Midden wissen.................................................. 71 Miniboekje ....................................................... 86
Gewicht......................................................157 Papierinstellingen Configureren ..............................................156 Papiertype ........................................................ 92 PDF Toepassingen..............................................151 Vereisten PDF.........................................................151 PDF bewerken .................................................. 62 Per pagina........................................................ 77 Perfect binden................................................... 98 Preflight............................................................. 63 Preflight-controle............................................... 63 Printer Instellingen bewerken .................................138 Registreren..................................................137 Verwijderen ................................................139 Problemen oplossen........................................162 Programma's registreren .................................117
O
R
Omslag...........................................................101 Ondersteunde afbeeldingsafmetingen.............153 Ondersteunde afbeeldingsindelingen..............153
Randen wissen.................................................. 70 Raster ............................................................... 65 Rechtzetten ....................................................... 67 Rechtzetten van scheve pagina's....................... 67 Reeks, afdrukken............................................... 85 Ringband maken............................................... 97 Ruis verwijderen................................................ 69 Ruisonderdrukking ............................................ 69
I
Inbinden van tijdschrift ...................................... 87 Inbinden, configureren...................................... 81 Indelingen Beschikbare functies....................................155 Instellingen voor back-uppen/herstellen .........147 Instructiehandleidingen PDF-handleidingen.......................................... 2 Invoegen van blanco pagina ............................ 57 Invoegen van origineel document ..................... 58 K
Kleur................................................................. 55 Kop- en voetteksten ........................................100 L
Let op ................................................................. 1 M
P
Pagina kopiëren................................................ 56 Pagina toepassen ............................................. 78 Pagina verplaatsen ........................................... 56 Pagina's Bewerken ..................................................... 65 Draaien ........................................................ 73 Het formaat wijzigen..................................... 74 Invoegen van blanco pagina's...................... 57 Kopiëren....................................................... 56 Verplaatsen .................................................. 56 Verwijderen .................................................. 56 Pagina's combineren......................................... 84 Paginalay-out ................................................... 55 Paginalijst ......................................................... 55 Paginanummering...........................................100 Paginavolgorde/-lay-out bewerken.................. 55 Papier
172
S
Samenvoegen................................................... 65 Scanner Registreren..................................................137 Schaduwen aan de rand verwijderen ............... 70 Schaduwen in het midden verwijderen.............. 71 Schermfuncties Taakbeheer............................... 50 Symbolen ........................................................... 4 T
Taakeigenschappen.......................................... 54 Taakmappen .................................................... 50 Taakvoorbeeld ................................................. 50 Tabbladen
Tekst instellen..............................................106 Tabbladsnelkeuze Bewerken ...................................................134 Taken Creëren uit bestaande bestanden ................. 48 Creëren van een papieren document............ 47 Kopiëren....................................................... 50 Openen........................................................ 50 Vanuit opgeslagen mappen openen ............. 52 Verplaatsen .................................................. 50 Verwijderen .................................................. 50 Zoeken .................................................. 50, 53 Takenlijst ........................................................... 50 Tekst invoegen .................................................. 75 TekstAfbeeldingen Aan tabbladen toevoegen ..........................106 Toepassing Contour ........................................................ 11 Functies......................................................... 12 Toepassingen registreren ................................136 Tussenbladen..................................................105 U
Uitzonderingsinstellingen annuleren ...................................................111 V
Verplaatsen ...................................................... 65 Verwijder pagina.............................................. 56 Verwijderen Basisscaneigenschappen............................142 Voorinstelling bewerken ...................................................126 Z
Zwart-wit .......................................................... 55
173
© 2014
RICOH COMPANY, LTD. 8-13-1, Ginza, Chuo-ku, Tokyo 104-8222, Japan http: //www.ricoh. com
RICOH TotalFlow Prep
NL NL
2/2014
D3AN8537
*D3AN8537* D3AN8537