Eye of the beholder
Kun je kunst beoordelen volgens objectieve criteria, of is de waardering van een kunstwerk puur persoonlijk? De waarheid ligt ergens in het midden, denk ik. De werken die wij tot de canon rekenen, verdienen doorgaans die status. Toch zit de beoordeling van een kunstwerk voor een belangrijk deel in the eye of the beholder. Mijn grootvader had daar een mooie term voor: het iets-isme. Daarmee bedoelde hij dat je overal iets van kunt maken. Stel, je zet een heel gewoon vingerhoedje in een vitrine. Niemand die het ziet. Maar vertel er een verhaal bij — een man met één been is met een bamboevlot de oceaan overgestoken en heeft het zeil eigenhandig in elkaar genaaid met behulp van dat vingerhoedje — en voilà: het wordt iets. Opeens kijk je anders. In die zin kun je het kunstwerk vergelijken met een diamant met vele facetten: het licht kaatst steeds anders terug. Alles is van invloed op de lezing van het werk: je persoonlijke gemoedstoestand, achtergrond, geschiedenis, maar ook de setting waarin je het ziet. De haai van Damien Hirst ziet er anders uit in een Natuurhistorisch Museum dan in een Museum voor Moderne Kunst. Maar, en daar ben ik van overtuigd, ondanks al die nuances zijn het uiteindelijk de kwaliteit en de menselijkheid van een werk die de doorslag geven. Na vele eeuwen doet het verhaal, of het leven van de kunstenaar, er niet meer toe, en blijft slechts het naakte object over. Fra Angelico’s Annunciatie uit 1430 is nog steeds relevant omdat hij de moeite nam de perzikkleurige gloed van de jurk van een engel terug te laten komen op haar wangen, als een opstijgende luchtballon op een zomeravond. Door de uitleg en verhalen waarmee het kunstwerk is besmet is het vrijwel onmogelijk om een werk puur op zichzelf, buiten een context, te bekijken. Maar het kan. Niet lang geleden bezocht ik het depot van het Stedelijk Museum. Dat was beter dan een bezoek aan het museum zelf. Alle schilderijen hangen daar zonder oordeel door en naast elkaar. Niet op jaartal, maker of stroming, maar totaal en volledig politiek incorrect. De werken zijn gegroepeerd naar formaat; hier was nog plek voor een Hans Arp, daar voor een Jean Brusselmans. Rijp hing naast groen, goed naast minder goed, groot naast klein. Mijn eigen werk hing er tussen een Chia en een Kiefer, en had het buitengewoon naar zijn zin.
28
Atelier KRABBÉ
THE GLASS 2007
29
25 DRAWINGS (detail) 2009
PGO (in search of the golden light) 2007
30
Atelier KRABBÉ
31
De les van Thijsse: eeuwenoude skills
Meesterprinter Tom Thijsse leerde mij de kunst van het etsen. Thijsse kwam dagelijks, ver vóór semihippe barista’s met baard dat deden, op zijn racefiets vanuit Muiden naar de Rietveld in Amsterdam rijden. Zijn grafiekwerkplaats was een oase van rust waar de damp van vervliegende inkt op warmhoudplaten zich vermengde met de zoete geur van bijenwas, het slijpsel van lithostenen en de walm van spiritusdamp en salpeterzuur. Het ininkten van een warme etsplaat tot er een heerlijke smeuïge laag op komt is een bijna sensuele bezigheid. Daarna volgde het eindeloos afslaan van de inkt van de etsplaat met doormidden geknipte telefoonboeken. Zo kon je steeds een nieuwe pagina gebruiken tot alleen in de ingeëtste lijnen nog inkt zat en de rest van de etsplaat als een spiegel oogde. Om die koperen plaat ook echt te laten glimmen moest je hem polijsten met een opengeweven doekje van gesteven mousseline, een zogeheten tarlatan. (Onmiddellijk charlatan gedoopt.) Voor het drukken kon je dan nog krijt op de plaat strooien om de afdruk echt wit te krijgen zodat de lijnen beter zouden uitkomen. Niet dat ik daar veel mee deed: juist de ongelukken en ongewenste krassen op een reeds gebruikte plaat hadden mijn voorkeur. Thijsse leerde mij zeefdrukken, lithograferen en houtsneden maken. Hij is de hedendaagse Hokusai. In zijn prenten verlopen kleuren van lichtaubergine naar blauw en van vaaloranje naar olifantengrijs in een perfecte transparantie en overlapping, zo van de inktroller overgebracht op het hout en het papier, zonder enige verstoring. Technische perfectie in geduldige eeuwenoude skills. Thijsse vond dat er een kracht zat in het grafische aspect van mijn werk, en moedigde me aan meer te gaan tekenen. Dat ik het grafische aspect meer moest ontwikkelen, wat resulteerde in een enorm formaat boek als afstudeerproject. Met allerhande prenten erin. Tom heeft niet voor niets een Japanse prijs voor houtsnedekunst gekregen. Thanks Tom.
88
Atelier KRABBÉ
KLIMT IN HIS GARDEN 2006
THE ARRIVAL OF VOSDANEK ADOYAN IN PROVINENCE 2003
89
THE GESTURE 2013
FOR IRSHAD 2008
BUNGALOW 2009
90
Atelier KRABBÉ
91
Inspiratie die je zomaar zou overvallen als een goddelijke bliksemschicht: onzin. Inspiratie komt alleen als je aan het werk bent. Maar ze is overal te vinden — in de wereld om je heen, in onverwachte beelden, maar uiteraard ook in de mensen die je ziet. Zo open als mijn vizier is waar het beelden betreft, zo breed laat ik mij inspireren door degenen die mijn pad kruisen: binnen de kunst en daarbuiten, ver daarbuiten.
190
Atelier KRABBÉ
JDR IN GHANA 2015
Noord Studio — 2014
Polkes doedel
Richters Lesende
Picasso maakte ze al op zeer jonge leeftijd, Dubuffet toen hij al veel ouder was, en vrijwel iedereen maakt ze weleens als hij gedachteloos aan de telefoon zit: doedels. Ofwel schetsen zonder doel. Alleen was de doedel niet tot kunst verheven voor Sigmar Polke langskwam. Zijn spiritistische lijnen lijken te fonkelen en te stralen, de feeling is er een van algehele euforische blijdschap. Er zit een vreemde vrije symmetrie in de lussen die elkaar kruisen, als een kostbaar sieraad dat ligt uitgestald in een juwelierszaak. Of het kan een medaille zijn, iets voornaams in ieder geval. Tegelijkertijd is er bij Polke de concentratie van de alchemist. Als je, zoals hij, werkt met zilvernitraat, -bromide en -sulfaat, moet je duivels goed weten wat je doet. Het lijkt een tegenstelling om met zulke materialen een vrije, gedachteloze doedel te maken. En hoe langer je naar het werk kijkt, hoe meer er ook onder de zichtbare lijnen schuil lijkt te gaan. Associaties met confetti, slingers en feest dringen zich op, er zijn vlekken waaruit vormen ontstaan als uit de oersoep. Elders zie je een profiel van een blije man, een ijsbaan, een embryo, alles heel trefzeker in één keer getekend. Muziek zit er ook in: een kakofonie van geluid, als van een orkest dat zit te stemmen voor het concert. In zekere zin is de doedel zelf ook gestem, een schets voor het grote schilderij. Het is heel knap om een tekening te maken die tegelijkertijd aan van alles en aan niets refereert. Polkes tekening lijkt zich te meten met een seance van spiritisten die middels occulte tekens de geesten van overledenen aanroepen. (Niet voor niets maakte hij ooit een schilderij waarin een Sigmar Polk, Untitled — 1990 tafel door een geestvorm aan het silver nitrate, silver bromide, zweven wordt gebracht.) De doesilver sulphate, resin on canvas, 200 � 190 cm del op hoog niveau, met Polke als © The Estate of Sigmar Polke c/o Pictoright Amsterdam 2013 grote, onbetwiste voorganger.
194
Atelier KRABBÉ
De enige keer dat ik gehuild heb voor een schilderij was toen ik oog in oog stond met het meisje van Gerhard Richter. Bij Lesende vergeet je alles. De kunsthistorische verwijzingen, met name naar Vermeers Brieflezende vrouw, het onderwerp en de tederheid waarmee dit geschilderd is, hebben daar alles mee te maken. Zelden een schilderij gezien dat zo ontroert. De liefde voor zijn dochter, kunstgeschiedenis, kennis, materialiteit, techniek — alles zit erin. Misschien dat Richter alleen de koelbloedige werkelijkheid van de fotografie wilde schilderen, zoals in meer van zijn werk, maar tegen wil en dank laat hij hier ook ziel en karakter zien. Van zichzelf, en van zijn dochter.
Richter, Lesende — 1994 Oil on canvas, 72 cm � 102 cm © Gerhard Richter, 2015
195