Avifauna van Limburg update 2010
Aanvullingen 2006-09, correcties en een bijlage over oude collecties
Zomertortel. Thorn, 2 mei 2009 (Ran Schols).
Fred Hustings Ran Schols Jan Joost Bakhuizen Max Berlijn Justin Jansen Jan Erik Kikkert Boena van Noorden Arjan Ovaa Nicole Reneerkens
1
Ter inleiding In december 2006 rolde de Avifauna van Limburg (verder AvL) van de persen (Hustings et al. 2006). Hierin was de tot en met 2005 bekende informatie over het voorkomen van vogels in de Nederlandse provincie Limburg zo goed mogelijk samengevat. Limburg beschikte daarmee over een overzicht dat behoorlijk actueel was. Inmiddels zijn we weer enkele jaren verder, en zoals dat gaat: veranderingen in de vogelwereld gaan hard. Waren we in 2006 bijna euforisch over enkele tientallen Grote Zilverreigers in de provincie, enkele jaren later nadert het aantal misschien de 100. Kuifleeuwerik en Grauwe Gors staan als broedvogel op de rand van uitsterven terwijl de Grauwe Klauwier bloeit als lang geleden en de Middelste Bonte Specht echt is doorgebroken. Spaanse Keizerarend, Arendbuizerd, Audouins Meeuw en Rotszwaluw zijn nieuwe soorten voor de provincie, de eerste betekende zelfs een Nederlandse primeur. In een poging om de snelle veranderingen enigszins bij te houden, hebben we een aantal van de meest spraakmakende waarnemingen of ontwikkelingen sinds 2005 op een rijtje gezet. Ook zonder de ambitie om volledig te zijn was dat nog een hele klus. Desondanks ligt er nu een document dat als een (eerste) aanvulling op AvL kan worden gezien. We bevinden ons hierbij in het goede gezelschap van P.A. Hens zelve, die na zijn baanbrekende eerste Avifauna van Limburg van 1926 met verschillende Addenda kwam - totdat hij in 1965 zijn eersteling overtrof met een geheel herziene versie. Bij het opstellen van het document is uitgegaan van gepubliceerde - en daarmee controleerbare gegevens. Hiermee worden niet alleen de klassieke publicaties op papier bedoeld (zie Literatuur) maar vooral ook meldingen die ingevoerd en opvraagbaar zijn via Waarneming.nl (werkgroepscherm ‘Vogelarchief Limburg’ http://limburg.waarneming.nl). Het digitaal invoeren van waarnemingen, met steeds ruimere mogelijkheden om ook beeld en geluid vast te leggen, heeft immers sinds de verschijning van AvL een spectaculaire vlucht genomen. Vergeleken met het papieren tijdperk, waarin Vogelarchief Limburg werd gevoed met maandelijks ingestuurde formulieren, is de stroom van vaak dagelijks ingevoerde waarnemingen op internet met een factor tien gestegen, vergeleken met het jaar 2000. In 2006-09 werden in totaal ruim 282.000 waarnemingen ingevoerd door 1978 waarnemers! Bovendien is de controle op afwijkende meldingen verscherpt, doordat snel navraag bij waarnemers kan worden gedaan. Alles gebeurt in het openbaar, wat tot zinvolle discussie kan leiden. Ook de opbloei van het trektellen, die zich rond de millenniumwisseling aankondigde, heeft doorgezet. Deze ontwikkeling is eveneens bevorderd door gebruiksvriendelijke digitale invoer van tellingen, op de site Trektellen.nl. Bijzondere meldingen zijn veelal tevens ingevoerd op Waarneming.nl en indien noodzakelijk nagevraagd. Het behoeft geen betoog dat de kennis omtrent het voorkomen van vogels in het digitale tijdperk sterk is toegenomen, nu de analoge tijden goeddeels voorbij zijn. De opzet van de tekst volgt min of meer die van AvL en kan derhalve als aanvullend document worden gebruikt. Bij soorten waarvan de waarnemingen worden beoordeeld door de Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna (CDNA) is in principe het oordeel van die commissie gevolgd. Bij afwijkingen wordt dat als zodanig in de tekst vermeld. Meldingen van CDNA-soorten die niet bij de commissie zijn ingediend en waarvan ook geen (overtuigende) documentatie beschikbaar is, blijven onvermeld. Dat geldt ook voor waarnemingen van enkele soorten die niet door de CDNA worden beoordeeld, maar wel in Limburg uitermate zeldzaam zijn. Ook bij fenologisch sterk afwijkende waarnemingen is een ‘strenge lijn’ gevolgd. Zulke waarnemingen dienen net zo goed als andere bijzondere waarnemingen voldoende gedocumenteerd te zijn. Ontbreekt zulke documentatie, dan is dit vaak een teken dat de melder zich onvoldoende bewust was het bijzondere karakter van zijn waarneming. Bij het opstellen van deze publicatie waren verschillende personen betrokken. De werkverdeling was als volgt:
2
Jan Joost Bakhuizen: broedvogelgegevens SOVON Fred Hustings: opzet, literatuuronderzoek, fenologie, concepten, eindredactie Justin Jansen: collecties Jan Erik Kikkert: trektellingen (Trektellen.nl) Boena van Noorden: broedvogelgegevens Provincie Limburg Arjan Ovaa & Max Berlijn: CDNA-soorten Nicole Reneerkens: redactie Ran Schols: bijzondere niet-broedvogels (Waarneming.nl), fenologie Aanvullende gegevens werden ontvangen van SOVON via Joost van Bruggen (kolonievogels), Arjan Boele (zeldzame broedvogels) en Erik van Winden (midwintertellingen). Het manuscript werd becommentarieerd door Frank Neijts. Het ter wereld brengen van AvL betekende voor de auteurs een zware bevalling. Hoe zorgvuldig ook werd geprobeerd te werken, het is niet meer dan logisch dat er onvolkomenheden en fouten zijn geslopen in een boek van ruim 700 pagina’s. Ook kon, ondanks alle graverij in (deels obscure) archieven, niet alle bestaande informatie boven water worden gehaald. Voorts kwam bepaalde informatie op een te laat moment beschikbaar om nog te worden opgenomen. In de tekst worden aanvullingen en correcties gegeven voor zover ze door de redactie als relevant worden beschouwd. Speciale aandacht wordt gevraagd voor Bijlage 3 die, net als de correcties, grotendeels gebaseerd is op informatie van Justin Jansen. Ieder die fouten ontdekt of aanvullingen weet bij deze update wordt vriendelijk uitgenodigd dit op schrift te stellen. Bij voorkeur opsturen per email (
[email protected]) en bijzondere waarnemingen uiteraard goed documenteren. Verder wordt iedereen opgeroepen zijn waarnemingen vooral te blijven doorgeven (Waarneming.nl, Trektellen.nl). Het ligt namelijk in de bedoeling om in dit document in de toekomst periodiek te verversen.
Nieuw voor Limburg: Rotszwaluw boven de Sint-Pietersberg in Maastricht, 10 december 2009 (Ran Schols).
3
1. Aanvullingen 2006-2009 en correcties
IJSDUIKER Gavia immer
Onregelmatige gast
Na de 17 vermelde gevallen tot en met 2005 werden drie nieuwe bekend: 18. 19. 20.
26 november 2006 - 7 januari 2007 Asseltse Plassen, eerste winter 13 december 2006 - 13 februari 2007 Mookerplas, eerste winter 6 december 2009 - 23 januari 2010 Bosmolenplas-Heel, eerste winter
GEOORDE FUUT Podiceps nigricollis
Jaarvogel
De recente broedvogelaantallen blijven schommelen rond 15-30 paren, zoals ook in 2000-04. In 2006 (18 paren), 2007 (24) en 2008 (15) werd in totaal in zeven gebieden gebroed, met de Mariapeel (max. 7 paren) als belangrijkste (Bakhuizen et al. 2007-09). Recordaantallen voor de provincie, bestaande uit broedvogels en (vooral) niet-broedvogels, werden geteld in 2008-09 op het Reindersmeer-Bergen, met maxima van 38 ex. op 6 augustus 2008 en 45 op 26 juli 2009.
VAAL STORMVOGELTJE Oceanodroma leucorhoa
Dwaalgast
Er waren vier waarnemingen bekend, waarvan de laatste uit 1952 stamde. Een volgende waarneming is: 5.
18 oktober 2006 Loozerheide-Weert (Neijts 2007)
De vogel passeerde trektelpost Loozerheide, vermaard vanwege zijn bijzonderheden, en kon aan de hand van foto’s worden gedetermineerd. Binnenlandwaarnemingen zijn uiterst zeldzaam.
Niet zelden blijven de in Limburg verschijnende IJsduikers enige tijd hangen. Deze vogel was anderhalve maand ter plaatse. Heel, 11 december 2009 (Ran Schols).
4
AALSCHOLVER Phalacrocorax carbo
Jaarvogel
Naast de al jaren bestaande kolonie in de Mariapeel, die stabiele aantallen kent (62, 54, 67 resp. 54 paren in 2006-09), werd eindelijk de langverwachte vestiging in het Midden-Limburgse Maasplassengebied een feit. In juni 2009 werden 14 bewoonde nesten aangetroffen op een eilandje in de Molengreend-Maasbracht (W. Vergoossen, N. Hulsbosch).
GROTE AALSCHOLVER Phalacrocorax carbo carbo 1.
Dwaalgast (ondersoort)
1 januari - 10 februari 2006, 9 september 2006 - 22 januari 2007 en 25 september 2009 - 6 januari 2010 WML-plas Heel
Deze vogel, voorzien van een rode kleurring, was eerder op deze plaats aanwezig in september 1998, februari 2000, september 2000 tot in januari 2001, november 2001, november 2002 en december 2003. Hij is na herbeoordeling alsnog door de CDNA als Grote Aalscholver aanvaard (van den Berg et al. 2000, van der Vliet et al. 2006, Ovaa et al. 2008). De vogel is op 1 december 2006 voor het laatst afgelezen én doorgegeven van de WML-plas, daarna achtmaal gemeld tussen 3 december 2007 en 13 maart 2008 van Loompit Lake, Trimley St Martins UK (W. Vergoossen).
ROERDOMP Botaurus stellaris
Jaarvogel
De soort handhaaft zich als broedvogel op zeer laag niveau. Territoria werden vastgesteld in 2005 (2; Mariapeel en Groote Peel), 2006 (2; Mariapeel, daarnaast in Groote Peel 1 net op Brabants gebied), 2007 (1; Mariapeel), 2008 (1; Sarsven-Nederweert; in Groote Peel ‘enkele’ op Brabants gebied) en 2009 (1; Groote Peel) (aangevuld naar Bakhuizen et al. 2006-09). Buiten de broedtijd wordt de soort uitermate schaars gezien, soms echter gedurende langere tijd zoals 1-2 ex. in de winter van 2009/10 aan de WML-plas te Heel.
WOUDAAP Ixobrychus minutus
Zomervogel
Nadat de soort als jaarlijkse broedvogel rond 1973 verdween, werden alleen incidenteel territoria vastgesteld. In 1990-2005 gebeurde dit slechts tweemaal, in beide gevallen ging het mogelijk om een ongepaarde man. Tegen de verwachting in zijn er tekenen van een lichte opleving. Van 16-31 juli 2008 werd een paar waargenomen te Ora et Labora-Brunssum. Gezien het gedrag (regelmatige pendelvluchten, echter abrupt gestopt) ging het vermoedelijk om een mislukt broedgeval. Op dezelfde locatie en aangrenzend Duits gebied verbleef van 19-23 mei 2009 een zingende man (Quaedackers 2009). In 2009 vond tevens een succesvol broedgeval plaats in de Doort-Echt. Vijf jongen vlogen uit op deze locatie, een oude broedplaats (Roemen 2009). Een zingende vogel op 1-2 juli 2009 in de Dorperheide-Arcen is eveneens opmerkelijk. De soort is in Belgisch-Limburg met een opvallend herstel bezig (23 territoria in 2008; Vermeersch & Anselin 2009), maar in Nederland weet hij zich alleen op laag niveau te handhaven. Sinds de eeuwwisseling worden jaarlijks 10-16 territoria gemeld en zijn er mogelijk 20-35 aanwezig (van Dijk et al. 2010).
KOEREIGER Bubulcus ibis
Onregelmatige gast
Na 15 waarnemingen in 1977-2005 volgden: 16. 17.
28 juli 2006 Gebrande Kamp-Milsbeek (Oosterveen 2009) 11 januari - 11 februari 2008 Broenenhoupdijk-Ospel (Oosterveen 2009)
5
18. 19. 20. 21.
19 april 2008 Koeweide-Grevenbicht, overvliegend (Oosterveen 2009) 12 juni 2008 Elba-Grevenbicht, overvliegend (Oosterveen 2009) 23 juni 2008 Stevensweert, overvliegend (Oosterveen 2009) 8-18 november 2008 Hornerbrug-Horn, adult winterkleed (Oosterveen 2009)
De waarnemingen in 2008, waarvan er verschillende op eenzelfde vogel betrekking kunnen hebben, zijn opvallend. Dat jaar werden in Nederland ca. 35 Koereigers waargenomen, waarvan 80% in de westelijke helft. Waarnemingen van (duidelijk) tamme of ontsnapte vogels, zoals escapes bij AmbyMaastricht 2008 en Oost-Maarland in 2009, zijn uit het overzicht weggelaten.
GROTE ZILVERREIGER Casmerodius albus
Jaargast
Werd in AvL op een jubeltoon gemeld dat er ‘wel’ 40 Grote Zilverreigers in Limburg aanwezig waren in de winter van 2004/05, het aantal is daarna verder toegenomen. Bij slaapplaatstellingen op 3-5 locaties in 2006-09 ging het om maximaal 66 ex. (december 2008). Her en der verspreid bevinden zich echter nog kleinere slaapplaatsen die ongeteld bleven, zodat het werkelijke aantal hoger ligt. De grootste slaapplaatsen zijn die van de Mariapeel (max. 46 op 30 december 2009), Groote Peel (26 op 10 maart 2007) en De Banen-Nederweert (46 op 16 oktober 2006). De slaapplaatsen zijn in de winter beter bezet dan in het najaar, wanneer de aantallen 20% lager liggen. Dit is tegengesteld aan de landelijke situatie; daar zijn de aantallen in de winter 40% lager dan die in de herfst. Uitwisseling tussen slaapplaatsen is aannemelijk. Strenge koude en sneeuwval in januari 2009 hadden vermoedelijk een gering effect (van Someren 2009, Waarneming.nl). Op de diverse trektelposten in de provincie nemen de aantallen eveneens toe. De dagrecords zoals genoemd in AvL zijn al geen uitzondering meer. Zo vlogen er 20 trekkers op 26 oktober 2006 over Loozerheide-Weert. Ook 2009 bleek een goed jaar te zijn, met nieuwe dagrecords voor diverse telposten en als hoogste aantal 19 ex. over de Groote Peel op 4 oktober.
BLAUWE REIGER Ardea cinerea
Jaarvogel
De broedvogelaantallen nemen nog licht toe. Jaarlijks zijn er nu rond tien kolonies bezet. De soort begint zich ook wat meer in de beekdalen van het Zuid-Limburgse Heuvelland te vestigen, zowel langs de Geul (onder meer bij Valkenburg, jaarlijks 6-12 nesten), de Selzerbeek (bij Lemiers) en de Geleenbeek (diverse plaatsen). De volgende Limburgse kolonies kenden tenminste 30 nesten in de periode 2006-09: MeggelveldWessem (max. 200), Demcolec-Buggenum (97), Strijthagen-Schaesberg (57), Osen-Roermond (52), Paesplas-Gennep (32) en Het Kruis-Nederweert (36). In 2008 waren er in totaal ongeveer 500 nesten bezet (vgl. hoogste aantal vóór 2006: 450 in 2000). De winter van 2008/09 kende in Limburg een strenge vorstperiode, in tegenstelling tot West- en Noord-Nederland, maar leidde tot niet meer dan een betrekkelijk geringe aantalsdaling. In zeven kolonies die zowel in 2008 als 2009 werden geteld, ging het om 194 resp. 174 nesten (-10%).
PURPERRREIGER Ardea purpurea
Zomergast
De vroegst bekende voorjaarsdatum was 18 maart 1965 (Groote Peel). Derhalve is de waarneming van een trekker op 1 maart 2009 over De Hamert-Bergen uitermate vroeg te noemen.
OOIEVAAR Ciconia ciconia
Jaarvogel
In 2008 mislukte een broedgeval op het oude stadhuis van Gennep; beide jongen stierven vlak voor het uitvliegen (Bakhuizen et al. 2009). In 2009 vond op dezelfde locatie een broedgeval plaats dat succesvoller verliep: van de drie jongen vloog er één uit. Een der ouders droeg een Franse ring.
6
Meldingen in 2008 te Rothem (legaal paar in gevangenschap broedend bij particulier) en Horst (paar mogelijk/vermoedelijk broedend bij vogelhouder) hebben - voor zover correct - geen betrekking op wilde paren (Werkgroep Ooievaartelling 2009). De soort is in Limburg een incidentele broedvogel. Nesten waarin op zijn minst eieren werden gelegd, zijn bekend van vóór 1913 en uit 1997 (Eijsden) en 2000 (Gennep, oude stadhuis). Nestbouw, dan wel het slepen met takken zonder duidelijk vervolg, wordt iets vaker vastgesteld.
ZWARTE IBIS Plegadis falcinellus
Dwaalgast
Over de waarneming in april 2005 te Itteren is inmiddels een artikel gepubliceerd (Goldbach 2006). Er zijn uit Limburg zeven waarnemingen bekend uit 1926-2005. De enige waarneming sindsdien is: 8.
2 mei 2007 Mariahoop-Echt, overvliegend
LEPELAAR Platalea leucorodia
Zomergast
Lepelaars zijn duidelijk algemener aan het worden, wat niet los zal staan van de sterke toename van de landelijke broedpopulatie. In AvL werden de 25 gevallen tot en met 2005 nog afzonderlijk vermeld; sindsdien zijn er ca. 24 gevallen in 2006-09 bij gekomen, waaronder een groep van 15 ex. op 29 september 2008 op de Gebrande Kamp-Milsbeek. Dit is vooralsnog de grootste groep voor de provincie. De soort wordt derhalve voor Limburg niet meer als onregelmatige gast beschouwd (<40 gevallen bekend), maar als zomergast. Een in beslag genomen jonge vogel werd bij De Banen-Nederweert uitgezet en bleef daar van 17 april tot minstens 27 juli 2007 hangen. Op 7 december 2007 werd bij Beringe een draadslachtoffer gevonden met beide poten gebroken; men liet de vogel inslapen. Deze vondst is de laatste datum voor Limburg. De vogel genoemd als geval nr. 24 (en/of 25) in AvL te Bouxweerd bleef tot 23 oktober 2005 aanwezig.
Ooievaar. Adult met jongen op het nest te Gennep, 10 juni 2009 (Fred Hustings).
7
KLEINE ZWAAN Cygnus bewickii
Wintergast
De in AvL gesignaleerde verandering in verspreiding heeft doorgezet. Het voorheen belangrijke Maasdal in Midden-Limburg is vrijwel verlaten. Iets zuidelijker pleisteren thans regelmatig kleine groepen in het grensoverschrijdend Maasdal tussen Roosteren en Grevenbicht (max. 37 op 3 februari 2007 Koeweide-Grevenbicht). Ook in de Kop van Limburg zijn de grote groepen tussen Mook en Bergen inmiddels verdwenen. Incidenteel worden er nog enkele tientallen Kleine Zwanen geteld. In het noordelijk Peelgebied, daarentegen, is een nieuwe belangrijke slaapplaats ontstaan in de Mariapeel (max. 225 op 7 december 2008). Deze vogels foerageren in de omgeving, vooral langs de Dorperpeelweg en in de Vredepeel (max. 260 op 31 december 2009).
ZWARTE ZWAAN Cygnus atratus
Jaarvogel, Exoot
De aantallen nemen nog langzaam toe. Een nieuw maximum is 38 ex. op 15 november 2009 bij Roermond.
TAIGARIETGANS Anser fabalis
Wintergast, Dwaalgast
De huidige status in Limburg is verre van duidelijk, net als elders in Nederland (Koffijberg & Hornman 2010). Nauwkeurig onderzoek sinds 2006 aan vogels in de Kop van Limburg kon geen enkele volledig overtuigende Taigarietgans aan het licht brengen, wel enkele vogels die enige gelijkenis vertoonden (F. Hustings). Daarnaast werden regelmatig vogels gezien die enkele veelgenoemde kenmerken vertonen (veel geel op de snavel, kolletje, fors postuur), maar andere kenmerken ontberen (korte dikke hals in plaats van lange dunne hals, snavelvorm niet ‘WildeZwaanachtig’ genoeg) (zie ook http://www.sovon.nl/default.asp?id=877). Vermoedelijk passen zulke vogels nog binnen de normale variatie van Toendrarietganzen. Klassieke ‘Geelbekken’ mogen inmiddels als dwaalgast worden beschouwd. Voor de aanwezigheid van soms honderden ‘Zwartbekken’ (veronderstelde Taigarietganzen van oostelijke herkomst met deels donkere snavels; van den Bergh 2003) ontbreekt tot op heden fotografisch bewijs, al komen sommige vogels in de richting. T. Heinicke, een Duitse rietganzenexpert die de Taigarietgans goed kent uit de overwinterings- en broedgebieden en zowel uit veldwaarnemingen als ringwerk, kon de soort bij een uitgebreide tocht door Nederland (incl. Noord-Limburg en Peel) in februari 2009 niet vaststellen. De recent in Nederland fotografisch gedocumenteerde gevallen (via Waarneming.nl) betreffen volgens hem, op een enkele uitzondering na, geen Taigarietganzen. Vanwege de aanhoudende onzekerheid over de kenmerken worden alle meldingen vooralsnog als onzeker beoordeeld (conform Waarneming.nl).
KLEINE RIETGANS Anser brachyrhynchus
Wintergast
De soort werd tot voor kort beschouwd als een doortrekker en wintergast in zeer klein aantal, waarvan ca. 50 waarnemingen bekend waren. Inmiddels werden vele tientallen nieuwe waarnemingen bekend, al zal het deels dezelfde exemplaren betreffen, vooral uit de Kop van Noord-Limburg (zowel Maasdal als grensstreek) en de Peel. De toename van het aantal waarnemingen vloeit voor een deel voort uit verscherpte aandacht voor ganzengroepen. Het gaat vrijwel steeds om solitaire vogels of hooguit 2-4 ex. die zich gewoonlijk aansluiten bij Kolganzen en Toendrarietganzen.
KOLGANS Anser albifrons
Wintergast
De gestaag toenemende Limburgse seizoensmaxima, zoals grafisch verbeeld in AvL, overschreden niet de 14.000. Recent liggen ze hoger, met alleen al in januari 2005 en 2009 rond 23.000 getelde Kolganzen.
8
GROENLANDSE KOLGANS Anser albifrons flavirostris
Dwaalgast (ondersoort)
Er zijn geen zekere nieuwe (aanvaarde) gevallen. Vogels bij Stevenweert (3 januari 2007 1-2), HeijenGennep (22 november 2008) en de Wetering-Nederweert (1 februari 2009) waren geen van alle volledig overtuigend.
DWERGGANS Anser erythropus
Onregelmatige gast
Er waren 14 gevallen bekend tussen 1979-2005. Recent wordt de soort wat vaker gezien, mogelijk door verhoogde belangstelling voor overwinterende ganzen. De Dwerggans wordt niet langer beschouwd als dwaalgast maar als onregelmatige gast. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22.
11-16 februari 2006 Blitterswijck en Aijen, adult 20 oktober 2007 Gebrande Kamp-Milsbeek, onvolwassen, overvliegend (met Kolganzen) 28 december 2007 Roosteren, geringd ex. 4 en 5 februari 2007 Ooijen en Well, adult 27 februari - 3 maart 2008 Wetering-Nederweert, adult 30 oktober 2008 Gebrande Kamp-Milsbeek, adult, overvliegend (met Kolganzen) 9 november 2008 Oirlosche Peel, 2 21 februari 2009 Milsbeek, adult
Een duidelijke escape verbleef op 15 mei 2006 te Mook.
GRAUWE GANS Anser anser
Jaarvogel
De broedpopulatie in 2005 werd geschat op 800-825 paren, waarvan tweederde in kolonieverband nestelend en de rest solitair. Een eerdere schatting voor dat jaar in AvL was te laag. In april van dat jaar waren volgens gegevens van de KNJV/LLTB (telmethode onduidelijk) ca. 6000 Grauwe Ganzen in de provincie aanwezig (Voskamp 2006). Het aantal verwilderde tamme ganzen (‘Soepganzen’) dat broedt, werd in 2005 bij een redelijk complete telling geschat op 87 paren (van der Jeugd et al. 2006). Midden in de winter worden tegenwoordig soms 12.000 Grauwe Ganzen in Limburg geteld (januari 2006). In AvL overschreden de grafisch weergegeven seizoensmaxima niet de 7000.
GROTE CANADESE GANS Branta canadensis ssp
Jaarvogel
De soort neemt stormachtig toe. Het aantal broedparen werd in 2005 op 48 geschat (van der Jeugd et al. 2006), wat vrijwel zeker te laag is. In 2009 ging het om minstens 100 paren, met lokale concentraties in vooral het Midden-Limburgse Maasplassengebied en de Kop van Limburg (25 nesten op eilandje in Mookerplas in 2009). Van de nazomer tot diep in de winter verblijven minstens 1000 ex. in de provincie, in groepen die oplopen tot 350 stuks.
BRANDGANS Branta leucopsis
Jaarvogel
De aantallen wintervogels nemen nog steeds toe, net als elders op binnenlandse pleisterplaatsen. Tijdens de midwintertelling in januari 2009 werden 1500 Brandganzen geteld, terwijl het aantal voor de millenniumwisseling nooit de 100 overschreed. Nieuwe gebiedsmaxima buiten de broedtijd zijn 1050 ex. op de slaapplaats Reindersmeer-Bergen op 12 oktober 2008 en 1000 op 1 maart 2009 bij Well.
9
ROTGANS Branta bernicla
Wintergast
Er waren 33 gevallen bekend tot en met 2005. Daar komen ongeveer tien gevallen bij (niet altijd is duidelijk in hoeverre waarnemingen betrekking hebben op dezelfde vogel of andere dieren), zodat de soort niet langer wordt beschouwd als onregelmatige gast (<40 gevallen). 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43.
14 maart 2005 Loozerheide-Weert, overvliegend 19 februari 2006 Oirlosche Peel 12 november 2006 Asselt 3-7 januari en 3-9 februari 2008 Well e.o., adult 28 januari 2008 Asselt 2-5 maart en 31 maart 2008 Kuilkensgreend-Stevensweert 29 november - 6 december 2009 Asselt, onvolwassen 22-24 december 2008 Maasbree en Baarlo, onvolwassen 7 en 22 november 2009 Aijen en Blitterswijck, adult 29 december 2009 - 23 januari 2010 Illickhoven en Grevenbicht
De vogel te Weert betreft mogelijk een Rotgans die in dezelfde periode op relatief korte afstand in Noord-Brabant verbleef, bij het Soerendonks Goor, en op dezelfde dag werd waargenomen bij het Ringselven-Budel (F. Neijts).
ZWARTE ROTGANS Branta nigricans
Dwaalgast
In AvL ontbreekt de literatuurverwijzing naar het eerste en tot nu toe enige Limburgse geval, 23 november - 31 december 2002 Grevenbicht en Belgische Maasoever (Beckers & Vanderydt 2003).
ROODHALSGANS Branta ruficollis
Onregelmatige gast
Het aantal waarnemingen en individuen lijkt de laatste jaren toe te nemen. Na 13 gevallen in 19722004 volgde een serie nieuwe waarnemingen, zodat de soort niet langer als dwaalgast wordt beschouwd: 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24.
11-13 februari 2006 Wellerlooi 20 november 2006 Koningsbosch, overvliegend 26-30 december 2007 Grevenbicht en Visserweert, onvolwassen 2-6 januari 2008 Well en Ooijen, adult 1-16 november 2008 Aijen, Wanssum en Bergen, adult 15 en 19 januari 2009 Meers resp. Geneuth (B), adult 27 januari - 13 februari 2009 Wetering Nederweert, adult 31 januari - 10 mei 2009 Stevensweert, Kessenich (B), Linne en Maasbracht, adult 8 februari 2009 Ysselsteyn (mogelijk vogel van Nederweert, geval 20) 14-25 februari 2009 Koningsvennen-Milsbeek, 2 13-16 december 2009 Well
In juni-oktober 2007, januari en maart 2008 en in april 2009 zwierf een duidelijke escape met gecoupeerde vleugel langs de Maas en de Mookerplas bij Mook.
BERGEEND Tadorna tadorna
Jaarvogel
De kleine Limburgse broedpopulatie (75-85 paren in 2000-04) lijkt het om onbekende redenen niet goed (meer) te doen in zijn belangrijkste gebied. In het Maasdal tussen Maastricht en Swalmen werden 30 paren in 1994 gekarteerd en 18 in 2007-08 (Provincie Limburg).
10
MANDARIJNEEND Aix galericulata
Jaarvogel, Exoot
De aantallen nemen nog steeds toe. Een nieuw maximum is 49 ex. op 24 december 2008 op de Brunssummerheide.
KRAKEEND Anas strepera
Jaarvogel
De broedvogelaantallen, die in 2000-04 op 50-75 paren werden geschat, zijn inmiddels opgelopen. Bij de tweede vlakdekkende kartering vanaf 1998 (af te ronden in 2011) werden tot nu toe 114 paren aangetroffen (Provincie Limburg). Ook buiten de broedtijd nemen de aantallen nog steeds toe. In recente jaren worden regelmatig meer dan 200 Krakeenden waargenomen op De Banen-Nederweert, met een maximum van 383 op 9 november 2008. Eveneens opvallend is 250 ex. op de IJzeren Man-Weert op 20 november 2009. In januari 2006-09 werden 650-800 Krakeenden in Limburg geteld, het tienvoudige van een tiental jaren eerder.
KROONEEND Netta rufina
Jaargast
Conform de Nederlandse situatie worden Krooneenden in Limburg recent wat vaker gezien. Het loopt echter bepaald nog geen storm, zodat een groepje van max. 17 vogels op de WML-plas te Heel in december 2009 (diverse data) vermeldenswaard is.
TAFELEEND Aythya ferina
Jaarvogel
Als overwinteraar in het Maasdal is de soort momenteel ongeveer even talrijk als midden jaren zeventig. De vervijfvoudiging van het aantal tussen midden jaren zeventig en midden jaren tachtig, die gevolgd werd door een periode van fluctuaties, is inmiddels ongedaan gemaakt door aanhoudende afname vanaf eind jaren negentig. De oorzaken voor de recente afname zijn onbekend maar passen in het (inter)nationale beeld en hebben mogelijk te maken met verschuiving van winterarealen onder invloed van klimaatopwarming (Hustings & Reneerkens 2009). Kort na een strenge vorstperiode werden midden januari 2009 ‘slechts’ 3986 Tafeleenden in Limburg geteld, een heel verschil met de 14.590 midden januari 1997, eveneens na strenge vorst.
De fraaie Mandarijneend neemt in Limburg nog steeds toe. Heel, 20 november 2009 (Ran Schols).
11
RINGSNAVELEEND Aythya collaris
Dwaalgast
Na een eerste waarneming van een man in 1982-87 (deze keerde jaarlijks terug op verschillende locaties in het Maasplassengebied) volgde een nieuwe (CDNA erkende) waarneming: 2.
16 december 2007 - 8 maart 2008 Eijsder Beemden, vrouwtje, gefotografeerd (Houten 2008, Ovaa et al. 2009)
De ongeringde en raszuivere vogel vormde de 27e waarneming voor Nederland. Voorts werd een hybride man (Ringsnaveleend x Tafeleend) waargenomen op 7-8 februari 2006 te Mook. Hybriden (Ringsnaveleend x Kuifeend) werden ook vastgesteld in 1986 en 2003.
KUIFEEND Aythya fuligula
Jaarvogel
De Lange Vlieter bij Heel blijkt een belangrijke ruiplek te zijn. Op dit spaarbekken werden in juliaugustus 2007 tot 1347 Kuifeenden geteld, veel meer dan in de winter (max. 100). De groepen bestonden half juli vrijwel uitsluitend uit mannetjes die zichtbaar in de rui waren (geen sekse onderscheiden bij latere tellingen). Gezien de kleine broedpopulatie in Limburg (150-250 paren in 2000-04) en omgeving moeten ze van ver gekomen zijn (Ovaa 2008). De fenologie van kleine aantallen ruiende Kuifeenden aan de Bodensee in Duitsland in 2007 vertoonde gelijkenis met de Limburgse situatie. Mannetjes waren hier tien dagen eerder dan vrouwtjes niet meer tot vliegen in staat, een situatie die 3-4 weken aanhield (Döfpner & Bauer 2008).
IJSEEND Clangula hyemalis
Onregelmatige gast
De soort is bepaald schaars in Limburg, met 17 gevallen in 1944-2002. Na enkele jaren van afwezigheid volgden nieuwe waarnemingen: 18. 19. 20.
28 januari, 17 en 24 februari 2008 Asselt, adulte vrouw 29 januari - 23 februari 2008 Heel, onvolwassen man 9 mei 2008 Asselt, adulte vrouw
Waar de jonge man IJseend van Heel vrijwel steeds in hetzelfde gebied verbleef waar hij vrij gemakkelijk te vinden was, bleek de vogel van Asselt maar sporadisch zichtbaar met bovendien grote tussenpozen. Mogelijk verbleef de vogel dan op (een) andere locatie(s). Het is niet uit te sluiten dat de IJseend van 9 mei dezelfde was als in januari-februari.
ROSSE STEKELSTAART Oxyura jamaicensis ssp
Onregelmatige gast, Exoot
Een duidelijke toename blijft uit, mogelijk als gevolg van radicale inperking van de Britse populatie, die de meest aannemelijke bron vormt van de in ons land opduikende vogels (Henderson 2009). Na 14 gevallen in 1989-2005 werden de volgende bekend: 15. 16. 17.
1 januari 2006 Bosmolenplas-Heel, vrouw 18 november 2007 Itteren, vrouw 8-14 februari 2009 Oost-Maarland, vrouw
12
WESPENDIEF Pernis apivorus
Zomervogel
Broedende Wespendieven in een gebied van 26.000 ha tussen Horst en Panningen (15 broedlocaties in 1999-2005, 44 broedgevallen op 22 verschillende nesten) bleken een voorkeur te hebben voor kleinere (broek)bossen in beekdalen. Deze situatie wijkt af van die in onder andere Drenthe (geen specifieke habitatvoorkeur) maar komt overeen met die in delen van Duitsland en Wallonië (B). Voedselbeschikbaarheid, predatie (Havik) noch recreatiedruk leken een duidelijk stempel te zetten op de verspreiding (Voskamp & Smets 2006). Snelle en massale trek vond plaats op 22-23 augustus 2007, toen tot 252 Wespendieven (Mook, 22 augustus) per locatie passeerden onder invloed van een straffe noordoostenwind boven de Nederduitse Laagvlakte (Hustings 2008). Ook in 2008 werd enkele malen opvallende trek geconstateerd, zowel in het voorjaar (10 mei, max. 91 Brunssummerheide) als najaar (31 augustus, max. 92 De Hamert en 91 Nederweert) (Hustings & Kikkert 2009).
ZWARTE WOUW Milvus migrans
Doortrekker
Het broedgeval in 2006, het eerste voor de provincie, is beschreven door Don (2006). Het paar nestelde op een uitgebouwd kraaiennest te Stevensweert, maar het broedgeval mislukte om onbekende reden in de vroege jongenfase. Er leek een tweede broedverdacht paar in de omgeving rond te hangen bij Koningssteen-Thorn. Een succesvol broedgeval vond plaats in 2009 in een ratelpopulier aan de Pietersplas-Maastricht. De beide (geringde) jongen vlogen in de tweede helft van juli uit. Voor Nederland was dit het tweede geslaagde broedgeval ooit (Voskamp & Don 2009).
ZEEAREND Haliaeetus albicilla
Onregelmatige gast
In AvL wordt gesproken van een (uitsluitend) Noord-Brabants geval in de Groote Peel van 17-22 oktober 1994. Naar later bekend werd, was de vogel niet alleen tot de 27e aanwezig, maar is hij bovendien op de 21e ook in het Limburgse deel gezien (F. Meeuwissen). Met terugwerkende kracht betekent dit het 17e geval voor Limburg. Sinds de 25 gevallen tot en met 2005 zijn er de volgende nieuwe waarnemingen voor Limburg: 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33.
16 maart 2006 Nederweert, onvolwassen, overvliegend 26 oktober 2007 Loozerheide-Weert, onvolwassen, overvliegend 23 april 2008 Loozerheide, onvolwassen, overvliegend O 25 september 2008 De Hamert-Bergen, onvolwassen, overvliegend NW 15 oktober 2009 Loozerheide, onvolwassen, overvliegend WZW 16 oktober 2009 Mariapeel, juveniel, overvliegend N 21 oktober 2009 Loozerheide, onvolwassen, overvliegend N 12 december 2009 Groote Peel, juveniel, overvliegend ZW
Een onvolwassen Zeearend op 15 september 2006 bij de Loozerheide (Neijts 2007) bleef aan de Noord-Brabantse kant van de provinciegrens (F. Neijts).
VALE GIER Gyps fulvus fulvus
Dwaalgast
Tijdens een influx in 2007 in België, (vooral Zuid-) Nederland en het Rijnland (Duitsland) werd ook Limburg aangedaan (van der Weele 2007, Ovaa et al. 2008). Overvliegende Vale Gieren werden gezien op: 18 juni 2007 St Odiliënberg, 5 (datum volgens Ovaa et al. 2008; 15 juni in Van der Weele 2007) [-] 18 juni 2007 Well, 2 [*]
13
19 juni 2007 Nuth [-] 19 juni 2007 Maastricht, 23 [+] 19 juni 2007 Beek, 22 [+] 22 juni 2007 Epen, 15, gefotografeerd [+] 25 juni 2007 Echt, 7 [-] 21 augustus 2007 Schinnen, 2 [*] 23 augustus 2007 Venlo [-] 10 september 2007 Beegderheide [-] 12 september 2007 Holtum, 1 [+] Enkele waarnemingen kunnen betrekking hebben op dezelfde vogels of groep. Sindsdien werd nog de volgende waarneming bekend, eveneens tijdens een (kleinere) influx (van Nuys 2008, Ovaa et al. 2009): 28-31 mei 2008 Rimburg, 1-3, gefotografeerd [+] Een vogel was al op 28 mei aanwezig en werd op 29-30 mei herontdekt, terwijl op 31 mei drie Vale Gieren aanwezig bleken. Van de 12 waarnemingen werden er vijf door de CDNA erkend [+] en vijf verworpen [-] vanwege een incomplete beschrijving, terwijl er twee niet werden ingediend [*]. Er was slechts één eerdere waarneming bekend: 12 juni 1997 Bergen [*]. De lijn van de CDNA volgend, zouden de waarnemingen op 19 juni 2007 te Maastricht, Beek en Epen de eerste aanvaarde voor Limburg zijn.
SLANGENAREND Circaetus gallicus
Dwaalgast
Na de eerste (CDNA aanvaarde) waarneming in 2003 stond de score in 2006 op vijf waarnemingen (inclusief de inmiddels aanvaarde waarneming op 15 september 2005 te Avantis-Bocholtz; van der Vliet et al. 2007). Daar zijn inmiddels verschillende waarnemingen bij gekomen, waaronder liefst drie van één trektelpost in hetzelfde voorjaar: 6. 7. 8. 9.
9 augustus 2006 Meinweg 29 april 2008 Loozerheide-Weert, adulte vrouw, gefotografeerd (Neijts 2009, Ovaa et al. 2009) 5 mei 2008 Loozerheide, adult, gefotografeerd (Neijts 2009, Ovaa et al. 2009) 8 mei 2008 Loozerheide, adult, gefotografeerd (Neijts 2009, Ovaa et al. 2009)
Uit foto’s van de vogels op de Loozerheide bleek dat het om drie verschillende individuen ging. Daarnaast is nog een waarneming bekend die volgens de CDNA ‘marginally insufficient’ beschreven was (8 juli 2006 Milsbeek), zijn er verschillende in behandeling (19 mei 2008 Roermond-oost, 10 mei 2009 Cottessen-Epen, 29 augustus 2009 De Hamert-Bergen) en zijn er nog verschillende (te) vage meldingen. Overigens is de eerste Limburgse waarneming (2 augustus - 7 september 2003 De Hamert-Bergen) (ook) beschreven in Scheres (2004).
BRUINE KIEKENDIEF Circus aeruginosus
Zomervogel
De soort lijkt nog steeds een min of meer jaarlijkse broedvogel in zeer klein aantal te zijn, met territoria in 2005 (1; De Hamert-Bergen), 2006 (3; De Hamert, Mariapeel, Schinveld) en 2008 (1; Mariapeel). Duidelijke aanwijzingen dat (succesvol) genesteld wordt, zijn overigens lang niet altijd aanwezig (Bakhuizen et al. 2006-09). Opvallende najaarstrek vond plaats op 13 september 2008 (max. 29 over Gebrande Kamp-Middelaar), meteen na het in zuidelijke richting wegtrekken van een regenfront. Het vormde onderdeel van een
14
fenomeen dat vooral Midden-Nederland aandeed en in Limburg alleen in de noordpunt geregistreerd werd. Drie gezenderde Zweedse vogels passeerden die dag Limburg. Een van deze vogels was al eerdere jaren gevolgd en bleek ditmaal een opvallend westelijke koers aan te houden (Hustings & Kikkert 2009).
BLAUWE KIEKENDIEF Circus cyaneus
Wintergast
De Blauwe Kiekendief beleeft magere jaren in Limburg. Dat heeft natuurlijk alles van doen met de afname van de Nederlandse en Scandinavische broedpopulatie. Opvallend zijn daarom de relatief hoge aantallen in de hamsterreservaten tijdens een simultaantelling op 18-20 januari 2008. Het ging om 18 ex. in zes gebieden van 34-210 ha. Het geeft aan dat de voedselsituatie (veldmuizen, zangvogels) in dergelijke gebieden aanmerkelijk gunstiger is dan in het reguliere boerenland (van Noorden & Oosterveen 2008).
GRAUWE KIEKENDIEF Circus pygargus
Doortrekker
Van de zeldzame melanistische vorm van deze soort ontbraken, voor zover bekend, goed gedocumenteerde Limburgse waarnemingen. Recente waarnemingen zijn verricht op de LoozerheideWeert op 31 mei 2004 (vermoedelijk vrouw of tweede kalenderjaar vogel; H. Hendriks, R. Bouwman, A. Mendoza, F. Neijts) en 10 mei 2008 (waarschijnlijk tweede kalenderjaar vogel; R. Bouwman, F. Neijts
HAVIK Accipiter gentilis gentilis
Jaarvogel
Bij Nederweert lijkt de soort zich te handhaven op een redelijk niveau (11 paren in 2008 en 2009, tegen 7-15 in 1994-2007; Loven 2010). Dat is zeker niet overal het geval. Zo is de Havik in de ZuidLimburgse hellingbossen sinds de jaren negentig lokaal verdwenen en is het broedsucces gering. Dat ligt in ieder geval niet aan het aanbod van in bos broedende Houtduiven (belangrijke prooisoort, volop aanwezig, zie aldaar), terwijl duidelijke sporen van vervolging ontbraken (Hustings et al. 2008).
STEPPEBUIZERD Buteo buteo vulpinus
Dwaalgast (ondersoort)
De CDNA heeft in 2008 de Nederlandse gevallen herzien en er blijven slechts twee gevallen aanvaardbaar, waarvan één in Limburg: 1.
11 april 1918, Ravensbos-Valkenburg, adulte man, verzameld, balg (met nummer RMNH 55986) bevindt zich in Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden (Ovaa et al. 2009)
ARENDBUIZERD Buteo rufinus
Dwaalgast
Nieuwe soort: 1.
8 mei 2008 De Hamert-Bergen, adult, overvliegend O, gefotografeerd (Kikkert 2009a, Ovaa et al. 2009)
Deze overtrekkende vogel werd ontdekt tussen schroevende Buizerden en gefotografeerd, wat de herkenning aanmerkelijk vergemakkelijkte. Het gaat om het vijfde aanvaarde geval voor Nederland en het eerste voor Limburg.
15
RUIGPOOTBUIZERD Buteo lagopus
Wintergast
Met ongeveer 37 betrouwbare Limburgse waarnemingen tot en met 2005 kan de soort niet anders dan als een zeldzame roofvogel worden getypeerd. In 2007/08 was er een kleine influx. Deze begon op een voor Limburg opmerkelijk vroege datum (26 september 2007 Loozerheide-Weert) en hield eveneens buitengewoon lang aan (laatste 21 mei 2008 Susteren). Het betrof minstens 10-12 verschillende vogels waaronder enkele die lang ter plaatse bleven: 11 november - 12 december 2007 Aan de MajoorKoningsbosch en 1-2 ex. bij Sibbe en Amby-Maastricht tussen 15 december 2007 (mogelijk al 8 november 2007) en 18 februari 2008. De vogels bij Sibbe en Amby waren, op grond van foto’s, andere dan de pleisteraar bij Koningsbosch. Voor Limburg is zo’n langdurig verblijf bijzonder. In alle gevallen hielden de vogels zich op in en nabij hamsterreservaten (Roemen 2008). Mede door deze influx wordt de soort niet langer beschouwd als een onregelmatige gast.
SPAANSE KEIZERAREND Aquila adalberti
Dwaalgast
Een spectaculaire nieuwe soort: 1.
6 mei 2007, Loozerheide Weert, tweede kalenderjaar, overvliegend, gefotografeerd (Ovaa et al. 2008)
Twee waarnemers op de vaste telpost op de Limburgs-Brabantse grens zagen deze spectaculaire toevoeging voor de Nederlandse en dus ook Limburgse avifauna op niet al te grote hoogte passeren.
DWERGAREND Hieraaetus pennatus
Dwaalgast
Beide waarnemingen genoemd in AvL (2004 Loozerheide-Weert en 2005 De Hamert-Bergen) zijn inmiddels door de CDNA aanvaard (van der Vliet et al. 2006). Hier komt bij: 3.
12 augustus 2006 Loozerheide-Weert, donkere fase (Neijts 2008, van der Vliet et al. 2007)
Een melding van een overvliegende vogel in de Mariapeel (19 augustus 2008) is onvoldoende gedocumenteerd.
Ruigpootbuizerd, in Limburg een schaarse soort met tegenwoordig een opvallende voorkeur voor hamsterakkers. Koningsbosch, 11 januari 2009 (Ran Schols).
16
ROODPOOTVALK Falco verspertinus
Doortrekker
In mei 2008 vond onder invloed van een oostelijke stroming een influx in Nederland plaats met ongeveer 500 geregistreerde Roodpootvalken, zevenmaal zoveel als in een gemiddeld voorjaar (van Winden 2008). In Limburg ging het ‘slechts’ om 12 ex. op trektelposten en 13 ex. elders, met de eerste op 6 mei, de laatste op 28 mei en een zwakke piek tussen 6-13 mei (15 ex.). Pleisteraars werden amper waargenomen en bleven hooguit twee dagen hangen (Hustings & Kikkert 2009).
BOOMVALK Falco subbuteo
Zomervogel
Een vroege melding van 19 maart 2008 (Zeegers 2009) bleek later toch onzeker. Betrouwbare maartwaarnemingen zijn uitermate schaars; de enige recente is 29 maart 2009 Hamsterreservaat-Sibbe. De vroegst bekende Boomvalk voor Limburg blijft die van 21 maart 1971.
SLECHTVALK Falco peregrinus
Jaarvogel
Vanaf het eerste broedgeval in 1990 heeft de soort jaarlijks in Limburg gebroed, langzaam toenemend naar 4-5 paren in 2004-05. Daarna werden de volgende aantallen geregistreerd: 2006 6 paren (waarvan 3 zeker broedend), 2007 6 (3) en 2008 8 (6). De aantallen in 2009 zijn nog niet volledig bekend, maar het eerste (succesvolle) broedgeval bij Maastricht (ENCI) was dat jaar een feit. Desondanks blijven de Midden-Limburgse Maasplassen het kerngebied (5 paren in 2008) (Bakhuizen et al. 2007-09). Onvolwassen Slechtvalken met kenmerken van de ondersoort F. p. calidus (Toendraslechtvalk) werden op 18 en 22 oktober 2007 waargenomen op de Loozerheide-Weert (Neijts 2008).
PATRIJS Perdix perdix
Jaarvogel
Rond Nederweert heeft een licht herstel vanaf de millenniumwisseling niet doorgezet. Vanaf 2006 namen de aantallen dusdanig af dat het herstel bijna teniet gedaan is. De soort wordt hier tegenwoordig relatief veel aangetroffen rond woonkernen en buurtschappen met erfbeplanting, boomkwekerijen en kleine landschapselementen (Loven 2009, 2010). De situatie in de rest van Limburg is beslist niet beter en groepen worden ’s winters amper meer gezien. Vergeleken met midden jaren negentig, toen de afname al decennia lang aan de gang was, zijn de aantallen overal verder afgenomen. Herhaalde kartering van het gebied tussen Swalmen en Sittard incl. de Grensmaas leverde in 1994 nog 580 paren op, in 2007-08 slechts 198 (-66%). In het Westelijk Heuvelland viel de stand tussen 1995 (306 paren) en 2008-09 (135) met 56% terug (Provincie Limburg).
KWARTEL Coturnix coturnix
Zomervogel
In de omgeving van Nederweert leverde 2005 het hoogste aantal territoria op (40) in de vanaf 1994 lopende monitoringreeks. Ook in 2008 (26, sterke concentratie net bezuiden de Groote Peel) en 2009 (20, meer verspreid) waren hier relatief veel Kwartels aanwezig (Loven 2009, 2010).
PORSELEINHOEN Porzana porzana
Zomervogel
Territoria worden niet jaarlijks vastgesteld, recent alleen in 2005 (1; Bergerheide) en 2008 (2; Schinveld) (Bakhuizen et al. 2006-09). Roepende vogels zijn soms enkele dagen aanwezig (april 2006 Stevensweert) om vervolgens te verdwijnen.
17
KLEINST WATERHOEN Porzana pusilla
Dwaalgast
Het geval in 1972 in de Groote Moost-Heythuysen, de derde waarneming voor Limburg en het enige broedgeval, is inmiddels beschreven in Van IJzendoorn (2006).
KWARTELKONING Crex crex
Zomervogel
Territoria werden vastgesteld in 2005 (1; Grubbenvorst), 2007 (1; De Rug-Susteren) en 2008 (2; Romeinenweerd-Venlo en Brunssum) (Bakhuizen et al. 2006-09). Daarnaast zijn er vogels die slechts één of enkele dagen gehoord zijn, zoals in 2008 op De Zoom-Nederweert en bij Stevensweert (Custers 2009). Voor Limburg is zo’n schaars optreden normaal. Tijdens de opleving van de landelijke stand rond de eeuwwisseling, toen er tot 700 territoriale vogels aanwezig waren (SOVON 2002), werden in Limburg max. 8 roepende Kwartelkoningen vernomen.
KRAANVOGEL Grus grus
Jaargast
Sterke trek deed zich voor op 27, 28 en 29 november 2006. Zo werden op die dagen op telpost Aan de Majoor-Koningsbosch resp. 2400, 867 en 3252 trekkende Kraanvogels waargenomen. Ook westelijker, over de Groote Peel, vlogen grote aantallen (resp. 1387, 2659 en 4005). Veel Kraanvogels brachten hier de nacht door. De trekgolf begon op 27 november in de middaguren. De dagen met gepiekte doortrek werden gekenmerkt door zwakke zuidoostenwinden. Op de dagen ervoor overheersten zwakke zuidenwinden.
STELTKLUUT Himantopus himantopus
Onregelmatige gast
Er waren 18 waarnemingen tussen 1923-2005 bekend, waar de volgende bij komen: 19. 20.
9-14 mei 2007 Nieuw Heerenven, De Hamert-Bergen, 2, paar (Voesten 2007) 10-13 juli 2008 Meijel (deel linkerpoot missend)
Hoewel de vogels op De Hamert copuleerden en de waterstand ter plekke geschikt leek voor een broedgeval, wees niets op een serieuze poging.
GRIEL Burhinus oedicnemus
Dwaalgast
Met een nieuwe waarneming nadert de Griel het punt waarop hij niet meer als dwaalgast (<15 gevallen) beschouwd zal worden maar als onregelmatige gast (15-40 gevallen): 12.
11 april 2007 Grijze Grubben-Nuth, gefotografeerd (Ovaa et al. 2008)
RENVOGEL Cursorius cursor In de zomer van 2007 woedde een heuse discussie op internet naar aanleiding van de opname in AvL van de waarneming in september 1969 door P.A. Hens op De Hamert. Het leidde zelfs tot een gefingeerd wederwoord van Hens zelve (Christiaen 2007), zij het met een foutieve foto (rectificatie in Vogeljaar 56: 39). De communis opinio tijdens de discussie - waaraan de redactie van AvL niet deelnam - was dat bepaalde details in de beschrijving en tekening van Hens (1969) niet (kunnen) kloppen voor de Renvogel. Onbevredigend genoeg past de beschrijving ook niet geheel op het gesuggereerde alternatief: Morinelplevier. Desondanks lijkt het wijs de (enigszins provocerend
18
bedoelde) waarneming af te voeren. Overigens zou een en ander vermeden zijn indien de CDNA destijds bij haar afwijzing van het geval meer dan summiere uitleg had gegeven.
KLEINE PLEVIER Charadrius dubius
Zomervogel
De eerste vogels worden tegenwoordig half maart gezien, soms iets eerder; zo ook in 2005 (16 maart), 2006 (22 maart), 2007 (18 maart), 2008 (5 maart) en 2009 (11 maart). De waarneming op 5 maart 2008 (Grevenbicht) is vroeg; slechts drie waarnemingen op 2-4 maart vielen ooit eerder. Een nieuw gebiedsmaximum is 43 ex. op het Nieuw Heerenven, De Hamert-Bergen, op 2 juni 2009.
MORINELPLEVIER Charadrius morinellus
Doortrekker
Er waren uit Limburg slechts 15 waarnemingen bekend uit 1909-2005. Opvallend genoeg dateerden vijf hiervan uit 2005, al betrof het slechts twee locaties (wel verschillende vogels). Aansluitend hierop werden in 2006-09 ongewoon veel Morinelplevieren gezien. Het ging merendeels om overtrekkende vogels op een drietal trektelposten, met dagmaxima van 24 (waaronder groep van 23) en 10 (één groep). Hoewel het aannemelijk is dat dit fenomeen deels te danken is aan betere geluidenkennis in combinatie met intensiever trektellen eind augustus/begin september, zijn de waargenomen aantallen (en vooral ook groepen) opmerkelijk. Of er sprake is van een reële toename in Limburg, bijvoorbeeld als gevolg van een verschuiving van trekroutes en/of pleisterplaatsen, is onduidelijk. Landelijk is geen trend te ontdekken, wel zijn opvallende jaarfluctuaties gebruikelijk (Boele & van Winden 2006). Hetzelfde is geconstateerd in Wallonië (B) (Mariage & Farinelle 2005) en Frankrijk (Legendre 2004). Pleisteraars blijven in Limburg zeldzaam, maar blijken een stereotype terreinvoorkeur te hebben. Voorjaarspleisteraars op de Loozerheide-Weert (adulte man 3 mei 2006, vrouw op 3 mei 2007) kozen dezelfde braakliggende akker uit (Tomlow 2007). Op grond van de nieuwe waarnemingen wordt de soort niet langer beschouwd als onregelmatige gast maar als (schaarse) doortrekker. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39.
3 mei 2006 Loozerheide-Weert (Neijts 2007) 7 augustus 2006 Loozerheide, overvliegend (Neijts 2007) 23 augustus 2006 Aan de Majoor-Koningsbosch, 10, overvliegend (Tomlow 2007) 24 augustus 2006 Loozerheide, overvliegend (Neijts 2007) 27 augustus 2006 Groote Peel, overvliegend (abusievelijk 28 augustus in Tomlow 2007) 29 augustus 2006 Loozerheide, overvliegend (Neijts 2007) 6 september 2006 Loozerheide, overvliegend (Neijts 2007) 8 september 2006 Groote Peel, 24, overvliegend (Tomlow 2007) 8 september 2006 Loozerheide, 2, overvliegend (Neijts 2007) 9 september 2006 Loozerheide, overvliegend (Neijts 2007) 14 september 2006 Loozerheide, overvliegend (Neijts 2007) 17 september 2006 Loozerheide, overvliegend (Neijts 2007) 21 september 2006 Loozerheide, overvliegend (Neijts 2007; Tomlow 2007 vermeldt abusievelijk 20 september) 3 mei 2007 Loozerheide (Neijts 2008) 22 mei 2007 Loozerheide (Neijts 2008) 26 mei 2007 Loozerheide (Neijts 2008) 19 augustus 2007 Aan de Majoor, 5, overvliegend 27 augustus 2007 Loozerheide, 2 (Neijts 2008) 9 september 2007 Groote Peel, overvliegend 24 september 2007 Loozerheide (Neijts 2008) 22 augustus 2008 Loozerheide, 3 overvliegend 24 augustus 2008 Meers, overvliegend 27 augustus 2008 Loozerheide, 2 overvliegend 30 augustus 2008 De Hamert-Bergen, overvliegend
19
40. 41. 42. 43. 44. 45. 46.
30 augustus 2008 Groote Peel, overvliegend 6 september 2008 Loozerheide, 6 12 september 2008 De Hamert, 2 22 september 2008 Gebrande Kamp-Milsbeek, overvliegend 6 september 2009 Koningsbosch, 3 overvliegend 6 september 2009 De Hamert, overvliegend 8 september 2009 Loozerheide, 3 overvliegend
Correctie/aanvullingen AvL: Geval 8 (26 augustus 1989 Itteren) betreft 4 ex. in plaats van 1. Het gaat vrijwel zeker om de vogels (2 adult, 2 juveniel) die eerder op de dag ca. 3 km noordelijker bij het Belgische Boorsem pleisterden. Geval 9 (2 september 1990 Spaubeek resp. Itteren): te Itteren kon worden vastgesteld dat het een adulte vogel betrof (J. Wouters)
BREEDBEKSTRANDLOPER Limicola falcinellus 4.
Dwaalgast
12 mei 2008 Koeweide-Grevenbicht, overvliegend
De vogel pleisterde in de Bichterweerd, net over de Belgische grens. Bij zijn vertrek werd gezien hoe hij bij Grevenbicht het Limburgse luchtruim invloog.
POELSNIP Gallinago media
Dwaalgast
Met drie CDNA aanvaarde waarnemingen in 1977-96 een dwaalgast in Limburg. Daar komt bij: 4.
15-16 mei 2008 Trilandis-Heerlen (Berlijn 2009)
De vogel hield zich op in enkele verruigde akkerrestanten met regenplassen op een industrieterrein. Net over de grens verbleef op 4-7 mei 2007 een Poelsnip in de Bichterweerd, aan Belgische zijde van de Grensmaas. Deze vogel gedroeg zich atypisch door veelal open en bloot te foerageren. Hij baltste tegen een vrouwtje Kemphaan (Beckers 2007).
HOUTSNIP Scolopax rusticola
Jaarvogel
Met 25-50 territoria in 2000-04 was de Houtsnip tot voor kort een zeldzame broedvogel in Limburg. Daar lijkt verandering in te komen, want zowel in het Peelgebied als Zuid-Limburg is een opvallende recente toename geconstateerd. Bij Nederweert werden in 1994-2004 steeds 0-4 territoria gevonden, in 2005-09 echter 10-14 (Loven 2010). Dezelfde tendens werd gevonden in de aansluitende gebieden bij Weert (van Noorden & Veenstra 2007). In het uiterste zuiden van de provincie ging de stand in enkele hellingbossen omhoog van 6 territoria in 1997 naar 18 in 2006-07 (Hustings et al. 2008). Hoewel intensiever nachtvogelonderzoek een klein deel van de toename zou kunnen verklaren, en ook lokaal habitatmaatregelen getroffen zijn die in het voordeel van de soort zijn (vernatting bos, toename open plekken), lijkt dit geen volledige verklaring te bieden. De recente Limburgse toename strookt niet met het landelijke beeld, dat eerder stabiel is met fluctuaties (van Dijk et al. 2009).
GRUTTO Limosa limosa
Zomervogel
De broedpopulatie neemt nog verder af. Bij de vierde provinciale Grutto-telling in 2006 werden 68 paren vastgesteld (schatting 70-75). Bij de eerste telling in 1994 waren dat er nog 339 (afname sindsdien met 80%). De enige gebieden met meer dan vijf paren waren de Broenenhoup/WeteringNederweert (28), Brommer/Heierhoeve-Grubbenvorst (8) en Meerserven-Hunsel/Stramproy (6). In het
20
Limburgse deel van Vliegveld De Peel, tot voor kort beschouwd als kansrijk gebied (17 paren in 1996), ontbrak de Grutto (van der Weele & van Noorden 2006).
IJSLANDSE GRUTTO Limosa limosa islandica
Dwaalgast (ondersoort)
De in de AvL opgenomen eerste waarneming van de IJslandse Grutto voor Limburg (28-31 maart 2004 Nederweert) is inmiddels uitgebreid beschreven (Pahlplatz & Meeuwissen 2006). Hij werd gevolgd door een najaarswaarneming (4 oktober - 9 november 2005 Roermond 2-3 ex.). Sindsdien werd een nieuwe waarneming bekend: 3.
20 maart 2009 Nederweert, 10
ROSSE GRUTTO Limosa lapponica
Doortrekker
Een opvallend aantal en nieuw maximum voor deze in Limburg schaarse soort is 21 ex overvliegend op 11 november 2008 in de Groote Peel.
POELRUITER Tringa stagnatilis
Dwaalgast
Er waren vijf waarnemingen bekend uit 1990-2005. Daar komen bij: 6-9. 10.
9 april - 11 mei 2007 Nieuw Heerenven, De Hamert-Bergen, min. 4 (Voesten 2007) 4 mei 2008 Westmeerven, De Hamert, 2
De waarnemingen in 2007 vonden plaats op 9-15 april (1), 20 april (1), 23-24 april (2), 25 april (3) en 10-11 mei (1). Omdat het gebied vrijwel dagelijks bezocht werd, er op korte afstand geen vergelijkbaar geschikte habitat was en de turnover bij steltlopers in het voorjaar gewoonlijk hoog is, wordt verondersteld dat het om minimaal vier afzonderlijke gevallen gaat (9-15 april, 20 april, 23-25 april en 10-11 mei).
BOSRUITER Tringa glareola
Doortrekker
Het Nieuw Heerenven op De Hamert-Bergen blijkt grote aantrekkingskracht op Bosruiters te hebben en leverde het hoogste aantal op sinds 1970: 91 ex. op 3 mei 2007.
OEVERLOPER Actitis hypoleucos
Zomervogel
De soort blijft een zeldzame broedvogel met een nogal wisselend optreden. Broedparen werden vastgesteld in 2006 (4; Meers), 2008 (2; Meers) en 2009 (3; Meers, Pietersplas-Maastricht, MaasbandGrensmaas) (aangevuld naar Bakhuizen et al. 2007-09). De vier paren in 2006 hielden zich op langs 34 km rivieroever (proefproject natuurlijke rivieroevers). Een op 15 juni gevonden legsel werd aangetroffen op een plek die tot zeker 8 juni onder water had gestaan (Kurstjens et al. 2007). Een hoog aantal voor een kleine plas ver van het Maasdal is 52 ex. op 3 augustus 2009, Kasteelse Bossen-Horst.
ROSSE FRANJEPOOT Phaloropus fulicaria
Dwaalgast
Er waren slechts twee waarnemingen bekend (1980 en 1998). Daar komt een relatief vroege najaarstrekker bij:
21
3.
9 augustus 2009 Stevol-Stevensweert, adult ruiend naar winterkleed
MIDDELSTE JAGER Stercorarius pomarinus
Dwaalgast
De enige twee waarnemingen stammen opvallend genoeg uit april (1979 en 1983). Een volgende waarneming is: 3.
11 november 2007 Budel-Dorplein, onvolwassen, overvliegend (Neijts 2008)
De vogel werd, ongeveer op de provinciegrens, vanaf Noord-Brabants grondgebied gezien maar naderde vanuit het oosten, dus Limburg (F. Neijts).
KLEINE JAGER Stercorarius parasiticus
Dwaalgast
Met 19 waarnemingen vóór 2006, waarvan de laatste dateerde uit 1994, is de soort behoorlijk schaars in Limburg. De samengebalde inspanningen van vele actieve vogelaars ten spijt zijn er slechts twee recente meldingen: 20. 21.
22 oktober 2005 Loozerheide-Weert, onvolwassen, overvliegend (Neijts 2006) 17 september 2006 Loozerheide, onvolwassen, overvliegend (Neijts 2007)
KLEINSTE JAGER Stercorarius longicaudus
Dwaalgast
Er was slechts één waarneming bekend (1938 Sevenum), nu gevolgd door: 2.
30 augustus 2006 Loozerheide-Weert, onvolwassen, overvliegend (Neijts 2007)
De vogel werd ontdekt op de Zinkplas te Budel-Dorplein (NB) en na zijn vertrek opgepikt boven de trektelpost Loozerheide (L). Een groepje van vijf ongedetermineerde jagers over de Loozerheide op 26 september 2007 zou, gezien de datum en groepsgrootte, goed Kleinste Jagers kunnen betreffen (F. Neijts).
ZWARTKOPMEEUW Larus melanocephalus
Zomervogel
Al dan niet zekere broedparen werden vastgesteld in de Groote Peel (1 in 2007, 2 in 2008) en de Mariapeel (2006-09 jaarlijks 1 paar). De soort blijft daarmee een zeer zeldzame broedvogel in Limburg. Ook op de meeste trektelposten is de soort een uitzondering. Het is geen grote verrassing dat het grootste dagtotaal werd waargenomen boven de Loozerheide-Weert, in de nabijheid van het Ringselven te Budel-Dorplein (NB), waar de soort al jarenlang broedt. Op 16 april 2007 passeerden aldaar 11 Zwartkopmeeuwen. De meeste vogels vlogen, zoals gebruikelijk, in duo’s.
DWERGMEEUW Larus minutus
Doortrekker
De mediane datum van de voorjaarstrek is berekend op 27 april. Het voorjaar neemt in Limburg 90% van het aantal waarnemingen in beslag en nog meer op basis van het aantal exemplaren (Boeren 2006). Zoals bekend trekken Dwergmeeuwen doorgaans op grote hoogte en worden ze daarom op de trektelposten vrijwel niet gezien. Grotere trekgroepen zijn bovendien vaak maar kort aanwezig op geschikte locaties. Zo werd op het Nieuw-Heerenven op De Hamert-Bergen op 8 mei 2008 een groep
22
van 61 Dwergmeeuwen gezien die al na enkele minuten snel hoogte won en in noordelijke richting verdween.
KOKMEEUW Larus ridibundus
Jaarvogel
In 2009/10 werd speciale aandacht besteed aan het aflezen van geringde vogels, met name bij Well, Heythuysen en Maastricht. Tussen 8 augustus en 6 april werden ringen afgelezen van Kokmeeuwen afkomstig uit België (42), Polen (16), Litouwen (18), Tsjechië (12), Finland (12), Zweden (6), Zwitserland (3), Zuid-Duitsland (1), Denemarken (1), Letland (3), Wit-Rusland (2), Kroatië (1) en Noord-Duitsland (1) (R. Voesten). Het bevestigt het beeld in AvL dat de in Limburg overwinterende Kokmeeuwen relatief vaak uit het oosten en uiterste noordoosten van Europa stammen, en veel minder uit Scandinavië afkomstig zijn dan vogels die de winter doorbrengen in het noorden en westen van Nederland. Aanvullend daarop lijkt er ook een opvallende connectie te bestaan tussen Limburg en meer zuidoostelijke gebieden. Dit blijkt niet alleen door aflezingen in Limburg van aldaar geringde vogels (Kroatië), maar ook doordat passanten in Limburg niet zelden tevens in Italië worden afgelezen. Bij Kokmeeuwen die in het noorden en westen van Nederland worden bestudeerd, is zo’n verband uitzonderlijk (R. Voesten).
AUDOUINS MEEUW Larus audouinii
Dwaalgast
Nieuwe soort: 1.
13 april 2008, Pietersplas-Maastricht, adult (Beckers 2008, Ovaa et al. 2009)
Deze meeuw vloog rond 13.40 uur in zuidelijke richting over de plas. In de ochtenduren verbleef hij enige tijd nabij Stokkem in Belgisch Limburg, aan het eind van de middag bleek hij present nabij Herstal in de Belgische provincie Luik (Beckers 2008). Het betreft hier het tweede geval voor Nederland en een zeer verrassende binnenlandwaarneming van deze meeuwensoort, die nadrukkelijk met de kust geassocieerd wordt.
GROTE BURGEMEESTER Larus hyperboreus
Dwaalgast
Na zes waarnemingen in 1985-2004, voornamelijk in of nabij het Maasdal, nu een melding verder van de rivier: 7.
31 maart - 6 april 2007 Sigrano-Heerlen, derde kalenderjaar (Zeegers 2007)
De vogel pendelde tussen het vuilstort van Landgraaf en de plas op zandafgraving Sigrano en verbleef in het gezelschap van honderden Kleine Mantelmeeuwen en Zilvermeeuwen, naast enkele Pontische Meeuwen en Geelpootmeeuwen.
REUZENSTERN Sterna caspia
Onregelmatige gast
Met 14 waarnemingen in 1971-2004 (waarvan de helft in het voorjaar, voor Nederland bijzonder) is de soort schaars in Limburg. Recent werden de volgende waarnemingen bekend: 15. 16.
24 augustus 2007 Eysderbeemden, overvliegend 27 april 2008 Maas bij Bouxweerd, 2 adult, overvliegend N
23
VISDIEF Sterna hirundo
Zomervogel
De soort nestelt tegenwoordig onregelmatig in Limburg (0-3 paren in 2000-04), maar is nog niet uitgestorven. In 2009 bracht een paar twee jongen groot op afgraving Teunesen-Milsbeek (Hustings 2010). Op een nieuw grindeilandje in de Stevolplas (Molenplas) bij Stevensweert nestelden in hetzelfde jaar drie paren die in totaal zeven jongen grootbracht (Vossen 2009, T. Cuijpers, N. Reneerkens). Ook aan Belgische zijde van de Grensmaas vonden dat jaar succesvolle broedgevallen plaats, van twee paren in de Bichterweerd-Rotem. De soort probeert hier vrijwel jaarlijks te nestelen maar wordt meestal verstoord (M. Opdenacker). Op Stevol-Stevensweert werd in 2009 een recordaantal van 41 ex geteld op 13 augustus 2009. De groep bestond uit broedvogels, hun jongen en een onbekend aantal Visdieven van elders.
NOORDSE STERN Sterna paradisaea
Onregelmatige gast
Er waren 29 waarnemingen bekend uit 1977-2005 (plus een niet in AvL opgenomen melding, zie nr. 30). Sindsdien is de Noordse Stern jaarlijks waargenomen. De status zal ongetwijfeld binnen afzienbare termijn gewijzigd worden van onregelmatige gast (<40 gevallen) in doortrekker. De soort wordt vooral in het voorjaar gezien, meer specifiek tijdens perioden van tegenwinden (tussen NW en NO) en neerslag in de trekperiode van half april - half mei. De recente opbloei van waarnemingen heeft alles van doen met betere determinatiekennis en het anticiperen op voor waarneming gunstige weersomstandigheden. Hetzelfde werd geconstateerd in de Kempen, waar de Noordse Stern overigens sinds de eeuwwisseling vaker wordt gezien dan de Visdief (Neijts 2007). In het voorjaar van 2009 deed zich een opmerkelijk fenomeen voor. Op 6 mei werd het binnenland van vooral Midden-Nederland verrast door groepen Noordse Sterns. De vogels bleven meestal kort boven grotere plassen rondvliegen alvorens weer verder te trekken. Ook Limburg kreeg zijn aandeel, zij het in beperkte mate. Zo waren er 11 kort aanwezig boven het Nieuw Heerenven. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39.
8 mei 2005 Grote Hegge-Thorn 17-18 april 2006 Oost-Maarland, Eijsden, 3 24 april 2006 Grevenbicht 9 september 2007 Grevenbicht, eerste winter (vogel verbleef van 5-12 september 2007 bij Negenoord Stokkem B) 7 mei 2008 Meers, 3 21 augustus 2008 Gebrande Kamp-Milsbeek, adult, overvliegend ZW 30 april 2009 Meers 6 mei 2009 Nieuw Heerenven, De Hamert-Bergen, 11, overvliegend NW 6 mei 2009 Reinderslooi-Bergen 6 mei 2009 Loozerheide-Weert, 3, overvliegend (afkomstig van Zinkplas Budel, alwaar die dag tot 23 ex. tegelijkertijd aanwezig)
DWERGSTERN Sternula albifrons
Onregelmatige gast
Er waren 25 gevallen bekend uit 1929-2005. Recente meldingen zijn: 26. 27. 28. 29. 30.
12 juni 2006 Reindersmeer, 4 25 augustus 2007 Asseltse Plassen, 2 5 juni 2008 Asseltse Plassen 13 mei 2009 Pietersplas-Maastricht 2009 (datum onbekend) WML-plas Heel, vondst op 17 oktober van vogel zonder kop, geruime tijd dood
24
WITWANGSTERN Chlidonias hybrida
Onregelmatige gast
Er waren 26 waarnemingen bekend uit 1946-2005. De volgende waarnemingen werden sindsdien bekend: 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37.
18 mei 2006 Koeweide-Grevenbicht, overvliegend 19 mei 2007 Meers, 5 20 mei 2007 Linne 20 mei 2007 Nieuw Heerenven, De Hamert-Bergen 22 mei 2007 Groote Peel, 2, overvliegend NO 29 april 2008 Meers 14 mei 2008 Westmeerven en Nieuw Heerenven, De Hamert, 5 adult 27 april 2009 Reindersmeer-Bergen, adult 23 mei 2009 Nieuw Heerenven, 2 adult 2 en 3 juni 2009 Oost-Maarland, Eijsden, 5 adult resp. 1 5 juli 2009 Stevol-Stevensweert, adult
WITVLEUGELSTERN Chlidonias leucopterus
Onregelmatige gast
Na 15 waarnemingen in 1942-2005 volgden: 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25.
5 mei 2007 Meerlebroek-Beesel 17 mei 2007 Nieuw Heerenven, De Hamert-Bergen, min. 10 (max. 7 op één moment aanwezig) 19 mei 2007 Mariapeel, 2, overvliegend 20 mei 2007 Nieuw Heerenven, min. 7 (max. 5 op één moment aanwezig) 20 mei 2007 Reindersmeer-Bergen, 3 20 mei 2007 Groote Peel, 3 30 mei 2007 Reindersmeer, 3 23 mei 2008 Nieuw Heerenven 23 mei 2009 Nieuw Heerenven, 2 18 augustus 2009 Pietersplas-Maastricht, juveniel
Half mei 2007 vond in Nederland een ongekende influx plaats die wellicht 1100-1600 Witvleugelsterns omvatte, waarvan Limburg slechts een bescheiden deel meekreeg. Na de melding op 5 mei, die aan de influx voorafgaat, werden van 17-30 mei tenminste 28 ex. gezien, met name op het Nieuw Heerenven op De Hamert (Bergen). Ook in het Belgische Maasdal werd de soort gezien (max. 13 bij Stokkem), terwijl het voorheen relatief goed bedeelde traject Eijsden-Maastricht blanco bleef (Palmen 2007). Landelijk lag het accent op het noordoosten en midden van het land (Boele & van Winden 2007).
KLEINE ALK Alle alle
Dwaalgast
Er waren drie waarnemingen bekend uit 1959-95. Een nieuwe waarneming is: 4.
10 november 2007 Maas tussen Middelaar (L) en St Agatha (NB), adult, vliegend W
De laagvliegende vogel werd gezien in een stormachtige periode toen er langs de kust een ongehoorde influx optrad en verschillende vogels diep in het binnenland verzeild raakten, waaronder DorpleinBudel (NB) op dezelfde dag (Neijts 2008).
25
HOLENDUIF Columba oenas
Jaarvogel
De soort lijkt in sommige gebieden als broedvogel aan een onverwachte afname (want volgend op eerdere toename) te zijn begonnen. Voorbeelden zijn de afname in het gebied rond Weert en Nederweert (343 paren in 1992, 241 in 2006; van Noorden & Veenstra 2007), landgoed RozendaalMontfort (toename 1984-90 naar 11 paren, daarna afname en vanaf 2005 afwezig; Boeren 2008) en Bunderbos-Ravensbos bij Meerssen (42 paren in 1987-90, 8 in 2008; Hustings & Pahlplatz 2008). Een duidelijke reden is niet aan te geven. Dat predatie door Haviken wellicht meespeelt (Boeren 2008) is minder waarschijnlijk, aangezien de afname ook bossen treft zonder Haviken en de regionale afname van de Havik niet gevolgd werd door herstel van de Holenduif. Opmerkelijk genoeg blijkt de afname niet uit de cijfers van Provincie Limburg. Bij herhaalde kartering van het gebied tussen Swalmen en Sittard inclusief de Grensmaas (395 paren in 1994, 447 in 2007-08) en Westelijk Heuvelland (270 in 1995, 293 in 2008-09) werden juist hogere aantallen gevonden.
HOUTDUIF Columba palumbus
Jaarvogel
Recente broedvogelkarteringen in Zuid-Limburgse hellingbossen wijzen op relatief hoge dichtheden aldaar, vooral in langgerekte en smalle bossen: 12 territoria/100 ha in Boswachterij Vaals, 73/100 in Bunderbos en 81/100 ha in Gerendal (Hustings & Pahlplatz 2007-09). Gezien deze dichtheden en die in het omringende agrarische en stedelijke gebied (niet gekwantificeerd maar vooral in stedelijk gebied aanzienlijk) is het niet aannemelijk dat schaarste aan Houtduiven van invloed is op het lokale verdwijnen van de Havik. De broedbiologie van in Maastricht broedende Houtduiven werd in 2003 en 2008 uitgebreid onderzocht door Alblas (2009). De vogels kennen het typerende lange broedseizoen (maart-oktober), met de eveneens gebruikelijke piek van de eileg in augustus/begin september. De vogels lijken echter aanzienlijk succesvoller (Mayfield-methode: 38,8% der nesten met tenminste één uitvliegend jong) te zijn dan die buiten de stad, al bestaat daarover weinig direct vergelijkbare informatie (8,1% te Milsbeek 2005). Het hoge broedsucces wordt deels verklaard doordat er minder vijanden zijn. Bovendien hebben de vogels in de Maastrichtse situatie het voordeel dat voedsel - op hamsterakkers volop aanwezig is. Dat deze stadse Houtduiven voor foerageermogelijkheden zijn aangewezen op het buitengebied schijnt geen probleem te zijn. Ze blijken vliegafstanden tot 5 km zonder bezwaar te overbruggen. Tijdens de najaarstrek zijn de aantallen actieve trekkers in Limburg altijd wel hoog (dagmaximum was 66.200 over Spaubeek op 18 oktober 1987), maar in 2007 en 2008 ging het om bijna absurde aantallen. Op 20 oktober 2007 werden op de trektelposten Loozerheide-Weert (83.000), Aan de Majoor-Koningsbosch (101.500) en Spaubeek (103.000) niet eerder vertoonde cohorten gezien. De trek kanaliseerde die dag sterk binnen een 50 km brede baan van Helmond naar Kerkrade. Op 2 november 2008 werd er nog een schepje bovenop gedaan met 163.500 ex. over De Hamert-Bergen. De hoofdtrekbaan lag toen iets noordelijker, met in de Kop van Limburg voor die omgeving hoge aantallen (41.000 over Gebrande Kamp-Middelaar), maar bezuiden Roermond relatief lage (11.600 Koningsbosch) (Kikkert 2009). Hoewel de huidige hoge aantallen wat geflatteerd zijn ten opzichte van de jaren zeventig en tachtig vanwege veranderde telmethoden, is de toename vanaf de eeuwwisseling vermoedelijk reëel. Een kleine verschuiving in westwaartse richting van de hoofdtrekbaan (om welke reden dan ook) kan overigens al grote gevolgen hebben voor de in Limburg waargenomen aantallen.
TURKSE TORTEL Streptopelia decaocto
Jaarvogel
In het enige omvangrijke gebied waar broedende Turkse Tortels al vele jaren lang onderzocht worden, de gemeente Nederweert, is de stand stabiel rond 400 territoria. Opmerkelijk, gezien de afname van het aantal agrarische bedrijven, dat gepaard gaat met het slopen van stalruimte en verwijderen van erfbeplanting. Investeringen in bestaande bedrijven resulteren veelal in nieuwe grote stalruimtes die door verbeterde bedrijfshygiëne (minder voedselaanbod) en afgenomen erfbeplanting (nestgelegenheid) minder geschikt voor deze soort lijken. Blijkbaar biedt nieuwbouw (zowel van
26
dorpswijken als plattelandswoningen), met het bijbehorende groen, voldoende compensatie (Loven 2010).
ZOMERTORTEL Streptopelia turtur
Zomervogel
Op een enkele plek blijft de soort vrij goed vertegenwoordigd. Zo bleef de stand in de gemeente Nederweert in 1997-2008 op peil, met zelfs een lichte tendens naar toename (19-30 territoria in 19972002, 25-44 in 2003-08; Loven 2009). In 2009 was er overigens een scherpe daling (25 territoria; Loven 2010). Het relatief positieve beeld bij Nederweert is geen gemeengoed, integendeel. De actualisatie van de vlakdekkende kartering van het gebied tussen Swalmen en Sittard inclusief het Grensmaasdal gaf een afname van 56% te zien tussen 1994 (301 territoria) en 2007-08 (133). In Westelijk Heuvelland was de achteruitgang tussen 1995 (140) en 2008-09 (35) met 75% zelfs nog sterker (Provincie Limburg). In de hellingbossen van Oostelijk Heuvelland is de soort eveneens sterk afgenomen (in vier bossen van 17 territoria naar 4 in 1997-2009; Hustings & Pahlplatz 2010). Vergeleken met begin jaren tachtig bedraagt de huidige Limburgse stand hooguit 10%.
KERKUIL Tyto alba
Jaarvogel
De stijging van de broedpopulatie, van minder dan 50 paren in 1975-97 naar 122-159 in 2000-04, heeft doorgezet. In 2005 (188), 2006 (142), 2007 (196) en 2008 (197) werden aantallen vastgesteld die niet meer sinds begin jaren zestig gehaald waren (Bakhuizen et al. 2006-09, Ummels 2006). Dit is een afspiegeling van de landelijke aantalsontwikkeling, die een krachtig herstel te zien geeft van het dal in de jaren zestig tot en met tachtig.
OEHOE Bubo bubo
Jaarvogel
Na enkele eerdere, deels onvoldoende of mager gedocumenteerde gevallen vanaf begin jaren tachtig broedt de Oehoe jaarlijks in Limburg vanaf 1997. Het ging per jaar om 2-5 paren in 2002-05. Ook recent kwamen Oehoes tot broeden: in 2006 (3 succesvolle paren plus 1 territorium), 2007 (3 succesvolle paren, 8 jongen uitgevlogen) en 2008 (3 paren waarvan 2 succesvol, 4 jongen uitgevlogen). Net over de grens bij Brunssum nestelde in 2007 en 2008 een paar op Duits grondgebied (Bakhuizen et al. 2007-09). In 2009 kwam een Oehoe tot broeden ver buiten het Zuid-Limburgse kerngebied, en wel op De Hamert-Bergen. Het broedgeval op een oud haviksnest mislukte echter. Vermoedelijk is het enige ei uit het scheefhangende nest gerold (J.E. Kikkert). Waarnemingen buiten de onmiddellijke omgeving van de broedplaatsen zijn uitermate zeldzaam. De enige veldwaarneming sinds 2005 is die van een roepend wijfje op 29 december 2009 in het Bovenste Bos te Epen (J. Louwe Kooijmans). Een jonge vogel uit de ENCI-groeve bij Maastricht, van een zender voorzien in 2008, verliet de broedplaats op een leeftijd van vier maanden. Enige omzwervingen brachten de vogel tot vlakbij Neerbeek, woonplaats van de kort daarvoor overleden Jo Erkens die de vogel nog geringd had! Vervolgens belandde de vogel in een bruinkoolgroeve in Duitsland, op een afstand van 65 km ten noordwesten van zijn geboorteplaats (Wassink 2009, http://oehoe.weblog.nl/mijn_weblog/jode_gezenderde_oehoe/index.html).
RUIGPOOTUIL Aegolius funereus
Dwaalgast
Het eerste en enige geval voor Limburg (7 maart 2006 Belfeld) is inmiddels aanvaard door de CDNA (van der Vliet et al. 2007) en beschreven in Jansen (2006).
27
NACHTZWALUW Caprimulgus europaeus
Zomervogel
In het door SOVON/Vogelbescherming georganiseerde Jaar van de Nachtzwaluw 2007 lukte het om het grootste deel van de provincie op deze soort te onderzoeken. Op basis van 143 getelde territoria werd de stand op 160-180 territoria begroot, ofwel 10% van de landelijke populatie. De toename die hieruit spreekt (Limburgse schatting 100-130 territoria in 2000-04) is conform de landelijke situatie (van Kleunen et al. 2007). In de verspreiding is weinig verandering gekomen, al lijkt de terugkeer vanaf eind jaren negentig - na 15 jaar afwezigheid - in de regio Brunssum-Schinveld in Zuid-Limburg inmiddels structureel te zijn (van de Laar & Zeegers 2007). In De Meinweg werd in 2008 met 31 territoria het hoogste aantal ooit gehaald (van Asseldonk et al. 2009).
GIERZWALUW Apus apus
Zomervogel
Trektellers blijven de laatste jaren steeds vaker doortellen in de zomer. Hierdoor kan de vroege wegtrek van Gierzwaluwen worden meegenomen. Zo werden dagmaxima genoteerd van 2620 trekkers op 19 juli 2007 op telpost Aan de Majoor-Koningsbosch, 1630 op 19 juli 2008 op Gebrande KampMiddelaar, 1420 op 20 juli 2008 op Loozerheide-Weert, 1349 op 16 juli 2008 op AVL-Landgraaf en 1050 op 28 juli 2007 in de Mariapeel. Een nog hoger aantal van 3763 trekkers werd echter in het voorjaar genoteerd, op De Hamert-Bergen op 24 mei 2008. Een zonnige voorjaarsdag werd toen afgesloten met een gesloten wolkendek dat zich vanuit het westen over Noord-Limburg uitbreidde, een grote stroom Gierzwaluwen voor zich uit stuwend.
IJSVOGEL Alcedo atthis
Jaarvogel
De lange reeks van zachte winters (1997/98-2007/08), in combinatie met gunstige habitatmaatregelen (renaturering beekoevers) en verbeterde waterkwaliteit, leidden in 2008 tot een topjaar. Met 96 getelde paren (Bakhuizen et al. 2009) zal de stand mogelijk 120-150 paren groot zijn geweest. Strenge vorst in januari 2009 maakte een eind aan deze bloeiperiode, al was geen sprake van een regelrechte decimering zoals na de winters van 1978/79 en 1984/85. Gelet op de resultaten langs een aantal vaste teltrajecten in Zuid- en Midden-Limburg (van 44 naar 16 paren) is een afname met ruim 60% aannemelijk.
BIJENETER Merops apiaster
Onregelmatige gast
Hoewel de soort landelijk duidelijk in de lift zit, getuige het toenemende aantal waarnemingen en broedgevallen, blijft hij in Limburg zeldzaam. Na 13 waarnemingen in 1964-2003 werden bekend: 14. 15. 16. 17. 18. 19.
25 augustus – 6 september 2007 De Meinweg, max. 5 (Tomlow 2008) 16 juni 2008 Schinnen, roepend 3 augustus 2009 Meinweg Vlodrop Station, 13 12 augustus 2009 Posterholt 20 augustus 2009 St Pietersberg-Maastricht, overvliegend NO 4 september 2009 Mookerheide, overvliegend Z, alleen gehoord
De lichte concentratie ten zuidoosten van Roermond (De Meinweg-Posterholt) kan in verband staan met vestigingen in het aangrenzende Rijnland. Zo nestelden in 2007 9 paren in de regiogemeente (Kreis) Heinsberg en was de soort daar ook in 2008 vermoedelijk broedvogel. In Viersen werd in 2007 een groepje van 8 Bijeneters gezien (Charadrius 44: 101-102, 45: 155).
28
DRAAIHALS Jynx torquilla
Zomervogel
Als broedvogel is de soort in Limburg zo goed als uitgestorven. Alleen in 2009 vond vermoedelijk nog een broedgeval plaats. Op De Meinweg was een roepende Draaihals aanwezig van 26 april - 13 juni. De vogel bezocht op 4 mei en 6 juni een geschikte nestholte, op de laatste datum samen met een tweede vogel (J. Boeren e.a.). Een roepende Draaihals op 14 en 16 mei 2008 bij Cottessen-Epen (Bakhuizen et al. 2009) zou op een territoriale vogel betrekking kunnen hebben, al is een broedgeval in dit goed onderzochte gebied niet erg aannemelijk.
GROENE SPECHT Picus viridis
Jaarvogel
Het populatieherstel zet goed door. In vier Zuid-Limburgse hellingbossen groeide de stand van 34 paren rond 1997 naar 55 in 2006-09; de toename ten opzichte van het dieptepunt begin jaren tachtig is nog aanzienlijk groter (Hustings & Pahlplatz 2010). Bij Nederweert liepen de aantallen op van 14-17 paren in 1994-95 naar 29-31 in 2007-09. De in Limburg koude winter van 2008/09, met strenge vorst gedurende twee weken en een flink sneeuwpakket, werd goed doorstaan (Loven 2010). Op de allerarmste gronden blijft herstel echter veelal uit. Een voorbeeld is de gelijkblijvende lage stand op de Bergerheide in 1985-2005 (1-5 paren; van Diek 2006). Toch is het algehele beeld positief, waarbij vooral het (her)bezetten van hele kleine bosjes en relatief jong bos in het oog springt. Gelet op de vlakdekkende karteringen door Provincie Limburg in het gebied tussen Swalmen en Sittard inclusief de volledige Grensmaas (99 paren in 1994, 219 in 2007-08) en het Westelijk Heuvelland (229 in 1995, 337 in 2008-09) (Provincie Limburg) moet de Limburgse populatieschatting omhooggeschroefd worden. De bovengrens van de schatting van 1000-1300 paren voor 2000-04 wordt inmiddels wel overschreden.
GROTE BONTE SPECHT Dendrocopos major
Jaarvogel
Terwijl de soort nog wat terrein wint in veel bossen op de zandgronden (gunstiger wordend door omvormingsbeheer en veroudering), neemt hij in de ‘uitgegroeide’ Zuid-Limburgse bossen licht af. In vier hellingbossen nam de stand vanaf midden jaren negentig met gemiddeld 0,1 (zuidelijk Geul- en Gulpdal) tot 1,9% (Gerendal) per jaar af (Hustings & Pahlplatz 2010). Dit staat overigens haaks op de door Provincie Limburg vastgestelde toename in Westelijk Heuvelland (406 paren in 1995, 586 in 2008-09), die zich vermoedelijk grotendeels heeft voorgedaan in de kleinere en jongere bosjes.
Draaihals, roepende vogel op vermoedelijke broedplaats. Meinweg, 4 mei 2009 (Ran Schols).
29
MIDDELSTE BONTE SPECHT Dendrocopus medius
Jaarvogel
De soort broedt jaarlijks vanaf 1996 in Limburg, waarbij de aantallen territoria tot 2005 opliepen van 1 naar 15 (niet 14, zoals in AvL vermeld). Het jaar 2006 gaf met 72 territoria een doorbraak te zien, die echter in 2007 (45) niet doorzette. In 2008 (61) en 2009 (70) werd wederom een hoog peil bereikt (Bakhuizen 2006, Bakhuizen et al. 2006-09, J.J. Bakhuizen). De fluctuaties worden niet of in geringe mate veroorzaakt door verschillende onderzoeksintensiteit en kunnen momenteel niet verklaard worden. In de verspreiding deden zich geen opvallende wijzigingen voor. Wel is sinds 2008 ook het uiterste noorden van de provincie bezet (St Jansberg-Mook), aansluitend op een vestiging vanaf 2007 op de stuwwal bij Nijmegen. Landgoed Geijsteren bij Venray kan met ingang van 2009 eveneens worden toegevoegd. Het schaarse voorkomen in Noord-Limburg reflecteert het spaarzame voorkomen van geschikte habitat maar is wellicht ook deels een gevolg van lagere onderzoeksinspanning, vergeleken met Zuid- en Midden-Limburg.
KUIFLEEUWERIK Galerida cristata
Jaarvogel
Het moment van uitsterven nadert met rasse schreden. Ondanks speciale aandacht werden maar weinig territoria vastgesteld in 2005 (3), 2006 (3), 2007 (3-4) en 2008 (2) (Bakhuizen et al. 2006-09). Op een mogelijk geval in Roermond na (eenmalige waarneming op 24 mei 2007) betreft het uitsluitend het industrieterrein Tradeport-West bij Venlo, dat inmiddels een bekend bedevaartsoord geworden is voor ‘jaarlijsters’. Daarbuiten wordt de soort tegenwoordig alleen incidenteel nog gezien: 2 maart 2006 Busstation Sittard 1 maart 2009 Loozerheide-Weert, kort ter plaatse
BOOMLEEUWERIK Lullula arborea
Jaarvogel
Na een periode van toename in de jaren tachtig en begin jaren negentig lijken de aantallen weer gedaald te zijn. Voorbeelden zijn de Bergerheide (17-30 territoria in 2003-05 tegen 32-44 in 1989-93; van Diek 2006), gemeente Nederweert (3-7 in 2006-09 tegen 8-11 in 1997-2000; Loven 2010), De Meinweg (‘lichte afname’, 28 territoria in 2008; van Asseldonk et al. 2009) en de centrale Brunssummerheide (6-9 in 2006-08 tegen 8-17 in 1993-96; Hustings & van de Laar 2009). Een duidelijke reden voor deze afname, die ook elders in Nederland optreedt, is niet te geven. Als overwinteraar lijkt de soort iets minder zeldzaam dan werd aangenomen. Dat winterwaarnemingen vooral uit sneeuwrijke winters stammen, zal geen toeval zijn (concentratie op voedselrijke plekken, betere zichtbaarheid!). Relatief grote wintergroepjes van 10 (Nederweert) en 13 (Venlo) werden gezien tijdens streng winterweer eind december 2008 en begin januari 2009.
VELDLEEUWERIK Alauda arvensis
Jaarvogel
De afname als broedvogel zet nog steeds door, getuige de actualisatie van door Provincie Limburg gekarteerde gebieden. In het gebied tussen Swalmen en Sittard (incl. Grensmaas) namen de aantallen tussen 1994 (1772 territoria) en 2007-08 (1021) af met 42%, in Westelijk Heuvelland tussen 1995 (1249) en 2008-09 (858) met 31%. Alleen heel lokaal lijken de aantallen wat te stabiliseren op lager niveau (in Nederweert 58-71 territoria in 2005-09 tegen 123-141 in 1994-96; Loven 2010). Hoge dichtheden zijn een uitzondering geworden en vloeien meestal voort uit een zeldzaam wordend gevarieerd en kleinschalig grondgebruik (Buggenumse Veld: 25,6 territoria/100 ha; Bos 2007) dan wel aangepast beheer. Het Hamsterreservaat Sibbe kent dan ook een bijna dubbel zo hoge dichtheid (33/100 ha) als het omringende reguliere bouwland (17/100 ha; voor huidige begrippen overigens zeer behoorlijk). Een kleine steekproef wijst op een goede conditie van nestjongen in het reservaat versus slechte conditie, veroorzaakt door voedselgebrek, daarbuiten (Teunissen et al. 2007).
30
STRANDLEEUWERIK Eremophila alpestris
Onregelmatige gast
Het aantal waarnemingen blijft gering, ondanks toenemende geluidenkennis bij waarnemers. De meeste Strandleeuweriken worden gezien op trektelposten. De volgende nieuwe waarnemingen werden bekend: 16. 17. 18. 19. 20. 18.
19 oktober 2007 Groote Peel 12 november 2007 Mookerplas, overvliegend 1 maart 2009 Loozerheide-Weert, 2, overvliegend 25 oktober 2009 Mariapeel, overvliegend 25 oktober 2009 Groote Peel, overvliegend 8 november 2009 Groote Peel, overvliegend
OEVERZWALUW Riparia riparia
Zomervogel
Een waarneming op 13 maart 2008 op De Hamert-Bergen (Zeegers 2009) was bijna de vroegste ooit voor Limburg. Alleen die op 12 maart 1994 (Blerick en Roosteren) vielen nog vroeger.
ROTSZWALUW Ptyonoprogne rupestris
Dwaalgast
Nieuwe soort: 1.
30 november - 12 december 2009 St Pietersberg-Maastricht (Berlijn et al. 2009)
Hoewel de waarneming nog niet door de CDNA beoordeeld is, lijdt het weinig twijfel dat hij aanvaard wordt gezien alleen al de overweldigende hoeveelheid foto’s. De vogel foerageerde aan de noordzijde van de St Pietersberg maar vloog soms ook richting stad. Hij maakte een fitte indruk.
BOERENZWALUW Hirundo rustica
Zomervogel
Passend in de algehele vervroeging van de aankomst vanaf de jaren zeventig werd een scherpe waarneming bekend op 9 maart 2008 te Belfeld (Zeegers 2009). Een nog aanzienlijk vroegere waarneming op 1 maart 2007 te Horst bleef ongedocumenteerd. Er waren maar drie eerdere waarnemingen uit de eerste decade van maart bekend, met de vroegste op 5 maart 1948 en 1977. Daarnaast is er een volledig uit de toon vallende maar goed gedocumenteerde waarneming op 15 januari 1990.
ROODSTUITZWALUW Hirundo
daurica
Dwaalgast
Er waren slechts twee waarnemingen bekend, uit 2003 en 2004. Daar komt bij: 3.
29 april 2008 Voerendaal
HUISZWALUW Delichon urbicum
Zomervogel
Dat Huiszwaluwen in het binnenland massaal kunnen doortrekken, bewijst een aantal van 6650 ex. over telpost De Hamert-Bergen op 22 augustus 2008. Deze waarneming viel binnen een opmerkelijke doortrekgolf van 16-24 augustus in Midden- en Zuidoost-Nederland, die vooral telposten aandeed met
31
een voor foerageren aantrekkelijke omgeving. De aantallen op De Hamert waren de hoogste in het land (Hustings et al. 2009). Waarnemingen in maart zijn exceptioneel maar lijken wat toe te nemen. Van zes jaren met maartwaarnemingen tot en met 2005 vielen er vier vanaf 1980, waarvan twee in de nieuwe eeuw. In dit beeld passen meldingen op 23 maart 2006 te Schinveld, 29 maart 2008 te Eijsden en 29 maart 2009 te Lottum. Vroegste datum ooit blijft 11 maart 1940 Houthem.
OEVERPIEPER Anthus petrosus
Onregelmatige gast
De herkenning van vooral overvliegende Oeverpiepers (gedetermineerd op met name geluid) blijft controversieel. Waar de een beweert dat de roep niet verschilt van die van de Waterpieper, zweert de ander op subtiele maar hoorbare verschillen. Deze controverse geldt voor veel van de in AvL opgenomen waarnemingen van trektelposten, al zijn slecht gedocumenteerde gevallen destijds terzijde gelegd. Er werden maar twee recente waarnemingen bekend: 39. 40.
12 oktober 2006 Koningsbosch, overvliegend ZW 7 oktober 2007 Mookerplas, overvliegend W
Overigens is het voorkomen in het diepe binnenland inmiddels enkele malen gedocumenteerd middels foto’s van pleisteraars, waaronder een vogel op 30 september en 1 oktober 2008 te Ophoven (B), net over de Limburgse grens en 24 maart 2009 in de Millingerwaard-Ooijpolder. In de Kempen (NB) is een handvol waarnemingen voldoende gedocumenteerd, inclusief een gefotografeerde vogel op 19-20 oktober 2003 langs de plas Aquabest bij Eindhoven (F. Neijts, J. Jansen).
BOOMPIEPER Anthus trivialis
Zomervogel
De in AvL gemelde toename als broedvogel op de zandgronden houdt aan. Een voorbeeld is de gemeente Nederweert, waar de soort is toegenomen in zowel de natuurgebieden als het agrarisch cultuurland (daar echter lage dichtheden en grote jaarfluctuaties). Hij weet te profiteren van verdroging van natuurgebieden. De hoogste dichtheid, 31 territoria/100 ha, is vestgesteld in het verdrogende Peelreservaat De Zoom (Loven 2009). In de Zuid-Limburgse hellingbossen, waar de stand overigens met uitzondering van Boswachterij Vaals nooit hoog was, neemt de Boompieper af en profiteert hij alleen zeer lokaal van nieuwe aanplant (83 territoria in vier bossen in 1995-97, 53 in 2006-09; Hustings & Pahlplatz 2010). Een buitengewoon vroege waarneming op 16 maart 2007 (Zeegers 2009) is onvoldoende gedocumenteerd en vervalt.
GRASPIEPER Anthus pratensis
Jaarvogel
De soort is hard op weg om weggevaagd te worden uit het agrarische cultuurlandschap, en doet het ook in veel natuurgebieden matig. De kartering van de Grensmaas en het gebied tussen Swalmen en Sittard leverde in 2007-09 (131 paren) aantallen op bijna 60% lager uitvielen dan in 1994 (314). In het Westelijk Heuvelland is de soort in dezelfde tijd bijna verdwenen (van 35 naar 8 paren) (Provincie Limburg). Graspiepers zijn echte trekkers van het open veld. Bossen worden indien mogelijk vermeden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat trektelposten in een door bosranden gevormde trechter relatief hoge aantallen kunnen noteren. Een voorbeeld is telpost Loozerheide-Weert, waar het oude Limburgse dagrecord (2244 ex. op 3 oktober 1984, Spaubeek) recent werd overtroffen met 3684 trekkers op 8 oktober 2006. De voorjaarsaantallen op de trektelposten zijn doorgaans klein. In april 2003 deed zich in Nederland ongewoon massale doortrek voor die niet in Limburg werd vastgelegd. Hoewel gedacht werd dat het om een ‘once in a lifetime’ gebeurtenis zou gaan, bleek spoedig anders. In het voorjaar van 2008 werden de telposten opnieuw verrast door enorme aantallen Graspiepers. In Limburg werd
32
met name op De Hamert-Bergen een graantje meegepikt. Zo trokken er 3765 ex. op 18 april over deze telpost.
ENGELSE KWIKSTAART Motacilla flavissima
Doortrekker
Opnieuw waren er waarnemingen wijzend op langdurig aanwezige vogels (28 april en 19 mei 2009 Itteren, zingende man), maar duidelijke aanwijzingen voor een broedgeval ontbraken wederom. Het eerste zekere broedgeval moet nog worden aangetoond.
GELE KWIKSTAART Motacilla flava
Zomervogel
Een extreem late trekker passeerde de Gebrande Kamp-Middelaar op 17 november 2008 (goed gezien en gehoord). Er waren slechts twee novemberwaarnemingen bekend, met de laatste op 9 november 1983, naast een bizarre maar goed gedocumenteerde melding op 4 december 1985.
GROTE GELE KWIKSTAART Motacilla cinerea
Jaarvogel
Net als de IJsvogel, en om dezelfde redenen (serie zachte winters, verbeterde waterkwaliteit, renaturering beekoevers), stond ook de broedpopulatie van de Grote Gele Kwikstaart in 2006-08 op een hoog peil. Gelet op de getelde aantallen (max. 204 in 2008; Bakhuizen et al. 2009) en rekening houdend met niet-ontdekte paren is een schatting van 220-240 paren (2008) zeker verdedigbaar. Langs de grote beken in de zuidhelft van Limburg (incl. Roer) is de stand al jarenlang min of meer stabiel. Uitbreiding vond plaats langs kleine beken en in de noordhelft van de provincie. De soort kwam daar recent onder meer tot broeden bij Nederweert (0-1 paren in 1994-2001, 1 in 2002-05, 3-5 in 2006-09; Loven 2010), Venray en Helenaveen. Ook landelijk waren het topjaren, met hoge aantallen in kerngebieden als Twente, de Achterhoek en Limburg, maar ook opvallende aantallen in NoordBrabant (enigszins geflatteerd door intensiever onderzoek) en broedgevallen in het westen en noorden van het land (van Dijk et al. 2008-10). De vooral in Oost- en Zuidoost-Nederland strenge vorst in de winter van 2008/09 werd gevolgd door een gevoelige achteruitgang van het Zuid-Limburgse broedbestand. Op vaste teltrajecten zakte de stand met 32% in (van 115 naar 78 paren). Een vergelijkbare afname trad op na de winters van 1978/79 en 1984/85.
Graspieper, als broedvogel steeds zeldzamer maar als trekker soms nog talrijk. Thorn, 14 april 2008 (Ran Schols).
33
NOORDSE NACHTEGAAL Luscinia luscinia
Dwaalgast
Er was slechts één CDNA aanvaarde waarneming bekend (13-20 mei 2000, Swolgen). Daar komt bij: 2.
12-25 mei 2006 Koningssteen-Thorn, zingend mannetje, geluidsopname, gefotografeerd (Berlijn 2006, van der Vliet et al. 2007)
De vogel werd ontdekt tijdens het routinematig scannen van foto’s op internet. Hij verbleef zowel op Nederlands gebied als in Vlaanderen en betekende aldaar pas de tweede veldwaarneming van deze soort. De laatste datum van afwezigheid was 25 mei (niet 17 mei, zoals in Van der Vliet et al. 2007; H. van Oosterhout).
NACHTEGAAL Luscinia megarhynchos
Zomervogel
Ook voormalige bolwerken lijken nu onderuit te gaan. In de gemeente Nederweert leverden tellingen vanaf 1994 (28 territoria) een gestaag dalende tendens op, met 2008 (1) en 2009 (3) als dieptepunt (Loven 2010). Opmerkelijk genoeg, gezien de ook elders nogal sombere geluiden, bleven de aantallen tussen Swalmen en Sittard inclusief de Grensmaas redelijk op peil: 118 territoria in 1994 tegen 101 in 2007-08 (Provincie Limburg). Een vroege aankomstdatum is 7 april 2009 Roekenbosch-Meerlo. Waarnemingen in de eerste decade van april zijn bijzonder; er zijn er vier bekend tot en met 2005, met de allervroegste in de nacht van 1 op 2 april 1944.
PERZISCHE ROODBORST Irania gutturalis
Dwaalgast
Het eerste en tot nu toe enige geval (30 augustus 2003 Boshoverheide-Weert, ringvangst) is beschreven in Beeren et al. (2004).
ZWARTE ROODSTAART Phoenicurus ochruros
Zomervogel
De eerste ooit in Limburg geringde vogels blijken twee nestjonge Zwarte Roodstaarten te zijn, geringd door P.A. Hens te Roermond op 3 juni 1911 (het jaar van de oprichting van het Vogelringstation), met de nummers Leiden 1201 en 1202 (‘Register van de geringde vogels 1 t/m 1400’, via B. van Noorden). De in AvL gememoreerde hybride Zwarte x Gekraagde Roodstaart te Nederweert in 2005 is inmiddels beschreven in Meeuwissen (2006).
PAAPJE Saxicola rubetra
Zomervogel
Territoria worden nog jaarlijks gemeld, in 2006 te Lilbosch-Echt, in 2007 te Melick, in 2008 wederom te Lilbosch (2) naast De Rug-Susteren, en in 2009 weer op De Rug. In 2006 en 2009 (De Rug) werd met zekerheid gebroed (aangevuld naar Bakhuizen et al. 2006-09).
ROODBORSTTAPUIT Saxicola rubicola
Jaarvogel
Terwijl de populatie op de zandgronden op een hoog peil stabiliseert (130-151 territoria in gemeente Nederweert 2006-09; Loven 2010) of zich uitbreidt in voorheen dunbevolkte gebieden, worden de natuurontwikkelingsterreinen in het Maasdal stormenderhand bezet (De Rug-Susteren: 13-16 territoria in 2007; Pahlplatz 2007). In Zuid-Limburg verloopt de herbezetting minder snel, met uitzondering van de zandige noordoosthoek bij Brunssum-Schinveld (van de Laar & Zeegers 2007). Toch zijn er nu ook in het lössgebied hier, voor het eerst sinds ongeveer een kwart eeuw, weer territoria gevonden. Een
34
voorbeeld biedt de vlakdekkende kartering van Westelijk Heuvelland (0 in 1995, 10 in 2008-09; Provincie Limburg).
TAPUIT Oenanthe oenanthe
Zomergast
Als broedvogel kan de Tapuit als uitgestorven worden beschouwd. Terwijl er in 2005 nog vijf territoria werden geteld (waarvan drie bij Brunssum) - overigens zonder aanwijzingen voor succesvol broeden - ontbraken zulke waarnemingen in 2006-08 (Bakhuizen et al. 2006-09). De soort heeft binnen Nederland een steeds noordelijker verspreidingsaccent gekregen, al zet de afname ook in Noord-Nederland door (van Dijk et al. 2008-10).
GROENLANDSE TAPUIT Oenanthe oenanthe leucorrhoa
Dwaalgast (ondersoort)
De status blijft onduidelijk aangezien alleen vogels in de hand met zekerheid te determineren zijn. Mogelijk trekt deze ondersoort regelmatig door. Er waren echter slechts twee gevallen met zekerheid bekend, uit 1907 en 1970. Een recente melding is: 3.
6 november 2009 Amby, ringvangst, eerste kalenderjaar, gefotografeerd
De vogel had een vleugelmaat van 105 mm (J. Schoenmakers).
SIBERISCHE LIJSTER Zoothera sibirica
Dwaalgast
Het enige geval (1850 bij Maastricht) is door de CDNA destijds niet alleen afgewezen omdat de vindmaand onbekend is, maar ook omdat informatie over de exacte locatie ontbreekt (J. Jansen). Desondanks blijft de redactie van AvL opname op de Limburgse lijst verdedigbaar vinden.
KRAMSVOGEL Turdus pilaris
Jaarvogel
Hoewel niet compleet, geven de getelde aantallen paren toch een indruk van de teloorgang van de Limburgse broedpopulatie: 23 paren in 2005, 27 in 2006, 16 in 2007, 19 in 2008 (Bakhuizen et al. 2006-09). In het verreweg belangrijkste gebied, Westelijk Heuvelland, telde Provincie Limburg in 1995 171 paren en in 2008-09 slechts 13. Het is de vraag of er anno 2008 nog 30 paren in Limburg gebroed hebben. Tijdens de top rond 1986 waren dat er 600-700. Ook elders in Nederland zijn de aantallen gekelderd.
KOPERWIEK Turdus iliacus
Wintergast
Een waarneming op 10 juni 2009 (Hamsterreservaat Sibbe; R. van Dongen) betekent de eerste zomerwaarneming voor Limburg. Een juni-waarneming is voor Nederland uitzonderlijk en is bijvoorbeeld bij landdekkend onderzoek in 1978-83 nooit vastgesteld (SOVON 1987). De laatste Limburgse voorjaarsdatum is 10 mei 1995. Recente zeer vroege najaarswaarnemingen zoals 18 september 2007 (Koningssteen-Thorn) en 19 september 2009 (Cadier en Keer) zijn onvoldoende gedocumenteerd. De vroegst bekende waarneming blijft die van 19 september 1998. De oudste in Limburg geringde Koperwiek betreft een vogel die als eerstejaars werd geringd op 5 november 1987 in Schinnen en bijna 11 jaar later, op 15 december 1998, geschoten werd nabij Cannes in Zuid-Frankrijk (R. Schols).
35
CETTI’S ZANGER Cettia cetti
Dwaalgast
Het geval in 2005 bij Maastricht (achtste voor Limburg en eerste sinds 1983) is inmiddels beschreven in Felix & Boonman (2006). Daarnaast werden slechts twee nieuwe waarnemingen bekend. Limburg profiteert vooralsnog niet van de opbloei van de Nederlandse populatie na de eeuwwisseling, die echter vrijwel beperkt bleef tot Zuidwest-Nederland (90-120 territoria in 2008; van Dijk et al. 2010). 9. 10.
22 september 2005 Sinzelbeek-Wittem, zingend 10 augustus 2006 Boshoverheide-Weert, zichtwaarneming (aangevuld naar Neijts 2007)
GRASZANGER Cisticola juncidis
Dwaalgast
De soort werd pas in 2000 voor het eerst in Limburg waargenomen, met vijf waarnemingen tot en met 2005. Daar komen bij: 6. 7. 8. 9.
17 augustus 2008 Aan den Berg-Groote Peel, roepend 30 augustus - 8 september en 29 september 2008 Schinveld, zingend (Kurstjens et al. 2009) 1 mei 2009 De Hamert-Bergen, zingend (Kurstjens et al. 2009) 16 en 17 oktober 2009 Elba-Grevenbicht, roepend
De vermoedelijk ongepaarde vogel te Schinveld verbleef in uit de productie genomen graslanden op veraarde veengrond in het Duits/Nederlandse grensgebied. Landelijk bereikte de soort in 2008 een top, met naar schatting 70-110 territoria na een krachtige toename vanaf de eeuwwisseling (van Dijk et al. 2010). In 2009 waren de aantallen wellicht zelfs nog hoger (Boele 2009).
SPRINKHAANZANGER Locustella naevia
Zomervogel
Boeren (2009) beschrijft de toename op De Meinweg vanaf begin jaren negentig (van 1-2 territoria in de jaren negentig naar max. 27 in 2006). Tegelijkertijd trad een schijnbare habitatverschuiving op, waarbij ook de drogere delen van de heide bezet raakten (veelal oude struikheide gemengd met brem). De toename is wat geflatteerd doordat de droge delen begin jaren negentig, na plagwerkzaamheden, weinig geschikt waren voor de soort. De toename in droge habitats is wel in overeenstemming met de resultaten van de herhaalde kartering door de Provincie in delen van Limburg. In het algemeen werd een toename vastgesteld (in de herhaald onderzochte gebieden van 71 naar 142 territoria), met een toenemende bezetting van droge habitats en alleen een plaatselijke afname (bijna-verdwijning uit Mariapeel door opstuwen grondwaterpeil). Een uitzonderlijk vroege Sprinkhaanzanger werd gehoord en gezien op 31 maart 2008 te Grevenbicht, met een vervolgwaarneming op 4 april (J. Poulissen); de vroegste ooit was 2 april 2005 (Zeegers 2009 noemt abusievelijk 30 maart en 5 april). Ook in 2009 (7 april Meinweg) waren de Sprinkhaanzangers er vroeg bij.
KREKELZANGER Locustella fluviatilis
Dwaalgast
Er was slechts één waarneming bekend (4-8 juni 1996, Kerkrade). Opmerkelijk genoeg kwamen beide volgende waarnemingen uit één gebied: 2. 3.
18-25 mei 2007 Ora et Labora-Brunssum, zingend, geluidsopname, gefotografeerd (Zeegers 2008, Ovaa et al. 2008) 23-28 mei 2008 Ora et Labora, zingend, geluidsopname (Zeegers 2008, Ovaa et al. 2009)
De waarnemingen in 2007 en 2008 kunnen betrekking hebben op dezelfde vogel. De CDNA heeft ze echter als twee gevallen aanvaard (Ovaa et al. 2009).
36
SNOR Locustella luscinioides
Zomervogel
De soort is inmiddels zo zeldzaam dat iedere waarneming bijzonder is. Mogelijke territoria werden in 2007 vastgesteld op een drietal locaties, met zingende vogels in de Mariapeel (28 mei, 1, 3 en 11 augustus), Meerbaansblaak-Groote Peel (28 mei - 1 juni) en De Banen-Nederweert (14-22 juli). Ook buiten de broedtijd is de soort schaars, al wordt hij ongetwijfeld vaak niet opgemerkt. De meeste meldingen stammen van dezelfde ringplek. Recente meldingen buiten de broedtijd zijn: 12 augustus 2006 Boshoverheide-Weert, ringvangst 16 augustus 2006 Boshoverheide, ringvangst 20 augustus 2006 Boshoverheide, ringvangst 26 juli 2007 Boshoverheide, ringvangst 31 juli 2007 Boshoverheide, ringvangst 25-26 april 2008 de Doort-Echt, zingend 25 april 2008 Koeweide-Grevenbicht, roepend, gefotografeerd. 27 juli 2008 Boshoverheide, ringvangst 9 augustus 2008 Boshoverheide, ringvangst 15 augustus 2008 Boshoverheide, ringvangst 29 augustus 2008 Boshoverheide, ringvangst 7 september 2008 Boshoverheide, ringvangst
RIETZANGER Acrocephalus schoenobaenus
Zomervogel
De soort is momenteel een van de zeldzaamste Limburgse broedvogels en het is de vraag of hij nog jaarlijks tot broeden komt. Des te frappanter zijn de waarnemingen van een zingende vogel in 2008 (18 mei - 16 juni) en 2009 (24 april - 21 mei en 23 juni) te Schinveld, in Zuid-Limburg, waar de soort sinds jaar en dag een grote zeldzaamheid is (Quaedackers 2008, Quaedackers & van der Laak 2009).
Krekelzanger, de tweede en derde waarneming voor Limburg vonden bizar genoeg in hetzelfde gebied plaats. Brunssum, 19 mei 2007 (Ran Schols).
37
BOSRIETZANGER Acrocephalus palustris
Zomervogel
Kenmerkend voor de tijdelijk hoge dichtheden in nieuwe natuurontwikkelingsgebieden op voormalige landbouwgronden in het Maasdal is de inventarisatie van De Rug-Susteren: 104 territoria in 2007 op ca. 80 ha (Pahlplatz 2007). Herhaalde karteringen door Provincie Limburg wijzen op een aanhoudende populatiegroei, zoals in het gebied tussen Swalmen en Sittard inclusief de volledige Grensmaas (989 paren in 1994, 1627 in 2007-08) en Westelijk Heuvelland (420 in 1995, 628 in 2008-09). De toename is in ieder geval deels een gevolg van renatureringsprojecten langs beken en natuurontwikkeling langs de Maas. Een, zelfs voor Europese begrippen, extreem vroege voorjaarswaarneming is 12 april 2009 Koningsteen-Thorn, zingend, tevens gezien (W. Vergoossen). Er waren slechts 19 aprilwaarnemingen bekend, met de vroegste op 21 april 1978 en 1996. De overgrote meerderheid komt pas in mei aan en er bestaat scepsis over een deel van de aprilwaarnemingen.
KLEINE KAREKIET Acrocephalus scirpaceus
Zomervogel
Een vroege datum is 12 april 2009 Asseltse Plassen; de vroegst bekende datum voor Limburg is 10 april 1999. De vanaf 2004 intensief gevolgde broedpopulatie in afgraving Teunesen-Milsbeek kende in 2009 een uitzonderlijk broedseizoen. Het begon niet alleen vroeg (30 mei nest met vliegvlugge jongen, vroegste ooit) maar was ook uitzonderlijk succesvol. Gerekend over 61 nesten was het nestsucces (tenminste 1 jong uitgevlogen, Mayfield-methode) 74%. In de voorgaande vijf jaren bedroeg het nestsucces gemiddeld 45%, met uitersten van 35-62%, bij jaarlijks 65-73 gevolgde nesten (Hustings 2009). De redenen voor dit hoge nestsucces zijn onbekend, al zal het ontbreken van zware zomerstormen positief hebben gewerkt. Opvallend is echter dat ook sommige andere zangvogelsoorten een goed broedsucces kenden, zoals verschillende mezen en zangers (Hustings et al. 2009a).
GROTE KAREKIET Acrocephalus arundinaceus
Zomergast
Grote Karekieten worden tegenwoordig niet meer jaarlijks vastgesteld in Limburg (slechts negen waarnemingen in 1980-2004). Recente waarnemingen zijn: 10. 11. 12. 13. 14.
22 augustus 2006 Boshoverheide-Weert, ringvangst (Neijts 2007) 2 september 2006 Boshoverheide, ringvangst (Neijts 2007) 13-15 mei 2007 Koningssteen-Thorn, zingend (Hulsbosch 2007) 1 juni 2008 Schinveld, zingend (Quaedackers & van de Laak 2009) 23-25 mei 2009 Roer Bennebroek-Herkenbosch, zingend
SPOTVOGEL Hippolais icterina
Zomervogel
De actualisatie van gekarteerde gebieden onderstreept de neergaande tendens onder broedvogels. In de regio Weert-Nederweert (307 territoria in 1992, 102 in 2006) nam de stand met 67% af, in het gebied tussen Swalmen en Sittard inclusief de Grensmaas (302 territoria in 1994, 206 in 2007-08) met 32% en in Westelijk Heuvelland (184 in 1995, 148 in 2008-09) met 20% (van Noorden & Veenstra 2007, Provincie Limburg). Een atypische toename deed zich voor in het zuidelijk Geul- en Gulpdal (6 territoria in 1997, 20 in 2006) als gevolg van recente aanplant van hagen en bosjes; deze opleving zal vermoedelijk van tijdelijke aard zijn gezien het snelle uitgroeien van de beplanting (Deuzeman & Hustings 2006).
38
ORPHEUSSPOTVOGEL Hippolais polyglotta
Zomervogel
Er was één broedgeval bekend, in 1996 te Wijlre, dat het tweede broedgeval voor Nederland betekende. Volgens onbevestigde bronnen zou het vrouwtje mogelijk een gewone Spotvogel zijn geweest (van Noorden & van Dongen 2009). Nieuwe (waarschijnlijke) broedgevallen werden vastgesteld in 2008 in het Gerendal bij Oud-Valkenburg (ongemengd paar, voedseltransport maar geen uitgevlogen jongen gezien) en op de Vrakelberg-Wijlre (ongemengd paar, alarm en vermoedelijke nestbouw, waarschijnlijk al snel mislukt); bij een geval te Epen ging het hooguit om beginnende paarvorming. In 2009 ging het om gevallen op de Vrakelberg (ongemengd paar, alarm) en CottessenEpen (gemengd paar, twee jongen geringd en uitgevlogen). In het laatste geval was de man een Orpheusspotvogel en de vrouw een gewone Spotvogel. Zulke hybride broedgevallen zijn in de contactzone van beide soorten niet ongewoon. Dat van de vier eieren er slechts twee uitkwamen, is ongewoon voor Spotvogels maar typisch voor hybride broedgevallen (van Noorden & van Dongen 2009). In 1994-2005 werden 23 waarnemingen bekend. Inclusief de hierboven genoemde kunnen hieraan enkele tientallen worden toegevoegd, zodat de soort niet langer als een onregelmatige gast wordt beschouwd. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49.
25 mei 2006 Heidse Peel-Ysselsteijn, ringvangst (Bakhuizen et al. 2007) 28 mei - 11 juni 2006 Cottessen-Epen, zingend (Bakhuizen et al. 2007) 16 juni - 5 juli 2006 Nederweert, zingend (Bakhuizen et al. 2007) 6 juni 2006 Koningssteen-Thorn, zingend (Bakhuizen et al. 2007) 7-8 juni 2006 Hooge Weerd-Maastricht (Bakhuizen et al. 2007) 22-25 juni 2006 Gerendal-Oud Valkenburg (Bakhuizen et al. 2007) 3-4 juni 2007 Pietersplas-Maastricht, zingend (Bakhuizen et al. 2008) 16-22 juni 2007 Gerendal, zingend (Bakhuizen et al. 2008) 22 juni 2007 Epen, zingend (Bakhuizen et al. 2008) 1 juni 2008 Putberg-Voerendaal, zingend (Bakhuizen et al. 2009) 4-8 juni 2008 Mamelis-Vaals, zingend (Bakhuizen et al. 2009) 4-8 juni 2008 Gemmenicherweg-Vaals, zingend (Bakhuizen et al. 2009) 8 mei - 11 juli 2008 Gerendal, paar, voedseltransport (van Noorden & van Dongen 2009) 10-18 juni 2008 Vrakelberg-Wijlre, paar, vermoedelijk nestbouw (van Noorden & van Dongen 2009) 11-20 juni 2008 Epen, zingend, waarschijnlijk paar (van Noorden & van Dongen 2009) 21 juni 2008 Beversbergweg-Gulpen, zingend (Bakhuizen et al. 2009) 1 juli 2008 Gerendal (andere locatie), zingend (Bakhuizen et al. 2009) 6-14 juli 2008 Pietersplas, zingend (Bakhuizen et al. 2009) 11 juli 2008 Fromberg-Wijlre, zingend (Bakhuizen et al. 2009) 26 mei 2009 Savelsbos-Gronsveld, zingend 6 mei - 13 juni 2009 Gerendal, zingend 29 mei - 29 juni 2009 Eyserbossen-Wittem, zingend, alarm 8-24 juni 2009 Vrakelberg, paar, alarm (van Noorden & van Dongen 2009) 14 juni - 20 juli 2009 Cottessen, hybride paar, broedgeval, twee jongen uitgevlogen (van Noorden & van Dongen 2009) 13 juli 2009 Schweibergerbos-Wittem, roepend 16 juli 2009 Dorperheide-Arcen, roepend en gezien
Vrijwel alle gevallen stammen uit het Zuidelijk Heuvelland, het gebied tussen Vaals-ValkenburgMaastricht, met de nadruk op het Geuldal bij Epen en Mechelen. Deze concentratie is iets geflatteerd door verhoogde zoekactiviteit aldaar in verband met onderzoek naar Grauwe Klauwieren (van Noorden & van Dongen 2009).
39
SPERWERGRASMUS Sylvia nisoria
Dwaalgast
Er was slechts één waarneming bekend (1969, Valkenburg). Daar komen de volgende bij: 2. 3. 4.
22 september 2007 Romeinenweerd-Venlo, eerstejaars, ringvangst 25 september 2008 Boshoverheide-Weert, eerstejaars, ringvangst 27 april 2009 Nederweert, gefotografeerd
De waarneming te Nederweert, een toevallig gefotografeerde vogel (T. van de Mortel), is bijzonder. Voorjaarsgevallen zijn immers extreem zeldzaam in Nederland, en dit geval is ook nog eens buitengewoon vroeg. Tot en met 1992, het laatste jaar waarin de soort door de CDNA werd beoordeeld, was er maar één aprilwaarneming bekend (van den Berg & Bosman 2001).
GRASMUS Sylvia communis
Zomervogel
Waarnemingen in de eerste decade van april zijn zeldzaam (AvL: drie bekend, vroegste 1 april 2001). Daar komt mogelijk verandering in, getuige waarnemingen op 7 april 2006 (Groote Peel), 8 april 2008 (Boekend) en 5 april 2009 (Kraeijelheide).
TUINFLUITER Sylvia borin
Zomervogel
Een waarneming op 15 april 2009 te Gulpen-Wittem is vroeg te noemen. Alleen waarnemingen op 10 april (1970), 13 april en 14 april (2x) vielen eerder.
PALLAS’ BOSZANGER Phylloscopus proregulus
Dwaalgast
Ook de tweede (en voorlopig laatste) Limburgse waarneming, op 18 november 2000 te HeerMaastricht, is inmiddels uitgebreid beschreven (Feenstra 2006).
BLADKONING Phylloscopus inornatus
Dwaalgast
De soort is opvallend zeldzaam in Limburg, met tot voor kort maar drie waarnemingen (1982-2002). Des te frappanter is de serie recente waarnemingen, met een kleine influx in 2008: 4. 5. 6. 7. 8.
26 september 2008 De Sneppen-Roermond (W. Vergoossen in Foppen et al. 2009) 27 september 2008 Epenerbaan-Epen (R. Foppen in Foppen et al. 2009) 18 oktober 2008 Boshoverheide-Weert, ringvangst (W. Beeren in Foppen et al. 2009) 28 oktober 2008 Itteren (J. Wouters in Foppen et al. 2009) 10 oktober 2009 Pikmeeuwenwater, De Hamert-Bergen
FLUITER Phylloscopus sibilatrix
Zomervogel
De jaren 2006-09 waren bijzonder slecht voor deze soort, zodat (zeker de bovengrens van) de uit 2000-04 daterende schatting van 300-800 paren inmiddels lang niet meer gehaald zal worden. De soort is inmiddels uit de meeste bossen verdwenen of staat er op het punt van verdwijnen (exemplarisch: 33 territoria in Bunderbos in 1990, 1 in 2008; Hustings & Pahlplatz 2008). De laatste strongholds zijn gelegen in het uiterste zuiden van de provincie. In het zuidelijk Geul- en Gulpdal bleven de aantallen in 1997 en 2006 op peil (45 resp. 40 territoria; Deuzeman & Hustings 2006), terwijl die in de Boswachterij Vaals al ongeveer een decennium op hoog niveau schommelen zonder neiging tot
40
afname (Phijl 2009). Toch is ook in het laatste geval op de langere termijn enige afname zichtbaar (138 territoria in 1982, 103 in 1997, 74 in 2007; Hustings & Pahlplatz 2007). De malaise ten spijt blijven sommige Fluiters vroeg aankomen. De waarneming op 8 april 2009 te Wijlre valt weinig later dan de allervroegste ooit (6 april 1995, tevens twee waarnemingen bekend op 8 april).
VUURGOUDHAAN Regulus ignicapillus
Jaarvogel
Hoewel in AvL een afname voor Zuid-Limburg voorspeld wordt op grond van veranderingen in bosbeheer (omvorming naaldhoutplantages in natuurlijker loofbos), is hiervan nog weinig te merken. Inventarisaties in de kerngebieden in het zuidelijk Geul- en Gulpdal (92 territoria in 1997, 86 in 2006; Deuzeman & Hustings 2006) en Boswachterij Vaals (274 in 1982, 158 in 1997, 218 in 2007; Hustings & Pahlplatz 2007) wijzen niet op structurele afname, ondanks het kappen van sparrenopstanden aldaar. In het vrijwel geheel door loofbos gedomineerde Bunderbos namen de aantallen zelfs verder toe (6 in 1990, 11 in 1995, 27 in 2008; Hustings & Pahlplatz 2008). Hiermee corresponderend leverde vlakdekkende kartering van Westelijk Heuvelland in 2008-09 (277 territoria) beduidend hogere aantallen op dan in 1995 (103). In het wat noordelijker gelegen gebied tussen Swalmen en Sittard werd hetzelfde geconstateerd (112 in 2007-08 tegen 73 in 1994) (Provincie Limburg).
GRAUWE VLIEGENVANGER Muscicapa striata
Zomervogel
Op 14 april 2007 werd een uitzonderlijk vroege Grauwe Vliegenvanger vastgesteld in het ElzetterbosVaals (A. van der Zee). De tot dan toe verreweg vroegste waarneming, op 14 april 1981, vond plaats op slechts enkele kilometers afstand in het Vijlenerbos. Normaal is een aankomst vanaf de laatste dagen van april. Het laatste najaarsgeval ooit wordt gevormd door een gefotografeerde adulte vogel op 24-27 november 2009 te Smakterveld-Venray (B. Loonen). Normaliter is de soort al begin oktober verdwenen (laatste op 10 oktober 1971), al zou een Grauwe Vliegenvanger op 10 november 1909 te Swalmen zijn gevangen. Overigens leverde het najaar van 2009 ook bij Nijmegen een late Grauwe Vliegenvanger op (3 november 2009, Wylermeer-Ooijpolder; R. Wester & A. Hell).
BONTE VLIEGENVANGER Ficedula hypoleuca
Zomervogel
Een waarneming op 5 april 2009 te Well is vroeg. Alleen waarnemingen op 2 april (1944, 2003) en 4 april vielen eerder.
SIBERISCHE TJIFTJAF Phylloscopus collybita tristis
Dwaalgast (ondersoort)
Slechts één waarneming was tot dusverre voldoende gedocumenteerd (26 oktober 1985 Spaubeek). Daar komt de volgende bij: 2.
11-25 januari 2008 Boshoverheide-Weert, gefotografeerd, geluidsopname
Deze vogel bevond zich op de grens met Noord-Brabant nabij het Ringselven, maar maakte ook uitstapjes naar Limburgs grondgebied
STAARTMEES Aegithalos caudatus
Jaarvogel
In de rijke hellingbossen van Zuid-Limburg lijkt de soort gevoelig achteruit te gaan. Voorbeelden zijn de afname in Boswachterij Vaals (42 paren in 1982, 16 in 2007) en Bunderbos (35 in 1990, 10 in
41
2008) (Hustings & Pahlplatz 2007, 2008). Het is onduidelijk of dit ook elders in de provincie het geval is, aangezien de soort niet wordt meegenomen bij de vlakdekkende kartering van Provincie Limburg. De redenen voor de afname zijn onduidelijk, al zou bosveroudering (meer gesloten bos, minder dichte onderetage) in het spel kunnen zijn. In dat kader zou de recente trend onder bosbeheerders om overgangen tussen bos en cultuurlandschap te verzachten en kleinschalige bosverjonging te forceren in het voordeel van de Staartmees moeten zijn.
GLANSKOP Parus palustris
Jaarvogel
De verspreiding blijft beperkt tot Limburg ten oosten van de Maas. Voor zover hier nog gebiedsuitbreiding plaatsvindt, is het een zeer geleidelijk gebeuren. Zo begint de leemte op de arme gronden tussen Gennep en Arcen gaandeweg opgevuld te worden. Verder zuidelijk blijkt de soort fors te zijn toegenomen in het gebied tussen Swalmen en Sittard (173 paren in 1994, tegen 260 in 2007-08; Provincie Limburg). In de kerngebieden in het uiterste zuiden van de provincie neemt de soort in een enkel gebied nog toe, waarschijnlijk door bosveroudering (Boswachterij Vaals: 73 territoria in 1982, 110 in 1997, 123 in 2007; Hustings & Pahlplatz 2007). In de meeste gebieden zijn de aantallen echter stabiel of nemen ze soms gevoelig af. De kartering van Westelijk Heuvelland kwam in 2008-09 (180 paren) dan ook lager uit dan in 1995 (263) (Provincie Limburg).
MATKOP Parus montanus
Jaarvogel
Het gaat hard bergafwaarts met de eens zo talrijke Matkop. De afname in de rijke oude bossen van Zuid-Limburg heeft onverminderd doorgezet. In vier hellingbossen in het zuidoosten gingen de aantallen terug van 76 territoria in 1995-97 - toen de afname al duidelijke vormen had aangenomen naar 32 in 2006-09; de afname ten opzichte van begin jaren tachtig bedraagt er meer dan 80% (Hustings & Pahlplatz 2010). Ook op de armere gronden, waar de afname vermoedelijk later begon of aanvankelijk minder krachtig was, zijn de aantallen nu veelal gehalveerd ten opzichte van begin jaren negentig. Een voorbeeld is de omgeving van Weert-Nederweert: 270 territoria in 1992, 102 in 2006 (van Noorden & Veenstra 2007). De herhaalde kartering in 2007-09 van het gebied tussen Swalmen en Sittard leverde 38% minder paren op dan in 1994, die van Westelijk Heuvelland zelfs 74% minder dan in 1995 (Provincie Limburg).
PIMPELMEES Parus caeruleus
Jaarvogel
In het najaar van 2007 vond een krachtige invasie plaats. Deze kondigde zich in Limburg rond 15 oktober aan, piekte eind oktober/begin november (1-2 weken later dan aan de kust) en was op alle trektelposten merkbaar, nergens echter zo goed als op Aan de Majoor-Koningsbosch. Hier werden 469 trekkers geteld op 30 oktober 2007, waaronder een groep van 87 (dagmaximum voor Limburg was 321 over Groote Peel op 22 oktober 1992). De enige Limburgse terugvangst van een vogel met een buitenlandse ring (uit Litouwen, gevangen 4 november 2007 Loozerheide-Weert) ondersteunt het idee van een oostelijke oorsprong. Landelijk werden uitsluitend vogels met ringen uit Rusland of de Baltische Staten gevangen (Evers 2008). In het najaar van 2008 volgde opnieuw een invasie van Pimpelmezen, met ook Kool- en in mindere mate Zwarte Mezen. Op 10 oktober vlogen 516 Pimpelmezen over telpost De Hamert-Bergen en 220 over Aan de Majoor.
KOOLMEES Parus major
Jaarvogel
In 2008 waren, net als Pimpelmezen, ook Koolmezen talrijk op sommige trektelposten. Op 13 oktober vlogen 345 exemplaren over De Hamert-Bergen. Dagmaximum voor Limburg was 261 over de Groote Peel op 22 oktober 1992.
42
BOOMKLEVER Sitta europaea
Jaarvogel
Aan de opmars van de Boomklever ten westen van de Maas is nog geen einde gekomen. In de gemeente Nederweert, waar de soort tot midden jaren negentig zeldzaam was, betekende 2008 met 60 territoria een (voorlopig?) hoogtepunt van de in 1994 gestarte telreeks (Loven 2009). Ook in de deels vrij jonge bossen tussen Swalmen en Sittard neemt de soort nog toe (275 paren in 1994, 636 in 200708; Provincie Limburg). In het sinds jaar en dag dicht bezette Zuid-Limburg zijn de aantallen in de oude hellingbossen stabiel of licht afnemend. In vier in 2006-09 onderzochte hellingbossen bleek alleen de stand in Boswachterij Vaals (het jongste bos) licht te zijn toegenomen ten opzichte van midden jaren negentig. In de drie overige bossen nam de soort af met jaarlijks 0,5% (Bunderbos), 1,6% (Gerendal) en 2,5% (zuidelijk Geul- en Gulpdal) (Hustings & Pahlplatz 2010). Toch vonden medewerkers van Provincie Limburg in het Westelijk Heuvelland in 2008-09 (566 paren) beduidend meer Boomklevers dan in 1995 (336). De toename zal vooral op conto komen van voorheen onbezette, relatief jonge en kleine bossen.
KORTSNAVELBOOMKRUIPER Certhia familiaris macrodactyla
Jaarvogel
Enigszins tegen de verwachting zijn aantallen en verspreiding van deze soort eerder geconsolideerd dan verder toegenomen. Na een snelle opkomst in de jaren negentig (jaarlijks broedend vanaf 1993, geschatte populatie 75-100 paren in 2002-04) werd een verdere uitbreiding verwacht. Bosveroudering en extensiever bosbeheer lijken de soort immers in de kaart te spelen. In de kerngebieden in de zuidoostpunt van Limburg zijn de aantallen amper toegenomen (zuidelijk Geul- en Gulpdal en Boswachterij Vaals: 53 territoria in 1997, 59 in 2006-08; Hustings et al. 2008). Tot een duidelijke uitbreiding over zeer geschikt lijkende hellingbossen verder noordelijk is het niet gekomen. De grens van het regulier bezette gebied lijkt hier ter hoogte van Wijlre te liggen. Elders in de provincie deden zich verschillende vestigingen voor die een wispelturig karakter lijken te hebben (IJzerenbos-Susteren, Munningsbos-St Odiliënberg), wat ook geldt voor de iets langer bekende plekken bij Venlo en Tegelen. Al met al is er geen reden om de aantalsschatting naar boven bij te stellen (Bakhuizen 2008).
BUIDELMEES Remiz pendulinus
Zomergast
Sinds 2002 (Swalm-Wieler en Linnerweerd) of 2003 (Bergen, documentatie matig) werden geen broedgevallen meer bekend. Ook buiten de broedtijd is de soort ronduit zeldzaam geworden en komen niet meer dan enkele waarnemingen per jaar aan het licht, voor bijna de helft betrekking hebbend op overvliegende vogels. Hiermee vormt Limburg een spiegel van de landelijke situatie waar de Buidelmees, na een snelle opkomst in de jaren tachtig en negentig, vanaf de eeuwwisseling weer afstevent op zijn verdwijning (Hustings & van Winden 2009). Waarnemingen vanaf 2006: 21 april 2006 Kleine Weerd-Maastricht, 2, overvliegend ZW 13 juli 2006 Horst, adult, overvliegend 17 september 2006 Romeinenweerd-Venlo 9 april 2007 Eijsder Beemden-Eijsden 13 april 2007 Urmond, roepend 6 mei 2007 Bouxweerd 13 mei 2007 Koningssteen-Thorn 20 mei 2007 De Weerd-Roermond 25 april 2008 Gebrande Kamp-Milsbeek, overvliegend N 3 mei 2008 De Hamert-Bergen, overvliegend NO 3 mei 2008 grindgat Itteren, overvliegend
43
26 juli 2008 Gebrande Kamp, overvliegend ZW 11 oktober 2008 De Hamert, overvliegend ZW 13 april 2009 Romeinenweerd 22 juni 2009 Maasoever Caestertbeemden-Eijsden, roepend 27 september 2009 Eijsder Beemden, overvliegend Z 11 oktober 2009 Gebrande Kamp, overvliegend W 18 oktober 2009 De Hamert, overvliegend ZW
WIELEWAAL Oriolus oriolus
Zomervogel
Actualisatie van de vlakdekkende kartering onderstreept de eerder gemelde, aanhoudende afname. Zowel in het gebied tussen Swalmen en Sittard inclusief Grensmaas (86 paren in 1994, 55 in 2007-08) als Westelijk Heuvelland (23 in 1995, 15 in 2008-09) nam de stand met ongeveer 35% af (Provincie Limburg). Erg vroeg is 15 april 2008 Mariapeel (Zeegers 2009). Het gaat om een langdurig zingende vogel (G. Lamers). Er is slechts één vroegere waarneming bekend (14 april 1996) en één op dezelfde dag (15 april 1996 Maasbree).
GRAUWE KLAUWIER Lanius collurio
Zomervogel
De soort is terug van bijna weg geweest. In 2006 (18 territoria), 2007 (20), 2008 (38) en 2009 (28) (gecorrigeerd naar Bakhuizen et al. 2007-09, van Dongen 2009) werden aantallen gevonden die tot voor kort voor onmogelijk werden gehouden (schatting 10-15 territoria in 2000-04). Limburg herbergt tegenwoordig jaarlijks tenminste 10% van de Nederlandse broedpopulatie. De stijging kan iets geflatteerd zijn door intensiever onderzoek aan deze lastig te inventariseren soort, maar is ongetwijfeld wel reëel. Vrijwel alle klauwieren zijn gehuisvest in het uiterste zuiden van de provincie, al was er in 2009 een succesvol broedgeval in de Groote Peel. Het neemt niet weg dat de verspreidingskern tussen Epen-Vaals-Wittem ligt. In 2008 en 2009 kreeg de soort buitengewoon veel aandacht (R. van Dongen & Stichting Bargerveen). De eileg (eerste legsels) begon gemiddeld op 29 mei (2008) en 30 mei (2009). Het aantal locaties waar een territorium resulteerde in een nest bedroeg 81,5% in 2008 en 66,7% in 2009. In beide jaren waren de broedresultaten goed: van 31 in 2008 begonnen nesten lukten er 25 (80,6%) en van 20 in 2009 waren dat er 16 (80%) (van Dongen 2008, 2009). Opvallend is voorts de toename van het aantal aprilwaarnemingen. Die waren tot voor kort bijzonder, al was er een hele vroege bekend van 14 april 1996. Recent komen ze wat vaker voor, getuige waarnemingen op 28 april 2006 (Epen), 16 april 2007 (Vliegveld Maastricht-Aachen, Beek) en 22 april 2009 (Berckterveld-Baarlo).
KLAPEKSTER Lanius excubitor
Wintergast
Bij een landelijke telling in de winters van 2007/08 en 2008/09 werden in Limburg 19 resp. 14 territoria vastgesteld, ofwel 5,8 resp. 5,6% van het landelijk totaal. Het lagere aantal in de tweede winter was conform de landelijke situatie. Aangezien alle bekende overwinteringsgebieden onderzocht werden, zullen de gevonden aantallen een goed beeld geven van de werkelijk aanwezige Klapeksters. Wel kunnen enkele vogels over het hoofd zijn gezien in de minder traditionele gebieden. Naast de bekende verspreidingsaccenten in de Maasduinen, Peel, omgeving Weert en Meinweg werden ook in het Maasdal en de noordoosthoek van Zuid-Limburg Klapeksters vastgesteld (Broere & Team Waarneming.nl 2008, Broere & Hustings 2009).
44
NOTENKRAKER Nucifraga caryocatactes
Wintergast
Een vogel bij Horst die van 23 oktober - 8 november 2008 ter plaatse verbleef, betekende de eerste Limburgse waarneming sinds 1999 (Grouls & Verbeek 2009).
ROEK Corvus frugilegus
Jaarvogel
De provinciedekkende tellingen in 2005-09 leverden respectievelijk 3440, 4002, 3809, 3898 en 3715 nesten op (J. Ummels). Daarmee is de Limburgse stand, die in 2000-04 3500-3800 nesten kende, vooralsnog stabieler dan de Nederlandse. Deze ondervindt immers sinds de eeuwwisseling een gevoelige achteruitgang (jaarlijks –4%; van Dijk et al. 2010). Kolonies met tenminste 200 nesten in 2006-09 waren die in Schietecoven-Ulestraten (max. 485), Eschberg-Vaals (300), Haeren-Voerendaal (255), Ziekenhuis-Heerlen (252) en Kasteel Wittem (215).
ZWARTE KRAAI Corvus corone
Jaarvogel
Recente inventarisatiegegevens ondersteunen de suggestie van een afname in grotere bossen (Bunderbos: 39 paren in 1990, 12 in 2008; Hustings & Pahlplatz 2008). De soort is bij de vlakdekkende kartering door Provincie Limburg helaas niet geteld, zodat vergelijkingsmateriaal elders schaars is.
BONTE KRAAI Corvus cornix
Wintergast
Het is bijna grotesk dat er nog steeds een Bonte Kraai terugkeert naar de traditionele overwinteringsplaats bij Ysselsteyn (ook in winter 2009/10 weer present). Deze vogel, vermoedelijk steeds dezelfde, vormt in zijn eentje al vanaf 2005 of iets eerder zowat de hele Limburgse winterpopulatie, het restant van wat eens vele honderden zoniet enkele duizenden vogels omvatte. Daarnaast was er een grensoverschrijdende vogel bij Roosteren-Aasterberg / Klauwenhof-Maaseik (B) van 10 januari - 31 maart 2008 en mogelijk dezelfde vogel bij Koeweide Grevenbicht / Elen (B) van 8 november - 5 december 2008, en weer vanaf 12 november 2009 tot (in ieder geval) 22 januari 2010. Op de trektelposten worden Bonte Kraaien niet meer gezien, de vele honderden teluren per seizoen ten spijt. De enige waarneming in de trektijd viel op 21 oktober 2009 in de Schoorkuilen-Nederweert.
Notenkraker, zeldzaam genoeg voor een twitch. Horst, 27 oktober 2008 (Ran Schols).
45
SPREEUW Sturnus vulgaris
Jaarvogel
Jammer genoeg is de soort bij karteringen in het verleden veelal verwaarloosd. Daardoor is de grote afname in bosgebieden niet gedocumenteerd, op enkele uitzonderingen na (landgoed RozendaalMontfort: 14-18 paren in 1990-92, 4-6 in 2003-05; Boeren 2008). In de Zuid-Limburgse hellingbossen kan de soort inmiddels worden beschouwd als een zeldzame, sterk geclusterd voorkomende kensoort van oude bosranden grenzend aan enigszins vochtige, wat ouderwetse graslanden. Met de huidige dichtheden in deze voor Nederlandse begrippen fraaie en gevarieerde bossen (Bunderbos 16,5 paren/100 ha, Gerendal 8,3/100 ha) is de soort aanzienlijk zeldzamer dan de Grote Bonte Specht (24,0 resp. 23,5/100 ha; Hustings & Pahlplatz 2010). Hoewel ongedocumenteerd, gaat deze situatie vrijwel zeker ook op voor de bossen in de rest van de provincie. Hoe het de soort in stedelijk gebied en op het platteland vergaat, is onduidelijk en verdient systematische aandacht. In het najaar behoren Spreeuwen tot de algemeenste trekkers. Toch is het aantal van 120.140 dat op 23 oktober 2009 de telpost van het AVL-terrein passeerde voor Limburg ronduit spectaculair. Het dagmaximum bedroeg tot en met 2005 ‘slechts’ 20.290 trekkers (19 oktober 1987 Spaubeek).
VINK Fringilla coelebs
Jaarvogel
De Vink is op de meeste trektelposten een van de algemeenste soorten in het najaar. Tot oktober 2005 lagen de dagrecords rond de 8000 vogels per telpost. Op 7 oktober 2008 deed zich echter een opmerkelijke doortrek voor met voor binnenlandbegrippen zeer hoge aantallen, zoals 21.235 trekkers over de Loozerheide-Weert, 18.390 over Gebrande Kamp-Middelaar en 17.301 over Aan de MajoorKoningsbosch. Dit maakte onderdeel uit van een fenomeen dat in Nederland overal bezuiden de lijn Alkmaar-Arnhem werd vastgesteld. Op veel binnenlandse telposten werden die dag 15.000-30.000 Vinken genoteerd, ongeveer evenveel als aan de Zeeuws-Hollandse kust, waar de aantallen doorgaans een factor 5-10 hoger liggen (Hustings et al. 2008a).
EUROPESE KANARIE Serinus serinus
Jaarvogel
Mag de klimaatopwarming veel zuidelijke vogelsoorten in de kaart spelen, voor de Europese Kanarie gaat dat niet op. De in Limburg getelde aantallen in 2006-08 waren dermate laag (44-54 paren) dat het duidelijk is dat - zelfs rekening houdend met onvolledig onderzoek - de schatting van 150-250 paren in 2002-04 drastisch naar beneden moet worden bijgesteld. De Limburgse afname vormt onderdeel van een groter proces, waarbij in ieder geval ook de rest van Nederland betrokken is, evenals Vlaanderen. Dit zou het gevolg kunnen zijn van het opdrogen van zuidelijker bronpopulaties (mogelijke halvering Franse broedpopulatie sinds 1989) (Vermeersch & Anselin 2009, van Dijk et al. 2010). De afname binnen Limburg is merkwaardig genoeg het sterkst in Zuid-Limburg, dat van oudsher het dichtst en meest constant bezette gebied was. Dat de soort in Maastricht, na een decennia omspannende en vermoedelijk vrijwel jaarlijkse aanwezigheid in soms tientallen broedparen, vanaf 2007 niet meer werd vastgesteld, spreekt boekdelen. In Midden- en Noord-Limburg hebben met name Lottum en Broekhuizen het beter gedaan, net als het langer bezette Tegelen; in totaal gaat het hier om 15-20 territoria (Bakhuizen et al. 2007-09). Als overwinteraar is de soort meestal schaars tot zeldzaam. Een relatief talrijk optreden werd geconstateerd in de winter van 2005/06, met groepjes in de Romeinenweerd-Venlo (max. 12), Berckterveld-Baarlo (max. 24) en Asselt (max. 37) (Boeren 2006).
PUTTER Carduelis carduelis
Jaarvogel
De recente vestiging als broedvogel in Noord- en Midden-Limburg, die gezien kan worden als verlengstuk van de van west naar oost verlopende uitbreiding over Nederland, zet goed door. Tegelijkertijd is de soort ook bezuiden Roermond, waar de stand tot voor kort kwakkelde, aan een opmars bezig. In het gebied tussen Swalmen en Sittard inclusief de Grensmaas werden in 1994 24
46
paren gekarteerd, tegen 137 in 2007-08. In het Westelijk Heuvelland liep de stand tussen 1995 (13) en 2008-09 (55) eveneens op (Provincie Limburg).
FRATER Carduelis flavirostris
Wintergast
Vanaf 2006 werden slechts enkele (voldoende betrouwbare) waarnemingen bekend: 6 januari 2006 Hamsterreservaat Sibbe, 3 28 oktober 2007 Gebrande Kamp-Milsbeek, 2, overvliegend 12 november 2007 Aan de Majoor-Koningsbosch, overvliegend 17 november 2008 Maasgouw, overvliegend 21 november 2008 Pikmeeuwenwater, De Hamert-Bergen
GROTE BARMSIJS Carduelis flammea
Wintergast
In november 2008 deed zich een omvangrijke invasie voor. Barmsijzen die over de trektelposten vliegen, kunnen doorgaans niet tot op de soort (Grote of Kleine Barmsijs) worden gedetermineerd. Zo nu en dan pleisteren ze echter enig moment nabij een telpost en kan alsnog onderscheid worden gemaakt. Gelet op de bevindingen bij zulke buitenkansjes ging het merendeels om Grote Barmsijzen, wat ook in de lijn der verwachting ligt. Het hoogste aantal trekkende ‘barmsijzen’ was 387 op 23 november 2008 over telpost Aan de Majoor-Koningsbosch en 210 op 21 november 2008 over De Hamert-Bergen. Dit zijn aantallen die alleen uit de invasiewinter 1986/87 bekend zijn.
ROODMUS Carpocacus erythrinus
Onregelmatige gast
Er waren acht waarnemingen bekend (1987-2004). Daar komen bij: 9. 10. 11.
4 juni 2006 Pietersplas-Maastricht, zingend, niet gezien (Boeren 2006b) 5-7 juni 2006 Koningssteen-Thorn, zingend, tweede kalenderjaar man (Boeren 2006b) 28 mei 2007 Itteren, zingend, tweede kalenderjaar man
De vogel van Koningssteen hield zich afwisselend in Nederland en België (Kessenich) op. In Belgisch-Limburg is de Roodmus even zeldzaam als bij ons (7-8 waarnemingen bekend tot en met 2006; Boeren 2006).
Roodmus, grensoverschrijdende vogel die door velen bekeken werd. Thorn, 7 juni 2006 (Ran Schols).
47
APPELVINK Coccothraustes coccothraustes
Jaarvogel
De dichtheden in de Zuid-Limburgse hellinbossen mogen er nog steeds zijn; ze bedroegen 10,3-20,7 territoria/100 ha in vier in 2006-09 onderzochte bossen. Toch lijkt de in AvL gesignaleerde afname hier door te zetten. In drie van de vier bossen namen de aantallen sinds midden jaren negentig af met jaarlijks 1,4 (zuidelijk Geul- en Gulpdal), 1,9 (Boswachterij Vaals) en 5,6% (Gerendal); alleen in het Bunderbos waren ze gestegen (met jaarlijks 4,5%), al betekent dat hier nog geen herstel van de situatie rond 1990, toen de populatie vermoedelijk aan zijn top zat (Hustings & Pahlplatz 2008, 2009). In het gebied tussen Swalmen en Sittard, voor het eerst gekarteerd door Provincie Limburg in 1994 en voor de tweede maal in 2007-09, halveerden de aantallen (van 106 naar 56 paren). In Westelijk Heuvelland bleven ze evenwel gelijk (123 in 1995, 128 in 2008-09). Trekkende vogels worden vooral ten oosten van de Maas gezien. De dagmaxima op de trektelposten komen doorgaans niet boven de 20 uit, een enkel najaar (2005: tot 55) daargelaten. In 2008 liet de soort een invasieachtig voorkomen zien met een opzienbarend dagmaximum van 89 ex. over telpost AVL-Landgraaf op 22 oktober. Ook op andere telposten waren de aantallen hoger dan andere jaren.
GEELGORS Emberiza citrinella
Jaarvogel
De hoge aantallen overwinteraars in het Hamsterreservaat Sibbe van kort na de eeuwwisseling (max. 2023 midden december 2003) worden recent niet meer gehaald, al zijn de aantallen nog steeds fors (max. 890 op 24 januari 2007). Bij een simultaantelling in alle zeven hamsterreservaten op 18-20 januari 2008 werden in totaal ‘slechts’ 1051 Geelgorzen geteld, met maxima van 375 bij Amby en 327 bij Sibbe (van Noorden & Oosterveen 2008). Experimenten met het laten staan van graangewassen blijken, zoals verwacht, ook elders in de provincie aantrekkingskracht op Geelgorzen uit te oefenen. Op de Kraeyelheide-Blerick resulteerde dit in een groep van max. 150 Geelgorzen, vermoedelijk lokale vogels uit een gebied van zo’n 1600 ha rond de voedselbank. De vogels foerageerden tot eind november volledig op haver, daarna op zomergerst (Bos et al. 2008).
GRAUWE GORS Miliaria calandra
Jaarvogel
Als broedvogel kan de Grauwe Gors als vrijwel uitgestorven worden beschouwd. De aantallen zijn snel gekelderd, met 12 territoria in 2005, 3 in 2006, 2 in 2007, 1 in 2008 en 3 in 2009 (aangevuld naar Bakhuizen et al. 2006-09). De hoop dat de hamsterakkers bij onder andere Sibbe en Amby-Maastricht (waar begin 21e eeuw vele tientallen tot zelfs meer dan 100 ex. overwinterden en overigens ook in januari 2010) soelaas zouden bieden voor broedvogels, is min of meer ijdel gebleken.
48
2. Schaarse exoten Er is geen poging gedaan om tot een volledig overzicht te komen van schaarse exoten. Niettemin zijn enkele waarnemingen vermeldenswaard. De waarnemingen van Roze Pelikaan en IJslandse Brilduiker zijn overigens niet bij de CDNA ingediend. ROZE PELIKAAN Pelecanus onocrotalus 2 mei 2007 Maastricht, adult HEILIGE IBIS Threskiornis aethiopicus In De Banen-Nederweert, waar al vanaf 2003 Heilige Ibissen rondhingen, werden in 2007 ‘nestindicerende waarnemingen’ gedaan. Het ging blijkbaar om (ongeringde) vogels die een verlaten nest van een Blauwe Reiger gebruikten en in ieder geval geen jongen hebben grootgebracht. In 2008 en 2009 ontbraken waarnemingen (Loven 2009, 2010). SIBERISCHE TALING Anas formosa De vogel die in 1994/95 bij Thorn en Broekhuizen verbleef, en waarvan de wilde status zeer twijfelachtig was, wordt door de CDNA als hybride beschouwd (van der Vliet et al. 2006). IJSLANDSE BRILDUIKER Bucephala islandica 29 april 2006 Hamert-Bergen, man HAAKBEK Pinicola enucleator 4 februari 2006 Meerssen, adulte man met goudkleurige ring
49
3. Aanvullingen: bijzondere vogels in collecties Het was in het kader van AvL voor de redactie onmogelijk om museumcollecties te bezoeken anders dan voor het controleren en fotograferen van zeer bijzondere gevallen. Hieronder wordt plaats ingeruimd voor historische data die aan het licht kwamen bij systematisch bezoek aan museum- en particuliere collecties, evenals correcties op vermeldingen in AvL (schrift. meded. J. Jansen, 9 januari 2007). Overigens is in de eerste editie van Hens’avifauna (Hens 1926) veel te vinden over de eerste met zekerheid vastgestelde broedgevallen van talloze soorten, waaronder Grote Bonte Specht, Kuifleeuwerik, Oeverzwaluw. Het betrof veelal legsels in de inmiddels niet meer bestaande collectie Merckelbach. Hetzelfde geldt voor de eerste ‘bewijsexemplaren’ in toenmalige collecties (doorgaans geschoten vogels). VAAL STORMVOGELTJE Oceanodromo leucorhoa Het vierde geval voor Limburg (Limbricht november 1954) bevindt zich in het Natuurhistorisch Museum te Maastricht. GROTE ZILVERREIGER Casmerodius albus Het tweede geval voor Limburg (Gulpen winter 1954/55) bevindt zich in het Natuurhistorisch Museum te Maastricht. ZWARTE IBIS Plegadis falcinellus Twee vogels van het tweede geval voor Limburg (23 oktober - 6 november 1932 omgeving Weert en aangrenzend Belgisch gebied, 14 ex. waarvan 9 geschoten) bevinden zich in het Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden. PIJLSTAART Anas acuta Een bij Weert in juni 1908 door H.J.N. Beckers geschoten paartje (archief P.A. Hens, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden) vormt een eerste aanwijzing voor broeden in Limburg. EIDER Somateria mollissima Een op een opmerkelijke plek - langs de Geul bij Houthem/Meerssen - bemachtigd adult vrouwtje (22 januari 1940; Hens 1965) bevindt zich in het Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden. ZWARTE ZEE-EEND Melanitta nigra Er bestaat grote twijfel of de meldingen van geschoten vogels bij Broekhuizen in 1900 en 1903 wel van deze locatie afkomstig zijn. Dit zou betekenen dat de vogels van (vermoedelijk) winter 1939/40 en 16 december 1946 op de Geul bij Valkenburg (Hens 1965) de oudste Limburgse meldingen zijn. KLEINE TRAP Tetrax tetrax Het zevende geval voor Limburg (Herkenbosch winter 1928/29, vrouwtje, vondst) bevindt zich in het Natuurhistorisch Museum te Maastricht. GROTE TRAP Otis tarda Geval nr. 28 (Heel 29 november 1949, vrouwtje, geschoten) bevindt zich in het Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden (en niet in Maastricht).
50
KEMPHAAN Philomachus pugnax Eieren van de oudst bekende broedgevallen (Peel bij Venray 1902-20) werden door de vinder, F. van Baar, geschonken aan de collectie Merckelbach, die niet meer bestaat (archief P.A. Hens, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden). ROSSE GRUTTO Limosa lapponica Het tweede Limburgse geval (Broekhuizen 1900) wordt sterk betwijfeld (zie ook Zwarte Zee-eend). BOSRUITER Tringa glareola De vinder van het eerste en enige Limburgse nest (Peel bij Venray 12 juni 1912) blijkt F. van Baar te zijn geweest, destijds de grote kenner van de noordelijke Peel en in het bijzonder de broedende Goudplevieren aldaar. STEENLOPER Arenaria interpres Het eerste Limburgse geval (Broekhuizen 1900) wordt sterk betwijfeld (zie ook Zwarte Zee-eend en Rosse Grutto). ZWARTE STERN Chlidonias niger De soort broedde begin 20e eeuw niet alleen bij Venray en Nederweert, maar ook bij Helenaveen, getuige vijf legsels die door F. van Baar geraapt werden in mei 1911 (opgenomen in niet meer bestaande collectie Merckelbach, verwijzing ernaar in archief P.A. Hens, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden). Overigens is het niet zeker of de vogels nestelden aan de Limburgse dan wel Noord-Brabantse kant van de Peel bij Helenaveen (liggend in Noord-Brabant). ZWARTE SPECHT Dryocopus martius Het mannetje van het eerste broedgeval in 1913, dat geschoten werd (volgens Hens 1965 samen met zijn partner), bevindt zich in de collectie te Steijl. Overigens blijft er verwarring bestaan over de exacte locatie: Merkelbeek, Brunssum en Sittard worden genoemd. De redactie van AvL houdt het erop dat P.A. Hens (1965, pag. 206), die het geval onderzocht, het bij het rechte eind had en het broedgeval bij Brunssum plaatsvond. Beide andere locaties zijn ook al gezien het indertijd ontbreken van voldoende opgaand bos onwaarschijnlijk. ROODKOPKLAUWIER Lanius senator De soort zou ook te Venray hebben gebroed (legsel uit 1908 in thans verdwenen collectie Merckelbach; vreemd genoeg blijkbaar wel genoemd in archief P.A. Hens, maar niet door hemzelf opgevoerd in zijn Avifauna’s). Broedgevallen te Helenaveen in 1909 (legsel verzameld) en 1910 (twee legsels) (zelfde bron) kunnen in Noord-Brabant hebben plaatsgevonden. Helenaveen ligt immers net aan de Noord-Brabantse kant van de provinciegrens.
51
4. Voorjaarsfenologie 2006-09 Hieronder worden de eerste waarneemdata vermeld van zomervogels in 2006-09, zoals afgeleid uit op Waarneming.nl ingevoerde (en goedgekeurde) meldingen. Bijzondere data worden in de soortteksten toegelicht. Soort
2006
2007
2008
2009
Zomertaling Wespendief Zwarte Wouw Bruine Kiekendief Grauwe Kiekendief Boomvalk Kwartel Kluut Kleine Plevier Kleine Strandloper Temmincks Str. Krombekstrandl. Grutto Regenwulp Groenpootruiter Bosruiter Dwergmeeuw Visdief Zwarte Stern Zomertortel Koekoek Nachtzwaluw Gierzwaluw Draaihals Boomleeuwerik Oeverzwaluw Boerenzwaluw Huiszwaluw Boompieper Gele Kwikstaart Noordse Kwikstaart Nachtegaal Blauwborst Gekraagde Roodst. Paapje Tapuit Beflijster Sprinkhaanzanger Rietzanger Bosrietzanger Kleine Karekiet Spotvogel Braamsluiper Grasmus Tuinfluiter Fluiter Fitis
21/3 25/4 23/3 25/3 18/4 9/4 2/5 26/3 22/3 13/5 2/5 17/5 12/3 2/4 5/4 15/4 12/3 17/4 22/4 19/4 9/4 9/5 17/4 3/4 10/3 27/3 19/3 23/3 26/3 30/3 22/4 13/4 25/3 2/4 17/4 21/3 3/4 17/4 17/4 2/5 18/4 7/5 20/4 7/4 17/4 19/4 29/3
8/3 29/4 2/4 9/3 23/4 14/4 25/4 18/3 18/3 10/5 30/4 21/5 4/3 3/4 8/4 10/4 17/4 21/4 21/4 18/4 9/4 2/5 14/4 22/4 23/2 31/3 19/3 4/4 26/3 28/3 20/4 13/4 10/3 1/4 6/4 7/4 2/4 11/4 22/4 22/4 23/4 26/4 15/4 15/4 14/4 12/4 28/3
15/3 1/5 1/4 17/3 20/4 7/4 2/5 13/3 5/3 14/5 4/5 28/4 24/2 7/4 5/4 17/4 (8/1) 25/4 20/4 22/4 6/4 8/5 11/4 12/4 23/2 13/3 9/3 29/3 23/3 27/3 17/4 19/4 16/3 4/4 16/4 5/4 30/3 31/3 19/4 4/5 16/4 26/4 10/4 8/4 19/4 19/4 19/3
12/3 25/4 3/4 11/3 23/4 29/3 29/4 16/4 11/3 6/5 4/5 6/5 26/2 5/4 18/3 10/4 22/3 12/4 19/4 12/4 4/4 30/4 9/4 15/4 21/2 18/3 12/3 29/3 21/3 28/3 19/4 7/4 16/3 4/4 6/4 27/3 1/4 7/4 14/4 12/4 12/4 1/5 10/4 5/4 15/4 8/4 21/3
52
Grauwe Vliegenv. Bonte Vliegenv. Wielewaal Grauwe Klauwier Stand
27/4 14/4 25/4 28/4
14/4 13/4 23/4 16/4
27/4 8/4 15/4 7/5
22/4 5/4 26/4 22/4
10/4/10
10/4/10
10/4/10
10/4/10
Grasmus, steeds vroeger arriverend of toch een waarnemerseffect? Meers, 9 mei 2009 (Ran Schols).
53
LITERATUUR ALBLAS P. 2009. Broedbiologie van Maastrichtse Houtduiven (Columba palumbus) in 2003 en 2008. Rapport CNME Maastricht. VAN ASSELDONK E., BOEREN J. & LEMMENS P. 2009. Broedvogels van de Meinweg in 2008. SK-rapport R2009/3. Stichting Koekeloere, Wessem. BAKHUIZEN J.J. 2006. Voorjaar 2006: grootse doorbraak van de Middelste bonte specht in Limburg! Natuurhistorisch Maandblad 95: 237-239. BAKHUIZEN J.J. 2008. De Kortsnavelboomkruiper in Limburg: actueel voorkomen als broedvogel 1998-2008. Limburgse Vogels 18: 21-28. BAKHUIZEN J.J., UEBELGÜNN H.-P. & VERNOOIJ R. 2006. Zeldzame broedvogels in Limburg in 2005. Limburgse Vogels 16: 43-50. BAKHUIZEN J.J., UEBELGÜNN H.-P. & VERNOOIJ R. 2007. Zeldzame broedvogels in Limburg in 2006. Limburgse Vogels 17: 49-57. BAKHUIZEN J.J., UEBELGÜNN H.-P. & LAMERS G. 2008. Zeldzame broedvogels in Limburg in 2007. Limburgse Vogels 18: 68-77. BAKHUIZEN J.J., UEBELGÜNN H.-P. & LAMERS G. 2009. Zeldzame broedvogels in Limburg in 2008. Limburgse Vogels 19: 46-56. BECKERS G. 2007. Poelsnip te Bichterweerd, 4-7 mei 2007. Limburgse Vogels 17: 70-71. BECKERS G. 2008. Audouins Meeuw in Belgisch-Nederlands Maasgebied. Dutch Birding 30: 210-211. BECKERS G. & VANDERYDT C. 2003. Zwarte Rotgans in het Belgisch/Nederlandse grensgebied, nieuw voor beide provincies. Limburgse Vogels 13: 56-57. BEEREN W., BOUWMAN R. & NEIJTS F. 2004. Perzische Roodborst, een ringvangst net in Limburg. Limburgse Vogels 14: 63-64. VAN DEN BERG A.B. & BOSMAN C.A.W. 2001. Zeldzame vogels van Nederland (Avifauna van Nederland 1) (tweede, herziene druk). GMB Uitgeverij/KNNV Uitgeverij, Haarlem/Utrecht. VAN DEN BERG A.B., VAN LOON A.J. & MCGEEHAN A. 2000. Aalscholver met kenmerken van Grote Aalscholver te Heel in februari 2000. Dutch Birding 22: 21-25. VAN DEN BERGH L.M.J. 2003. Taiga- en toendrarietganzen rondom Nijmegen. (1) Het voorkomen in NoordLimburg en het Land van Cuyk. De Mourik 29: 90-97. BERLIJN M. 2006. Noordse Nachtegaal Koningssteen: cyberbirding op zijn best. Limburgse Vogels 16: 69-70. BERLIJN M. 2009. Poelsnip zet ‘Trilandis’ op de kaart. Limburgse Vogels 19: 92-93. BERLIJN M., SCHOLS R. & SMEETS J. 2009. Pleisterende Rotszwaluw op Sint-Pietersberg. Dutch Birding 32: 72. VAN BEUSEKOM R., HUIGEN P., HUSTINGS F., DE PATER K. & THISSEN J. (red.). 2005. Rode Lijst van de Nederlandse broedvogels. Tirion, Baarn. BIJLSMA R.G. 2009. Trends en broedresultaten van roofvogels in Nederland in 2008. De Takkeling 17: 7-50. BIJLSMA R.G., HUSTINGS F. & CAMPHUYSEN C.J. 2001. Algemene en schaarse vogels van Nederland (Avifauna van Nederland 2). GMB Uitgeverij/KNNV Uitgeverij, Haarlem/Utrecht. BOELE A. 2009. Van Kleinst Waterhoen tot Grote Aalscholver en van Witoogeend tot Zwarte Wouw: zeldzame broedvogels 2009. SOVON-Nieuws 22(4): 6-8. BOELE A. & VAN WINDEN E. 2006. Morinelplevieren: niet schuw, wel schaars. SOVON-Nieuws 19(1): 5-7. BOELE A. & VAN WINDEN E. 2007. Recordaantal Witvleugelsterns in mei 2007. SOVON-Nieuws 20(3): 11-13. BOEREN J. 2006. Doortrek van de Dwergmeeuw in Limburg. Tien jaar later. Limburgse Vogels 16: 51-54. BOEREN J. 2006a. Overwinterende Europese Kanaries in de winter van 2005/2006. Limburgse Vogels 16: 55-58. BOEREN J. 2006b. Roodmussen in het Maasdal in 2006. Limburgse Vogels 16: 70-72. BOEREN J. 2008. Eenentwintig jaar broedvogeltellingen op het landgoed Rozendaal. Limburgse Vogels 18: 1220. BOEREN J. 2009. Sprinkhaanzangers op de Meinweg. Voorkeur voor droge of natte heide, of toch allebei? Limburgse Vogels 19: 11-16. BOS J. 2007. Perspectieven van een akkervogelpopulatie in Midden-Limburg: het Buggenumse Veld. Limburgse Vogels 17: 1-11. BOS J., ROELOFS B., GUBBELS S. & DRIESSEN W. 2008. Overstaande granen voorzien ook elders in een behoefte! Een jaar graanteelt op de Kraijelheide. Limburgse Vogels 18: 61-67. BROERE M. & HUSTINGS F. 2009. Landelijke klapekstertelling – winter 2008/2009 eindresultaten. Verslag in eigen beheer, Wageningen. (www.waarneming.nl) BROERE M. & TEAM WAARNEMING.NL. 2008. Landelijke klapekstertelling – winter 2007/2008 resultaten. Verslag in eigen beheer, Wageningen. (www.waarnemingl.nl) CHRISTIAEN P. 2007. Memento cursori. Vogeljaar 55: 253-261. CUSTERS H. 2009. Kwartelkoning doet het goed in Limburg in 2008. Limburgse Vogels 19: 72-73.
54
DEUZEMAN S.B. & HUSTINGS F. 2007. Broedvogels van het Geul- en Gulpdal in 2006. Inventarisatierapport 2007/01. SOVON, Beek-Ubbergen. VAN DIEK H. 2006. Karakteristieke broedvogels van de Bergerheide, toen en nu. Limburgse Vogels 16: 8-13. VAN DIJK A.J., BOELE A., HUSTINGS F., KOFFIJBERG K. & PLATE C. 2008. Broedvogels in Nederland in 2006. SOVON-monitoringrapport 2008/01. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. VAN DIJK A.J., BOELE A., HUSTINGS F., KOFFIJBERG K. & PLATE C.L. 2009. Broedvogels in Nederland in 2007. SOVON-monitoringrapport 2009/01. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. VAN DIJK A.J., BOELE A., HUSTINGS F., KOFFIJBERG K. & PLATE C.L. 2010. Broedvogels van Nederland in 2008. SOVON-monitoringrapport 2010/01. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. DON H. 2006. Nieuw voor Limburg: broedgeval van Zwarte Wouw te Stevensweert. Limburgse Vogels 16: 1923. VAN DONGEN R. 2007. De Grauwe Klauwier in Limburg heeft toekomstperspectief! Limburgse Vogels 17: 1926. VAN DONGEN R. 2008. Grauwe Klauwieren in Limburg: een impressie van het broedseizoen 2008. Limburgse Vogels 18: 29-34. VAN DONGEN R. 2009. Grauwe Klauwieren in Limburg 2009: twee stappen achteruit, maar ook één vooruit! Limburgse Vogels 19: 83-86. DÖPFNER M. & BAUER H.-G. 2008. Phänologie der Schwingenmauser ausgewählter Wasservogelarten am westlichten Bodensee im Jahr 2007. Vogelwelt 129: 395-408. EVERS P. 2008. Invasie van Pimpelmezen in najaar 2007. Ook merkbaar op Limburgse trektelposten. Limburgse Vogels 18: 39-46. FEENSTRA M. 2006. Pallas’ Boszanger in Maastricht, november 2000. Limburgse Vogels 16: 59-61. FELIX R. & BOONMAN M. 2006. Cetti’s Zanger bij Maastricht in 2005. Limburgse Vogels 16: 64-66. FOPPEN R., VERGOOSSEN W., BEEREN W. & WOUTERS J. 2009. Limburgse influx van Bladkoningen in najaar 2008. Limburgse Vogels 19: 86-88. GOLDBACH R. 2006. Zwarte Ibis te Itteren, in april 2005. Limburgse Vogels 16: 66-67. GROULS H. & VERBEEK M. 2009. Notenkraker bij Horst aan de Maas, oktober-november 2008. Limburgse Vogels 19: 89-90. HENDERSON I. 2009. Progress of the UK Ruddy Duck eradication programme. British Birds 102: 680-690. HENS P.A. 1926. Avifauna der Nederlandsche provincie Limburg benevens eene vergelijking met die der aangrenzende gebieden. Goffin, Maastricht. HENS P.A. 1965. Avifauna van de Nederlandse provincie Limburg (tweede, herziene druk). Publ. Natuurhist. Genootschap Limburg, reeks XV. Maastricht. HENS P.A. 1969. Waarneming van een troepje Renvogels, Cursorius cursor subsp.? in het natuurreservaat “De Hamert” te Wellerlooi in Noord-Limburg. Natuurhistorisch Maandblad 58: 176-181. HOOGVELD J. 2006. Bijna 30 jaar Punt Transect Tellingen bij Grubbenvorst en Blerick. Impressies van een veranderende wintervogelbevolking. Limburgse Vogels 16: 34-42. HOUTEN C. 2008. Vrouwtje Ringsnaveleend de Eijsden (NL), in de winter van 2007/08. Limburgse Vogels 18: 83-86. HULSBOSCH N. 2007. Grote Karekiet te Koningssteen, mei 2007. Limburgse Vogels 17: 72. HUSTINGS F. 2008. Snelle en massale doortrek van Wespendieven Pernis apivorus op 22-24 augustus 2007. De Takkeling 16(1): 68-75. HUSTINGS F. 2009. Vogels van afgraving Teunesen en heggengebied De Banen, Milsbeek (1997-2008). Uitgave in eigen beheer, Malden. HUSTINGS F. 2010. Veldonderzoek 2009 afgraving Teunesen en heggengebied De Banen, Milsbeek: vogels, dagvlinders, libellen, sprinkhanen. Verslag in eigen beheer, Malden. HUSTINGS F. & KIKKERT J.E. 2009. Roofvogeltrek in 2008 over Limburg: louter hoogtepunten? Limburgse Vogels 19: 17-25. HUSTINGS F. & VAN DE LAAR H. 2009. Broedvogels van de Brunssummerheide: neergang en herstel? Natuurhistorisch Maandblad 98: 239-243. HUSTINGS F. & PAHLPLATZ R. 2007. Broedvogels van Boswachterij Vaals in 2007. SOVONinventarisatierapport 2007/48. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. HUSTINGS F. & PAHLPLATZ R. 2008. Broedvogels van Bunderbos en Ravensbos in 2008. SOVONinventarisatierapport 2008/39. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. HUSTINGS F. & PAHLPLATZ R. 2010. Broedvogels van het Gerendal in 2009. SOVON-inventarisatierapport 2010/05. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen.
55
HUSTINGS F. & RENEERKENS N. 2009. Overwinterende Tafeleenden langs de Maas: opkomst en neergang? Limburgse Vogels 19: 32-40. HUSTINGS F. & VAN WINDEN E. 2009. Buidelmees op zijn retour. SOVON-Nieuws 22(2): 3-4. HUSTINGS F., VAN DER COELEN J., VAN NOORDEN B., SCHOLS R. & VOSKAMP P. 2006. Avifauna van Limburg. Stichting Natuurpublicaties Limburg, Maastricht. HUSTINGS F., PAHLPLATZ R. & DEUZEMAN S. 2008. Bossen in de zuidoostpunt van Limburg en hun bijzondere broedvogels. Limburgse Vogels 18: 1-11. HUSTINGS F., BOELE A. & TROOST G. 2008a. Trekgolven in herfst 2008. SOVON-Nieuws 21(4): 9-10. HUSTINGS F., BOELE A. & TROOST G. 2009. Veranderingen in de najaarstrek van Huiszwaluw en Grote Gele Kwikstaart. SOVON-Nieuws 22(3); 12-14. HUSTINGS F., MAJOOR F. & BIJLSMA R.G. 2009a. Broedseizoen 2009: een groot success? SOVON-Nieuws 22(3): 6-7. VAN IJZENDOORN E. 2006. Kleinst Waterhoen in Groote Moost, de Peel, in 1972. Limburgse Vogels 16: 59. JANSEN J.J.F.J. 2006. Ruigpootuil: nieuw voor Limburg. Limburgse Vogels 16: 67-69. VAN DER JEUGD H., VOSLAMBER B., VAN T URNHOUT C., SIERDSEMA H., FEIGE N., NIENHUIS J. & KIKKERT J.E. 2009. Houtduivenspektakel boven De Hamert. Limburgse Vogels 19: 26-31. KIKKERT J.E. 2009a. Arendbuizerd boven De Hamert, mei 2008. Limburgse Vogels 19: 67-68. VAN KLEUNEN A., SIERDSEMA H., NIJSSEN M., LIPMAN V. & GROENENDIJK D. 2007. Jaar van de Nachtzwaluw 2007. SOVON-onderzoeksrapport 2007/10. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. KOFFIJBERG K. 2006. Overzomerende ganzen in Nederland: grenzen aan de groei? SOVON-onderzoeksrapport 2006/02. KOFFIJBERG K. & HORNMAN M. 2010. Het ‘rietganzen-complex’. SOVON-Nieuws 23(1): 18-19. KURSTJENS G., VAN MULKEN H. & PETERS B. 2007. Concentratie van broedende Oeverlopers langs de Grensmaas bij Meers in 2006. Limburgse Vogels 17: 45-48. KURSTJENS G., QUAEDACKERS W. & VAN BEERS P. 2009. Territoriale Graszanger in het Natuurpark Roode Beek in 2008. Limburgse Vogels 19: 73-75. VAN DE LAAR H. & ZEEGERS T. 2007. De Brunssummerheide, verdwijnende en terugkerende broedvogels. Limburgse Vogels 17: 35-44. LEGENDRE F. 2004. Passage remarquable du Plevier guignard (Charadrius morinellus) en France à l’automne 2003. Ornithos 11: 24-29. LOVEN T. 2009. Zeldzame en schaarse broedvogels van Nederweert in 2008. Vogelwerkgroep Nederweert, Nederweert. LOVEN T. 2010. Zeldzame en schaarse broedvogels van Nederweert in 2009. Vogelwerkgroep Nederweert, Nederweert. MARIAGE T. & FARINELLE C. 2005. Passage exceptionel du Plevier guignard (Charadrius morinellus) en Wallonie en août-septembre 2004. Aves 42 : 219-226. MEEUWISSEN F. 2006. Hybride Roodstaart te Nederweert in 2004 en 2005. Limburgse Vogels 16: 62-64. NEIJTS F. 2006. Zeldzame vogels in de Kempen 2005. VINK-rapport no. 1, Eindhoven (www.vogelsindekempen.nl). NEIJTS F. 2007. Zeldzame vogels in de Kempen 2006. VINK-rapport no. 2, Eindhoven (www.vogelsindekempen.nl). NEIJTS F. 2008. Zeldzame vogels in de Kempen 2007. VINK-rapport no. 3, Eindhoven (www.vogelsindekempen.nl). NEIJTS F. 2009. Maar liefst drie verschillende Slangenarenden over de Loozerheide, voorjaar 2008. Limburgse Vogels 19: 68-70. VAN NOORDEN B. & VAN DONGEN R. 2009. Gemengd broedgeval Spotvogel x Orpheusspotvogel en het voorkomen van de Orpheusspotvogel in Limburg tot en met 2009. Limburgse Vogels 19: 1-10. VAN NOORDEN B. & OOSTERVEEN N. 2008. Simultaantelling akkervogels in hamsterkernleefgebieden. Het effect van een hoge muizenstand. Limburgse Vogels 18: 53-60. VAN NOORDEN B. & VEENSTRA B. 2007. De broedvogels in het Land van Weert in 1992 en 2006. Natuurhistorisch Maandblad 96: 278-286. VAN NUYS P. 2008. Vale Gieren in Rimburg, 28-30 mei 2008. Limburgse Vogels 18: 87-89. OOSTERVEEN N. 2009. Koereiger bij Horn, november 2008. Limburgse Vogels 19: 91-92. OVAA A. 2008. Lange Vlieter, de ruiplek voor Limburgse Kuifeenden. Limburgse Vogels 18: 35-38. OVAA A., VAN DER LAAN J., BERLIJN M. & CDNA 2008. Rare birds in the Netherlands in 2007. Dutch Birding 30: 369-389. OVAA A., GROENENDIJK D., BERLIJN M. & CDNA 2009. Rare birds in the Netherlands in 2008. Dutch Birding 31: 331-352. PAHLPLATZ R. 2009. Broedvogelkartering WML-waterwingebied De Rug. SOVON inventarisatierapport 2007/54. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen.
56
PAHLPLATZ R. & MEEUWISSEN F. 2006. IJslandse Grutto: nieuwe (onder)soort voor Limburg. Limburgse Vogels 16: 61-62. PALMEN P. 2007. Witvleugelsterns in Limburg mei 2007. Limburgse Vogels 17: 61-62. PHIJL H. 2009. Verslag vogelinventarisatie in gemeente Vaals 2009. Uitgave in eigen beheer, Vaals. QUAEDACKERS W. 2008. Territorium Rietzanger in het Roode beekdal te Schinveld in 2008. Limburgse Vogels 18: 89-91. QUAEDACKERS W. 2009. Paartje Woudaap te Ora et Labora in Brunssum in 2008. Limburgse Vogels 19: 78-81. QUAEDACKERS W. & VAN DER LAAK R. 2009. Bijzondere waarnemingen in het Roode Beekdal. Limburgse Vogels 19: 75-78. ROEMEN J. 2008. Influx van de Ruigpootbuizerd in Limburg, 2007-2008. Limburgse Vogels 19: 47-52. ROEMEN J. 2009. Succesvol broedgeval van Woudaapjes in De Doort te Echt, 2009. Limburgse Vogels 19: 8183. SCHERES W. 2004. Een Slangenarend op landgoed De Hamert, Noord-Limburg. Limburgse Vogels 14: 64-66. VAN SOMEREN P. 2009. Slaapplaatsen van Grote Zilverreigers in het Peelgebied. Limburgse Vogels 19: 41-45. SOVON 1987. Atlas van de Nederlandse vogels. SOVON, Arnhem. SOVON VOGELONDERZOEK NEDERLAND 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998-2000. (Nederlandse Fauna 5) Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate SurveyNederland, Leiden. TEUNISSEN W., OTTENS H.-J. & WILLEMS F. 2007. Veldleeuweriken in agrarisch gebied. Limburgse Vogels 17: 12-18. TOMLOW J. 2007. Opvallende doortrek van de Morinelplevier in Limburg 2006. Limburgse Vogels 17: 58-60. TOMLOW J. 2008. Bijeneters in Nationaal Park De Meinweg 2007. Limburgse Vogels 18: 82-83. UMMELS J. 2006. Populatieontwikkeling van de Kerkuil in Limburg in de periode 2001-2005. Limburgse Vogels 16: 24-29. VERMEERSCH G. & ANSELIN A. 2009. Broedvogels in Vlaanderen 2006-2007: recente status en trends van Bijzondere Broedvogels en soorten van de Vlaamse Rode Lijst en/of Bijlage I van de Europese Vogelrichtlijn. Mededeling INBO.M.2009.3. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. VERMEERSCH G., ANSELIN A. & DEVOS K. 2006. Bijzondere broedvogels in Vlaanderen in de periode 19942005. Populatietrends en recente status van zeldzame, kolonievormende en exotische broedvogels in Vlaanderen. Mededeling INBO.M.2006.2 Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. VAN DER VLIET R.E., VAN DER LAAN J., BERLIJN M. & CDNA 2006. Rare birds in the Netherlands in 2005. Dutch Birding 28: 345-365. VAN DER VLIET R.E., VAN DER LAAN J., BERLIJN M. & CDNA 2007. Rare birds in the Netherlands in 2006. Dutch Birding 29: 347-374. VOESTEN R. 2007. Poelruiters en Steltkluten op De Hamert, april-mei 2007. Limburgse Vogels 17: 68-70. VOSKAMP P. & DON H. 2009. Succesvol broedgeval van de Zwarte Wouw in het Maasdal. Limburgse Vogels 19: 70-72. VOSKAMP P. & SMETS G. 2006. Habitatkeuze van broedende Wespendieven in Noord- en Midden-Limburg. Limburgse Vogels 16: 14-18. VOSKAMP P.W. 2006. Populatieanalyse van de Grauwe Gans in Limburg. Limburgse Vogels 16: 1-7. VOSSEN M.H. 2009. Broedvogels van De Molenplas 2009. Verslag in eigen beheer, Echt. WASSINK G.J. 2009. Limburgse Oehoe gevolgd door de Vogelwerkgroep Zuidoost-Achterhoek. De Leunink 36(2): 43-50. VAN DER WEELE J. 2007. Influx van Vale Gieren in Limburg. Limburgse Vogels 17: 63-65. VAN DER WEELE J. & VAN NOORDEN B. 2006. Limburgse Grutto’s in de knel. Resultaten van de vierde provinciale Gruttocensus. Limburgse Vogels 16: 30-33. WERKGROEP OOIEVAARTELLING 2009. De Ooievaar in Nederland: overzicht broedseizoen 2008. Verslag in eigen beheer, Asperen. VAN WINDEN E. 2008. Mooi weer voor Roodpootvalken. SOVON-Nieuws 21(3): 5-7. ZEEGERS T. 2007. Grote Burgemeester in Heerlen. Limburgse Vogels 17: 67-68. ZEEGERS T. 2008. Krekelzanger te Ora et Labora, Brunssum 2007 en 2008. Limburgse Vogels 18: 86-87. ZEEGERS T. 2009. Voorjaarsfenologie 2008. Limburgse Vogels 19: 57-63.
57