‘De eerste uitdrukking van de mens was net als zijn eerste droom esthetisch. Spraak was meer een poëtische schreeuw dan een vraag naar communicatie. De oermens die zijn medeklinkers uitschreeuwde, deed dat in kreten van ontzag en woede om zijn tragische situatie, om zijn eigen zelfbesef en om zijn eigen hulpeloosheid tegenover de leegte. (…) Het menselijke in de taal is literatuur, niet communicatie. De eerste schreeuw van de mens was een lied.’ Barnett Newman, ‘The first man was an artist’, The Tigers Eye 1947.
Het sublieme Expressionisme Over natuur, angst en leegte in de schilderkunst
‘… I stood there with anxiety And I felt a great, infinite scream pass through nature.’
“Wie had ooit zoiets gezien! Roode bomen met takken die tot naar boven laaiende vlammen waren geworden; groote gele plakkaten, die zonnebloemen moeten verbeelden, gezet in een pot zo gruwelijk mistekend, dat wanneer een van ons ze zoo had gemaakt, we van onze leeraar daar zeker een zeer onvoldoende cijfer voor gekregen zouden hebben. En dan sterrenluchten met draaiende sterren, die herinneringen opriepen aan de vurige zonnen bij het vuurwerk op den traditonelen jaarlijkschen feestdag of een zelfportret met hel-groene ogen en vuurrood haarneen, iemand die het durfde bestaan om zoiets te maken moest zeker niet alle zeeven meer bij elkaar hebben.”
Albert Hahn, ca 1896
‘Nergens is de geest armer dan hier in dit rijke, zatte land. De burgers en boeren zijn dikdoorvoed en eigenwijs en ontberen de kunst niet, die hen zou opschrikken uit hun domme slaap. De wanden uit de reuzenwoningen zijn groot en kaal en grijnzen als ogen zonder licht. De mensch is hier koud van binnen, tenminste schijnbaar. Maar de natuur is gevuld met geheime krachten, levensdrift is overal, die doet de aarde in den zomer golven van vruchtbaarheid, oerkrachten sluimeren in het volk – ook pictorale energie’. Johan Dijkstra, 1936
‘Het heeft bijna de hoedanigheid van een persoonlijke bekentenis, waarbij de kunstenaar geprojecteerd in de eenzame monnik, zijn eigen relatie tot de grote onkenbaarheden onderzoekt, overgedragen door de nietig makende oneindigheid van de natuur’. Robert Rosenblum
De bepalende emotie voor de sublieme staat werd volgens Burke gevormd door een toestand waarin alle gemoedsbewegingen waren stilgevallen en er alleen nog afgrijzen was. Wanneer het hoogtepunt hiervan voorbij was nam de huivering af en volgde een gevoel van esthetische genoegen dat door hem ‘delightful horror’ werd genoemd. De schilder kon dit bereiken door het verbeelden van buitensporige natuurwaarnemingen zoals duisternis, eenzaamheid en stilte, grote dimensies, wit verblindend licht, oneindigheid, eindeloze opeenvolging van hetzelfde, uniformiteit en afwijking van vertrouwde patronen.
‘Er was één schilderij - ik herinner mij alsof het gisteren gebeurde – dat mij telkens weer uit de ginnegappende schooljongenstroep onweerstaanbaar tot zich trok. Het was een voorstelling met een korenveld, een goudgele strook met buigende waaiende lijnen en daarboven een grijze, loodzware lucht, waarin donkergroot een paar zwarte raven wiekten. Vreemd toch, die beklemming die niet in woorden te brengen gewaarwording van angst, van heimwee, van hopeloze verlatenheid, die je telkens overviel, wanneer je aandacht naar het stuk werd getrokken’ Albert Hahn, ca.1915
Abstract expressionisme
• ‘Wij bevrijden ons van de ketenen van het geheugen, van het associëren, van de nostalgie, van legendes en mythen, van alle middelen die de Europese schilderkunst heeft ontwikkeld. In plaats van onze kathedralen te bouwen uit Christus, uit de mens of uit het ‘leven’, maken we ze uit onszelf, uit onze eigen gevoelens’ • Barnett Newman, 1945
‘De enige moraal in het schilderen draait om het moment dat het je wordt toegestaan om te ‘zien’ en het schilderij het overneemt’ Philip Guston, 1951