week 37 - 10 september 2007 - opdrachten C
Opdracht 1 (tweetal): Voorspellen wat je gaat lezen 1. Lees de uitleg in het blokje hieronder.
Uitleg Tijdens het lezen van een tekst zijn je hersenen hard aan het werk! Ze proberen de informatie uit de tekst een plek te geven tussen alle andere informatie die je al in je hoofd opgeslagen hebt. Daarbij gaan ze slim te werk: ze verbinden de nieuwe gegevens met kennis die je al hebt. Zo wordt informatie geen twee keer opgeslagen en kunnen nieuwe gegevens sneller een plek krijgen. En dus... begrijp jij de tekst ook sneller. Je kunt je hersenen helpen om snel de goede ‘opslagplaats’ te vinden, door van tevoren na te denken over het onderwerp van de tekst: probeer er vast achter te komen waar de tekst ongeveer over gaat en bedenk ook wat je al weet over dat onderwerp. Zo stuur je je hersenen vast i de goede richting – en maak je het jezelf gemakkelijker tijdens het lezen! Tip Om erachter te komen waar de tekst over gaat, kun je gebruik maken van de titel, tussenkopjes en plaatjes bij de tekst. 2. De titel van de tekst die jullie zo meteen gaan lezen is: ‘Banger voor spinnen dan voor terreur’. Heeft een van jullie nu al een idee wat het onderwerp van de tekst is? Zo ja: hoe komt dat? (Welke kennis heb je al, waardoor je dit weet?)
3. Boven de alinea’s in de tekst staan de volgende tussenkopjes:
- Grote en kleine bangmakers - Jongens en meisjes - Omgaan met de angst - Relatief onschuldig - Kinderen in conflictgebieden Weten jullie nu wat het onderwerp van de tekst is? Zo ja, welke tussenkopjes hielpen daar (het meest) bij? Zo nee, probeer het onderwerp te raden op basis van de titel en de tussenkopjes. Wij denken dat dit het onderwerp van de tekst is: Dat leiden we (vooral) af uit:
pagina 1 van 5
week 37 - 10 september 2007 - opdrachten C
4. Soms heb je na het lezen van de titel en eventuele tussenkopjes nog steeds geen idee waar de tekst over gaat, of misschien heb je wel een verkeerd idee gekregen. Dan is er als laatste aanwijzing de inleiding of de eerste alinea van de tekst. Meestal weet je na het lezen daarvan wel, of helemaal zeker, wat het onderwerp is. Bij de tekst die je zo gaat lezen hoort de volgende inleiding: Naar aanleiding van een nieuwe publiekscampagne voor kinderen in conflictgebieden, onderzocht VN-kinderorganisatie Unicef de angsten van Nederlandse kinderen. Wat blijkt: spinnen, duisternis en onweer jagen het Nederlandse kroost, als vanouds, de meeste angst aan – niet een aanslag op metro of vliegveld. ‘En dat is maar goed ook’, vindt een kinderpsycholoog. Klopte jullie idee van het onderwerp, zoals jullie dat bij vraag 3 hadden bedacht? ja / nee / gedeeltelijk Geef eventueel een nieuwe omschrijving van het onderwerp:
5. Probeer tenslotte te bedenken, welke informatie er ongeveer aan bod zou kunnen komen in de verschillende alinea’s. Schrijf bij elk tussenkopje in een paar steekwoorden op welke informatie jullie daar verwachten. Onder het kopje ‘Grote en kleine bangmakers’ verwachten wij informatie over:
Onder het kopje ‘Jongens en meisjes’ verwachten wij informatie over:
Onder het kopje ‘Omgaan met de angst’ verwachten wij informatie over:
Onder het kopje ‘Relatief onschuldig’ verwachten wij informatie over:
pagina 2 van 5
week 37 - 10 september 2007 - opdrachten C
Onder het kopje ‘Kinderen in conflictgebieden’ verwachten wij informatie over:
Opdracht 2 (tweetal): Tekst lezen 1. Lees nu de tekst volgens het stappenplan. Stap 1 hebben jullie net al gedaan. Controleer tijdens het lezen of de voorspellingen die jullie bij opdracht 1 hebben gedaan, kloppen! 2. Kies drie moeilijke woorden uit de tekst. Overleg samen over de betekenis van deze woorden. Gebruik de woordhulp op het stappenplan.
Opdracht 3 (alleen of tweetal): Verschillen opsporen In de tekst worden veel verschillen en tegenstellingen genoemd, bijvoorbeeld tussen dingen waarvoor kinderen wel bang of niet bang zijn, of tussen de angsten van jongens en van meisjes. 1. - Zoek in de tekst naar zoveel mogelijk onderwerpen waartussen een verschil of tegenstelling bestaat. Bijvoorbeeld: jongens en meisjes. - Zet die onderwerpen in de verschillende kolommen van het schema op de volgende bladzijde (het een in de linker- en het ander in de rechterkolom). - Schrijf ook op wat het verschil is/wat de verschillen zijn. Om je op weg te helpen, zijn een paar onderdelen van het schema al ingevuld. 2. Als je klaar bent kun je en antwoordblad halen bij de docent. Kies zelf wat je prettig vindt: alleen werken, of samen met een klasgenoot.
pagina 3 van 5
week 37 - 10 september 2007 - opdrachten C
Tegenstellingen en verschillen in de tekst ‘Banger voor spinnen dan voor terreur’
kinderen die wel eens bang zijn 75%
-
……………………… banger voor enge mensen en wezens … geven hun angst minder snel toe …
kinderen in Nederland
kinderen die nooit bang zijn 25%
………………………
-
…
-
reageerden (veel) vaker op de enquête … reageren eerder stil en teruggetrokken
-
kinderen in conflictgebieden / in sommige andere delen van de wereld
pagina 4 van 5
week 37 - 10 september 2007 - opdrachten C
Opdracht 4 (groepje): Strategieën om om te gaan met angst Vorm een groepje met twee of drie klasgenoten. De tekst gaat over een onderzoek naar angsten bij kinderen. In de tekst worden verschillende angsten genoemd, en ook verschillende manieren waarop kinderen proberen om met angst om te gaan. 1. Sla de tekst er nog eens op na: welke strategieën worden er genoemd? 2. Eén van de genoemde strategieën, de Kindertelefoon bellen, is nogal specifiek. Kunnen jullie deze strategie ‘vertalen’ naar een meer algemene manier om iets te doen tegen een angstgevoel. (Denk goed na: wat doen kinderen die de Kindertelefoon bellen in feite met hun angstgevoel?) 3. Bespreek samen wat jullie vinden van de genoemde strategieën. Zijn ze geschikt voor alle angsten? Welke strategieën helpen iemand ook echt van zijn of haar angst af en wat zijn meer tijdelijke oplossingen? 4. Nu is het tijd voor jullie eigen ervaringen! Jullie hebben zelf vast ook wel een of meer angsten. −
Vertel elkaar om beurten over iets waarvoor je bang bent, en waarom. Vertel ook wat jouw manier is om met die angst om te gaan, wat jij doet wanneer je angstig bent. Let op: Houd de sfeer prettig voor iedereen. Niemand hoeft iets te vertellen wat hij niet wil. Jullie mogen best lol hebben om elkaars angsten, maar lach elkaar niet uit.
−
Wanneer een groepslid zijn of haar verhaal gedaan heeft, proberen de andere groepsleden een tip of strategie te bedenken om die angst ‘draaglijk’ te maken, of... om er helemaal vanaf te komen. Tip: Houd het eenvoudig. Soms helpt het alleen al om dingen eens van een heel andere kant te bekijken...
5. Hebben jullie bij het uitwisselen van ervaringen nog nieuwe algemene strategieën voor het omgaan met angst bedacht? Of zijn er in jullie groep misschien hele goede tips voor het omgaan met een bepaalde angst bovengekomen? Schrijf die strategieën en tips dan elk op een los blaadje en hang die blaadjes op in de klas. Samen met de tips van andere groepjes ontstaat er dan een groot tipbord voor het omgaan met angsten. En wie weet hangt de Gouden Tip voor ‘jouw’ angst er wel bij!
pagina 5 van 5