16
Jaargang 15 weken 37 en 38 2012 nr. Tweewekelijks behalve in weken 1, 30 t.e.m. 32, 51 en 52 Afgiftekantoor Antwerpen X P2A9404
bankzaken en successie bankzaken en successie Registratie van een bankgift na het overlijden is zinloos 1 financieren Weetjes in verband met woonkredieten 2 beleggen Belgische Tax Shelter regeling : een aantrekkelijke risicovrije belegging in financieel belabberde tijden 3
Registratie van een bankgift na het overlijden is zinloos Het spreekt voor zich dat de vlakke tarieven van de schenkingsrechten heel wat interessanter zijn dan de soms torenhoge tarieven van de successierechten. Om te kunnen genieten van het schenkingsrecht moet de schenking “verplicht registreerbaar” geworden zijn. Dit is het geval van zodra de notariële schenkingsakte ondertekend is. Wanneer de schenking in een andere vorm is gebeurd, bijvoorbeeld via hand- of bankgift of voor een buitenlandse notaris, kan men enkel aan de successierechten ontsnappen door het bewijs van de gedane schenking vrijwillig ter registratie aan te bieden én de verschuldigde schenkingsrechten te betalen, en dit vóór het overlijden van de schenker! Zie hieromtrent uitgebreid Professioneel Vermogensadvies nr. 2012/12. In een arrest van het Hof van Beroep van Gent van 3 januari 2012 werden deze principes nog eens bevestigd. De feiten zijn als volgt. Op 4 januari 2006 heeft A van B een pakket effecten ontvangen via bankoverschrijving. Er werden op dat ogenblik geen schenkingsrechten betaald. Op 16 april 2006 overlijdt B. Op 10 oktober 2007, m.a.w. anderhalf jaar na het overlijden van B, laat A een verklaring registreren dat de effecten op 4 januari 2006 “werden overgezet op zijn rekening”. A betaalt 7% schenkingsrechten, en meent dat aldus geen successierechten meer kunnen geheven worden. De ontvanger van successierechten ziet dit anders. Hij is van oordeel dat deze bankgift deel uitmaakt van de nalatenschap van B en dat derhalve successierechten verschuldigd zijn. Het Hof van Beroep te Gent geeft de ontvanger gelijk. Immers, B heeft wel een bankgift gedaan aan A, maar overleed amper 3 maanden later. Omdat de driejaarstermijn door B niet werd gehaald, zijn successierechten verschuldigd. A had de successierechten wel kunnen vermijden, indien hij de schenking ter registratie had aangeboden en hij de verschuldigde schenkingsrechten had betaald vóór het overlijden van B. De betaling van schenkingsrechten na het overlijden van B is zinloos.
0003079.nn/3079/KL-NN01
Deskundig advies is belangrijk!
Anne Meyus - Jurist & belastingconsulent – vermogensadvies
2 NIEUWSBRIEF PROFESSIONEEL VERMOGENSADVIES
NR 16
WEKEN 37 EN 38 2012
KLUWER
financieren
Weetjes in verband met woonkredieten De huidige lage rentevoeten zijn slecht nieuws voor de spaarders, maar goed nieuws voor wie een woonkrediet wil aangaan. Gezien de lage rente kiezen de meeste ontleners voor een formule met vaste rentevoet. Het verschil tussen een variabele en een vaste rentevoet is vandaag immers gering. Voor wie nog een woonkrediet heeft aan hogere rentevoeten en nog niet tot herfinanciering over ging, loont het eventueel de moeite om de vergelijking te maken tussen enerzijds de kosten die een herfinanciering met zich meebrengt en anderzijds de lagere aflossingen gekoppeld aan een lagere rentevoet. We gaan hier nader op in. terugbetalingscapaciteit
Het is alleszins zinvol om je terugbetalingscapaciteit in kaart te brengen. Hoeveel van je gezamenlijk inkomen kan je maximaal besteden aan de afbetaling van een onroerend goed om toch nog comfortabel te kunnen leven. De norm is dat een derde van het gezamenlijk inkomen mag besteed worden aan de afbetaling van een woonkrediet. Voor hogere inkomens kan dat zelfs wat meer zijn. Ga echter geen al te hoge engagementen aan. Opteer liever voor een vervroegde terugbetaling als blijkt dat je nog spaarreserve kan opbouwen in de loop der jaren. In deze optiek is het zinvol om een woonkrediet op te splitsen in een hypothecair krediet tot beloop van het fiscaal interessant gedeelte en een notarieel mandaat te negociëren voor het overige deel. Dit laatste krediet kan je eventueel vervroegd terug betalen als je voldoende spaarcenten hebt vergaard en de rentevergoeding op spaargeld lager is dan de rente die je betaalt op je woonkrediet.
marktonderzoek
Eens je je terugbetalingscapaciteit kent, kan je enkele banken consulteren en een voorstel vragen inzake woonkrediet, schuldsaldoverzekering, brandverzekering… Het is ook zinvol te weten welke producten je allemaal moet kopen om van de gunstige voorwaarden van een woonkrediet te kunnen genieten.
onroerend inkomen
Wanneer je eigenaar bent van een woning, betaal je een belasting, met name de onroerende voorheffing. In de personenbelasting moet je bovendien een onroerend inkomen aangeven. Beide bedragen worden bepaald op basis van het kadastraal inkomen.
aftrekbare bedragen
Als je na 1 januari 2005 een hypothecair krediet hebt afgesloten voor de bouw, de aankoop of de verbouwing van een eigen en enige woning, dan kan je van belangrijke fiscale voordelen genieten. Je hebt dan – voor zover je aan bepaalde voorwaarden voldoet – gedurende de ganse looptijd van het krediet recht op de zogenaamde aftrek voor de enige eigen woning. Voor het inkomstenjaar 2012 bedraagt het fiscaal voordeel 2 200 euro per belastingplichtige. De eerste tien jaar van het krediet wordt het voordeel – voor wat betreft het inkomstenjaar 2012 – verhoogd met 730 euro. Daar bovenop geniet je nog eens een voordeel van 70 euro als je minstens drie kinderen ten laste hebt op 1 januari van het jaar na het afsluiten van de lening. Die bedragen worden bovendien jaarlijks geïndexeerd. De verhogingen van 730 euro en 70 euro
NIEUWSBRIEF PROFESSIONEEL VERMOGENSADVIES KLUWER
NR 16
WEKEN 37 EN 38 2012 3
komen echter te vervallen, wanneer je eigenaar of vruchtgebruiker wordt van een tweede woning. Het basisbedrag van 2 200 euro per belastingplichtige blijft echter wel behouden. fiscale korf
Als je samen met je huwelijkspartner of de partner met wie je samenwoont, een hypothecair krediet hebt afgesloten voor het verwerven van een eigen en enige woning, en je samen drie kinderen ten laste hebt, dan bedraagt het maximale belastingvoordeel voor het inkomstenjaar 2012 dus 6000 euro (2 x 3000 euro). Ten gevolge van maatregelen van de regering Di Rupo verandert de woonbonus echter van een aftrekbaar bedrag naar een belastingvermindering. Deze vermindering geeft geen recht meer op een fiscaal voordeel dat berekend wordt tegen het marginaal tarief maar op een fiscaal voordeel dat berekend wordt tegen een lineair percentage van 45 %. Deze maatregel geldt niet alleen voor de nieuwe hypothecaire kredieten, maar ook voor de lopende kredieten, afgesloten voor 2012.
beleggen
Belgische Tax Shelterregeling een aantrekkelijke risicovrije belegging in financieel belabberde tijden Het hoeft geen betoog: vandaag hebben vennootschappen met een overschot aan liquide middelen op hun bankrekening het uiterst moeilijk om aantrekkelijke beleggingsmogelijkheden te identificeren die ook nog eens een mooi financieel rendement opbrengen, zeker als men zijn risico’s bij het beleggen van deze kasoverschotten wil minimaliseren. Ofwel moet men zich tevreden stellen met zeer lage interestpercentages indien de vennootschap opteert voor vrijwel risicoloze gelddeposito’s of obligaties (op dit ogenblik bedraagt de ECB-rente slechts 1%), ofwel is een financiële instelling pas bereid om een iets hogere rentevergoeding toe te kennen als de gelden over een langere termijn worden belegd (tijdshorizon van 5 à 10 jaar). En dan nog blijft het nettorendement relatief beperkt, aangezien vele van deze rentedragende inkomsten nog een roerende voorheffing dienen te ondergaan van in principe 21% sinds 1 januari 2012. Een vennootschap zou ook zijn toevlucht kunnen nemen tot meer risicovolle beleggingen, zoals beleggingen in aandelen. Maar met de wispelturige financiële markten is het nog maar de vraag of er überhaupt belangrijke koersstijgingen te verwachten vallen. Als een vennootschap waardeverminderingen moet acteren op aandelenportefeuilles, dan zijn die fiscaal veelal niet aftrekbaar. Heeft men meer geluk, en de vennootschap kan meerwaarden op aandelen behalen, dan zijn deze meerwaarden in principe fiscaal vrijgesteld, vermits aan een aantal voorwaarden kan voldaan worden. Maar door één van de fiscale begrotingsmaatregelen van Di Rupo, zullen vanaf aanslagjaar 2013 (en soms al voor aanslagjaar 2012) ook “korte termijn”-meerwaarden afzonderlijk belastbaar zijn in de vennootschapsbelasting aan een afzonderlijk tarief van 25,75%. Dergelijke belasting kan opnieuw het netto-rendement bij een belegging in aandelen aanzienlijk drukken.
4 NIEUWSBRIEF PROFESSIONEEL VERMOGENSADVIES
NR 16
WEKEN 37 EN 38 2012
KLUWER
De klassieke “veilige haven” in het beleggen van liquiditeiten blijft nog steeds het beleggen in onroerend goed. Voor een vennootschap zal men vooreerst dienen na te gaan of dergelijke activiteit wel past in haar maatschappelijk doel, zoniet riskeert zij mogelijks bepaalde kosten (afschrijvingslasten, rentelasten, enz.) niet als beroepskost in mindering te kunnen brengen van haar fiscaal resultaat. Daarenboven zijn de exploitatie-inkomsten van een onroerend goed (bv. huurinkomsten) veelal belastbare inkomsten die getaxeerd worden aan het volle tarief in de vennootschapsbelasting (vanaf 24,98% voor kleine vennootschappen tot 33,99% voor de meeste andere vennootschappen). En ook de meerwaarden bij realisatie van een onroerend goed door een vennootschap zijn veelal belastbaar. Niet steeds onmiddellijk, want deze meerwaarden op een onroerend goed kunnen, mits bepaalde voorwaarden na te leven, “gespreid” belast worden via het regime van de “uitgestelde belastingen”. Wellicht nog problematischer vanuit een financieel oogpunt is dat beleggen in onroerend goed een langetermijnbeleggingshorizon vergt: een investering in “bakstenen” is immers niet zeer liquide: als een vennootschap op zeer korte termijn, om welke reden dan ook, zich genoodzaakt zou zien om haar onroerende goederen van de hand te doen, dan komt dit in vele gevallen het optimale rendement van de vastgoedinvestering niet ten goede. Uiteraard kan de vennootschap ook uitkijken naar andere, in de praktijk, veel minder voorkomende beleggingsopportuniteiten. Denken we maar aan het beleggen in kunst (bv. een schilderij van een beroemd schilder). Maar dergelijke vormen van beleggingen zijn onderhevig aan een zeer hoge mate van subjectiviteit in hun financiële waardebeoordeling, wat de eventuele toekomstig te behalen positieve rendementen van kunst verre van zeker maakt. Blijft er dan voor vennootschappen die over een mooie spaarpot aan liquide middelen beschikken niets andere over om deze in de figuurlijke “kous” te gaan stoppen? Wij menen van niet want een financieel aantrekkelijke beleggingsvorm voor vennootschappen lijkt ons de “tax shelter voor audiovisuele werken” te kunnen zijn. Via een investering in een Belgisch audiovisueel werk kan een Belgische vennootschap (of een Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap) immers een belangrijk fiscaal voordeel behalen middels een significante korting op haar belastingfactuur. Hierdoor kan een financieel interessant rendement worden behaald, met verwaarloosbaar financieel risico, en waarbij in vele gevallen zelfs een minimumrendement wordt gegarandeerd. Dit alles zonder dat de vennootschap haar liquiditeiten dient te immobiliseren gedurende vele jaren. Zowaar, het ei van Colombus, lijkt het. In deze bijdrage gaan wij in het bijzonder in op de tax shelter voor audiovisuele werken als financieel aantrekkelijk beleggingsinstrument voor vennootschappen die winstgevend zijn, hun opgebouwde reserves niet uitkeren aan hun aandeelhouders en die over voldoende “excess cash” beschikken om deze fondsen gedurende relatief korte periode (in de praktijk, veelal ergens tussen de 6 maanden en 1,5 à 2 jaar) te kunnen missen. Daarom zullen we ons in deze bijdrage minder inlaten met de fiscale en/of boekhoudkundige aspecten van de tax shelter, tenzij dit functioneel zou zijn. De tax shelter wat is dit nu weer?
Het zal niemand zijn ontgaan dat de Belgische filmsector het de laatste jaren zeer goed doet. Tal van Belgische producties, zij het bioscoopfilms, fictiereeksen voor TV, documentaires, kinder- en animatiefilms of -series, zagen de laatste jaren het levenslicht. Dit komt voornamelijk door het succes van de Belgische tax shelterregeling. Dit is niet echt nieuw, de maatregel is inmiddels zo’n 10 jaar oud, maar steeds meer is de maatregel gesofisticeerd uitgewerkt door tal van filmproductievennootschappen, intermediaire structuren en financiële instellingen, waardoor de tax shelter is uitgegroeid van een weinig
NIEUWSBRIEF PROFESSIONEEL VERMOGENSADVIES KLUWER
NR 16
WEKEN 37 EN 38 2012 5
gekende fiscale maatregel tot een aantrekkelijk financiële beleggingsopportuniteit voor vennootschappen die hun kasoverschotten via een zo goed als risicoloze belegging willen laten renderen. Zo werd inmiddels reeds 150 miljoen euro geïnvesteerd door Belgische ondernemingen via de tax shelter in de Belgische cinema. Het fiscaal voordeel verbonden aan de tax shelter draagt immers bij tot de financieel interessante “Returns On Investment” (ROI). beleggen via de tax shelter? welke vennootschappen
In principe komen alle Belgische vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbelasting en Belgische inrichtingen van buitenlandse vennootschappen onderworpen aan de belasting van niet-inwoners in aanmerking om te investeren via de tax shelter. In het bijzonder dienen in aanmerking komende vennootschappen over de volgende kenmerken te beschikken: • Binnen de vennootschap bestaat een belangrijk kasoverschot, als gevolg van aanzienlijke winsten uit de gewone bedrijfsvoering van de vennootschap, maar dit kunnen ook uitzonderlijke resultaten zijn, bv. ingevolge een verkoop van een bedrijfsactief. Meestal zullen dergelijke winsten door de vennootschapsbelasting of belasting van niet-inwoners – vennootschappen worden afgeroomd met zo’n 33,99%. • Deze winsten worden binnen de vennootschap gereserveerd, met andere woorden, zij worden niet uitgekeerd aan de aandeelhouders via dividend of tantième. • De vennootschap behaalt voldoende winsten. Bij vennootschappen met zeer lage belastbare winsten, of zelfs verlies, is het niet voldoende financieel interessant, en veelal zelfs niet mogelijk, om te kunnen investeren via de tax shelter. Hoe werkt de tax shelter?
Een vennootschap belegt haar overtollige liquiditeiten via een “tax shelterinvestering”, die in feite geen échte “investering” is, maar een “belegging”. Volgens de Commissie voor Boekhoudkundige Normen verwerft men geen rechten in een film, maar rechten op een deel van de exploitatie-inkomsten die de filmproducent behaalt met haar audiovisuele productie. De investerende vennootschap krijgt voor iedere euro die ze investeert via de tax shelter, een fiscale vrijstelling gelijk aan anderhalve euro. Dit komt overeen met een fiscale vrijstelling van 150% van de totale tax shelterinvestering. Een klein voorbeeld maakt dit duidelijk: stel, een vennootschap heeft een overschot aan kasmiddelen van 100.000 euro. Bij een investering van dit bedrag via de tax shelter, bekomt de vennootschap een fiscale vrijstelling van 150.000 euro, en wordt dus geen vennootschapsbelasting meer betaald op deze vrijgestelde winst, waardoor de belastingbesparing in dit geval zo’n 51.000 euro (=150.000 euro x 33,99%) bedraagt, wat dus overeenkomt met zo’n 51% van het initiële tax shelterinvesteringsbedrag. Dergelijke fiscale vrijstelling is evenwel aan een dubbele beperking onderworpen: • Zo kan deze fiscale vrijstelling nooit meer bedragen dan 50% van de belastbare winst die ze voor het betrokken boekjaar behoudt binnen de onderneming. • Het maximale vrijstellingsbedrag bedraagt 750.000 euro, wat dus overeenkomt met een jaarlijks maximaal investeringbedrag van 500.000 euro. Dit bedrag is wel per boekjaar. Zo kan een vennootschap ieder (boek)jaar opnieuw gaan investeren via de tax shelter.
Het is met andere woorden niet mogelijk om de volledige belastbare winst van een vennootschap “uit te vegen” door deze integraal te investeren via de tax shelter. Er zal dus nog steeds vennootschapsbelasting moeten betaald worden, maar in vele gevallen slechts de helft van wat zonder tax shelterinvestering aan belasting had moeten betaald worden.
6 NIEUWSBRIEF PROFESSIONEEL VERMOGENSADVIES
NR 16
WEKEN 37 EN 38 2012
KLUWER
Hoe behaalt een vennootschap nu een financieel rendement op zo’n tax shelterinvestering?
De “investeringsmix” van een vennootschap die investeert via de tax shelter, ziet er als volgt uit: • Maximaal 40% van de investering verloopt via een lening die de investerende vennootschap verstrekt aan de productievennootschap. Financiële instellingen zijn evenwel uitgesloten om het tax sheltervoordeel te behalen indien de gelden via lening ter beschikking worden gesteld. • Minimaal 60% van het investeringsbedrag vertegenwoordigt het aandeel in de winst die de producent zal behalen via exploitatie van het audiovisuele werk en waarop de investerende vennootschap aanspraak kan maken. Dit wordt ook wel het “equity” gedeelte van de taxshelterinvestering genoemd.
Het financieel rendement dat een vennootschap kan behalen door te investeren via de tax shelter, bestaat uit de volgende componenten: • Vooreerst is er de terugbetaling van de lening zelf, meestal gelijk aan 40% van de totale investering. • Op dit leninggedeelte zal de investeerder een rentevergoeding bekomen. De meeste producenten of intermediairs verlenen hierop een royale rente (tot 6,847% bruto, wat momenteel de maximaal toegelaten rentevergoeding is door de Belgische belastingadministratie (Rulingdienst). Deze interesten zijn wel onderworpen aan de vennootschapsbelasting van 33,99%. Hierdoor komt de netto-interestvergoeding op dit leninggedeelte overeen met 66,01% van de bruto-interesten. • Daarnaast verleent de fiscus als het ware een “korting” op de factuur aan verschuldigde vennootschapsbelasting door te investeren in de tax shelter. Het belastingvoordeel hieraan verbonden komt overeen met 51% van de totale tax shelterinvestering (zie supra).
Als men deze drie vergoedingen gaat samentellen, is de totale initiële investering nog niet volledig gerecupereerd. Er blijft nog steeds zo’n “restrisico” over van zo’n 9% zonder rentevergoeding, tot 7,2% bij een brutorentevergoeding van 6,847%. Om dit restrisico volledig weg te werken, en meer nog, om zelfs een “gegarandeerd minimum nettorendement” te behalen, wordt gewerkt met een “put option”. Het wegwerken van het restrisico komt dan overeenkomt met een “kapitaalsgarantie”. Het behalen van een gegarandeerd minimum nettorendement mag volgens de Rulingdienst niet meer bedragen dan netto 4,52% op jaarbasis. Dit percentage is nog geldig tot uiterlijk 12 oktober 2015. Met “netto” bedoelt men overigens “na aftrek van alle belastingen”. Een “put option” is een verkoopsoptie waarover de investerende vennootschap beschikt, waarbij zij haar rechten op de inkomsten van het audiovisuele werk kan verkopen (binnen de uitoefenperiode) aan de producent. Zo is de investeerder zeker dat hij toch een behoorlijk nettorendement behaalt. Dat rendement ligt veel hoger dan wat hij via een gewone belegging (bv. via kasbons, obligaties of via een gewone gelddeposito) zou kunnen behalen, zonder daarbij afhankelijk te zijn van het “commerciële succes” die zo’n film in de bioscoopzalen of fictiereeks op TV zal realiseren. Maar, mocht de investerende vennootschap overtuigd zijn dat haar filmproject toch behoorlijke exploitatie-inkomsten zal genereren, dan kan zij ervoor opteren om deze putoptie niet te lichten, en dan geniet zij mee van de commerciële winsten die de producent behaalt uit de exploitatie van het audiovisuele werk. Bijzonder hieraan is op fiscaal vlak dat de uitbetaling van de vergoeding voor het lichten van de putoptie geen belastbaar inkomen vormt in hoofde van de investerende vennootschap. Dit kwalificeert zich immers als een terugbetaling van een “actief”. De eventueel bekomen exploitatie-inkomsten zijn echter wel belastbaar in de vennootschapsbelasting. Uiteraard zal men met dit verschil in belastingregeling rekening moeten houden bij zijn keuze om deze putoptie al dan niet effectief te gaan lichten.
NIEUWSBRIEF PROFESSIONEEL VERMOGENSADVIES KLUWER
NR 16
WEKEN 37 EN 38 2012 7
Een voorbeeld kan bovenstaande verduidelijken (looptijd en rendementen op jaarbasis): Toekenning van de lening aan de producent
(40)
Toekenning van het equity gedeelte aan de producent
(60)
Totaal geïnvesteerd via de tax shelter
(100)
Fiscaal voordeel (51% van het totale tax shelterbedrag
51
Terugbetaling van de lening
40
Netto-rentevergoeding op het leninggedeelte (aan 6,874% bruto-rente)
1,8
Putoptievergoeding (gelijk aan 11,72% van het totale tax shelterbedrag)
11,72
Totaal behaalde inkomsten uit de tax shelterinvestering
104,52
Netto-rendement (ROI)
4,52%
Bovendien kunnen de “nominale” rendementen verder geoptimaliseerd worden via het “tijdselement” van de cashflows. Immers, het fiscaal voordeel bekomt men op het ogenblik dat de vennootschap zich engageert om te investeren via de tax shelter, terwijl de stortingen van de lening en van de investering via equity pas later kan geschieden. Bovendien is er nog een bijkomende verhoging van dit financiële rendement als men rekening houdt met het lagere bedrag aan voorafbetalingen die de vennootschap dient te doen ingevolge het gerealiseerde fiscale voordeel, waardoor de finale belastingschuld aanzienlijk kan verminderd worden. In de praktijk zien wij regelmatig een “Internal Rate of Return” (IRR) op een tax shelterinvestering van zo’n 12% en meer. Welke risico’s zijn nu verbonden aan zo’n tax shelterinvestering
Zoals bij iedere investering, als met spreekt over mogelijk te behalen rendementen, moet men ook kijken naar de eventueel inherent verbonden risico’s van dergelijke investering. Wat de tax shelter betreft, kunnen zich in hoofde van de investerende vennootschap volgende vier risico’s voordoen: • de niet-terugbetaling van de lening door de producent (de producent kan immers financieel onvermogend zijn geworden om deze lening terug te betalen); • de niet-uitbetaling van zijn afgesproken interesten m.b.t. het leninggedeelte door de producent (bv. wegens financieel onvermogen van de producent); • het verlies van het fiscaal voordeel (komt overeen met 51% van de totale tax shelterinvestering), in het geval bepaalde wettelijke voorwaarden niet zouden worden nageleefd (zowel door de investeerder zelf, als de producent); • de niet-uitbetaling van de putoptievergoeding (of exploitatiewinsten als de investerende vennootschap de putoptie niet zou lichten) door de producent.
De fiscus laat toe dat de kosten van indekking van de twee eerstgenoemde risico’s ten laste mogen vallen van de producent, bijvoorbeeld via het verstrekken van een bankgarantie, zonder dat hierbij de fiscale vrijstelling verloren gaat in hoofde van de investerende vennootschap. Als de producent effectief deze kosten draagt, zal dit evenmin een negatieve invloed hebben op het te behalen rendement van de tax shelterinvesteerder. Wat de twee laatstgenoemde risico’s betreft, zowel de indekking van het fiscaal voordeel als de uitbetaling van de putoptievergoeding, laat de fiscus niet toe dat de producent de kosten van enige garantiestelling zou dragen. Dit wil echter niet zeggen dat bv. de investeerder rechtstreeks, dan wel via een “derde partij” (bv. de intermediaire structuur) de kosten van garantiestelling voor de laatste twee genoemde risico’s zelf zou dragen (bv. via de premiebetalingen in het kader van afgesloten verzekering ter indekking van het risico op de
8 NIEUWSBRIEF PROFESSIONEEL VERMOGENSADVIES
NR 16
WEKEN 37 EN 38 2012
KLUWER
terugbetaling van de putoptievergoeding of het bekomen of behouden van het fiscaal voordeel in hoofde van de tax shelterinvesteerder), maar dan zal dit wel afgaan van zijn financieel rendement, aangezien de investerende vennootschap zelf de kosten moet dragen voor deze waarborgstelling.
Samengevat, kan men stellen dat een tax shelter een financieel interessante belegging kan uitmaken voor heel wat Belgische vennootschappen: zij kan een gegarandeerd nettorendement op jaarbasis opleveren van zo’n 4,52% (via het lichten van de putoptie), met risico’s die bijna één voor één kunnen ingedekt worden, zonder dat dit afhangt van enig commercieel succes van het onderliggende audiovisuele werk waarin wordt geïnvesteerd. Wordt verwacht dat de film het toch goed zal gaan doen in de bioscoop, of dat de film of fictiereeks ook internationaal kan doorbreken, dan kan de investeerder ervoor opteren om zijn rechten op de inkomsten in het audiovisuele werk niet over te dragen, om zo mee te genieten van de exploitatie-inkomsten, zodat het reële nettorendement volgens sommige producenten zelfs kan oplopen tussen 15% tot zelfs 30% van het initieel geïnvesteerde bedrag. Dat positieve rendementspotentieel wordt mee mogelijk gemaakt door de korting op de belastingfactuur van de vennootschap via de fiscale vrijstelling van de tax shelterregeling. Wat de investerende vennootschap er wel moet voor over hebben, is de complexiteit en de administratieve last van het tax shelterregime. Zo is er de boekhoudkundige en fiscale verwerking van zo’n tax shelterinvestering die goed moet geïmplementeerd worden. Men moet voldoende onderlegd zijn om het maximaal toegelaten investeringsbedrag te gaan bepalen en ook moeten heel wat contracten worden getekend en attesten worden bekomen. Een deskundige begeleiding door een tax shelterspecialist is daarom geen overbodige luxe als men zich als investerende vennootschap, met een gerust gemoed, wil verzekeren van dit meer dan gemiddelde rendement. Maar dit alles doet zeker niets af aan het feit dat de Belgische tax shelterregeling veel meer is dan een pure fiscale maatregel, en veeleer een interessant financiële belegging kan vormen voor Belgische winstgevende vennootschappen met overtollige liquiditeiten.
Rolf Declerck - Belastingconsulent - Erkend lid van het Instituut van Accountants en Belastingconsulenten (IAB) - Vennoot bij De Witte-Viselé Associates en Tax Shelter specialist
Kernredactie: E. Joly, A. Meyus, C. Van Biervliet, M.P. Verheye. Redactie: Imposto Advocaten, W. Vermeulen, V. Lenssen Eindredactie: Patrick Lambrecht –
[email protected]. Nieuwsbrief Professioneel vermogensadvies is een uitgave van Kluwer – www.kluwer.be. Verantwoordelijke uitgever: Hans Suijkerbuijk, Ragheno Business Park, Motstraat 30, B-2800 Mechelen. Kluwer klantenservice: tel. 0800 40 300 (gratis oproep) - +32 15 78 76 00 (vanuit het buitenland), fax 0800 17 529, e-mail:
[email protected]. © 2012 Wolters Kluwer Belgium NV. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever.