Docentenhandleiding Index Havo
B
Katern 1 deel B
1
Werken met Index Havo
Katern: De Nederlandse economie
Leerstofplanning
Het eerste katern binnen het totale programma Het katern De Nederlandse economie bevat een vijfde van het examenprogramma voor het vak economie. De complete methode bestaat uit vijf katernen van ongeveer gelijke zwaarte. Dat betekent dat voor dit eerste katern ook maximaal een vijfde van de beschikbare lessen in de bovenbouw van de Havo moet worden uitgetrokken. Daarbij is nog wel van belang wanneer de voor het schoolexamen verplichte experimenten worden uitgevoerd. Het ligt voor de hand om die regelmatig te verdelen over de beschikbare tijd. Bij de stof van elk katern zijn geschikte experimenten te vinden. Ook zal het wenselijk zijn tegen het eind van de vijfde klas nog enige tijd over te houden voor pure examentraining.
Dat betekent dat het voor de hand ligt iets minder dan 20% van de totale lestijd in Havo-4 en Havo-5 aan de stof van dit katern te besteden. Het heeft weinig zin daar een omvang in lessen voor aan te geven aangezien scholen met heel diverse lestijden werken (50, 60, 75 of 80 minuten bijvoorbeeld) en ook verschillende soorten lessen kennen (gewone lessen en zelfwerkzaamheidslessen bijvoorbeeld). Het vak telt 400 studielasturen op de Havo, maar ook de omrekenfactor van studielasturen naar lessen is niet op alle scholen gelijk, dus dit biedt ook weinig houvast. Wel staat in het rapport Teulings vermeld dat de ondergrens is bereikt waarbij dit consistente programma voldoende levensvatbaar is (The Wealth of Education, 2005, blz. 187). Veel tijd over is er dus niet. Bij een tamelijk regelmatige verdeling van de economie-lessen over de bovenbouw van de Havo, is de conclusie dat het eerste katern voor de Kerst moet zijn afgerond.
De opbouw van het eerste katern Het eerste katern is opgebouwd uit vier ongeveer even omvangrijke hoofdstukken. In elk hoofdstuk vormen de opgaven in de hoofdtekst een integraal deel van de leerstof. De herhaling aan het eind van elk hoofdstuk bestaat uit een samenvatting (In het kort), een in te vullen woordweb en een begrippenlijst. Daarna volgen nog een aantal extra opgaven met herhaling en ook verdieping als doel. Deze opgaven aan het eind van elk hoofdstuk kunnen naar behoefte worden ingezet: als voorbereiding op een toets, om zwakkere leerlingen nog eens te laten oefenen, om over extra opgaven te beschikken bij de nieuwe onderdelen van het examenprogramma, ter verdieping of als examentraining.
Docentenhandleiding Index Havo
Katern 1 deel B
2
Het nieuwe examenprogramma is opgebouwd rond acht concepten. Index is concentrisch van opbouw dus concepten en begrippen zijn vrijwel nooit in één keer “uitbehandeld”. Meestal worden concepten en begrippen in een andere context nog eens toegepast of verder uitgediept. In het overzicht van eindtermen valt na te gaan wat er aan de orde komt per hoofdstuk. Als bronnen hiervoor hebben gefungeerd de rapporten van de commissie-Teulings en het rapport van de syllabus-commissie. De sluitingsdatum van deze docentenhandleiding is december 2009, dus eventuele wijzigingen na die datum in het programma zijn in deze tekst niet meegenomen.
Toelichting per hoofdstuk
Hoofdstuk 1: Welvaart in Nederland De kern van hoofdstuk 1 In dit hoofdstuk worden aan de hand van de Nederlandse economie een aantal basisbegrippen en basisvaardigheden geïntroduceerd. Trefwoorden zijn: -
Welvaart in enge en in ruime zin
-
Nationaal product, nationaal inkomen en toegevoegde waarde
-
Productiefactoren en primaire inkomens,
-
Nominaal en reëel inkomen, koopkracht, consumentenprijsindex
-
Lorenzcurve en de verdeling van primaire en secundaire inkomens
-
Opportunity costs of opofferingskosten
-
Rekenen met indexcijfers (nominaal en reëel inkomen)
Eindtermen in hoofdstuk 1 In het rapport The Wealth of Education worden niet alleen concepten en contexten genoemd. Er worden ook vier niveaus van beheersing onderscheiden: beschrijven, analyseren (A), grafisch (G) en rekenkundig (R). De drie hogere niveaus zijn steeds aangegeven met de bijbehorende letter. Bij het beschrijvende niveau moeten leerlingen het betreffende begrip in de bronnen herkennen en eventueel voorbeelden kunnen noemen. Wanneer geen letter vermeld staat, is er sprake van dit laagste niveau.
1 Schaarste -
Opofferingskosten
-
Behoeften en beperkte middelen (A,R)
-
Alternatieve aanwendbaarheid
-
Prijzen en budgetlijn (G,R), deels
7 Welvaart en groei -
BBP, toegevoegde waarde en welvaart (A,R)
-
primaire en secundaire inkomensverdeling, Lorenzcurve (A, G, R)
8 Goede tijden, slechte tijden
Docentenhandleiding Index Havo
Katern 1 deel B
-
Inflatiemeting (A,R)
-
Inflatie, deflatie en koopkracht (A,G), deels.
Aandachtspunten en suggesties bij hoofdstuk 1 De rekenvaardigheden staan ook omschreven in het rapport-Teulings. Het werken met beschrijvende statistieken is daar een belangrijk onderdeel van. Berekeningen met indexcijfers, procenten en andere verhoudingsgetallen zullen op het examen een belangrijke rol blijven spelen. De algebra blijft beperkt tot het werken met lineaire vergelijkingen.
Een aandachtspunt bij hoofdstuk één is wel dat de term afschrijvingen en/of vervangingsinvesteringen nog niet is gevallen. In dit hoofdstuk wordt er afgezien van kosten voor vervangingsinvesteringen en dus zijn voorlopig BBP en (netto) nationaal inkomen nog aan elkaar gelijk.
Voor gegevens over de Nederlandse economie ligt de jaarlijks verschijnende publicatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek met de gelijknamige titel het meest voor de hand. Ook het Centraal Plan Bureau geeft in de jaarlijks verschijnende Macro Economische Verkenning en het eveneens jaarlijks verschijnende Centraal Plan veel relevante cijfers.
Hoofdstuk 2: Bedrijven De kern van hoofdstuk 2 In dit hoofdstuk komt de productie door de particuliere sector in Nederland aan de orde. De belangrijkste onderwerpen zijn: -
De rechtsvorm van bedrijven en de kenmerken daarvan
-
Balans en resultatenrekening
-
Afschrijvingen en vervangingsinvesteringen
-
Voorraadgegevens en stroomgegevens
-
Een eerste kennismaking met kosten, opbrengsten en winst
-
Het onderscheid tussen constante en variabele kosten
-
Vraag en aanbod op een markt
Eindtermen in hoofdstuk 2 3 Markt -
Vraag- en aanbodlijn (A, G, R)
-
Marktevenwicht, prijs, hoeveelheid en omzet (A, G, R)
-
Vaste en variabele kosten (A, G, R)
-
Break-even punt (A, G, R)
4 Ruilen over de tijd -
Voorraad- en stroomgrootheden
-
Vermogen (R)
3
Docentenhandleiding Index Havo
Katern 1 deel B
-
Schuld ( R)
-
Afschrijvingen ( R)
-
Balans en resultatenrekening (A, R)
4
6 Risico en informatie -
Ondernemingsvormen en financiering
-
Faillissement en aansprakelijkheid
Aandachtspunten en suggesties bij hoofdstuk 2 Jaarverslagen van grote ondernemingen zijn meestal digitaal gratis aan te vragen. Voor het eventueel raadplegen van het handelsregister van de Kamer van Koophandel moet betaald worden. Naam, vestigingsplaats en ondernemingsvorm van een bedrijf zijn wel gratis te achterhalen.
Het onderscheid tussen voorraad- en stroomgrootheden komt nog een paar keer terug in andere contexten. Dat gebeurt onder meer in hoofdstuk drie bij de bespreking van tekort en schuld van de overheid.
De bedrijfsvormen staan in het nieuwe programma vermeld onder het concept Risico en Informatie. Het accent ligt dus op het risico dat gelopen wordt bij de verschillende vormen van financiering (eigen of vreemd vermogen), zowel voor het bedrijf als voor de bank die een eventueel krediet verstrekt. Voor een bank gaat het verstrekken van een krediet aan een BV vaak gepaard met een groter risico dan het verstrekken van het krediet aan een firma, gezien de regeling van de aansprakelijkheid. De aanbodkant van de kapitaalmarkt komt aan de orde in het katern De waarde van de munt.
Hoofdstuk 3: Het nut van de overheid De kern van hoofdstuk 3 Nadat de productie door de particuliere sector in het tweede hoofdstuk aan de orde is gekomen, staat in hoofdstuk drie de collectieve sector centraal. Aan de orde komen: -
Collectieve en quasi-collectieve goederen
-
Het gevangenendilemma en collectieve goederen
-
Indirecte en directe belastingen
-
De inkomstenbelasting
-
Begrotingstekort, financieringstekort en staatsschuld
-
Conjunctuur en structuur
Eindtermen in hoofdstuk 3 4 Ruilen over de tijd -
Voorraad- en stroomgrootheden
Docentenhandleiding Index Havo
-
5
Katern 1 deel B
Overheidstekort (A)
5 Samenwerken en onderhandelen -
Gevangenendilemma (A, R)
-
Collectieve goederen (A)
-
Meeliftgedrag (A)
7 Welvaart en groei -
Belastingstelsels (A, G, R)
Aandachtspunten en suggesties bij hoofdstuk 3 Naast de eerder genoemde publicaties van het CBS en het CPB biedt ook het ministerie van Financiën veel materiaal aan, zowel op papier als digitaal. Dit materiaal is alleen vaak slecht bruikbaar in de klas, omdat het bedrag aan aflossingen meestal nergens te vinden is. Dit staat alleen vermeld in één van de tabellen die als bijlage bij de Miljoenennota zijn gevoegd. Voor cijfers van andere EU-landen is het statistisch bureau van de EU: Eurostat de beste bron.
In dit hoofdstuk vindt ook een eerste kennismaking met de speltheorie plaats. De belangrijkste algemene begrippen binnen de speltheorie zijn: -
Speltheorie: een techniek om situaties met strategische interacties tussen verschillende spelers te analyseren en de uitkomst te voorspellen.
-
Spelers: beslissingnemers. In het algemeen wordt er onderscheid gemaakt tussen een rijspeler en een kolomspeler. De opbrengsten van de rijspeler in ieder vakje van de opbrengstenmatrix steeds eerst gegeven, de opbrengsten van de kolomspeler staan steeds als tweede vermeld.
-
Acties: handelingen die spelers kunnen uitvoeren
-
Strategieën: spoorboekje van spelers dat aangeeft welke actie onder welke omstandigheid ondernomen moet worden
-
Opbrengstenmatrix: tabel met de opbrengsten van alle spelers bij alle mogelijke combinaties van alle acties. Let wel: Zo’n tabel hoeft geen opbrengsten in de economische zin (TO) te bevatten. Het kan ook gaan om winst, om kosten of zelfs om een puntenaantal, waarbij het aantal punten alleen een volgorde van voorkeur aangeeft.
Het lijkt handig om de leerlingen een vaste methode aan te leren om de uitkomst van dit soort situaties te vinden. Het meest voor de hand ligt de zogenaamde best response methode. Door middel van streepjes of sterretjes markeren de leerlingen dan achtereenvolgens de keus van de kolomspeler en de rijspeler. Het vak met twee markeringen geeft in het geval van een klassiek gevangenendilemma dan de oplossing. In het volgende voorbeeld staan opbrengsten vermeld in het geval van een klassiek gevangenendilemma. De opbrengsten zijn over het algemeen negatief omdat het om een aantal jaren gevangenschap gaat.
Kolomspeler
Docentenhandleiding Index Havo
Rijspeler
6
Katern 1 deel B
Niet aangeven
Wel aangeven
Niet aangeven
-2, -2
-14, 0
Wel aangeven
0, -14
-10, -10
Als de kolomspeler kiest voor niet aangeven (de keus van de kolomspeler wordt als het ware constant gehouden), zal de rijspeler kiezen voor wel aangeven. Kiest de kolomspeler voor wel aangeven, dan zal de rijspeler ook voor wel aangeven kiezen. Dit levert een streepje op onder de nul linksonder en de eerste -10 rechtsonder.
Wanneer de rijspeler kiest voor niet aangeven, zal de kolomspeler kiezen voor wel aangeven. Wanneer de rijspeler kiest voor wel aangeven, zal de kolomspeler ook kiezen voor wel aangeven. Dit levert een streepje onder de nul rechtsboven en een streepje onder de rechter
-10
rechtsonder op. Omdat beide spelers in onzekerheid verkeren over elkaars keus, zullen ze uiteindelijk rechtsonder eindigen.
Een belangrijke bron in dit verband is het boek van Avinash Dixit en Susan Skeath, Games of Strategy, 2004, isbn 0-393-92499-8. Dit universitaire leerboek bevat een uitstekende begrippenlijst, veel opgaven en hoofdstukken over de basisbegrippen van de speltheorie en over het gevangenendilemma.
Leerlingen moeten in het schoolexamen er ook blijk van geven dat ze de vaardigheid experimenteren beheersen. Het ligt voor de hand experimenten te koppelen aan de speltheorie en aan het concept Samenwerken en onderhandelen, maar bij vrijwel alle acht concepten uit het examenprogramma zijn experimenten ontwikkeld. Makkelijk toegankelijke Nederlandstalige bronnen zijn onder meer: -
De website bij deze methode
-
De site van de Stichting Leerplan Ontwikkeling: http://economie.slo.nl/ Registratie op deze site geeft toegang tot veel materiaal dat ontwikkeld is door de zogenaamde pilotscholen die proef hebben gedraaid met het nieuwe programma.
-
Het eind 2009 te verschijnen boek van Jeroen Hinloopen: Experimenten voor in de klas: economie voor de tweede fase in 25 klaslokaalexperimenten.
Een goede terugkoppeling naar de economische theorie in de vorm van een nabespreking of het schrijven van een verslag is essentieel om het beoogde leereffect te bereiken.
Het uitvoeren van een eerste experiment zou aan het begin van hoofdstuk drie op zijn plaats kunnen zijn. Het gevangenendilemma is vrij eenvoudig na te spelen met rode en zwarte speelkaarten. Het grootste probleem is dat experimenten een verplicht onderdeel zijn van het schoolexamen en dat dit onderdeel dus op een of andere manier mee moet tellen. Wij zien twee mogelijkheden: a.
Het uitvoeren van experimenten wordt in het schoolexamen opgenomen als een handelingsdeel.
Docentenhandleiding Index Havo
b.
Katern 1 deel B
7
De leerling (of een groepje) leerlingen schrijft een verslag over een aantal experimenten. Dat verslag wordt becijferd. Criteria daarbij kunnen bijvoorbeeld zijn de beschrijving van de opzet van het experiment, de beschrijving van de resultaten van het experiment en de terugkoppeling naar de economische theorie. Het is mogelijk veel experimenten klassikaal te doen. Het is natuurlijk ook mogelijk leerlingen in groepjes te verplichten één of meer experimenten zelf op te zetten en uit te voeren.
Hoofdstuk 4: Nederland en het buitenland De kern van hoofdstuk 4 Tot slot van dit katern komen de economische relaties met het buitenland aan de orde; -
Het belang van internationale handel
-
Arbeidsverdeling, specialisatie en toenemende welvaart
-
Protectie (redenen en instrumenten)
-
Economische samenwerkingsvormen
-
Internationale concurrentiepositie
-
Handelsbalans
-
Valutamarkt en wisselkoers
Eindtermen in hoofdstuk 4 2 Ruil -
Arbeidsdeling en specialisatie (A)
8 Welvaart en groei -
Determinanten van economische groei en arbeidsproductiviteit (A)
9 Goede tijden, slechte tijden -
Wisselkoers en betalingsbalans, deels (A, R)
Aandachtspunten en suggesties bij hoofdstuk 4 Centraal in dit hoofdstuk staan de voordelen van specialisatie en arbeidsdeling. Comparatieve voordelen hoeven Havo-leerlingen niet te kennen. Vormen van protectie en economische samenwerkingsvormen zijn op zich geen onderdeel van het examenprogramma, maar liggen in dit verband als context erg voor de hand. Het onderwerp arbeidsdeling en specialisatie komt ook terug binnen de context van het gezin in het katern Werk en inkomen.
Het onderscheid tussen waardeveranderingen, volumeveranderingen en prijsveranderingen en het rekenen daarmee komt in dit hoofdstuk ook aan de orde. Net als het rekenen met nominale en reële grootheden gaat het ook hier voornamelijk om bewerkingen met indexcijfers en/of relatieve getallen.
Docentenhandleiding Index Havo
Katern 1 deel B
Cijfers over de Nederlandse buitenlandse handel zijn te vinden bij het CBS. Voor cijfers over de buitenlandse handel van andere landen zijn Eurostat (voor EU-landen) en de Wereldbank goede bronnen. Ook de EVD (Economische VoorlichtingsDienst) van het ministerie van Economische Zaken is een makkelijk toegankelijke bron. De wereldbank is bereikbaar via www.worldbank.org. Vaak is het overigens noodzakelijk publicaties op papier of CD-Rom te bestellen, omdat onlineinzage onmogelijk is.
8