Avans Hogeschool Bedrijfseconomie, Den Bosch
Beperkte opleidingsbeoordeling
© Netherlands Quality Agency (NQA) April 2014
2/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
Inleiding
Dit visitatierapport bevat de beoordeling van de bestaande hbo-bachelor-opleiding (voltijd en deeltijd) Bedrijfseconomie Den Bosch van Avans Hogeschool. De beoordeling is uitgevoerd door een visitatiepanel dat door NQA in opdracht van Avans Hogeschool is geformeerd. Het panel is in overleg met de opleiding samengesteld en is voorafgaand aan de visitatie goedgekeurd door de NVAO. Het rapport beschrijft de bevindingen, overwegingen en conclusies van het panel. Het is opgesteld conform het Beoordelingskader voor de beperkte opleidingsbeoordeling van de NVAO (22 november 2011) en het NQA Protocol 2013 voor de beperkte opleidingsbeoordeling. Bij de aanvraag werd door de instelling een kritische reflectie aangeboden die naar vorm en inhoud voldeed aan de eisen van het desbetreffende beoordelingskader van de NVAO en aan de eisen van het NQA Protocol 2013. Het panel heeft de kritische reflectie bestudeerd en een bezoek aan de opleiding gebracht. De kritische reflectie en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben het visitatiepanel in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen. De opleiding is op 28 en 29 mei 2013 gevisiteerd. In het proces, waarbij alle BEopleidingen van Avans Hogescholen werden gevisiteerd, is de onafhankelijkheid van het panel in het geding gekomen. Op grond hiervan is in overleg tussen Avans Hogeschool, NVAO en NQA besloten een nieuw panel samen te stellen. Het nieuwe visitatiepanel bestond uit: De heer drs. H. Ploeger (voorzitter, domeindeskundige) De heer drs. H. van der Wal (domeindeskundige) De heer mr.drs. M. Meuleman (domeindeskundige) Mevrouw A.J. Lely (studentlid) Mevrouw drs. P. Göbel, auditor van NQA, trad op als secretaris van het panel. Het panel heeft de rapportage over de opleiding van het eerdere panel bestudeerd en enkele nieuwe afstudeerwerken bekeken. Het panel heeft zich gecommitteerd aan de bevindingen en conclusies in de rapportage van het eerdere panel en heeft de uitkomsten geverifieerd in aanvullende gesprekken (zie bijlage 4). Het visitatiepanel verklaart dat de beoordeling van de opleiding in onafhankelijkheid heeft plaatsgevonden. Utrecht, 14 april 2014 Panelvoorzitter
Panelsecretaris
De heer drs. H. Ploeger
Mevrouw drs. P. Göbel
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
3/57
4/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
Samenvatting De opleiding BE wordt aangeboden in Den Bosch sinds 1982. De opleiding vormt samen met de opleiding Accountancy (AC) de Academie voor Financieel Management (AFM). De BE heeft 629 studenten, waarvan 59 in deeltijd. De eerste twee studiejaren zijn gelijk voor de BE- en de AC-opleiding. De voltijd-opleiding telt een Propedeutische fase (P-fase 1 jaar), een Kernfase (K-fase, 1 jaar) en een Eindfase (E-fase, 2 jaar). In de E-fase volgen studenten een stage van twintig weken in het bedrijfsleven. In het laatste half jaar vindt het afstuderen plaats in de beroepspraktijk. Bij de deeltijdopleiding loopt de K-fase iets langer door in het derde studiejaar. In plaats van een stage, schrijven deeltijdstudenten een reflectieverslag over de eigen werkzaamheden. De deeltijdstudent wordt beoordeeld door zijn leidinggevende en wordt bezocht door een docent op zijn werkplek. Standaard 1: wat beoogt de opleiding? (eindkwalificaties) De opleiding volgt de landelijke kaders en eindkwalificaties. De opleiding is gericht op de gewenste vakinhoud en op het bachelorniveau en geeft, met de toevoeging van een competentie Zelfmanagement, aandacht aan softskills. Het hbo-karakter komt duidelijk tot uiting in de praktijkgerichte inslag en de centrale positie van de beroepsproducten in het onderwijs. De opleiding heeft de werkveldcommissie gerevitaliseerd, na een minder actieve periode. Nu kunnen signalen uit het werkveld weer meer centraal worden opgevangen en vastgelegd en ontstaat een helderder kader voor de visie, positionering en verdere ontwikkeling van de opleiding. De opleiding ontvangt voor standaard 1 het oordeel voldoende. Standaard 2: hoe realiseert de opleiding dit? (onderwijsleeromgeving) Het onderwijsprogramma is duidelijk gebaseerd op de landelijke kaders. De uitwerking van de competenties naar leerdoelen en module-inhoud is goed traceerbaar. Het onderwijs is sterk praktijkgericht ingevuld. Het werkveld is betrokken bij de thematieken en praktijkopdrachten in ieder blok. Studenten krijgen vanaf blok 1 zicht op het werkveld en de beroepsproducten die zij moeten kunnen produceren. De opzet van het programma is helder voor studenten. De speerpunten (internationalisering en duurzaamheid) zijn herkenbaar in onderdelen en keuzetrajecten. De toegenomen aandacht voor softskills past bij ontwikkelingen in het werkveld. De deeltijdopleiding is gericht op kennisontwikkeling, met koppeling aan de werkzaamheden in de BE-werkomgeving van de student. Vaak zijn houdings- en vaardigheidsaspecten al verder ontwikkeld bij deeltijdstudenten. Studenten worden vanaf de start intensief begeleid via intakegesprekken en studieloopbaanbegeleiding, zowel individueel als per klas. Het panel is positief over het feit dat studenten afhankelijk van hun leerstijl een meer theoretisch of meer praktische leerroute kunnen volgen. Ook de extra uitdaging via de keurmerkroutes beoordeelt het panel als positief en uitdagend.
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
5/57
Het panel is van mening dat de opleiding er in slaagt een praktijk- en studentgericht programma neer te zetten dat een brede basis biedt met mogelijkheden tot verdieping, verbreding en extra specialisaties. Dit beeld komt vooral voort uit de eerste 3,5 studiejaren, daarin zijn de leerlijnen en curriculumvernieuwing het duidelijkst zichtbaar. De opleiding heeft een aantal verbetertrajecten ingezet na interne evaluaties in de winterperiode van 2012-2013. Deze zijn ondermeer gericht op versterking van de onderzoeksvaardig bij docenten en bij studenten. De opleiding kan meer diepgang brengen in de het praktijkgericht onderzoek. In de eerste drie studiejaren zijn daarvoor al aanscherpingen doorgevoerd. Het panel is overtuigd geraakt van de waarde van het onderwijsprogramma en de kwaliteiten van het docententeam. De benodigde expertises zijn aanwezig en nieuwe docenten zijn goed opgenomen en begeleid binnen het docententeam. Er is een sterke verbetergerichtheid en docenten hebben oog voor onderwijskwaliteit. Er is een systematische monitoring. Het panel is van mening dat alle vier aspecten (inhoud en vormgeving programma, personeel en voorzieningen) in samenhang bijdragen aan een waardevol opleidingsprogramma. Dit wordt bevestigd in de hoge scores die de opleiding onafgebroken jarenlang behaalt in diverse landelijke enquêtes onder studenten en alumni. De opleiding ontvangt voor standaard 2 het oordeel goed. Standaard 3: worden de doelstellingen behaald? (toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties) Het panel is van mening dat zij een opleiding in transitie heeft aangetroffen. Het panel is positief over de verbeteringen en de koers die de opleiding volgt. Het toetssysteem van de opleiding is adequaat en wordt goed gemonitord door de toetscommissie. De opleiding hanteert gevarieerde toetsen, met veel praktijkopdrachten. Het 4-ogenprincipe is geaccepteerd bij zowel de toetsconstructie als de beoordelingen. Docenten worden vanuit de hogeschool en de academie geschoold in toetsing en beoordeling. Het panel constateert dat de ingezette verbeteringen (toetsing en onderzoeksleerlijn) tot en met het derde jaar goed zichtbaar zijn. In de eindwerkstukken van het vierde jaar is de lijn minder herkenbaar. De vierdejaarsstudenten hebben nog een oud curriculum gevolgd met minder aandacht voor onderzoeksvaardigheden en verslaglegging. De opleiding is actief met het evalueren van beoordelingen en is zich bewust van docentverschillen in beoordeling en feedback. Dit wordt aangepakt door meer deling tussen beoordelaars en gerichte scholing. Het panel had graag gezien dat dit al in een eerder stadium was ingezet. Het panel is van mening dat de examencommissie een meer actieve rol moet innemen, door het nemen van steekproeven van eindwerkstukken en daarmee het niveau en de kwaliteit van het afstuderen beter in kaart te brengen. De examencommissie is nog te veel gericht op de check van procedures en richtlijnen. Er moet een werkelijke borgingscheck plaatsvinden.
6/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
De afstudeerwerken zijn sterk praktijk- en productgericht en kunnen meer in balans worden gebracht met de verantwoording van het leerproces. Het panel is niet altijd positief over het duo-afstuderen. An sich is dit geen probleem, mits er vooraf een duidelijker screening is naar de omvang en diepgang van bedrijfsopdrachten en er een duidelijker taakverdeling wordt vastgelegd. Bovendien adviseert het panel bij de mondelinge presentatie en verdediging een beter zicht te geven op de onderlinge verschillen tussen beide afstudeerders, bijvoorbeeld door het opmaken van een proces-verbaal met gerichte onderbouwing en feedback. Met de steekproef van eindwerkstukken zit de opleiding op de grens van acceptatie. Het panel is van mening dat de ingezette verbeteringen een betere kwaliteit zullen opleveren. Het panel adviseert dit beter vast te leggen door een duidelijker verslag van de mondelinge presentatie en verdediging, een duidelijker procesverslag naast het productverslag, afstemming tussen docenten in het gebruik van beoordelingscriteria en het geven van feedback. De opleiding is bewust van de noodzakelijke aanscherping en zet daartoe reeds de eerste stappen, getuige de versterking van het toetssysteem en de onderzoeksleerlijn. Het panel is er van overtuigd dat dit de positieve oordelen over het functioneren van alumni in het werkveld verder zal bestendigen. Alumni hebben duidelijk banen op het gewenste hboniveau. Het panel laat dit, samen met de versterking van het toetssysteem, duidelijk meewegen in haar oordeel. De opleiding ontvangt voor standaard 3 het oordeel voldoende.
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
7/57
8/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
Inhoudsopgave
1
Basisgegevens van de opleiding
11
2
Beoordeling
15
Standaard 1 Beoogde eindkwalificaties Standaard 2 Onderwijsleeromgeving Standaard 3 Toetsing en gerealiseerde resultaten
15 17 24
3
Eindoordeel over de opleiding
33
4
Aanbevelingen
35
Bijlage 1: Eindkwalificaties van de opleiding Bijlage 2: Overzicht opleidingsprogramma Bijlage 3: Deskundigheden leden visitatiepanel en secretaris Bijlage 4: Bezoekprogramma Bijlage 5: Bestudeerde documenten Bijlage 6: Overzicht bestudeerde afstudeerwerken Bijlage 7: Verklaring van volledigheid en correctheid
39 41 43 49 51 55 57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
9/57
10/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
1
Basisgegevens van de opleiding
Administratieve gegevens van de opleiding 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Naam opleiding in CROHO Registratienummer opleiding in CROHO Oriëntatie en niveau Aantal studiepunten Afstudeerrichting(en) Variant(en) Locatie(s) Jaar vorige visitatie en datum besluit NVAO 9. Code of conduct
Bedrijfseconomie 34401 Hbo-bachelor, Bachelor of Economics 240 EC Voltijd en deeltijd ‘s-Hertogenbosch Vorige visitatie: 24 mei 2007 Besluit NVAO: 16 juni 2008 Ja
Administratieve gegevens van de instelling 10. Naam instelling 11. Status instelling 12. Resultaat instellingstoets kwaliteitszorg
Avans Hogeschool Bekostigd hoger onderwijs In behandeling
Kwantitatieve gegevens over de opleiding 1. In- door- en uitstroomgegevens van – zo mogelijk – de laatste zes cohorten Uitval uit het eerste jaar: Cohort Uitval
Voltijd Deeltijd
2005 41,7% 21,1%
2006 43,1% 28,0%
2007 42,0% 40,0%
2008 50,9% 46,9%
2009 35,9% 33,3%
2010 39,1% 37,5%
2011 49,1% 35,7%
Uitval uit de bachelor: Cohort Uitval
Voltijd Deeltijd
2005 26,6% 47,4%
2006 11,8% 62,5%
2007 31,6% 73,3%
2008 24,5% 50,0%
Rendement: Cohort Rendement
Voltijd Deeltijd
2004 69,9% 54.5%
2005 67,2% 52,6%
2006 73,5% 18,8%
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
2007 53,3% 27,8%
11/57
2. Gerealiseerde docent-studentratio De docent-studentratio bedraagt 1 : 29,7. 3. Gemiddeld aantal contacturen per fase van de studie (een fase kan bijvoorbeeld aangegeven worden in reguliere studiejaren, de stage en de afstudeerperiode). Overzicht contacturen 2012 – 2013 BE voltijd
Contacturen per week á 45 min.
Contacturen per week in klokuren
lesweken
toetsweken
lesweken
toetsweken
P-fase
20,1
6,4
15,1
4,8
K-fase
17,6
7,4
13,2
5,6
E-fase
15,3
8,3
11,5
6,3
Overzicht contacturen 2012 – 2013 BE deeltijd
Contacturen per week á 45 min.
Contacturen per week in klokuren
lesweken
toetsweken
lesweken
toetsweken
P-fase
8,1
3,7
6,1
2,8
K-fase
8,2
2,7
6,2
2,0
E-fase
6,7
2,3
5,0
1,8
Als contactuur is meegeteld een in het lesrooster opgenomen uur waarbij een docent fysiek aanwezig is. Hierbij zijn opgenomen de hoor- en werkcolleges, tutoruren, toetsing en studieloopbaanbegeleiding. Lesuren á 45 minuten zijn ook omgerekend naar klokuren. Kenschets opleiding BE Den Bosch De opleiding BE wordt al sinds 1982 aangeboden in Den Bosch. De opleiding vormt samen met de opleiding Accountancy (AC) de Academie voor Financieel Management (AFM). De academie telt 52 medewerkers en 1056 studenten. Hiervan volgen 629 studenten de BE-opleiding, waarvan 59 in deeltijd en 427 studenten volgen de ACopleiding, waarvan 27 in deeltijd. De opleiding BE telt geen aparte afstudeerrichtingen. De BE- en AC-opleiding hebben een gezamenlijk opleidingsprogramma gedurende de eerste twee studiejaren, vanwege de relatief grote inhoudelijke overlap tussen beide opleidingen. AFM biedt vier minoren aan: Minor OAT (AC), Minor Fiscaal Advies (BE), Minor Public Controlling (BE) en Minor Business Management (BE). De minoren worden verzorgd in het laatste studiejaar en omvatten 30 EC. De voltijd-opleiding telt een Propedeutische fase (P-fase) van een jaar, een Kernfase (Kfase) van een jaar en een Eindfase (E-fase) van twee jaar. De E-fase bevat een stage van twintig weken in het bedrijfsleven bij het begin van het derde studiejaar. In de laatste twee blokken vindt het afstuderen plaats in de beroepspraktijk. Voor de deeltijdopleiding loopt de K-fase door tot en met blok twee van jaar 3 en begint in blok 3 van jaar 3 de E-fase.
12/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
De deeltijdopleiding kent geen stage. In plaats daarvan schrijven studenten een reflectieverslag over hun werkzaamheden bij het bedrijf waar zij werkzaam zijn. De reflectie richt zich op de beheersing en groei van de zes vakinhoudelijke competenties. De deeltijdstudent wordt beoordeeld door zijn leidinggevende en wordt bezocht door een docent op zijn werkplek. In dit rapport wordt zowel de voltijd- als de deeltijdopleiding beoordeeld. Aangezien beide nauw verwant zijn, gelden onderstaande teksten voor beide varianten, tenzij dit duidelijk anders wordt vermeld.
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
13/57
14/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
2
Beoordeling
Het visitatiepanel beschrijft hieronder per standaard van het NVAO beoordelingskader de bevindingen, overwegingen en conclusies. Het eindoordeel over de opleiding volgt in hoofdstuk 3.
Standaard 1
Beoogde eindkwalificaties
De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen. Bevindingen Eindkwalificaties De opleiding hanteert de eindkwalificaties zoals geformuleerd in het Landelijk Opleidingsprofiel BE (LOB) - Bacheloropleidingen Bedrijfseconomie (2010)(zie bijlage 1). De opleiding BE heeft een negende competentie Zelfmanagement toegevoegd. Zodoende werkt de opleiding met een set van negen competenties. Dit sluit aan bij de wensen uit het werkveld voor meer aandacht voor softskills. Het profiel is landelijk afgestemd met vertegenwoordigers uit het werkveld en het is vastgesteld door het Sectoraal Adviescollege Hoger Economisch Onderwijs (SAC) en het Landelijk Overleg Opleidingen Bedrijfseconomie (LOOBE). Er worden drie niveaubeschrijvingen gehanteerd met een opbouw in ‘complexiteit van taken’ en in de ‘context en mate van zelfstandigheid’. In juni 2012 is door de HBO-raad vastgesteld dat alle BE-opleidingen zullen opleiden tot de graad Bachelor of Business Administration (BBA). De opleidingen zijn bezig het opleidingsprofiel aan te passen aan de BBA standaard. In het Toetsbeleid AFM 2010-2013 zijn de competenties gekoppeld aan de beroepsproducten, de Dublin descriptoren en de kennisgebieden waaruit het opleidingsprogramma is opgebouwd. Pofilering De BE-opleiding Den Bosch profileert zich door: a. de gezamenlijke opzet van de eerste twee studiejaren met de AC-opleiding, b. inhoudelijke aandacht voor ERP-pakket MsDynamics NAV, c. inhoudelijke aandacht voor fiscale aspecten, d. inhoudelijke aandacht voor duurzaamheid, e. verdiepingsmogelijkheid in de publieke sector, f. verschillende leerroutes en g. aandacht voor studieloopbaanontwikkeling (SLO). Studenten kunnen aspecten b. tot en met g. verdiepen in de minoren Business Management, Fiscaal Advies, Public Controlling en via betrokkenheid bij het lectoraat Finance & Sustainability of via de MVO-route (zie standaard 2, leerroutes).
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
15/57
Internationalisering Het landelijke overleg BE-opleidingen heeft in 2012 een internationale vergelijking onder negen landen uitgevoerd. Daaruit blijkt dat elementen uit de BE-opleidingen ook elders worden onderwezen. De focus is vrij divers. De opleiding heeft de ambitie om internationalisering verder uit te bouwen. Dit resulteert in een groei van studenten die stage of afstudeeropdracht in het buitenland volgen (van 1 in 2011-2012 naar 12 in 20122013). De volgens het LOB gewenste aandacht voor internationalisering wordt via verschillende wegen ingevuld. Het vak Engels wordt gedurende alle jaren verzorgd tot niveau ERK-B2. Er wordt gebruik gemaakt van Engelse literatuur en een aantal onderdelen wordt in het Engels gedoceerd. Docenten worden geschoold in Engels en studenten volgen een workshop interculturele communicatie. Meerdere onderwijsblokken handelen over internationale aspecten of onderwerpen uit een internationale context. Met de Finse Universiteit HAMK is er een docenten- en lessenuitwisseling. De opleiding heeft nationale en internationale contacten met het bedrijfsleven via congressen, zitting in Europese Advisory Council voor Microsoft ERP-systemen en via lokale ondernemersontbijtsessies. Betrokkenheid werkveld Het panel constateert tijdens het visitatiebezoek dat de opleiding veel uiteenlopende contacten heeft met het werkveld via docentactiviteiten en onderwijscontacten en daarmee voldoende input op deelonderwerpen krijgt. Het panel heeft echter een actieve werkveldcommissie gemist die input levert op de opleiding als geheel. Na een minder actieve periode is in het voorjaar van 2013 een nieuwe werkveldcommissie gestart. Waardering studenten en alumni In de landelijke NSE-enquête en in een eigen alumni-enquête scoort de opleiding hoog (scores rond 4,0 bij 5-puntsschaal) wat betreft het niveau, de praktijkgerichtheid en de aansluiting op het werkveld. Overwegingen en conclusie De kaders voor de BE-opleiding zijn voor een groot deel landelijk afgestemd en ingevuld. Het panel constateert dat de opleiding zich daaraan conformeert en daarmee is gericht op de gewenste vakinhoudelijke aspecten en op het bachelorniveau. Met de praktijkgerichte inslag en de centrale positie van de beroepsproducten wordt de hbo-oriëntatie benadrukt. De opleiding kan met de revitalisatie van de werkveldcommissie de contacten met het werkveld weer verder aanscherpen. Daarmee worden signalen uit het werkveld meer gecentraliseerd en kunnen keuzes voor de visie, positionering en verdere ontwikkeling van de opleiding meer traceerbaar worden vastgelegd. Het panel komt op basis van bovenstaande overwegingen tot het oordeel voldoende.
16/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
Standaard 2
Onderwijsleeromgeving
Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren. Bevindingen Inhoud van het programma Relatie tussen de beoogde eindkwalificaties en de inhoud van het programma De opleidingscompetenties zijn uitgewerkt naar de beroepsproducten per onderwijsblok (zie bijlage 2). Ieder blok/beroepsproduct is gerelateerd aan meerdere competenties. In het Opleidingskader 2012-2013 is aangegeven welke competenties tot op welk niveau moeten worden behaald per beroepsproduct. Daaruit blijkt dat alle competenties op meerdere momenten worden getoetst op het eindniveau. Ook in de blokboeken staat vermeld aan welke competenties een bijdrage wordt geleverd. De beroepsproducten bestaan uit meerdere onderdelen. De praktijkopdrachten staan centraal en leiden de student naar de benodigde kennis en vaardigheden. De student oriënteert zich op de inhoud van het beroep en de beroepstaken en -rollen. Naast inhoudelijke kernvakken (Financiering, Management, Accounting en Bedrijfsadministratie) worden studenten ook getraind in vaardigheden als presenteren en vergaderen. Het panel vindt dat de vertaling van competenties naar de inhoud van het programma goed traceerbaar is. In 2013-2014 worden de leerdoelen duidelijker in de blokboeken worden opgenomen. Studenten geven aan dat het voor hen duidelijk is aan welke leerdoelen zij werken en aan welke competenties deze bijdragen. De leerdoelen zijn vastgelegd in het Leerplan BE 2012-2013. Deeltijd Voor deeltijdstudenten gelden dezelfde competenties. Een deel van de competenties behalen zij door de praktijkopdrachten in de eigen werkomgeving uit te voeren. Deeltijdstudenten doorlopen dan geen stage en hebben een half jaar extra voor de Kfase. Voldoet de werkomgeving niet voor het behalen van competenties dan kan de student alsnog een stage volgen. De opleiding checkt jaarlijks via een werkplekscan en via de reflectie van de student of de werkplek en functietaken van de student voldoende zijn om de competenties te kunnen behalen. Het panel constateert uit de documentatie dat de opleiding de geschiktheid van de werkplek in de gaten houdt en zo garandeert dat de competenties kunnen worden behaald. Kennis en kunde De beroepscompetenties zijn vertaald naar beroepsrelevante thema’s per onderwijsblok. In ieder thema/blok werken studenten aan praktijkopdrachten die zijn afgeleid van reële probleemsituaties. Aan ieder blok is een bedrijf gekoppeld (zie bijlage 2 voor thema’s, bedrijven en focus qua vakgebieden).
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
17/57
Dit geeft een sterke binding met de actuele beroepspraktijk in de vorm van bijvoorbeeld gastsprekers, bedrijfsbezoeken of het uitbrengen van advies aan het bedrijf. De complexiteit en multidisciplinariteit van de opdrachten neemt toe gedurende het curriculum. Dit is bijvoorbeeld duidelijk bij het gebruik van ICT-programma’s in het onderwijs. Studenten maken eerst kennis met Excel en Microsoft Dynamics NAV. In het derde jaar moet dit in een complexe casus worden toegepast en leert de student ERPpakketten te gebruiken. In de eerste twee studiejaren wordt een brede financiële basis gelegd, gezamenlijk met de opleiding Accountancy. In het derde en vierde jaar vindt verdieping plaats in de Bedrijfseconomie via stage, minor, een specialisatiesemester en het afstuderen. In de stage en het afstuderen laat de student zien dat hij kan functioneren in de beroepspraktijk, eerst meewerkend en later zelfstandig. Het panel constateert uit de curricula-overzichten en de onderliggende blokboeken dat het studieprogramma een brede basis legt en dat studenten voldoende specialisatiemogelijkheden hebben. Het bedrijfseconomisch vakgebied wordt goed gedekt. De praktijkopdrachten zijn uitdagend en stimulerend door de binding met de beroepspraktijk. Studenten worden uitgedaagd een bruikbare oplossing voor een bedrijf te leveren. De profileringspunten gericht op duurzaamheid en aandacht voor de publieke sector komen tot uiting in de thema’s en inhoud van de onderwijsblokken. Uit de literatuurlijst blijkt dat de opleiding gebruik maakt van gangbare en actuele literatuur. De lijst wordt jaarlijks per vakgebied gecheckt op actualiteit. De opleiding geeft aan dat bij meerdere onderdelen gebruik wordt gemaakt van Engelse literatuur. Dit blijkt niet zozeer uit de literatuurlijst, maar wel uit de gesprekken met studenten en docenten. Daaruit blijkt dat bij een aantal onderdelen Engelstalige literatuur wordt gebruikt, bijvoorbeeld bij het eerstejaars vak P3M&O (Management en Organisatie) en in de K-fase K3V&I (Vastleggen en informeren). Bij de vorige visitatie werd gepleit voor meer aandacht voor Engelse literatuur en taalgebruik. Dit is door de opleiding duidelijk opgepakt en heeft een plaats gekregen binnen het curriculum. Naast literatuurgebruik wordt ook aandacht gegeven aan de beheersing van de Engelse taal, als speerpunt van AFM. “Maatschappelijk ondernemen’ wordt verzorgd door een Engelstalig docent. In het derde blok van de K-fase (Administratieve organisatie Mars) wordt gewerkt met een Engelstalig boek en moeten studenten een rapport in het Engels leveren. In iedere fase wordt een cursus Engels geïntegreerd, gericht op het taalgebruik in het vakgebied, tot op niveau ERK-B2. Dit laatste geldt niet voor de deeltijdstudenten. In een aantal blokken komen gastsprekers van partnerinstellingen, wordt via videoconferencing contact gelegd of soms worden cursussen live gevolgd. Ook worden de mogelijkheden tot buitenlandse minoren en stages meer onder de aandacht gebracht. Onderzoeksvaardigheden zijn een vast onderdeel in het curriculum in twee blokken in de P- en K-fase en tijdens stage en afstuderen. In de propedeuse wordt kennis gemaakt met het doen van praktijkonderzoek en het presenteren en rapporteren van resultaten. Studenten leren op methodische wijze gegevens te verzamelen en maken kennis met verschillende soorten van onderzoek. Studenten geven aan dat zij leren projectmatig te werken en een plan van aanpak op te stellen.
18/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
Onderzoeksvaardigheden worden via praktijkopdrachten, bijvoorbeeld het houden van interviews, het schrijven van verslagen het bespreken van stage- en onderzoeksverslagen in intervisiegroepen. De K-fase gaat dieper in op het maken van een probleemstelling, doelstelling, onderzoeksmodel en vraagstelling. Dit dient als voorbereiding op de stage en het afstuderen. Derdejaarsstudenten bevestigen dat bij de stagebegeleiding consequent wordt gelet op de wijze van rapporteren en een juiste structuur van het stageverslag. Het lectoraat “Finance and Sustainability” geeft input voor het curriculum op het gebied van duurzaamheid en de onderzoeksleerlijn. Docenten en studenten kunnen participeren in onderzoek van de kenniskring. Dit gebeurt op kleine schaal. Het lectoraat is vooralsnog niet direct betrokken bij de afstudeerfase. Deeltijd Voor de deeltijdopleiding gelden dezelfde inhoudelijke lijnen als bij de voltijdopleiding. Wel wordt de leerstof meer in de context van de beroepspraktijk geplaatst doordat studenten continu spiegelen aan hun eigen werkomgeving en opdrachten ook direct in die werkomgeving uitvoeren. Dit biedt de mogelijkheid om de lesstof direct meer verdieping te geven. Ook in het deeltijdprogramma wordt aandacht gegeven aan duurzaamheid en onderzoeksvaardigheden. Aangezien de deeltijdopleiding van AFM wordt uitgefaseerd, is curriculumvernieuwing voor BE deeltijd Den Bosch niet van toepassing. Vormgeving van het programma Didactisch concept en werkvormen De opleiding biedt competentiegericht en projectgericht onderwijs, waarbij wordt aangesloten op de BE-beroepscontext, hierbij staat de student en zijn/haar leerproces centraal. Studenten leren naast vakkennis, ook hun eigen leerproces te structureren. Daartoe worden verschillende leer- en werkvormen aangeboden die aansluiten bij de verschillende leerstijlen van studenten. Studenten worden gestimuleerd steeds meer zelfstandig te tonen dat zij de kennis beheersen en kunnen toepassen conform de getoonde piramide van Miller. Het curriculum moet studeerbaar zijn en aansluiten bij de wensen van studenten. De opleiding hanteert een variatie aan werkvormen. In alle blokken wordt gewerkt met praktijkopdrachten van partners in het werkveld. Ondersteunend zijn er hoorcolleges, werkcolleges, instructiecolleges (1/2 NC: docent helft van de contacttijd niet centraal), trainingen en intervisie. Evaluaties tonen dat studenten tevreden zijn over de inrichting en samenhang van de werkvormen. Uit gesprekken met studenten en docenten blijkt dat bovenstaande opzet voor betrokkenen helder is. Studenten geven aan dat het programma logisch in elkaar steekt en dat de theorie per blok goed aansluit op de praktijkopdrachten.
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
19/57
Het panel concludeert uit het onderwijsmateriaal en de gesprekken dat de lijnen tussen en binnen de onderwijsblokken helder zijn vastgelegd en een duidelijke leidraad vormen. Tijdens reflectie, intervisie en studiebegeleiding kan de student zicht houden op zijn competentiebeheersing. Deeltijd Voor de deeltijdopleiding geldt bovenstaande opzet ook, waarbij in het aangeboden onderwijs wel meer de nadruk ligt bij kennisgerichtheid en spiegeling aan de beroepspraktijk via de praktijkopdrachten die de student in zijn eigen werkomgeving uitvoert. Begeleiding van studenten De begeleiding van studenten richt zich op de keuze- en beslismomenten van studenten, de facilitering van het leerproces en het voorkomen van studieuitval en studievertraging. Met iedere student wordt een intakegesprek gehouden waarin talenten en verwachtingen van de student worden besproken. Besproken wordt hoe de student zich heeft georiënteerd op de opleiding en het beroep en wat de persoonlijke omstandigheden zijn. Vervolgens krijgen studenten een vrijblijvend stoplichtadvies: groen is geschikt, oranje is start studie met enige twijfel/ontwikkelpunten en rood is ernstig advies om niet te starten. Studenten met een geschikte vooropleiding, conform landelijke eisen, zijn altijd toelaatbaar. Docenten geven aan dat het stoplichtadvies een redelijk goede voorspeller is van het latere studiesucces. Iedere student krijgt voor de P- en de K-fase een vaste studieloopbaan(SLB)begeleider. Tijdens de P-fase ligt de nadruk binnen SLB op oriëntatie, studiehouding en –resultaat. De student houdt een portfolio bij met daarin verslagen van de SLB-gesprekken per blok. Ook zijn er twee klassenbijeenkomsten per jaar. Het portfolio heeft daarmee een formatief karakter. Naast de formele begeleiding ontvangen studenten ook veel begeleiding en informatie van tutordocenten en van medestudenten. Studenten geven aan dat docenten toegankelijk zijn en vaak snel reageren op vragen per mail. Na een half jaar ontvangt de student een voorlopig studieadvies. Na een jaar ontvangen studenten een bindend negatief studieadvies als zij minder dan 52 van de 60 EC hebben behaald. In de K-fase heeft iedere student minimaal twee voortgangsgesprekken met meer aandacht voor studiekeuzes (BE of AC) en voorbereiding op de stage. In de E-fase zijn SLB-docenten vraagbaak voor bijvoorbeeld de keuze van de minor of de afstudeerplaats, voorbereidingen op het solliciteren of doorstudeermogelijkheden. Uit gesprekken met studenten blijkt dat de begeleiding direct en intensief is. Bij het niet behalen van studiepunten, worden studenten snel aangesproken. Studenten geven aan dat zij via de SLB ook goed studieknelpunten kunnen aankaarten, die vervolgens worden opgepakt en vaak verbeterd. Studenten met specifieke hulpvragen op het gebied van persoonlijke omstandigheden of handicap, worden doorverwezen naar het decanaat van Avans Hogeschool, waar wordt bekeken of zij gebruik kunnen maken van specifieke hulpmiddelen of regelingen.
20/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
Tijdens de vorige visitatie bleek dat de opleiding geen goed zicht had op de redenen waarom studenten met de studie stopten. In de voorgaande jaar is dit wel geregistreerd. Belangrijkste redenen waren: niet voldoen aan de verwachtingen, verkeerde studiehouding of toch een te hoog niveau van de opleiding. Op basis van deze uitkomsten is het intakegesprek met alle studenten gestart in 2009 en draait sinds 2011 een pilot gericht op extra begeleiding van studenten die in het tweede studiejaar vertraging oplopen. Verschillende leerroutes De opleiding heeft geen verkorte routes op basis van vooropleiding (mbo of vwo). Wel zijn er verschillende leerroutes, aansluitend op de leerstijl van studenten. Er zijn drie leerstijlroutes na de P-fase: de werkcollege route (W-route); de theoretische leerroute (Troute) en de praktische leerroute (P-route). De W-route is de basis voor alle studenten. De lessen volgen het 1/2NC principe: de docent staat minimaal de helft van de contacttijd niet centraal. Bij de T-route wordt volgens vraaggestuurd onderwijs de theorie kort uiteengezet in hoorcolleges. Studenten geven bij de start van het college aan waar zij aanvulling wensen op de reeds thuis bestudeerde theorie. De T-route vereist een meer zelfstandige studiehouding en wordt gevolgd door circa 5% van de studenten. De P-route is nog niet in uitvoering. De opleiding zoekt geschikte partners uit het werkveld om studenten vier dagen per week te plaatsen binnen een bedrijf. Naast deze leerstijlroutes zijn er twee keurmerkroutes waar studenten extra werkzaamheden verrichten bovenop het reguliere curriculum: de Bright-one (B) route en de Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) route. Per onderwijsblok kunnen studenten een extra opdracht doen, extra verdieping of extra training volgen; bijvoorbeeld MVO onderzoek naar baten en lasten van energiebesparingsmaatregelen binnen bedrijven. Bij goed resultaat in minimaal drie onderwijsblokken ontvangt de student een certificaat of aantekening op het getuigschrift. Het panel vindt het verrassend en vernieuwend dat studenten specifieke studieroutes worden geboden gericht op goede aanpassing op hun leerstijl. Dit biedt meer zelfstandige studenten opties tot verdieping en wellicht versnelling. Ook is het panel positief over de keurmerkroutes. Deze bieden studenten ruimte voor profileringsmogelijkheden en aansluiting bij het onderzoek van het lectoraat. De opleiding heeft op dit vlak duidelijk vooruitgang geboekt ten opzichte van de vorige, ook goede, visitatiebeoordeling. Op kleine schaal kunnen studenten op persoonlijke aanvraag vrijstelling verkrijgen. Dit wordt soms gebruikt door studenten met een mbo- of vwo vooropleiding, bijvoorbeeld voor Engels. Ook zijn er studenten met specifieke werkervaring of eerdere studie-ervaring in het hoger onderwijs. De aanvragen worden individueel beoordeeld. Studenten geven aan dat vrijstellingen niet vaak worden aangevraagd aangezien het prettig is om de reguliere studieroutes te volgen en zo een goede binding te krijgen met hun studiegroep. Kwaliteit van het personeel Het docententeam is werkzaam voor zowel de AC als de BE-opleiding. Het docententeam telt, per november 2012, 44 docenten met in totaal een aanstellingsomvang van 35,5 fte. De docent-studentratio bedraagt 1:29,7.
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
21/57
Zeventig procent van de docenten heeft een vaste aanstelling. Er zijn relatief veel tijdelijke aanstellingenmdat de opleiding in de laatste drie jaar bijna is verdubbeld in omvang. Dertien docenten hebben een hbo-bachelorniveau. Eenendertig docenten hebben een masterniveau, waarvan 1 een hbo-master. Dit voldoet al bijna aan het streven van de hogeschool van meer dan 70% masteropgeleide docenten. Het streven van 10% gepromoveerden is nog niet behaald. Bijna 70% van de docenten beschikt over relevante praktijkervaring in de beroepspraktijk. Nieuwe docenten worden begeleid tijdens hun eerste jaar en moeten een cursus didactische vaardigheden volgen. Via deskundigheidsbevordering kunnen docenten werken aan het behalen van een mastertitel of een promotie. Ook kunnen zij praktijkervaring aanscherpen via bijvoorbeeld docentstages. De AFM is in het bezit van de internationale erkenning Investors in People (zilveren certificaat per februari 2013 als tweede organisatie in Nederland) voor het personeelsbeleid en het betrekken van personeel bij verbeterbeleid. Uit gesprekken constateert het panel dat docenten recent zijn geschoold in Engels en op het gebied van onderzoeksvaardigheden is dit studiejaar een groep docenten gestart met een cursus. Uit een evaluatie van begin 2013 is namelijk gebleken dat de onderzoeksexpertise versterking behoeft. Daaropvolgend is voor alle AFM-docenten in 2013-2014 scholing in onderzoeksvaardigheden gepland. Ook volgen docenten cursussen ICT (nodig voor basisdocentschap) en coaching. Het panel vindt het positief dat alle docenten de cursus onderzoeksvaardigheden moeten volgen. Gezien de ontwikkelingen in de afstudeerfase is de scholing gewild (zie standaard 3). De sterke groei van de opleiding en het docententeam hebben enige druk gelegd op de organisatie. Het panel constateert dat nieuwe docenten goed en snel worden ingewerkt. Daarvoor worden begeleidingsuren beschikbaar gesteld. Daar waar, op basis van studentenquêtes en functioneringsgesprekken, blijkt dat docenten niet goed functioneren wordt scholing geboden of kan het voorkomen dat een tijdelijk contract niet wordt verlengd. Het panel ziet een gemêleerd team van docenten dat open communiceert en nieuwe ideeën onderling bediscussieert. Docenten staan open voor feedback van collega’s. Studenten zijn in NSE-enquêtes tevreden over de kwaliteiten en deskundigheden van docenten. Dit geldt ook voor de betrokkenheid, bereikbaarheid en aansluiting op de beroepspraktijk. Ook deeltijdstudenten bevestigen de praktijkkennis van docenten en de aansluiting op ontwikkelingen in het werkveld. Kwaliteit van de opleidingsspecifieke voorzieningen De opleiding is gehuisvest in het Avans gebouw op de Onderwijsboulevard in ‘sHertogenbosch. Dit gebouw beschikt over alle benodigde onderwijsfaciliteiten en restauratieve voorzieningen. De groei van AFM levert soms knelpunten in de roostering. Noodlokalen worden ingezet; echter daar is de temperatuur niet altijd optimaal. De digitale leeromgeving Blackboard is een belangrijke informatiebron voor roosters, inhoud en opzet van het curriculum en voor informatie-uitwisseling tussen docenten en studenten. Ook zijn er softwarepakketten, online bronnen en social media beschikbaar. Toetsresultaten zijn vastgelegd in het studievoortgangssysteem Osiris. Voltijdstudenten en docenten zijn tevreden over de faciliteiten.
22/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
Deeltijdstudenten zouden soms een extra attendering via mail, naast Blackboard, waarderen, aangezien zij niet iedere dag op de elektronische leeromgeving inloggen. Hoe wordt de kwaliteit van de onderwijsleeromgeving gewaarborgd De opleiding werkt volgens het Kwaliteitsplan AFM 2012-2016, daarin zijn kwaliteitsbeleid, -cycli en –planning beschreven. De PDCA-cyclus is uitgewerkt en te hanteren instrumenten benoemd. Een kwaliteitszorgmedewerker is verantwoordelijk voor de uitvoering. Op opleidingsniveau ligt de nadruk bij de kwaliteitsbewaking van de onderwijsblokken. Onderwijsevaluaties leveren input aan de blokcoördinatoren. Deze stellen een blokrapportage op met verbeterpunten die worden besproken in de onderwijscommissie en academieraad. Studenten zijn in het gesprek met het panel en in de NSE-enquête positief over de wijze waarop signalen uit onderwijsevaluaties worden opgepakt en verbeteringen worden doorgevoerd. De onderwijscommissie en de academieraad voeren taken uit voor zowel de AC als de BE opleiding. Studenten hebben zitting in de academieraad die ondermeer de formele taken van een opleidingscommissie vervuld. De academieraad is actief en heeft goed contact met de directie. Onderwijsevaluaties en verbetervoorstellen worden gericht besproken, zo blijkt uit notulen. Ook wordt er aandacht gegeven aan goede terugkoppeling naar studenten. Studenten voelen zich gehoord. De onderwijscommissie maakt gebruik van signalen uit onderwijsevaluaties, het landelijk overleg of uit het werkveld. Per vakgebied zijn er aandachtsfunctionarissen aangewezen die actualiteiten volgen. De opleiding is bezig met een curriculumvernieuwing (overgang naar BBA) en input van projectgroepen wordt centraal besproken met docenten en onderwijscommissie. Ook de contacten met het werkveld worden ingezet om de curriculumvernieuwing regelmatig te toetsen aan het werkveld. Overwegingen en conclusie Samenhangende onderwijsleeromgeving Op welke wijze vormen de vier elementen een samenhangende onderwijsleeromgeving Uit het voorgaande blijkt dat de opleiding het onderwijsprogramma duidelijk heeft gebaseerd op de landelijke kaders en het onderwijs sterk praktijkgericht heeft ingevuld. Het werkveld is betrokken bij de thematieken en praktijkopdrachten. Studenten krijgen vanaf blok 1 zicht op het werkveld en de beroepsproducten die zij moeten produceren. De opzet van het programma is helder voor studenten en heeft een goede opbouw aldus het panel. De speerpunten (internationalisering en duurzaamheid) zijn herkenbaar in onderdelen en keuzetrajecten. De aandacht voor softskills past bij ontwikkelingen in het werkveld. De meer kennisgerichte focus in de deeltijdopleiding en de koppeling aan de werkzaamheden in de eigen werkomgeving zijn onderbouwd en verantwoord. Studenten worden intensief begeleid direct bij de start van de studie met gerichte intakegesprekken en later via de SLB, zowel individueel als per klas. Het panel is positief over het feit dat studenten afhankelijk van hun leerstijl een meer theoretisch of meer praktische leerroute kunnen volgen.
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
23/57
Ook de extra uitdaging via de keurmerkroutes beoordeelt het panel positief en uitdagend. Het panel is van mening dat de opleiding er in slaagt een praktijk- en studentgericht programma neer te zetten dat een brede basis biedt met mogelijkheden tot verdieping, verbreding en extra specialisaties. Dit beeld komt vooral voort uit de eerste 3,5 studiejaren, daarin zijn de leerlijnen en curriculumvernieuwing het duidelijkst zichtbaar. In de tweede helft van de afstudeerfase is dit nog minder zichtbaar (zie standaard 3). De opleiding heeft een aantal verbetertrajecten ingezet na interne evaluaties in de winterperiode van 2012-2013. Deze bleken tijdens de visitatiedag uit gesprekken met management en docenten. Het panel stemt in met de constatering dat de aandacht voor de onderzoeksvaardighedenleerlijn en voor de onderzoeksvaardigheden bij docenten moet worden aangescherpt. De eerste stappen, onderzoeksvaardighedencursussen voor alle docenten, zijn ingezet. De opleiding kan daarmee meer diepgang brengen in de het praktijkgericht onderzoek. In de eerste drie studiejaren zijn daarvoor al aanscherpingen doorgevoerd. Het panel is overtuigd van de waarde van het onderwijsprogramma en de kwaliteiten van het docententeam. De benodigde expertises zijn aanwezig en nieuwe docenten zijn goed ingewerkt en begeleid. Er is een sterke verbetergerichtheid en docenten hebben oog voor onderwijskwaliteit. Er is een systematische monitoring. Het panel is van mening dat alle vier aspecten (inhoud en vormgeving programma, personeel en voorzieningen) in samenhang bijdragen aan een waardevol opleidingsprogramma en heeft er vertrouwen in dat de versterking van de onderzoeksleerlijn zal doorzetten in het vierde jaar. Bovenstaand beeld wordt bevestigd in de hoge waardering in landelijke enquêtes (NSE, Elsevier en HBO monitor), de toekenning van het zilveren certificaat IiP. Het panel komt op basis van bovenstaande overwegingen tot het oordeel goed.
Standaard 3
Toetsing en gerealiseerde resultaten
De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd. Bevindingen Systeem van toetsing De opleiding hanteert de regels en voorwaarden voor toetsing zoals omschreven in het Toetsbeleid AFM 2010-2013 en de Onderwijs- en Examenregeling 2012-2013 (OER). Beide documenten bieden een helder kader voor het toetssysteem van AFM en de opleiding. Dit omvat de procedures en uitgangspunten voor toetsconstructie, toetsprogramma, toetsafname, puntentoekenning, de organisatie van de toetsing en de kwaliteitszorg van de toetsing. De opleiding hanteert zowel formatieve als summatieve toetsing. Met formatieve toetsing, tijdens het leerproces, wordt de voortgang van de student gevolgd en wordt de student bewust van zijn competentieontwikkeling.
24/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
Met summatieve toetsing, aan het einde van een leerproces, wordt het gewenste niveau bewaakt. In het Toetsbeleid is per fase aangegeven op welk niveau, met welk doel wordt getoetst (proces of product) en welke toetsvormen kunnen worden ingezet. Daaruit blijkt dat een breed scala aan toetsen wordt ingezet, bijvoorbeeld voortgangstoetsen essays, overalltoetsen, kennis- en casustoetsen, simulaties en verslagen. Het panel heeft een brede doorsnee van toetsen ingezien en vindt deze van een goed niveau en duidelijk gericht op de inhoud van de onderwijsblokken. Per onderwijsblok in de P- en de K-fase is er een toetsteam dat voorafgaand aan het onderwijsblok de toets, de toetscriteria en een beoordelingsmodel vaststelt. De toetsopzet is bij de start van een onderwijsblok bekend bij studenten. De toetscommissie checkt of de toetsen aansluiten op de leerdoelen en competenties. Het panel heeft voorbeelden van regelmatige steekproeven van de toetscommissie gezien. In de E-fase wordt een toets door een vakdocent gemaakt en gescreend door een vakcollega (4-ogen principe). De opleiding werkt niet met toetsmatrijzen. Studenten hebben toegang tot voorbeeld- en oefentoetsen. Uit gesprekken en evaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de aansluiting van toetsen op de leerstof en dat zij goed weten welk soort toets zij moeten verwachten. Er zijn op dit punt geen verrassingen. Toetsen worden snel nagekeken: in de daaropvolgende week. Toetsen worden niet door de eigen docent nagekeken, maar door een onafhankelijke docent. Zo wordt zoveel mogelijk het 4-ogen principe toegepast. Voor voltijdstudenten geldt dat zij de herkansing twee weken na de eerste toetsing al kunnen doen. Dit legt druk op de nakijktermijn, maar docenten en studenten geven aan dat dit zelden problemen geeft. Ook in de NSEenquête is er een goede score voor het tijdig bekendmaken van resultaten en beoordelingen. Bij beoordelingen wordt gebruik gemaakt van vaste correctiemodellen en standaardformulieren voor beoordeling van rapportages en presentatie. Het panel adviseert de opleiding de weging tussen beide onderdelen duidelijker te vermelden en de aandacht voor vastlegging van de feedback van docenten verder door te zetten. Studenten ontvangen vaak mondelinge toelichting tijdens inzagemomenten. Uit gesprekken met docenten blijkt dat zij de beoordelingen bespreken (4-ogen principe) en vaak op één lijn zitten qua beoordeling. Dit is voor het panel niet altijd traceerbaar in de beoordelingsformulieren. Het panel is van mening dat er valide en betrouwbaar wordt getoetst, de inzichtelijkheid kan worden versterkt. Het panel heeft besproken met studenten en docenten in hoeverre het voor studenten mogelijk is om mee te liften op groepsresultaten. Studenten geven aan dat in de eerste twee jaar de tutor daar op coacht en dat studenten op hun inzet worden aangesproken. Studenten geven dit aan in procesverslagen. In het derde studiejaar kunnen studenten zelf werkgroepen samenstellen en weten ze onderling goed wat de gewenste werkhouding en inzet moet zijn.
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
25/57
De borging van de toetsing en examinering is de verantwoordelijkheid van de examencommissie. De examencommissie oordeelt BE-breed voor alle locaties en heeft een onafhankelijke voorzitter. Per locatie is een aparte examenkamer ingesteld. De examencommissie benoemt de examinatoren. Dit zijn meer ervaren docenten per vakgebied/blok. Nieuwe docenten zijn eerste medebeoordelaar om zo de toetsprocedures te leren kennen. De borging van de toetscyclus en de toetsen is gedelegeerd naar de toetscommissie. Uit gesprekken en notulen van de toetscommissie en examencommissie blijkt dat er consequent steekproeven worden genomen van de toetsen tot aan de afstudeerfase. Ook feedback vanuit enquêtes en de opleidingscommissie worden betrokken bij de borging van de toetskwaliteit. Het panel heeft in de afstudeerfase een controle van de geleverde kwaliteit gemist. Er worden door de examencommissie geen steekproeven van eindproducten beoordeeld voor een inhoudelijke kwalitatieve check. Wel wordt de tevredenheid gemeten via enquêtes onder stageverleners en alumni en wordt een extern deskundige betrokken bij de eindbeoordeling. Deze kijkt naar de bruikbaarheid voor de praktijk en het algemene hbo-niveau. Het panel acht deze vorm van controle echter onvoldoende. In de toetscommissie hebben vier á vijf docenten zitting. Een lid is een externe toetsdeskundige. Leden zijn Avansbreed geschoold op het gebied van toetsing en wettelijke kaders. Docenten moeten alle toetsen vooraf aanleveren, waarna de toetscommissie een selectie screent op kwaliteit en betrouwbaarheid. Achteraf wordt ook de uitvoering en beoordeling gecheckt. Opstellers krijgen gerichte feedback en moeten rapporteren over verbetering van de toetsen. Het panel vindt dat de toetscommissie een stevige controlecyclus hanteert en adviseert deze door te zetten naar de werkstukken van de afstudeerfase, zodat de examencommissie werkelijk zicht krijgt op de inhoudelijke kwaliteit en het geleverde niveau. De opleiding heeft in januari 2013 een jaarlijkse studiedag georganiseerd gericht op de constructie van toetsen en de beoordeling. Externe deskundigen hebben samen met docenten toetsen beoordeeld en gesignaleerde verschillen tussen docenten besproken. Als vervolg is gerichte scholing ingezet en hebben docenten meer intervisie. De collegiale uitwisseling wordt meer geformaliseerd, waardoor volgens de docenten meer scherpte in de beoordeling wordt ingebouwd. Tegelijkertijd worden docenten ook geschoold in onderzoeksvaardigheden als voorzet naar begeleiding en beoordeling van afstudeerwerk. Deeltijd: De toetsprocedures en –kaders zijn voor de deeltijdopleiding gelijk, met uitzondering van de nakijktermijn en herkansingsmogelijkheden. Docenten hebben twee weken tijd voor aanlevering van cijfers en herkansingen worden afgenomen in een volgend onderwijsblok. Inhoudelijk zijn de deeltijdtoetsen afgeleid van de voltijdtoetsen. Concluderend is het panel van mening dat de opleiding beschikt over een stevig toetssysteem, met een variatie aan toetsen die goed aansluit op de onderwijsinhoud.
26/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
Studenten en docenten zijn duidelijk op de hoogte van de eisen en criteria. De organisatie en uitvoering van de toetsen verloopt goed. De examencommissie en toetscommissie borgen de kwaliteit, waarbij de toetscommissie geregeld steekproeven houdt voorafgaand en na uitvoering van de toetsing. Het panel adviseert het consistente beeld van de eerste 3,5 jaar door te zetten naar de beoordeling in de afstudeerfase. Het panel constateert uit gesprekken met docenten en management dat er kwaliteitsbewustheid is en dat docenten denken in lijnen van verbetering en verdere groei in kwaliteit. Een werkelijke inhoudelijke controle van de afstudeerwerken, is een laatste stap die gezet moet worden, aldus het panel. Realisatie van de beoogde eindkwalificaties Tijdens het afstuderen toont de student aan dat hij de verworven expertise zelfstandig kan inzetten in de beroepspraktijk. Met het afstuderen worden alle algemene competenties getoetst en afhankelijk van de soort afstudeeropdracht één of meerdere inhoudelijke competenties. Alle competenties zijn in het eerder doorlopen onderwijsprogramma al een keer op het eindniveau getoetst. De afstudeeropdracht is gericht op een actueel bedrijfseconomisch vraagstuk bij een bedrijf. Het afstuderen vindt bij de voltijdopleiding in duo’s plaats. De rapportages worden gezamenlijk beoordeeld. Voor presentatie en mondelinge verdediging wordt iedere student individueel beoordeeld. Redenen voor duo-afstuderen zijn, het kunnen tonen van softskills zoals samenwerking, het elkaar kunnen motiveren en stimuleren, het verder kunnen uitdiepen van opdrachten en daarmee realiseren van een hogere productkwaliteit. Deeltijders studeren zelfstandig af en doen meestal een praktijkonderzoek in hun eigen werkorganisatie. Studenten zoeken zelf een geschikt bedrijf en afstudeeropdracht of putten uit de contacten van de opleiding. De afstudeeropdracht moet bij aanvang zijn goedgekeurd door de afstudeercommissie. Deze keurt de opdrachten op: voldoende omvang en diepgang, eigen inbreng per student, oriëntatie op bedrijfsprocessen en –onderdelen en de relatie met de afstudeerdoelen. Ook wordt gekeken naar de kwaliteit van de bedrijfsbegeleiding en benodigde voorzieningen. De student krijgt een eerste en een tweede begeleider toegewezen. De tweede begeleider staat meer op afstand en participeert in de goedkeuringsprocedure voor de rapportages (concept en eind) en de eindbeoordeling. Deeltijdstudenten krijgen één begeleider toegewezen. Het afstuderen beslaat 30 EC (deeltijd 20 EC) en een periode van twintig weken. Snel na aanvang stelt de student een interim-rapport op met een beschrijving van de benodigde kennisbasis en onderzoekstechnische aanpak. De student houdt een logboek bij van uitgevoerde werkzaamheden en behaalde resultaten. De student schrijft een concepteindrapport, met aandacht voor een terugkoppeling van de praktijkresultaten aan de theorie/kennisbasis. De afstudeerbegeleiders geven een advies over de afstudeerwaardigheid. Studenten beslissen op basis van de feedback of zij op willen gaan voor de mondelinge presentatie en verdediging en bijgaande inlevering van het eindrapport. De individuele verdediging en beoordeling vinden plaats met de twee afstudeerbegeleiders, tevens examinator, en een externe deskundige uit het werkveld (adviserend). De input van de bedrijfsbegeleider wordt als advies meegewogen.
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
27/57
De scriptie en de mondelinge verdediging worden elk met een cijfer gewaardeerd en de externe deskundige en de bedrijfsbegeleider geven een advies voor de beoordeling. Zowel de scriptie als de verdediging, moet minimaal voldoende scoren en beide wegen even zwaar. De individuele beheersing en verantwoording tellen voor 50%. Compensatie van cijfers is niet mogelijk. Bij een oordeel onvoldoende moet de scriptie worden herschreven of aangevuld en opnieuw worden verdedigd. Het panel heeft de afstudeerprocedures, de beoordelingsformulieren en vijftien voltijdwerkstukken (waarvan twee mono) en vier deeltijdwerkstukken (zie bijlage 5) ingezien. Het panel heeft daar de onderstaande observaties en conclusies bij. De door de opleiding benoemde voordelen van het duo afstuderen komen niet duidelijk tot uiting in de eindwerkstukken. De individuele bijdrage per student is niet zichtbaar aangezien de verslagen gericht zijn op het eindproduct voor het bedrijf en niet op weergave van de onderlinge processen en bijdragen. De verschillen tussen studenten signaleert de eerste beoordelaar uit tussenverslagen, logboeken en begeleidingsgesprekken. Het panel heeft hier geen weergaven van gezien. In de mondelinge verdediging komen wel verschillen tussen studenten tot uiting van een half of een heel punt in de waardering. Het voordeel van grotere en meer diepgaande opdrachten komt niet altijd tot uiting in het eindproduct. Ook hier kan vastlegging in een plan van aanpak en/of een procesverslag meer inzicht verschaffen. Het panel pleit er voor de omvang en diepgang van de opdrachten scherper te screenen, zeker in de huidige tijd waar het niet altijd meevalt om een afstudeeropdracht te krijgen binnen bedrijven. Het panel erkent het voordeel dat duo’s binnen een bedrijf gezamenlijke sterker kunnen staan in handhaven van aanpak en onderzoekslijnen of het inbrengen van kritische standpunten. De scripties hebben voor het merendeel duidelijke toegevoegde waarde voor de bedrijven. De verslagen zijn gericht op bruikbare producten en adviezen voor het bedrijf. Bij een aantal bedrijven zijn deze ook daadwerkelijk opgevolgd. Nadeel is, dat de verantwoording van de onderzoeksopzet en de onderbouwing vanuit een theoretisch kader niet goed tot uiting komen. Navraag bij een specifieke scriptie laat zien dat in zo’n situatie de student in het interim-rapport wel een heldere onderzoeksopzet en theoretisch kader heeft geschetst, maar dit niet duidelijk in de eindversie heeft overgenomen. Het panel pleit ervoor de eindscripties ook meer gericht moeten zijn op de onderzoekende houding die studenten moeten tonen bij de aanpak van het praktijkprobleem. Bij eenderde deel van de scripties vindt het panel het gebruik van bronnen mager. Het panel is van mening dat studenten meer kunnen worden aangespoord tot gebruik van actuele en wetenschappelijke bronnen. Verwijzingen naar gebruikte bronnen voldoen vaak niet aan standaard APA-regels. In het huidige curriculum wordt daar al meer aandacht voor gevraagd. Het panel vindt het positief dat in de beoordelingen wordt gewerkt met een meer onafhankelijke tweede begeleider/beoordelaar en met een externe beoordelaar. Ook hier wordt het 4-ogen principe toegepast. Wel plaatst het panel een kanttekening bij de invulling van het beoordelingsformulier. Het is niet altijd duidelijk wat de criteria zijn voor een goede of matige score.
28/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
De ingevulde feedback verschilt per docent en is niet altijd goed relateerbaar aan de gegeven cijfers. Studenten geven aan dat docenten ook mondelinge feedback geven. Sommige docenten geven op het beoordelingsformulier nog veel leerpunten mee. De opleiding heeft in januari 2013 deze verschillen ook gesignaleerd en heeft intervisie gestart om de beoordeling en invulling van de formulieren meer eenduidig te krijgen. Veel van de bestudeerde eindwerkstukken zijn goed, praktijkgericht en bieden interessante oplossingen/adviezen voor bedrijven. Van de negentien eindwerkstukken vond het panel er echter twee (1 vt en 1 dt) onvoldoende getuigen van het gewenste hboniveau en bij twee werkstukken (1vt en 1 dt) waren er twijfels. Deze werkstukken hebben geen goed ingekaderde vraagstelling, zijn meer beschrijvend van aard, hebben weinig actuele literatuur gebruikt en ook de onderbouwing van de methodische aanpak en de uitvoering laat te wensen over. Het panel heeft deze werkstukken besproken met de opleiding om meer zicht te krijgen op de achtergronden en de prestaties bij de mondelinge verdediging, omdat de verdediging toch 50% van het cijfer uitmaakt. Na deze bespreking zijn de twijfels bij twee werkstukken afgezwakt. Een studentenduo mocht volgens de toen geldende voorwaarden een vijf voor een verslag compenseren met een goede mondelinge verdediging. De beoordeling van de opleiding was in dit geval terecht. Eén student ontving weinig begeleiding in het bedrijf en was schriftelijk duidelijk minder sterk dan in de mondelinge presentatie en verdediging. Zijn sterk verbeterde rapport is positief beoordeeld in een herkansing en conform afspraken ontving hij maximaal een zes als eindcijfer, terwijl zijn mondeling wel een hoger cijfer waard was. Het panel accepteert deze nadere toelichting van de opleiding. Resteren er twee werkstukken waarover het panel niet tevreden is. Een studentenduo heeft onder zeer moeilijke omstandigheden (faillissement stagebedrijf en slechte begeleiding en procesgang) mede gedwongen door tijdnood een nog zo goed mogelijk rapport geleverd. Het rapport had volgens het panel in korte tijd nog hersteld kunnen worden qua opbouw en taal. Inhoudelijk waren voldoende gegevens voorhanden. Dit is echter niet gebeurd. Dat vindt het panel jammer aangezien een verbeterslag het rapport kwalitatief een stuk verder had kunnen krijgen. Een deeltijdwerkstuk vindt het panel niet aan de maat. Dit werkstuk bevatte weinig eigen onderzoek, was beschrijvend, slecht van structuur en slecht in taalgebruik. Met twee van de negentien rapporten die volgens het panel niet geheel voldoen, zit de opleiding op de tien procentsgrens (10,5%) die wordt gehanteerd door de NVAO. Gezien het feit dat een werkstuk met een relatief kleine verbeterslag veel had kunnen winnen en het feit dat de opleiding veel verbeteringen inzet in de afstudeerfase (zie toetsing en personeel) is het panel van mening dat de opleiding voldoet aan de gestelde normen. De opleiding is zich bewust van de noodzaak van een goede kwaliteits- en niveaubewaking. De docenten zijn zeer verbetergericht en scholing en afstemming in de beoordeling is al ingezet. De onderzoeksleerlijnen en het belang van een goede vraagstelling en onderzoeksopzet worden in de eerste drie jaren nu meer ingebracht. Examinatoren geven aan dat met de huidige lichting afstudeerders er meer aandacht wordt gegeven aan de afstemming tussen beoordelaars en met externe adviseurs en begeleiders.
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
29/57
Het panel adviseert de opleiding om het inzicht in de mondelinge presentatie en verdediging te verbeteren, bijvoorbeeld via een kort proces-verbaal met gerichte onderbouwing en feedback. Daar wordt nu op het beoordelingsformulier te weinig en te wisselend gebruik van gemaakt. Het panel heeft ook gekeken naar gegevens over het functioneren van afgestudeerden. Uit gesprekken met alumni, werkgevers en externe deskundigen blijkt dat alumni prima functioneren in de beroepspraktijk. Alumnionderzoek laat zien dat de opleiding goed aansluit op de beroepspraktijk en studenten daar goed op voorbereidt. De praktijkgerichtheid wordt als sterk punt benoemd, evenals de kennisinhoud. De opleiding is, volgens HBO-monitor gegevens, een goede basis voor een start op de arbeidsmarkt en een goede basis om competenties te verwerven. De opleiding scoort daar hoger dan het landelijk gemiddelde. Het panel constateert dat de opleiding de verbeterpunten uit de vorige visitatie in 2007 (methodologische onderbouwing en structuur verslagen) heeft opgepakt. Dit is aangepakt door beroepsproducten meer centraal te stellen. Echter daardoor komt de verantwoording van het leerproces van de student niet duidelijk aan de orde in de verslagen. De onderzoeksvaardigheden worden inmiddels zwaarder aangezet tijdens de hele studie, mede door de aanstelling van een docent onderzoeksvaardigheden en scholing vanuit het lectoraat/hogeschool. Dit komt nog niet tot volle uiting in de eindwerkstukken van meer dan een jaar geleden. De opleiding is positief over de pilot bij de huidige lichting afstudeerders, waarbij studenten participeren in afstudeerkringen. Daarbij wordt gediscussieerd over onderzoeksopzet en bijvoorbeeld literatuurgebruik. De groepen hebben een procesbegeleider en krijgen input van een externe inhoudelijk expert. Overwegingen en conclusie Het panel is van mening dat zij een opleiding in transitie heeft aangetroffen. Het panel is positief over de verbeteringen en de koers die de opleiding volgt. Het toetssysteem van de opleiding is adequaat en wordt goed gemonitord door de toetscommissie. De opleiding hanteert gevarieerde toetsen, met veel praktijkopdrachten. Het 4-ogenprincipe is geaccepteerd bij zowel de toetsconstructie als de beoordelingen. Met de sterke groei en verdubbeling van het docententeam is dit een grote uitdaging. Docenten worden vanuit de hogeschool en de academie geschoold in toetsing en beoordeling. Het panel constateert dat de ingezette verbeteringen (toetsing en onderzoeksleerlijn) tot en met het derde jaar goed zichtbaar zijn. In de eindwerkstukken van het vierde jaar is de lijn minder herkenbaar. Die studenten hebben nog een oud curriculum gevolgd met minder aandacht voor onderzoeksvaardigheden en verslaglegging. De opleiding is actief bezig met het evalueren van beoordelingen en zich bewust van verschillen van docenten in beoordeling en feedback. Dit wordt aangepakt door meer intervisie tussen beoordelaars en door gerichte scholing. Het panel vindt het jammer dat dit niet in een eerder stadium is ingezet. Het panel is van mening dat de examencommissie een meer actieve rol zou moeten innemen in het nemen van steekproeven van eindwerkstukken om zo het niveau en de kwaliteit in kaart te brengen.
30/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
De examencommissie is nog te veel gericht op de check van procedures en richtlijnen. Er moet een werkelijke borgingscheck van afstudeerwerkstukken plaatsvinden. De afstudeerwerken zijn sterk praktijk- en productgericht. Er moet meer aandacht komen voor de verantwoording van het leerproces. Het panel is niet altijd positief over het duoafstuderen. ‘An sich’ is dit geen probleem, mits er vooraf een duidelijker screening is naar de omvang en diepgang van bedrijfsopdrachten en er een duidelijker taakverdeling wordt vastgelegd. Met de door het panel getrokken steekproef van eindwerkstukken zit de opleiding op de grens van acceptatie. Het panel is van mening dat de ingezette verbeteringen een betere kwaliteit zullen opleveren. Het panel adviseert dit beter vast te leggen door een duidelijker verslag van de mondelinge presentatie en verdediging, een duidelijker procesverslag naast het productverslag, afstemming in gebruik van beoordelingscriteria en invulling van feedback. De opleiding is zich bewust van de noodzakelijke aanscherping en heeft daartoe al de eerste stappen gezet, getuige de versterking van het toetssysteem en de onderzoeksleerlijn. Het panel is er van overtuigd dat dit de positieve oordelen over het functioneren van alumni in het werkveld verder zal bestendigen. Alumni hebben banen die duidelijk op het gewenste hbo-niveau liggen. Het panel komt op basis van bovenstaande overwegingen tot het oordeel voldoende.
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
31/57
32/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
3
Eindoordeel over de opleiding
Oordelen op de standaarden Het visitatiepanel komt tot de volgende oordelen op de standaarden: Standaard 1 Beoogde eindkwalificaties 2 Onderwijsleeromgeving 3 Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties
Oordeel voltijd Voldoende Goed Voldoende
Oordeel Deeltijd Voldoende Goed Voldoende
Overwegingen en conclusie Het visitatiepanel beoordeelt de kwaliteit van de bestaande hbo-bachelor opleiding Bedrijfseconomie, locatie Den Bosch, van Avans Hogeschool als voldoende.
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
33/57
34/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
4
Aanbevelingen
Ter ondersteuning van de verbeterfunctie en de verdere ontwikkeling van de opleiding, wil het panel de volgende aanbevelingen meegeven aan de opleiding:
Standaard 1: • Zet de revitalisering van de werkveldadviescommissie door en gebruik deze input om de visie, de doelstellingen, het curriculum en het bereikte niveau regelmatig te toetsen aan ontwikkelingen in het werkveld. Standaard 2: • Scherp de richtlijnen voor bronvermelding in werkstukken en afstudeerverslagen aan. Standaard 3: • Verbeter het inzicht in de beoordeling van de mondelinge prestentatie en verdediging bij het afstuderen, bijvoorbeeld door een kort procesverbaal toe te voegen. Daarmee kan ook de afstemming tussen de beide examinatoren worden verhelderd. • Werk aan de verdere specificering van het beoordelingsformulier afstuderen, zodat de onderbouwing van de puntentoekenning meer traceerbaar is. • Scherp de screening van de afstudeeropdrachten aan qua omvang, diepgang en de mogelijkheid tot taakverdeling voor duo’s. • Laat studenten bij het afstuderen ook een procesverslag leveren naast het productverslag, zodat de taakverdeling tussen studenten duidelijker wordt. • Zet de versterking kwaliteitsborging, al gerealiseerd in de eerste drie jaren, duidelijker door naar de eindfase. Laat de examencommissie meer inhoudelijke checks uitvoeren op de kwaliteit van de eindwerkstukken.
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
35/57
36/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
5 Bijlagen
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
37/57
38/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
Bijlage 1: Eindkwalificaties van de opleiding
Conform de domeincompetenties van het LOB. Inhoudelijke competenties 1. Ontwerpen, inrichten en onderhouden van (geautomatiseerde) financiële en niet-financiële informatiesystemen; 2. Vormgeven, inrichten en toetsen van de administratieve organisatie; 3. Bepalen en beheersen van financieel-economische en fiscale risico’s; 4. Bepalen en verstrekken van financieel-economische en fiscale informatie voor de besluitvorming; 5. Verstrekken van informatie t.b.v. externe belanghebbenden; 6. Geven van adviezen en het verlenen van diensten op financieel-economisch en fiscaal terrein aan belanghebbenden. Algemene competenties 7. Teamwork (interpersoonlijk, samenwerken); 8. Communicatieve competentie (interpersoonlijk, organisatie); 9. Zelfmanagement (intrapersoonlijk, beroepsbeoefenaar of professional). De competenties worden op drie niveaus gedefinieerd. Niveau 1 is het basisniveau, niveau 2 is een verdieping en niveau 3 is het eindniveau van de hbo-opleiding.
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
39/57
40/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
Bijlage 2: Overzicht opleidingsprogramma
Oerzicht van het volledige curriculum De voltijd opleiding Bedrijfseconomie is als volgt opgebouwd: Jaar 1 (gezamenlijk met Accountancy)
Blok 1
Blok 2
Blok 3
Blok 4
Managementgame & EyeLove
Houtimport Van den Hoogenhoff & PWC Inrichten financiële administratie
Bata
Gemeente Boxmeer
Kostprijs
Risico
Banken
Mars
KPMG Accountants
Ondernemingsplan
Administratie en Informatie
Controle en Risico
Jaarrekening Jaar 2 (gezamenlijk met Accountancy)
Fagro & Witlox Accountants Reporting & Business Control
Jaar 3
Stage
Stage
Kinkelder BV Deelnemingen consolidatie overname
Kinkelder BV Deelnemingen consolidatie overname
Jaar 4
Minor
Minor
Afstuderen
Afstuderen
Schuingedrukt staan de belangrijkste betrokken bedrijven en instellingen, daaronder wordt het overkoepelende onderwerp vermeld.
De deeltijd opleiding Bedrijfseconomie is als volgt opgebouwd: Jaar 1 (gezamenlijk met Accountancy) Jaar 2 (gezamenlijk met Accountancy)
Blok 1
Blok 2
Blok 3
Blok 4
Propedeuse
Propedeuse
Propedeuse (Bata-casus)
Propedeuse (Batacasus)
Kernfase (Mars)
Kernfase (Mars)
Kernfase Kernfase (Ondernemingsplan) (Ondernemingsplan)
Jaar 3
Kernfase (KPGM)
Kernfase (KPMG)
Eindfase (Kinkelder overname)
Eindfase (Kinkelder overname)
Jaar 4
Minor Fiscaal Advies
Minor Fiscaal Advies
Eindfase (Afstuderen)
Eindfase (Afstuderen)
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
41/57
42/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
Bijlage 3: Deskundigheden leden visitatiepanel en secretaris Nadere informatie over de achtergronden van de leden van het beoordelingspanel en secretaris: De heer drs. H. Ploeger, voorzitter De heer Ploeger is ingezet vanwege zijn onderwijsdeskundigheid op het gebied van Informatica, Bedrijfseconomie en Accountancy. De heer Ploeger is senior onderwijs adviseur en docent economische opleidingen (Bedrijfseconomie en Accountancy) aan Hogeschool Windesheim en docent informatica aan Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast heeft hij bijdragen geleverd aan internationale congressen in onder andere Canada, Engeland en Spanje. Voor deze visitatie heeft de heer Ploeger onze handleiding voor panelleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1997 1994 1981
Doctoraalexamen Pedagogiek en Onderwijskunde in het traject Wijsgerig Historische Pedagogiek (WHP) aan de Universiteit van Utrecht Eerste graads bevoegdheid Pedagogiek en Onderwijskunde Hbo-diploma Pedagogische Academie
Werkervaring: 1999 - heden - Senior onderwijs adviseur en docent Economische opleidingen (Bedrijfseconomie en Accountancy) - Hogeschool Windesheim - Docent Informatica, faculteit Bedrijfswetenschappen - VU Amsterdam 1995 - heden Docent - Markus Verbeek (particuliere Hogeschool) 1988 - 1999 Docent Informatica - MEAO ‘De Factoor’ later ‘Landstede’ in Zwolle 1981 - 1987 Onderwijzer lager onderwijs - Ds. J.L. Piersonschool in Hengelo Publicatie: ‘Do’s and don’ts of the use of simulations in higher education’ - World Conference on E-Learning in Corporate, Government, Healthcare, & Higher Education 2009 - (Volume 6)
De heer mr.drs. M. Meuleman De heer Meuleman is ingezet als panellid vanwege zijn auditdeskundigheid, zijn onderwijsdeskundigheid en domeindeskundigheid. De heer Meuleman beschikt over auditdeskundigheid door zijn ervaring met diverse audits op het gebied van kwaliteitsbeheersingssystemen ISO-9000, 9001, 9002 en HACCP en zijn ervaring met visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs. Over onderwijsdeskundigheid beschikt hij doordat hij ruim 15 jaar ervaring heeft als docent en als bestuurder binnen het hoger beroepsonderwijs, in de particuliere sector en in het reguliere hbo-onderwijs. Hij is lid van de examencommissies SPD JAB A/B en JMB. Zijn domeindeskundigheid strekt zich uit van wiskunde en statistiek, bedrijfseconomie, bedrijfswiskunde en logistiek tot hbo rechten. Voor deze visitatie is hij aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 2008 – 2012 2004 – 2006
Master of Science Applied Mathematics (2012) Doctoraal rechten (2006)
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
43/57
2002 – 2005 1998 – 2002 1992 – 1996 1988 – 1992 1982 - 1988
Doctoraal algemene economie (2005) Doctoraal bedrijfseconomie (2002) MO-A: Boekhouden / MO-B: Handelswetenschappen (1996) Wiskunde en Natuurkunde (Lerarenopleiding) (-) VWO
Werkervaring: 2011 – 2013 Ontwikkeling hbo-rechten - NHA opleidingen 2008 – heden Hogeschoolhoofddocent bedrijfseconomie en hoofdopleiding bedrijfseconomie deeltijd en AD – Haagse Hogeschool / TIS / TH-Rijswijk 2006 – 2008 Hoofd opleiding hbo-rechten en SJD - Hogeschool Leiden 2005 – 2006 Ontwikkeling hbo-rechten NCOI 2004 – 2005 Ontwikkeling hbo-financieel management - NCOI 2002 – 2010 Scriptiebegeleider - Universiteit Nyenrode 1998 – heden Financieel directeur Logistiek organisatie - Obeka BV 1997 – 1998 Hogeschooldocent HEAO (wiskunde en statistiek) Hogeschool West-Brabant 1993 – heden Hogeschooldocent bedrijfscalculaties en statistiek - Hogeschool Markus Verbeek 1992 – 1997 Hoofd administratie Van Opdorp Transport Publicaties: • De afhankelijke en belangenloze rechter, in: verzamelbundel: Recht der werkelijkheid, Reed Business Elsevier (2007), Dr. mr. H. Gommer en mr. drs. M. Meuleman • Controle op de rechter, in: tijdschrift Trema (2007), mr.drs. M. Meuleman en mr. dr. H. Gommer • Intellectual Capital: Measuring and Value, in: tijdschrift voor intellectueel kapitaal (2003-1) Prof. Dr. L.H.H. Bollen, drs. E. Lehman en drs. M. Meuleman
De heer drs. H. van der Wal De heer Van der Wal is ingezet vanwege zijn werkveld- en onderwijsdeskundigheid op het gebied van (commerciële) economie en financial services management en vanwege zijn inzicht in de internationale ontwikkelingen in dit werkveld. De heer Van der Wal is mede-eigenaar en adviseur bij IJsselvliet Organisatieadviseurs. Daarnaast is hij docent cost management en afstudeerbegeleider aan de Executive Master of Finance and Control aan de Universiteit van Amsterdam en docent voor NIVÉ Opleidingen, Intermediair Trainingen en Kluwer. Voor deze visitatie heeft de heer Van der Wal onze handleiding voor panelleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1990 – 1992 1978 – 1984 1972 – 1978
Post-doctorale opleiding CICO (Groeps- en organisatie dynamiek) - Universiteit van Diepenbeek (B) en Leuven (B) Algemene economie (monetaire macro economie), cum laude afgestudeerd Rijksuniversiteit Groningen Atheneum B - Drachtster Lyceum te Drachten
Werkervaring: 2008 – heden Adviseur en mede-eigenaar - IJsselvliet Organisatieadviseurs
44/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
2011 – heden Docent Management Accounting Executive Master of Finance and Control (EMFC)– Amsterdam Business School (ABS) - Universiteit van Amsterdam 2007 – 2011 Lector instituut Financieel Economisch Management (FEM) in het middenbedrijf Kenniscentrum Ondernemerschap – Hanzehogeschool Groningen 2003 – 2008 Senior manager advisory - KPMG Accountants / Management Consultants 2001 – 2003 Verantwoordelijk voor integratie financiële functie - LG.Philips Displays International (50/50 joint venture van Philips (NL) en LG Electronics (Korea), gevestigd te Hong Kong (SAR) 1993 – 2001 Adviseur financieel management en bedrijfsvoering - KPMG Accountants 1985 – 1993 Philips Gloeilampenfabrieken N.V. Overig: - Verzorgen van in-house opleidingsprogramma interim finance professionals (CFO’s en controllers) in Marrakech (2011) en in Lissabon (2012) - Verzorgen van tweedaagse opleiding De Nieuwe Controller, in samenwerking met NIVÉ Opleidingen - Lid van Vereniging voor Financieel-Economisch Management (FINEM) Publicaties: 2012 2012 2010 2009
Hoe krijg ik meer focus in de mijn strategie, lezing in het kader van Kennispoort Zwolle, september Beroepsopvatting in de praktijk. Controller moet eigen rol en positie herdefiniëren. De Graaf, van der Wal, Finance & Control, april (artikel) Kwaliteit financiële administratie naar hoger niveau. Gadellaa, van der Wal, Tijdschrift Administratie, nummer 5, mei (artikel) Financiële Functie Volwassenheidsmatrix. De financiële functie de maat genomen. Roeters, van der Wal, in Excellent Presteren, Visie op betere bedrijfsvoering, Algera (redactie), KPMG, Amstelveen
Mevrouw A.J. Lely Mevrouw Lely is ingezet als studentlid. Zij volgt in deeltijd de hbo-bacheloropleiding Bedrijfseconomie en in voltijd de hbo-bacheloropleiding Vastgoed & Makelaardij bij Hanzehogeschool Groningen. Tevens is mevrouw Lely lid van het PR-team Vastgoed & Makelaardij, klassenvertegenwoordiger en lid van het studentpanel. Daarnaast geeft zij bijles bedrijfseconomie en algemene economie. Mevrouw Lely is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is mevrouw Lely aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 2013 – heden 2011 – heden 2008 – 2009 2001 – 2008
Bedrijfseconomie (deeltijd) - Hanzehogeschool, Groningen Vastgoed & Makelaardij (voltijd) - Hanzehogeschool, Groningen Hotel- en eventmanagement (voortijdig gestopt) - Hogeschool Tio, Utrecht Havo - Koning Willemina College, Culemborg
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
45/57
Werkervaring: 2012 – heden Flexpool horeca - Young Uitzendbureau, Roden 2012 Flexpool horeca - ABG Pro-Equipe, Groningen 2011 – 2011 Ambulant Food & Beverage medewerkster - Crowne Plaza Hotel Amsterdam Schiphol Airport, Hoofddorp 2009 – 2011 Ambulant Food & Beverage medewerkster - Sheraton Hotel & Conference Center te Schiphol Airport 2009 – 2009 Banqueting Trainee - Sheraton Hotel & Conference Center te Schiphol Airport 2007 – 2008 Verkoopmedewerkster - Zara Nederland B.V., ’s-Hertogenbosch 2007 – 2007 Receptioniste - Smartpoint B.V., Geldermalsen Overig: 2013 – heden Bijles bedrijfseconomie en algemene economie - Studievereniging Villa ’96 i.s.m. Hanzehogeschool, Groningen 2012 – heden PR Team Vastgoed & Makelaardij - Hanzehogeschool, Groningen 2011 – heden Klassenvertegenwoordiger en lid studentenpanel - Hanzehogeschool, Groningen 2009 – heden Organisatie jaarlijks charity-event - Lions Club International, WaddinxveenBoskoop 2008 – 2010 Voorlichter - Interlanguage, Rotterdam 2008 Cursus Frans, niveau Delf B1 - Language Studies Canada, te Montréal, Québec, Canada 2005 – 2007 Leerling-mentoraat - Koningin Wilhelmina College, Culemborg
Mevrouw drs. P. Göbel Mevrouw Göbel is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft meer dan tien jaar ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. Ze heeft bij Lloyd’s auditcursussen gevolgd. Verder heeft zij twintig jaar ervaring met ontwikkelen van onderwijsprogramma’s, lesgeven en beoordelen van studenten en met management in het hoger beroepsonderwijs in uiteenlopende sectoren. Mevrouw Göbel heeft in het najaar van 2010 deelgenomen aan de training van de NVAO en de intervisie in 2012. Zij is gecertificeerd secretaris. Opleiding: 1976 – 1979 1971 – 1976
Rijksuniversiteit Utrecht, Nederlandse taal- en letterkunde Tweedegraads lerarenopleiding: Nederlands en Engels
Werkervaring: 2005 – heden 2004 – heden 2000 – 2004 1997 – 2000
secretaris en adviseur Raeflex senior auditor en adviseur NQA Medewerker kwaliteitszorg bij de HBO-raad Projectleider bij de afdeling Onderwijszaken van de Saxion Hogeschool Enschede
46/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
1994 – 1997 1993 – 1995 1987 – 1993 Hogeschool
Directeur van het instituut Welzijn en Arbeid bij de Saxion Hogeschool Enschede Studentendecaan en vertrouwenspersoon bij de sectoren Welzijn en Arbeid, Lerarenopleiding Basisonderwijs en Conservatorium Studentendecaan en vertrouwenspersoon bij de sector Economie Saxion
1980 – 1993
Enschede Docent taalbeheersing bij de sector Economie Saxion Hogeschool Enschede
Overig: 2006 – 2011
lid hoofdbestuur VVAO
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
47/57
48/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
Bijlage 4: Bezoekprogramma 28 en 29 mei 2013 Dag 1 Tijdstip 12.30 – 13.30 uur 13.30 – 18.30 uur
Programmaonderdeel Deelnemers Lunch en kennismaking Panel Materiaalbestudering: Panel - Studiemateriaal - Studentmateriaal - Alle door NQA geselecteerde scripties Spreekuur en rondleiding (+ ½ uur, tijd in overleg)
Dag 2 Tijdstip 08.30 – 09.15 uur
Programmaonderdeel Blok Inhoud I: afstuderen
09.30 – 10.15 uur
Blok Inhoud II: afstudeerfase
10.30 – 11.15 uur
Blok Inhoud III: propedeuse en hoofdfase Gesprek met docenten
11.30 – 12.15 uur
12.15 – 13.15 uur
Deelnemers (maximaal 6 à 8) Docenten + externe begeleiders/beoordelaars (werkveldvertegenwoordigers) van de 4 door de opleiding geselecteerde afstudeerproducten Studenten afstudeerfase en alumni (afgestudeerd max. 2 jaar), zo mogelijk van de vier door de opleiding geselecteerde afstudeerproducten Studenten propedeuse en hoofdfase Vertegenwoordiging docententeam: spreiding naar studiejaren, vakgebieden, speciale taken (zoals begeleiding, lectoraat) Panel
13.15 – 14.00 uur
Lunchpauze + overleg / extra bestuderen materiaal 1e gesprek met opleidingsmanagement Opleidingsmanagement
14.15 – 15.00 uur
Blok Borging
15.15 – 15.45 uur
Eventuele extra gesprekken
Examencie, toetscie, opleidingscie, curriculumcie, et cetera Nader bepaald door het panel
15.45 – 16.45 uur
Beoordelingsoverleg Panel
Panel
16.45 – 17.30 uur
2e gesprek opleidingsmanagement, inclusief afronding
Opleidingsmanagement, mogelijk aangevuld met enkele ‘kerndocenten’
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
49/57
Overzicht deelnemers gesprekken: Blok I: Docenten + externe begeleiders/beoordelaars Mw. M. Plate AA Extern deskundige, Financial Controller Mr. J. van Wijlen Extern deskundige, Partner BDO Accountants en Belastingadviseurs R. Verhoeff RA Extern deskundige, Mede-eigenaar PT Finance Drs. P. Boers Extern deskundige, Partner Cyclon International Mw. drs. M. Damen Afstudeerbegeleider Ir. G. Penners Afstudeerbegeleider Mw. drs.T. Donkers Afstudeerbegeleider Drs. V. Rutte Afstudeerbegeleider Blok Inhoud II: Studenten afstudeerfase en alumni e Mw. K. van Wijnen 4 jaars student/afstudeerder (HAVO) Mw. B. Aarts 4e jaars student/afstudeerder (HAVO) Dhr. R. v. Veldhoven 4e jaars student/afstudeerder (VWO) Dhr. G. Kivits 4e jaars student/afstudeerder (VWO) Mw. M. Mizee Alumnus Dhr. J. Balvers Alumnus (deeltijd) Dhr. T. de Bruin Alumnus Mw. M. Kip Alumnus Blok Inhoud III: Studenten propedeuse en hoofdfase: Mw. J. van Hoogstraten Student propedeuse (VWO) Mw. A. Vermeer Student propedeuse (VWO) Mw. K. Delien 2e jaars student (HAVO) Mw. L. van Laarhoven 2e jaars student (HAVO) Dhr. R. van Tienen 2e jaars student (HAVO) Dhr. R. de Raat 3e jaars student (VOW) e Dhr. J. van Rooy 3 jaars student (HAVO) Dhr. M. van der Steen deeltijd student (Colloquium Doctum) Gesprek met docenten: Mw. drs. M. Damen Drs. H. van der Hoeven Drs. T. van Boxel Dhr. J. Hufkens Mw. drs. C. Langeraar-Lammers Ir. G. Penners Drs. V. Rutte Mw. drs. L. Timp
Coördinator Minor Fiscaal Advies Docent ERP Stagecoördinatie Docent Financiering Docent Engels/ SLB-er Blokcoördinator K3 Lid kenniskring lectoraat Docent onderzoeksvaardigheden
Blok Borging Dhr. A. Appels Dhr. H. Gruijters Dhr. D. Hol Drs. M. van Lier Dhr. D. Nix Dhr. J. Straver Med. be.ec. Mw. M. Venrooij - Smolders Mw. drs. S. van de Werve
Afstudeercoördinatie Kwalititeitscoördinatie Deeltijdcoördinatie Voorzitter onderwijscommissie BE Toetscommissie Examenkamer Coördinatie SLO Academieraad/opleidingscommissie
Opleidingsmanagement: Mw. mr. A. van Pol Mw. drs. C. Streep Drs. A. Jongeling
Directeur Adjunct directeur Academiecoördinator
50/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
Programma extra gesprek visitatie Bedrijfseconomie Avans Woensdag 26 februari 2014 Tijdstip gesprek in HF105 08.45 09.00 – 10.00
Programmaonderdeel
Deelnemers
Ontvangst Panel Afstuderen en onderzoek
10.15 – 11.15
Gesprek met management
11.30
Terugkoppeling
Hans Gruijters & René Theunis • Mr. Kees de Bekker Coördinator Afstudeercommissie AFM • Drs. Mariette Badal Damen Onderzoek- en afstudeerbegeleider AFM • Drs. René-Pascal van den Boom Onderzoek- en afstudeerbegeleider AAFM • Drs. Wim Huisman Coördinator Afstudeercommissie AAFM • Drs. Jan Peters Afstudeerbegeleider ASIS • Alinda Kokkinou MBA PhD Afstudeercoördinator ASIS • Mr. Anita van Pol Directeur AFM • Drs. Cynthia Streep Adjunct directeur AFM • Ir. Edwin Verlangen Directeur AAFM • René Theunis Teamleider AC/BE AAFM • Drs. Nies Rijnders directeur ASIS • Ronald van Blerck MBA Programma coördinator IFM ASIS • Panel, deelnemers en Hans Gruijters
Reminder voor het panel: • AFM: `s-Hertogenbosch voltijd + deeltijd • AAFM: Breda voltijd • ASIS: Internationaal
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
51/57
52/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
Bijlage 5: Bestudeerde documenten
Documentatie Afstudeerwijzer BE 2012-2013 Afstudeerwijzer BE-AC deeltijd 2012-2013 Alumnionderzoek AFM 2012 Beleidskader bachelor en AD Boks economics 23-6-2008 BOR wijzer deeltijd AC-BE AFM 2012 Businessplan AFM 2013 Comparative Research BE en Equivalent Programs LOOBE 2012 Domeincompetenties economics Elsevier BE 2011 HBO monitor AFM BE Deeltijd 2012 HBO monitor AFM BE Voltijd 2012 Investors in People Kaderregeling examencie sept 2012 Kleurenplaat HBO monitor 2012 Kwaliteitsplan AFM 2012-2016 Landelijk opleidingsprofiel BE (LOB) september 2010 Leerplan BE 2012-2013 Leerstijl- en keurmerkroutes binnen AFM Literatuurlijst BE DT 2012-2013 Literatuurlijst BE VT 2012-2013 Medewerkerstevredenheidsonderzoek Meerjarenbeleidsplan Avans 2011-2014 Met passie en betrokkenheid Notitie HBO Standaard Bachelor of Business Administration 2012 NQA rapport Avans hbo-ba Bedrijfseconomie Accountancy 2007 NSE Academie rapport AFM 2012 OER - BE 2012-2013 Opleidingskader BE 2012-2013 Overzicht afstudeerwerken BE Overzicht bedrijfscontacten 2012-2013 Overzicht personeel AFM per 1 nov 2012 Personeelsplan AFM 12-14 Stagewijzer 2012-2013 Studieloopbaanbegeleiding bij AFM Deeltijd dec 2012 Studieloopbaanbegeleiding bij AFM Voltijd dec 2012 Toetsbeleid AFM 2010-2013 Veranderplan nieuwe curricula
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
53/57
54/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
Bijlage 6: Overzicht bestudeerde afstudeerwerken
Hieronder een overzicht van de studenten van wie het panel de afstudeerwerken heeft bestudeerd. Conform de regels van de NVAO zijn alleen de studentnummers opgenomen. Voltijd: 2011612 en 2009321 2015958 en 2008646 2011613 (mono) 2014463 en 2012767 2004872 en 2004476 2010695 (mono) 2021360 en 2023729 2016813 en 2017382 2005301 en 2029152 2018144 en 2017319 2026198 en 2016314 2015358 en 2017879 2020901 en 2018452 2018290 en 2009639 2017964 en 2026268 2015888 en 2026712 2015792 en 2017777 2029174 en 2027815
Deeltijd: 2011861 1097850 2023357 2023871 2033234 2032839
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
55/57
56/57
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
Bijlage 7: Verklaring van volledigheid en correctheid
© NQA - Avans Hogeschool: Bedrijfseconomie Den Bosch - BOB
57/57