A z un g u la n d Een indruk voor onze zendelingen RAS EN WOONGEBIED De Azungu (of Mzungu) bewonen uitgestrekte delen van het Noordelijk Halfrond. Hoewel zij op het oog nauwelijks van elkaar verschillen, zeker voor iemand uit onze cultuur, mogen wij niet vergeten dat er ook onder hen vele variaties en verschillende typen zijn vast te stellen. Dit vraagt echter om een nauwkeurige waarneming. Deze kleine studie richt zich op één bepaalde stam van de Azungu, die een gebied bewoont in het NW-deel van het continent Europa. Dit gebied is aan twee kanten omspoeld door zeeën en doorsneden met talrijke rivieren. Om hen te onderscheiden van de andere Azungu, met wie zij veel gemeen hebben, doch ook op een aantal sigificante punten verschillen, zullen wij hen in het vervolg 'Azungu-Njanja' noemen - 'Witte mensen van het water' De AzunguNjanja behoren voor het overgrote deel tot het Kaukasische ras. Hun stam telt ongeveer 16 miljoen leden. Daarnaast is er een minderheid van andere rassen, die gedurende de laatste decennia zijn geïnitieerd in de stam. In het vervolg zullen wij ons vooral richten op de meerderheid van Kaukasische Azungu-Njanja, maar waar dit wenselijk is, zullen wij ook ingaan op deze migratie van de laatste ca. 40 jaar en de gevolgen daarvan voor de situatie in het stamgebied. De Azungu-Njanja zijn voor het overgrote deel lang van gestalte en blank van huidskleur. Hun jongeren worden algemeen beschouwd als de langste ter wereld. Vermoedelijk heeft dit te maken met de leefomstandigheden en de goede voeding. Een andere verklaring, die minder aanhang geniet, is dat het stamgebied van de Azungu-Njanja erg laag ligt t.o.v. de aangrenzende zeeën, waardoor een eventuele erfelijke aanleg om lang uit te groeien werd versterkt. Voor ons doel is dat echter van minder belang.
gutturalen -waardoor het lijkt alsof men voortdurend ergens van walgt- en de veelal als 'au' uitgesproken klinkers 'a' en 'o'. Verder kent het dialect weinig klankharmonie en veel alliteraties. Daarmee wordt de sterke verwantschap met de overige dialecten uit de Chi-Germana taalgroep bevestigd. Denk overigens niet dat de Azungu-Njanja leden van de andere stammen dit als gevolg hiervan wel zullen verstaan. Hoewel de verschillende dialecten in onze oren vrijwel hetzelfde klinken, zijn ze toch voldoende verschillend van elkaar om wederzijdse communicatie in het eigen dialect te verhinderen. Wanneer de stammen onderling contact hebben, bezigen ze daarom meestal het Engels. Ook voor ons is het, zeker in de beginfase van ons verblijf in dit land, goed om te weten dat de meeste Azungu-Njanja het Engels vrij goed beheersen. Wanneer wij het Chi-Azungu-Njanja echter beter gaan beheersen, verdient het aanbeveling om dat zoveel mogelijk te gebruiken. Een waarschuwing is daarbij wel op z'n plaats: dit dialect kent -evenals overigens de andere dialecten uit deze taalgroep- een vrij groot aantal woorden met een dubbele betekenis, waarbij de ene betekenis volmaakt onschuldig en de andere vulgair is. Een onwetende buitenstaander zou zich hier licht kunnen vergissen! Het verdient daarom aanbeveling om zoveel mogelijk uw beginnende taalkennis te oefenen op betrouwbare 'native speakers', die u waar nodig kunnen corrigeren.
SOCIALE GEGEVENS EN CULTUUR
TAAL
Voor ons, zendelingen, zal het vanaf nu interessanter worden. Juist op het sociale terrein tonen mensen immers hun eigenaardigheden. Daarmee helpt het om de Azungu-Njanja beter te verstaan. Overigens moeten we hier bij voorbaat al zeggen dat deze stam een groot aantal schijnbare tegenstrijdigheden vertoont in haar sociale gedrag. Dit maakt het niet eenvoudiger om een goed begrip van zijn gewoonten en tradities te verwerven.
Deze stam spreekt een dialect van het door de Azungu algemeen gesproken Chi-Germana, met invloeden van het Chi-Saxona. Dit dialect is niet bijzonder moeilijk te leren, zeker niet voor iemand die reeds andere dialecten uit dit taalgebied beheerst. Alleen het werkwoord is nogal lastig, terwijl de spelling (de Azungu-Njanja zijn vrijwel volledig gealfabetiseerd) door de meeste onderzoekers als onlogisch wordt ervaren t.o.v. de spreektaal. De uitspraak van het Chi-Azungu-Njanja kenmerkt zich door een veelvoud van scherpe
De Azungu-Njanja zijn een sedentaire stam, met incidenteel nomadische trekken. Dit nomadische gedrag is vooral seizoensgebonden en heeft te maken met periodes waarin er massaal niet gewerkt wordt. Veel stamleden trekken dan naar andere gebieden, ten oosten en ten zuiden van hun eigen territorium, waar zij een tijd wonen in tenten of andere mobiele onderkomens. Ook in periodes dat er wel wordt gewerkt, zijn de AzunguNjanja echter vrij mobiel: ze leggen vaak behoorlijke afstanden af om aan het
werk te gaan. Daarvoor gebruiken zij een auto. Zij zijn dan ook bijzonder welvarend. De gezondheidszorg is uitstekend. Armoede is er niet. De welvaart toont zich ook op individueel niveau heel sterk: vrijwel elke Azungu-Njanja heeft een koelkast en een televisie. Voedsel wordt dan ook niet verdeeld omdat het anders zou bederven, maar iedereen koopt voor zichzelf en slaat het op totdat hij het nodig heeft. De stam van de Azungu-Njanja kent een ingewikkelde en sterk gelaagde structuur. Helemaal bovenaan staat een regerende vorst. Deze bestijgt de troon door erfopvolging. Anders dan bij ons echter, heeft deze vorst geen daadwerkelijke macht, al wordt gefluisterd dat hij of zij (ook vrouwen kunnen vorst zijn) achter de schermen wel veel invloed uitoefent. De officiële macht ligt echter in handen van een soort 'Raad van Wijze Mannen en Vrouwen', 150 in getal, die elke vier jaar worden gekozen door het volk. Deze Raad van Wijzen kiest uit haar midden dan weer een soort van bestuur, dat in feite de stam regeert. Onder deze Raad is er dan weer één persoon die in de praktijk de meest vooraanstaande is. Onder deze 'bovenlaag' zijn er nog allerlei 'gebiedsraden' en 'dorpsraden', maar voor ons doel is het genoeg om dit te weten, voor zover het de regeringsstructuur van de stam betreft. De manier waarop de Azungu-Njanja worden geregeerd in religieuze zaken, lijkt sterk op die van het oude Romeinse keizerrijk. Een ieder mag die god vereren die hij wil, maar in het openbare leven geldt de staatsideologie. Deze ideologie houdt als het ware de zo verschillende belangen en godsdiensten van de stam bijeen. De samenleving van de Azungu-Njanja is in hoge mate gestructureerd en geformaliseerd. Dit uit zich op allerlei terreinen. Hierin speelt de 'agenda' een belangrijke rol. Dit is een boekje of een machientje waarin de Azungu-Njanja zijn of haar afspraken, ontmoetingen en gesprekken ruim van tevoren opschrijft, met plaats en tijdstip. Gekscherend is eens gezegd door een zendeling die er jaren had gewerkt: "Zelfs voor een avond met zijn vrouw zal een Azungu-Njanja zijn 'agenda' trekken". Het is moeilijk voorstelbaar dat dit echt zo is, dus dat zal wel overdreven zijn. Toch zegt deze uitspraak wel iets. De belangrijke rol van de agenda maakt duidelijk dat hier geen sprake is van een spontane cultuur. Het wordt niet gewaardeerd wanneer iemand zomaar bij een ander binnengaat of mee wil eten. Zulke dingen worden vooraf afgesproken en kunnen dan ook heel prettig verlopen. Voor een buitenstaander is dit nogal beklemmend, maar het geeft de Azungu-Njanja een gevoel van vrijheid, omdat hij zo zelf kan beslissen hoe de nabije toekomst zich ontwikkelt en daarbij niet afhankelijk is van initiatieven van anderen. Het is een typische tegenstrijdigheid van de Azungu-Njanja-cultuur, dat deze vrijheid wordt gekocht met slavernij aan zo'n boekje. Tegelijk is een
dergelijk systeem ook min of meer noodzakelijk, omdat de Azungu-Njanja er van houden veel te overleggen en te praten. Deze gesprekken vinden dan vooral plaats in de context van het werk. Werk en andere facetten van het leven zijn namelijk sterk gescheiden. Hierover volgt verderop meer. Ook op andere levensterreinen toont zich deze sterke formalisering en (in onze ogen) onvrijheid van de Azungu-Njanja. In feite stapt iemand, zodra hij zijn huis verlaat, een in hoge mate door voorschriften bepaalde wereld binnen. Er is nauwelijks een stam te bedenken die zijn leven zo sterk heeft georganiseerd als die van de Azungu-Njanja. Zelfs andere Azungu-stammen kennen een dergelijke organisatiegraad niet. Letterlijk àlles is gevangen in voorschriften in het land van de Azungu-Njanja: de kant van de weg waarlangs je loopt of rijdt, de snelheid die je aanhoudt, het aantal centimeters (!) dat je huis mag uitsteken naast andere, de hoogte van het gras in de berm, de plaatsen waar je mag roken of drinken, de plek waar een boom mag groeien, de manier waarop je werk zoekt en ga zo maar door. Al deze regels zijn opgeschreven in dikke boeken, die elke Azungu-Njanja wordt geacht te kennen. De meeste regels leren zij echter door opvoeding en door 'erin te groeien'. Zij ervaren meestal deze regels dan ook niet als een beknelling, want zij weten niet beter. Naast deze geschreven regels zijn er tal van ongeschreven regels, net als in andere culturen. Deze regels hebben voor een belangrijk deel te maken met de taboes in deze samenleving. Die behandelen we verderop. Hieruit wordt echter direct duidelijk waarom de Azungu-Njanja zo vrijheidslievend is op allerlei terreinen die niet 'geregeld' zijn. Hier geldt het vooral de omgeving van huis en kleinste samenlevingseenheden ('gezin'). Ook hierop gaan we nog verder in. De samenlevingsvormen zijn in het algemeen monogaam, maar daarbinnen vindt een grote variatie plaats. Men kent het huwelijk zoals dat bij ons gestalte heeft, maar ook een homoseksueel huwelijk. Hoewel de Raad van Wijzen zich hierover nog niet heeft uitgesproken, wordt er zelfs gesproken over en geëxperimenteerd met andere vormen van het huwelijk, zoals polygamie of trio-verbindingen. Het is begrijpelijk dat de beginnende zendeling zich hierbij niets kan voorstellen, maar op dit gebied zijn de Azungu-Njanja bijzonder permissief. Dat toont zich ook in de hoge promiscuïteit: de gemiddelde Azungu-Njanja heeft zeven seksuele partners gedurende zijn of haar leven. Voor de duidelijkheid: zij hebben deze partners in het algemeen ná elkaar: hiervoor is de term 'seriële monogamie' geïntroduceerd. Men zou kunnen zeggen dat deze hoge variatie aan huwelijkse vormen een specifiek kenmerk is van de cultuur van de AzunguNjanja. Waar andere volken zich onderscheiden op het gebied van
schilderkunst of wetenschappelijke ontwikkeling, treedt deze stam naar voren op seksueel terrein. Overigens gaat deze permissiviteit op seksueel terrein gepaard met grote intolerantie op andere terreinen. Soms zijn zelfs tolerantie en intolerantie wonderbaarlijk vermengd. Zo zei het dorpshoofd van Amsterdam onlangs dat zijn mooiste herinnering uit zijn regeerperiode een grote samenkomst was geweest van homoseksuelen. Dit past geheel in het permissieve beleid van de Azungu-Njanja op seksueel terrein. Anderzijds heeft de raad van oudsten van ditzelfde dorp onlangs besloten dat elke oudste die niet mee wil doen aan het ritueel van een homoseksuele huwelijkssluiting, uit de raad wordt gestoten. Ook op dit gebied is er dus, onder de schijn van vrijheid, een grote behoefte aan formalisering en uniformering, die de Azungu-Njanja zo kenmerkt. De reeds genoemde staatsideologie speelt hier een belangrijke rol. Anderzijds zijn de Azungu-Njanja in het algemeen zeer afkerig van bijvoorbeeld pedoseksualiteit. Zij veroordelen dit in de meest strikte bewoordingen en straffen het streng. Vanuit het denken van veel volken liggen deze zaken op één lijn en schijnt een dergelijk beleid tegenstrijdig, maar voor de Azungu-Njanja is dit duidelijk niet zo. De Raad van Wijzen legt hier als criterium aan, dat iemand in vrijheid moet kunnen beslissen tot een seksuele relatie. Een volwassene kan dat, ook in een homoseksuele relatie, een kind in een pedoseksuele relatie kan dat niet. Even afgezien van de vorm die het krijgt, kunnen wij met zo'n motief op zichzelf wel leven, denk ik. Tegelijk maakt dit voorbeeld mooi duidelijk dat de Azungu-Njanja niet graag zullen uitspreken dat pedofilie verkeerd is. Er is op het oog weinig besef van waarden: richtingen die we zouden moeten gaan, dingen van ultiem belang in het leven, een besef waarvoor mensen zijn bedoeld. Men heeft wel normen: leefregels, die vaak praktisch worden gefundeerd in de overtuiging die op een bepaald moment het sterkst is. Voor mensen uit onze cultuur die als zendeling daar binnenkomen, is het dus goed te beseffen dat begrippen als 'goed' en 'kwaad', 'rechtvaardigheid' en 'onrechtvaardigheid' en dergelijke door de Azungu-Njanja goeddeels bij meerderheid van stemmen worden ingevuld en opgelegd. Zij worden vervolgens zo 'bijgekleurd' door de staatsideologie, dat zij zoveel mogelijk de invloed van godsdiensten en overtuigingen terugdringen in de huiselijke sfeer. Met andere woorden, wat thuis 'goed' en 'rechtvaardig' is, hoeft dat helemaal niet te zijn op straat en andersom. Ook elders vinden we grote ogenschijnlijke tegenstrijdigheden, bijvoorbeeld in de omgang met ouderdom. Het kan voorkomen dat een Azungu-Njanja-samenlevingseenheid (kortweg 'gezin' genoemd) een oude grootmoeder wegdoet in een speciaal daarvoor ontworpen oudemensenhuis, terwijl de hond op de bank zit met de
andere leden van het gezin. Daaruit kunnen wij concluderen dat deze cultuur sterk funcioneel denkt: honden zijn voor hen nuttiger dan oude mensen. Deze functionalistische omgang met ouderdom en in feite alles wat ziek en gebrekkig is, ondanks de grote rijkdom, toont zich ook in recente besluiten van de Raad van Wijzen. Evenals bijvoorbeeld bij de Eskimo's (zoals sommigen zich zullen herinneren uit de lessen van het derde jaar, vinden ook zij honden belangrijker dan oude stamgenoten), kunnen oude mensen zich op vrijwillige basis laten doden, als zij niet langer in staat zijn bij te dragen aan het welzijn van de stam. Voordat wij nu 'ach en wee' roepen, moeten wij bedenken dat dit soort tegenstrijdigheden vrij normaal zijn in halfbeschaafde landen. Wij doen er beter aan niet direct te oordelen, maar een dergelijke cultuur proberen te begrijpen, met hoeveel weerzin zij ons ook vervult. Degenen die zich hierin willen verdiepen, kunnen wij het boek aanraden van Stewart Lane, Among the Wild Azungu ISBN: 99908-905-0-1, die uitgebreid ingaat op deze en andere verschijnselen. Volgens dr. Lane heeft deze onderwaardering van ouderdom te maken met de sterke nadruk op jeugd en gezondheid in de cultuur van de Azungu-Njanja. Er is een enorme vitaliteitsdrang onder de inheemsen. Wie de cultuur een beetje leert kennen, ziet dit snel genoeg, bijvoorbeeld in de kleding die de oudere inboorlingen dragen. Bepaalde zaken die in onze ogen typisch zijn voor de onrijpe levensfase, zoals rebellie, experimentatiedrift, vrijheidsdrang, worden onder de Azungu-Njanja gecultiveerd en in feite als deugden gezien. Een onderzoeker heeft dit ooit een 'puberale cultuur' genoemd en daar zit wel wat in. Voor iemand nu zegt dat dit toch geen deugden zijn en hoe dan in de Azungu-Njanja-stam wordt gedacht over moed, eer, trouw, liefde, opofferingsgezindheid, nederigheid en andere echte deugden, moeten we bedenken dat een dergelijke kritische houding wel nodig is, maar niet in de plaats mag komen van een liefdevolle acceptatie van de Azungu-Njanjacultuur. Een zendeling die niet leert te houden van het volk waarnaar hij is uitgezonden, is ongeschikt voor zijn werk! Als er onder de lezers van deze introductie mensen zijn die de AzunguNjanja-cultuur een beetje kennen, zullen zij nu misschien tegenwerpen dat deze stam toch niet alleen maar nadruk legt op jeugdigheid als het kenmerk van het ware. Hoe is daarmee immers te rijmen -vergeef mij als het hier schokkend wordt, maar een waarheidsgetrouwe beschrijving is mijn doel- dat een deel van de ongeboren Azungu-Njanja kinderen wordt gedood in de moederschoot? Een volk dat zijn eigen jeugd uitroeit, kan toch bezwaarlijk een 'jonge' cultuur worden genoemd? Wij kunnen dit alleen begrijpen tegen
de achtergrond van het eerder geschetste functionalisme van de AzunguNjanja. De soms gruwelijke manieren waarop kinderen worden stukgeknipt of verschroeid met zoutoplossingen, zijn medisch gezien functioneel. Voorts is het krijgen van een kind voor Azungu-Njanja vrouwen lang niet altijd een levensvervulling, maar soms ook een belemmering van de eerdergenoemde vrijheid, experimentatiedrift en rebellie. Een kind is in die context niet altijd nuttig. De tegenwerping dat kinderen er toch niet zijn om 'nuttig' te zijn of het leven voor de ouder aangenamer te maken, maar dat de ouder 'nuttig' (om dat woord dan maar te gebruiken) moet zijn voor het kind en dat hij / zij het leven van het kind moet verrijken en dat het kind als de zwakkere alle bescherming verdient, is in onze cultuur uiteraard gesneden koek, maar zal bij de Azungu-Njanja slechts gedeeltelijk gehoor vinden. Persoonlijke vrijheid is daar in het algemeen belangrijker dan deze overwegingen. Voor zendelingen is dit erg nuttig om te weten. De Azungu-Njanja denkt functioneel en is in hoge mate vrijheidslievend (althans op de terreinen waar dat mogelijk is in deze sterk georganiseerde samenleving). Net als de Afrikaan wil hij dan ook weten wat het christelijk geloof hem of haar oplevert. Wat heb je eraan? Wat doet het met je? Deze winst van het christelijk geloof zal hij echter niet direct zoeken in materiële zaken, zoals meer koeien (hij heeft immers alles al?), maar in psychisch welbevinden. Hij zal geen christen worden, zoals velen van ons volk, omdat de schoonheid van de ideeën hem aanspreekt of omdat het christelijk geloof een realistische visie heeft op de wereld, de mens en het kwaad. In onze ogen kan dat erg plat zijn, maar wanneer wij een cultuur werkelijk willen binnengaan en begrijpen, moeten wij dit toch weten. Maak het dus niet te moeilijk voor de Azungu-Njanja, hij is immers filosofisch en theologisch bepaald geen diepe denker. Concentreer je op de winst van het leven met Christus in het hier en nu. Uiteindelijk is dat toch ook een legitieme vraag? De (althans vanuit ons bekeken) gebrekkige moraal van de Azungu-Njanja strookt niet met het hoge opleidingsniveau. Vrijwel elke Azungu-Njanja kan lezen en schrijven en heeft vaak meer dan 10 jaar school doorlopen. Opnieuw is dit een tegenstrijdigheid in deze cultuur, die onderzoekers nog moeilijk kunnen verklaren. De gedachte, door sommigen van onze pedagogen geuit, dat onderwijs een volk ook ethisch verheft, wordt echter door deze waarneming wel aangevochten. Treden wij buiten de kleinere leefgemeenschappen, dan zien we dat grotere verbanden van de AzunguNjanja vooral worden bepaald door het werk dat men doet. Werk heeft een hoge status in deze cultuur, in feite hoger dan wat dan ook. Bijna iedereen werkt, lang en veel. Iemand die niet werkt, heeft wat uit te leggen en heeft
duidelijk een lagere status. Hij is minder welvarend, vindt minder gemakkelijk een vrouw en is vaak ongezonder dan iemand die wel werk heeft. Ook heeft hij duidelijk minder relaties en dat komt weer omdat de AzunguNjanja hun relaties vooral via het werk opdoen. De meeste Azungu-Njanja vinden zo ook hun echtgeno(o)t(e) in de werksfeer. Werk is dus bijzonder belangrijk voor de identiteit van de Azungu-Njanja: het bepaalt voor een belangrijk deel de manier waarop hij over zichzelf denkt en hoe zijn leven vorm krijgt. Vraag je een Azungu-Njanja wie hij is, dan zal hij vaak antwoorden wat hij doet. Hier moet vastgesteld worden dat deze manier van leven de Azungu-Njanja opjaagt. De Azungu-Njanja heeft altijd haast en is altijd druk. Zij hebben -in tegenstelling tot onze eigen mensen- allemaal een horloge, maar zij hebben -opnieuw anders dan bij ons- geen van allen tijd. Hier is dus opnieuw sprake van een duidelijke onvrijheid, omdat de AzunguNjanja niet in staat is aan belangrijke dingen, zoals omgang met elkaar, goede gesprekken, zorg voor kinderen en ouderen, dezelfde tijd en aandacht te besteden als aan minder belangrijke dingen. Zij ervaren dit desgevraagd ook zelf als een probleem, maar kunnen er niets aan veranderen. In het algemeen kenmerkt de Azungu-Njanja-cultuur zich door een op ons wat hijgerig overkomende 'jacht-naar-voren', zoals een onderzoeker het eens uitdrukte. Dit uit zich in een gigantische regeldrift. De Azungu-Njanja zijn nijvere mieren, die nauwelijks een steen met rust laten. Voortdurend wordt alles op de schop genomen, zowel letterlijk als figuurlijk. Men kan moeilijk 'rommelige' en 'achtergebleven' hoekjes dulden, niet in de ethiek, maar ook niet in de natuur. Kinderen tellen in de Azungu-Njanja-samenleving niet zo erg mee als bij ons. Zoals gezegd, de nadruk ligt vooral op de jongerencultuur, dus de leeftijdsgroep daarboven. Deze heeft een duidelijke invloed in de Azungu-Njanja-samenleving. De groep daaronder, die afhankelijk is van de ouders, veel minder. Dit heeft er ook mee te maken dat de ingewikkelde en geformaliseerde samenleving van de Azungu-Njanja een behoorlijke mondigheid vraagt om een plaats te krijgen. Het is een maatschappij met veel en vaak tegengestelde belangen, waarin discussie en 'lobbyen' vaak een beslissende rol speelt. Kinderen kunnen moeilijk hun belang bepleiten en hebben dan ook geen sterke positie. Het belang van de ouders (werk en carrière) wint daarom meestal. Kinderen worden opgevoed in de 'extended family', die bij de Azungu-Njanja niet alleen bestaat uit de gebruikelijke ouders, grootouders en andere familie, maar ook uit betaalde krachten en zelfs 'kinderhuizen', waar kleine kinderen soms elke dag heengebracht worden. Dit heeft ermee te
maken dat, zoals gezegd, de Azungu-Njanja vaak en veel werken, zowel de mannen als de vrouwen. Kinderen worden wel goed beschermd door de wetten die er zijn en ook materieel hebben zij het veelal goed, maar zij verkeren gemiddeld slechts een zeer beperkte tijd in gezelschap van de ouders. Azungu-Njanja-kinderen groeien daarom op met een veelheid aan opvoeders. Dit bereidt hen voor op de veelheid van leefwerelden, met hun verschillende eisen (zie hieronder), waarin zij later zullen leven.
OORLOGVOERING Eerder is gezegd dat de Azungu-Njanja, evenals sommige andere Azungustammen, op moreel terrein duidelijk nog in ontwikkeling zijn. Er is echter een gebied waarop zij ons ten voorbeeld kunnen zijn en dat is het terrein van de oorlogvoering. Bijna alle Azungu zijn namelijk vrijwel geheel pacifistisch. Wordt er dan geen oorlog gevoerd? Jawel, maar die is volkomen geritualiseerd en daarmee geworden tot een treffen waarbij geen bloed vloeit. Meestal worden gevechten met omliggende stammen als volgt uitgevochten: men hult elf (dit getal heeft ongetwijfeld een symbolische betekenis) jonge mannen in een oranje gewaad en laat hen strijden tegen elf mannen van een andere stam, in een andere kleur gekleed. Het eigenlijke gevecht is geheel gesublimeerd tot het uitvoeren van een aantal strikt voorgeschreven handelingen, die erop neerkomen dat een rond voorwerp tussen twee palen moet worden doorgewerkt. Dat moet gebeuren met de voet of met het hoofd. Tegelijk moet elke partij verhinderen dat de tegenstander dit doet. De partij die de meeste ronde voorwerpen tussen de palen van de tegenpartij heeft gewerkt, wordt tot winnaar uitgeroepen. De betreffende stam viert vervolgens uitbundig feest, waarbij ongetwijfeld een rol speelt dat er geen bloed hoefde te vloeien voor deze overwinning. De verliezer keert terug naar zijn gebied en wacht op de volgende kans. Er bestaat echter een kleine groep van aanhangers die deze pacifistische wijze van oorlogsvoeren verwerpt en elkaar te lijf gaat tijdens deze toernoeien. Dit wordt echter ten strengste afgekeurd en wordt er getracht dit te verhinderen middels hoge hekken en alcoholverboden, een drank waardoor de mensen vrijer, blijer en soms agressiever van worden.
'PRIVÉ' Een aantal malen is hiervoor al gesproken over de verschillende 'sferen' of 'leefwerelden', waarin de Azungu-Njanja zich beweegt. Hier komen we op een typisch verschijnsel dat deze stam kenmerkt: men heeft het leven opgedeeld in verschillende leefterreinen die elk hun eigen eisen stellen. Om de Azungu-
Njanja te begrijpen, zullen we dit zo exotische verschijnsel moeten doorhebben! Deze opdeling van het leven in gezin, werk en andere terreinen, heeft namelijk diepgaande consequenties voor de manier waarop de AzunguNjanja aankijken tegen het leven in het algemeen en godsdienst in het bijzonder. Behulpzaam voor een analyse op dit punt, is het Polynesische begrip 'taboe', dat onderzoekers in het verleden meer dan eens hebben gebruikt bij het onderzoek van onbekende stammen. Met het woord 'taboe' duidden de oude Polynesiërs een levensterrein aan, waarover niet werd gesproken, althans niet waar iedereen bij was. Het was een gebied dat was omgeven met rituelen en een belangrijke rol speelde in de godsdienst van dit volk. De Azungu-Njanja kennen het woord 'taboe' niet, maar gebruiken een equivalent van dit woord in hun eigen taal: 'privé'. Met 'privé' bedoelt de Azungu-Njanja niet alleen dingen waarover je niet praat op straat, maar ook bepaalde gedragingen, denkwijzen en overtuigingen vallen onder dit gebied. Voor een zendeling is het van cruciaal belang om het concept 'privé' in de Azungu-Njanja-cultuur te doorgronden. Dit vraagt jaren van onderdompeling in de Azungu-Njanja-samenleving, dat zal duidelijk zijn. 'Privé' geldt voor de Azungu-Njanja vooral die zaken die hemzelf betreffen. Over de hieronder genoemde onderwerpen is best een gesprek mogelijk met een Azungu-Njanja, maar dan alleen zolang het niet persoonlijk wordt. Dan treedt er vaak een verkoeling op in het gesprek en de Azungu-Njanja trekt zich terug wanneer hij of zij de kans krijgt. Geld en bezit zijn bijvoorbeeld zaken die bij de Azungu-Njanja 'privé' of 'taboe' zijn. Azungu-Njanja spreken er in het openbaar slechts moeizaam over, als het henzelf betreft. Een vraag als 'hoeveel verdient u?' of 'hoeveel hebt u op de bank?' is daarom geen goede binnenkomer. Daarvoor is vertrouwen nodig en dat groeit alleen in een langere relatie. Een andere 'privé'-zaak -en voor ons zeer belangrijk- is het verschijnsel van anders-zijn. Azungu-Njanja zijn in het openbaar zeer verdraagzaam tegenover mensen van andere culturen (gehoorzaam aan de stamideologie). In de beslotenheid van gezin en huis is dit echter vaak geheel verschillend. Ook godsdienst is bij deze stam 'privé' en dat werpt uiteraard een bijzonder licht op onze werkzaamheid onder de inheemsen aldaar. Het is over het algemeen (uitzonderingen daargelaten) niet gebruikelijk om een AzunguNjanja te vragen naar zijn godsdienst. Ook daarover spreekt hij eigenlijk alleen in vertrouwelijke kring en dan vaak nog zeer moeizaam en clichématig. Het is duidelijk dat de Azungu-Njanja voor al deze zaken (en er zijn er nog wel meer) zeer moeilijk woorden kunnen vinden en dat het hen ook van binnen een ongemakkelijk gevoel geeft. Een onbevangen buitenstaander die
vrijuit spreekt tegen inboorlingen over deze thema's -geld, bezit, zich presenteren als buitenlander, godsdienst- zal daarom gemakkelijk in een sociaal isolement terechtkomen. Dit geldt te meer wanneer zij, naast het aanroeren van deze taboes, ook nog andere ongeschreven regels van AzunguNjanja met voeten treden. Wanneer u bijvoorbeeld kritische vragen zou stellen over de godsdienstige overtuiging van de Azungu-Njanja, zouden zij zich daardoor zeer beledigd voelen. Dat is voor ons bijna niet te begrijpen: kritische vragen stel je toch uit belangstelling voor de gesprekspartner en je laat daarmee toch zien dat je zijn of haar overtuigingen serieus neemt? Maar de Azungu-Njanja zal dit niet zo ervaren, ook niet als je dat aan hem uitlegt. Hij zal het beleven als een inperking van zijn persoonlijke vrijheid, die immers al op zoveel manieren wordt bedreigd. Nu is er binnen de stam van de Azungu-Njanja ook een zekere geritualiseerde omgang met het concept 'privé'. Dit vinden we in wat de Azungu-Njanja 'kunst' noemen. De kunst binnen de Azungu-Njanja-cultuur is een ritueel dat als enige doel heeft: het verleggen van grenzen. Daarmee wordt bedoeld: het doorbreken van de grens tussen 'privé' en zaken waarover wel onbevangen wordt gepraat. Veel van de kunst in de Azungu-Njanja-cultuur gaat dan ook over deze thema's: geld en bezit, racisme en godsdienst. In de rituelen hieromtrent vinden we een soort 'narrenbenadering': deze thema's worden vaak zeer open en bloot en met een bewust 'schokeffect' besproken. Het doel hiervan is niet altijd geheel helder voor de buitenstaander. Vaak wordt het omschreven als 'dingen bespreekbaar maken' of 'de discussie aanzwengelen'. Voor ons besef worden dan middelen verward met het doel, maar voor de Azungu-Njanja gaat het hier blijkbaar om belangrijke zaken. Opnieuw moet hier de aandacht worden gevestigd op het feit dat men in de Azungu-Njanja-cultuur hoe dan ook niet denkt vanuit een bestemming of een doel. Het 'bespreekbaar maken' van dit soort zaken is dan ook een doel op zichzelf geworden, omdat men eigenlijk ook niet goed kan zeggen waar dit 'bespreekbaar maken' van bijvoorbeeld godsdienst of geld dan toe moet leiden. Overigens moeten we goed bedenken dat ook de kunst in de Azungu-Njanja-cultuur sterk ingeperkt en geformaliseerd is. Het fungeert als een soort bliksemafleider in een overigens tamelijk ingeperkte cultuur. Laten we dus niet denken dat wat in de kunst kan, ook kan in een gewone conversatie. Men zal u er dan d.m.v. subtiele signalen op attent maken dat u een grens hebt overschreden. 'Privé' is bij de Azungu-Njanja ook een levensterrein, namelijk dat terrein waar men onder familie en bekenden is, zeg maar onder 'vertrouwde mensen'. Eerder is al aangegeven dat er verschillende wetten zijn bij deze stam voor verschillende gebieden van het leven. Dit geldt in bijzondere mate voor wat
de Azungu-Njanja 'privé' en 'publiek' noemen. Het 'publieke' terrein is dat gebied waar de stamideologie geldt. Hier moet men zich onderwerpen aan door de Raad van Wijzen vastgestelde regels over handelen en denken (of zich er in elk geval niet openlijk tegen verzetten), terwijl men in de privésfeer min of meer eigen regels mag volgen. De sleutel tot deze voor ons moeilijk te begrijpen opdeling van het leven, ligt in de visie van de Azungu-Njanja op verschillen tussen mensen. Het is bekend dat mensen verschillende overtuigingen hebben. Sommige zijn waar en goed, andere zijn leugenachtig en slecht. Weer andere zijn van allebei een beetje. Dit logische onderscheid geldt voor de Azungu-Njanja echter maar ten dele. In de sfeer van het privéleven mag men deze onderscheiden vasthouden zoveel men wil. Zodra men echter op het publieke terrein komt (bijvoorbeeld wanneer men werkt of deelneemt aan een dorpsraad), moet men deze indeling verlaten en vervangen door een andere: goed is dan wat de eenheid van de stam dient en slecht wat die eenheid schaadt. De 'eenheid' wordt bij de Azungu-Njanja dan gedefinieerd als een eenheid van verschillen. Omdat er zoveel verschillende overtuigingen zijn onder de Azungu-Njanja (althans, dat vinden ze zelf), vinden ze dat die allemaal gelijk behandeld moeten worden, zolang ze een andere overtuiging niet belemmeren. Dit is in onze ogen onmogelijk, omdat bepaalde overtuigingen andere uitsluiten, maar de Azungu-Njanja zien dat anders. Zij laten in het publieke terrein alleen die overtuigingen toe die andere niet uitsluiten. In de praktijk is dat de stamideologie of godsdiensten die zich hebben geassimileerd met de stamideologie en deze legitimeren. In de praktijk draait dit er dus op uit dat niet alle overtuigingen gelijk zijn voor de Azungu-Njanja, maar zij houden vast aan de gedachte dat dit toch wel zo is. Het is belangrijk om deze inconsistentie in het denken van de meeste Azungu-Njanja te herkennen, maar er voorzichtig mee om te gaan. De meesten zullen niet begrijpen waarover u het hebt of zelfs boos worden als u hierop doorgaat. Een tip: Azungu-Njanja spreken graag en veel over het weer. Dit is te begrijpen, omdat dit bijna het enige is dat zij niet in voorschriften hebben ondergebracht of georganiseerd. Daarom fascineert het verschijnsel van het weer hen buitengewoon. Het kan dan ook een goed gespreksonderwerp zijn voor u als buitenstaander om mee te beginnen.
GODSDIENST Het stamgebied van de Azungu-Njanja is geen terra incognita op de kaart van de wereldzending. Het christendom is er de oudste godsdienst van de
momenteel bestaande. Het is er lang geleden gebracht door Ierse zendelingen en heeft zelfs een tijdlang de cultuur sterk gestempeld. Die tijd is echter voorbij. De Azungu-Njanja-christenen zijn een snel afnemende minderheid geworden, sterk onderling verdeeld en weinig invloedrijk. Daarmee lijkt in tegenspraak dat zij tamelijk goed zijn georganiseerd, maar op de een of andere manier heeft die organisatie weinig effect. Hier speelt ook mee dat ook voor de christenen, echte Azungu-Njanja als ze zijn, godsdienst 'privé' is en dus weinig invloed heeft op de rest van hun leven of het leven van anderen buiten hen. Een andere en misschien wel belangrijker reden is dat veel van het Azungu-Njanja christendom zich heeft geassimileerd met het overheersende polytheïsme en in feite Christus een plaats heeft gegeven in het pantheon. Hierin liggen overeenkomsten met de situatie in India, waar het ook voor christenen een voortdurend gevaar is dat zij Christus toevoegen aan de bestaande godenreeks en Hem niet alleen willen volgen. Christenen in dit gebied laten zich vooral horen wanneer zij het niet eens zijn met beslissingen van de Raad der Wijzen. Daarin hebben zij echter slechts een minderheidsstem. Hiermee heeft wellicht ook te maken dat Azungu-Njanjachristenen vrijwel uitsluitend behoren tot een bepaald demografisch en sociologisch segment van de Azungu-Njanja-samenleving, namelijk de zgn. 'middenklasse'. De Azungu-Njanja zijn diep religieus. Het overgrote deel van de stam is polytheïst. Het pantheon telt een groot aantal goden en halfgoden, maar hier noemen wij alleen de voornaamste. Dat zijn de god Mammon en zijn vrouw Informatie. De rituelen van deze godsdienst worden uitgevoerd in het eerdergenoemde Amsterdam, in een tempel die 'Beurs' wordt genoemd. De vereerders van Mammon en Informatie zijn sterk missionair ingesteld. Zij spannen zich via agressieve campagnes in om grote groepen mensen te winnen. Door de gecombineerde kracht van de hulpbronnen van Mammon en de middelen van Informatie slagen zij daarin behoorlijk. De heilige geschriften van Informatie vallen in elke brievenbus en de predikers van deze godsdienst hebben de televisie en radio vrijwel geheel in hun handen. Door de verbinding van Mammon en Informatie, krijgt ook Mammon volop gelegenheid om zich te laten gelden via de middelen van Informatie. Er zijn heel wat Azungu-Njanja, die in feite geen dag voorbij kunnen laten gaan, zonder krant (zoals een heilig geschrift van Informatie heet), televisie, radio en de laatste jaren komt Internet sterk opzetten. Zij voelen een sterke behoefte tot weten. Mammon en Informatie beide beslaan het grootste deel van de tijd van de gemiddelde Azungu-Njanja, zijn gesprekken, zijn bezigheden enzovoort. Opvallend genoeg en tekenend voor de diepe
verworteling van de Mammon-Informatie-verering, is dat die gesprekken en bezigheden zowel plaatsvinden in de privé-sfeer als in de publieke sfeer (al zijn de gesprekken in de privésfeer persoonlijker). Zij doortrekken de hele samenleving en in die zin nemen de Azungu-Njanja hun godsdienst dan ook serieuzer dan veel christenen. Dat moge een les voor ons zijn: deze heidenen, die op veel gebieden nog zo onbeschaafd zijn, kunnen ons wat leren! De samenleving is duidelijk gestempeld door de dienst aan de genoemde goden (andere als Seks en Jeugd zouden nog genoemd kunnen worden). Zij vragen veel offers en jagen de mensen, zoals gezegd, behoorlijk op. Zij bepalen goeddeels hun tijdsbesteding, hun omgang met elkaar en hun ethiek. We mogen aannemen dat de verkondiging van Christus in deze cultuur een bevrijdende uitwerking zal hebben, al moeten we niet onderschatten hoezeer mensen verworteld kunnen zijn in hun religie, zeker wanneer die zo allesbepalend is als die van de Azungu-Njanja. Evenals in Afrikaanse panthea, leeft ook bij de Azungu-Njanja een besef dat er achter het bestaande pantheon nog een hogere godheid schuil moet gaan. Deze god wordt niet daadwerkelijk vereerd, maar wanneer ernaar wordt gevraagd in een vertrouwelijk gesprek, zal men meestal antwoorden dat deze god één is en boven alles staat. Meestal wordt deze godheid door de Azungu-Njanja 'Iets' genoemd. Heel kenmerkend is de uitspraak "Ik geloof wel in Iets". Andere namen, waarmee hij of zij wordt aangeduid, zijn 'Kracht' of 'Energie'. De functie van deze godheid is diffuus, hij is nauwelijks omschreven, met recht een 'Onbekende God'. Andere godsdiensten zijn klein en versnipperd. De grootste is nog de islam, hoewel die ruim kleiner is dan het christendom. De sterke vrijheidsbehoefte van de Azungu-Njanja en het 'privé'-karakter van de godsdienst in de Azungu-Njanja-samenleving maken, zoals gezegd, het moeilijk hierover gesprekken aan te knopen met Azungu-Njanja, die uitstijgen boven algemene waarheden en clichés. Toch is het belangrijk om dit te doen, gezien onze roeping in Azungu-Njanja-gebied. Dat vraagt van ons een sterke inculturatie, misschien wel meer dan wij in andere gebieden gewend zijn. In feite zijn gesprekken over geloof alleen mogelijk met AzunguNjanja in de vertrouwelijke sfeer. In die sfeer laat hij iemand alleen toe als hij hem aardig vindt en vertrouwt. Verder stelt het ons voor een theologische uitdaging: het gaat erom of wij Christus kunnen vertalen in de cultuur van deze stam, die zo tegenstrijdig is in onze ogen, maar die toch door God wordt bemind. Kunnen wij Christus brengen in het gewaad van de Azungu-Njanja?