JAARVERSLAG B EAMBTENFONDS VOOR HET
M IJNBEDRIJF
2004
B EAMBTENFONDS VOOR HET
M IJNBEDRIJF
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf Akerstraat 92, 6411 HD Heerlen Telefoon : 045 - 5763 333 Telefax : 045 - 5741 117
Ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken onder nummer 41071016
VERSLAG OVER HET BOEKJAAR 1-1-2004 T/M 31-12-2004
INHOUD Pagina Bestuur en organisatie per 31 december
5
Meerjarenoverzicht
7
Bestuursverslag Algemeen
9
Pensioenen
9
Beleggingen
16
Bestemming van het saldo
22
Balans per 31 december
24
Staat van baten en lasten
26
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
27
Financiële instrumenten
29
Toelichting op de balans per 31 december
31
Toelichting op de staat van baten en lasten
35
Gebeurtenissen na balansdatum
41
Financiering
41
Resultaatbestemming
41
Uitvoering
41
Actuariële verklaring
42
Accountantsverklaring
44
Beleggingsoverzichten
45
Jaarrekening
Overige gegevens
Bijlagen
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
3
4
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
BESTUUR EN ORGANISATIE PER 31 DECEMBER Bestuur Leden van werknemerszijde
Plaatsvervangende leden van werknemerszijde
*
*
1)
Mw. M.F.M. Breiner-Bosma 1) M.K. Romih 1) Ir A.A.F.M. Lahaye 2) vacature 1) F.A.G. Hol 1) A.P.M. Appel 1)
J.P.H. Teuwen MHD, voorzitter L.V. Trafas 1) Drs J.E.A. Dols 2) J.G. Hendriks 1) M. Muller 1) G.J.M. Ramakers 1) Leden van werkgeverszijde
Plaatsvervangende leden van werkgeverszijde Mevr. drs E. van de Wiel 3)
Mr G.J.H.M. Wagemans, plv. voorzitter 3) Mr L.E.Th. Brands 4) S.A.H. Lauwers 5)
5
5)
Mevr. drs E. van de Wiel Mevr. drs E. van de Wiel 5)
Gezamenlijke beleggingscommissie AMF - BFM Drs L.R.M. Radix, voorzitter Mr L.E. Th. Brands G.J.M. Ramakers F.F. Pfeiffer J.J.M. Schaffrath
Namens BFM: Namens AMF:
*
Benoemd door:
1) 2) 3) 4) 5)
De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening Vereniging Hoger Personeel DSM DSM Limburg BV Laura BV DSM Limburg BV/Laura BV conform artikel 7, lid 4 van de statuten
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
Organisatie Administratie en Vermogensbeheer
Secretaris Actuaris Accountant
6
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
Stichting AZL Samenwerkende Pensioenfondsen Kantoor: Akerstraat 92, Heerlen Postadres: Postbus 4471, 6401 CZ Heerlen Tel.nr.: 045 - 5763 333, Faxnr.: 045 - 5741 117 Mr H.M.A. Dumont Mercer Human Resource Consulting B.V. Ernst & Young Accountants
MEERJARENOVERZICHT 2004
2003
2002
2001
2000
Aantallen Deelnemers
6
7
7
8
11
Gewezen deelnemers
209
242
304
383
465
Pensioengerechtigden
3.204
3.295
3.363
3.431
3.525
216.709 27
230.009 31
244.724 38
256.320 44
265.312 53
___________
___________
___________
___________
___________
216.736
230.040
244.762
256.364
265.365
66.200 582
61.766 470
58.628 348
77.427 225
90.950 –
130,8 %
127,1 %
124,1 %
130,3 %
134,3 %
28.595
29.637
30.928
30.928
31.528
276.151*) 20.452
287.248*) 19.054
302.503 1.420
329.730 9.657
347.285 20.836
7,5 %
6,8 %
0,5 %
3,6 %
6,2 %
Financiële gegevens (in duizenden euro) Voorziening pensioenverplichtingen • Eigen rekening • Herverzekering
Reserves • Algemene reserve • Bestemmingsreserve Dekkingsgraad Pensioenuitkeringen Beleggingen • Belegd vermogen • Beleggingsopbrengsten • Rendement o.b.v. total return
*)
Inclusief valuta termijn affaires en exclusief lopende intrest en liquide middelen.
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
7
8
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
BESTUURSVERSLAG ALGEMEEN
Statutaire doelstelling Stichting Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf heeft ten doel aan de (gewezen) deelnemers en aan hun betrekkingen, volgens bij pensioenregeling vast te stellen bepalingen, geldelijke uitkeringen te verzekeren.
Organisatie van het fonds Het fonds, opgericht bij notariële akte op 30 december 1952, is statutair gevestigd te Heerlen en wordt beheerd door een bestuur, bestaande uit 9 personen. Het bestuur kent een paritaire samenstelling. De voorzitter, plaatsvervangend voorzitter en de secretaris van het fonds vormen samen het Presidium. Het Presidium bereidt de bestuursvergaderingen voor, stelt de agenda van de vergadering samen, voert vooroverleg over bepaalde bestuurlijke aangelegenheden en komt eventueel met voorstellen. De administratie en het vermogensbeheer wordt door AZL N.V. te Heerlen verzorgd. De actuariële werkzaamheden zijn opgedragen aan Mercer Human Resource Consulting. De controle van de jaarrekening is uitgevoerd door Ernst & Young Accountants te Heerlen.
Bestuur Op 22 april 2004 overleed het bestuurslid de heer J.L. Baggen. Te vroeg moest afscheid worden genomen van een deskundig bestuurder en aimabel persoon. Sinds 1 januari 1998 was hij bestuurslid van het fonds. Voor zijn bewezen diensten gedurende zijn bestuurslidmaatschap is het fonds hem veel dank verschuldigd. De ontstane vacature binnen het bestuur werd door de benoemende instantie De Unie ingevuld door de benoeming van de heer L.V. Trafas. De heer Trafas was voordien plaatsvervangend bestuurslid. In de hierdoor ontstane vacature voor plaatsvervangend bestuurslid is nog niet voorzien. De DNB stemde met voornoemde benoeming in. Verder vond geen
wijziging in de bestuurssamenstelling plaats. Het bestuur vergaderde in het verslagjaar op 5 maart, 28 mei en 18 november.
Gezamenlijke beleggingscommissie AMF-BFM De fondsbesturen van AMF en BFM laten zich voor wat betreft beleggingsaangelegenheden adviseren door een vaste adviescommissie, samengesteld uit een onafhankelijke beleggingsdeskundige als voorzitter, enkele bestuursleden van beide fondsen en functionarissen van AZL Vermogensbeheer. Deze beleggingscommissie vergadert na afloop van ieder kwartaal en deed dit in het verslagjaar op 17 februari, 4 mei, 20 juli en 4 november.
9
PENSIOENEN
Algemene ontwikkelingen
KABINETSPLANNEN
MET
VUT,
PREPENSIOEN EN
LEVENSLOOP
Het verslagjaar werd overduidelijk gedomineerd door de grote maatschappelijke onrust die is ontstaan als gevolg van het kabinetsvoornemen om de fiscale facilitering van VUT- en prepensioenregelingen te beëindigen. Nadat de plannen op Prinsjesdag 2003 bekend waren gemaakt, leidde overleg tussen kabinet en sociale partners niet tot overeenstemming. Voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis leidden de voorgenomen pensioenhervormingen tot massale betogingen en werkonderbrekingen. Uiteindelijk kwam in het najaar toch een akkoord tot stand, niet dan nadat het kabinet op onderdelen concessies had gedaan. Kenmerkend voor de hervormingen is vooral het wegnemen van collectief-verplichte, inkomensvervangende voorzieningen in de prepensioneringsfase, ter handhaving en stimulering van de arbeidsparticipatie van oudere werknemers. De concessies lagen op het terrein van het bieden van individuele en vrijwillige financiële alternatieven, zoals het levensloopsparen en een nieuwe
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
pensioenvorm, het veertig-deelnemersjarenpensioen. Voorts heeft het kabinet er bewust van afgezien om de fiscaal ondersteunde opbouw van het levenslange ouderdomspensioen, het zogenoemde Witteveenkader, in te perken.
bestaande Actuariële Principes Pensioenfondsen en daarop voortbordurende circulaires van de toezichthouder.
ORGANISATORISCHE
Op 25 november 2004 is de Tweede Kamer met het betreffende wetsvoorstel akkoord gegaan. De kabinetsplannen gaan in op 1 januari 2006. De behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer staat geagendeerd voor het begin van het volgende verslagjaar. Sociale partners en pensioenkoepels verwachten vanwege de korte invoeringstermijn van één jaar problemen bij de implementatie van de wettelijke maatregelen in de bestaande pensioenregelingen. Zij pleiten daarom bij de Eerste Kamer voor een verlenging van de invoeringstermijn. Deze wet zal voor het BFM, zijnde een gesloten fonds zonder premiebetalende leden, geen raakvlakken hebben.
NIEUW
10
FINANCIEEL TOETSINGSKADER
In het voorjaar publiceerde het kabinet de definitieve uitgangspunten voor het financiële toezicht op pensioenfondsen, de zogenoemde Hoofdlijnennota, waaraan uitgebreide consultatieronden met sociale partners vooraf zijn gegaan. Er bestond na afloop grote tevredenheid over het feit dat het kabinet ter zake goed naar de wensen van sociale partners en pensioenuitvoerders heeft geluisterd. Hetzelfde geldt voor de daarop gevolgde nadere invulling door zowel het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als De Nederlandsche Bank (DNB). De inrichting van het financieel toetsingskader heeft tot de in werking treding van de nieuwe Pensioenwet, welke nog steeds op 1 januari 2006 is gepland, een voorlopige voltooiing gekregen. Aan deze Pensioenwet is in het verslagjaar nog volop gewerkt en aan het einde van het verslagjaar is een volledig concept afgerond en voor consultatie verspreid. Ook dit pensioendossier –naar het zich laat aanzien een majeur wetgevingsproject–, zal in het komende jaar moeten worden afgerond en in werking gezet worden en zal naar verwachting het uiterste van de uitvoeringsorganisatie vergen. Het bestuur heeft besloten nog niet vanaf het boekjaar 2005 op het nieuwe toezichtregime in te spelen en houdt derhalve tot de hiervoor genoemde in werking treding van de Pensioenwet vast aan de
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
VRAAGSTUKKEN
Goed pensioenfondsbestuur Niet alleen pensioeninhoudelijke zaken kwamen in het verslagjaar ter discussie te staan, ook het vraagstuk van de organisatie en structuur van het pensioenfonds raakte in een flinke stroomversnelling. Op dit terrein deden zich diverse ontwikkelingen voor. In de eerste plaats ging van de Code Tabaksblat over goed ondernemingsbestuur een stimulerende werking uit naar andere typen, niet-beursgenoteerde ondernemingen, zoals ziekenhuizen, zelfstandige bestuursorganen, maar ook pensioenfondsen om over hun eigen corporate governance na te denken. De overkoepelende organisaties van pensioenfondsen, t.w. de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen, kwamen ieder met eigen voorstellen voor verbeteringen van het besturen van pensioenfondsen (pension fund governance). Deze voorstellen verschilden onderling sterk. Daarnaast ontwikkelde een onderzoeksbureau, in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, enkele modellen voor een pensioenfondsorganisatie die afwijken van de huidige opzet. Deze modellen hadden als overeenkomst dat de organisatie wordt uitgebreid met een nieuw intern orgaan dat belast is met het toezicht op c.q. controle van het bestuur. Het kabinet heeft de modellen onder de aandacht van de Stichting van de Arbeid (STAR) gebracht en gevraagd om met een plan van aanpak te komen. De STAR heeft nog in het verslagjaar met een concreet plan gereageerd. De insteek van sociale partners is om de kwaliteit, zorgvuldigheid en transparantie van het besturen van pensioenfondsen met een behoorlijke mate van standaardisatie op een hoger niveau te brengen, waarbij tevens recht wordt gedaan aan de verschillen die tussen de pensioenfondsen onderling bestaan. Het bestuur heeft in het verslagjaar de concept-code van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen bestudeerd en is van mening dat vanwege de reeds in gang gezette vervolgacties door de STAR op het onderhavige terrein thans geen bijzondere maatregelen genomen dienen te worden.
In het verslagjaar heeft overigens een eerste oriëntatie plaatsgevonden met betrekking tot de opvolging van de aanbevelingen en best practice bepalingen uit de Code Tabaksblat die zich specifiek richten tot de institutionele beleggers. Deze oriëntatie bestond nog vooral uit het inwinnen van informatie over een mogelijke wijze van actieve uitoefening van het stemrecht in aandeelhoudersvergaderingen, over financiële, organisatorische en technische aspecten. Komend jaar zal een besluit moeten worden genomen over al dan niet concretisering van een en ander. Kern- versus nevenactiviteiten Een tweede ontwikkeling betreft het rapport van de Commissie Staatsen over nevenactiviteiten en conglomeraatvorming bij pensioenfondsen. De discussie over dit onderwerp heeft in feite slechts betrekking op een gering aantal pensioenfondsen, namelijk die fondsen die bepaalde werkzaamheden –vooral beleggingsactiviteiten– in een afzonderlijke vennootschap hebben ondergebracht en daardoor min of meer als holdingmaatschappij in de rol zijn gedwongen van bestuurlijke aansturing van die vennootschap. De Commissie heeft enkele aanbevelingen geformuleerd die er toe moeten leiden dat het bestuur van het pensioenfonds niet als directie gaat fungeren van ondernemingen, maar zich beperkt tot zijn primaire taak, het verzorgen van aanvullende pensioenvoorzieningen. Het kabinet heeft besloten om de aanbevelingen van de Commissie niet meteen om te zetten in wettelijke maatregelen, maar deze kwestie in de komende jaren te monitoren. Aan de STAR is gevraagd om de aanbevelingen te betrekken bij de plannen met betrekking tot de code voor goed pensioenfondsbestuur. Uitbestedingsvoorschriften Het derde onderwerp in dit verband heeft betrekking op de met ingang van 1 februari 2004 van kracht geworden uitbestedingsvoorschriften van de Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK). De primaire doelstelling van deze voorschriften is dat het bestuur in een situatie waarin alle of bepaalde taken aan een professionele partij zijn uitbesteed, zijn verantwoordelijkheid kan blijven waarmaken. De besturen moeten op de aan de uitbesteding verbonden risico’s voldoende zicht houden, deze analyseren en beheersen. Onderdeel daarvan is het maken van duidelijke afspraken met de derde partijen over verantwoording en controle, alsmede over regelmatige toetsing van die afspraken.
De voorschriften hebben inmiddels geleid tot aanpassing van de Koepelovereenkomst tot samenwerking tussen het fonds en de Stichting AZL Samenwerkende Pensioenfondsen. De complete performance-eisen dienstverlening AZL zijn als bijlage bij de koepelovereenkomst opgenomen. Voorts is een beschrijving opgesteld van de administratieve organisatie en interne controle van het fonds in de relatie tot de administrateur en vermogensbeheerder. In het volgende verslagjaar zal deze beschrijving worden afgerond en als onderdeel worden opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds. Dan zullen ook de resultaten van het SAS70-proces bij AZL N.V. en AZL Vermogensbeheer BV worden meegenomen. Scheiding van bestuur en uitvoering Tenslotte heeft het kabinet een verkennende notitie opgesteld over een mogelijke scheiding van het bestuur en de uitvoering van het pensioenfonds. Deze scheiding zou vooral zijn ingegeven door de noodzaak om het typisch Nederlandse stelsel van verplichte deelneming aan bedrijfstakpensioenregelingen in het kader van de vrije, grensoverschrijdende dienstverlening en mededinging binnen de Europese Unie veilig te stellen. Onduidelijk is of de betreffende scheiding ook zou moeten gelden voor ondernemingspensioenfondsen. Over dit onderwerp is advies gevraagd aan de STAR. De vele hiervoor genoemde ontwikkelingen van organisatorische aard, aanvullend kan zelfs nog melding gemaakt worden van de lopende uitvoering van het convenant tot verbetering van de medezeggenschap van gepensioneerden, vragen naar het oordeel van het bestuur een meer centrale regievoering en nadere analyse van de verbanden dan wel tegengestelde belangen tussen de diverse ontwikkelingen. In deze fase kan het bestuur niets anders doen dan concrete wettelijke of niet-wettelijke maatregelen afwachten.
Kanteling van het toezicht Sinds 1 september 2004 hebben de pensioenfondsen er een tweede toezichthouder bij gekregen, namelijk de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Dit heeft te maken met het kabinetsbesluit om het financiële toezicht, gesegmenteerd naar bedrijfssectoren (banken, pensioenfondsen en verzekeraars, beleggings- en kredietinstellingen) om te buigen naar een functioneel toezicht. De nieuwe verdeling is die van enerzijds prudentieel toezicht en
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
11
anderzijds effectentypisch gedragstoezicht. In dit verband zijn dan ook de prudentiële toezichthouders, t.w. DNB en de PVK in elkaar opgegaan. De DNB en PVK zijn per 30 oktober 2004 officieel gefuseerd. DNB richt zich op het bevorderen en handhaven van de financiële soliditeit, de AFM heeft vooral als aandachtgebied het bevorderen van een ordelijk en transparant marktproces, zuivere verhoudingen tussen de partijen en in verband daarmee de bescherming van de consument. DNB en de AFM hebben in het verslagjaar nog een convenant gesloten tot samenwerking en coördinatie van hun werkzaamheden. Dit om zoveel mogelijk overlap van werkzaamheden te voorkomen.
12
Pensioenfondsen die hun vermogensbeheer geheel hebben uitbesteed dan wel geen invloed kunnen uitoefenen op de dagelijkse beleggingsbeslissingen van de externe vermogensbeheerder zijn vrijgesteld van het toezicht door de AFM. Hetzelfde geldt voor pensioenfondsen die jaarlijks maximaal twintig miljoen euro aan aandelentransacties verrichten. De pensioenfondsen konden door middel van een formulier zelf naar de AFM aangeven of aan de voornoemde criteria werd voldaan. Het bestuur heeft geoordeeld dat het voor vrijstelling in aanmerking komt en heeft het betreffende formulier dan ook ingevuld.
Einde herverzekeringsplicht gesloten pensioenfondsen Het voorstel tot beëindiging van de verplichte herverzekering voor ‘gesloten’ pensioenfondsen, oorspronkelijk een initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Depla en Varela, is door de regering overgenomen. De wet trad per 1 januari 2005 in werking. Gesloten fondsen mogen voortaan onder voorwaarden in eigen beheer worden gehouden. Voorheen werden deze fondsen, indien de onderliggende onderneming ophield te bestaan, verplicht om de pensioenverplichtingen aan een verzekeraar over te dragen. Het fonds in kwestie moet op basis van de nieuwe wet wel aan de DNB kunnen aantonen dat de actuariële en bedrijfstechnische opzet zelfstandig kan worden gecontinueerd en dat de deskundigheid en integriteit van het bestuur wordt gehandhaafd.
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
Voor de beide mijnfondsen was al bij wet een uitzonderingspositie op de algemene herverzekeringsplicht geregeld. Vanaf 1 januari 2005 is het zelfstandig voortbestaan van BFM en AMF geregeld op basis van de in werking getreden nieuwe wet.
Fondsspecifieke ontwikkelingen In het kader van het bevorderen van de deskundigheid van het bestuur zijn in het verslagjaar een drietal studiebijeenkomsten georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomsten werd het bestuur door adviseurs op de hoogte gehouden van de laatste ontwikkelingen met betrekking tot de onderwerpen "Financieel Toetsingskader (FTK)", "Nieuwe Pensioenwet" en "Pension Fund Governance". In het verslagjaar is nog geen duidelijkheid verkregen omtrent de afloop van het door AZL ingestelde bezwaar tegen de door de Belastingdienst Grote Ondernemingen te Maastricht opgelegde BTW-naheffing over kostenvergoedingen voor door AZL geleverde diensten aan de in de koepelovereenkomst samenwerkende bedrijfstakpensioenfondsen, waaronder het BFM. Het bestuur verwacht een definitieve uitspraak in de loop van het volgende verslagjaar. In dit kader heeft het bestuur al aangegeven dat bij een negatieve uitspraak van de Belastingdienst Maastricht omtrent de koepelvrijstelling, de mogelijkheid zal worden onderzocht of om historische redenen de oude vrijstellingsgrond op basis van de "fiscale eenheid" herkregen kan worden. In het kader van de door het kabinet in de maand februari 2004 geschetste hoofdlijnen voor een nieuw financieel toetsingskader voor pensioenfondsen, hebben alle pensioenfondsen in de maand maart van de PVK een brief ontvangen met de vraag een vooruitberekening te maken van hun financiële positie voor de komende 15 jaren. In de hoofdlijnennota is namelijk opgenomen dat pensioenfondsen bij de toezichthouder moeten aangeven hoe zij binnen 15 jaar aan de vereiste zekerheidsmaatstaf van 97,5 % gaan voldoen. Door gebruik te maken van een voorgeschreven formulier voor de informatieverstrekking werd de toezichthouder in staat gesteld alle fondsen op efficiënte wijze op enigszins vergelijkbare basis te monitoren.
De vooruitberekening met betrekking tot de financiële positie van het fonds vanaf 31 december 2003 en de daarbij gegeven toelichting werden op 12 juli 2004 aan de PVK toegezonden. Van de mogelijkheid om naast de voorgeschreven methode een vooruitberekening te maken op basis van een alternatief scenario, is geen gebruik gemaakt.
verkrijgen over o.a. de pensioenregeling, historie van het fonds, organisatie en het laatste nieuws. Bovendien bevat de site een rubriek "meest gestelde vragen" en de mogelijkheid om de afdeling voorlichting per e-mail te benaderen. Inmiddels heeft het bestuur besloten de gebruiksmogelijkheden van de site verder te benutten.
Voorts was de brief van de PVK van 10 maart 2004 aan alle fondsen inzake verplicht op te nemen bepalingen in pensioenreglementen en statuten met de bijbehorende checklisten voor het bestuur, aanleiding de statuten en het reglement in overeenstemming te brengen met de voorschriften in de PSW. Behalve enkele technische aanpassingen is in de statuten ook een bepaling opgenomen regelende het instellen van een deelnemersraad indien daarom wordt verzocht. In het reglement is de bepaling toegevoegd dat op verzoek van een gewezen deelnemer binnen drie maanden een opgave wordt verstrekt van de opgebouwde aanspraken.
In het kader van de in 1998 en 2003 gesloten convenanten tussen het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) en de Stichting van de Arbeid inzake medezeggenschap van gepensioneerden bij pensioenfondsen en de rol van het CSO daarin, werd het bestuur in september schriftelijk benaderd door het CSO met de bedoeling in de toekomst een zetel in de Raad van Pensioenverzekerden beschikbaar te stellen voor een CSO-vertegenwoordiger. In de beraadslagingen over dit onderwerp in de najaarsvergadering overwoog het bestuur dat in de lijn van het bestaande medezeggenschapsconvenant, de medezeggenschap van gepensioneerden bij het BFM de vorm heeft gekregen van een vertegenwoordiging van (meerdere) gepensioneerden in het bestuur. Het bestuur nam dan ook het besluit in de bestaande structuur geen verandering te brengen en van de aangeboden diensten van het CSO af te zien.
Door de pensioenkoepels is in een gezamenlijke actie een nieuwe modelgedragscode ontwikkeld ter vervanging van een eerdere uit 1998. Dit was noodzakelijk geworden door de doorgevoerde scheiding van het toezicht. Pensioenfondsen die onder effectentypische gedragstoezicht van de AFM vallen, moesten per 1 september 2004 een gedragscode hebben ingevoerd die ook voldeed aan de eisen van de Wet Toezicht Effectenverkeer (WTE). Het model van de koepels bevat een gedragscode A voor de fondsen die onder AFM toezicht staan en een code B voor fondsen die daarvan zijn vrijgesteld. Zoals eerder in het verslag is aangegeven, is het fonds van het AFM-toezicht vrijgesteld. Omdat de bestaande gedragscode van het fonds uit 1998 nog voldoet en omdat de gedragscode B naar alle waarschijnlijkheid nog op enkele punten zal worden aangepast, heeft het bestuur besloten de thans voor het fonds geldende gedragscode niet aan te passen. Wel is de intentie uitgesproken om na het verschijnen van de tweede versie van de gedragscode B, deze nieuwe code zoveel mogelijk te volgen. Sinds juli 2004 beschikt het fonds over een eigen website (www.pf-bfm.nl). De gepensioneerden van het fonds werden in de maand juli door middel van het toegezonden informatiebulletin "BFM aan de maat" van dit feit in kennis gesteld. Door gebruik te maken van dit nieuwste communicatiemedium kunnen de fondsverzekerden interactief informatie
Door middel van driemaandelijkse dekkingsgraadrapportages wordt het bestuur geïnformeerd omtrent de verhouding van de benodigde en werkelijke dekkingsgraad. De ontwikkeling van de beide dekkingsgraden aan het einde van het jaar was van dien aard dat bij gelijkblijvende omstandigheden per 1 juli van het komende verslagjaar, na verlening van de toeslag, voor het eerst een positief verschil tussen beide dekkingsgraden resteert. Bij een gesloten pensioenfonds met een aflopend verzekerdenbestand is er altijd een spanning tussen enerzijds het streven naar een gezonde financiële situatie en anderzijds het voorkomen van onnodige overschotten. In dit verband zijn tijdens de laatste bestuursvergadering op 26 november 2004 door het bestuur de contouren aangegeven waarbinnen in de toekomst, zo mogelijk, een extra toeslagverlening zou kunnen plaatsvinden. Zoals al eerder in het verslag is aangegeven, gaat het fonds op 1 januari 2006 over op de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen op marktwaarde. Het jaarlijkse actuariële rapport geeft
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
13
al enig inzicht in de berekening van de verplichtingen in een marktwaardeomgeving. Daaruit is gebleken dat, omdat de pensioenuitkeringen vooral in de relatief nabije toekomst plaatsvinden, de overgang van het fonds van een vaste rekenrente naar een variabele disconteringsvoet weinig invloed zal hebben op de omvang van de pensioenverplichtingen. Niettemin zal met het aspect van de duration van de pensioenverplichtingen in het toekomstige beleggingsbeleid rekening dienen te worden gehouden. Een nieuwe ALM-studie zou naar het oordeel van het bestuur een onderbouwing kunnen vormen voor het toekomstige financierings- en beleggingsbeleid. Een besluit daarover heeft het bestuur uitgesteld tot het volgende verslagjaar.
14
De Pensioenregeling De pensioenregeling verleent aan de (gewezen) deelnemers –beambten werkzaam in de vroegere mijnindustrie– een pensioentoezegging in de vorm van een gematigde eindloonregeling. De pensioenleeftijd is in de regel 65 jaar. Voor beambten met tenminste 25 dienstjaren, waarvan minimaal 10 jaar ondergronds doorgebracht, geldt een lagere pensioenleeftijd en wel variërend van 64 jaar tot 60 jaar afhankelijk van het aantal ondergronds doorgebrachte dienstjaren. Het jaarlijks ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 1,75 % van de pensioengrondslag met dien verstande dat voor deelnemers die op een leeftijd jonger dan 65 jaar recht hebben op ouderdomspensioen het percentage van 1,75 wordt verhoogd met 0,05 voor elk jaar dat hun pensioen eerder ingaat dan op de leeftijd van 65 jaar, tot ten hoogste 2 %. Het ouderdomspensioen bedraagt maximaal 70 % van de pensioengrondslag. De pensioengrondslag is het jaargemiddelde van de herleide lonen over de laatste 5 volle kalenderjaren voorafgaande aan de datum van beëindiging deelnemerschap verminderd met een franchisebedrag dat is gebaseerd op het AOW-pensioen voor een gehuwd echtpaar. De pensioengrondslag bedraagt maximaal € 9.431,00 op jaarbasis. Naast het levenslange ouderdomspensioen wordt voor (gewezen) deelnemers met een pensioenleeftijd lager dan 65 jaar een tijdelijk ouderdomspensioen toegekend als vervangende uitkering voor de AOW. Het tijdelijk ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar bij pensioenleeftijd 60 jaar
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
1/35-ste deel en neemt gelijkelijk af tot 1/39-ste deel bij pensioenleeftijd 64 jaar van het AOW-pensioen. Het tijdelijk ouderdomspensioen is maximaal gelijk aan de AOW-uitkering voor een gehuwd echtpaar. Op het volgens het voorgaand berekende levenslange ouderdomspensioen zijn jaarlijks toeslagen verleend. Naast het ouderdomspensioen voorziet de regeling in een weduwepensioen voor de weduwe waarmee de (gewezen) deelnemer voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd is gehuwd. Het weduwepensioen bedraagt 70 % van het te bereiken levenslange ouderdomspensioen. In het verslagjaar werden de tijdelijke pensioenen voor de aansluitend aan de beëindiging van het deelnemerschap gepensioneerden beneden 65 jaar zoals gebruikelijk overeenkomstig de wijziging van de AOW-uitkeringen aangepast per 1 april 2003, per 1 juli 2003 en per 1 januari 2004. De gepensioneerden beneden 65 jaar ontvangen een vergoeding voor de over het pensioen verschuldigde premie AOW/Anw alsmede een vervangende overhevelingstoeslag.
Financiële positie van het fonds Reglementair bestaat geen recht op toeslagen voor opgebouwde aanspraken en/of ingegane pensioenen. Indien en voor zover de financiële positie van het fonds dit toelaat, neemt het bestuur telkens per 1 juli een besluit over een te verlenen toeslag. Het bestuur richt zich in dat geval op de prijsinflatie voor de omvang van een mogelijke toeslag. Voor 2003 bedroeg de dekkingsgraad 127,1 %. De financiële positie van het fonds maakte het mogelijk om per 1 juli 2004 een verhoging op de pensioenaanspraken te geven van 1,3 %, zijnde de compensatie voor de prijsstijging in het jaar 2003. De toeslag per 1 juli 2004 betekende een verhoging van de financiële lasten met € 2,7 miljoen. De opbrengst van het vermogen bedroeg in het verslagjaar € 20,5 miljoen, terwijl de voorziening pensioenverplichtingen daalde met € 13,3 miljoen. Voor pensioenuitkeringen was nodig € 28,6 miljoen. Het uiteindelijke resultaat was per saldo positief en bedroeg € 4,5 miljoen. Hiervan is € 0,1 miljoen toegevoegd aan de bestemmingsreserve en de overige € 4,4 miljoen is toegevoegd aan de algemene reserve.
De dekkingsgraad ultimo boekjaar bedroeg 130,8 %, terwijl de reservetekortgrens conform de richtlijnen van DNB te stellen was op 122,9 %. Gezien de bijzondere positie van het fonds, zijnde een pensioenfonds in afbouw, en op basis van de
door de actuaris verstrekte verklaring dat het fonds hiertoe over voldoende middelen beschikt, besloot het bestuur om de pensioenen per 1 juli 2005 te verhogen met 4 %.
Verzekerdenbestand Gewezen deelnemers
Deelnemers Stand per 31 december 2003
Pensioengerechtigden
Totaal
7
242
3.295
3.544
– -/- 1 – – –
-/- 4 -/- 28 -/- 1 – –
– 91 -/- 181 – -/- 1
-/- 4 62 -/- 182 – -/- 1
___________
___________
Mutaties door: • Waarde-overdracht • Ingang pensioen • Overlijden • Afloop • Andere oorzaken
Mutaties per saldo
___________
___________
-/- 1
-/- 33
-/- 91
___________
___________
___________
___________
3.204
3.419
Specificatie pensioengerechtigden
2004
2003
Ouderdomspensioen
1.775
1.840
Weduwepensioen
1.428
1.454
Stand per 31 december 2004 *)
6
*)
209
-/- 125
Allen met (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid
Invaliditeitspensioen
Totaal
1
1
___________
___________
3.204
3.295
*)
Het totale aantal verzekerden gaf een daling te zien en bedroeg ultimo verslagjaar 3.419 ofwel 125 minder dan ultimo 2003 (3.544), zijnde 3,5 %.
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
15
BELEGGINGEN
Algemene ontwikkelingen Beursjaar 2004 zal voor pensioenfondsen de boeken ingaan als doorgaans een goed beursjaar. De verslechterde financiële positie bij de meeste pensioenfondsen als gevolg van de ineengestorte aandelenkoersen in de jaren 2000/2002, lijkt na twee goede beursjaren nu misschien ver weg te liggen, maar zeker niet vergeten. Er is weliswaar sprake van een geleidelijk verdere verbetering van de dekkingsgraad, maar bij de meeste fondsen ligt deze nog altijd ver onder het niveau van weleer, hetgeen mede tot uitdrukking komt in het te voeren beleggingsbeleid. Bovendien werden pensioenfondsen geconfronteerd met nieuwe richtlijnen van DNB, het nieuw Financieel Toetsingskader, op grond waarvan risico’s anders zullen worden gedefinieerd, hetgeen van invloed kan zijn op de vaststelling van de strategische benchmarks.
16
De rendementen op aandelen- versus obligatieportefeuilles liepen minder ver uiteen dan in 2003; aandelen rendeerden, in euro’s gemeten, licht hoger dan vastrentende waarden. Vastrentende beleggingen profiteerden van een dalende rente op de kapitaalmarkt en de aandelenmarkten van onder andere gunstige winstcijfers. Pensioenfondsen met volledig valuta afgedekte belangen hebben, evenals in 2003, duidelijk hogere rendementen behaald dan indien de belangen niet zijn afgedekt. Opvallend waren de uiteenlopende rendementen in onroerend goed. Op directe beleggingen in Nederlandse winkels en woningen werd een positief rendement behaald, dit in tegenstelling tot de kantorensector met een duidelijk negatieve rendementsontwikkeling. Beursgenoteerd onroerend goed was, evenals in 2003, veruit de beste asset class, waar koersstijgingen van meer dan 30 % eerder regel dan uitzondering waren. De wereldeconomie kon volop profiteren van het ruime monetaire en fiscale beleid in met name de Verenigde Staten. De geldmarktrente werd door de Federal Reserve geruime tijd op een absoluut laag niveau van 1 % gehouden en het overheidstekort liep, mede door ontwikkelingen in het Midden Oosten en belastingverlagingen, verder op. Ook de Aziatische economieën presteerden goed onder aanvoering van de Chinese economie. De Japanse economie, sterk afhankelijk van de export, had hier
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
profijt van; voor het eerst sedert jaren kon weer een economische groei van boven de 4 % worden gerealiseerd. Opvallend sterk was ook de economische groei in een aantal opkomende landen in Europa en Latijns Amerika. Het herstel in Europa kwam maar langzaam op gang; de Europese Centrale Bank bleef een meer accommoderend beleid voeren, maar overheden werden hier, mede door het Verdrag van Maastricht, geremd om een stimulerend beleid te voeren. De inflatie bleef aanvankelijk op een laag niveau, maar oplopende olieprijzen, mede als gevolg van de oorlog in Irak, en tekorten aan andere grondstoffen, met name als gevolg van de expansiedrift van de Chinese economie, zette de inflatie onder opwaartse druk. Zowel China als de Verenigde Staten beantwoordden deze ontwikkelingen met renteverhogingen. De inflatoire druk was ook in Europa voelbaar, maar bleef met een stijging van 2,3 % duidelijk achter bij die van de Verenigde Staten. Dit geldt nog meer voor de Nederlandse economie waar de inflatie in december uitkwam op een stijging van 1,3 %. De herverkiezing van de Amerikaanse president gaf aandelenbeleggers weer meer vertrouwen in de economie, dit in tegenstelling tot de valutamarkt waar voortzetting van het beleid tot een verdere depreciatie van de Amerikaanse dollar heeft geleid. Na een depreciatie van 16,9 % in 2003 moest de dollar, ten opzichte van de euro, in 2004 nog eens 7,2 % inleveren. De aandelenkoersen stegen voornamelijk in het eerste en vierde kwartaal. In het eerste kwartaal was de stijging in hoofdzaak gebaseerd op een beter dan verwachte economische ontwikkeling, waarbij ondernemingswinsten veelal naar boven werden bijgesteld. In het vierde kwartaal veerde het vertrouwen op, ondanks minder positieve economische groeiverwachtingen. Van belang hierbij was dat inflatoire ontwikkelingen op termijn nog steeds positief werden ingeschat –zo daalden de olieprijzen weer sterk vanaf een historisch hoog niveau– en een meer gematigde economische ontwikkeling een positief effect op de renteontwikkeling op de kapitaalmarkt had, hetgeen weer stimulansen waren voor de aandelenmarkt. Bovendien werden ondernemingswinsten gedurende het jaar veelal naar boven bijgesteld, waardoor de waardering van aandelen, ondanks de gestegen koersen, aantrekkelijk bleef.
Net als in 2003 stegen ook in 2004 de ondernemingswinsten sterk door eerder getroffen herstructurerings- en saneringskosten en lage rentetarieven. De aandelenmarkten konden, in euro’s en gemeten aan de FT-wereldindex, dan ook wereldwijd, na een ingezet herstel van 11,8 % in 2003, in 2004 met 7,8 % verder stijgen. Dit herstel is indrukwekkender indien de koersen worden uitgedrukt in lokale valuta met een stijging van 26,2 % in 2003 en 12,4 % in 2004. In lokale valuta gemeten waren de verschillen in koersstijging tussen de diverse beleggingsgebieden niet zo groot. Zo stegen de koersen in zowel de Verenigde Staten als in Japan met ruim 10 % en in Europa met 12,6 %. Een eurobelegger had, indien de valuta’s niet werden afgedekt, met behoorlijk lagere rendementen genoegen moeten nemen. Zo deprecieerde de Amerikaanse dollar met -/- 7,2 % en de Japanse yen met -/- 3,0 %. Het rendement van de Nederlandse aandelenmarkt bleef met een stijging van 6,4 %, gemeten conform de FTSE Index Nederland, wederom ruim achter op de rendementsstijging in Europa. De achterblijvende performance is, evenals in 2003, toe te schrijven aan de grotere gevoeligheid van Nederlandse ondernemingen voor de koersontwikkeling van de Amerikaanse dollar. Bovendien kreeg de Nederlandse aandelenmarkt wederom te maken met negatieve incidentele ontwikkelingen: kon dit in 2003 aan het Ahold-debacle worden toegeschreven, in 2004 stond de beurskoers van Koninklijke Olie onder zware druk door het geven van een onjuist beeld van de eigen oliereserves. Het rendement van Koninklijke Olie bleef hierdoor meer dan 10 % achter op ondernemingen in dezelfde sector. Deze sector liet in 2004, na de sector nutsbedrijven, de beste performance zien, hetgeen met name is toe te schrijven aan de sterk opgelopen olieprijzen. Het algemeen positieve economisch klimaat had ook een gunstige uitwerking op de koersontwikkeling van ondernemingen in andere cyclische sectoren alsmede in de financiële sector. Opvallend was de aanhoudend betere performance van kleiner gekapitaliseerde ondernemingen, de zogenaamde midcap-ondernemingen, en de zwakke prestaties van de groeiaandelen uit de niet cyclische consumenten sector zoals farmacieaandelen en uit de sector informatietechnologie. De markt voor bedrijfsobligaties (credits) bleef zich in het positieve economische klimaat gunstig ontwikkelen. Het financiële herstel van ondernemingen
had met name in 2003 al tot een flinke verkrapping van de spread geleid (het verschil in rendement tussen bedrijfsobligaties en staatsobligaties), maar het verdere winst- en balansherstel leidde toch nog tot een marginale verkrapping in 2004. Als gevolg van deze ontwikkeling alsmede gunstige vraagaanbodverhoudingen, bleven ook in 2004 credits beter renderen dan staatsobligaties. Het rendement daalde in 2004 met 0,5 % tot 3,99 %. De daling van de rente was minder groot dan bij staatsobligaties maar dit is met name toe te schrijven aan de kortere duration van de benchmark van credits. De centrale bank in de Verenigde Staten heeft in een vijftal stappen de geldmarktrente verhoogd van 1 % tot 2,25 %. Deze wijziging van het beleid alsmede de sterke economische groei in het eerste halfjaar en de oplopende olieprijzen leidden aanvankelijk in 2004 tot een stijging van de kapitaalmarktrente, maar hieraan kwam een eind toen economische groeiverwachtingen neerwaarts werden bijgesteld en de olieprijzen, weliswaar vanaf een hoog niveau, weer een daling inzetten. Toch was per saldo, over geheel 2004 bezien, sprake van een stijging van 0,1 %-punt tot 4,29 % per ultimo december. In Europa bleef de rentedaling in het tweede halfjaar langer aanhouden; de toch al matige economische groeiverwachtingen werden ook hier neerwaarts bijgesteld, waardoor de inflatie, welke tijdelijk als gevolg van de hoge olieprijzen boven de doelstelling van de centrale bank lag, onder de 2 % kon dalen. De daling van de rente op de kapitaalmarkt hield als gevolg van deze ontwikkelingen langer aan dan in de Verenigde Staten. Per saldo daalde de rente in de eurozone in 2004 met 0,7 % tot 3,56 %. Nog manifester dan in 2003 was in 2004 de zeer uiteenlopende rendementsontwikkeling van onroerend goed, voor zover onderscheid wordt gemaakt tussen beurs- en niet-beursgenoteerd onroerend goed en tussen de sectoren. Beursgenoteerd onroerend goed bleef bij beleggers zeer gewild en kon een stijging in de eurozone van rond de 38 % noteren. De aanhoudende interesse is met name toe te schrijven aan de nog steeds aantrekkelijke dividendrendementen, welke mede het gevolg waren van de daling van de rente op de kapitaalmarkt. Als gevolg van de sterke koersstijgingen liggen de beurskoersen nu behoorlijk boven intrinsieke waarde. Het rendement van niet-beursgenoteerd onroerend goed, waar de ontwikkeling van de onderliggende vastgoedmarkten direct wordt gereflecteerd in de
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
17
participatiewaarde, bleef hierbij aanzienlijk achter. De mate waarin is sterk afhankelijk van de sector. Zo werd in het woningen- en winkelsegment nog een gemiddeld rendement van rond de 7 % behaald, maar verslechterde de situatie in de kantorensector aanzienlijk.
Beleggingsbeleid Uit het overzicht belegd vermogen op pagina 45 kan worden afgelezen dat het belegd vermogen van het fonds in 2004 met € 9,3 miljoen is afgenomen en aan het einde van het verslagjaar op € 283,1 miljoen (inclusief lopende intrest en liquide middelen) uitkwam. Daarmee zette de daling van het vermogen zich, zoals dat mag worden verwacht voor een pensioenfonds dat in de afbouwfase verkeert, ook in 2004 voort. Overigens werd op basis van de verwachte inkomsten uit beleggingen en de te verrichten pensioenuitkeringen een sterkere daling van het vermogen voorzien, maar uiteindelijk bleek de vermogensafname lager uit te vallen doordat de beleggingen een waardestijging vertoonden.
18
De door het bestuur geformuleerde normpercentages ten aanzien van de verdeling van het vermogen over de diverse beleggingscategorieën zijn ook in 2004 niet gewijzigd. Voor vastrentende waarden gold onveranderd een normpercentage van 65 % van het totaal belegd vermogen; voor aandelen en onroerend goed bedragen deze respectievelijk 20 en 15 %. Rondom deze strategische normverdeling zijn bandbreedtes geformuleerd die het mogelijk maken om op basis van de verwachtingen ten aanzien van de diverse beleggingscategorieën een tactisch beleid te voeren. Ook binnen de onderscheiden beleggingscategorieën vonden in het verslagjaar geen strategische wijzigingen plaats. Uit het reeds genoemde overzicht belegd vermogen blijkt dat de actuele vermogensverdeling aan het einde van het verslagjaar voor de meeste beleggingscategorieën dicht bij de strategische vermogensverdeling lag. Aandelen en onroerend goed kenden een lichte overweging ten opzichte van hun normpercentages van respectievelijk 20 en 15 %. Op grond van de overwegingen in deze categorieën en gegeven het feit dat er aan het einde van het jaar ook nog enige liquiditeiten aanwezig waren, liet de categorie vastrentende waarden een onderweging zien. Het belang in vastrentende waarden
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
lag bijna 3 %-punt onder het strategische normpercentage van 65 % van het totaal belegd vermogen. Gedurende het jaar zijn de afwijkingen ten opzichte van de genoemde strategische normpercentages steeds vrij gering geweest. De ten behoeve van de pensioenuitkeringen benodigde middelen kwamen, afgezien van de directe inkomsten uit de beleggingen, vooral voort uit afbouw van beleggingen in onroerend goed en vastrentende waarden. Over het algemeen was de duration van de portefeuille vastrentende waarden gedurende het grootste deel van het verslagjaar steeds iets korter dan de duration van de benchmark, hetgeen werd ingegeven door de verwachting dat de rente eerder licht zou kunnen stijgen dan dalen. De duration van de totale portefeuille vastrentende waarden bedroeg per 31 december 2004 5,62 jaar (2003: 5,48) en was daarmee fractioneel korter dan de benchmarkduration die op dat moment 5,73 jaar bedroeg. Om de duration van de portefeuille op peil te houden werden binnen de obligatieportefeuille gedurende het jaar ondermeer ruiltransacties uitgevoerd voor een effectief bedrag van € 58,9 miljoen, waarbij de duration met 1,1 jaar werd verlengd. De valutaire verdeling van de vastrentende portefeuille bleef in het verslagjaar volledig op in euro's luidende beleggingstitels gericht. De ruimte om een deel van de portefeuille in vreemde valuta’s te beleggen werd niet benut zodat de portefeuille aan het einde van 2004 geheel in euro's luidde. Ondanks het feit dat de kapitaalmarktrente in tegenstelling tot de verwachting een verdere daling liet zien en de portefeuilleduration korter dan de benchmarkduration was, kon op vastrentende waarden een outperformance ten opzichte van de benchmark worden gerealiseerd. De vastrentende portefeuille liet een totaal rendement van 8,0 % zien. Dit rendementscijfer was daarmee 0,4 %-punt hoger dan het benchmarkrendement dat over 2004 op 7,6 % uitkwam. Niet alleen voor de verdeling van het vermogen over de diverse beleggingscategorieën hanteert het pensioenfonds een strategische norm, ook voor de geografische verdeling van de aandelenportefeuille is dit het geval. In 2004 werden hierin geen wijzigingen doorgevoerd. Met een normpercentage voor Europese aandelen van 68 % van de aandelenportefeuille blijft het zwaartepunt van de
aandelenbeleggingen op dit werelddeel gericht. Voor aandelenbeleggingen in Noord-Amerika en Japan gelden normpercentages van respectievelijk 22 % en 10 %. De daadwerkelijke verdeling van de portefeuille kende gedurende het jaar afwijkingen van hooguit enkele procentpunten ten opzichte van deze normpercentages. Aangezien het rendement op met name de Europese aandelen gedurende 2004 achterliep op de benchmark werd op advies van de vermogensbeheerder het belang in kleiner gekapitaliseerde ondernemingen uitgebreid. In eerste instantie werd dit gerealiseerd binnen de eigen aandelenportefeuille, maar per 1 december 2004 zijn deze aandelen ingebracht in een beleggingsfonds van AZL, het AZL MidCap Europe Fund. Toch kon hiermee uiteindelijk niet worden voorkomen dat de performance op de aandelenportefeuille in 2004 2,4 %-punt achterbleef op de benchmark. Het rendement op dit ijkpunt kwam over 2004 uit op 10,3 %, terwijl de portefeuille een rendement van 7,9 % liet zien. Alhoewel het pensioenfonds geen strategische afdekking van de valutarisico’s in zijn beleid heeft vastgelegd, vormde de risico-inschatting ten aanzien van de Amerikaanse dollar nog steeds een reden om het risico van een mogelijke verdere depreciatie van de dollar ten opzichte van de euro gedeeltelijk af te dekken. Gedurende het grootste deel van het jaar werd om die reden 20 % van de dollarwaarde van de Amerikaanse aandelenportefeuille door middel van een valuta termijn affaires afgedekt. Naarmate de dollar verder in waarde daalde ten opzichte van de euro werd de afdekking tegen het einde van het verslagjaar teruggebracht tot 10 %. Deze afdekking van het dollarrisico leverde een positieve bijdrage aan het totaalrendement van het pensioenfonds. In de onroerend goed sfeer vonden geen investeringen plaats. Het belang in het Gemeenschappelijk Bezit daalde licht als gevolg van de verkopen die zich in deze portefeuille voordeden. Om het belang in onroerend goed in relatie tot het totaal belegd vermogen niet verder te laten oplopen, werd het belang in de indirecte beleggingen met € 3,4 miljoen afgebouwd. Deels hing deze afbouw overigens samen met uit de liquidatie van AZL Vastgoed Duitsland verkregen middelen.
Het relatieve belang van de categorie onroerend goed liet als gevolg van deze mutaties een daling tot 15,8 % van het totaal belegd vermogen zien, hetgeen nog een overweging van 0,8 %-punt betekende ten opzichte van het normpercentage van 15 %. Het totaalrendement op de indirecte vastgoedbeleggingen bedroeg over 2004 4,9 %. Aangezien deze beleggingen het overgrote deel van de onroerend goed beleggingen vormen, kwam de totale performance op onroerend goed inclusief het Gemeenschappelijk Bezit eveneens op 4,9 % uit. De door het fonds gehanteerde benchmark, welke is gebaseerd op het rendement dat pensioenfondsen in het Universum van WM Company op hun Nederlandse direct onroerend goed behaalden, liet over 2004 een resultaat van 6,9 % zien. De performancecijfers per beleggingscategorie resulteren in een geaggregeerde totale performance over het jaar 2004 van 7,5 %. In vergelijking met de eigen benchmark betekende dit een underperformance van 0,6 %-punt. Deze werd vooral veroorzaakt door de achterblijvende performance op de aandelenportefeuille. De outperformance op vastrentende waarden kon dit slechts ten dele compenseren. De vergelijking met andere Nederlandse pensioenfondsen aan de hand van het gepubliceerde rendement van het WM Universum (9,9 %) liet een groter verschil zien. Voor een belangrijk deel moet deze achterblijvende performance worden verklaard door het hogere gewicht van de zakelijke waarden die de fondsen in het WM Universum hebben in vergelijking met het BFM. Het pensioenfonds kent sinds enkele jaren geen afzonderlijke reserves meer ten behoeve van de beleggingsrisico’s. Alle risico’s dienen te worden opgevangen vanuit de Algemene reserve. Deze reserve had aan het einde van het verslagjaar een omvang van € 66,2 miljoen. De Nederlandsche Bank als toezichthouder op de pensioenfondsen heeft in 2004 wijzigingen aangebracht in de omvang van de buffers die zij nodig vindt met het oog op de risico’s van de diverse beleggingscategorieën. Op grond van een circulaire in oktober 2004 dienen pensioenfondsen voor hun beleggingen in aandelen en onroerend goed te allen tijde een beleggingsbuffer van 25 % aan te houden. Voor vastrentende waarden is de buffer variabel en afhankelijk van de hoogte van de
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
19
kapitaalmarktrente. Eind 2004 kwam deze op het maximumpercentage van 10 % van het in vastrentende waarden belegd vermogen uit. Al met al komt dit volgens DNB voor het Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf dan neer op een totaal bedrag aan noodzakelijke beleggingsbuffers ad € 43,7 miljoen.
20
Verwachtingen De optimistische verwachtingen ten aanzien van de economische groei voor 2005 zijn weliswaar in de laatste maanden van 2004 neerwaarts bijgesteld maar de groeivooruitzichten, met een verwachte economische groei van meer dan 3 % in de Verenigde Staten en ruim 2 % in Europa, bieden nog voldoende perspectief voor de aandelenmarkten, zeker als ook de emerging markten de hoge economische groei van het afgelopen jaar weten vast te houden. Van belang blijft de ontwikkeling in de Verenigde Staten waar, zeker als voldoende nieuwe banen worden gecreëerd, de centrale bank naar verwachting nog een aantal renteverhogingen zal doorvoeren. Vooralsnog verwachten wij niet dat de Europese Centrale Bank dit beleid zal volgen, waardoor de renteverschillen op de geldmarkt verder zullen oplopen. De inflatie zal, nadat de stijging van de olieprijzen is verwerkt, weer geleidelijk kunnen dalen, echter de core inflatie staat in de Verenigde Staten onder opwaartse druk, terwijl die in de eurozone wat kan dalen. Van belang is hierbij mede de koersontwikkeling van de Amerikaanse dollar. Naar verwachting zal de druk hierop, bij toenemende renteverschillen, kunnen afnemen. Ook het renteverschil tussen tienjarige Amerikaanse en Europese staatsobligaties kan hierdoor nog wat verder oplopen. Wij verwachten dat de rente op de kapitaalmarkt in 2005 in de eurozone per saldo een lichte stijging zal laten zien. De verwachtingen voor de aandelenmarkt zijn gematigd positief, omdat de ondernemingswinsten bij de verwachte economische groei nog redelijk kunnen stijgen en aandelen op basis van bepaalde waarderingsmaatstaven nog steeds niet duur zijn.
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
De daling van het vermogen zal, op grond van de afbouwfase waarin het fonds zich bevindt, continueren en, abstraherend van waardeveranderingen van het belegd vermogen, naar verwachting in 2005 ruim € 18 miljoen bedragen. Met de daarmee samenhangende liquiditeitsbehoefte zal in het beleggingsbeleid rekening worden gehouden. Deze afbouw zal onder normale omstandigheden worden gerealiseerd door verkopen in alle beleggingscategorieën.
Performance Onderstaande tabel geeft inzicht in de performance op basis van total return. Met ingang van 1999 wordt de performance berekend op basis van de 'Modified Dietz'-methode. Bij deze methodiek
wordt voor elke cashflow die zich in de beleggingsportefeuille voordoet rekening gehouden met het daadwerkelijke tijdstip (dag) waarop deze plaatsvindt en gerelateerd aan het gemiddeld belegd vermogen.
Portefeuille
Benchmark
%
%
Vastrentende waarden
8,0
7,6
Aandelen
7,9
10,3
Onroerende zaken
4,9 ___________
Totaal
7,5
6,9 ___________ 8,1
De benchmarks luidden per ultimo 2004 als volgt: Vastrentende waarden: Composite met een op de normverdeling gebaseerde samenstelling van 85 % EMU staatsobligaties en 15 % EMU bedrijfsobligaties (credits) op basis van indices van Citigroup. Aandelen: Composite met een samenstelling analoog aan de geografische normverdeling van 68 % Europa, 22 % Verenigde Staten en 10 % Japan (en overig Verre Oosten) met Financial Times indices als benchmark-index.
Onroerend goed: WM Universum Onroerend goed Nederland. Totaal: Composite op basis van de normverdeling van het vermogen (65 % vastrentende waarden, 20 % aandelen en 15 % onroerend goed) en de bijbehorende benchmark per beleggingscategorie.
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
21
BESTEMMING VAN HET SALDO In de bestuursvergadering van 18 mei 2005 heeft het bestuur besloten om een bedrag van € 4.434.000,- toe te voegen aan de algemene reserve en tegelijkertijd € 112.000,- toe te voegen aan de bestemmingsreserve.
Heerlen, 18 mei 2005 Het bestuur
J.P.H. Teuwen MHD (voorzitter)
Mr G.J.H.M. Wagemans (plv. voorzitter)
L.V. Trafas
Mr L.E.Th. Brands
Drs J.E.A. Dols
S.A.H. Lauwers
22
J.G. Hendriks
M. Muller
G.J.M. Ramakers
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
JAARREKENING
23
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
BALANS PER 31 DECEMBER (na bestemming saldo; in duizenden euro)
Activa 2004 € Beleggingen [1] • Onroerende zaken: – Onroerend goed in exploitatie – Aandelen vastgoedmaatschappijen • Financiële beleggingen: – Aandelen – Obligaties – Leningen op schuldbekentenis • Financiële beleggingen: – Valuta termijn affaires *)
24
2003 €
€
€
2.693 42.051
2.805 45.449
59.571 160.432 11.267
56.612 162.844 19.396
137
142
___________
___________ 276.151
287.248
27
31
Vorderingen en overlopende activa [3]
4.628
4.568
Liquide middelen [4]
2.901
1.084
___________
___________
283.707
292.931
Herverzekering [2]
*)
Vanaf 2004 zijn de valuta termijn affaires verantwoord onder beleggingen, voorheen waren ze opgenomen onder vorderingen en overlopende activa.
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
Passiva 2004 € Stichtingskapitaal en reserves • Stichtingskapitaal • Algemene reserve [5] • Bestemmingsreserve [6]
2003 €
€
0 66.200 582
0 61.766 470
___________
___________ 62.236
66.782 Voorziening pensioenverplichtingen [7] • Eigen rekening • Herverzekering
€
216.709 27
230.009 31
___________
___________ 216.736
230.040
Kortlopende schulden [8]
129
590
Overlopende passiva [9]
60
65
___________
___________
283.707
292.931
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
25
STAAT VAN BATEN EN LASTEN (in duizenden euro) 2004 € Beleggingsopbrengsten • Directe beleggingsopbrengsten [10] • Indirecte beleggingsopbrengsten [11] • Kosten van vermogensbeheer [12]
€
€
€
11.314 9.489 -/- 351
11.983 7.377 -/- 306
___________
___________
Saldo van overdrachten van rechten [13] Pensioenuitkeringen [14] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening [15] Herverzekering • Uitkeringen uit herverzekering
26
2003
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [16]
Saldo van baten en lasten
Bestemming van het saldo • Algemene reserve • Bestemmingsreserve
20.452
19.054
-/- 85
-/- 293
-/- 28.595
-/- 29.637
13.300
14.715
4
6
-/- 530
-/- 585
___________
___________
4.546
3.260
4.434 112
3.138 122
___________
___________ 4.546
3.260
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
GRONDSLAGEN VOOR WAARDERING EN RESULTAATBEPALING
Algemeen De balans en de staat van baten en lasten hebben betrekking op de geconsolideerde cijfers van het BFM en de 19,75 % participatie in het Gemeenschappelijk Bezit, beiden gevestigd te Heerlen.
TOEPASSING RICHTLIJNEN
VOOR DE JAARVERSLAGGEVING
Stichting Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf heeft bij de samenstelling van dit jaarverslag de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving toegepast.
Waardering
ALGEMENE
GRONDSLAGEN
Alle activa en passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, tenzij hierna een andere waarderingsgrondslag wordt vermeld.
BUITENLANDSE
VALUTA
Activa en passiva in buitenlandse valuta worden omgerekend tegen de ultimo jaar geldende koersen.
27 ONROERENDE
ZAKEN
Het onroerend goed in exploitatie betreft de 19,75 % participatie in het Gemeenschappelijk Bezit, die gewaardeerd is op basis van de taxatiewaarde. De taxaties zijn niet ouder dan 3 jaar en volledig door interne taxateurs bepaald. De niet ter beurze genoteerde aandelen in vastgoedmaatschappijen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde per balansdatum.
AANDELEN,
CONVERTEERBARE OBLIGATIES EN OPTIES
De ter beurze genoteerde aandelen, converteerbare obligaties en opties worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum.
OBLIGATIES
EN LENINGEN OP SCHULDBEKENTENIS
De obligaties zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De leningen op schuldbekentenis zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde. Onder actuele waarde wordt in dit verband verstaan de contante waarde van de toekomstige kasstromen op basis van het effectieve rendement ultimo het verslagjaar van overeenkomstige leningen.
VALUTA
TERMIJN TRANSACTIES
Dit is een contract voor het afdekken van valutarisico. In dit contract wordt vooraf afgesproken tegen welke prijs en op welke datum de valutaposities worden verrekend.
ALGEMENE
RESERVE
De algemene reserve dient minimaal 15 % van de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening te bedragen.
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
BESTEMMINGSRESERVE
Deze reserve is gevormd voor een mogelijke doorbelasting van door AZL N.V. af te dragen BTW over de kostentoerekening aan het fonds over de jaren 2000 t/m 2004.
VOORZIENING
PENSIOENVERPLICHTINGEN
De voorziening pensioenverplichtingen per 31 december van het verslagjaar is berekend als de contante waarde van de pensioenaanspraken over verstreken lidmaatschapsjaren. Als belangrijkste grondslagen voor de berekening worden vermeld: Intrest : 4 %; Sterfte : de sterftekansen van de tafels GBM 1995-2000 voor mannen met twee en voor vrouwen met één jaar leeftijdsterugstelling; Administratiekosten : voor administratiekosten wordt geacht € 200,- per jaar per hoofdverzekerde beschikbaar te komen. Het fonds kent geen reglementaire verplichtingen tot het, al dan niet voorwaardelijk, indexeren van pensioenaanspraken. Wel worden van jaar tot jaar pensioenverbeteringen aangebracht afhankelijk van de hiervoor aanwezige middelen.
VOORZIENING
VOOR ADMINISTRATIEKOSTEN
In 2004 heeft er een eenmalige, voor alle toekomstige jaren geldende, verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen van € 3,6 miljoen tot € 7 miljoen plaatsgevonden.
28 Resultaatbepaling
ALGEMEEN
De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben.
DIRECTE
BELEGGINGSOPBRENGSTEN
Onder directe beleggingsopbrengsten wordt verstaan de bruto exploitatie-opbrengsten uit onroerende zaken, rente-opbrengsten verminderd met kosten en bruto-dividenduitkeringen, voor aftrek van dividendbelasting.
INDIRECTE
BELEGGINGSOPBRENGSTEN
Onder indirecte beleggingsopbrengsten worden de volgende resultaten opgenomen: • gerealiseerde boekwinsten en herwaarderingsresultaten onroerend goed in exploitatie; • gerealiseerde en niet-gerealiseerde koersverschillen van aandelen, aandelen vastgoedmaatschappijen, opties, obligaties en leningen op schuldbekentenis; • boetes bij vervroegde aflossingen van leningen op schuldbekentenis; • valutaverschillen met betrekking tot deposito's en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valuta termijn affaries.
KOSTEN
VAN VERMOGENSBEHEER
Onder de kosten van vermogensbeheer worden de administratiekosten opgenomen die verband houden met het beheer van de beleggingen alsmede de kosten van exploitatie van het onroerend goed.
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
FINANCIËLE INSTRUMENTEN De activiteiten van Stichting Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf brengen financiële risico’s van verscheidene aard met zich mee. Deze risico’s vertonen in het algemeen een samenhang met de post pensioenverplichtingen voor eigen rekening. De toereikendheid voor de dekking van de pensioenverplichtingen is afhankelijk van de mate waarin de werkelijke ontwikkelingen van het verzekerdenbestand aansluiten op de uitgangspunten die de basis vormen van de actuariële bepaling van deze post. Deze afwijkingen kunnen worden ingedeeld in de volgende drie categorieën: • technisch resultaat; • kostenresultaat; • beleggingsresultaat. Het technisch resultaat is het verschil in sterfte, leeftijdsverwachting, partnerkeuze, et cetera, ten opzichte van de uitgangspunten. De bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen gekozen prudente uitgangspunten zijn weergegeven in de toelichting bij deze post. De technische resultaten worden in de toelichting op de balans en de winst-en-verliesrekening verder uitgewerkt. De actuaris toetst op basis van statistische methoden op de uitgangspunten en de voorziening op toereikendheid. De verklaring van de actuaris is toegevoegd onder de overige gegevens.
Bewaking van risico’s Stichting Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf heeft het vermogensbeheer uitbesteed aan Stichting AZL Samenwerkende Pensioenfondsen. Met deze partij is een vermogensbeheerovereenkomst gesloten, waarin de beleggingsrestricties zijn uitgewerkt. Deze beleggingsrestricties zijn een gedetailleerde en concrete uitwerking van de verder in deze paragraaf genoemde restricties. De vermogensbeheerder bewaakt middels haar risicomanagementsysteem de beleggingsportefeuille zodat deze steeds voldoet aan bedoelde restricties. Het bestuur en de beleggingscommissie van de stichting toetst op basis van de rapportages van de vermogensbeheerder of voldaan wordt aan de overeengekomen beleggingsrestricties. Het bestuur bewaakt tevens het voldoen aan wet- en regelgeving. De beleggingsrisico’s bestaan voornamelijk uit koersrisico, renterisico, kredietrisico en valutarisico. Het door het bestuur van de stichting gevoerde beleid ten aanzien van deze risico’s wordt hierna verder uiteengezet.
KOERSRISICO
De waarde van de beleggingen fluctueert met de koerswijzingen van de effecten waarin wordt belegd. Dit risico neemt toe bij een beperking van de spreiding van effecten in de portefeuille. De risico’s kunnen verder toenemen wanneer gebruik gemaakt wordt van geschreven optieposities, indien belegd wordt met geleend geld of indien waardepapieren worden verkocht die het fonds niet bezit (short selling). Het beleggingsbeleid van de stichting sluit het beleggen met geleend geld in principe uit evenals het verkopen van waardepapieren die de stichting niet bezit. Evenmin staat het beleggingsbeleid het schrijven van opties toe, tenzij het call opties betreft en deze gedekt worden door onderliggende activa. De samenstelling van de beleggingen is weergegeven in de toelichting op de balans en in de bijlagen is bovendien de verdeling naar onder meer sector opgenomen.
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
29
RENTERISICO
De waarde van de beleggingen in vastrentende waarden kan fluctueren als gevolg van de verandering in marktrentes. In dit verband wordt de duration van de portefeuille gestuurd.
KREDIETRISICO
Dit risico wordt ook wel aangeduid als debiteurenrisico. De waarde van beleggingen in vastrentende waarden wordt ondermeer beïnvloed door de ontwikkeling van de kredietwaardigheid van de effectenuitgevende instellingen. Met name de door beleggers gemaakte inschatting van de waarschijnlijkheid van het tijdig voldoen van rente- en aflossingsverplichtingen door de debiteur is hierbij bepalend. Ter beperking van het kredietrisico gelden binnen het fonds restricties voor de samenstelling van de vastrentende portefeuilles met betrekking tot geografische spreiding, verdeling over verschillende debiteurencategorieën, de minimale kwaliteit van de debiteur (‘rating’) en voor de omvang van de beleggingen per debiteur.
VALUTARISICO
De waarde van beleggingen in zakelijke en vastrentende waarden wordt ondermeer beïnvloed door de ontwikkelingen van de valutakoersen waarin de betreffende beleggingen luiden. Ter beperking van het valutarisico gelden binnen het fonds restricties ten aanzien van de omvang van de in vreemde valuta’s toegestane belegging. Actieve valutaposities die niet voortvloeien uit onderliggende waarden, zijn niet toegestaan.
30
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
TOELICHTING OP DE BALANS PER 31 DECEMBER (in duizenden euro)
Activa
[1] BELEGGINGEN
Categorie
Stand ultimo 2003
Aankopen/ verstrekkingen
Verkopen/ uitlotingen/ (af)lossingen
Gerealiseerde koersverschillen
Nietgerealiseerde koersverschillen
Stand ultimo 2004
€
€
€
€
€
€
Onroerende zaken Onroerend goed in exploitatie Aandelen vastgoedmaatschappijen
2.805
3
-/- 189
57
17
2.693
45.449
172
-/- 3.339
10
-/- 241
42.051
__________
__________
__________
__________
__________
__________
48.254
175
-/- 3.528
67
-/- 224
44.744
56.612
26.679
-/- 26.798
712
2.366
59.571 2)
833
5.939
160.432 2)
Financiële beleggingen Aandelen Obligaties Leningen op schuldbekentenis
-/-
66.579 1)
162.844
57.395
19.396
–
-/- 7.772
-/- 278
-/- 79
11.267
__________
__________
__________
__________
__________
__________
238.852
84.074
-/- 101.149
1.267
8.226
231.270
Overige beleggingen 3) Valuta termijn affaires 4)
Totaal belegd vermogen
142
–
-/- 192
50
137
137
__________
__________
__________
__________
__________
__________
287.248
84.249
-/- 104.869
1.384
8.139
276.151
1)
Inclusief ruiltransacties.
2)
Ten aanzien van de aanwezige effecten per 31 december 2004 dient opgemerkt te worden dat voor een bedrag van € 88,4 miljoen enkel de economische eigendom bij het pensioenfonds ligt. De juridische eigendom is tijdelijk uitgeleend aan de Kas Bank die daarvoor een zekerheid heeft gesteld ter hoogte van € 89,1 miljoen, waardoor het risico voor het pensioenfonds tot een minimum beperkt is. In 2004 zijn de valuta termijn affaires voor het eerst ondergebracht onder de overige beleggingen. Voorheen waren ze ondergebracht bij de lopende intrest en dividend. Ter dekking van het valutarisico op de effectenportefeuille zijn valuta termijn affaires gesloten waarbij € 1,3 miljoen is aangekocht per 18 januari 2005 en per die datum voor € 1,3 miljoen aan US $ worden verkocht. De waardering van deze transacties naar de valutawaarde per 31 december 2004 geeft hier een positief resultaat weer.
3) 4)
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
31
[2] HERVERZEKERING
[3] VORDERINGEN
2004
2003
€
€
27
31
3.727 365 -/- 11
3.561 576 -/- 11
___________
___________
4.081
4.126
371 32 12 129 3
360 47 28 – 7
___________
___________
EN OVERLOPENDE ACTIVA
Lopende intrest en dividend Hieronder is opgenomen de aan het boekjaar toe te rekenen intrest c.q. opbrengst van: • Obligaties • Leningen op schuldbekentenis • Liquide middelen
32
Overige vorderingen • • • • •
Dividendbelasting Dividend Te veel betaalde kosten Debiteuren valuta termijn affaires Overige
Totaal vorderingen en overlopende activa
[4] L IQUIDE
547
442
___________
___________
4.628
4.568
2.901
1.084
MIDDELEN
Hieronder zijn de direct opeisbare tegoeden bij bankinstellingen opgenomen.
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
Passiva 2004
2003
€
€
[5] RESERVES
Algemene reserve Stand per 1 januari Bij: dotatie uit bestemming saldo
Stand per 31 december
61.766
58.628
4.434
3.138
___________
___________
66.200
61.766
470
348
[6] Bestemmingsreserve Stand per 1 januari Bij: dotatie uit bestemming saldo
Stand per 31 december
Totaal reserves
[7] VOORZIENING
112
122
___________
___________
582
470
___________
___________
66.782
62.236
790
1.110
6.853
7.897
110.601 250 91.683 6.524 35
122.841 245 97.858 – 89
___________
___________
216.736
230.040
PENSIOENVERPLICHTINGEN
De voorziening pensioenverplichtingen is als volgt verdeeld over de categorieën verzekerden: Deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden: • Ouderdomspensioen • Invaliditeitspensioen • Weduwe- en wezenpensioen • Voorziening administratiekosten • Overige
Totaal Aandeel herverzekeraar
Voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening
-/- 27
-/- 31
___________
___________
216.709
230.009
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
33
2004
2003
€
€
De berekening van de contante waarden voor de voorziening pensioenverplichtingen geschiedt volgens de methode van de contante waarde van de tot de balansdatum opgebouwde rechten, waarbij rekening is gehouden met het peil hiervan op 1 januari volgend op de balansdatum. Er is geen financieringsachterstand. De gekapitaliseerde waarde van de herverzekerde polissen is op basis van dezelfde actuariële grondslagen en veronderstellingen berekend als de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening.
[8] KORTLOPENDE
SCHULDEN
Crediteuren effecten
28
–
Fiscale afdrachten en sociale premies
44
540
Accountant
15
15
4
4
Huren Bestuurskosten
34
Overige
[9] OVERLOPENDE
30
–
8
31
___________
___________
129
590
30
25
PASSIVA
Raming kosten accountant Raming kosten actuaris
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
30
40
___________
___________
60
65
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN (in duizenden euro)
Bezoldiging bestuursleden De bestuursleden van Stichting Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf hebben in totaal een bedrag van € 33,8 (2003: € 30,8) ontvangen.
Personeel Gedurende het boekjaar 2004 had Stichting Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf geen personeel in dienst.
Omzet Voor het begrip omzet dienen pensioenfondsen de in enig jaar verantwoorde premie-inkomsten en de genoten directe beleggingsopbrengsten te hanteren. Indien deze gedurende twee opeenvolgende boekjaren, de helft of meer bedraagt van het in artikel 2:396, lid 1, onder b BW genoemde omzetcriterium (voor 2004 € 7,3 miljoen) is de Richtlijn voor de verslaggeving van pensioenfondsen van de Raad voor de Jaarverslaggeving van toepassing.
Bijdragen van werkgevers en werknemers Directe beleggingsopbrengsten
2004
2003
€
€ –
–
11.314
11.983
___________
___________
11.314
11.983
Stichting Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf voldoet aan het omzetcriterium en is derhalve verplicht de bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW na te leven.
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
35
Baten en lasten 2004
2003
€
€
BELEGGINGSOPBRENGSTEN
[10] Directe beleggingsopbrengsten Onroerend goed in exploitatie
161
166
Aandelen vastgoedmaatschappijen
2.386
2.226
Aandelen
1.324
1.040
Obligaties
6.281
6.932
Leningen op schuldbekentenis
1.083
1.591
-/- 2
-/- 19
Liquide middelen
20
-/- 14
Uitlenen effecten
61
61
___________
___________
11.314
11.983
57 10 712 833 -/- 278 16
116 -/- 40 70 334 -/- 262 411
17 -/- 241 2.366 5.939 -/- 79 137
34 -/- 3 5.761 1.227 -/- 413 142
___________
___________
9.489
7.377
Deposito's
36 [11] Indirecte beleggingsopbrengsten •
•
Gerealiseerde resultaten: – Onroerend goed in exploitatie – Aandelen vastgoedmaatschappijen – Aandelen en converteerbare obligaties – Obligaties – Leningen op schuldbekentenis – Valutaresultaten Niet-gerealiseerde resultaten: – Onroerend goed in exploitatie – Aandelen vastgoedmaatschappijen – Aandelen en converteerbare obligaties – Obligaties – Leningen op schuldbekentenis – Valuta termijn affaires
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
2004
2003
€
€
[12] Kosten van vermogensbeheer Kosten van exploitatie onroerend goed
-/- 77
-/- 79
Bewaarloon effecten
-/- 73
-/- 52
Beheerloon
[13] SALDO
-/- 201
-/- 175
___________
___________
-/- 351
-/- 306
-/- 85
-/- 293
-/- 13.631 -/- 14.709 -/- 8
-/- 14.411 -/- 14.977 -/- 8
-/- 64 -/- 2 -/- 134 -/- 25 -/- 3 -/- 16 -/- 3
-/- 59 -/- 8 -/- 128 -/- 28 -/- 3 -/- 14 -/- 1
___________
___________
-/- 28.595
-/- 29.637
-/- 2.673 -/- 8.640 -/- 3.161 28.471 457 -/- 10.288 9.134
-/- 5.444 -/- 9.207 – 29.629 474 -/- 10.457 9.720
___________
___________
13.300
14.715
OPVERDRACHTEN VAN RECHTEN
Overgedragen pensioenverplichtingen
[14] PENSIOENUITKERINGEN
•
•
Pensioenen – Ouderdomspensioen – Weduwe- en wezenpensioen – Invaliditeitspensioen Andere uitkeringen – Compensatie premie AOW/AWW – Afkoopsommen – Begrafenisgeld – Bijdrage ziektekostenverzekering – Aanvullende uitkering arbeidsongeschikten – Overhevelingstoeslag – Overige
[15] MUTATIES
• • • • • • •
VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN EIGEN REKENING
Nieuwe aanspraken Benodigde intrest Wijziging actuariële grondslagen Vrijval uitkeringen Vrijval excassokosten Risicopremie Overige mutaties
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
37
[16] PENSIOENUITVOERINGS-
2004
2003
€
€
EN ADMINISTRATIEKOSTEN
Administratie
-/- 405
-/- 441
Bestuur
-/- 34
-/- 31
Accountant
-/- 37
-/- 32
Actuaris
-/- 20
-/- 46
Pensioen- en Verzekeringskamer
-/- 14
-/- 20
Contributie VB Overige
-/- 7
-/- 6
-/- 13
-/- 9
___________
___________
-/- 530
-/- 585
Actuariële analyse van het resultaat
38
De ontwikkeling van het fonds in het boekjaar volgt uit de hierna gegeven analytische verlies- en winstrekening. Beleggingsopbrengsten
11.812
9.847
-/- 1.729
-/- 1.051
-/- 73
-/- 111
370
19
Pensioenverbetering
-/- 2.673
-/- 5.444
Wijziging voorziening administratiekosten
-/- 3.161
–
___________
___________
4.546
3.260
Sterftekansen Administratiekosten Mutaties
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
Heerlen, 18 mei 2005 Het bestuur
J.P.H. Teuwen MHD (voorzitter)
Mr G.J.H.M. Wagemans (plv. voorzitter)
L.V. Trafas
Mr L.E.Th. Brands
Drs J.E.A. Dols
S.A.H. Lauwers
39
J.G. Hendriks
M. Muller
G.J.M. Ramakers
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
40
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
OVERIGE GEGEVENS GEBEURTENISSEN NA BALANSDATUM Het overleg met de Belastingdienst in zake de koepelvrijstelling is hervat. Uit dit overleg zou kunnen worden opgemaakt dat er geen naheffingen over de jaren vóór 2005 opgelegd worden. Maar een garantie daarop is nog niet afgegeven hetgeen impliceert dat de bestemmingsreserve nog intact wordt gehouden.
FINANCIERING Sinds 1997 heeft Stichting Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf geen actieve deelnemers meer, waardoor financiering uit dien hoofde niet meer van toepassing is.
RESULTAATBESTEMMING
Statutaire bepalingen omtrent de resultaatbestemming Conform hoofdstuk 7.2 van de A.B.T.N. dienen de jaarresultaten te worden toegevoegd c.q. onttrokken aan de algemene reserve.
Resultaatverdeling Het bestuur heeft besloten het resultaat over het boekjaar 2004 als volgt te verdelen: 2004 Bestemmingsreserve Algemene reserve
112 4.434 ___________ 4.546
UITVOERING De bevoegdheden van het bestuur zijn vastgelegd in de statuten van het fonds en in het reglement. De verdeling van de bevoegdheden tussen het fonds en de administrateur is contractueel vastgelegd. De volledige administratie alsmede het vermogensbeheer van Stichting Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf is opgedragen aan AZL N.V.
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
41
ACTUARIËLE VERKLARING
Opdracht Ingevolge de door het Bestuur van de Stichting Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf (BFM) aan Mercer Human Resource Consulting B.V. (Mercer HRC) toevertrouwde opdracht tot certificering, is door mij een controle uitgevoerd van de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2004 en is de financiële positie per 31 december 2004 door mij beoordeeld.
Ontvangen gegevens De gegevens, waarop mijn controles en beoordeling zijn gebaseerd, zijn verstrekt door de administrateur van het fonds. Deze gegevens zijn door Ernst & Young Accountants gecontroleerd, en zijn bij de daarop voortbouwende berekeningen voor juist aangenomen. De berekeningen voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen en de berekeningen voor de toets op grond van de Actuariële Principes Pensioenfondsen zijn gemaakt door Mercer HRC. De marktwaardetoets is uitgevoerd door de afdeling ALM van Mercer HRC.
42
Werkzaamheden De berekeningen voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen en voor de uitgevoerde toetsen zijn door mij zowel globaal als steekproefsgewijs gecontroleerd. De hierbij gehanteerde steekproef uit de onderliggende gegevens en de uitgevoerde berekeningen is door mij bepaald. Daarnaast heb ik een controle uitgevoerd van de financiële opzet van het pensioenfonds inclusief een evaluatie van de mate van zekerheid waarmee het pensioenfonds de reeds opgebouwde pensioenverplichtingen kan nakomen. Naar mijn mening vormen de beschreven controles een deugdelijke grondslag voor het hierna te geven oordeel.
Oordeel
VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN
De voorziening pensioenverplichtingen en de overige technische voorzieningen per 31 december 2004 van BFM zijn door mij gecontroleerd. De voorziening pensioenverplichtingen is door Mercer HRC vastgesteld op € 216.736.000,- waarvan een bedrag van € 27.000,- is herverzekerd. De voorziening pensioenverplichtingen en de overige technische voorzieningen zijn vastgesteld overeenkomstig de in het jaarverslag vermelde methoden en grondslagen.
TOETS
VOLGENS DE
ACTUARIËLE PRINCIPES PENSIOENFONDSEN
De voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2004 is als geheel op voldoende voorzichtige grondslagen berekend. Mijn oordeel is dat, uitgaande van de 4 %-norm, deze voorziening een juist beeld geeft van de omvang van de per 31 december 2004 op het fonds rustende pensioenverplichtingen. De aanwezige middelen zijn tenminste gelijk aan de norm voor de ondergrens als bedoeld in de Actuariële Principes Pensioenfondsen, zoals die bij brief van 30 september 2002 door de Pensioen- & Verzekeringskamer (thans De Nederlandsche Bank, DNB) is vastgesteld. De dekking is derhalve voldoende, gemeten naar de maatstaf van DNB.
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
Daarnaast dient het fonds te beschikken over een reserve beleggingsrisico's. De reserves bij het fonds zijn per 31 december 2004 hoger dan de norm als bedoeld in de Actuariële Principes Pensioenfondsen conform de hiervoor genoemde brief, met inachtneming van de nadere richtlijnen die DNB in vervolg op de brief van 30 september 2002 heeft uitgevaardigd. Er is daarom geen sprake van een reservetekort, conform de definitie van DNB.
TOETS
OP BASIS VAN MARKTWAARDE BENADERING
De voorziening pensioenverplichtingen van het fonds is per 31 december 2004 tevens becijferd op basis van marktwaarde. Met behulp van een stochastische scenario-analyse over een periode van 30 jaar is onderzocht in welke mate de middelen van het fonds naar verwachting toereikend zijn om, uitgaande van de voor afwikkeling optimale beleggingsmix, de pensioenverplichtingen af te kunnen wikkelen • zonder indexatie, respectievelijk • inclusief indexatie op basis van prijsontwikkeling. De scenario-analyse heeft uitgewezen dat, gegeven de middelen van het fonds, de pensioenverplichtingen zonder indexatie met tenminste 99 % zekerheid kunnen worden afgewikkeld en inclusief indexatie met een zekerheid van tenminste 95 %. Omdat de middelen van het fonds toereikend zijn om met 99 % zekerheid de pensioenverplichtingen zonder indexatie af te wikkelen wordt, uitgaande van de marktwaarde benadering, de financiële positie van het fonds als tenminste voldoende aangemerkt. Het feit dat de middelen van het fonds toereikend zijn om met tenminste 95 % zekerheid de pensioenverplichtingen inclusief indexatie af te wikkelen leidt tot de conclusie dat, uitgaande van de marktwaardebenadering, de financiële positie van het fonds zelfs als goed worden gekwalificeerd.
Amstelveen, 18 mei 2005 Mercer Human Resource Consulting B.V. Drs K. Kusters van Meurs AAG
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
43
ACCOUNTANTSVERKLARING
Opdracht Wij hebben de jaarrekening 2004 van Stichting Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf te Heerlen gecontroleerd. De jaarrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de jaarrekening te verstrekken.
Werkzaamheden Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controle-opdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving die bij het opmaken van de jaarrekening zijn toegepast en van belangrijke schattingen die het bestuur van het pensioenfonds daarbij heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.
44
Oordeel Wij zijn van oordeel dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen op 31 december 2004 en van het resultaat over 2004 in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving en voldoet aan de wettelijke bepalingen inzake de jaarrekening zoals opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW.
Heerlen, 18 mei 2005 Ernst & Young Accountants
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
BIJLAGEN BELEGGINGSOVERZICHTEN (in duizenden euro)
Overzicht belegd vermogen (inclusief lopende intrest en liquide middelen) 2004 € Onroerende zaken • Onroerend goed in exploitatie • Aandelen vastgoedmaatschappijen
Totaal onroerende zaken
2003
%
Norm
€
%
Norm
2.693
0,9
2.805
1,0
42.051
14,9
45.449
15,5
___________
_______
_______
___________
_______
_______
44.744
15,8
15,0
48.254
16,5
15,0
45 Zakelijke waarden • Aandelen
Totaal zakelijke waarden
Vastrentende waarden • Obligaties • Leningen op schuldbekentenis • Lopende intrest
Totaal vastrentende waarden
Liquide middelen • Bankrekeningen • Valuta termijn affaires • Bank intrest
Totaal liquide middelen
Totaal
59.571
21,0
56.612
19,4
___________
_______
_______
___________
_______
_______
59.571
21,0
20,0
56.612
19,4
20,0
160.432 11.267 4.092
56,7 4,0 1,4
162.844 19.396 4.137
55,7 6,6 1,4
___________
_______
_______
___________
_______
_______
175.791
62,1
65,0
186.377
63,7
65,0
2.901 137 -/- 11
1,1 0,0 0,0
1.084 142 -/- 11
0,4 0,0 0,0
___________
_______
_______
___________
_______
_______
3.027
1,1
0,0
1.215
0,4
0,0
___________
_______
_______
___________
_______
_______
283.133
100,0
100,0
292.458
100,0
100,0
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
Onroerende zaken naar soort 2004 € Onroerend goed in exploitatie
% 2.693
Aandelen vastgoedmaatschappijen niet beursgenoteerd
42.051 ___________
Totaal
2003
44.744
€
6,0 94,0 ___________ 100,0
% 2.805
45.449 ___________ 48.254
5,8 94,2 ___________ 100,0
Aandelen naar geografische verdeling 2004 € Nederland Overige eurolanden
% 7,8
5.200
9,2
41,1
24.065
42,5
___________
29.115
48,9
Overige Europese landen
12.635
Noord-Amerika
12.116
Japan Zuidoost-Azië
21,2
9.374
16,5
20,3
11.776
20,8
5.377
9,0
5.699
10,1
328
0,6
498
0,9
30.456
59.571
J A A R V E R S L A G 2004
___________ 51,7
___________
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
___________ 29.265
___________
Totaal
%
4.646
Totaal eurolanden
Totaal
€
24.469 ___________
46
2003
___________ 51,1 ___________ 100,0
___________ 27.347 ___________ 56.612
___________ 48,3 ___________ 100,0
Aandelen naar sector verdeling 2004 €
2003 %
€
%
Grondstoffen
5.765
9,7
5.460
9,6
Basisindustrieën
2.642
4,4
2.859
5,1
Industriële waarden
2.759
4,6
2.918
5,1
Cyclische consumentengoederen
1.716
2,9
2.030
3,6
Niet-cyclische consumentengoederen
7.025
11,8
7.337
13,0
Cyclische diensten
3.605
6,1
4.079
7,2
Niet-cyclische diensten
5.217
8,7
4.964
8,8
Financiële instellingen
13.336
22,4
13.242
23,4
Informatietechnologie
3.446
5,8
4.025
7,1
Nutsbedrijven
2.862
4,8
2.388
4,2
Beleggingsfondsen
11.198 ___________
Totaal
59.571
18,8 ___________ 100,0
7.310
12,9
___________
___________
56.612
100,0
47
Vastrentende waarden naar valuta 2004 € Euro
175.791 ___________
Totaal
175.791
2003 % 100,0 ___________ 100,0
€ 186.377 ___________ 186.377
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
% 100,0 ___________ 100,0
J A A R V E R S L A G 2004
Vastrentende waarden naar debiteur 2004 € Centrale overheid (garantie)
2003 %
€
%
129.832
73,9
131.939
70,8
Lagere overheid (garantie)
1.438
0,8
2.164
1,1
Financiële instellingen
9.943
5,6
13.949
7,5
250
0,1
2.375
1,3
Niet-financiële instellingen Leningen met onderpand Beleggingsinstellingen
820
0,5
915
0,5
33.508
19,1
35.035
18,8
___________ Totaal
175.791
48
Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
J A A R V E R S L A G 2004
___________ 100,0
___________ 186.377
___________ 100,0